Zwaaien met titels – Kanta Adhin
Onder Hindostanen zijn er veel goed- tot hoogopgeleiden. En er is niets mis als je er trots op bent dat je een academische titel hebt behaald. Je hebt er immers voor moeten werken. Storend is het wel als mensen hun titel te pas en te onpas gebruiken, ook in de privésfeer bijvoorbeeld bij het versturen van divali– of kerstwensen naar vrienden. Helemaal gortig wordt het als ze zichzelf op een feestje met titel en al aan anderen voorstellen. Waar zou deze drang uit voortkomen? Opschepperij (djafferij zoals dat in Suriname wordt gezegd) of het idee dat ze, nu eenmaal in het bezit van de (felbegeerde) titel, onaf zijn als ze die niet noemen? Voor hen is het dan wellicht teleurstellend te ontdekken dat zij volgens het hindoeïsme met alle mogelijke academische titels op zak nog niet ‘af’ zijn. Voor het verwerven van kennis op de weg naar menswording is echt meer nodig dan een titel.
Het komt vaak voor dat we door familie, vrienden of anderen uitgebreid worden geïnformeerd over wie waarin is afgestudeerd of gepromoveerd. Mooi, denk ik dan. Een goede opleiding is immers belangrijk voor het bereiken van een goede maatschappelijke positie en voor het onderhouden van een gezin of andere familie. En het is mooi als de verkregen kennis ook kan worden ingezet voor maatschappelijke doelen. Dat is namelijk inherent aan een hindoeïstische levenswijze. Deze onderscheidt altijd twee aspecten, namelijk die van de individuele ontplooiing als mens en de relatie van het individu tot medemens en maatschappij.
Zo is de hindoeïstische gedragscode vervat in de zogeheten yama’s en niyama’s, richtlijnen voor het bereiken van harmonie met de omringende omgeving en van innerlijke harmonie. De yama’s omvatten beginselen van zelfbeheersing, zoals geweldloosheid, mededogen, toegevendheid en eerlijkheid, voor een harmonische relatie met de buitenwereld. De niyama’s beogen het persoonlijke leven vredig te maken. Hiertoe behoren onder meer tevredenheid, gulheid, vroomheid, matigheid en intellectuele ontwikkeling.
Deze yama’s en niyama’s zijn de rode draad in de ontwikkeling van de mens in elk van de vier fasen die in het hindoeïsme worden onderscheiden. De eerste fase is die van opvoeding en onderwijs (brahmachariya = leerling-, studentschap), de tweede heeft betrekking op de sociale verantwoordelijkheid (grihasth = huishouder), de derde is de fase van onhechtheid en vrijheid (vánprasth = terugtrekking uit het sociale leven om zich geleidelijk los te maken van materieel bezit en genot) en de slotfase is die van de spirituele mens (sanyás) die overal rust en vrede, licht en geluk verspreidt.
Kennisverwerving, met inbegrip van het doorlopen van een academische opleiding, is een integraal onderdeel van dit hele plaatje met als einddoel: zelfverwerkelijking. Kennis om er alleen zelf materieel beter van te worden, past hier niet in. Evenmin het zwaaien met een diploma om anderen te willen imponeren. Uit zulk gedrag zou kunnen worden afgeleid dat je slechts als een robot bezig bent geweest met het vergaren van (boeken)kennis zonder je persoonlijkheid en kijk op de omringende omgeving verder te ontwikkelen. Anderen die zulk gedrag met toegeeflijkheid laten passeren, verkeren wellicht in een hogere fase. En, je raadt het al, daar hebben ze geen academische titel voor nodig.
Meer over de menselijke ontwikkeling volgens het hindoeïsme is te lezen in ”Dharm-Karm – Inleidende Ethische Beschouwingen” van de heer Jnan Adhin (in 1978 verschenen in het tijdschrift Dharm-Prakash). De 4e druk is in 1996 uitgegeven door Communicatiebureau Sampreshan in samenwerking met de Wereld Hindu Federatie Nederland.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Klimaathype – Kanta Adhin
Klimaatdemonstraties, de laatste tijd zien we er steeds meer van. Scholieren krijgen vrijaf om te demonstreren, want het is vooral hun toekomst die in het geding is. De oudere generaties hebben het aardig verpest voor hen. Het is goed dat dit vraagstuk nu volop in de aandacht is, maar schieten we nu weer eens door? Is ‘klimaat voor’ en ‘klimaat na’ nu slechts een hype of zijn we ons echt ten volle bewust van wat er aan de hand is en vooral wat er nu van ons, oud en jong, verwacht wordt behalve meelopen in trendy demonstraties?
Uiteraard hoor je ook geluiden aan de andere kant van het spectrum. Die verachten het doemdenken. De wereld vergaat echt niet. Allemaal onzin. En die gaan vrolijk door met het vergroten van hun behoeften, want de sky is the limit. Die bereiden zich misschien wel voor op een vakantiereisje naar de maan. Want dat kan binnenkort. Het zijn dan de ‘losers’ die zich nog verheugen op een vakantiereisje naar een ander land.
Dat er wel degelijk iets op aarde aan het veranderen is, valt niet te ontkennen. De opwarming die wordt gemeten heeft zichtbare en voelbare gevolgen. Al in 1972 waarschuwde de Club van Rome, een groep van westerse wetenschappers, ervoor dat een groeiende wereldbevolking en een niet afnemende consumptiedrift, met name in westerse maatschappijen, onvermijdelijk tot grote problemen voor het voortbestaan van de beschaving zullen leiden. Een dergelijke conclusie is weinig verrassend voor mensen die zich wat nederiger opstellen ten opzichte van de aarde. Zo iemand was, bijvoorbeeld, Mahatma Gandhi (1869-1948) die zich liet leiden door de Vedantische filosofie. Hij stelde: “De aarde heeft genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor de hebzucht van ons allen.”
Veel hebben we er niet van geleerd. Zelfs in de rijke landen zijn politici er steeds op uit de welvaart te vergroten en worden de behoeften opgezweept. Het consumptiepatroon wordt bepaald door alles wat maar kan worden geproduceerd. En er wordt geïnvesteerd in technologie om steeds meer mogelijk te maken. Er wordt nooit eens stil gestaan bij de vraag of we misschien genoeg hebben. Is veel meer echt nodig? Zoals je je kunt afvragen bij reclames voor wasmiddelen die propageren dat je was nog witter dan wit kan: is wit niet goed genoeg? En als we dan ergens tot het besef komen dat het anders moet, gaan we helemaal los. We schieten van het ene uiterste in het andere, terwijl duurzaamheid meer gediend is met matigheid.
Ik wil niet zeggen dat we allemaal zo een sobere levensstijl als Gandhi erop na hoeven te houden (‘dat grappige mannetje met een bril en een lendendoek’, zoals sommigen hem zien). Een rem op niet noodzakelijke consumptie is goed om te beginnen. In dat verband vraag ik me af of degenen die zich nu allemaal laten meenemen in de klimaatdemonstraties beseffen dat zij zelf ook stappen kunnen zetten om een duurzamere mentaliteitsverandering teweeg te brengen. Bijvoorbeeld, door te weigeren zich als afzetmarkt voor de steeds weer nieuwste onnodige technologische snufjes te laten gebruiken. Een mobieltje van een jaar oud is nog goed genoeg! De ouderen hebben het misschien verpest, maar de jongeren kunnen nog leren van ‘dat grappige mannetje’; hij beleed duurzaamheid niet alleen met de mond, maar leefde er ook naar.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Nakende kledingvoorschriften – Kanta Adhin
Op 1 augustus 2019 is in Nederland bij wet een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding ingevoerd. De wet heeft betrekking op alle vormen van gezichtsbedekkende kleding, maar staat bekend als het ‘boerkaverbod’. Niet verwonderlijk, want de wet is echt niet ingevoerd omdat we zoveel mensen kennen die zich dagelijks in het openbare leven begeven met bivakmutsen op. Overigens, ook niet zoveel met een boerka. Maar het verbod heeft alles te maken met toenemende intolerantie ten opzichte van de islam.
In tegenstelling tot, bijvoorbeeld, Frankrijk is hier geen sprake van een algeheel ‘boerkaverbod’. Het verbod geldt voor het openbaar vervoer en in gebouwen en bijbehorende erven van onderwijsinstellingen, overheidsinstellingen en zorginstellingen. Als je zin hebt, kan je dus met je bivakmuts of een nylonkous over je hoofd op straat rondlopen. Een bank of winkel zal je waarschijnlijk niet zomaar kunnen binnenlopen. In Suriname werd ik door de beveiliging van een bank zelfs gevraagd mijn zonnebril af te doen voordat ik naar binnen mocht.
Dat een bepaalde groep mensen het ‘boerkaverbod’ vooral – of zelfs alleen maar – toejuicht vanwege hun oordeel over de islam en de positie van de vrouw daarin, blijkt uit uitspraken als ”…. en nu op naar een verbod op hoofddoekjes.” Bedekking van de vrouw middels een boerka of een hoofddoek zien zij als onderdrukking van de vrouw. Het zal best wel dat er vrouwen zijn die door hun man of de familie worden onderdrukt, maar om te denken dat bepaalde kleding als symbool van de onderdrukking moet worden verboden, is absurd. Ik ken hoofddoekdraagsters die heel zelfbewust zijn. Veel zelfbewuster dan tal van vrouwen die nadat zij getrouwd zijn meteen hun eigen naam in de ban doen en braaf die van hun echtgenoot voeren, in deeltijd gaan werken of stoppen met werken. Of vrouwen die het de normaalste zaak vinden dat zij zich zo bloot mogelijk moeten presenteren naast een man in driedelig pak.
Draagsters van een boerka ken ik niet. Over hen kan ik dus niets uit eigen ervaring zeggen. Ik kan me wel voorstellen dat er vrouwen zijn die daar zelf voor kiezen, maar zij moeten dan ook begrijpen dat daar wat vreemd tegenaan wordt gekeken. Ik praat over het algemeen niet met mensen met mijn zonnebril op, omdat ik oogcontact bij een gesprek gepast vind. Ik vroeg een keer aan een oogarts die nadat hij de controle had uitgevoerd, het gesprek vanachter het apparaat voortzette beleefd of hij het apparaat opzij wilde schuiven. Ik vond hem tamelijk lomp, maar achteraf verdacht ik hem eerder van een zekere mate van contactgestoordheid.
Het gevoelige met betrekking tot de boerka ligt erin dat we in liberale democratieën hechten aan rechten en vrijheden, met inbegrip van de vrijheid van godsdienst. Tegenstanders van het ‘boerkaverbod’ zien een tendens naar wetgeving die op gespannen voet komt te staan met in de grondwet en verdragen opgenomen rechten en vrijheden van de mens. Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat de vrijheid van godsdienst niet absoluut is en kan worden beperkt in het belang van de openbare orde en veiligheid, de goede zeden of ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De vrijheid omvat ook niet-religieuze overtuigingen. Maar we begrijpen wel waarom personen die het nudisme aanhangen hun overtuiging niet zonder meer tot uitdrukking kunnen brengen in het leven van alledag. Thuis en op daarvoor bestemde plekken kunnen ze naakt rondlopen, maar daarbuiten levert hun overtuiging al gauw strijdigheid met de goede zeden op.
Het vinden van de balans tussen de rechten en vrijheden die we van belang vinden en gerechtvaardigde beperkingen is een uitdaging. Hierbij mag niet worden geschermd met onze eigen (superieure?) visie op een uiting van een bepaalde levensovertuiging. Je kunt je wel aan alles lopen ergeren. Bijvoorbeeld aan vrouwen die dikke zwarte kousen in de zomer dragen, die topless op het strand zonnen of met een ‘boerkini’ gaan zwemmen (NB: boerkini’s bedekken het lichaam maar niet het gezicht). Moet daartegen dan met wetgeving worden opgetreden of moeten dergelijke zaken niet gewoon worden overgelaten aan de veerkracht van de samenleving waarin via informele contacten, initiatieven en bovenal ‘common sense’ een middenweg wordt bereikt? Daarvoor zijn wel inspanningen van beide kanten vereist. Fanatisme en uitspraken van boerkadraagsters dat zij enkel verantwoording zijn verschuldigd aan een hogere macht helpen niet. Als dat je levensinstelling is, zijn er plekken te verzinnen om daar met gelijkgezinden te verblijven, zoals een klooster of een ashram.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Denkend aan de mens… – Kanta Adhin
Eind juni publiceerde het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) zijn rapport “Denkend aan Nederland”, waarin wordt beschreven wat Nederlanders belangrijk vinden als ze het hebben over ‘de Nederlandse identiteit’. De titel van het rapport is ontleend aan het gedicht “Herinnering aan Holland” (1936) van Hendrik Marsman dat als volgt gaat.
(1) Denkend aan Holland (4) boomgroepen, dorpen,
zie ik breede rivieren geknotte torens,
traag door oneindig kerken en olmen
laagland gaan, in een grootsch verband.
(2) rijen ondenkbaar (5) de lucht hangt er laag
ijle populieren en de zon wordt er langzaam
als hooge pluimen in grijze veelkleurige
aan den einder staan; dampen gesmoord,
(3) en in de geweldige (6) en in alle gewesten
ruimte verzonken wordt de stem van het water
de boerderijen met zijn eeuwige rampen
verspreid door het land, gevreesd en gehoord.
Marsman woonde in het buitenland. Zijn nostalgie richt zich op het natuurlijke landschap en de dreiging van het water; niet op de bevolking en haar tradities. Dit gedicht spreekt echter tot de verbeelding van velen. Het is een van de bekendste Nederlandse gedichten en het werd in 2000 tot gedicht van de eeuw verkozen.
Wat zien Nederlanders anno 2019 als het meest typerend voor Nederland? Uit de bevindingen van het SCP blijkt een behoorlijk contrast met het gedicht van Marsman. Dat de Nederlandse taal op nummer 1 staat is niet bevreemdend. Taal is een essentieel element van de culturele identiteit van een groep. In de top vijf staan verder Koningsdag, pakjesavond en Sinterklaas, fietsen en de Elfstedentocht. Geen hang naar het natuurlijk landschap, maar alleen op de mens gerichte zaken. Met de natuur lijkt men niet zoveel op te hebben, tenzij het om het menselijk genot gaat. Maar, waar mensen van genieten, is nogal aan verandering onderhevig. In positieve of in negatieve zin, al naar gelang het heersende normen- en waardenpatroon.
Alhoewel er in de laatste vijftig jaar maar drie Elfstedentochten hebben plaatsgevonden, wordt deze tocht toch als zeer typerend voor Nederland gezien. Zal dit vijftig jaar later nog steeds zo zijn als er door de opwarming van de aarde helemaal geen Elfstedentochten meer verreden kunnen worden? Of zullen fanatiekelingen er alles aan willen doen omdat het zo een oude traditie is, zoals Sinterklaas en Zwarte Piet. Zonder diep op deze discussie te willen ingaan, is het voor mij onbegrijpelijk dat heden ten dage het behoud van zo een controversiële figuur als Zwarte Piet onmisbaar wordt geacht voor de (supercommerciële) Sinterklaaspret. Mensen en hun tradities veranderen met de tijd. De soberheid van de jaren ’50 van de vorige eeuw heeft plaatsgemaakt voor een ongekende consumptiedrang. Kerstfeest is met de jaren getransformeerd tot een commercieel event. Halloween heeft recent zijn intrede gedaan in het Nederlandse pretpark van tradities. Als er een kind op komst is, worden tegenwoordig genderparties gehouden. Zo gaat dat, of we het nu leuk of verstandig vinden of niet.
Helaas is ook het natuurlijke landschap geen vast referentiepunt meer voor de identiteit van een land. Door toedoen van de mens en zijn tomeloze consumptiezucht is het natuurlijk milieu aan het veranderen, helaas niet in positieve zin. Dit is niet verwonderlijk als je bedenkt dat zogeheten moderne beschavingen ervan uitgaan dat de mens het centrale wezen op aarde is en dat de natuurlijke omgeving te zijner dienst staat. Mensen zijn de baas; zij bedwingen bergen, zij veroveren de ruimte, zij bestuderen de diepzee om alles wat er in zit te temmen. De klimaatverandering laat zien dat de natuur terugslaat (om maar in menselijke agressieve termen te blijven).
Hoe belangrijk men tradities voor een hedendaagse culturele identiteit ook moge vinden, ik zou liever meer willen denken aan en reflecteren op onze oeridentiteit als mens zoals deze in de Vedische oerbeschaving gold: niet een superieur wezen, maar een met gepaste bescheidenheid, die respect heeft voor de medemens waar die ook vandaan komt, en die vooral ook respect heeft voor alle andere onderdelen van de natuur en beseft dat de mens daar een integrerend onderdeel van uitmaakt. Dit wordt in het Sanskrit mooi samengevat met de term Vasudhaiva kutumbakam (de gehele aarde is één familie).*
*Noot van JAI: De heer Jnan Adhin heeft vanuit de Vedantische filosofie diverse artikelen geschreven over culturele identiteit, mens en maatschappij, mens en natuurlijk milieu die te vinden zijn in de bundels: “Cultuur en maatschappij” (1998), samengesteld door H.R. Neijhorst en “Filosofische en religieuze varia” (1999), samengesteld door C.R. Jadnanansing.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Immigratie – Kanta Adhin
5 juni is de dag van de Hindostaanse immigratie, de dag dat in 1873 de eerste Hindostanen vanuit het toenmalige Brits-Indië in Suriname arriveerden. Daar werden ze als contractarbeiders te werk gesteld op de plantages die na de afschaffing van de slavernij arbeidskrachten nodig hadden. Deze dag wordt traditioneel in Suriname feestelijk herdacht. In het gedenkboek van 1973 in verband met een eeuw immigratie dat onder redactie van Jnan Adhin tot stand kwam, wordt gesproken van het honderdjarig jubileum. Het bejubelen van de start van de immigratie markeert een groot verschil met de slavernij. De beleving van de Hindostaanse immigratie is dan ook een andere. Ook al was er sprake van uitbuiting en grove misstanden, toch kunnen de omstandigheden waaronder de contractarbeiders werkten niet op een lijn met slavernij worden gesteld.
De viering in Suriname op 5 juni houdt verband met de nieuwe toekomst die vele in Brits-Indië kansarme mensen hebben aangegrepen om in Suriname een nieuw bestaan op te bouwen en een volwaardige bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het land. Het is een eerbetoon aan hen. Maar het is natuurlijk goed dat in de loop der tijd ook aandacht is besteed aan de zwarte kanten van de periode van de contractarbeid, zoals uitbuiting en onderdrukking van de arbeiders door de plantage-eigenaren en het gewelddadig neerslaan van opstanden.
Naarmate de maatschappelijke positie van Hindostanen in Suriname belangrijker werd, werden zij door de gevestigde Creoolse bevolkingsgroep als een bedreiging ervaren en werd de Hindostaanse cultuur als inferieur aangemerkt. In zijn bekroonde essay Eenheid in verscheidenheid (1957) etaleerde Jnan Adhin zijn op de Vedantische filosofie gebaseerde visie op de multiculturele samenleving, waarin verschillende bevolkingsgroepen met behoud van hun eigen culturele waarden en tradities zij aan zij konden participeren. Hij stelde: “Laat geen enkele groep zich minderwaardig of meerderwaardig gevoelen, doch gelijkwaardig, hoewel anderswaardig. Laat elke groep op de haar karakteristieke wijze, in actieve coöperatie en harmonie met andere groepen het hare bijdragen tot de culturele en sociale opbouw van Suriname.” Begin jaren ’70 was dit besef van eenheid in verscheidenheid echter onvoldoende doorgedrongen om te kunnen voorkomen dat met de naderende onafhankelijkheid van Suriname de etnische spanningen oplaaiden.
Terwijl in 1973 een eeuw Hindostaanse immigratie werd herdacht, begon een ander migratietijdperk, en wel dat van de trek uit Suriname naar Nederland. Er is geen exact moment waarop kan worden gesproken van immigratie in Nederland, maar als we zo een beetje uitgaan van 1974-75 waarin de grote stroom op gang kwam, dan kunnen we dit jaar stil staan bij circa 45 jaar Hindostaanse immigratie in Nederland. Maar ook in Nederland blijven we 5 juni 1873 gedenken, de dag waarop het schip Lalla Rookh de Surinaamse wateren kwam binnenzeilen met aan boord onze voorouders en grootouders die zich uit moeilijke omstandigheden hebben opgewerkt en kansen voor zichzelf en latere generaties hebben gecreëerd.
Het is niet verwonderlijk dat de website Hindorama op 5 juni wordt gelanceerd. Toen Hindorama nog als tijdschrift verscheen, werden twee speciale edities uitgegeven ter gelegenheid van 120 en 125 jaar immigratie. In deze edities van 1993 en 1998 werd de positie die Hindostanen inmiddels in Nederland hadden verworven belicht, de “nieuwe immigranten” die 20 respectievelijk 25 jaar geleden met de KLM op Nederlands grondgebied arriveerden. Hierbij ging het vooral om het perspectief van de opkomende nieuwe generatie en de veranderende belevingswereld in Nederland waarin behoud van culturele tradities niet vanzelfsprekend is.
Terwijl we nog altijd worstelen met het concept van de multiculturele samenleving in Nederland, is inmiddels sprake van een totaal andere migratie: die naar de wereld van internet en sociale media, waar Hindostanen ook volop in participeren. Deze ontwikkeling biedt ongekende mogelijkheden voor persoonlijke ontplooiing door informatievergaring, het uiten van meningen, het onderhouden van contacten. Echter, je kunt ook worden bedolven of je laten meeslepen. Ook hier is het van belang je staande te kunnen houden zonder jezelf te verliezen. In dit verband kan aan het gedachtegoed van Jnan Adhin het volgende worden ontleend: Volg nooit klakkeloos een ander, denk zelf goed na. Nobele elementen van anderen kun je overnemen, maar verlies niet je eigen individualiteit en verword niet tot een mechanisch handelende persoon.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Ze nemen het niet alleen meer van achteren – Sabitrie Gangapersad
Toen Kajal Nirandjan enkele maanden geleden in een dagblad in Suriname werd gefeliciteerd met het behalen van haar graad als Bachelor of Science in de Sociologie, kreeg je de poppen aan het dansen. Haar afstudeertitel ‘Ze nemen het niet alleen meer van achteren: een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van Hindostaanse vrouwen in Paramaribo en Wanica met hun seksuele partnerrelatie in termen van verlangens, seksuele praktijken en taboes’ maakte menigeen nieuwsgierig. Zonder de scriptie te hebben gelezen, werden er al verschillende vragen gesteld over waarom iemand zo een titel zou kiezen, wie ze zou hebben geïnterviewd en wat de relevantie zou kunnen zijn van zo een onderzoek. Haar titel suggereert immers dat Hindostaanse vrouwen het van meer moeten hebben dan anale seks alleen.
In de samenvatting motiveert de onderzoeker dat ze bewust voor het onderwerp heeft gekozen vanwege opvattingen in de samenleving als zouden Hindostaanse vrouwen niet actief zijn tijdens seks en dat ze anale seks hebben om als maagd in het huwelijk te kunnen stappen. Op aandringen van enkele Hindostaanse organisaties werd de scriptie rondgemaild en hield de onderzoeker een presentatie om haar thesis te verduidelijken. Uit het onderzoek blijkt dat de meeste respondenten niet doen aan anale seks. De meerderheid vindt het pijnlijk lijken en vies. De partners van deze vrouwen geven aan dat ze wel anale seks willen maar omdat de vrouw niet wilt, dringen zij niet door. Er wordt niet verontwaardigd of terughoudend gereageerd op vragen over anale seks. Deze houding indiceert dat er geen nadrukkelijk taboe op het onderwerp ligt.Het blijkt ook dat maagdelijkheid of het maagd blijven tot het huwelijk een norm is die alleen wordt opgelegd aan vrouwen en niet aan mannen. Er is sprake van een dubbele moraal. Verder is er een strengere controle op de seksualiteit van meisjes dan op de seksualiteit van jongens.
Uit de gegevens blijkt dat de meeste respondenten geslachtsgemeenschap hebben voor het huwelijk. Dit is niet conform de traditionele opvattingen over vrouwelijkheid en de norm van de ouders met betrekking tot seks die hen werd aangeleerd. De respondenten in dit onderzoek doen niet of hebben niet aan anale seks gedaan om zich te houden aan de maagdelijkheidsnorm. De traditionele norm met betrekking tot maagdelijkheid is duidelijk aan het veranderen. Hindostaanse meisjes wachten niet meer op het huwelijk om hun eerste seks te beleven. Het onderzoek heeft de noties die in de samenleving bestaan over de seksualiteit van Hindostaanse vrouwen ontmaskerd. Uit het onderzoek blijkt dat Hindostaanse vrouwen wel actief zijn tijdens seksuele praktijken en dat zij het voor hun huwelijk niet meer alleen van achteren nemen om hun maagdelijkheid te bewaren.
De eerste zinsnede in de titel is als trigger gebruikt om de aandacht te trekken, wordt er aangegeven. Maar dan rijst de vraag: kan voor een afstudeerstudie dit als argument gelden? Moet de kop de lading niet dekken? Bij het lezen van de scriptie kom je al gauw tot de conclusie dat het gaat om een diepteonderzoek met vijftien respondenten over de seksuele verlangens, behoeften en taboes bij Hindostaanse vrouwen. Op zich is het onderzoek prima, alleen de titel is absoluut misplaatst!
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Hindorama nu digitaal en gratis! – Prof. dr. Chan Choenni
(31 mei 2019)
Het glossy magazine Hindorama van en voor Hindostanen heeft vijf jaar bestaan. Van 2000 tot en met 2004 werd dit kleurrijke tijdschrift tweemaandelijks uitgebracht door uitgeverij Sampreshan. Hindorama had gretig afzet en smachtend werd door velen gewacht op het nieuwe nummer, maar helaas waren veel lezers niet bereid om het blad te kopen of zich te abonneren. Vaak werd het tijdschrift geleend en regelmatig werden de artikelen gekopieerd. Het is dan ook begrijpelijk dat uitgever/bladmanager Radijn Thakoerdin en hoofdredacteur Kanta Adhin besloten om ermee te stoppen.
Hindorama heeft het tijdsbeeld na de eeuwwisseling (het millennium) vastgelegd met betrekking tot de Hindostanen in Nederland. Hindostanen aan de Noordzee was toen de gevleugelde aanduiding. Maar ook relevante ontwikkelingen in Suriname, India en de Indiase diaspora werden gedocumenteerd. Na 14 jaar komt Hindorama opnieuw in beeld op eigentijdse wijze, namelijk digitaal. Hindorama is een website geworden met dezelfde ambities. Het is van en voor Hindostanen en richt zich ook op de Indiase diaspora. Nu kan iedereen op elk gewenst moment naar de website gaan om informatie tot zich te nemen en/of uit te printen. Discussies volgen en zelf een bijdrage leveren via de Hindorama blog, is ook mogelijk. Bovendien is Hindorama nu gratis te downloaden en er is dus geen financiële knelpunt meer.
Banbás
Met de lancering van de website kunnen wij met een knipoog vaststellen dat Hindorama een zogenaamde Banbás heeft doorstaan. Met Banbás wordt gerefereerd aan de zogeheten verbanning van de Goddelijke incarnatie Rama uit het epos Ramayana. Na veertien jaar van omzwervingen en avonturen (ban betekent woud) en wijzer geworden kwam hij met zijn echtgenote Sita terug naar Ajodhya om de troon te bestijgen. In onze digitale eeuw is veertien jaar (2005 – 2018) een vrij lange periode, mede gelet op de snelle veranderingen die zich hebben voltrokken in de brede samenleving en binnen de Hindostaanse gemeenschap in het bijzonder.
Ik stip in vogelvlucht enkele veranderingen in Nederland aan:
Allereerst vormen de tweede en derde generatie Hindostanen – dat zijn degenen die geboren zijn in Nederland – de meerderheid van de Hindostaanse bevolking. Van de eerste generatie – zij die in Suriname zijn geboren – zal een aanzienlijk deel binnen 10-25 jaar uitsterven. Het is immers al 45 jaar geleden dat de grote emigratie van Hindostanen uit Suriname naar Nederland op gang kwam.
Ten tweede zijn er veel meer vrijgezellen binnen de Hindostaanse gemeenschap -ook in Suriname- vergeleken met vroeger. Er zijn verhoudingsgewijs ook minder kinderen. Het zogeheten vruchtbaarheidscijfer onder Hindostaanse vrouwen is drastisch gedaald.
Ten derde moeten velen presteren in de ratrace met een overdosis aan informatie die via internet beschikbaar is. Hierdoor is er sprake van keuzestress. Welke informatie moet je tot je nemen? En nu heb je ook nog Hindorama!
Ten vierde is er sprake van individualisering en het verslijten van familiebanden en sociale relaties.
Tenslotte is er een toename in de zogeheten consumentensoevereiniteit. Op elk gewenst moment kan men door het ruime en gevarieerde aanbod in de zogeheten sociale media – facebook, Instagram, youtube en dergelijke- informatie tot zich nemen en delen. Het grote aantal (satelliet)zenders leidt ertoe dat velen niet meer naar dezelfde (televisie) programma’s kijken. Dat leidt ook tot verwatering van de identiteit.
Met medewerking van de lezers en gebruikers kan de website Hindorama Hindostanen een identificatiepunt bieden. Hindorama wordt weer een venster op de ontwikkelingen van de Hindostaanse gemeenschap -niet alleen in Nederland- maar ook in Suriname. En juist doordat in beide landen mensen vaak tegelijkertijd dezelfde artikelen kunnen lezen en op elkaar kunnen reageren, kan Hindorama ook een bijdrage leveren tot instandhouding van de Hindostaanse identiteit. Het succes van Hindorama is deels in handen van de webmaster Radijn Thakoerdin en de vrijwilligers, maar anderdeels in handen van de lezers en gebruikers. Laten wij samen Hindorama tot een succes maken. Immers: op degenen die het goed of beter gehad hebben rust de verplichting om goed te doen en niet om te kijken. Seva karna hamar Dharma hai (vrij vertaald: Dienstbaar zijn is mijn levenspad). Laten wij hopen dat Hindorama de komende vijf jaar en hopelijk veel langer een dienstbare rol kan vervullen.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN