Surinamers in de Nederlandse politiek – Hans Ramsoedh

Dr. Hans Ramsoedh
Eindelijk weer Tweede Kamerleden gekozen met een Surinaamse achtergrond. Bij de afgelopen verkiezingen werden Raoul Boucke (D66), Don Ceder (Christen Unie) en Sylvana Simons (BIJ1) gekozen als Tweede Kamerlid. In landen als Engeland en Frankrijk is het al geruime tijd gebruikelijk dat leden van het parlement en de regering een migratieachtergrond hebben. In vergelijking met deze twee landen bevindt het proces van politieke inclusie in Nederland zich nog in de kinderschoenen. Met politieke inclusie bedoel ik in dit verband een politiek bestel (regering, parlement, Gedeputeerde Staten, Provinciale Staten, Colleges van Burgemeester en Wethouders en gemeenteraden) dat een afspiegeling vormt van de samenleving. Het betekent dat vrouwen en mensen met een migratieachtergrond min of meer evenredig vertegenwoordigd zijn in deze politieke instituten. Op gemeentelijk en provinciaal niveau is er sinds de jaren zeventig wel sprake van betrokkenheid van mensen met een migratieachtergrond bij de politiek. Op landelijk niveau is pas sinds het afgelopen decennium het aantal Kamerleden ‘met een kleur’ duidelijk zichtbaar.
Het eerste Tweede Kamerlid met een migratieachtergrond (John Lilipaly 1986-1998, PvdA) werd pas in 1986 gekozen. In 1992 werd Dowlatram Ramlal (CDA) als eerste Surinamer gekozen als Tweede Kamerlid (1992-1994). In het Kabinet-Balkenende IV (2007-2010) waren twee personen met een migratieachtergrond voor het eerst benoemd als Staatssecretaris (Ahmed Aboutaleb en Nebahat Albayrak, beiden PvdA). In 2002 werd namens de LPF van Pim Fortuyn Philomena Bijlhout in het kabinet-Balkenende I (2002-2003) benoemd als Staatssecretaris voor Gezinszaken, maar zij moest echter na 24 uur weer aftreden toen bleek dat zij in de jaren tachtig lid was geweest van de volksmilitie van Desi Bouterse.
Er zijn enkele Tweede Kamerleden met een Surinaamse achtergrond die een langere periode Kamerlid zijn geweest zoals Tara Oedayrajsingh Varma van Groen Links (1994-2001), Kathleen Ferrier van het CDA (2002-2012), Laetitia Griffith van de VVD (2003-2017), John Leerdam van de PVDA (2003-2012) en Tanja Jadnanansing van de PVDA (2010-2016). Daarnaast is er nog een aantal andere Kamerleden met een Surinaamse achtergrond geweest dat na één termijn geruisloos door de achterdeur is verdwenen.
Er zijn inmiddels enkele burgemeesters benoemd met een migratieachtergrond, waaronder Aboutaleb (PvdA) in Rotterdam sinds 2009, Weerwind (D66) in Almere sinds 2015 en Marcouch (PvdA) in Arnhem sinds 2017 en het aantal Tweede Kamerleden met een migratieachtergrond is stijgende. In 2010 waren er elf Tweede Kamerleden met een migratieachtergrond en sinds 2017 dertien. Van deze dertien Kamerleden in 2017 hadden zes een Nederlands-Marokkaanse en zeven een Nederlands-Turkse achtergrond. In 2017 had geen van de Tweede Kamerleden met een migratieverleden een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond. Dit gegeven verbaasde mij gelet op de kenmerken van de Surinaams-Antilliaanse doelgroep in Nederland: relatief goed opgeleid, geen taalbarrière en redelijk geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. Gelet op de actualiteit van inclusie zou je verwachten dat Nederlandse politieke partijen het Surinaams-Antilliaanse reservoir zouden aanboren voor kandidaten van kleur en met een migratieachtergrond.

Raoul Boucke
Ook bij de afgelopen verkiezingen zie ik wederom een oververtegenwoordiging van mediterrane kandidaten op kandidatenlijsten van de verschillende politieke partijen. Op redelijk verkiesbare plaatsen kwamen we slechts vijf kandidaten met een Surinaamse achtergrond tegen: Raul Boucke op nr. 10 bij D66, Sunita Bihari op nr. 11 bij SP, Kavish Bisseswar op nr. 14 bij PvdA, Don Ceder op nr. 4 bij CU. BIJ1 is een politieke partij waarbij de leden op de kandidatenlijst vooral afkomstig zijn uit de zwarte activistische hoek. Zoals eerder gesteld werden slechts Boucke, Ceder en Simons gekozen als Tweede Kamerlid. Opvallend is dat voor de VVD maar liefs vijf kandidaten met een migratieachtergrond werden gekozen als Tweede Kamerlid. Twee van deze gekozen Kamerleden hebben een Pakistaanse migratieachtergrond (Mariëlle Paul en Fahid Minhas).

Don Ceder
Wat verklaart deze mediterrane ‘oververtegenwoordiging’ in de Tweede Kamer sinds 2017? Ligt het aan de politieke partijen die bij voorkeur kiezen voor kandidaten uit zogeheten ‘problematische’ groepen (Turken en Marokkanen) dan uit groepen (zoals de Surinaamse) die beschouwd worden als geïntegreerd? De rekrutering uit de zogeheten ‘problematische’ groepen zou dan bedoeld zijn om daarmee een verbinding te maken met deze achtergestelde groepen, een nieuw kiezersreservoir aan te boren en in het verlengde hiervan om hun integratie in de Nederlandse samenleving te bevorderen. Of ligt het aan de persoonskenmerken (sociaal en politiek activisme) van de mediterrane kandidaten die de politiek als een belangrijk instrument zien om de emancipatie en integratie van de eigen doelgroep te bevorderen? Turken en Marokkanen hebben een breed netwerk van moskeeën en organisaties verspreid over Nederland. Niet uitgesloten dient te worden dat mediterrane kandidaten daardoor wellicht gemakkelijker deze organisatiestructuur weten te gebruiken voor politieke mobilisatie. Bovendien zijn deze organisaties vaak een kweekvijver voor personen met aanleg voor politiek. Ligt het misschien ook aan de afwezigheid van politiek en sociaal activisme bij Surinaamse-Nederlanders die vooral kiezen voor een kortere weg naar maatschappelijk succes (opleiding afronden en een baan) en banen waaraan zij status ontlenen?
Ik kan geen eenduidig antwoord geven op deze vragen. Daarvoor zou je eerst bovengenoemde factoren aan een onderzoek moeten onderwerpen. Ik ben vooralsnog voorzichtig geneigd de ondervertegenwoordiging van Surinamers (en Antillianen) in de Nederlandse politiek toe te schrijven aan kenmerken van de doelgroep zelf. Personen met een Surinaamse achtergrond geven de voorkeur aan een snelle carrière en een baan (advocaat, arts, econoom) waaraan zij status ontlenen. Investeren in sociaal en politiek activisme naast studie en een baan wordt gezien als een vertragende factor in hun streven naar maatschappelijk succes. De drie gekozen Kamerleden met een Surinaamse achtergrond (Boucke, Ceder en Simons), zijn het toonbeeld van jarenlang sociaal en politiek activisme.
- Published in COLUMN
Dutch Surinamese and politics in the Netherlands – Hans Ramsoedh

Dr. Hans Ramsoedh
Finally again Members of Parliament (MP) were elected with a Surinamese background. In the last elections on March 17, 2021, Raoul Boucke (D66-Social Liberal Party), Don Ceder (CU – christian party) and Sylvana Simons (BIJ1- black activist party) were elected as MP’s. In countries such as England and France, it has long been common for MP’s and government to have a migration background. Compared to these two countries, the process of political inclusion in The Netherlands is still in its infancy.
By political inclusion I mean in this context a political system (government, parliament, local Councils) that reflects society. It means that women and people with a migration background are more or less equally represented in these political institutions. At level, there has been some involvement of people with a migration background in politics since the 1970s. At the national level, it is only since the last decade that the number of MP’s ‘of color’ has been clearly visible.
The first MP with a migration background (a Moluccan, Labour party) was elected only in 1986. In 1992, Dowlatram Ramlal (Christian Democratic Party-CDA) was the first Surinamese to be elected as a MP (1992-1994). In the Balkenende Cabinet IV (2007-2010) two persons with a migration background were appointed as Secretary of State for the first time (Ahmed Aboutaleb and Nebahat Albayrak, both Labour Party). In 2002, on behalf of Pim Fortuyn’s LPF, Philomena Bijlhout was appointed as Secretary of State for Family Affairs in the Balkenende I cabinet (2002-2003), but she had to resign after 24 hours when it turned out that she had been a member of Desi Bouterse’s popular militia in Suriname in the 1980s.
There are some MP’s with a Surinamese background who have been Members of Parliament for a longer period such as Tara Oedayrajsingh Varma of Groen Links (left-wing Party 1994-2001), Kathleen Ferrier of CDA (2002-2012), Laetitia Griffith of VVD (Liberal Party 2003-2017), John Leerdam of PVDA (2003-2012) and Tanja Jadnanansing of PVDA (2010-2016). In addition, there have been a number of other MPs with a Surinamese background who have silently disappeared through the back door after one term.
A number of mayors have now been appointed with a migration background, including the Dutch-Moroccan Aboutaleb (PvdA) in Rotterdam since 2009, the Dutch-Surinamese Weerwind (D66) in Almere since 2015 and the Dutch-Moroccan Marcouch (PvdA) in Arnhem since 2017, and the number of MP’s with a migration background is on the rise. In 2010 there were eleven MP’s with a migration background and since 2017 thirteen. Of these thirteen MP’s in 2017, six had a Dutch-Moroccan and seven a Dutch-Turkish background. In 2017, none of the MP’s members with a migration background had a Surinamese or Antillean background. This fact surprised me given the characteristics of the Surinamese-Antillean target group in the Netherlands: relatively well educated, no language barrier and reasonably integrated into Dutch society. Given the topicality of inclusion, one would expect that Dutch political parties would tap into the Surinamese-Antillean reservoir for candidates of color and with a migration background.

Raoul Boucke
Once again, in the past elections, I see an overrepresentation of Mediterranean candidates (Turkish and Moroccan) on the candidate list of the various political parties. In reasonably electable places we encountered only five candidates with a Surinamese background: For D66 Raul Boucke at no. 10, fort he Socialist Party Sunita Bihari at no. 11, fort he labour party Kavish Bisseswar at no. 14 and for CU Don Ceder at no. 4. The candidates of the black activist BIJ1 are predominantly of Surinamese background. As stated earlier, only Boucke (D66), Ceder (CU) and Simons (BIJ1)were elected as MP’s. It is striking that for the liberal and right-wing party, VVD, no less than five candidates with a migration background were elected as MP’s. Two of these elected MPs have a Pakistani migration background (Mariëlle Paul and Fahid Minhas).

Don Ceder
What explains this Mediterranean (Turkish and Moroccan) ‘overrepresentation’ in the Dutch parliament since 2017? Is it due to the political parties preferring to choose candidates from so-called ‘problematic’ groups (Turkish and Moroccans) than from groups (such as the Surinamese) that are considered integrated? The recruitment from the so-called ‘problematic’ groups would then be intended to make a connection with these disadvantaged groups, to tap into a new voter pool and by extension to promote their integration into Dutch society. Or is it because of the personal characteristics (social and political activism) of the Mediterranean candidates who see politics as an important instrument to promote the emancipation and integration of their own target group? The Turkish and Moroccan population have a broad network of mosques and organizations spread throughout the Netherlands. It should not be excluded that Mediterranean candidates may therefore find it easier to use this organisational structure for political mobilisation. Moreover, these organizations are often a breeding ground for people with a talent for politics. Is it perhaps also due to the absence of political and social activism among Surinamese-Dutch people who mainly choose a shorter path to social success (completing their education and getting a job) and jobs from which they derive status?
I can’t give a one-size-fits-all answer to these questions. For that, the above-mentioned factors would first have to be investigated. For the time being I am cautiously inclined to attribute the underrepresentation of Surinamese (and Antilleans) in Dutch politics to characteristics of the target group itself. People with a Surinamese background prefer a fast career and a job (lawyer, doctor, economist) from which they derive status. Investing in social and political activism in addition to study and a job is seen as a delaying factor in their pursuit of social success. The three elected MP’s with a Surinamese background (Boucke, Ceder and Simons), are the epitome of years of social and political activism.
- Published in COLUMN
Hokjes en ego’s – Kanta Adhin
Binnenkort gaan we weer naar de stembus. Voor velen is het nog geen uitgemaakte zaak welke partij of welke naam zij in het stemhokje zullen aankruisen. Het wordt inderdaad steeds lastiger om een keuze te maken omdat de meningen en verlangens van mensen al lang niet meer langs geijkte tegenstellingen lopen. Kiezers zijn niet zonder meer in het hokje links of rechts, of progressief of conservatief te plaatsen. Met de emancipatie van alle geledingen van de samenleving is ook de strikte loyaliteit aan een bepaalde partij verdwenen. Burgers kijken rond en zijn kritisch. Ze zijn niet meer zo snel tevreden. Onderdelen van programma’s spreken hun aan, maar niet het hele pakket en/of de verpakking.
Op zich is dat helemaal niet zo vreemd. Je kunt mensen nou eenmaal niet met een bepaald label in een bepaald hokje plaatsen. Zo is iemand, bijvoorbeeld, Nederlander, behorend tot een minderheidsgroep (met Surinaamse en, meer in het bijzonder, Hindostaanse, Creoolse of Javaanse achtergrond); is erg voor individuele ontplooiing, maar vindt gemeenschapszin ook erg belangrijk; is voor integratie maar niet voor verlies van de (culturele) identiteit, enzovoort. Maar omdat de representatieve democratie nu eenmaal is ingericht met de politieke partijen als vehikel, moeten we een keuze maken en ons met een partij identificeren.
Wat belangrijk is, is dat we uiteindelijk verantwoordelijke mensen kiezen die up to the job zijn. En die job is niet alleen om onze (kleine) deelbelangen te dienen, maar vooral ook het algemeen belang. Voor mij is dat werken aan een stabiele samenleving waar alle mensen in hun waardigheid worden erkend en gestimuleerd worden een bijdrage aan de samenleving te leveren. Personen die zich verkiesbaar stellen nemen een verantwoordelijke taak op zich en zij moeten dus ook zelf goed inschatten of zij geschikt zijn. Bezien vanuit het Vedische varna stelsel (maatschappelijke indeling in vier klassen: bráhmans, kshatriyas, vaishyas en shúdras) zouden politici vooral tot de klasse van de kshatriyas behoren, namelijk degenen die zich van nature tot macht en recht en maatschappelijk organisatorische activiteiten aangetrokken voelen. Dit stelsel gaat ervan uit dat tot welke klasse mensen ook behoren, als zij de hun gegeven talenten inzetten om de daarbij behorende activiteiten gewetensvol en met overgave te verrichten, zij de wet van hun wezen vervullen en spirituele wasdom bereiken.
Ook al kunnen hokjes nodig zijn om een bepaalde ordening aan te brengen, ze mogen nooit zo rigide zijn dat een breder perspectief wordt onderdrukt. Het gaat dus niet per se om óf óf, maar zeer zeker ook om én én. Met het hele spectrum aan genderidentiteiten dat ingang heeft gevonden, kun je tegenwoordig zelfs én man én vrouw zijn (of geen van beide). Helaas kunnen we in het stemhokje niet voor meer dan een partij kiezen. Het is of de een of de ander, en dat is jammer. Hoe mooi zou het zijn als we ook zouden kunnen aangeven welke combinatie van partijen volgens ons het beste resultaat voor de samenleving zou opleveren. Of welke personen uit verschillende partijen het meest geschikt worden geacht om leiding te geven. Dat zouden dan niet per se de lijsttrekkers hoeven te zijn. Ik geef toe dat ik hier erg aan het idealiseren ben. In zo een model is er geen plaats voor politici met grote ego’s. En ook van kiezers wordt misschien te veel gevraagd.
Alhoewel…? Kiezers zijn gaandeweg steeds mondiger geworden. Zij zouden dus ook meer verantwoordelijkheid moeten willen dragen. Daar lijkt het echter niet op als je hoort dat met de campagnevoering via sociale media – voor velen tegenwoordig het enige medium – ontvangers van berichten slechts geïnteresseerd zijn in foto’s. Het liefst foto’s met een privétintje zonder enige tekst waar de betrokken persoon voor staat. Zelfs de oneliners waar een gedegen uitleg van standpunten al voor had moeten wijken, zijn nu te veel gevraagd.
In ieder geval zal ik in het stemhokje uitkijken naar een politicus met genuanceerde stellingnames die verbinding van (groepen) mensen nastreeft en van wie ik het ego binnen proporties vind. Voor de media saaiheid ten top! Voor mij stabiliteit met een vleugje spiritualiteit.
- Published in COLUMN
Pigeonholes and egos – Kanta Adhin
In the Netherlands, we will go to the polls on 17 March to vote in the elections for the House of Represetatives. Many have not yet decided which party or name they will tick in the ballot box. Indeed, it is becoming increasingly difficult to make a choice, because people’s opinions and desires no longer run along standard opposing views. Voters cannot simply be pigeonholed as left or right, progressive or conservative. With the emancipation of all sections of society, strict loyalty to a particular party has also disappeared. Citizens look around and are critical. They are no longer so easily satisfied. Parts of programmes appeal to them, but not the whole package and/or the packaging.
In itself, this is not so strange. After all, you cannot place people in a certain pigeonhole with a certain label. Someone who, for example, is Dutch, belongs to a minority group (with Surinamese and, more specifically, Hindustani, Creole or Javanese backgrounds); is very much in favour of individual development, but also considers community spirit to be very important; is in favour of integration but not of losing one’s (cultural) identity, and so on. However, since representative democracy is set up with political parties as vehicles, we have to make a choice and identify with one particular party.
What matters is that we ultimately elect responsible people who are up to the job. And that job is not only to serve our (small) partial interests, but also the general interest. For me, that is working towards a stable society where there is respect for the human dignity of all people and all are encouraged to contribute to society. People who stand for election take on a responsible task and they must therefore judge for themselves whether they are suitable for such responsibility. Seen from the Vedic varnasystem (social division into four classes: bráhmans, kshatriyas, vaishyas and shúdras), politicians would mainly belong to the class of the kshatriyas, namely those who naturally feel attracted to power and law and societal organisation. This system assumes that whatever class people belong to, if they use their given talents to perform the corresponding activities conscientiously and diligently, they fulfil the law of their being and attain spiritual maturity.
Even though pigeonholes may be necessary to create a certain order, they must never be so rigid as to suppress a broader perspective. So in my view, it is not necessarily a question of either/or, but certainly of both/and. With the range of gender identities that have emerged, it is now even possible to be both male and female (or neither). Unfortunately, we cannot choose more than one party in the ballot box. It is either one or the other, and that is a pity. It would be great if we could also indicate which combination of parties we think would deliver the best result for society. Or which persons from different parties are considered most suitable to lead the country. These would not necessarily be the party leaders. I admit that I am being very idealistic here. In such a model, there is no room for politicians with big egos. And perhaps too much is demanded of the voters as well.
Although…? Voters have gradually become more assertive. So they should also want to take more responsibility. However, this does not seem the case when you hear that with campaigning via social media – for many the only medium these days – message recipients are only interested in photos of politicians. Preferably photos with a private touch without any text about what the person concerned stands for. Even the one-liners that already ousted a reasoned explanation of positions, are now too much to digest.
In any case, when I go to the polling booth, I will look for a politician with nuanced positions who strives to unite (groups of) people and whose ego I find within acceptable limits. For the media, this is boredom at its best; for me, stability with a touch of spirituality.
- Published in COLUMN
Woke of liever gewoon waakzaam? – Kanta Adhin
Het verbod op discriminatie is een universele norm die is vastgelegd in diverse verdragen en nationale grondwetten. Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet luidt: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” Op basis van deze norm strijden maatschappelijke groeperingen tegen diverse vormen van discriminatie die er nog steeds bestaan. In Nederland gaat het dan met name om huidskleur (ras), afkomst en geslacht. Alhoewel niet kan worden ontkend dat er op dit terrein nog veel te doen is, ontkom ik niet aan de indruk dat voor sommigen het maatschappelijke protest meer een bezigheidstherapie is dan een oprechte strijd tegen onrecht. Van die hele ‘woke’ beweging, bijvoorbeeld, kan ik niet onder de indruk raken. Sterker, ik denk dat waakzaamheid is geboden om de samenleving niet te ondergraven.
‘Woke’ is afgeleid van de verleden tijd van het Engelse woord ‘to wake’, wakker worden/wakker maken en was eerst vooral gelieerd aan de strijd tegen zwart racisme in Amerika. Inmiddels is het veel breder en staat het voor bewustheid van issues van maatschappelijke ongelijkheid. En als die issues er niet meer zijn of minder lijken te worden, dan worden ze weer opgeklopt omdat het super trendy is om ‘woke’ te zijn. Ik wil niet zeggen dat er in Nederland geen racisme bestaat, maar een leuze als ‘black lives matter’ is in de Nederlandse context tamelijk ’overdone’. Terwijl het in de toeslagenaffaire ging om schandelijke en grootschalige discriminatie, hebben de slachtoffers niet die massaprotesten met deelname van politieke kopstukken op de been kunnen krijgen. Zij konden helaas niet profiteren van een Amerikaans model om na te apen.
Ook als het om het rechttrekken van de ongelijke positie van vrouwen ten opzichte van mannen gaat, is er nog zeker werk aan de winkel. Ongelijke beloning voor gelijk werk lijkt haast niet uit te bannen. Traditionele rolpatronen en andere stereotyperingen worden aangepakt maar nog steeds zijn vrouwen in Nederland koploper als het gaat om werken in deeltijd. Taalgebruik wordt ontdaan van mannelijke dominantie. Zo hebben we het, bijvoorbeeld, over menskracht in plaats van mankracht en proberen we “hij” en “zijn” zoveel mogelijk te vermijden als we iedere willekeurige persoon bedoelen. Ook daar valt nog een behoorlijke slag te maken als we alleen al kijken naar de formulering van onze grondrechten, zoals godsdienstvrijheid (“Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden”) of het recht op privacy (“Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer”).
Genderneutraal taalgebruik is een uitdaging, vooral omdat het niet meer alleen om ‘hij’ of ‘zij’ gaat. De NS kwam met taalgebruik als ‘beste reizigers’ in plaats van ‘beste dames en heren’, om mensen met een andere genderidentiteit die zich niet per se mannelijk of vrouwelijk voelen niet uit te sluiten (zogenoemde non-binaire personen). Bij gender gaat het niet zozeer meer om het biologische geslacht maar om sociaal-culturele gedrags- en identiteitsaspecten van het man- of vrouw-zijn (bijvoorbeeld seksuele oriëntatie of geslachtsverandering). Als je het tegenwoordig over je man of je vrouw hebt, moet je oppassen voor een bepaalde blik van een ‘woke’ iemand, want de gendercorrecte term is ‘partner’.
Hoever men kan gaan in deze gendercorrecte cultuur bewijst het Britse Brighton and Sussex University Trust Hospital dat is overgegaan op een genderneutrale geboorte afdeling, waar het begrip ‘moeder’ wordt vermeden uit respect voor non-binaire of transgender personen. Moedermelk is mensenmelk (human milk). En borstvoeding (breast feeding) is chest feeding want ‘breast’ wordt met een vrouwenborst geassocieerd. Voor Nederlandse inclusiviteitsmensen is dit een geweldige ontwikkeling; zij zullen nog wel moeten kijken hoe ‘baarmoeder’ moet worden aangeduid. Waarschijnlijk komen ze dan op het Latijnse ‘uterus’ uit. Dus lieve mensen, laat je kinderen in verband met de genderneutrale opvoeding die tegenwoordig wordt aangeprezen vooral ook Latijn leren. In Amerika hoort bij deze opvoeding al dat kleine kinderen wordt geleerd dat ze niet per se een jongen of meisje zijn. In plaats van het alfabet krijgen zij de letters LGBTQIAP met de paplepel ingegoten. Dit lijkt mij voer voor psychologen, maar als die ook helemaal in de ‘woke flow’ zitten is daar geen heil van te verwachten.
Ik ben bang dat in plaats van harde discriminatie te bestrijden we ons gaan verliezen in geforceerde trendy uiterlijkheden om mogelijke belediging of disrepect van groepen mensen tegen te gaan. Zijn we niet bezig om mensen te kweken die helemaal niet meer tegen een stootje kunnen, steeds intoleranter en steeds onzekerder over zichzelf worden? Die nu met het winterse weer niet eens meer hardop durven zeggen dat zij genieten van het witte landschap of dat het zo koud is dat hun ballen eraf vriezen, zonder beticht te worden van het verheerlijken van ‘white privilege’ of van seksisme?
- Published in COLUMN
Woke or rather just vigilant? – Kanta Adhin
The prohibition of discrimination is a universal standard that has been laid down in various treaties and national constitutions. Article 1 of the Dutch Constitution reads: “All persons in the Netherlands shall be treated equally in equal cases. Discrimination on the basis of religion, belief, political opinion, race, gender or any other grounds whatsoever shall not be permitted.” On the basis of this norm, social groups fight against various forms of discrimination that still exist. In the Netherlands, this mainly concerns skin colour (race), origin and gender. Although it cannot be denied that there is still much to do in this area, I cannot help feeling that for some, social protest is more like occupational therapy than a genuine fight against injustice. The ‘woke’ movement, for example, does not impress me at all. On the contrary, I think vigilance is called for to prevent it from undermining society.
The term ‘Woke’ is derived from the past tense of the English word ’to wake’ and was initially mainly linked to the fight against black racism in America. It is now much broader and stands for awareness of issues of social inequality. And if those issues are no longer there or seem to be getting less, they are whipped up again because it is super trendy to be ‘woke’. I don’t want to say that there is no racism in the Netherlands, but a slogan like ‘black lives matter’ seems rather ‘overdone’ in the Dutch context. While the recently unveiled practice of the Dutch tax authorities of targeting persons belonging to minority groups involved outrageous and large-scale discrimination, the victims who have been complaining for years were not able to stage mass protests with the participation of political leaders. Unlike the anti black racism protesters they could not, unfortunately, benefit from an American model to imitate.
Further, when it comes to gender equality there is certainly still work to be done in rectifying the unequal position of women compared to men. Unequal pay for equal work seems almost impossible to eradicate. Traditional role patterns and other stereotypes are being tackled, but women in the Netherlands still lead the field when it comes to working part-time. Language is stripped of male dominance. For example, we talk about human power (menskracht) instead of manpower (mankracht) and we try to avoid “he” and “his” as much as possible when we mean any person. Here too, there is considerable room for improvement if we just look at the wording of our fundamental rights, such as freedom of religion (“Everyone has the right to manifest his religion or belief, either individually or in community with others”) or the right to privacy (“Everyone has the right to respect for his private life”).
Gender-neutral language is a challenge, especially since it is no longer just about ‘he’ or ‘she’. The Dutch Railways (NS) came up with language such as ‘dear travellers’ instead of ‘dear ladies and gentlemen’, in order not to exclude people with a different gender identity who do not necessarily feel male or female (so-called non-binary people). Gender is no longer so much about the biological sex as about socio-cultural behavioural and identity aspects of being a man or a woman (e.g. sexual orientation or gender reassignment). If you talk about your husband or your wife nowadays, you have to watch out for a certain look from a ‘woke’ person, because the gender correct term is ‘partner’.
Just how far one can go in this gender-correct culture is demonstrated by the British Brighton and Sussex University Trust Hospital, which has moved to a gender-neutral maternity unit, where associations with ‘woman’ or ‘mother’ are avoided out of respect for non-binary or transgender people. Mother’s milk is human milk. And breastfeeding is chest feeding. For Dutch inclusiveness experts, this is a welcome development; they will have to look into the word ‘baarmoeder’ (womb) which contains ‘moeder’ (mother). They will probably end up with the Latin word ‘uterus’. So dear people, in the context of the gender-neutral education that is being promoted these days, make sure your children learn Latin as well. In America, this education already includes teaching small children that they are not necessarily a boy or a girl. Instead of the alphabet, they are ingrained with the letters LGBTQIAP. To me this seems food for thought for psychologists, but if they are also completely in the ‘woke flow’, not much can be expected from them.
I am afraid that instead of fighting harsh discrimination, we will get lost in forced and trendy outward behaviour to counteract possible insults or disrespect of groups of people. By doing this, are we not in the process of breeding people without any resilience, who are becoming increasingly intolerant and insecure about themselves? Who now, with the snow all around, don’t even dare say out loud that they enjoy the white landscape or that it is so cold that their balls freeze off, without being accused of glorifying ‘white privilege’ or of sexism?
- Published in COLUMN
Op naar meer spiritualiteit! – Kanta Adhin
Ik ontkom er niet aan het weer over het coronavirus te hebben. Ons hele dagelijkse leven is er immers door in de war gegooid. Hoe vervelend ik al die beperkende maatregelen ook vind, ik probeer mijn energie niet te verspillen aan mij daartegen te verzetten. Ook al vind ik dat soms wel beter naar maatregelen op maat kan worden gekeken. Het lijkt overdreven om in een ruimte (bv. een concertzaal) waar normaal gesproken meer dan duizend mensen in kunnen, vast te houden aan het aantal van 30 terwijl daar met afstanden van zelfs drie meter makkelijk meer mensen aanwezig kunnen zijn. Maar als het doel is zo min mogelijk bewegingen van mensen te stimuleren, is zo een maatregel weer wel te begrijpen. Voor mijn gemoedstoestand is het daarom beter mij niet te druk te maken. Toen ik een paar dagen geleden met mijn man voor een stadswandeling in Schoonhoven (Zilverstad) was, viel mijn oog op de sierverlichting in de straten en boven de gracht en ik dacht: Zelfs het coronavirus heeft een lichtgevende kant!
De afgelopen decennia zijn individualisme en assertiviteit (je eigen belang vooropstellen, voor jezelf opkomen) erg gecultiveerd. Het is nu weer tijd geworden voor meer spiritualiteit, het putten uit geestelijke kracht, om meer evenwicht in het bestaan te bereiken. De bron van die kracht kan voor iedereen verschillend zijn. Het kan niet worden voorgeschreven dat we allemaal bij een bepaalde kerk of religie moeten horen, of een bepaalde filosofie moeten aanhangen. Sommige mensen putten hun kracht uit het samenzijn met gelijkgestemden bij een voetbalwedstrijd, in de kroeg, en daar voelen ze zich nu ernstig in beknot en benadeeld. Waarom mogen mensen nog wel naar een gebedshuis, maar niet naar het stadion of de kroeg?
Terwijl ik iedereen van harte zijn of haar gewenste sociale contacten gun, zie ik wel een verschil tussen activiteiten die meer het karakter van vermaak en ontspanning hebben en activiteiten gericht op spirituele groei. Als die twee samenvallen, is dat natuurlijk mooi. Ik vraag me alleen af of dit inderdaad opgaat voor de gemiddelde voetbalsupporter of kroegganger. In ieder geval niet voor diegenen die daarna beschonken of anderszins opgefokt overlast veroorzaken. Ik wil zeker niet beweren dat voor iedereen die naar de kerk, mandir (tempel), moskee, synagoge of ander gebedshuis gaat, geldt dat dit bijdraagt aan hun spirituele groei. Soms gaat het alleen maar om sociaal wenselijk gedrag, om erbij te horen. Met de steeds toenemende populariteit van yoga kun je je ook afvragen of iedereen wel beseft dat het niet om zomaar lichaamsbeweging gaat. Yoga belichaamt eenheid van geest en lichaam, denken en handelen en cultiveert de manieren voor een evenwichtige houding in het dagelijks leven.
Spiritualiteit uit welke bron dan ook kan bijdragen aan een gezonde samenleving waarin met iedereens rechten rekening wordt gehouden en een balans tussen verschillende (deel)belangen kan worden bereikt. Dat hebben we nodig als we al die boze protesterende mensen zien van wie een deel niet terugdeinst voor zeer onfatsoenlijk gedrag, niet zelden op het misdadige af; al die ontevreden en achterdochtige mensen die zich tot allerlei complottheorieën laten verleiden; al die mensen die strijden voor sociale gerechtigheid en empowerment van achtergestelde groepen, en ga zo maar door. Dit alles wordt nog eens gevoed door internationale politieke en economische onrust. Terwijl we op microniveau zijn geïndividualiseerd zijn we op macroniveau meer dan ooit met elkaar verbonden. Dat heeft economisch profijt gebracht, maar die verbondenheid komt niet altijd uit, bijvoorbeeld als het om migratie gaat. Terwijl het westen lange tijd te koop heeft gelopen met zijn welvaartsniveau en daardoor een aantrekkingskracht heeft gecreëerd, loopt het niet over van gastvrijheid.
Voor wat betreft de coronacrisis gaan we dit jaar hoopvol tegemoet. We zullen ons echter nog wel even moeten schikken aangezien de uitrol van het vaccinatieprogramma enige tijd nodig heeft en we ook nog niet precies weten of vaccinatie afdoende is. We zullen dus nog steeds met de donkere kant van beperkingen te maken hebben. Maar we weten dat er twee zijden zijn. Rechten en plichten, belangen en verantwoordelijkheden, die een eenheid vormen. Het mooie is als we ook de lichtgevende kant van onze plichten en verantwoordelijkheden zien. De Indiase dichter/schrijver en filosoof Rabindranath Tagore (1861-1941) verwoordde dit als volgt: “Ik sliep, en droomde dat het leven vreugde was; ik ontwaakte en zag: het leven is plicht; ik handelde en zie: de plicht is vreugde!”
- Published in COLUMN
De preek op oudejaarsavond – Hans Ramsoedh

Als gevolg van corona viel er dit jaar weinig te beleven. Het was vooral afzien. Er wordt dan ook reikhalzend uitgekeken naar het coronavaccin in de hoop dat het ‘normale’ leven weer zijn gang neemt. Toch waren er twee hoopvolle momenten dit jaar. Het eerste was het wegstemmen van Desi Bouterse afgelopen mei, de meest incompetente president die Suriname heeft gekend en die het land in de afgrond stortte. Het tweede was de verkiezingsnederlaag van Donald Trump (You’re fired) in de Verenigde Staten, een president die getypeerd wordt als een racist, narcist en sociopaat. Een groot deel van de vrije wereld haalde opgelucht adem toen in november bekend werd dat Trump in januari 2021 zijn biezen kan pakken.
Waar ik altijd naar uitkijk aan het einde van het jaar is de oudejaarsconference, een Nederlandse traditie die beschouwd wordt als een belangrijk onderdeel van het Nederlandse cultureel erfgoed. De Italianen hebben de opera, de Portugezen de fado, de Fransen het chanson, de Spanjaarden de flamenco en in Nederland hebben we naast het levenslied de oudejaarsconference om 22.30 uur op de publieke omroep. Daarvóór zijn er bij de commerciële omroepen ook oudejaarsconferences eerder op de avond, maar die hebben echter niet de status van dé oudejaarsconference van de publieke omroep. De oudejaarsconference trekt gemiddeld twee tot drie miljoen kijkers en is daarmee een van de best bekeken programma’s op de Nederlandse tv. Het is de grootste eer die een cabaretier kan toevallen als hij/zij de oudejaarsconference mag verzorgen. Een cabaretier geldt als ‘gearriveerd’ als hij/zij de oudejaarsconference mag verzorgen en behoort definitief tot de groten in Nederland. Al op nieuwjaarsdag wordt bekendgemaakt welke cabaretier dat jaar de oudejaarsconference mag verzorgen.
De oudejaarsconference is een typisch Nederlands verschijnsel. Deze conference geeft geen opsomming van gebeurtenissen van het afgelopen jaar, maar een overzicht van het gevoel: wat speelde er onderhuids in Nederland? Oudejaarsavond wordt bij uitstek als een moment gezien om het vage gevoel dat er iets niet in de haak is in dit land vrij baan te geven. Verschillende auteurs wijzen erop dat we de oudejaarsconference moeten zien als een reflectie van de Nederlandse mentaliteit. Nederland kent een calvinistische traditie en is nog steeds het land van de dominees (met het vingertje wijzen). Tegen die calvinistische achtergrond wordt de oudejaarsconference daarom beschouwd als een ouderwetse donderpreek, maar dan wel als een seculier alternatief voor de zondagse preek. Op oudejaarsavond houdt de dominee (cabaretier) ons een spiegel voor en onderwerpt hij een aantal eigenaardigheden van Nederlanders aan een kritische beschouwing. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de oudejaarsconference wordt gezien als een ‘alternatieve troonrede’. Deze conference heeft daarmee status van een instituut in Nederland gekregen, dat wil zeggen een cultureel fenomeen met een gezaghebbende status.
Het bijzondere aan de oudejaarsconference is dat het vooral om maatschappelijk en politiek geëngageerde satire gaat. Het wordt beschouwd als ‘hogere’ kunst in plaats van plat vermaak. Daarmee heeft de oudejaarsconference enerzijds een rebels karakter door het bespotten van mensen die algemeen aanvaarde normen overschrijden. Anderzijds heeft zij tegelijkertijd een normerende functie doordat zij gedeelde waarden en normen versterkt en aangeeft welk gedrag (on)gewenst is. Het betekent dan ook dat de oudejaarsconference per definitie ouderwets schurend is. Dit is dan ook de kracht van deze conference omdat daarmee een haarscherp portret wordt geschilderd van de Nederlandse samenleving. In de oudejaarsconference gaat het vooral om actualiteit, moraal, maatschappijkritiek en sociale betrokkenheid.
Youp van ’t Hek en Freek de Jonge gelden bij uitstek als dé vertolkers van maatschappelijk en politiek geëngageerde cabaret in Nederland. Beiden zijn mijn favorieten voor de oudejaarsconference. Naast Freek en Youp apprecieer ik ook cabaretiers als Theo Maassen, Hans Sibbel om hun bitterscherpe analyses en hilarische typeringen, Hans Teeuwen om zijn absurdistische humor, Eric van Sauers om zijn stevige grappen, rake typeringen en mopperige terzijdes, Brigitte Kaandorp om haar ‘kan-mij-het-schelen-mentaliteit’ en last but not least Bert Visscher om zijn doldwaze typeringen.
Ongezouten kritiek leveren op allerlei maatschappelijke en politieke ontwikkelingen is echter de laatste jaren niet meer zonder risico. Veel cabaretiers worden inmiddels geconfronteerd met de grenzen van de humor en passen uit lijfsbehoud zelfcensuur toe. Religie (christendom) was voor hen vanouds een terrein om de spot mee te drijven en hypocrisie van religieus dogmatisme aan de kaak te stellen. Inmiddels ben je met grappen over die ene god en zijn profeet je leven niet meer zeker (‘Een grapje over de profeet, ik wil er niet voor dood’, aldus Youp in een interview in de kleurenbijlage van de Volkskrant op 8 december 2020). Ook de meest uitgesproken cabaretier Hans Teeuwen heeft last van de dreiging die van de radicale islam uitgaat. Zijn kritiek uit hij (zoals in Echte rancune) dan ook op subtiele wijze: ‘Heb je ook het lef om grappen te maken over de islam? Waarom zouden we grappen maken over iets dat over het algemeen heel goed werkt. Als je ziet hoe het bijgedragen heeft aan de menselijke vooruitgang. Wat hij het mooiste vindt aan de islam? Nou, de lichtvoetigheid, de joie de vivre, die levenslust!’
Conservatieve islamieten in Nederland eisen al enige tijd een verbod op belediging van hun profeet. Uiteraard hebben zij het recht om dat te eisen maar punt is alleen dat hun eis op gespannen voet staat met de vrijheid van meningsuiting. Het betekent echter niet dat dit grondrecht absoluut is. Het wordt namelijk begrensd door de wet, zoals het verbod op beledigen, smaad, haat zaaien en het oproepen tot geweld. Een van de basisprincipes van een vrije samenleving is dat de vrijheid eindigt waar die van de ander begint. De grens van wat wel en niet mag is vaak dan ook dun. Dit wil echter niet zeggen dat een criticus onder het mom van vrijheid van meningsuiting bewust en onnodig mag beledigen of kwetsen want er bestaat niet zoiets als een recht om te beledigen. Het is een kwestie van fatsoen, beschaving en het hebben van een moreel kompas om dat niet te doen. Wanneer niettemin individuen of groepen van mening zijn dat er sprake is van belediging dan is in laatste instantie altijd de rechter die bepaalt in hoeverre de grenzen van de vrijheid van meningsuiting zijn overschreden.
Zoals er geen recht bestaat op beledigen, bestaat er ook geen recht op niet-beledigen. In een vrije samenleving impliceert godsdienstvrijheid ook godsdienstkritiek, hoe pijnlijk dat soms ook voor individuen en groepen kan zijn. Het is niet zelden een beproefde strategie van conservatieve gelovigen en veel mensen ter linkerzijde om fundamentele godsdienstkritiek, in dit geval islamkritiek, in verband te brengen met islamofobie en racisme. Godsdienstkritiek en satire zijn onlosmakelijk verbonden met de vrije samenleving. Ze willen inperken om religieuze gevoelens te beschermen betekent de bijl aan de wortel van de vrijheid van meningsuiting.
Terug naar de oudejaarsconference op 31 december. Satire kan kwetsend zijn, maar ze moet vooral blijven doen wat zijn kracht is: taboes doorbreken, ongemakkelijke waarheden blootleggen, hypocrisie en dogmatisme op de hak nemen, nadenken over vrijheid en onvrijheid, over onszelf en onze diepste overtuigingen en daarnaast ons vooral laten lachen. Ik kijk dan ook uit naar Youps ‘preek’ op oudejaarsavond (zijn tiende en laatste) en ben benieuwd naar wat hij over corona, de toeslagenaffaire bij de belastingdienst, de overhaaste terugkeer van koninklijke familie na twee dagen vakantie in Griekenland, Donald Trump, Thierry Baudet en de implosie van zijn Forum voor Democratie et cetera te melden heeft. Lezers wens ik een gezond en hoopvol 2021 toe.
- Published in COLUMN
Feestdagen – Kanta Adhin
Nu we het einde van 2020 naderen hoor je heel vaak de verzuchting dat dit een abnormaal jaar was en dat we volgend jaar hopelijk weer normalere tijden tegemoet gaan. Inderdaad, afgelopen periode zijn er offers van ons gevraagd en is een beroep gedaan op ons gevoel voor eigen verantwoordelijkheid en solidariteit. De coronacrisis heeft blootgelegd hoe vanzelfsprekend we tot nu toe alle rechten en vrijheden nemen, maar ook hoe kwetsbaar een samenleving is als we niet solidair met elkaar zijn en bereid zijn rekening met een ander te houden. Uiteraard hoop ik van harte dat we volgend jaar de crisis hebben overwonnen en dat we ons weer vrij mogen bewegen en in-persoon-contacten met elkaar kunnen hebben. Ik hoop echter ook dat we eigen verantwoordelijkheid en solidariteit als normaal zullen zien.
Hoe je het draait of keert, we zullen ons moeten bezinnen op de grenzen van economische vooruitgang en welvaart. En op de onuitputtelijke materiële behoeften die ons door de commercie worden aangepraat, zodanig dat we zelfs bereid zijn onze gezondheid (en die van anderen) in gevaar te brengen op de aangeboden ’black Fridays’. Kwaliteit van het leven zit nu eenmaal niet alleen in materieel bezit. Het is zeker fijn als je niet elk dubbeltje hoeft om te keren, maar het lijkt ook niet nodig je te vergapen aan de levensstijl van een Kim Kardashian, om maar iemand te noemen. Iets meer soberheid en solidariteit kunnen ons als samenleving alleen maar weerbaarder maken.
Vertrouwen in de instituties die ons uit de crisis moeten helpen, is ook een belangrijk aspect. Het is daarom verwarrend als we in de talrijke talkshows worden geconfronteerd met allerlei meningen die er lang niet alle toe doen. Ik ben zeker niet voor blind vertrouwen. Het is altijd goed om verschillende inzichten te kennen, maar als er vervolgens beredeneerd voor een wordt gekozen, heb ik niet zoveel aan elke expert die in een talkshow de kans krijgt zichzelf te profileren. De gewone burger is geen expert en is afhankelijk van de kennis van anderen. Het zou dus fijn zijn als ook deze mensen hun verantwoordelijkheid nemen en niet nodeloos onzekerheid scheppen. De media hebben een belangrijke taak in het kritisch volgen van de overheid. Het is daarbij belangrijk dat zij competitie- en scoringsdrang niet boven verantwoordelijke informatieverschaffing stellen.
Kerst is een goede tijd om ons op het afgelopen jaar te bezinnen. Het viel me kortgeleden wel op dat toen in een spelprogramma op tv aan de kandidaten werd gevraagd “Wat weet u van Kerstmis?”, geen van hen op het idee kwam te zeggen dat het een christelijk feest is om de geboorte van Jezus Christus te gedenken. Het was vooral de gezellige kerstdrukte en het eten en drinken waaraan men dacht. Er is natuurlijk niets mis met pret en gezelligheid. Maar het is zeker ook goed stil te staan bij andere aspecten van het leven.
Het hindoeïsme kent het viervoudig levensdoel (chaturvarg) dat de aandacht vestigt op de verschillende aspecten van het leven: dharm (verantwoordelijk gedrag), arth (nastreven van materiële vooruitgang), kám (genot en levensvreugde) en moksh (spirituele verlichting). In het boek Dharm-Karm (Inleidende ethische beschouwingen) schrijft Jnan Adhin: “In het stelsel van chaturvarg wordt de eerste plaats ingenomen door dharm, zijnde zowel levensdoel als middel om het leven te reguleren en tot volle ontplooiing te brengen. De andere twee doeleinden (arth en kám) behoren uitsluitend in overeenstemming met dharm te worden nagestreefd, daar er anders ongedisciplineerdheid, losbandigheid en excessen optreden.” Iets om op te reflecteren tijdens de aangepaste kerstborrels en kerstdiners in de hoop dat we elkaar volgend jaar weer uitbundig kunnen ontmoeten.
- Published in COLUMN
Ik ben geen Charlie – Kanta Adhin
Recent zijn we wederom opgeschrikt door brute moorden gepleegd door godsdienstfanaten, die menen dat hun god wordt beledigd. Zij nemen het heft in eigen hand en zaaien dood en verderf. Het absurde is dat niet hun slachtoffers zich aan belediging of godslastering schuldig maken maar zijzelf. Dat is ook wat de voorzitter van de Franse moslimraad (Conseil français du culte musulman) verklaarde na de gruwelijke moord op de Franse leraar Samuel Paty die in zijn klas voor lesdoeleinden een eerder gepubliceerde cartoon van de profeet Mohammed toonde. De moord is een belediging aan de nagedachtenis van de profeet en een karikatuur van zijn boodschap, aldus voorzitter Mohammed Moussaoui. Deze personen en degenen die zulke daden aanmoedigen of goedkeuren kunnen en mogen zich niet beroepen op hun vrijheid van godsdienst. Terreur kent geen godsdienst, zoals de toenmalige Secretaris-Generaal Thorbjørn Jagland van de Raad van Europa in 2015 zei na de aanslag op het kantoor van het satirische Franse weekblad Charlie Hebdo.

(Raad van Europa)
Na die bloedige aanslag op Charlie Hebdo vanwege gepubliceerde cartoons van de profeet Mohammed, werden vele demonstraties gehouden met de leuze “Je suis Charlie” (Ik ben Charlie). Hiermee wilde men aangeven pal achter de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid te staan, kernwaarden in een democratische rechtsstaat, die evenals de vrijheid van godsdienst zijn vervat in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Dit verdrag kwam in 1950 tot stand in het kader van de Raad van Europa, een organisatie opgericht om democratie en rechtsstaat in Europa te versterken na de schokkende gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog. Het verdrag was een uiting van een diep geloof in de fundamentele vrijheden die de grondslag vormen voor gerechtigheid en vrede in de wereld.
Anno 2020 gaat het al lang niet meer alleen om vrede in de wereld, maar ook om vrede (harmonie) binnen de eigen Europese samenlevingen die door culturele diversiteit worden gekenmerkt. De vraag is wat mij betreft niet zozeer hoe ver kun je gaan in je vrije meningsuiting, maar hoever wil je zelf gaan? De rechten en vrijheden zoals neergelegd in het EVRM, maar ook in de Grondwet, zijn primair bedoeld om de burger tegen de staat te beschermen. De staat mag niet zomaar uitingen van personen of de pers inperken om te voorkomen dat machthebbers hun onwelgevallige meningen onderdrukken. Spot en satire worden daarom niet verboden, ook niet wanneer groeperingen in de samenleving zich daardoor beledigd voelen. Bij belediging of laster is er de gang naar de rechter. Dat hebben moslimorganisaties in Frankrijk eerder ook gedaan na de controversiële cartoons en de rechter besliste dat deze onder de vrijheid van meningsuiting vallen. De Franse rechter wees ook een klacht van een christelijke organisatie af in verband met een gepubliceerde spotprent van de paus met een kind naar aanleiding van het kindermisbruikschandaal in de katholieke kerk.
Religie heeft voor mensen een grote innerlijke betekenis. Dat bespotting ervan niet verboden is, betekent niet dat je in het maatschappelijk debat daarop niet kunt reflecteren. Niet om daarmee tegemoet te komen aan fanaten – die zijn niet voor rede vatbaar -, maar om onnodige heftige gevolgen voor de harmonie binnen de samenleving te voorkomen. Dat betekent ten eerste dat we de multiculturele samenleving als een feit moeten erkennen en aanvaarden en ten tweede, dat we elkaar met respect en de nodige ruimdenkendheid tegemoet treden. Met gevoelens van superioriteit of onverdraagzaamheid schieten we natuurlijk niet op. Je zou dus best vragen mogen hebben. Bijvoorbeeld, of het per se nodig is om rechten en vrijheden tot het uiterste te doen gelden om een bepaalde situatie aan de kaak te stellen. Kan het zo zijn dat ‘normale’ aanhangers van een godsdienst onnodig hard in hun beleving worden geraakt bij de ridiculisering ervan?
Ten tijde van de aanslag in 2015 op het kantoor van Charlie Hebdo woonde ik in Frankrijk. Tijdens een herdenkingsdienst kreeg ik de sticker met de tekst “Je suis Charlie” opgeplakt. Zeker, ik sta achter de vrijheid van meningsuiting, ben zeer gesteld op humor en verwerp ten enenmale het gedachtegoed dat men buiten de normen van de rechtsstaat om kan handelen om andersdenkenden te straffen. Maar voor mij is de diepgewortelde waarde van respect voor de medemens en daarmee de bereidheid tot een zekere matiging in uitingen ook belangrijk. Harmonie in een multiculturele samenleving is niet gediend met het per se opzoeken van de randen van het toelaatbare. Ik droeg de sticker wel, maar dacht: Nee, eigenlijk ben ik geen Charlie.
- Published in COLUMN