Influencer Seema Anand over de Kama Shastra – Mahesvari Autar
De hindoegemeenschap is aan zet! Het westen heeft zich begrippen uit de hindoefilosofie, zoals Ayurveda, Mantra, Yogaen Ka(r)ma volledig eigen gemaakt, maar vaak zonder de bron te erkennen. Het is daarom aan hindoes om de dieperliggende essentie in hapklare TikTok-taal te verspreiden door het eerst zelf goed te leren duiden. Dan is het best mogelijk om de media een stap voor te zijn en hen nog steviger te voorzien van repliek, zeker als de media feitelijke onjuistheden publiceren over aan het hindoeïsme gerelateerde thema’s. Met dit als achterliggend motief introduceert cultuurplatform DesiYUP de baanbrekende Britse influencer Seema Anand aan het Nederlandse publiek. Zij geeft op 5 oktober een inspiratielezing over de Kama Shastra (Kama Sutra) tijdens de tweede editie van het festival Eindeloos India in Rotterdam.
Op 24 april van dit jaar organiseerde de werkgroep ‘Hindoes in de Media’ een dialoogbijeenkomst voor hindoes en journalisten/mediamakers. Deze bijeenkomst was een eye-opener voor veel hindoes en ontrafelde blinde vlekken in de Nederlandse journalistiek over het hindoeïsme en hindoes. Een van de oorzaken is het lage kennisniveau bij redacties, journalisten en debatpodia over de complexiteit van hindoespiritualiteit, -rituelen én -geschriften. De meeste redacties hebben geen expert op het gebied van het hindoeïsme. Dit verklaart dan ook voor een groot deel de stroom aan vastgeroeste vooringenomen beeldvormingen over hindoes en hindoetradities in de Nederlandse media. Om dit te doorbreken organiseert cultuurplatform DesiYUP op zaterdag 5 oktober een inspiratielezing van Seema Anand in de Doelen.
Seema Anand is een autoriteit op het gebied van hindoegeschriften, in het bijzonder, van de Kama Shastra; ze heeft hier het boek Arts of Seduction over geschreven. In een interactieve setting zal de geprezen TEDx storyteller over de filosofische en Puranische perspectieven van de Kama Sutra vertellen en vragen over liefde, relaties en intimiteit beantwoorden. Kama kan op verschillende manieren worden vertaald, zoals: genot, begeerte, levensvreugde. In het Westen is Kama Sutra gecommercialiseerd en gereduceerd tot slechts de fysieke seksuele daad, gestript van de spirituele en filosofische componenten. Seema vliegt daarom de wereld over om de authentieke filosofie van de Kama Shastra te verspreiden. Haar missie is om de oorspronkelijke kennis van Kama weer nieuw leven in te blazen tegen de stroom van westerse oppervlakkigheid en platheid in.
Onze samenleving is zodanig geconditioneerd dat Kama ongemak oproept bij mensen, zo stelt Anand. Dit is naar alle waarschijnlijkheid ook een erfenis van het koloniaal verleden. Velen beginnen te giechelen, blozen of zelfs grapjes over de Kama Sutra te maken om maar een houding aan te nemen, maar voor Seema is Kama een serieuze zaak. Haar missie om seksualiteit en sensualiteit bespreekbaar te maken, komt voort uit een diepe wens om moeders en dochters in staat te stellen te communiceren over seksualiteit zonder schaamte. Door de bron van ons bestaan te normaliseren en openhartig vragen te stellen kan veel ellende voorkomen worden, vooral voor vrouwen. Zo helpt het hen bij het maken van een goede partnerkeuze. Ook voor koppels is kennis over Kama essentieel voor een harmonieus liefdesleven. De inspiratielezing zal dieper inzicht geven in de verschillende facetten van het werk van de Indiase filosoof Vatsyana die de Kama Shastra in de derde eeuw heeft geschreven. Seema stipt de kernprincipes van het boek aan met als eindresultaat dat bezoekers met een flinke dosis kennis naar huis zullen gaan. De lezing is geschikt voor alle doelgroepen en gezinssamenstellingen met kinderen vanaf 16 jaar.
De lezing is bedoeld om het tij van eenzijdige en negatieve berichtgeving over hindoespiritualiteit te keren en er is een collectieve taak weggelegd voor alle Nederlandse hindoes om mee te doen. Door zelf aan de slag te gaan met het delen van kennis over de pluriforme en eeuwenoude hindoebeschaving en zich deze verhalen met trots toe te eigenen, kan bewustwording zich als een olievlek gaan verspreiden en de tendens van negatieve beeldvorming doen kantelen.
Met ‘kama’ als onderwerp kan het niet anders dan dat er aandacht komt vanuit redacties en journalisten. Immers voor hen is het een ‘spannend of ‘exotisch’ onderwerp waar ze over kunnen schrijven. Ik ben ervan overtuigd dat Seema Anands lezing een perfecte voet tussen de deur is om te laten zien wat wij als hindoegemeenschap aan waardevolle perspectieven als culturele baggage in huis hebben.
Zie een Tedx video van Seema Anand:
https://youtu.be/jnS66SszwEs?si=acbSsDdv7L3Hr-i0
Voor meer praktische informatie over de inspiratielezing tijdens het Eindeloos India festival bezoek de website:
https://desiyup.com/eindeloos-india-festival-2024-nl/
Mahesvari Autar is oprichter van het cultuurplatform DesiYUP en initiatiefnemer van ‘Hindoes in de Media’.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, LIFESTYLE
Sarnámi, taalbehoud of taalverlies? – Roy Ramautarsing
Iets meer dan de helft – ongeveer 3.660 – van alle nu levende talen in de wereld, wordt bedreigd, is stervende of zo goed als dood. Dit blijkt uit een overzichtsstudie van taalkundigen, onder wie Frank Seifart van de Universiteit van Amsterdam (UvA, 2018). Andere bronnen melden dat elke paar maanden een taal uitsterft.
Hoe staat het ervoor met het Sarnámi in Suriname?
Het behoeft geen betoog dat bovenstaande ontwikkelingen – zoals uit onderzoeken blijkt – zorgelijk zijn, want taal is cultuur en andersom geldt het uiteraard ook, beide zijn complementair aan elkaar. Het Sarnámi, onze taal, staat er ook middenin. Vooralsnog mag aangenomen worden – helemaal zeker weet je het nooit – dat het voortbestaan van het Sarnámi in Suriname ‘in zekere zin’ gegarandeerd is. Dit komt, omdat er voldoende sprekers in het thuisland Suriname garanties bieden voor het voortbestaan van de taal. Ouders en grootouders van Hindostaanse kinderen en jongeren dragen bij aan de versterking van de eigen identiteit en taal is daarbij erg belangrijk. Maar hoe zit het op de langere termijn, na zo’n 70 tot 100 jaar? De voorspelling of het Sarnámi dan nog behouden blijft is op zijn Hollands gezegd koffiedik kijken. Er zijn talloze factoren die een rol spelen.
Denk bijvoorbeeld, aan de status van het Nederlands. Als je gaat voor schoolsucces of carrière wilt maken is een goede beheersing van het Nederlands een pré. We kennen dan ook de verhalen en anekdotes van het spreken van het Nederlands dat moet prevaleren boven de andere omringende talen: het Sarnámi, het Sranantongo, het Javaans, het Chinees om er enkele te noemen. Ook is het niet verbazingwekkend dat door aanraking met andere talen sprake is van taalmenging. Trinidad en Mauritius zijn daar sprekende voorbeelden van. Daarenboven kunnen het Hindi en Sanskriet op nogal wat aanzien rekenen bij veel Hindostanen.
De tweede factor is dat, geografisch gezien, Suriname in Zuid-Amerika ligt waar het Spaans nogal dominant aanwezig is. In de naaste toekomst zou deze taal van invloed kunnen zijn op de officiële landstaal, het Nederlands, én het Sarnámi. Strikt genomen zou iedereen dan Spaans moeten spreken, waardoor het Sarnámi in de verdrukking zou komen te staan. Een andere factor is het huwen buiten de eigen etnische groep, exogamie geheten. Stel dat de jongvolwassen kinderen in Suriname in het huwelijk treden met niet-Hindostanen, dan trek ik het spreken van het Sarnámi in twijfel en hoe zit het met de kinderen die uit zo’n huwelijk voortkomen? Zien de ouders dan het belang en de noodzaak om het Sarnámi te leren?
Ook kan het zo zijn, dat een plotseling invallende gebeurtenis de complete taalsituatie op zijn kop kan zetten, denk aan supermogendheden die het land volledig in bezit nemen en langzamerhand hun taal aan het volk opleggen. Hierdoor zou het Sarnámi verder worden teruggeduwd in de plantage waarin al talloze talen verloren gingen. Zo raakten, bijvoorbeeld, door de Russische overheersing de talen in de Baltische staten in de verdrukking. Na hun onafhankelijkheid ontworstelden zij zich aan de druk van Rusland en hebben zij de Russische taal weggedaan. Ondanks dergelijke sombere scenario’s verwacht ik niet dat het Sarnámi in Suriname thans onder druk staat, maar over langere tijd durf ik niet te voorspellen welke kant het op zal gaan – taalbehoud of taalverlies – de bovenstaande factoren in beschouwing nemend.
En zijn er garanties dat het Sarnámi in Nederland een levende taal blijft?
Wat in Suriname gaande is op de taaldomeinen, in het bijzonder het Sarnámi, gaat in feite ook op in de Nederlandse taalsituatie. Alleen staan we naast de hogere statuspositie van het Nederlands – hoger dan in Suriname – te midden van andere immigrantentalen. Ter illustratie: in Rotterdam zien we 175 culturen; in Amsterdam 180. Dit schetst al een beeld van de hoeveel talen die er gesproken worden in de thuissituatie, in familiekring en op feesten. Het Sarnámi wordt in Nederland in belangrijke mate door de ouderen productief gebruikt, veel meer dan bij de jongeren het geval is. De ouderen hebben de taal als het ware geëxporteerd naar Nederland wat het Sarnámi-taalgebruik ten goede komt. Bij de jongeren ligt dat weer anders. Zij die rond de puberteit of eerder naar Nederland kwamen spreken de taal nog wel, maar de Hindostaanse jongeren die hier te lande geboren zijn, spreken de taal in veel mindere mate. Hun beheersing van het Sarnámi is receptief, dat wil zeggen dat zij het niet spreken maar wel begrijpen.
Een andere, zeker niet weg te denken factor is codewisseling (code switching): het afwisselend gebruik van twee of meer talen in de dagelijkse context. Een simpel voorbeeld is: “Beti, láde to, aré ká bolehe hypotheekakte.” (“Dochterlief, breng mij eens, hoe heet het, de hypotheekakte.”) In deze Sarnámi zin zie je een Nederlands woord: hypotheekakte (ook wordt vaak het achtervoegsel wa bij Nederlandse woorden gebruikt: hypotheekaktwa). Vaker maken we binnen en tussen zinnen gebruik van twee of meer talen, soms ook Sranantongo, zonder dat we het in de gaten hebben of daarbij stilstaan. Laten we kijken naar enkele andere voorbeelden die de tweetaligheid illustreren:
“Hamár báp landbouwer rahá aur torwálá temremaan.” (“Mijn vader was landbouwer en de jouwe timmerman.”)
“Tab u verlengde rastwa mein rahá.” (“Het lag in het verlengde van de straat.”)
Er zijn taalwetenschappers die beweren dat codewisseling een voorbode is van taalverlies, weer anderen weerleggen deze uitspraak. In 2005 deed ik onderzoek naar code switching en ik zie dit fenomeen als een waardevol taalkundig hulpmiddel dat niet willekeurig gebruikt wordt. Er zit meestal een doel en logica in het veranderen van talen. Hierbij kunnen we, bijvoorbeeld, denken aan woordvindingsproblemen (als het ene woord niet paraat is in de ene taal switchen we naar een andere taal), uitdrukking van de (multipele) identiteit, de mogelijkheid van taalkeuze, sociale motivatie, enzovoort. Michael Clyne, een hoogleraar in Australië, noemt zelfs 25 redenen waarom mensen codewisselen (Dynamics of Language Contact. (2009). Cambridge University). Wereldwijd is er sprake van codewisseling, omdat immigrantengemeenschappen overal nadrukkelijk aanwezig zijn. Ik zie het Sarnámi in Nederland wel als het zorgenkindje in de naaste toekomst, omdat niet met zekerheid is te zeggen of er voldoende animo zal zijn om de taal te leren of te spreken door de jongere generaties.
Zijn er parallellen te trekken met de Turkse en Marokkaanse taalgemeenschap in Nederland?
Dat is een lastige vraag, omdat het nogal complex is en generaliseren op de loer ligt. Wel kan ik er het een en ander over zeggen: in de Turkse gemeenschap is er veel meer sprake van endogamie, het huwen binnen de eigen etnische groep. Dat zorgt ervoor dat de Turkse taal vitaal blijft. Let wel, uit onderzoek blijkt dat het Turks een van de meest vitale talen ter wereld is. Dat wil zeggen dat waar ter wereld Turken elkaar tegenkomen zij altijd hun eigen taal zullen spreken. Sedert de beginjaren zeventig kwamen Turken en Marokkanen naar Nederland om er te werken in de hoedanigheid van gastarbeider met de terugkeergedachte: geld verdienen en teruggaan naar het thuisland. Dat bracht mee, dat er geen noodzaak was om het Nederlands te leren. In 2004 heb ik een onderzoek gedaan naar de relatie tussen Nederlandse taalvaardigheid en sociaal culturele oriëntatie bij Turkse en Marokkaanse leerlingen en hun ouders in Rotterdam-Zuid. De voornaamste conclusie uit dat onderzoek was dat de Turkse leerlingen en hun ouders meer georiënteerd waren op het thuisland. Terwijl de Marokkaanse leerlingen en hun ouders meer georiënteerd waren op de Nederlandse samenleving. Nu, twintig jaar later is door intergenerationele verschillen – de terugkeergedachte heeft plaats gemaakt voor een blijvend perspectief – ook het taalgebruik veranderd. In de eerste plaats door het onderwijs van de kinderen, dat twee- of meertaligheid een extra stimulans gaf.
Laten we eens kijken naar de wijze waarop twee Turkse leerlingen hun tweetaligheid demonstreren:
“Mesela okul-da iki tane kız da bana verkering sor-du.” (“Twee meisjes op school hebben mij bijvoorbeeld mee uit gevraagd.”)
“Sen-de kalkman lazım onlarla en hoe moet je dan op de rest letten?” (“Jij moet ook met hen opstaan en hoe moet je dan op de rest letten?”).
In de thuissituatie en op school (bijvoorbeeld in de pauze) worden de thuistalen met enige regelmaat gesproken. In mijn onderwijspraktijk bemerkte ik dat er drie berbertalen én Marokkaans Arabisch werden gesproken, waardoor de Marokkaanse kinderen elkaar niet konden verstaan. Dan ligt het voor de hand om te kiezen voor het Nederlands als gemeenschappelijke taal. Daardoor kan de verschijningsvorm van de taal betekenisvol verschillen van de Turkse kinderen:
“Hij zeggen tegen mij, ik ga naar oom-ha.” (Hij zei tegen mij: “Ik ga naar oma.”) Opvallend in deze uiting is dat het werkwoord zeggen niet wordt verbogen (geen inflectie). En oom-ha kan duiden op een interferentiefout (De eerste taal, het Arabisch, stoort de tweede taal, het Nederlands). Marokkaanse kinderen spreken of Nederlands met elkaar of de thuistaal. Af en toe wordt er een leenwoord geactiveerd zoals in het volgende voorbeeld, waarbij twee vriendinnen in gesprek zijn: “Ze zeggen dat Marokkaanse vrouwen rashom qaseh hebben.” (“Ze zeggen dat Marokkaanse vrouwen een harde kop hebben.” (Bedoeld wordt: koppig zijn).
De Hindostaanse taalgemeenschap kun je in beginsel heden ten dage deels associëren met de Turkse en Marokkaanse gemeenschap. Met name als we kijken naar de jongeren, ten aanzien van de Nederlandse taalvaardigheid en sociaal culturele oriëntatie. Alle drie de immigrantengroepen zijn – grosso modo – georiënteerd op Nederland met een goede beheersing van de Nederlandse taalvaardigheid. Anders dan bij hun Turkse en Marokkaanse evenknieën die wel hun thuistaal spreken, merken we bij de Hindostaanse jongeren dat zij zich nauwelijks bedienen van het Sarnámi in productieve zin, zowel in het private als in het publieke domein. Dat is een punt van zorg en verdient veel meer aandacht. Niet enkel en alleen het begrijpen van de taal, maar ook het spreken ervan. Met de taal gaat ook een deel van jezelf verloren en met allerlei kunst- en hulpmiddelen een verloren taal nieuw leven inblazen, is een onmogelijke opgave. Zo ver mag het niet komen.
Roy Ramautarsing is neerlandicus, taal- en cultuurwetenschapper.
Het onderzoek A code switching research of Sarnámi-Hindustani language use in the Dutch context (2004/2005) is hier te vinden.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi, Taal & Literatuur
Cloud Messenger brengt eeuwenoud werk van Kálidása tot leven – Kanta Adhin
Kálidása is de grootste klassieke schrijver van de Sanskriet literatuur aller tijden. Het is niet met zekerheid vast te stellen in welke periode hij heeft geleefd, maar uitgegaan wordt van ergens vlak voor of vlak na het begin van de christelijke jaartelling. Een van zijn meesterwerken, het gedicht Meghadúta (Wolkenboodschapper), komt tot leven tijdens het India Dans Festival in theater Korzo in Den Haag (16-26 mei 2024). Dit tweejaarlijks festival opent op 16 mei met de wereldpremière van de spectaculaire muziek- en dansvoorstelling Cloud Messenger. Componisten Samhita Mundkur en Boudewijn Ruigrok brengen India en het westen bij elkaar in deze groots opgezette productie met zeven dansers, een ensemble van acht muzikanten, twee zangkoren en enkele solisten.
“Het zangkoor Dario Fo bestaat uit een vaste groep zangers. We hebben het voor dit project een beetje uitgebreid uit onze achterban. Zangam van Samhita had een open inschrijving om meer zangers te werven voor Cloud Messenger. In totaal hebben we 45 zangers. Het is dat het theater niet groter is, anders hadden we er nog wel meer gehad, denk ik,” aldus Ruigrok. Hij is de vaste arrangeur van het Theaterkoor Dario Fo dat al eerder heeft gewerkt met Zangam, onder andere bij de zeer prestigieuze dansbewerking van de opera Satyagraha van Phillip Glass die tijdens een eerdere editie van het India Dans Festival werd uitgevoerd.
Zangam, een samentrekking van zang en het Hindi woord sangam (samenkomst), is een uniek gezelschap; het is het enige koor dat liederen uit verschillende regio’s van India zingt. Mundkur die in India (Mumbai) actief was in de muziekwereld, woont inmiddels ongeveer 15 jaar in Nederland in verband met het werk van haar echtgenoot. “In 2014 werd ik gevraagd om voor een productie waar Dario Fo ook bij was betrokken, Ragas in Symphonie, een groep amateurzangers te coachen. De meesten waren uit de Hindostaanse gemeenschap. Een aantal van hen was zo ingenomen met het gezamenlijk zingen in een koor, dat ze mij vroegen of ze daar niet mee konden doorgaan. Zo is Zangam ontstaan. Iedereen is welkom zich aan te sluiten. We hebben inmiddels een heel repertoire aan volksliederen, klassieke, devote en eigentijdse liederen opgebouwd.” Rosita Girjasing, zakelijk directeur van het Maritiem Museum in Rotterdam, sloot zich ongeveer een jaar geleden bij het koor aan. Zij bewondert de passie én het engelengeduld waarmee Mundkur een gezelschap van zangers van verschillend niveau leidt.
Meghadúta van Kálidása handelt over een treurende halfgod (yaksha) die uit de stad Alaká in het Himálaya gebergte verbannen is naar de Ráma berg in midden-India. De yaksha vraagt aan een wolk die zich aan het begin van het regenseizoen manifesteert, om een boodschap aan zijn geliefde vrouw over te brengen. Daarbij geeft hij de wolk aanwijzingen welke route te volgen. Om de wolk te paaien vertelt hij welke fantastische ervaringen hem op zijn weg te wachten staan. Het is een verhaal van eenzaamheid, liefde en verlangen.
Het gedicht telt 111 verzen en het is natuurlijk niet mogelijk alle verzen te zingen en uit te beelden. Ruigrok: “Voor deze productie maken we gebruik van maar veertien verzen. We doen het in het Sanskriet, niet de makkelijkste taal. Zelf ben ik het ook niet machtig. Ik heb daarom het boek van Evert Schneider Een wolk wordt woord gelezen, waarin hij een deel van de verzen in het Nederlands heeft vertaald, maar vooral ook veel interessante achtergrondinformatie geeft. Samhita is de Sanskriet expert. In Cloud Messenger zing ik zelf ook een paar verzen. Bepaalde klanken zijn best moeilijk, zoals de n die als rha moet worden uitgesproken. Maar ik kreeg onlangs een compliment van Samhita voor mijn uitspraak.”
Mundkur wijst erop dat alle verzen in de originele poëzie van Kálidása van de hoogste literaire waarde zijn, even mooi. “Ze komen uiteraard het best tot uiting in hun totaliteit. Maar ik heb veertien verzen geselecteerd die mij het meest geschikt leken om het verhaal zo compleet mogelijk over te brengen door middel van dans en muziek. De eerste zes verzen staan in dezelfde volgorde als in het origineel. De rest is gekozen om de verhaallijn te benadrukken,” legt ze uit. “Sanskriet poëzie is gebaseerd op een metrische structuur die zich goed leent voor muziekcomposities. Ik heb Meghadúta bestudeerd en het leek me logisch om een ragamala (krans van raga’s) te maken. Zo kunnen verschillende melodische structuren worden gebruikt om de stemming, emoties of betekenis van elk vers te accentueren. De hele compositie rijgt dus veertien verschillende raga’s aaneen.”
“Voor een deel wordt ook gebruikgemaakt van teksten van de Britse componist Gustav Holst die zich al in 1913 liet inspireren door Meghadúta. En daarnaast wordt de energie van de tabla bol (taal van de tabla) ingezet,” licht Ruigrok verder toe. Het Nederlandse muziekensemble wordt versterkt met muzikanten uit India en onder leiding van een Indiase en een Nederlandse choreograaf brengen Indiase en westerse dansers een uitdagende mix van moderne dans en klassieke en moderne Indiase dansstijlen. De makers van Cloud Messenger beogen met deze eigentijdse compositie niet alleen India en het westen bij elkaar te brengen, maar ook verleden en heden met elkaar te verbinden.
Een voorproefje is hier te zien: https://youtu.be/S6ad1noV528
Cloud Messenger is een productie van het theatercollectief Klapstuk in coproductie met Korzo en is ontwikkeld in samenwerking met Zangam. De voorstelling is te zien op 16, 17 en 18 mei (https://korzo.nl/nl/programma/voorstellingen/).
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Entertainment, Taal & Literatuur
Wil de ‘echte’ Nederlander opstaan? – Hans Ramsoedh
Regelmatig maken mensen van kleur in Nederland mee dat hun door witte Nederlanders wordt gevraagd waar ze van vandaan komen. Dit wordt niet zelden steevast gevolgd door de vraag ‘waar ze echt vandaan komen’. In Nederland maken we nog steeds onderscheid tussen (autochtone of witte) Nederlanders en allochtonen of mensen met een migratieachtergrond. Met andere woorden, het gaat om een onderscheid tussen gevestigden en buitenstaanders. Gevestigden zijn de ‘echte’ Nederlanders (wit, blond haar, blauwe ogen) en buitenstaanders zijn de ‘niet echte’ Nederlanders (gekleurd, veelal met een niet-Nederlandse naam), ondanks dat zij inmiddels de tweede of derde generatie (zoals bij Surinamers) vormen die in Nederland geboren zijn. Uiteraard is het de vraag wanneer mensen geen migrant of allochtoon meer zijn, maar gewoon Nederlander. Bestaat er zoiets als de ‘echte’ Nederlander?
Nederlands somatisch normbeeld
Het onderscheid tussen ‘echte’ Nederlanders en allochtonen hangt voor een belangrijk deel samen met het Nederlandse somatische normbeeld. Hiermee wordt bedoeld het beeld dat Nederlanders van dé Nederlander hebben. Dit is, zoals eerder gesteld, wit, blond en heeft blauwe ogen en een Nederlands klinkende naam. Wie hier niet aan voldoet, wordt niet beschouwd als een ‘echte’ Nederlander. Dit wordt in de literatuur ook wel het Nederlands zelfbeeld en zelfpresentatie genoemd. Ook politieke partijen in Nederland, zoals de PVV en Forum voor Democratie (FVD), dragen bij aan het onderscheid tussen ‘echte’ Nederlanders en degenen die dat niet zijn. Zo stelt de PVV op te komen voor de ‘hardwerkende of gewone Nederlander’ met Henk en Ingrid als archetypes die symbool staan voor de doorsnee Nederlander. Daartegenover zet zij de fictieve namen van ‘Ahmed en Fatima’, die symbool staan voor islamitische Nederlanders. FVD op haar beurt ziet migranten en personen met een migratieachtergrond als ‘gevaarlijke anderen’ die niet bij ‘ons’ (witte Nederlanders) passen. Dit Nederlands somatisch normbeeld bepaalt in belangrijke mate in- en uitsluiting van (gekleurde) groepen in de Nederlandse samenleving en verklaart voor een belangrijk deel het onderscheid tussen ‘echte’ Nederlanders en ‘niet echte’ Nederlanders. Dit zelfbeeld en deze zelfpresentatie worden impliciet en/of expliciet door socialisatieprocessen (opvoeding, onderwijs, media, boeken etc.) overgedragen.
Mensen van kleur en het Nederlanderschap
Naast het Nederlands somatisch normbeeld is een belangrijke vraag in dit verband in hoeverre leden van migrantengroepen zich beschouwen als een integraal onderdeel van de Nederlandse gemeenschap: omarmen zij het Nederlanderschap en kiezen zij daarmee voor een meervoudige identiteit of houden zij juist vast aan een identiteit die gerelateerd is aan het vroegere thuisland?
Veel witte Nederlandse ouderen hebben beelden bij ‘echte’ Nederlanders. Welk beeld hebben jonge kinderen hierbij? Uit een recent onderzoek van een drietal Nederlandse onderzoeksters (Ymke de Bruijn, Yiran Yang, Judi Mesman)‘Dutch’according to children and mothers: Nationality stereotypes and citizenship representation (European Journal of Social Psychology, Februari 2024) blijkt dat jonge kinderen al een stereotiep beeld hebben over wie Nederlander is. Aan kinderen (witte, Turks-Nederlandse, Chinees-Nederlandse en zwarte kinderen tussen zes en dertien jaar) werd de vraag gesteld om op foto’s hun Nederlandse leeftijdsgenoten met verschillende etnische achtergronden en huidskleuren aan te wijzen. De witte kinderen op de foto’s werden aangewezen als Nederlands. Opvallend in dit onderzoek is dat ook kinderen van kleur witte kinderen op de foto’s als ‘echte’ Nederlander aanwezen. Ook uit eerder Amerikaans onderzoek bleek dat kinderen vanaf jonge leeftijd het nationaliteitsstereotype onderschrijven, waarbij Amerikaan zijn gelijk wordt gesteld aan blank zijn. Dergelijke nationaliteitsstereotypen die al op vrij jonge leeftijd ontstaan beperken uiteraard de mogelijkheid om op nationaliteit gebaseerde gemeenschappelijke identiteiten te ontwikkelen die gunstig zijn voor intergroepsrelaties.
In het Nederlandse onderzoek onderzochten de auteurs onder meer ook hoe moeders het concept van het Nederlanderschap meenemen in de opvoeding van hun kinderen. De witte, zwarte en Chinese moeders vonden dat het Nederlands zijn niets te maken heeft met afkomst en culturele achtergrond. Burgerschap werd niet gekoppeld etniciteit. Een meerderheid van de Turks-Nederlandse moeders daarentegen geeft aan het Nederlandse staatsburgerschap niet bewust mee te nemen in de opvoeding van hun kinderen. Zij gaven aan dat hun kind geen Nederlander/Nederlandse is, maar een moslimkind waarbij de eigen cultuur op de eerste plaats komt.
Opmerkelijk is dat, alhoewel de opvattingen over het staatsburgerschap van witte moeders migrantengroepen niet uitsluiten, hun kinderen desalniettemin de neiging hebben nationaliteitsstereotypering te vertonen waarbij het Nederlanderschap gelijk wordt gesteld aan wit zijn. Volgens de onderzoekers zou dit te wijten zijn aan het feit dat witte moeders niet expliciet met hun kinderen praten over wie zij als Nederlander zouden moeten zien, maar niettemin vaak impliciet het nationaliteitsstereotype bevestigen. Op basis van onbewust subtiele boodschappen van moeders en andere bronnen, resulteert dit wel duidelijk in een stereotiep beeld. Volgens de onderzoeksters is er geen verband tussen het gedachtegoed van de witte ouder (de moeder wel te verstaan) en de mate waarin een kind inclusiever denkt over het Nederlanderschap. Zij stellen dat maatschappelijke normen mogelijk op een andere manier overgedragen worden, zoals via de televisie of boeken.
Bij deze onderzoeksresultaten kunnen enkele kanttekeningen worden geplaatst. In dit onderzoek zijn uitsluitend moeders onderzocht en niet andere (socialisatie-)actoren die mede het nationaliteitsstereotype van kinderen bevestigen, zoals vaders, grootouders, leeftijdsgenoten et cetera. Voorts is dit onderzoek uitgevoerd in de Randstad, onder hoogopgeleide moeders met een gezinsinkomen van boven het nationale gemiddelde (hoger dan € 40.000). Onderzoek onder een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking zou wellicht tot andere uitkomsten hebben geleid. Het betekent dan ook dat, zoals de onderzoekers terecht opmerken, verder onderzoek nodig is om na te gaan hoe het stereotype beeld van de nationaliteit van kinderen kan worden tegengegaan. Bepaalde migrantengroepen (zoals de Turkse moeders in dit onderzoek) zullen moeten inzien dat zij ook een verantwoordelijkheid hebben in het tegengaan van het stereotype beeld van dé Nederlander. Ook hun kinderen zijn Nederlanders. Het ontwikkelen van een meervoudige identiteit betekent niet het verloochenen van de Turkse afkomst. Hierdoor kan een meer inclusieve kijk op nationaliteit worden bereikt zodat alle mensen die zich Nederlander voelen ook daadwerkelijk als zodanig worden gezien.
Wat we wel uit dit onderzoek kunnen afleiden, is hoe hardnekkig etnische en raciale stereotypen zijn en dat al op jonge leeftijd. Dat het Nederlands somatisch normbeeld aan een herijking toe is, behoeft geen betoog. Het wordt hoog tijd dat Nederlanders van kleur niet meer de vraag voorgelegd krijgen ‘waar ze echt vandaan komen’. Nederlanders heb je inmiddels in allerlei ‘geuren en kleuren’.
Ter afsluiting
Toepasselijk in dit verband is de single getiteld ‘Een echte Nederlander’ van de Nederlands-Surinaamse zanger Dwight Dissels (bekend van zijn optreden in The Voice of Holland in 2016 en The Passion in 2017). Hij bracht deze in 2020 uit naar aanleiding van de Black Lives Matter-protesten en wil hiermee de veelkleurigheid laten zien van onze Nederlandse maatschappij.
Songtekst ‘Een Echte Nederlander’
‘k Ben geboren en getogen
In het noorden van Zaandam
Op zo’n 5 minuten lopen
Van de Zaanse Schans
En ik zag vanuit van mijn zolder
Dat was het penthouse bij ons thuis
Hoe het licht scheen door de wieken
van de molen op ons huis
Ik speelde voetbal in de straten
Met de kinderen uit de buurt
En we droomden van de toekomst
In een fel oranje shirt
En m’n moeder kookte ‘s avonds
Gewoon om half 6
Met de smaak van Suriname
Een oer-Hollands gerecht
Van het verhaal zoals het mijne
Zijn er 17 miljoen
En voor jou is dat van mij misschien wat vreemd of onbekend
Maar je ziet aan hoe ik deel
En hoe ik omga met mijn buren
Dat ik een echte Nederlander ben
Ik heb mijn zussen moeten leren
Als ze op straat werd gepest
Je bent geen millimeter minder
Maar ook niet beter dan de rest
Je zult de waarheid moeten vinden
In een zee van meningen en shows
Maar tegelijk ook respecteren
Waar een ander in gelooft
En soms vecht je voor je plekje
Heel even ondergaan
En soms geef je mensen voorrang
‘Wilt u zitten, ik kan staan’
Ik kan werken of studeren
Ik kan worden wat ik wil
We zijn hetzelfde hoe ik ook van jou verschil
Van het verhaal zoals het mijne
Zijn er 17 miljoen
En voor jou is dat van mij misschien wat vreemd of onbekend
Maar je ziet aan hoe ik meeleef
Hoe ik zorg draag voor mijn naaste
Dat ik een echte Nederlander ben
Van het verhaal zoals het mijne
zijn er 17 miljoen
En voor jou is dat van mij misschien wat vreemd of onbekend
Maar je ziet aan hoe ik deel
hoe ik omga met mijn buren
Dat ik een echte Nederlander ben
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, LIFESTYLE
GEDICHTEN op HINDORAMA
hárewálan apan tem agore hain
aur pichár le hain apaneke
barká tálá aur kamári ke ánre men
ham thuk-thukáilá aur thará hai bicárhin
tákilá apan kamári ke
kamariyá bande raih já hai
ham ghum parilá
aur tákilá dur alang
verliezers beiden hun tijd
en trekken zich terug
achter grote sloten en deuren
ik klop aan en sta gedachteloos
naar mijn deur te kijken
de deur blijft dicht
ik keer me om
en kijk naar de verte
Jit Narain pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948-2024)
Uit hamár dari mánge hai rahe – mijn plek wil wonen • Uitgeverij Surinen (2022)
***
apaneke nawákahe se
puráná herá ná já hai
gai se dosti ke kám ná
ki toke mitá dewe
gair bhásá bole se
apanwálá kho ná já hai
ham sagaro ho aili
ná koike bas men
ná koike apane bas men
dari khojilá ab
malicchkhoran dharam aur matdán coran se dur
jahán parkirti carhe hai
aur sanskirti pichare hai
nieuwe takken bladeren de oude stam
om je nieuw te noemen
gaat het oude niet teloor
vrienden zijn met vreemden
hoeft jou niet te wissen
om vreemde talen te spreken
gaat de eigen niet verloren
ik ben overal geweest
in niemands macht
met niemand in mijn macht
een plek zoek ik nu
weg van vervuilers, geloofs- en stemdieven
waar de natuur wast
en de cultuur terugtreedt
Jit Narain pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948-2024)
Uit hamár dari mánge hai rahe – mijn plek wil wonen • Uitgeverij Surinen (2022)
***
Málá ke moti es rákhi jhalke,
buni jes.
Yád ke guthe khát bát men ched kare ke hoi,
bát ke bartáw ke bháw kare ke hai.
Als parels in een snoer schittert de as,
als druppels.
Om de herinneringen te rijgen
moeten in de zinnen ogen worden gemaakt
en wat het gebruik van woorden waard is,
moet worden bepaald.
Jit Narain pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948-2024)
Uit: Gedichtenbundel Een mensenkind in niemandsland, Uitgeverij In de Knipscheer ISBN 9789493214231 (2021) [Agni ke yád – yád ke rákhi / Ter herinnering aan Agni – de as van de herinnering (1991)]
***
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Payals
My Indianness
manifests itself
in many forms.
My love
for singing,
and hitting high notes
like Lata.
My passion
for dancing
my payals,|
ringing
around my ankles.
My golden silk sari
draped around me,
softly rustling,
like I was Ashwarya.
My connection
to that Indian zest
gives me pride
and confidence.
Payals
Mijn Indiase essentie
manifesteert
zich in veel vormen.
Mijn liefde
voor zingen
en hoge noten halen
als Lata.
Mijn passie
voor dansen,
met payals
rinkelend
aan mijn enkels.
Mijn zijdegouden sari,
om me heen gedrapeerd,
zacht ruisend,
als was ik Ashwarya.
Mijn verbinding
met die Indiase zest
geeft me trots
en zelfvertrouwen.
Divali
Reis naar binnen
als je op zoek bent
naar licht in duistere tijden.
Gezeteld in een dia in jouw hart
schittert een hemelse vonk
ontsloten voor het oog
geduldig wachtend
om te worden opgepookt
door jouw liefde
om duisternis te verdrijven.
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Portaal
Geworteld.
Ontbrekende stukjes
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Silly me
Often
I don’t know
who I am
where I belong to.
I don’t know
who you are.
But I do know
that without you
there wouldn’t be,
silly me.
Without you
no inheritance
of golden opportunities.
Maffe ik
Vaak
voel ik me verloren
weet ik niet
wie ik ben
of waar ik bij hoor.
Ik weet niet
wie jullie zijn.
Maar ik weet wel
dat zonder jullie,
maffe ik,
er niet zou zijn.
Zonder jullie
geen nalatenschap
vol gouden kansen.
* * * * *
Wings
Fifteen year old sassy rebel.
Speaking words
sharp as a cutlass.
Breaking all the rules.
That’s what they say of me.
It’s my eyes that betray
the champion of insecurity.
Insecure of my choices
Not knowing what I’m good at.
or what I should become later.
I wish I could ask my ancestors:
was there a movie star
or a president in our family?
Did you possess a talent
that I am unaware of
that could give me wings
and embrace my future
with confidence.
Vleugels
Vijftienjarige sassy rebel.
Haar woorden scherp
als een houwer.
Breekster van alle regels.
Dat is wat ze zeggen over mij.
Alleen mijn ogen verraden
de kampioen in onzekerheid.
Onzeker over mijn keuzes.
Niet weten waar ik goed in ben
of wat ik wil worden later.
Kon ik mijn voorouders maar vragen:
was er een filmster in onze familie,
misschien een president, of
een ander verborgen talent
dat me nu vleugels kan geven
om mijn toekomst
vol vertrouwen
tegemoet te vliegen.
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
on my dreams.Cheerleaders
Mooie vreemdelingen.
Geliefde voorouders.
Springlevend in mijn bloed.
Fluisteren woorden
die ik niet kan ontcijferen.
Onzichtbare cheerleaders
die me aanmoedigen
om nooit te stoppen
mezelf te ontwikkelen.
Om nooit mijn dromen
op te geven
***
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Salty lips
Sometimes salt
stings my eyes
when I contemplete
the many sacrifices
my ancestors made
on Dutch plantations.
Their lips salty
from struggeling
underneath
the whipping sun.
Their minds fixed
upon Divine source
to let happiness flow
in Sri Ram,
the promised land.
Gezouten lippen
Soms prikt zout
in mijn ogen
als ik denk aan
talloze offers
van mijn voorouders
op Nederlandse plantages.
Hun lippen gezouten
door het zwoegen
onder
geselende zon.
Hun geest gefixeerd
op Goddelijke bron
om geluk te laten stromen
in Sri Ram,
het beloofde land.
***
Kaise bhule unko
Kaise bhule unko
jinki jaano ki qurbani ho
Rota hai dil jar jar agar abhi bhi sunani ho
thhe wo Hindustani
thhe wo Hindustani
jinse hai wajud hamara
Gunje Har juban pe apne purkho ki kahani ho
Vertaling (Ishata Rostamkhan)
Hoe kunnen wij hen vergeten die hun leven hebben opgeofferd.
Terwijl we luisteren naar hun verdriet huilt ons hart.
Zij waren de Hindostanen, waar ons bestaan vandaan komt.
Het verhaal van onze voorouders zou bij ieder bekend moeten zijn.
Rakesh Mithaulia (dichter/schrijver), Kolkata, India
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Humming
A dense veil
divides our worlds.
Hides faces
of Indian ancestors
the dreams they chased
the songs they hummed
on the boat to Surinam
and on plantations
with lofty names
and a dark past.
Neuriën
Een ondoordringbare sluier
scheidt onze werelden.
Houdt voor mij verborgen
gezichten van Indiase voorouders
de dromen die ze najoegen
de liederen die zij neurieden
op de boot naar Suriname
en op Nederlandse plantages
met verheven namen
en een duister verleden.
***
nieuwe takken bladeren de oude stam
om je nieuw te noemen
gaat het oude niet teloor
vrienden zijn met vreemden
hoeft jou niet te wisselen
om vreemde talen te spreken
gaat de eigen niet verloren
ik ben overal geweest
in niemands macht
met niemand in mijn macht
een plek zoek ik nu
weg van vervuilers, geloofs- en stemdieven
waar de natuur wast
en de cultuur terugtreedt
nawá dánri puráná jar ke pattiyáwe hai
apaneke nawákahe se
puráná herá ná já hai
gai se dosti ke kám ná
ki toke mitá dewe
gair bhásá bole se
apanwálá kho ná já hai
ham sagaro ho aili
ná koike bas men
ná koike apane bas men
dari khojilá ab
malicchkhoran dharam aur matdán coran se dur
jahán parkirti carhe hai
aur sanskirti pichare hai
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
Uit hamár dari mánge hai rahe – mijn plek wil wonen • Uitgeverij Surinen (2022)
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Painting faces
Fly me away
to June 5, 1873.
To ancestors
I want to meet.
Our differences
and similarities
I want to explore.
Painting a face
to the faceless
is what I want.
Gezichtsloos
Voer me mee
naar 5 juni 1873
naar voorouders
die ik wil ontmoeten.
Onze verschillen
en overeenkomsten
wil ik ontdekken.
Gezichten schilderen
op gezichtsloze voorouders
wil ik.
***
Bábá aur Mái
Bari dur se ailo hai,
kisim kisim ka bojh…
uthailo hai!Bábá aur Mái
Bháge bhagania es…
chor chandál se, bhukh se,
pyár se, biswás se!
Aur…
Bábá aur Mái
Áj se, bihán se…
purá hai ye safar?
Nahin, nahin…purá hai ye safar.
Bábá aur Mái
Kahin to kahin se…
asmán se dekho hai,
ye larkan…
Bábá aur Mái
Ye larkan…
Bháge bhagania es,
chor chandál se, bhukh se,
pyár se, biswás se!
Aur…purá áp se, purá áp se, purá áp se.
Papa en Mama
Van heinde en verre gekomen,
verschillende lasten dragend…
hoog oplopend!
Papa en Mama
Vluchtend zoals vluchten maar kan…
uit de criminaliteit, van de honger, voor de liefde, uit geloofsovertuiging!
En meer…
Papa en Mama
Vandaag, morgen…
is het reizen nu voltooid?
Nee, nee… het reizen is niet voltooid.
Papa en Mama
Op de één of andere manier…
Vanuit de hemel kijkend, deze kinderen…
Papa en Mama
Deze kinderen…
vluchtend zoals vluchten maar kan, uit de criminaliteit, van de honger, voor de liefde, uit geloofsovertuiging!
En meer…vluchtend van jullie, vluchtend van jullie, vluchtend van jullie.
Uit De dans – Verhalenbundel • Sampreshan (2022)
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Seeds of freedom
When my Indian ancestors
as indenture labourers
were ploughing rice fields
cutting sugarcane
growing coffee
on Dutch plantations
underneath the brutal sun,
I already lived
within their hearts.
Seeds of freedom
they planted for me.
So I could reach
unreachable stars.
Toen Indiase voorouders
als contractarbeiders
op Nederlandse plantages
rijstvelden omploegden
suikerriet sneden
koffie verbouwden
onder een brandende zon,
leefde ik al in hun harten.
Zaadjes van vrijheid
plantten zij voor mij.
Zodat ik kon reiken
naar voor hen
onbereikbare sterren.
***
Kerstmis
Die zilveren lokroep
die eens per jaar tegen Kersttijd klinkt.
Die zilveren lokroep
uit een onbezoedeld verleden
toen het leven nog geen droevig
vertoeven was aan de oevers van de dood.
En met Kerstmis,
verdoezelen we Kaïn en Abel,
bloeit weer even op het onbezoedelde,
overspoelt gemoedelijkheid alles,
worden tegenstellingen verzoend,
vloeit de mensheid even, heel even samen
tot een harmonieus lied,
het ontroerende, gouden lied van Kerstmis.
Walter Palm (1951)
Uit De vele gezichten van mijn pen / In de Knipscheer (2022)
***
Zoet dromen aan de oevers van de
gemoedelijk stromende Surinamerivier
(Suriname)
Hoe zoet is het dromen
aan de oevers van de gemoedelijk
stromende Suriname rivier.
Hoe zoet is het dromen
dat je kunt ontsnappen aan de lome hitte
in de schaduw van bomen bij de Waterkant.
Hoe zoet is het dromen
van die vurig rode fayalobi’s
die eeuwig een ode brengen aan de liefde.
Ach, hoe zoet is het dromen
en die grote, boze vogel even te vergeten.
Die grote, boze vogel
met ogen als kogels.
Die grote, boze vogel
die de Dood heet.
Ai, die ijskoude windvlaag,
de doodsboodschapsvogel, de yorkafowru.
Hoe zoet is het dromen
dat ik verdriet kan begraven
in een stalen met tranen versierde kist.
Hoe zoet is het dromen
van windvlagen
die wegblazen alle plagen.
Hoe zoet is het dromen
van eenheid, van
Wan Pipel en Wan Bon.
Hoe zoet is het dromen
van verfrissende regenbui
die verdrijft verstikkende hitte.
Hoe zoet is het dromen
van woeste wolkbreuk die voorgoed
wegspoelt elk mogelijke tegenspoed.
Hoe zoet is het dromen
van een liefde voor altijd,
eeuwig als deze stromende rivier.
Hoe zoet is het dromen
aan de oevers van de gemoedelijk
stromende Suriname rivier.
Walter Palm (1951)
Uit De vele gezichten van mijn pen / In de Knipscheer (2022)
Met dank aan Caraïbisch Uitzicht: Noot van de auteur
Het schrille contrast tussen de gemoedelijk stromende Suriname rivier en de afschuwelijke gebeurtenissen die in dit land hebben plaats gevonden, dát heeft mij geïnspireerd tot dit gedicht. Betreurenswaardige zaken zoals het wrede slavernijverleden dat tot 1 juli 1863 heeft geduurd, het gewelddadige neerslaan van de opstand in plantage Mariënburg in 1902, de brute moorden op politieke tegenstanders op acht december 1982 en de gruwelijke bloedbaden Moiwana in 1986 en Pokigron in 1987. Het zijn de twee gezichten van Suriname: honingzoete Sweetie Sranan en tegelijkertijd een bikkelharde samenleving. Net als The Strange Case of Dr. Jekill and Mr. Hyde(1886) van Robert Stevenson.
***
Het verdriet dijt uit, maar we zijn
goed in het dichten van gaten
die dreigen te lekken.
Mondje dicht! Zo deden de slaven.
Zo deden de contractanten.
Mondje dicht!
Als geslagen honden scharrelen we
onbeholpen achter ons leven aan.
Sindsdien slaan wij in de lucht
verjagen schimmen en fantomen.
Asha Radjkoemar / Cándani / Saya Yasmine Amores
(8 maart 1965 – 4 augustus 2021)
Een gedicht over de donkere dagen van de Decembermoorden
uit de bundel Geef mij het land dat in jou woont / Uitgeverij Conserve (2004)
***
Heden is de wereld waanzinnig van haat,
conflicten zijn wreed en gaan voort in angst,
haar paden kronkelend, verward haar hebzuchtige banden.
Alle schepselen roepen om uw nieuwe geboorte.
Gij van grenzeloos leven,
red hen, verhef uw eeuwige stem van hoop,
laat de lotus der Liefde
met haar onuitputtelijke schat aan honing
haar kelk openen in uw licht.
Zo sereen, zo vrij,
veeg in uw onmetelijke genade en goedheid
alle donkere vlekken weg uit het hart dezer aarde.
Gij schenker van onsterfelijke geschenken,
geef ons kracht tot verzaking
en doe een oproep op onze trots.
Laat in een stralend nieuwe zonsopkomst van wijsheid
de blinden hun zicht terugkrijgen
en laat leven komen tot zielen die dood zijn.
Zo sereen, zo vrij,
veeg in uw onmetelijke genade en goedheid
alle donkere vlekken weg uit het hart dezer aarde.
De mens z’n hart lijdt vanwege een koorts van onrust,
het gif van zelfzucht,
en een dorst die geen einde kent.
Landen wijd en zijd pronken op hun voorhoofd
het bloedrode teken van haat.
Raak hen met uw juiste hand,
maak hen één in geest,
breng harmonie in hun leven,
breng een ritmiek aan schoonheid.
Zo sereen, zo vrij,
veeg in uw onmetelijke genade en goedheid
alle donkere vlekken weg uit het hart dezer aarde.
1927, Rabindranath Tagore (7 mei 1861-7 augustus 1941) – vertaald uit het Engels (hieronder) door Liesbeth Meyer
The world today is wild with the delirium of hatred,
the conflicts are cruel and unceasing in anguish,
crooked are its paths, tangled its bonds of greed.
All creatures are crying for a new birth
of thine,
O, Thou of boundless life,
save them, rose thine eternal voice of hope,
let Love’s lotus with its inexhaustible treasure
of honey
open its petals in thy light.
O Serene, O Free,
in thine immeasurable mercy and goodness
wipe away all dark stains from the heart
of this earth.
Thou giver of immortal gifts
give us the power of renunciation
and claim from us our pride.
In the splendour of a new sunrise of
wisdom
let the blind gain their sight
and let life come to the souls that are
dead.
O Serene, O Free,
in thine immeasurable mercy and goodness
wipe away all dark stains from the heart
of this earth.
Man’s heart is anguished with the fever
of unrest,
with the poison of self-seeking,
with the thirst that knows no end.
Countries far and wide flaunt on their
foreheads
The blood-red mark of hatred.
Touch them with thy right hand,
make them one I spirit,
bring harmony into their life,
bring rhythm of beauty.
O Serene, O Free,
in thine immeasurable mercy and goodness
wipe away all dark stains from the heart
of this earth.
1927, Rabindranath Tagore (7 mei 1861-7 augustus 1941), eigen vertaling uit het Bengaals.
Uit de bundel Tagore-Gedichten (februari 2022), een verzameling van 106 Engelstalige gedichten van Tagore met de Nederlandse vertaling van Liesbeth Meyer (www.its-tagore.nl)
***
Bij de vijver
Vanaf het raam op de eerste verdieping kunnen ogen
een hoek zien van de vijver
die midden in augustus vol is tot aan de rand.
Bomen, diep reflecterend, trillen in het water
met de glans van groene zijde.
Groepen van kolmi en heloncho groeien op de randen.
Op de hellende oever kijken areca’s naar elkaar.
Aan deze kant staan oleanders, witte rongons, een shiuli;
twee veronachtzaamde tuberozen laten povere knoppen zien.
Een heg van hennep versterkt met bamboe,
daarachter, boomgaarden van banaan, guava en kokosnoot.
Verder weg, tussen bomen, het dakterras van een huis
waar een sari hangt.
Een dikke man met ontbloot bovenlijf, natte doek om zijn hoofd,
zit op de geplaveide trap van de aanlegsteiger, zijn werphengel uitgeworpen.
Uur na uur gaat voorbij.
De dag loopt ten einde.
Een door de regen schoongewassen hemel.
Zelf verloochenende bleekheid in afnemend licht.
Een langzame bries komt op,
die het water van de vijver doet rimpelen;
pompelmoesbladeren trillen en glinsteren.
Ik kijk, en het komt mij voor
dat dit de bleke reflectie is van een andere dag,
die mij, door de gaten in het hek van de moderne tijd,
het beeld brengt van iemand uit een ver verleden tijd.
Haar aanraking is teder, haar stem zacht,
haar zwarte ogen zijn betoverend en simpel.
De rode wijde rand van haar witte sari
valt rondom haar voeten.
Zij spreidt een kleed uit voor haar gast om te zitten op het erf,
zij veegt het stof weg met het eind van haar sari,
zij haalt water in de schaduw van mangobomen –
dan roept de ekster vanaf de shajina-tak
en de zwarte zangvogel zwiept zijn staart tussen dadelbomen.
Wanneer ik haar vaarwel zeg en weg ga,
kan ze nauwelijks iets zeggen –
laat alleen de deur op een kier staan
en staat daar, de weg afturend
met doffe ogen.
Een bewerking van Tagore door Liesbeth Meyer
Uit: Groene Mango’s, www.boekenbestellen.nl, ISBN 978-94-6345-050-8
Origineel: Punashcha (1932)
***
Het was nacht en donker.
De Kathedraal trilde op haar grondvesten.
Jan Klaassen woonde daar allang niet meer
en Paramaribo verloor haar karakter.
Een schot in je borst.
De stilte valt uiteen!
Bloed, je laatste drank, sijpelde uit alle poriën.
Geen vezel van je dronk er niet van.
Eén voor één laat je
alles en iedereen los.
Je volk.
Je familie.
Je kameraden.
Je huis.
Je spullen.
Je kleren.
Je schoenen.
In de donkere kou lig je.
In je graf heb je geen wachten.
Dat uur is voorbij.
Je littekens
tekenen op je gelaat
zullen in het donker
een geheim blijven.
…. een glimlach.
Stil slaapt
de tijd
de dood
en het leven
in jou.
Je trek naar een andere einder
weg
ge
val
len
uit
de
tijd.
Asha Radjkoemar / Cándani / Saya Yasmine Amores
(8 maart 1965 – 4 augustus 2021)
Uit: Cándani Geef mij het land dat in jou woont, Uitgeverij Conserve (2004)
***
Kahān?
sapnā
jagāike
herāi gaile
samay daure
jingi gujre
aise
heraile
ki lautke
nā aile
sapnā
jagāike
kahān herāi gaile?
Waar?
dromen
strooide je in de ogen
toen verdween je
de tijd vlucht
het leven verstrijkt
onthutst
verdween je
en je kwam
niet meer terug
dromen
strooide je in de ogen
waar ben je toen
verloren geraakt?
Asha Radjkoemar / Cándani / Saya Yasmine Amores
(8 maart 1965 – 4 augustus 2021)
Uit: Bánsuri ke gam/Het verdriet van de fluit, Uitgeverij In de Knipscheer (2020)
***
Alleen de stilte
Is hoorbaar.
Elk teken
Van de dag
Is dood.
Ginds ligt
De horizon.
Nog verder
Licht de kim.
Slechts het zwijgen
Van de stilte
Spreekt
Nog luider
Dan de dag.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall (1935-2018)
***
Freedom
Freedom from fear is the freedom
I claim for you my motherland!
Freedom from the burden of the ages, bending your head,
breaking your back, blinding your eyes to the beckoning
call of the future;
Freedom from the shackles of slumber wherewith
you fasten yourself in night’s stillness,
mistrusting the star that speaks of truth’s adventurous paths;
Freedom from the anarchy of destiny
whole sails are weakly yielded to the blind uncertain winds,
and the helm to a hand ever rigid and cold as death.
Freedom from the insult of dwelling in a puppet’s world,
where movements are started through brainless wires,
repeated through mindless habits,
where figures wait with patience and obedience for the
master of show,
to be stirred into a mimicry of life.
Vrijheid*
Vrijheid van angst is de vrijheid
die ik eis voor u mijn moederland!
Vrijheid van de last der eeuwen, die uw hoofd buigt,
uw rug breekt, uw ogen verblindt voor de wenkende
roep van de toekomst;
Vrijheid van de ketenen van de slaap waarmee
u zichzelf vastzet in de stilte van de nacht
en u wantrouwt de ster die spreekt over de avontuurlijke paden van de waarheid;
Vrijheid van de anarchie van het lot
hele zeilen zijn zwakjes overgeleverd aan de blinde onzekere winden,
en het roer aan een hand stijf en koud als de dood.
Vrijheid van de belediging te leven in een marionettenwereld,
waar bewegingen worden gestart door hersenloze draden,
herhaald door hersenloze gewoonten,
waar figuren geduldig en gehoorzaam wachten op de
meester van de show,
om aangezet te worden tot een imitatie van het leven.
(*niet officiële vertaling)
Rabindranath Tagore (7 mei 1861-7 augustus 1941)
(Kolkata, 1901)
***
Ingesproken gedicht
Klik op de afbeelding om het te beluisteren!
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
LP plaat: Haryári (1978) Stem: Jit Narain
***
Mijn odyssee
Door de dunne muren van de tijd
wenken wensen mij als sirenen.
Roerloos drijf ik
naar hun bedrieglijke lokroep.
Elk verweer stolt
tot een lavende smeltkroes van dromen.
Elk van hun beloftes zwelt zwaarder aan,
voordat zij mij neuriënd ontglippen.
Maar de ontgoocheling duurt nooit lang.
Dorstend naar een windspil,
die houvast kan bieden in mijn
buitelingen van pijn naar pijnloos,
dobber ik op een zee van zilte zeges
en milde tegenspoed.
Koersloos verstrengeld in een touw
van veroordeling en erkenning.
Alleen de toeschouwer ziet,
Dichter,
dat de wolken onbezonnen vlekken
vegen op de zon.
Het gouden rad van tijden wentelt
Zilverspuwend door.
Trekt zich niets aan van gezichtsbedrog.
Mala Kishoendajal
***
De rotsen
Ik bewonder rotsen
omdat ze hun hardheid
niet verschuilen
achter huichelachtige praatjes.
Ik bewonder rotsen
omdat ze manmoedig huilen
als ze onbeschut trotseren
onbeschofte tropische stortbuien.
Ik bewonder rotsen
omdat ze niet wegrollen,
niet huiveren, zich niet verstoppen
voor duivelse tropenzon.
Bovenal bewonder ik rotsen,
door zon geblaakte rotsen,
omdat ze niet buigen
voor de passaat
zoals anderen zonder ruggengraat.
Walter Palm (1951)
Uit: Sierlijke golven krullen van plezier, Uitgeverij In de Knipscheer, ISBN 9789062656448 (2009)
***
Ájá
Gelegen in de hangmat, ogen open dan weer dicht,
lijkt het of hij denkt te gaan spreken.
Wie wie is bereikt hem niet meer.
Of wéét hij wat hij doet, rest hem niets meer te zeggen?
Wie weet niet dat hier gewacht moet worden,
dat de dood veel tijd heeft,
veel meer tijd dan de tijd.
Toen het eigen vreemd werd, moest het touw wel breken,
alsof, uit de hangmat gegooid,
de pijn van mijn gretige liefde mij trof;
alsof nu pas mijn ogen opengingen dat ik ben dankzij hem.
Nu is de vraag wie in wiens geest leeft,
wie in eigen geest.
Wie je ’t ook vraagt zegt: al in het begin,
in de stappen der contractanten,
is de geest gevormd.
Met spijt overladen blijf ik achter,
geen contractant kan ik nog vragen.
Op sommige vragen vind ik antwoord in mijn eigen leven,
voor vele ben ik de gescheurde bladen van de geschiedenis
nog aan het plakken.
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
Uit: Dal Bhat Chatni (1977)
***
Paul Middellijn (1949)
***
Verstoot mij niet.
Zend mij niet heen.
Tot wie zou ik mij moeten wenden.
Neen, verstoot mij niet,
Maar neem mij op,
En laat mij
Tussen je lippen rusten.
Sluimeren in je adem.
Slapen in je ogen.
Neen, zend mij niet heen.
Laat mij je schaduw zijn.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall (1935-2018)
***
Suriname
Dit land
heb ik gekozen
hier geplant
in het getij van
de dagen en nachten
mijn leven,
bij de schrokkige zee
die het strand
van mijn hart
aanvreet en
stuk slaat
op gezette tijden,
maar in een vergevingsgebaar
legt tussen de wortels
van wanhoop
kust voor latere geslachten.
Shrinivási (1926-2019)
***
Over pijn zingen
Ik heb horen zeggen dat pijn,
die ontredderende, etterende zweer,
pas dan verdwijnt als jij als je er niet
over peinst het te verdringen,
maar juist over zingt.
In parlando.
Liefst nog in duet
met een feeërieke muze.
Dan wordt wat ongehoord is,
ineens gehoord,
zelfs beluisterd, besproken.
Dus zing ik over dat mateloos
zeurende gezwel in nog meer
kleuren dan de regenboog,
alsof het een lied is.
Een extatisch, orgastisch,
feilloos veinzend liefdeslied.
Mala Kishoendajal (1959)
Uit: Pijn in parlando (2009)
***
din ke lacchan ghari-anusár hai
ghar men sáj ke áwáj
halká se hawá hai
aur khusi chaile já hai
anjor andhiyár ke chipá dei
anet ke hár hoi
de klok bepaalt de aard van de dag
in het huis klinkt muziek
er waait een lichte wind
de voldoening verbreidt zich
het licht zal het donker bedekken
het onrecht zal verliezen
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
Uit: Natraj – De dans van Shiwa (2020)
***
khali pyala
(een leeg glas)
Ik ben een glas – leeg –
dat staat te wachten
op een tafel,
in een onbewoond vertrek.
Ik heb geen verlangen,
maar ben tevreden,
als ik ooit
iemand laven mag.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall (1935-2018)
Uit: Vindu (1982)
***
Toen realiseerde hij zich
dat de rivier
toch maar één oever had
waarop hij stond
en naar de verte keek
waarin een beeld
uit vroegere dagen
langzaam maar zeker
was opgelost
zodat er toekomst
noch verleden was
verlangen niet
en eindelijk geen verdriet.
Tab use anubhav huá
ki nadi ká sirph
ek hi kinárá thá
jahán khare hokar bite dinon ki
kahin dur talak dekhtá
jádon men dhul gayí
átmiya cchabi dikhti
aur jiske bád
nákoi bhavishya thá
na atit
na icchá
aur na antim shok.
Shrinivási (1926-2019)
Nieuw Amsterdam (1983), Suriname
***
Antahin icchá
Rát ke andherá ke gahirái men
ham sunilá
cánd ke ghunghat parlai howe.
Joti ke ákhari pad
andherá men gunjanái ját hai.
E dard jaun ke pyár kahal já hai,
le já hamme ek bár aur i andherá men.
Ham ohi rastá se mile mángilá
jahán ham uthái saki:
joti ke.
Eindeloos verlangen
In de plooien van de nacht
hoor ik
de enkelbanden van de maan verloren gaan.
De laatste stappen van het licht
galmen steeds verder het duister in.
O pijn die liefde mag heten,
draag mij nog een keer het duister in.
Ik wil de weg vinden
waar ik het oprapen kan:
het licht.
Rabin S. Baldewsingh
Uit: Man ke muni / In de stilte van de ziel (2013)
***
Diyá Satura
Het bescheiden klein stil lichtje
Verbrandt zichzelf stillekens
En verspreidt een weinig licht …
Volg niet het dwaallicht van uw intellect
En uw deugd zal geen gevaar lopen …
Shyam Adhin (1954-2005)
Uit de verzameling: ÁPAS KE BÁT, Uitgave St. Rishi Foundation (2017)
***
Welke gedaante keert het tij
wolk na wolk barst tot bui
naar wie snakt het oog zonder
wiens stem voel ik mij alleen
ooit volop in vreugde
tot meer geluk niet in staat
is in welke scheiding vandaag
wat nog restte weer vergaan
vriendinnen noch de wereld begrepen
bij wie open ik dit gekluisde hart
die ik liefheb meer dan mezelf begreep
hoe zou dan een vreemde begrijpen
wie deelt mijn zonderling verhaal
wie neem ik in vertrouwen
wie weet verwelkt mijn jeugd
als een offerbloem
hoe schreeuwt dit verlangen
wie vertel ik, hoe
die niet begreep het ongesproken woord
verstaat hij de taal van liefde?
Badal ke bhens bhi lautal mausam
badal ke bádal barse hai
keke dekhe ke tarse ánkhi
kekar boli bin suná man
kabhi khusi rahali, rahá sukh etná
ki sah sakti aur ketná
áj baki jon báki rahge
bahge kaun judái sanghe
saheliyan ná samjhin ná samjhis samáj
ab kholi kahán ápan dil ke tajori
samjhis baki ná jon ján se pyárá
phir samjhe kaise paráyá
kese kahi ápan kathin kaháni
keke lei bharose men
kahin jhurdái na jái, ke jáne jawáni
pujá ke phul jaise
ham boli kese boli kaise
anbolal bát jon samjhis ná
u prem ke bhásá samjhe kaise
Raj Ramdas
Uit: KAHÁN HAI U – WAAR IS ZIJ, Uitgeverij Maya (2003)
***
een spa blauw
Kelken vol zomerlicht
verspat op bladgouden ranken
bemint zij de eerste de beste
een azuren zee waadt
door het hazenpad
koersloos deinen
schelle refreinen
het einde een begin
van vroeger rest mij
altijd hetzelfde nu
zelfverschimmend in zicht
wanneer ik jou ontmoeten wil
ontbloeit de schemering
herrijs jij
adem ik
een tafel verder
Chitra Gajadin
Uit: Schoorvoetige tijden, Uitgeverij Maya (2000)
***
het gebeurt elke dag weer
het gebeurt elke dag weer
hij is er zo gewoon aan geraakt
ontelbare beelden
voegen zich tot één
hij kijkt en schouwt zelfs
in kleurrijke kostuums
wordt aan één stuk doorgedanst
vlinder en pauw
vloeien in elkaar over
veren dwarrelen, bladeren vallen
de dans is één en al souplesse
in iedere golf
laat zich hetzelfde patroon zien
roj-roj ke honi hai
roj-roj ke honi hai
haito bán par gail
bahute se cehrá
sab ekke men samá hai
parkhe hai i aur niháre bhi
rang-birang pauság men
nacá rahal hai ek sur
ekke men miljá hai
titli aur mor
pakhná ure, pattá gire
nác ke lacak apne men bhine
lacak ke har halfá pe
ekkehin suratiyá dikhe
Jit Narain
Uit: Natraj – De dans van Shiwa (2020)
***
het bestaan
dit bestaan wil ik niet haastig leven
geelwortel niet overijld
laten smeren op mijn lichaam
laat mij maar zachtjes
gaar worden op traag vuur
rustig rijpen op een tak
voor jou
ja, voor jou
met handen gestoken in de zakken
mijn hoofd opgeheven, nog niet bescheiden
wandel ik en dans
op krediet van vreugde en genot
laat mij rusten voor de deur van zoete dromen
triomferen
na alles eerst te verliezen
voor jou
ja, voor jou
leg mij neer naast mijn eigen schaduw
in alle rust in de bries van een open raam
laat de tedere stuifregen spelen met mij
al zou het buiten de maat
en ver van zuivere tonen
laat mij schallen op de snaren van het bestaan
schommelen op de snijvlak van een melodie
voor jou
ja, voor jou
i jingi
ham na mángila jaldi jaldi
jiye jingi
ham na mángila lage jaldi
denhi men hardi
hamme churende madhim ánch pe
pakkende astile dár pe
tor khátir
han tor khátir
jebi men háth dár ke
abbe tanko na moor gár ke
tahrilá ghoomilá náchilá
mauj ke udhár pe
hamme baithende sapná ke dwár pe
jeetende sab kuchh hár ke
tor khátir
han tor khátir
dusar ke na baki
hamme hamár parchháheen ke bagle letáde
tim se ego khulal khirki ke hawá men letende
khoob khelende
barkhá ke madhim bauchhár ke ham se
tál ke báhar cháhe sur se door
hamme bajende jingi ke tár pe
jhoolende geet je dhár pe
tor khátir
han tor khátir
Raj Mohan
Uit: Bapauti/Erfenis, Uitgeverij In de Knipscheer (2008)
***
Geschenk
Ach, mijn liefste, welk van mijn geschenken zal ik je dit keer geven,
bij het aanbreken van de dag?
Een ochtendlied?
Maar zo lang duurt de ochtend niet –
de hitte van de zon doet hem verwelken als een bloem
en liedjes die vervelen, gaan voorbij.
Ach vriend, wanneer je in de schemer langskomt aan mijn poort,
wat is het dat je vraagt?
Wat is het dat ik je kan geven?
Een licht?
Een lamp uit één van de afgelegen hoeken van mijn stille huis?
Maar wil je die meenemen de drukke straat in?
Helaas,
de wind zal hem doen uitgaan.
Welke geschenken ik ook bij machte ben je te geven,
of het nou bloemen zijn
of parels voor om je hals,
hoe kunnen ze je behagen,
als ze na verloop van tijd zeker zullen vergaan,
barsten, hun aantrekking verliezen?
Alles wat mijn handen in de jouwe kunnen leggen
zal door je vingers glippen
en in vergetelheid vallen in het stof
om tot stof te worden.
Veel beter is het,
wanneer je in de lente vrijelijk ronddwaalt door mijn tuin,
en een onbekende verborgen bloem
je in plotselinge verbazing op doet schrikken
door haar geur;
laat dan dat plots opkomend moment mijn geschenk zijn.
Of, wanneer je een schaduwrijke laan aftuurt
en een neerkomend huiverend spatje van het ondergaand licht
van het rijkelijk bijeen vergaard zweem van de avond,
je plots stil doet staan
en je dagdromen omzet in goud;
laat dat licht een simpel geschenk zijn.
Het meest waardevolle is van korte duur;
het schittert slechts even, dan gaat het weg.
Het laat zich niet verklaren –
het laat ons pad trillen door haar melodie;
haar dans lost op bij het getinkel van een enkelband.
Ik weet niet hoe er grip op te hebben –
geen hand, geen woord heeft er vat op.
Vriend, alles wat je daar zelf van kunt bemachtigen,
zonder te vragen, zonder te weten,
laat dat van jou zijn.
Alles wat ik je kan geven heeft weinig betekenis,
of het nu een bloem is of een lied.
Rabindrenath Tagore, Dān uit Balākā, 1916
Video: Daan van Rabindranath Tagore
Uit: Rabindrenath Tagore – een drieluik
***
De liefde danst in een dronken bui
De liefde danst in een dronken bui
op de rimpels van mijn ziel
en jij snakt naar adem.
Het geluid van de schellen rond jouw enkel
dringt diep door in mijn geest;
ik kan het niet meer aan.
Voorzichtig oh danseres
beheers je,
demp dit verleidelijke gerinkel.
De angst overdondert mijn lichaam,
de vlammen zijn onbeheersbaar:
straks wordt de schellensymfonie nog mijn galg, oh lief.
Pyár nasá men náce hai
Pyár nasá men náce hai
hamár man par cahar ke
sáns lewe dam toke ná.
Ghunghru ke awáj
chanke hai nas nas men;
dabal hai, káte khun ná.
Husiyár raho, káncani debi.
Bas men rakh
apan awáj ke jará.
Dar badan men
bige áge:
ghunghru bane ná phási hamár.
Rabin S. Baldewsingh
Video: Pyár nasá men náce hai
Uit: Hindorama, Gedichten in het Sarnámi
***
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief.
De aarden oven getooid met gebladerde droogte.
De liefde opgeslokt door rook herkent jouw gedaante niet eens.
In deze gloed plaats ik mijn huwelijkstempel wachtend op jou.
Bedwelmd door de muziek die liefde verwelkomen mag, lijkt de herinnering een gebed en de droom een verlangen.
Gebukt ga ik onder jouw naakte liefde; vertwijfeld of ik mij nog schuil kan houden in de schaduw van jouw dromen waar voor mij geen zetel rest.
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief. Het geknetter van het vuur is de melodie van mijn verdriet. Mijn hoop, ga maar op in deze versierde oven. Het vuur is nu de bruidsstoel van mijn liefde.
Dil men pyár sulge hai, sáthi
Dil men pyár sulge hai, sáthi.
Darárá men sajáwal culhá men.
Dhuwán men sanáil pyár hamár
najar ná lage sakal tor kahán.
Ehi sulgal dil men sajá deli máro apan
torhi intejár men.
Dubal hai ham sahanái ke nasá men,
jahán yád hai mantar sapaná hai khwáhis.
Jhukal hai tor pyár ke bas men;
málum ná chupal rahi
tor sapaná ke ánre men
jahán hamare liye koi pirhá ná báki.
Dil men pyár sulge hai, sáthi.
Cailá ke rág hai ab dard ke kaháni.
Bhasam ho já tu i sajáwal culhá men, bharosá.
Agni hai doli pyár ke hamár.
Rabin S. Baldewsingh
Video: Dil men pyár sulge hai, sáthi
Uit: Hindorama, Gedichten in het Sarnámi
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
365 Ramayana Quotes: Een Dagelijkse Reis naar Inspiratie en Wijsheid – Hindorama.com
“In de moderne tijd lijkt het gebruik van prachtige spreuken en citaten, gebaseerd op de Ramayana, te vervagen. Het is zeldzaam geworden om deze diepgaande wijsheid rechtstreeks van onze ouders te horen. Het is precies om deze reden dat ik geloof dat dit boek van onschatbare waarde is. Laat dit boek dienen als een bewaarplaats van deze waardevolle citaten en als een brug tussen de oude generatie die deze kennis koesterde en de jongeren zoals ik, die er opnieuw naar verlangen.” Di’Quinto Lachmansingh is een jonge student die het moderne Nederlandse leven verbindt met de eeuwenoude wijsheid van de Ramayana. Als een jonge geest die gedijt op zowel academische kennis als tijdloze religieuze wijsheid, hoopt hij anderen te inspireren om de diepte van de Ramayana te omarmen en de rijkdom van deze eeuwenoude leringen te ervaren. Op 17 december 2023 presenteerde hij een boek waarin hij 365 citaten uit de Ramayana in het Nederlands heeft bijeengebracht.
Hij beschouwt de Ramayana niet slechts als een episch verhaal, maar als een tijdloze gids voor de mensheid, waarin God Vishnu in de vorm van Shri Ram op aarde verschijnt om dharma te herstellen. Dharma is een veelomvattend begrip voor ethisch gedrag. Voor Di’Quinto is rechtvaardigheid het fundament van zijn zoektocht naar dagelijkse inspiratie en diepgaande wijze lessen. Hij verwijst in dit verband ook naar de Bhagavad Gita, waar Shri Krishna als incarnatie van God Vishnu verschijnt.
यदा यदा हि धर्मस्य ग्लानिर्भवति भारत ।
अभ्युत्थानमधर्मस्य तदात्मानं सृजाम्यहम् ॥४-७॥
Hoofdstuk 4, Verse 7, Bhagavad Gita
“Wanneer er een afname is in deugdzaamheid en een toename van onrechtvaardigheid, O Bharata, dan daal Ik neer. Om de deugdzamen te beschermen, om de onrechtvaardigheid te vernietigen en om deugdzaamheid te herstellen, verschijn Ik millennium na millennium.”
In de huidige tijd waar het lezen van een omvangrijk werk als de Ramayana met zijn 24.000 verzen ontmoedigend kan lijken, heeft hij voor een doelgerichte aanpak gekozen: 365 zorgvuldig geselecteerde citaten die hij beschouwt als een dagelijkse bron van inspiratie en, zoals hij het noemt, de management of life.
Volgens Di’Quinto biedt de Ramayana een schat aan lessen op het gebied van leiderschap, ethiek, relaties en zelfrealisatie. “De principes die in dit eeuwenoude epos worden belicht, kunnen naadloos worden toegepast op moderne contexten. De rol van Ram als een rechtvaardige leider, de toewijding van Hanuman en de veerkracht van Sita in tijden van beproeving bieden waardevolle inzichten voor leiderschap en teamdynamiek. Dit maakt de Ramayana niet alleen een episch verhaal, maar een realistische les voor de mensheid, waarbij het omgaan met uitdagingen en het nastreven van rechtvaardigheid centraal staan.”
Di’Quinto heeft, na grondige analyse van zowel de Ramayana van Valmiki als de Ramcharitmanas van Tulsidas 365 citaten geselecteerd die hem persoonlijk aanspreken en inspireren. Deze zorgvuldig gekozen citaten dienen als een toegankelijke ingang tot de rijke lessen van de Ramayana als een dagelijkse bron van inspiratie. De essentie van Di’Quinto’s project ligt niet alleen in het verzamelen van citaten, maar vooral om de lessen te internaliseren en te actualiseren. Het doel is niet alleen te lezen, maar ook te begrijpen, te reflecteren en te groeien.
Di’Quinto nodigt lezers uit om de Ramayana niet te zien als een verre mythe, maar als een levende bron van wijsheid die elke dag kan worden verkend. Hij benadrukt dat niet alle citaten voor iedereen even relevant zullen zijn, en dat is prima. Juist in die variatie ligt de schoonheid van de individualiteit van interpretatie en inspiratie. Het gaat erom de lessen te ontdekken die resoneren met persoonlijke reis en groei. Di’Quinto verwijst naar de woorden van Tulsidas om te benadrukken dat de interpretatie van de Ramayana een zeer persoonlijke en subjectieve ervaring is, die past bij iemands eigen levensfase, persoonlijkheid en doelen.
जिन्ह के रही भावना जैसी। प्रभु मूरति तिन्ह देखी तैसी।।
Baal Kand 241.2, Tulsidas Ramcharitmanas
“Ieder ziet Shri Ram op zijn eigen manier, vanuit zijn emotie of referentiekader “
Het erkennen van deze individualiteit opent de deur naar het putten van inspiratie die past bij iemands eigen levensfase, persoonlijkheid en doelen.
Op 17 december vond de feestelijke boeklancering plaats tijdens een Ramayana seminar in Bharat Kings, de spirituele geloofswinkel aan de Paul Krugerlaan. Het evenement trok een levendige menigte van nieuwsgierige jongeren, van wie een aantal ook hun ouders had gemotiveerd mee te komen. Di’Quinto is trots op de rijke traditie van kennis en citaten vanuit de Ramayana die de oudere generaties Hindostanen in Suriname koesterden en als een kostbare schat van generatie op generatie werd doorgegeven. “Voor mijn ájá (grootvader) die in 1969 naar Nederland kwam en in 1972 de winkel Bharat BP Lachmansingh opende was de Ramayana een bron van wijsheden. De quotes en gezegden die hij in zijn dagelijkse conversaties met mijn vader deelde, leken aanvankelijk slechts woorden. Het heeft jaren geduurd voordat mijn vader besefte dat deze uitspraken niet alleen reflecties waren van de persoonlijke levenswijsheden van zijn vader, maar ook een erfenis van tijdloze kennis die met ons werd gedeeld. Een van de spreuken die mijn ájá vaak herhaalde, weerklinkt nog steeds in de gedachten van mijn vader: ‘Ram naam ki loot hai, loot sake to loot, ant samay pachatayega, jab praan chayenge choot’ – ‘Noem de naam van Ram (mediteer) zo vaak als je kunt, want wanneer de tijd ten einde komt en je je laatste adem uitblaast, zul je spijt hebben en zou je willen zijn naam te kunnen noemen.’”
Met oprechte dankbaarheid deelt Di’Quinto Lachmansingh de 365 Ramayana Quotes met de lezers en nodigt hen uit om de lessen van de Ramayana te ontdekken, nieuwsgierig te worden naar de context van de verzen en deze toe te passen in hun eigen leven.
365 Ramayana Quotes – Nederlandse editie • Initiatiefnemer: Di’Quinto I.R. Lachmansingh • Den Haag 2023: Bharat Kings, Paul Krugerlaan 194, Den Haag • ISBN 9789083390703 • 365 pp. gebonden • €22,50
Foto’s: Di’Quinto Lachmansingh
- Published in BIBLIOTHEEK, Boeken, CULTUUR, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur
Promotie Anita Ramcharan: Een cultuur vol liederen en een liedkunst vol cultuur
Op donderdag 21 december verdedigde Anita Ramcharan haar proefschrift Een cultuur vol liederen, liedkunst vol cultuur: De positie van vrouwen in Hindostaanse liedkunst. Ramcharan heeft onderzocht hoe Hindostaanse vrouwen de liedtraditie bij de hindoerituelen rond de geboorte, het huwelijk en het overlijden hebben bewaard, aangepast en overgedragen.
Een orale traditie
Door te zingen tijdens belangrijke momenten creëerden zangeressen een sfeer die past bij een bepaald ritueel. In deze rol namen zij de taak op zich om een stemming van betrokkenheid te scheppen, waarin alle partijen hun eigen rol hadden. De zangeressen hebben de traditie van de liedopvoeringen en hun repertoire doorgegeven aan de volgende generaties. Zij hebben de bijdrage die hun moeders en oma’s hebben geleverd aan het vormen van de hindoegemeenschap voortgezet en verder ontwikkeld in Suriname en later in Nederland.
Hierin hebben vrouwen van de volgende generaties elke keer opnieuw keuzes gemaakt tussen bewaren en vernieuwen. Hoewel er tegenwoordig zeker bij minder momenten liedopvoeringen worden verzorgd dan vroeger, hebben vrouwen deze traditie levend weten te houden.
Zoals andere orale tradities is ook deze traditie van vrouwen bij hindoerituelen dynamisch. Zowel de inhoud als de vorm is constant in beweging en dat laat zien hoe zangeressen in de steeds veranderende wereld omgaan met deze vrouwentraditie. Door die traditie te blijven vernieuwen behouden zij deze liedkunst. Deze vernieuwingen illustreren hoe vrouwen creatief zijn binnen dit constante koorddansen tussen adaptatie en innovatie, terwijl zij nog steeds respectvol bezig zijn met een eeuwenoude literaire traditie.
Liederen
Tijdens de geboorte-, huwelijks- en overlijdensrituelen zingen zangeressen, net als hun voormoeders uit India, bijvoorbeeld over de handelingen die verricht worden, de voorwerpen die gebruikt worden en de mensen die de handelingen verrichten.
Hun liederen zijn dus niet alleen bedoeld voor de persoon die is geboren, in het huwelijk treedt of is overleden, maar ook voor anderen die eretaken verrichten bij deze rituelen. Zo zingen vrouwen voor specifieke personen ook plaagliederen die ze van hun voormoeders hebben geleerd. Deze bijzondere liederen tonen aan hoe vrouwen vormen van beeldspraak hanteren in het spel om binnen de grenzen te blijven en toch niet. Daarmee laten zij zien hoe zij in deze liedtraditie met bestaande hiërarchieën omgaan.
Proefschrifttitel: Een cultuur vol liederen of liedkunst vol cultuur: De positie van de vrouw in Hindostaanse liedkunst
Promotoren: Prof. dr Berteke Waaldijk en Prof. dr Michiel van Kempen
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
Wandelend museumstuk in Silicon Valley – Mahesvari Autar
In het 150ste gedenkjaar van de Hindostaanse immigratie in Suriname vertelt Mahesvari Autar, oprichter van het cultuurplatform DesiYUP, over identiteit en hoe bijzonder de Hindostaanse gemeenschap is. Zelf gebruikt ze de benaming ‘Hindoestanen’ voor de vanuit India naar Suriname geëmigreerde contractarbeiders en hun nakomelingen. In dit artikel conformeert ze zich aan de door Hindorama gebezigde benaming ‘Hindostanen’, de inclusieve benaming voor deze personen ongeacht hun religie of overtuiging (hindoe, moslim, christen, atheïst).
In het hart van Silicon Valley deel ik mijn verhaal, waarin mijn Nederlandse, Hindostaanse en Indiase identiteiten samensmelten tot een levendig geheel.
“Ik wandel als een levend museumstuk door Silicon Valley”, deel ik met een zweem van trots mee aan een onbekende Indiër in het centrum van de hightechindustrie. In deze regio, waar innovatie en vooruitgang samenkomen, vertegenwoordig ik de levende geschiedenis van de Nederlandse Hindostanen.
In een gezellige Indiase kledingwinkel, gelegen in een van de karakteristieke winkelblokken die vaak worden bezocht door Indiase kennismigranten, maak ik kennis met Dipesh, een man van ongeveer 60 jaar. Te midden van kleurrijke sari’s die de winkel van plint tot plafond vullen, word ik verontschuldigend aangesproken vanwege mijn rollende Rotterdamse ‘R’. Al snel ontstaat er een ongedwongen gesprek waar tijd vervaagt en haast geen plaats heeft.
Manhattan aan de Maas
Ik vertel Dipesh over mijn stad, ‘Manhattan aan de Maas’. Tijdens mijn reis in New York, enkele dagen voor mijn bezoek aan Silicon Valley, viel het me op dat de overeenkomsten tussen New York en Rotterdam verder reiken dan alleen het visuele aspect van iconische hoogbouw.
In New York ervoer ik een gevoel van herkenning toen ik voor de ingang van Central Park een kunstwerk zag met kenmerken uit de hindoeïstische iconografie. Het kunstwerk, genaamd Ancestor, is gemaakt door de Brits-Indiase Bharti Kher en introduceert de bewonderaar aan een eeuwenoude Indiase traditie: het vereren van de scheppende kracht, de Universele Moeder.
De godin in het kunstwerk is gehuld in een rode sari, draagt gouden oorbellen en heeft gevlochten haren. In haar hand houdt ze het symbool voor het leven vast, een lotusbloem. De samengeklonterde hoofden symboliseren ‘al haar kinderen’, inclusief wijzelf, en de ‘meervoudige rollen die de vrouw vervult’. Zoals Kher in een van haar interviews opmerkte: “De Universele Moeder heeft met niemand een probleem. Iedereen is voor haar hetzelfde.”
Afgezien van de herkenning, vertoont het metershoge beeld opvallende overeenkomsten met het nieuwe bronzen beeld genaamd Moments Contained, gemaakt door Thomas J. Price. Dit beeld staat voor Rotterdam Centraal. Een jonge, zwarte vrouw gekleed in een joggingbroek, T-shirt en gympen, haar handen nonchalant in haar broekzakken gestoken.
De overeenkomst tussen beide kunstwerken is de plaatsing; ze zijn op prominente locaties in de stad te bewonderen. Het plaatsen van beelden van “vrouwen met een migratie-achtergrond” op drukbezochte locaties zendt een positief signaal uit naar de samenleving. Of de vrouw nu wordt afgebeeld als godin of alledaags, maakt in wezen niks uit. Ze mogen er allebei zijn en gezien worden! Hierdoor ontstaat vanzelf een transformatieproces in het denken. (H)erkenning van identiteit is in dit kroonjaar van 150 jaar Hindostaanse immigratie een belangrijk thema.
De verschuiving van Dipesh’s verwarde blik naar een nieuwsgierige glimlach markeert het ontstaan van een waardevolle connectie. Zijn vraag volgt snel: “Hoe is het om als Hindostaan/Indiër in Nederland te wonen?” Ik kijk de eerste generatie kennismigrant uit Silicon Valley bedachtzaam aan en besluit hem meer te vertellen over mijn perspectief van de Hindostaanse diaspora.
Het beloofde land van Rama
Om bij het begin te beginnen. Er was ooit eens een schip Lalla Rookh, dat de eerste Indiase contractarbeiders bracht naar het beloofde land van koning Rama, het land Suriname. Dipesh vraagt verbaasd: “Suriname?” Het is ook elke keer een feestje om Indiase expats te vertellen dat er 150 jaar geleden al Indiërs waren die migreerden naar het toen nog onbekende continent Zuid-Amerika.
Deze Indiërs kwamen vooral uit de deelstaten Uttar Pradesh en Bihar, waar koning Rama groots wordt vereerd. Rama symboliseert voor velen vastberadenheid en rechtschapenheid. Hij wordt 150 jaar later nog steeds bezielend aanbeden door veel Nederlandse hindoes in mandirs (tempels) of in huizen. Betreden van het beloofde land van koning Rama vereiste een vijfjarig contract voor mijn voorouders. Ze maakten lange dagen op plantages en hadden maar weinig voorzieningen. Met maar weinig middelen moesten ze zichzelf zien te redden. Dipesh vraagt nieuwsgierig door: “Wat gebeurde er na die vijf jaar?”
Na het contract kregen de arbeiders van de Nederlandse kolonialisten de keuze: in Suriname blijven wonen waar ze een stuk land en wat geld kregen, of met een bescheiden bedrag terugkeren naar het land van herkomst. India bood destijds weinig hoop voor de allerarmsten onder de Britse koloniale heerschappij. Daarom kozen mijn voorouders ervoor om zich na hun contractperiode in Suriname te vestigen, in de hoop op een betere toekomst voor de volgende generaties. De beslissing van mijn voorouders heeft voor mij buitengewoon gunstig uitgepakt. Ik woon nu in een land waar ik talloze mogelijkheden heb om mezelf verder te ontwikkelen. Dit geldt uiteraard voor alle Nederlandse Hindostanen.
Het aanpassingsproces aan een nieuwe omgeving wordt treffend beschreven in het nieuwe boek van Salman Rushdie, Victory City. “Elke nieuwe plek waar mensen besluiten te wonen, voelt vreemd aan, en het kan generaties duren voordat het echt thuis wordt. De eerste mensen arriveren met afbeeldingen van de wereld in hun bagage, met dingen van elders die hun gedachten vullen, maar de nieuwe plek voelt vreemd. Het is moeilijk voor hen om erin te geloven, ook al hebben ze nergens anders heen te gaan en niemand anders te zijn.”
Geboren in het nieuwe Rama Bhoomi (land van Rama) koos mijn moeder toch om te vertrekken naar Nederland. Zij was op zoek naar stabiliteit en nieuwe kansen, en de politiek- economische situatie in Suriname maakte het onmogelijk voor haar om verder te bouwen aan een toekomst. Dit dachten wel meer landgenoten en dit leidde tot een tweede migratiegolf. Velen vertrokken rond de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 naar Nederland.
Tentoonstelling Een onvoltooid verleden
Mijn gesprek met Dipesh roept vragen bij mij op. Ik dwaal af en vraag me af wat de 24-jarige contractarbeider Mohamudkan Woozeerun van de situatie zou vinden anno 2023. Zou ze blij zijn met de Hindostaanse gemeenschap?
Het verhaal van de contractarbeiders kreeg voor mij in Woozeerun een gezicht tijdens mijn bezoek aan het Haags Historisch Museum in april. Daar bezocht ik de tentoonstelling Koloniaal Den Haag – een onvoltooid verleden. Daar las ik haar naam op een doek; zij reisde mee op het eerste schip uit India. In een vitrinekast lag een schipperslogboek met namen van passagiers, hun fysieke kenmerken en geschatte leeftijd. Deze namen van toen leven voort in het DNA van de 180.000 Hindostanen in Nederland.
Zou Woozeerun zich verheugen over het feit dat meisjes in Nederland nu naar school gaan, hun eigen partner kiezen, carrières opbouwen en steeds meer economisch zelfstandig worden? Zou ze het waarderen dat vrouwen nu vrijelijk beslissen over de invulling van hun leven, of het nu betekent dat ze een nacht lang feesten of de avond doorbrengen met het lezen van een boek? Zou Woozeerun gebruikmaken van het stemrecht dat vrouwen tegenwoordig hebben? Of zou ze zelf een politieke carrière overwegen? Zou ze zich zorgen maken over de nog steeds kwetsbare positie van vrouwen in Nederland, wetende dat 45 procent van alle vrouwen ooit te maken krijgt met fysiek en/of seksueel geweld? Onder dit percentage vallen ook Hindostaanse vrouwen en meisjes.
Ik concentreer me weer op het gesprek met Dipesh. De koers van ons gesprek verandert. “Spreken jullie nog steeds Hindi?” Ik krijg het gevoel dat hij mijn migratieverhaal vergelijkt met het verhaal van zijn eigen kinderen (tweede generatie).
Taal als verbindende factor van emoties
Taal is de sleutel die de deuren opent naar begrip, verbinding en het delen van de diepste gedachten en emoties tussen mensen. Mijn náni, oma van moederskant, heeft mij vanaf mijn jeugd het belang van taal meegegeven. Taal fungeerde voor haar als een doorgeefluik van traditionele Hindostaanse gebruiken, filosofische inzichten en dulár (liefde dekt niet eens de lading van dit woord). Het is puur emotie! Omdat náni de Nederlandse taal beperkt sprak, was het voor mij vrij normaal om Sarnámi met haar te praten. Ook al spreek ik Sarnámi met een Nederlandse tongval, het weerhield mij er niet van om van alles met haar te bespreken.
Het spreken van meerdere talen is vrij normaal. We spreken Engels, Duits, Spaans, Frans, dus waarom ook niet Sarnámi of Hindi? Het leren van een taal is waardevol om culturele nuances mee te krijgen. Taal is voor mij een geweldig middel geworden om mezelf te positioneren in de samenleving. Mijn beheersing van het Sarnámi en het Hindi heeft mij enorm geholpen bij de oprichting van mijn cultuurplatform DesiYUP. En het is mij gelukt om een Nederlands kinderboek Radha’s eerste concert uit te brengen, waarin woorden voorkomen die ik van náni heb geleerd. Zo ontstaat er herkenning bij met name Hindostaanse kinderen. Door middel van dit boek wil ik ze een gevoel van trots meegeven en ervoor zorgen dat ze de taal omarmen en koesteren.
Sinds een paar jaar besef ik namelijk hoe bijzonder onze Hindostaanse gemeenschap in Nederland is. Ik kreeg hulp bij deze realisatie. Vanwege mijn werk kom ik veel in aanraking met Indiase artiesten. Een van de artiesten was verbouwereerd toen hij hoorde dat een deel van onze gemeenschap elkaar begroet met ‘Rám Rám’. Zelfs bij een groet leggen we de link met de heroïsche koning Rama en het geschrift Ramayana. “Zeggen mensen dit nog steeds?” vraagt Dipesh net zo verbaasd. In India is alles met Rama gepolitiseerd, maar de ware essentie van de Ramayana en de schoonheid van de verhalen is bij de hindoegemeenschap in Nederland nu nog in veilige handen.
De hindoecontractarbeiders haalden kracht uit de verhalen van het rijke epos. De eenvoudige toegankelijkheid van het verhaal in de taal Avadhi, maakte het voor velen makkelijk te begrijpen. En doordat het boek universele vragen poëtisch weet te beantwoorden, is het zelfs 150 jaar later nog springlevend. Dit gegeven onderstreepte de Indiase president Narendra Modi in 2017, toen hij voor het eerst een toespraak gaf op Nederlandse bodem. Het eerste wat hij deed, was de Hindostaanse gemeenschap complimenteren. Hij prees ons voor het behouden van de taal en het doorgeven van ons religieus-cultureel erfgoed, zonder afbreuk te doen aan onze integratie in Nederland.
Dat vindt Dipesh interessant. Hij zegt dat zijn kinderen niet zo actief bezig zijn met cultuurbehoud. Ze zijn nu eenmaal de dominante minderheidsgroep in Silicon Valley, waardoor er een ander soort van ‘eenheidsgevoel’ heerst onder expat Indiërs. Zo zoeken ze elkaar eerder op als ze uit dezelfde streek of staat komen of dezelfde taal delen. Zo zullen de Punjabi’s niet snel contact initiëren met Zuid-Indiase kennismigranten. Ze zijn meer in zichzelf gekeerd en voelen zich eerder thuis in een subgemeenschap binnen de dominante minderheidsgroep van kennismigranten uit India. Dit fenomeen zie je ook terug bij de Indiase expats in Nederland en hier schuilt dan ook het gevaar in, omdat het juist segregatie bevordert. Hierin verschillen Hindostanen in Nederland wezenlijk van de expat Indiërs. Het is niet zo dat Hindostanen uit een polder enkel met poldergenoten omgaan. Het is hooguit leuk om te constateren op een verjaardagsfeestje dat iemand uit Nickerie komt, maar daar blijft het ook bij. Hindostanen zoeken elkaar eerder op, op basis van leefstijlen. Bijvoorbeeld volgers van Hindorama delen gezamenlijke culturele waarden en dat kan al gecategoriseerd worden tot een specifieke levenshouding.
En volgens de Indiase onderzoeker Roshni Sengupta, gespecialiseerd in de Hindostaanse gemeenschap in Nederland, speelt muziek een cruciale rol in het behoud van onze culturele identiteit. Haar paper Negotiating Minority Identities in Europe Through Cultural Preservation: Music as Heritage among the Dutch Hindustani Diaspora in the Netherlands benadrukt de maatschappelijke meerwaarde van cultuur en muziek. “Als een culturele minderheid zich in een grotendeels witte omgeving begeeft, is muziek een van de belangrijkste bindende factoren geworden voor de Nederlandse Hindostaanse gemeenschap, en draagt het bij aan het voortdurende thuisgevoel in het nieuwe thuisland.”
Bitterzoet 150 jaar Hindostaanse immigratie
Dit jaar staat de Hindostaanse gemeenschap in Nederland groots stil bij de 150 jaar Hindostaanse immigratie. Ik heb zelf een rol gespeeld door het organiseren van het herdenkingsfestival Eindeloos India. Het afgelopen jaar is het mij opgevallen dat de aandacht groots was. Er was ruimte voor het bittere verhaal van ontberingen en onderdrukking met een activistische ondertoon. En er was ook ruimte om het zoete en geromantiseerde heldenverhaal van overlevingskracht en verbinding te delen. Mijn voorkeur gaat uit naar het delen van het zoete verhaal.
Beide perspectieven, bitter en zoet, benadrukken de culturele kenmerken van de gemeenschap, zoals taal, dans, muziek, de Hindostaanse keuken, traditionele klederdracht en sieraden. De combinatie van al deze elementen is uniek. Het maakt ons als gemeenschap bijzonder en dat mogen we best koesteren. De zichtbaarheid van de gemeenschap kan ook anders gemeten worden. Sociaal-maatschappelijk zijn we als gemeenschap goed gepositioneerd en ja, het kan altijd op het niveau van politiek, sport en entertainment een tandje meer, maar zichtbaarheid kent vele aspecten. Het feit dat we een rijk cultureel erfgoed hebben dat dit jaar volop is geëtaleerd op verschillende manieren, draagt bij aan zichtbaarheid en (h)erkenning in de Nederlandse samenleving.
Terwijl Dipesh en ik spreken over het verleden en de toekomst, voel ik de rijke erfenis van mijn voorouders en de transformatie die mijn identiteit heeft doorgemaakt. Als een brug tussen werelden draag ik het epos Ramayana uit India met mij mee. Koester ik de Hindostaanse taal die gevormd is in Suriname. En prijs ik mezelf gelukkig met de titel ‘Rotterdamse cultuurmaker’. Ik heb mijn plekje gevonden in de Nederlandse samenleving.
Mijn gesprek met Dipesh in Silicon Valley eindigt met de erkenning van mijn wandelende museumstukstatus. Terwijl ik afscheid neem van hem in de sari-winkel, besef ik dat mijn reis naar Amerika niet alleen mijn persoonlijke reis is, maar ook een reis waarin mijn Nederlandse, Hindostaanse en Indiase identiteiten harmonieus samenvloeien, verrijkt door de gedeelde ervaringen en verbondenheid met het verleden en heden.
Foto’s: Mahesvari Autar
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, LIFESTYLE
Boekbespreking Anil Ramdas: de tragiek van brandende ambities – Hans Ramsoedh
Een dag na het overlijden van de schrijver/essayist Anil Ramdas (16 februari 1958 – 16 februari 2012) stond premier Rutte na afloop van de ministerraad tijdens het Gesprek met de minister-president op de televisie stil bij zijn overlijden: ‘Er is een man heengegaan die niet alleen een groot schrijver is, maar ook iemand met een opvatting. Een uitgesproken persoonlijkheid. Wij zijn met z’n allen wat armer door zijn overlijden’. Ramdas schreef om de wereld te veranderen en het was ook zijn brandende ambitie om de belangrijkste intellectueel van Nederland te worden. Hij wilde niet verwaarloosbaar zijn. In Nederland leerde men hem sinds begin jaren negentig door zijn essays in De Groene Amsterdammer en columns in NRC, zijn boeken en zijn televisie- en radioprogramma’s kennen als een scherpe denker, scherpzinnige analyticus en begaafde stilist, een intellectueel met een groot maatschappelijk engagement. Daarbij wilde hij geen allochtone intellectueel zijn die niet meer dan een niche vertegenwoordigde, maar een postkoloniale intellectueel om de postkoloniale ervaring weer te geven en om de invloed van het verleden op het heden te verklaren en toe te lichten.
Op 26 september 2023 promoveerde de schrijfster Karin Amatmoekrim aan de universiteit van Leiden op een biografisch proefschrift (ook als handelseditie verschenen) over Anil Ramdas: In wat voor land leef ik eigenlijk? Anil Ramdas, onmogelijk kosmopoliet. Deze biografie handelt over zijn leven en werk tegen de achtergrond van het spanningsveld tussen hem als Surinaamse schrijver en de veranderende westerse context waarin hij publiceerde. Hieronder bespreek ik in grote lijnen de biografie (551 pp.) over Ramdas waarbij ik deze bespreking ophang aan een aantal momenten die zijn leven en werk kenmerken.
Studie in Nederland
Na afronding van de middelbare school in Suriname vertrok Ramdas in 1977 naar Nederland om sociale geografie in Amsterdam te studeren. Het Nederland dat hij bij aankomst aantrof was in zijn ogen ‘volmaakt, een land waar hij overal wonderen van beschaving’ zag (p. 178). De militaire staatsgreep in 1980 en de Decembermoorden in 1982 veegden voor Ramdas, evenals voor veel Surinamers, de optie van terugkeer definitief van tafel. Suriname behoorde voor hem nu onherroepelijk tot het verleden. Met een groep mensen uit verschillende disciplines en achtergronden voerde hij in zijn studentenflat onvermoeibare discussies over migratie, multiculturalisme en antiracisme. Het was een groep blakend van vertrouwen met een soort avant-gardehouding: ‘wij zijn degene die Nederland vooruit gaan brengen’ (p. 142). Hij koos hierna in 1987 voor een promotietraject aan de UVA waarbij hij onderzoek zou doen naar de manier waarop verhalen van asielzoekers worden geïnterpreteerd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Naast zijn baan als onderzoeker koos hij ook voor de journalistiek. Het promotieonderzoek brak hij echter in 1991 af naar aanleiding van een voorgenomen publicatie van zijn bevindingen in een congresbundel van Amnesty International. In een kort geding eiste het ministerie van Justitie namelijk vanwege vermeende schending van de geheimhoudingsplicht door Ramdas een verbod op publicatie. Het ministerie verloor het kort geding maar in hoger beroep was de uitspraak dat Ramdas de gegevens die hij had verzameld uit dossiers en tijdens het bijwonen van besloten zittingen niet zonder toestemming van het ministerie mocht gebruiken in zijn proefschrift. Met deze uitspraak was afronding van het promotietraject voor hem geblokkeerd.
De Groene Amsterdammer
Aan het begin van zijn promotietraject raakte hij bevriend met de schrijver/publicist Stephan Sanders (destijds redacteur bij De Groene Amsterdammer). Deze vriendschap opende voor hem de mogelijkheid om stukken te schrijven voor dit weekblad. Een van zijn eerste bijdragen was een portret van de Trinidadiaanse schrijver V.S. Naipaul die hij enorm bewonderde: een schrijver die bandeloos was in de zin dat hij compleet losstond van plaats en volk en niet langer gereduceerd kon worden tot zijn geboorteland wanneer hij het nest zelf expliciet bevuilde en verliet. In veel van Ramdas’ latere bijdragen was de invloed van Naipaul duidelijk merkbaar. Evenals voor Naipaul werd het Westen voor Ramdas de norm. In zijn visie kon geen enkele andere cultuur méér aanspraak maken op superioriteit en universalisme dan de westerse, want nergens anders kon een mens zo volledig worden wie hij was, los van de ‘stam’ waartoe hij behoorde. Hij omarmde de westerse cultuur vol overgave. Zijn bijdragen over Hindostanen, Creolen en andere migrantengroepen in Nederland waren vaak clichématige karakteriseringen waarmee hij volgens Amatmoekrim (p. 220) iets te gewillig zijn oor naar de (veelal hoogopgeleide) lezers van De Groene Amsterdammer liet hangen; een nestbevuiling die in de optiek van Michiel van Kempen ook wel eens te ver ging (geciteerd op p. 220). In zijn bijdragen distantieerde hij zich nadrukkelijk van ‘Surinaamse dommigheden’. Het betekende volgens Amatmoekrim (p. 203) dat Ramdas al van meet af aan nadacht wat het betekende voor een migrant om te schrijven. Door zich, evenals Naipaul, vrij te maken van Suriname presenteerde hij zich als een autonoom schrijver die compleet losstond van plaats en volk om zich daarmee een gezagspositie toe te eigenen.
Nieuwe deuren en ambities
Ramdas’ bijdragen in De Groene Amsterdammer bleven niet onopgemerkt. In 1992 was hij (als eerste persoon van kleur) gast in het drie uur durende televisieprogramma Zomergasten van de VPRO die in de zomermaanden op de zondagavond wordt uitgezonden. Dat optreden werd een beslissend en komeetachtig moment in zijn carrière. Hij had zich voorgenomen de grootste vragen die de samenleving toen plaagden te beantwoorden. ‘Als het mislukte, als de avond niet boeiend was, dan zou hij als mens zijn mislukt’ vond hij (geciteerd op p. 244). De reacties in de media op zijn optreden in Zomergasten waren overweldigend en positief. Kritiek was er ook. Anil zou, net als in zijn latere artikelen, te veel met zijn kennis te koop lopen (namedropping als zijn handelsmerk) en te veel de wijsneus uithangen.
Na zijn optreden in Zomergasten gingen nieuwe deuren voor hem open. In 1993 mocht hij de prestigieuze Den Uyl-lezing houden waarin hij de rol van de sociaaldemocraten bij de onafhankelijkheid van Suriname bekritiseerde en een pleidooi hield voor een nieuwe houding van Nederland ten opzichte van Suriname met daarbij ethiek als richtlijn (de lezing is in 1994 gepubliceerd met als titel Ethiek als vitaal belang).
Na zijn optreden in Zomergasten bood NRC hem een positie als redacteur. In zijn bijdragen in deze krant was het vooral zijn ‘eigen groep’ die ervan langs kreeg: migranten in het algemeen en (Hindostaanse) Surinamers in het bijzonder. In deze bijdragen had Ramdas het vermogen tot zelfkritiek tot een kunst verheven, aldus Amatmoekrim (p. 265). In deze periode publiceerde hij twee bundels (De Papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea in 1992 en De beroepsherinneraar en andere verhalen in 1996). In 1994 schreef hij de novelle Het besluit van Mai waarin hij de worsteling van een eerste generatie migrant met de opvoeding van haar dochter beschrijft. De twee bundels werden overwegend positief ontvangen in de (witte) literaire recensies: Ramdas strekte tot voorbeeld van andere migranten. In de ‘zwarte’ besprekingen was de ontvangst echter minder warm. Zij zagen hem als iemand die nestbevuiling als carrièrestap zag en aan wie het ontbrak aan solidariteit. Hij werd een moderne Uncle Tomgenoemd en gezien als een ‘moderne brahmaan op klompen’ (p. 274-5).
Voor de VPRO presenteerde hij vanaf 1993 verschillende televisieprogramma’s waaronder In mijn vaders huis (1993-1994), een serie interviews met schrijvers en denkers die hij bewonderde (onder wie Stuart Hall, Kwame Anthony Appiah, Edward Said en Benedict Anderson) met thema’s als globalisering, postkolonialisme en burgerschap. Met Stephan Sanders maakte hij het televisieprogramma Het blauwe Licht (1997-2000) waarin zij met twee wisselende gasten televisieprogramma’s analyseerden. Beide televisieprogramma’s gaven Ramdas de mogelijkheid om zijn postuur als scherpe denker nog verder vorm te geven. In deze periode kreeg hij ook de kans een aantal radioprogramma’s te verzorgen.
Onder de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland werd hij tussen 1995 en 2000 naast zijn bijdragen in de kranten bekend als discussieleider bij de Omroep Hindoe Media (OHM) waarin de focus lag op taboedoorbrekende thema’s binnen deze gemeenschap.
Samen met filmer Fred van Dijk maakte hij in 1995 een vierdelige documentaire over Suriname onder de titel Wel de snack maar niet de saus. Hij maakte veel kritiek los met deze serie waarin het leek alsof hij Naipauls gelijk over het Caraïbisch gebied wilde bewijzen: een ronddobberend schip in verval met een bevolking die dom, oncreatief en verdeeld is.
Ramdas’ ambities reikten verder. In zijn optiek moest je Nederland bevechten. ‘Hoe radicaler en brutaler je dat deed, des te meer je werd gewaardeerd. Dit land houdt niet van mensen die van hem houden, dit land houdt van mensen die hem tarten, uitdagen, provoceren en kleineren’ (p. 300). Dat was de grote opdracht die hij zichzelf stelde, namelijk weigeren verwaarloosbaar te zijn.
Deze provocatieve houding leidde tot een polemiek met een aantal Nederlandse schrijvers onder wie Joost Zwagerman die in 1994 De Buitenvrouw publiceerde. Volgens Ramdas bleven gekleurde personages in hun boeken ‘bordkartonnen personages’ omdat witte schrijvers niet voorbij hun eigen vooroordelen kwamen. Zij misten in zijn optiek een intrinsieke interesse in de gekleurde mens. Het zou van de kant van Zwagerman leiden tot een langdurige vijandschap jegens Ramdas. Zwagerman zou vervolgens iedere gelegenheid aangrijpen om Ramdas moreel te diskwalificeren.
NRC-buitenlandcorrespondent in India
In September 2000 ging Ramdas in op het aanbod van NRC om voor deze krant buitenlandcorrespondent in India te worden. In dit land wilde hij zich niet bezighouden met klassieke journalistiek (het verslaan van rampen), maar uitgaan van de antropologie van de straat: relevant maken wat niet relevant lijkt en de lezer vertrouwd laten raken met al het rare in de wereld. Zijn correspondentschap in dit land werd echter één grote deceptie. In Nederland werd hij erkend voor zijn bijdragen aan het debat, in India was hij echter niets bijzonders. Het gebrek aan erkenning viel hem dan ook zwaar. Hij vereenzaamde en het monster van alcoholverslaving ontwikkelde zich relatief ongezien bij hem. Al in Nederland had hij een alcoholverslaving ontwikkeld. Zo volgden na de opnames van Het Blauwe Licht vele ‘liederlijke drankgelagen’ (p. 359). In India kwam deze verslaving in het centrum van alles te staan en werd een van zijn demonen die hem hierna blijvend zouden achtervolgen. Na drie jaar correspondentschap in India keerde hij medio 2003 naar Nederland terug. Zijn bijdragen uit India zijn later gebundeld uitgegeven (Zonder liefde valt best te leven, 2004)
Terug in Nederland
Tijdens Ramdas’ verblijf in India maakte Nederland in het kielzog van de aanslagen op de Twin Towers in New York op 11 september 2001een turbulente periode door: de opkomst van Pim Fortuyn, de moord op hem op 6 mei 2002 en de verkiezingsoverwinning van de LPF in mei 2002. De multiculturele samenleving werd failliet verklaard. In Ramdas optiek waren de zorgen over de multiculturele samenleving een uiting van de kleinburgerlijke visie van de bezorgde Nederlander. Toen de cineast Theo van Gogh in 2004 door een moslimextremist werd vermoord bleef hij de zorgen in Nederland bagatelliseren. De mate van hysterie en de mate van onrust kende hij niet van Nederland. Hij begreep Nederland niet meer en Nederland begreep hém niet meer. Hij werd sindsdien gezien als een achterhaalde politiek correcte betweter.
Terug in Nederland ging hij aan de slag als directeur van het Amsterdamse debatcentrum De Balie. Het was voor zijn vrienden een vreemde sprong, want hij hoorde op het podium en niet erachter. Zijn directeurschap van De Balie werd een mislukking, mede vanwege financiële perikelen waarmee het debatcentrum te maken kreeg. Punt van zorg was ook dat zijn dronkenschap op het imago van dit centrum afstraalde (p. 371). Uiteindelijk moest hij eind 2005 noodgedwongen zijn directeurschap van De Balie opgeven.
Paramariboreis
Hij had geen ‘echte’ baan meer, maar wist in 2006 een reisbeurs los te peuteren om een boek te schrijven over Paramaribo om te weten hoe de stad van zijn jeugd in de eenentwintigste eeuw functioneerde. In Paramaribo kon hij kon niet wennen aan de anonimiteit. Slechts een handvol mensen kende hem in zijn geboorteland. Zijn verblijf van een jaar in Paramaribo ging gepaard met drinken van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Hij was bezig zichzelf te vernietigen, zoals Amatmoekrim schrijft (p. 407). Ramdas’ verblijf in Paramaribo resulteerde in de publicatie van Paramaribo; De vrolijkste stad in de jungle die in 2009 uitkwam. Zijn sentimental journey werd een persoonlijke afrekening met zijn geboorteland. De toonzetting is er in navolging van Naipaul een van kritische beschouwer, sarcasme en provocatie, en soms ook van frustratie en verbittering.
Terug in Nederland had het alcoholgebruik zijn huwelijk laten stranden. Hij verloor in 2007 zijn plek als columnist bij NRC en werd vervolgens naar de positie van religiereporter op de achterpagina van deze krant gedirigeerd. Financieel zat hij helemaal aan de grond. De stress werd hem teveel en hij kreeg zijn eerste hartinfarct.
Ramdas benaderde zijn uitgeverij De Bezige Bij voor een ideeënroman die hij wilde schrijven waarbij hij zijn eigen leven als kader wilde gebruiken waarbinnen hij kon reflecteren op essentiële thema’s. Hij wilde met deze roman de Nederlandse literaire traditie opschudden, een spiegel voorhouden, een maatschappelijk en een politiek debat veroorzaken. In zijn roman wilde hij een zwarte intellectueel opvoeren als literaire interventie op het gebrek aan kleur in de Nederlandse literatuur. Het moest ook een weergaloos boek worden en het was voorts zijn grote droom een aantal meesterwerken te schrijven in de trant van V.S. Naipaul of Salman Rushdie. Van zijn uitgeverij kreeg hij een financieel voorschot voor zijn ideeënroman.
White trash
Sinds 2010 publiceerde Ramdas maandelijks een column op de website van deBuren, een Vlaams-Nederlands platform voor wetenschap en cultuur. Op 9 september 2010 publiceerde hij ‘Het culturele drama’ waarin hij reflecteerde op het tien jaar eerder in NRC verschenen geruchtmakende essay van Paul Scheffer ‘Het multiculturele drama’. Daarin betoogde Scheffer onder meer dat de vorming van een etnische onderklasse een ernstige bedreiging vormde voor de maatschappelijke vrede in Nederland. Hoewel Ramdas het deels eens was met Scheffer vond hij dat met de oplossing van de sociale kwestie onder de autochtone bevolking hun culturele achterstand nooit was ingehaald. Een deel van die autochtone onderklasse had zich weliswaar omhooggewerkt, maar dat had niet geleid tot beschaving. Daarbij verwees Ramdas naar reacties van lezers van De Telegraaf, het aanbod op de televisie, nieuwe omroepen als WNL en Powned en de aanhang van de PVV die meer dan twee miljoen stemmers telde. Al die Hollanders waren in Ramdas’ ogen een groot deel white trash: tokkies, families Flodder met achterlijke ideeën en onbeschofte omgangsvormen. Al met al ‘primitieve, rancuneuze, rechtse en extreemrechtse types zonder principes, zonder moraal en zonder idealen’ P.450). Hij meende Nederland ontmaskerd te hebben en in zijn visie was de ‘culturele samenleving’ mislukt. Volgens Amatmoekrim was de tekst van Ramdas echter ‘onramdasiaans: hij was grof, ongenuanceerd en ronduit beledigend’ (p.451). Aanvankelijk waren de reacties op de bijdrage van Ramdas tam, maar Joost Zwagerman greep deze aan voor een openlijke aanval op hem. Die aanval werd vervolgens door andere columnisten in Nederlandse dagbladen opgepakt waarbij Ramdas niet werd gespaard. Zwagerman mocht zelfs bij Pauw & Witteman op de Nederlandse televisie zijn kritiek op Ramdas spuien. Hij werd in de hoek van elitaire betweter gemanoeuvreerd en ook nog uitgemaakt voor een racist. Ramdas’ wereldbeeld werd loodzwaar. ‘Hij voelde zich omringd door vijanden en zag alleen maar blanke fascisten overal’ aldus Amatmoekrim (p. 438).
Badal
Ik keer hier terug naar de voorgenomen ideeënroman van Ramdas. Deze roman kwam in april 2011 uit getiteld Badal. In deze roman wordt een ontluisterend portret geschetst van een aan alcohol verslaafde intellectueel die uiteindelijk ten onder gaat. De hoofdpersoon is teleurgesteld in zichzelf en is niet opgewassen tegen zijn eigen pathetische hang naar erkenning en alcoholverslaving. In allerlei opzichten schiet hij te kort. Aan het eind van de roman pleegt de hoofdpersoon zelfmoord.
De recensies op Badal waren verwoestend. De grote ambities die Ramdas met dit boek had, vielen in duigen. De aandacht in de recensies was vooral gefocust op het biografische element in het boek, namelijk dat de hoofdpersoon in Badal samenviel met Ramdas. Badal werd voornamelijk als een mislukte autobiografie gezien. Achteraf (na zijn overlijden) werd Badal ook gezien als de kroniek van een aangekondigde dood. Volgens Amatmoekrim was een deel van de besprekingen ‘niet minder dan slecht gecamoufleerde afrekeningen met Ramdas’ (p. 478). Slechts De Groene Amsterdammer nam het op voor Ramdas. De recensenten hadden er niets van begrepen was het commentaar in dit weekblad: ‘Badal was namelijk een gelaagd, complex boek waarbij de auteur een wereld had geconstrueerd die op de echte wereld leek, maar die niet hetzelfde was’ (p. 478). Ogenschijnlijk lieten de negatieve recensies Ramdas onberoerd. In zijn optiek zochten de recensenten alleen naar de sleutels en niet ook naar het sleutelgat. Het was echter uiterlijke schijn. Het onbegrip waarmee Badal werd ontvangen stortte Ramdas in een diepe depressie die versterkt werd door ontwikkelingen in zijn privéleven. Zijn vrouw ging bij hem weg, zijn vader lag op sterven, zijn programma ZOZ bij de Amsterdamse multiculturele televisieomroep (MTNL) zou vanwege stopzetting van rijkssubsidie tot een einde komen en zijn stukjes voor de NRC zouden eind december 2011 stoppen.
Zelfmoord om een eind te maken aan vernedering en schaamte
Zijn alcoholdemon bleef hem achtervolgen. Op kerstavond vertelde hij zijn twee kinderen dat hij niet langer wilde leven en zichzelf dood zou drinken. Hij werd onmiddellijk opgenomen in een psychiatrische kliniek. Op 16 februari 2012 (zijn 54everjaardag) pleegde Ramdas zelfmoord in het bad. De zelfmoord moest een eind maken aan zijn vernedering en schaamte: vernedering omdat hij meer en meer zijn podium kwijt was en schaamte onder meer voor het onbegrip waarmee Badal was ontvangen, financiële perikelen, zijn alcoholisme, het vertrek van zijn vrouw, het dreigend verlies van zijn huis. Naast hem op de vloer lag een exemplaar van het boek van de Amerikaanse schrijver Philip Roth getiteld De vernedering (2009) met voorin een kort afscheidsbriefje gericht aan zijn kinderen en vrouw.
De tragiek van Ramdas’ brandende ambities
Ramdas had de brandende ambitie de belangrijkste intellectueel te zijn van Nederland en wilde een schrijver zijn die de wereld zou veranderen. Behalve ambitieus was hij ook zoekend naar aanzien en roem. Hij dacht in z’n eentje de Titanic op te tillen (de titel ook van hoofdstuk 11 in de biografie). Daarmee had Ramdas de lat voor zichzelf te hoog gelegd, wellicht ook uit zelfoverschatting. Van een intellectuele voorloper werd hij in zijn laatste levensjaren gezien als een achterhaalde politiek correcte betweter en weggehoond om zijn idealen. Hij werd gezien als een woedende has-been. Ontwikkelingen sinds het begin van de eenentwintigste eeuw deden Ramdas beseffen dat het Westen niet was wat hij had gedacht. Het beeld dat hij aanvankelijk van de westerse beschaving had bleek meer een illusie dan dat het een reflectie van de werkelijkheid was, vergelijkbaar met de manier waarop Bollywood een idee verkocht, zoals Amatmoekrim in het Nawoord schrijft (p. 500).
Amatmoekrim (p. 504) is nogal voorzichtig met haar conclusie dat de uiteindelijke verbanning van Anil Ramdas naar de marge van de Nederlandse samenleving mogelijk te maken zou kunnen hebben met zijn achtergrond: Nederland had een cultureel bepaalde waardering voor mensen met een grote mond maar die grote mond is voorbehouden aan ‘echte’ Nederlanders. Er is in mijn optiek nog een ander aspect dat een rol speelt bij de tragiek van Anil Ramdas’ brandende ambities. Hij heeft te weinig oog gehad voor de heersende Nederlandse maaiveldcultuur: er worden korte metten gemaakt met personen die hun kop boven het maaiveld uitsteken. Ramdas ondervond de gevolgen van deze Nederlandse cultuur. Met deze biografie heeft Amatmoekrim een boeiend, prettig leesbaar en zeer uitvoerig portret geschreven van een idealist die uiteindelijk bezweek onder de last van brandende ambities.
Karin Amatmoekrim (Paramaribo, 1976) studeerde letterkunde, schreef zes romans en is columnist bij NRC.
Karin Amatmoekrim, In wat voor land leef ik eigenlijk? Anil Ramdas, onmogelijk kosmopoliet, Amsterdam 2023: Prometheus. 551 pp., € 39,99
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Taal & Literatuur
A little learning is a dangerous thing – Een roman over Indiërs in de diaspora – Michiel van Kempen
Hij schreef een boek over de grote thema’s van onze tijd: migratie, traditie, moderniteit, vervreemding. Vinod Busjeet is een schrijver die zijn vroegste ervaringen en langste familiegeschiedenis in zijn geboorte-eiland Mauritius heeft liggen, maar die zijn professionele carrière wist op te bouwen in de Verenigde Staten. Hij werkte als leraar op een middelbare school op Mauritius, en, zo vermeldt het boek, studeerde af aan de Wesleyan University, de New York University en aan Harvard – een Mauritiaanse Jnan Adhin dus.
Hij zat lang in de wereld van economische ontwikkeling, internationale financiën en diplomatie met onder meer functies bij de Wereldbank en de International Finance Corporation en slijt nu zijn dagen in Washington D.C. als schrijver. Hiermee zijn de twee grote geografische décors ook gegeven voor zijn boek Stille Winden, Droge Zeeën, dat nu in Nederlandse vertaling is uitgekomen: Mauritius en de VS.
Het boek draagt de aanduiding ‘roman’ op de titelpagina, maar zoals de auteur zelf ook achter in het boek aangeeft is het gebaseerd op zijn persoonlijke memoires die hij heeft getransformeerd tot een roman om zichzelf meer verbeeldingsvrijheid te gunnen. Het boek heeft dan ook geen strakke plot zoals in een roman, maar is het relaas van de Werdegang van een intelligente jongen op een cultureel ingewikkeld eiland. Deze jongen, Vishnu, wil zich omhoogwerken uit de stroperigheid van een samenleving die beheerst wordt door klasse, etniciteit, kleur en religie. Dat kwartet zit diep in de haarvaten van de samenleving van Mauritius, zoals op tal van bladzijden duidelijk wordt:
De Desais waren ‘Bombai’, Mauritianen van wie de voorouders uit Bombay kwamen. Voor mijn ouders hield dat in dat ze verschilden van de meerderheid op het eiland, de Bihari’s die voornamelijk arbeiders of kleinschalige planters waren en dus plattelands. Bombai’s zaten vooral in de kleinhandel of de verfijnde ambachten, zoals goudsmid. De Bihari’s vonden dat ze een zekere mate van stedelijke verfijnde beschaving hadden. Daarnaast, omdat ze in het algemeen een lichtere huid hadden dan de meeste Bihari’s, hadden ze ook een hoger[e] status op de huwelijksmarkt. Meneer Desai was een van de weinige Bombai’s die op het platteland woonde[n]. Ik hoorde Madame Joseph aan Mama vertellen dat hij niet hield van sociale contacten en een hekel had aan de herrie van de stad. (pp. 43-44)
In dit citaat zitten al heel veel van de antithesen waarop de observaties in het boek zijn opgebouwd: de ene groep tegenover de andere, het machtige thuisland India van vroeger tegenover het kleine thuisland Mauritius van nu, de kleine luiden tegenover de hogere klasse, de stedelijke beschaving tegenover de landbouwerscultuur. Godzijgeprezen dat Vishnu op zijn levenspad een aantal uiterst kleurrijke vogels treft die bij hem de zaadjes planten van een vriendelijk soort rebellie, zoals een oom die in een samenleving vol van regeltjes en voorschriften overal lak aan heeft. Maar degene die Vishnu ècht duidelijk maakt dat alle sociale en genetische bagage er in wezen niet zoveel toe doet, is zijn vader, een onderwijzer met een ferm karakter die er heilig in gelooft dat met wilskracht en doorzettingsvermogen vele barrières geslecht kunnen worden. Een begaafde zoon moet zijn gerechte plaats in de wereld kunnen krijgen. De vader gáát ervoor, soms misschien nog meer dan de enigszins gegeneerde zoon: als een bulldozer gaat hij de ministeries te lijf die zijn zoon niet de maatschappelijke opgang gunnen die hem toekomt. Over de tekening van de vader-zoonrelatie hangt een warme gloed als die in A house for Mr. Biswas van de grote meester van de Indiase diaspora, V.S. Naipaul.
Vernedering
Silent Winds, Dry Seas, zoals de oorspronkelijke titel uit 2021 luidt, kent nog niet die verfijning van Naipauls roman, maar Vinod Busjeets boek kwam al wel mooi op de long list van de Dublin Literary Award. Het zou niet erg fair zijn de debuutroman van Busjeet direct te vergelijken met een roman die genoemd wordt als een van de tien beste ooit geschreven. Dat gezegd zijnde, heb ik grote waardering voor de gooi die Vinod Busjeet doet om het beste van zichzelf en zijn geboorteland samen te brengen in dit verhaal. Hij heeft ook onmiskenbaar een geweldig oog voor de dramatische kracht van het alledaagse. Een van de best geslaagde scènes is die waarin Vishnu als student een meisje meeneemt naar een peperduur Frans restaurant in Washington. Hij wil indruk op het meisje maken, put uit zijn ervaringen als assistent van een professor die hem wegwijs heeft gemaakt in zijn wijnkelder en hoopt dat het meisje zijn hints zal volgen en een wijn zal uitkiezen die betaalbaar is. Maar het meisje kiest juist de duurste Pauillac en hij moet bij het zien van de rekening bekennen dat het bedrag zo hoog is opgelopen dat hij geen geld meer heeft. Hij ondergaat de vernedering dat hij haar moet vragen om de fooi te betalen. Om de woorden van Naipaul aan te halen: ‘So it ended, in futility and impatience, a gratuitous act of cruelty, self-reproach and flight’. En in de woorden van Vinod Busjeet:
Nancy was gul. Haar fooi was groter dan de geldende norm van vijftien procent.
Terwijl we terugreden, werd ik overweldigd door gevoelens die mijn libidineuze plannen voor de avond totaal in de war gooiden. Een vrouw vragen om mee te betalen, zelfs voor een klein deel, was een zware vernedering. Nog erger was het besef dat ik enorm dom was geweest, nog veel dommer dan acceptabele jeugdige dwaasheid. In mijn verlangen om indruk op haar te maken had ik elk gevoel van proportie uit het oog verloren. Het geld dat ik nu nog over had was maar net genoeg om mijn Greyhound buskaartje naar New Haven via New York te kunnen betalen. Wat een hoogmoed!
Ik moest ergens geld vandaan halen om te kunnen eten de rest van mijn tijd in Washington. De gedachte dag na dag spaghetti met ketchup te moeten eten, maakte me moedeloos.
Toen ik in bed lag, vroeg ik me af wat mijn moeder zou hebben gezegd. “Je kunt niet ontsnappen aan de wet van karma, Vishnu. Je zult moeten boeten voor je grootheidswaanzin.” Papa zou een les klaar hebben staan. “Er zal altijd iemand zijn die meer kennis heeft dan jij. Nancy kende haar wijnen, maar schepte er niet over op.” En dan zou hij een Engels spreekwoord erbij gooien. “A little learning is a dangerous thing, mijn zoon.” (pp. 266-267)
Dit is natuurlijk prachtig: op het moment dat hij een stap zet in de décors van de rijken en machtigen der aarde, komen hem de verre stemmen van zijn moeder en vader voor de geest. De diepe ethiek der eenvoudigen in de grotemensenwereld.
Politiek correct
Dat Vinod Busjeet nog niet een V.S. Naipaul is, is gemakkelijk gezegd, maar misschien kan ik ook uitleggen waarom dat zo is. Een citaat:
Voltaire [een klasgenoot van de lagere school van Vishnu] had een onuitputtelijke voorraad grappen die de verschillende gemeenschappen op het eiland bespotten. Zelf een creool met onmiskenbare Afrikaanse gelaatstrekken, stak hij de draak met creolen die boven hun stand leefden en de levensstijl van de witten nabootsten. Daarnaast had hij kostelijke verhalen over de zuinigheid van Indiase mensen die niet de geringste cent wilden uitgeven. Hij spaarde ook de witten en hun waanideeën over hun Frans-zijn niet. In een tijd dat politieke correctheid nog een onbekend begrip was, amuseerde hij iedereen met zijn kleurrijke, soms sterk overdreven etnische stereotyperingen. (p. 205)
Het door mij gecursiveerde gedeelte is kennelijk nog blijven ‘hangen’ uit het onderliggende memoires-typoscript. Het had eruit gemoeten, omdat het ‘t meeleven met het moment-zelf verstoort, het legt immers een achteraf-commentaar op de gebeurtenissen. Dit soort commentaar wordt op verschillende pagina’s gegeven, en het kans best zijn dat zoiets er nu eenmaal in sluipt wanneer je woont in de VS dat zijn burgers dreigt voor de rechtbank te slepen wanneer zij niet voortdurend met twee vingers in de lucht heel hard roepen dat ze het politiek echt wel goed bedoelen. Nog een voorbeeldje, de zinnen zijn door mij gecursiveerd:
Om af te koelen gingen we even in de Jardin de la Compagnie zitten onder het toeziend oog van Rémy Ollier en Adrien d’Epinay, de eerste een fervent verdediger van de afstammelingen van slaven; de tweede was de leider van de Frans-Mauritiaanse anti-abolitionisten. De tegenstrijdigheid van het zo dicht bij elkaar plaatsen van deze twee kwam toen niet bij me op. Ik vroeg me niet af waarom mijn land het gedachtegoed van een voorstander van de slavernij eer betoonde in zo’n vredige tuin. Wat ik zag waren twee standbeelden die aan het overdenken waren wat ik zo meteen zou doen. (p. 219)
Salad bowl
Mauritius is een eiland van zo’n 2000 vierkante kilometer in de Indische Oceaan, iets oostelijk van het Franse overzeese gebiedsdeel La Réunion, dat dan weer oostelijk ligt van het veel en veel grotere Madagascar. De Portugezen, de Nederlanders, de Fransen en de Engelsen hebben er in koloniale tijden hun voetafdrukken gezet, aleer Mauritius in 1968 geproclameerd werd als onafhankelijke natie. Op het omslag van Busjeets boek staat een foto van Le Morne Brabant, een berg in het zuidwesten van Mauritius, die vernoemd is naar het VOC-schip Brabant dat daar in 1783 op de klippen liep en die symbool staat voor de afschaffing van de slavernij in Mauritius. De suikerrietvelden hebben dan ook heel wat slaven afgebeuld zien worden. Tegenwoordig bestaat tweederde van de bevolking uit nakomelingen van Brits-Indische contractarbeiders die vooral in de 19de eeuw naar het eiland kwamen; het maakt dus deel uit van een hele reeks landen waar de Indiase cultuur wortel heeft geschoten: Fiji, Guyana, Trinidad, Zuid-Afrika, Canada, Suriname… Behalve Hindostanen kent Mauritius 27% creolen en dan nog enkele kleine minderheidsgroeperingen van nakomelingen van Europeanen en Chinezen. Talig is het land al net zo’n salad bowl als de meeste eerder genoemde landen: de officiële taal is Engels, het Frans is een belangrijke taal in de media, alle inwoners spreken er een Mauritiaanse créole-taal en er wordt een variant gesproken van het Hindostaans die vrij dicht tegen het Bhojpuri aan ligt. De hoofdpersoon in Stille Winden, Droge Zeeën zegt:
Ik moest ook onder ogen zien dat ik niet Indiaas klonk. Ik zag er zo uit, maar ik had geen Indiaas accent, niet eens een Brits accent. In de vier weken dat ik in de Verenigde Staten was, had niemand mijn accent herkend. In Mauritius sprak ik met mijn klasgenoten in het Creools, las ik de krant en telde ik in het Frans, studeerde ik natuurwetenschappen en geschiedenis in het Engels, en groette ik mijn oudere familieleden op het platteland in haperend Bhojpuri. Mijn voorouders waren immers meer dan een eeuw geleden uit India vertrokken. (p. 252)
De auteur geeft ook een aantal frasen in het Creools, een taal die in mijn oren niet ver af staat van het Kréyol van Haïti, zoals pagina 127 demonstreert: “Li content montrer so bazaar Bombay!” Wat zoveel betekent als: Ze paradeert graag in haar Bombay-attributen! Dit soort wendingen en vele andere geven Busjeets roman een bijzondere taalkleuring.
Mauritiaanse literatuur
Wat heeft Mauritius voor literatuur voortgebracht? Ik had er geen idee van en heb er dus de Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur eens op nageslagen, maar nee, niks, geen lemma ‘Mauritius’ tussen Justus van Maurik en André Maurois. De Engelstalige Wikipedia is behulpzamer en zo kom ik toch heel wat interessants te weten. Als oudste tekst wordt genoemd de roman Paul et Virginie van Jacques-Henri Bernardin de Saint-Pierre uit 1788. En laat ik die slaverniivertelling nu in de kast hebben staan, zij het in een Nederlandse bewerking door W.N. Peypers uit het eind van de 19de eeuw. Het is een abolitionistisch verhaal dat uitgaat van Verlichtingsidealen, waarin de mens zich veilig omringd weet in de natuur, en waarin vriendschap op basis van gelijkheid het wint van klassen- en kleurtegenstellingen (de tekst wordt ook vermeld in Madame Bovary van Gustave Flaubert).
Van de 27 Mauritiaanse schrijvers die genoemd worden in Wikipedia verrassen mij twee namen. J.M.G. Le Clézio, de winnaar van de Nobelprijs voor literatuur in 2008, schijnt zijn wortels in Mauritius te hebben en naast de Franse ook de Mauritiaanse nationaliteit te bezitten. Ik heb zijn Diego en Frida in de kast staan, een dubbelbiografie van Frida Kahlo en Diego Rivera en ik hoopte daarin ook nog Albert Helman tegen te komen, die ooit de buurman van het Mexicaanse kunstenaarspaar was, maar voor mijn Helman-biografie had ik niets aan Le Clézio’s boek.
En verder viel de naam Khal Torabully me op, telg in een oud Brits-Indisch geslacht op Mauritius, die als cultuurwetenschapper het begrip Coolitude lanceerde, en die in zijn gelijknamige boek uitlegt dat Coolitude een term is voor de aanduiding van een gecreoliseerde variant van Indo-Mauritiaanse cultuur. Van de andere 25 auteurs die genoemd worden, zijn alleen Natacha Appanah en Lindsey Collen enige tijd geleden vertaald naar het Nederlands, voorzover ik kon nagaan. Dit alles maakt de vertaling van een boek dat zoveel vertelt over de Mauritiaanse samenleving als Stille Winden, Droge Zeeën des te gewenster. Het is dapper dat een kleine uitgeverij als Sampreshan haar nek heeft uitgestoken voor deze roman.
De Hindostaans-Surinaamse literatuur – of kunnen we ook zeggen: de Indiase diasporaliteratuur uit Suriname? – kent de laatste jaren een opbloei aan levensgeschiedenissen, waarin de immigratiegeschiedenis van de Hindostanen voorbij komt. Het gaat veelal om non-fictie zoals Uit de klei van Saramacca van K.R. Sing en De goudsmid van Ruben Gowricharn, soms ook om fictie zoals Ruud Chanders Gevangen in een web van zwarte letters. Maar literatuur met de verbeeldingskracht zoals Vinod Busjeet die voor Mauritius laat zien, zie ik nog niet. Het is een diep peilend boek over immigratie en vervreemding, over traditie, wanhoop en hoop. Misschien kan zijn boek tot inspirerend voorbeeld dienen.
Vinod Busjeet, Stille Winden, Droge Zeeën. Vertaling Kanta Adhin, Carlijn Tetteroo, Walter Palm. Den Haag: Sampreshan, 2023. 300 pp.. ISBN 9789083199665. Oorspronkelijke titel: Silent Winds, Dry Seas (New York: Doubleday, 2021, imprint Penguin Random House).
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Taal & Literatuur