Woke of liever gewoon waakzaam? – Kanta Adhin
Het verbod op discriminatie is een universele norm die is vastgelegd in diverse verdragen en nationale grondwetten. Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet luidt: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” Op basis van deze norm strijden maatschappelijke groeperingen tegen diverse vormen van discriminatie die er nog steeds bestaan. In Nederland gaat het dan met name om huidskleur (ras), afkomst en geslacht. Alhoewel niet kan worden ontkend dat er op dit terrein nog veel te doen is, ontkom ik niet aan de indruk dat voor sommigen het maatschappelijke protest meer een bezigheidstherapie is dan een oprechte strijd tegen onrecht. Van die hele ‘woke’ beweging, bijvoorbeeld, kan ik niet onder de indruk raken. Sterker, ik denk dat waakzaamheid is geboden om de samenleving niet te ondergraven.
‘Woke’ is afgeleid van de verleden tijd van het Engelse woord ‘to wake’, wakker worden/wakker maken en was eerst vooral gelieerd aan de strijd tegen zwart racisme in Amerika. Inmiddels is het veel breder en staat het voor bewustheid van issues van maatschappelijke ongelijkheid. En als die issues er niet meer zijn of minder lijken te worden, dan worden ze weer opgeklopt omdat het super trendy is om ‘woke’ te zijn. Ik wil niet zeggen dat er in Nederland geen racisme bestaat, maar een leuze als ‘black lives matter’ is in de Nederlandse context tamelijk ’overdone’. Terwijl het in de toeslagenaffaire ging om schandelijke en grootschalige discriminatie, hebben de slachtoffers niet die massaprotesten met deelname van politieke kopstukken op de been kunnen krijgen. Zij konden helaas niet profiteren van een Amerikaans model om na te apen.
Ook als het om het rechttrekken van de ongelijke positie van vrouwen ten opzichte van mannen gaat, is er nog zeker werk aan de winkel. Ongelijke beloning voor gelijk werk lijkt haast niet uit te bannen. Traditionele rolpatronen en andere stereotyperingen worden aangepakt maar nog steeds zijn vrouwen in Nederland koploper als het gaat om werken in deeltijd. Taalgebruik wordt ontdaan van mannelijke dominantie. Zo hebben we het, bijvoorbeeld, over menskracht in plaats van mankracht en proberen we “hij” en “zijn” zoveel mogelijk te vermijden als we iedere willekeurige persoon bedoelen. Ook daar valt nog een behoorlijke slag te maken als we alleen al kijken naar de formulering van onze grondrechten, zoals godsdienstvrijheid (“Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden”) of het recht op privacy (“Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer”).
Genderneutraal taalgebruik is een uitdaging, vooral omdat het niet meer alleen om ‘hij’ of ‘zij’ gaat. De NS kwam met taalgebruik als ‘beste reizigers’ in plaats van ‘beste dames en heren’, om mensen met een andere genderidentiteit die zich niet per se mannelijk of vrouwelijk voelen niet uit te sluiten (zogenoemde non-binaire personen). Bij gender gaat het niet zozeer meer om het biologische geslacht maar om sociaal-culturele gedrags- en identiteitsaspecten van het man- of vrouw-zijn (bijvoorbeeld seksuele oriëntatie of geslachtsverandering). Als je het tegenwoordig over je man of je vrouw hebt, moet je oppassen voor een bepaalde blik van een ‘woke’ iemand, want de gendercorrecte term is ‘partner’.
Hoever men kan gaan in deze gendercorrecte cultuur bewijst het Britse Brighton and Sussex University Trust Hospital dat is overgegaan op een genderneutrale geboorte afdeling, waar het begrip ‘moeder’ wordt vermeden uit respect voor non-binaire of transgender personen. Moedermelk is mensenmelk (human milk). En borstvoeding (breast feeding) is chest feeding want ‘breast’ wordt met een vrouwenborst geassocieerd. Voor Nederlandse inclusiviteitsmensen is dit een geweldige ontwikkeling; zij zullen nog wel moeten kijken hoe ‘baarmoeder’ moet worden aangeduid. Waarschijnlijk komen ze dan op het Latijnse ‘uterus’ uit. Dus lieve mensen, laat je kinderen in verband met de genderneutrale opvoeding die tegenwoordig wordt aangeprezen vooral ook Latijn leren. In Amerika hoort bij deze opvoeding al dat kleine kinderen wordt geleerd dat ze niet per se een jongen of meisje zijn. In plaats van het alfabet krijgen zij de letters LGBTQIAP met de paplepel ingegoten. Dit lijkt mij voer voor psychologen, maar als die ook helemaal in de ‘woke flow’ zitten is daar geen heil van te verwachten.
Ik ben bang dat in plaats van harde discriminatie te bestrijden we ons gaan verliezen in geforceerde trendy uiterlijkheden om mogelijke belediging of disrepect van groepen mensen tegen te gaan. Zijn we niet bezig om mensen te kweken die helemaal niet meer tegen een stootje kunnen, steeds intoleranter en steeds onzekerder over zichzelf worden? Die nu met het winterse weer niet eens meer hardop durven zeggen dat zij genieten van het witte landschap of dat het zo koud is dat hun ballen eraf vriezen, zonder beticht te worden van het verheerlijken van ‘white privilege’ of van seksisme?
- Published in COLUMN
Woke or rather just vigilant? – Kanta Adhin
The prohibition of discrimination is a universal standard that has been laid down in various treaties and national constitutions. Article 1 of the Dutch Constitution reads: “All persons in the Netherlands shall be treated equally in equal cases. Discrimination on the basis of religion, belief, political opinion, race, gender or any other grounds whatsoever shall not be permitted.” On the basis of this norm, social groups fight against various forms of discrimination that still exist. In the Netherlands, this mainly concerns skin colour (race), origin and gender. Although it cannot be denied that there is still much to do in this area, I cannot help feeling that for some, social protest is more like occupational therapy than a genuine fight against injustice. The ‘woke’ movement, for example, does not impress me at all. On the contrary, I think vigilance is called for to prevent it from undermining society.
The term ‘Woke’ is derived from the past tense of the English word ’to wake’ and was initially mainly linked to the fight against black racism in America. It is now much broader and stands for awareness of issues of social inequality. And if those issues are no longer there or seem to be getting less, they are whipped up again because it is super trendy to be ‘woke’. I don’t want to say that there is no racism in the Netherlands, but a slogan like ‘black lives matter’ seems rather ‘overdone’ in the Dutch context. While the recently unveiled practice of the Dutch tax authorities of targeting persons belonging to minority groups involved outrageous and large-scale discrimination, the victims who have been complaining for years were not able to stage mass protests with the participation of political leaders. Unlike the anti black racism protesters they could not, unfortunately, benefit from an American model to imitate.
Further, when it comes to gender equality there is certainly still work to be done in rectifying the unequal position of women compared to men. Unequal pay for equal work seems almost impossible to eradicate. Traditional role patterns and other stereotypes are being tackled, but women in the Netherlands still lead the field when it comes to working part-time. Language is stripped of male dominance. For example, we talk about human power (menskracht) instead of manpower (mankracht) and we try to avoid “he” and “his” as much as possible when we mean any person. Here too, there is considerable room for improvement if we just look at the wording of our fundamental rights, such as freedom of religion (“Everyone has the right to manifest his religion or belief, either individually or in community with others”) or the right to privacy (“Everyone has the right to respect for his private life”).
Gender-neutral language is a challenge, especially since it is no longer just about ‘he’ or ‘she’. The Dutch Railways (NS) came up with language such as ‘dear travellers’ instead of ‘dear ladies and gentlemen’, in order not to exclude people with a different gender identity who do not necessarily feel male or female (so-called non-binary people). Gender is no longer so much about the biological sex as about socio-cultural behavioural and identity aspects of being a man or a woman (e.g. sexual orientation or gender reassignment). If you talk about your husband or your wife nowadays, you have to watch out for a certain look from a ‘woke’ person, because the gender correct term is ‘partner’.
Just how far one can go in this gender-correct culture is demonstrated by the British Brighton and Sussex University Trust Hospital, which has moved to a gender-neutral maternity unit, where associations with ‘woman’ or ‘mother’ are avoided out of respect for non-binary or transgender people. Mother’s milk is human milk. And breastfeeding is chest feeding. For Dutch inclusiveness experts, this is a welcome development; they will have to look into the word ‘baarmoeder’ (womb) which contains ‘moeder’ (mother). They will probably end up with the Latin word ‘uterus’. So dear people, in the context of the gender-neutral education that is being promoted these days, make sure your children learn Latin as well. In America, this education already includes teaching small children that they are not necessarily a boy or a girl. Instead of the alphabet, they are ingrained with the letters LGBTQIAP. To me this seems food for thought for psychologists, but if they are also completely in the ‘woke flow’, not much can be expected from them.
I am afraid that instead of fighting harsh discrimination, we will get lost in forced and trendy outward behaviour to counteract possible insults or disrespect of groups of people. By doing this, are we not in the process of breeding people without any resilience, who are becoming increasingly intolerant and insecure about themselves? Who now, with the snow all around, don’t even dare say out loud that they enjoy the white landscape or that it is so cold that their balls freeze off, without being accused of glorifying ‘white privilege’ or of sexism?
- Published in COLUMN
Op naar meer spiritualiteit! – Kanta Adhin
Ik ontkom er niet aan het weer over het coronavirus te hebben. Ons hele dagelijkse leven is er immers door in de war gegooid. Hoe vervelend ik al die beperkende maatregelen ook vind, ik probeer mijn energie niet te verspillen aan mij daartegen te verzetten. Ook al vind ik dat soms wel beter naar maatregelen op maat kan worden gekeken. Het lijkt overdreven om in een ruimte (bv. een concertzaal) waar normaal gesproken meer dan duizend mensen in kunnen, vast te houden aan het aantal van 30 terwijl daar met afstanden van zelfs drie meter makkelijk meer mensen aanwezig kunnen zijn. Maar als het doel is zo min mogelijk bewegingen van mensen te stimuleren, is zo een maatregel weer wel te begrijpen. Voor mijn gemoedstoestand is het daarom beter mij niet te druk te maken. Toen ik een paar dagen geleden met mijn man voor een stadswandeling in Schoonhoven (Zilverstad) was, viel mijn oog op de sierverlichting in de straten en boven de gracht en ik dacht: Zelfs het coronavirus heeft een lichtgevende kant!
De afgelopen decennia zijn individualisme en assertiviteit (je eigen belang vooropstellen, voor jezelf opkomen) erg gecultiveerd. Het is nu weer tijd geworden voor meer spiritualiteit, het putten uit geestelijke kracht, om meer evenwicht in het bestaan te bereiken. De bron van die kracht kan voor iedereen verschillend zijn. Het kan niet worden voorgeschreven dat we allemaal bij een bepaalde kerk of religie moeten horen, of een bepaalde filosofie moeten aanhangen. Sommige mensen putten hun kracht uit het samenzijn met gelijkgestemden bij een voetbalwedstrijd, in de kroeg, en daar voelen ze zich nu ernstig in beknot en benadeeld. Waarom mogen mensen nog wel naar een gebedshuis, maar niet naar het stadion of de kroeg?
Terwijl ik iedereen van harte zijn of haar gewenste sociale contacten gun, zie ik wel een verschil tussen activiteiten die meer het karakter van vermaak en ontspanning hebben en activiteiten gericht op spirituele groei. Als die twee samenvallen, is dat natuurlijk mooi. Ik vraag me alleen af of dit inderdaad opgaat voor de gemiddelde voetbalsupporter of kroegganger. In ieder geval niet voor diegenen die daarna beschonken of anderszins opgefokt overlast veroorzaken. Ik wil zeker niet beweren dat voor iedereen die naar de kerk, mandir (tempel), moskee, synagoge of ander gebedshuis gaat, geldt dat dit bijdraagt aan hun spirituele groei. Soms gaat het alleen maar om sociaal wenselijk gedrag, om erbij te horen. Met de steeds toenemende populariteit van yoga kun je je ook afvragen of iedereen wel beseft dat het niet om zomaar lichaamsbeweging gaat. Yoga belichaamt eenheid van geest en lichaam, denken en handelen en cultiveert de manieren voor een evenwichtige houding in het dagelijks leven.
Spiritualiteit uit welke bron dan ook kan bijdragen aan een gezonde samenleving waarin met iedereens rechten rekening wordt gehouden en een balans tussen verschillende (deel)belangen kan worden bereikt. Dat hebben we nodig als we al die boze protesterende mensen zien van wie een deel niet terugdeinst voor zeer onfatsoenlijk gedrag, niet zelden op het misdadige af; al die ontevreden en achterdochtige mensen die zich tot allerlei complottheorieën laten verleiden; al die mensen die strijden voor sociale gerechtigheid en empowerment van achtergestelde groepen, en ga zo maar door. Dit alles wordt nog eens gevoed door internationale politieke en economische onrust. Terwijl we op microniveau zijn geïndividualiseerd zijn we op macroniveau meer dan ooit met elkaar verbonden. Dat heeft economisch profijt gebracht, maar die verbondenheid komt niet altijd uit, bijvoorbeeld als het om migratie gaat. Terwijl het westen lange tijd te koop heeft gelopen met zijn welvaartsniveau en daardoor een aantrekkingskracht heeft gecreëerd, loopt het niet over van gastvrijheid.
Voor wat betreft de coronacrisis gaan we dit jaar hoopvol tegemoet. We zullen ons echter nog wel even moeten schikken aangezien de uitrol van het vaccinatieprogramma enige tijd nodig heeft en we ook nog niet precies weten of vaccinatie afdoende is. We zullen dus nog steeds met de donkere kant van beperkingen te maken hebben. Maar we weten dat er twee zijden zijn. Rechten en plichten, belangen en verantwoordelijkheden, die een eenheid vormen. Het mooie is als we ook de lichtgevende kant van onze plichten en verantwoordelijkheden zien. De Indiase dichter/schrijver en filosoof Rabindranath Tagore (1861-1941) verwoordde dit als volgt: “Ik sliep, en droomde dat het leven vreugde was; ik ontwaakte en zag: het leven is plicht; ik handelde en zie: de plicht is vreugde!”
- Published in COLUMN
De preek op oudejaarsavond – Hans Ramsoedh
Als gevolg van corona viel er dit jaar weinig te beleven. Het was vooral afzien. Er wordt dan ook reikhalzend uitgekeken naar het coronavaccin in de hoop dat het ‘normale’ leven weer zijn gang neemt. Toch waren er twee hoopvolle momenten dit jaar. Het eerste was het wegstemmen van Desi Bouterse afgelopen mei, de meest incompetente president die Suriname heeft gekend en die het land in de afgrond stortte. Het tweede was de verkiezingsnederlaag van Donald Trump (You’re fired) in de Verenigde Staten, een president die getypeerd wordt als een racist, narcist en sociopaat. Een groot deel van de vrije wereld haalde opgelucht adem toen in november bekend werd dat Trump in januari 2021 zijn biezen kan pakken.
Waar ik altijd naar uitkijk aan het einde van het jaar is de oudejaarsconference, een Nederlandse traditie die beschouwd wordt als een belangrijk onderdeel van het Nederlandse cultureel erfgoed. De Italianen hebben de opera, de Portugezen de fado, de Fransen het chanson, de Spanjaarden de flamenco en in Nederland hebben we naast het levenslied de oudejaarsconference om 22.30 uur op de publieke omroep. Daarvóór zijn er bij de commerciële omroepen ook oudejaarsconferences eerder op de avond, maar die hebben echter niet de status van dé oudejaarsconference van de publieke omroep. De oudejaarsconference trekt gemiddeld twee tot drie miljoen kijkers en is daarmee een van de best bekeken programma’s op de Nederlandse tv. Het is de grootste eer die een cabaretier kan toevallen als hij/zij de oudejaarsconference mag verzorgen. Een cabaretier geldt als ‘gearriveerd’ als hij/zij de oudejaarsconference mag verzorgen en behoort definitief tot de groten in Nederland. Al op nieuwjaarsdag wordt bekendgemaakt welke cabaretier dat jaar de oudejaarsconference mag verzorgen.
De oudejaarsconference is een typisch Nederlands verschijnsel. Deze conference geeft geen opsomming van gebeurtenissen van het afgelopen jaar, maar een overzicht van het gevoel: wat speelde er onderhuids in Nederland? Oudejaarsavond wordt bij uitstek als een moment gezien om het vage gevoel dat er iets niet in de haak is in dit land vrij baan te geven. Verschillende auteurs wijzen erop dat we de oudejaarsconference moeten zien als een reflectie van de Nederlandse mentaliteit. Nederland kent een calvinistische traditie en is nog steeds het land van de dominees (met het vingertje wijzen). Tegen die calvinistische achtergrond wordt de oudejaarsconference daarom beschouwd als een ouderwetse donderpreek, maar dan wel als een seculier alternatief voor de zondagse preek. Op oudejaarsavond houdt de dominee (cabaretier) ons een spiegel voor en onderwerpt hij een aantal eigenaardigheden van Nederlanders aan een kritische beschouwing. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de oudejaarsconference wordt gezien als een ‘alternatieve troonrede’. Deze conference heeft daarmee status van een instituut in Nederland gekregen, dat wil zeggen een cultureel fenomeen met een gezaghebbende status.
Het bijzondere aan de oudejaarsconference is dat het vooral om maatschappelijk en politiek geëngageerde satire gaat. Het wordt beschouwd als ‘hogere’ kunst in plaats van plat vermaak. Daarmee heeft de oudejaarsconference enerzijds een rebels karakter door het bespotten van mensen die algemeen aanvaarde normen overschrijden. Anderzijds heeft zij tegelijkertijd een normerende functie doordat zij gedeelde waarden en normen versterkt en aangeeft welk gedrag (on)gewenst is. Het betekent dan ook dat de oudejaarsconference per definitie ouderwets schurend is. Dit is dan ook de kracht van deze conference omdat daarmee een haarscherp portret wordt geschilderd van de Nederlandse samenleving. In de oudejaarsconference gaat het vooral om actualiteit, moraal, maatschappijkritiek en sociale betrokkenheid.
Youp van ’t Hek en Freek de Jonge gelden bij uitstek als dé vertolkers van maatschappelijk en politiek geëngageerde cabaret in Nederland. Beiden zijn mijn favorieten voor de oudejaarsconference. Naast Freek en Youp apprecieer ik ook cabaretiers als Theo Maassen, Hans Sibbel om hun bitterscherpe analyses en hilarische typeringen, Hans Teeuwen om zijn absurdistische humor, Eric van Sauers om zijn stevige grappen, rake typeringen en mopperige terzijdes, Brigitte Kaandorp om haar ‘kan-mij-het-schelen-mentaliteit’ en last but not least Bert Visscher om zijn doldwaze typeringen.
Ongezouten kritiek leveren op allerlei maatschappelijke en politieke ontwikkelingen is echter de laatste jaren niet meer zonder risico. Veel cabaretiers worden inmiddels geconfronteerd met de grenzen van de humor en passen uit lijfsbehoud zelfcensuur toe. Religie (christendom) was voor hen vanouds een terrein om de spot mee te drijven en hypocrisie van religieus dogmatisme aan de kaak te stellen. Inmiddels ben je met grappen over die ene god en zijn profeet je leven niet meer zeker (‘Een grapje over de profeet, ik wil er niet voor dood’, aldus Youp in een interview in de kleurenbijlage van de Volkskrant op 8 december 2020). Ook de meest uitgesproken cabaretier Hans Teeuwen heeft last van de dreiging die van de radicale islam uitgaat. Zijn kritiek uit hij (zoals in Echte rancune) dan ook op subtiele wijze: ‘Heb je ook het lef om grappen te maken over de islam? Waarom zouden we grappen maken over iets dat over het algemeen heel goed werkt. Als je ziet hoe het bijgedragen heeft aan de menselijke vooruitgang. Wat hij het mooiste vindt aan de islam? Nou, de lichtvoetigheid, de joie de vivre, die levenslust!’
Conservatieve islamieten in Nederland eisen al enige tijd een verbod op belediging van hun profeet. Uiteraard hebben zij het recht om dat te eisen maar punt is alleen dat hun eis op gespannen voet staat met de vrijheid van meningsuiting. Het betekent echter niet dat dit grondrecht absoluut is. Het wordt namelijk begrensd door de wet, zoals het verbod op beledigen, smaad, haat zaaien en het oproepen tot geweld. Een van de basisprincipes van een vrije samenleving is dat de vrijheid eindigt waar die van de ander begint. De grens van wat wel en niet mag is vaak dan ook dun. Dit wil echter niet zeggen dat een criticus onder het mom van vrijheid van meningsuiting bewust en onnodig mag beledigen of kwetsen want er bestaat niet zoiets als een recht om te beledigen. Het is een kwestie van fatsoen, beschaving en het hebben van een moreel kompas om dat niet te doen. Wanneer niettemin individuen of groepen van mening zijn dat er sprake is van belediging dan is in laatste instantie altijd de rechter die bepaalt in hoeverre de grenzen van de vrijheid van meningsuiting zijn overschreden.
Zoals er geen recht bestaat op beledigen, bestaat er ook geen recht op niet-beledigen. In een vrije samenleving impliceert godsdienstvrijheid ook godsdienstkritiek, hoe pijnlijk dat soms ook voor individuen en groepen kan zijn. Het is niet zelden een beproefde strategie van conservatieve gelovigen en veel mensen ter linkerzijde om fundamentele godsdienstkritiek, in dit geval islamkritiek, in verband te brengen met islamofobie en racisme. Godsdienstkritiek en satire zijn onlosmakelijk verbonden met de vrije samenleving. Ze willen inperken om religieuze gevoelens te beschermen betekent de bijl aan de wortel van de vrijheid van meningsuiting.
Terug naar de oudejaarsconference op 31 december. Satire kan kwetsend zijn, maar ze moet vooral blijven doen wat zijn kracht is: taboes doorbreken, ongemakkelijke waarheden blootleggen, hypocrisie en dogmatisme op de hak nemen, nadenken over vrijheid en onvrijheid, over onszelf en onze diepste overtuigingen en daarnaast ons vooral laten lachen. Ik kijk dan ook uit naar Youps ‘preek’ op oudejaarsavond (zijn tiende en laatste) en ben benieuwd naar wat hij over corona, de toeslagenaffaire bij de belastingdienst, de overhaaste terugkeer van koninklijke familie na twee dagen vakantie in Griekenland, Donald Trump, Thierry Baudet en de implosie van zijn Forum voor Democratie et cetera te melden heeft. Lezers wens ik een gezond en hoopvol 2021 toe.
- Published in COLUMN
Feestdagen – Kanta Adhin
Nu we het einde van 2020 naderen hoor je heel vaak de verzuchting dat dit een abnormaal jaar was en dat we volgend jaar hopelijk weer normalere tijden tegemoet gaan. Inderdaad, afgelopen periode zijn er offers van ons gevraagd en is een beroep gedaan op ons gevoel voor eigen verantwoordelijkheid en solidariteit. De coronacrisis heeft blootgelegd hoe vanzelfsprekend we tot nu toe alle rechten en vrijheden nemen, maar ook hoe kwetsbaar een samenleving is als we niet solidair met elkaar zijn en bereid zijn rekening met een ander te houden. Uiteraard hoop ik van harte dat we volgend jaar de crisis hebben overwonnen en dat we ons weer vrij mogen bewegen en in-persoon-contacten met elkaar kunnen hebben. Ik hoop echter ook dat we eigen verantwoordelijkheid en solidariteit als normaal zullen zien.
Hoe je het draait of keert, we zullen ons moeten bezinnen op de grenzen van economische vooruitgang en welvaart. En op de onuitputtelijke materiële behoeften die ons door de commercie worden aangepraat, zodanig dat we zelfs bereid zijn onze gezondheid (en die van anderen) in gevaar te brengen op de aangeboden ’black Fridays’. Kwaliteit van het leven zit nu eenmaal niet alleen in materieel bezit. Het is zeker fijn als je niet elk dubbeltje hoeft om te keren, maar het lijkt ook niet nodig je te vergapen aan de levensstijl van een Kim Kardashian, om maar iemand te noemen. Iets meer soberheid en solidariteit kunnen ons als samenleving alleen maar weerbaarder maken.
Vertrouwen in de instituties die ons uit de crisis moeten helpen, is ook een belangrijk aspect. Het is daarom verwarrend als we in de talrijke talkshows worden geconfronteerd met allerlei meningen die er lang niet alle toe doen. Ik ben zeker niet voor blind vertrouwen. Het is altijd goed om verschillende inzichten te kennen, maar als er vervolgens beredeneerd voor een wordt gekozen, heb ik niet zoveel aan elke expert die in een talkshow de kans krijgt zichzelf te profileren. De gewone burger is geen expert en is afhankelijk van de kennis van anderen. Het zou dus fijn zijn als ook deze mensen hun verantwoordelijkheid nemen en niet nodeloos onzekerheid scheppen. De media hebben een belangrijke taak in het kritisch volgen van de overheid. Het is daarbij belangrijk dat zij competitie- en scoringsdrang niet boven verantwoordelijke informatieverschaffing stellen.
Kerst is een goede tijd om ons op het afgelopen jaar te bezinnen. Het viel me kortgeleden wel op dat toen in een spelprogramma op tv aan de kandidaten werd gevraagd “Wat weet u van Kerstmis?”, geen van hen op het idee kwam te zeggen dat het een christelijk feest is om de geboorte van Jezus Christus te gedenken. Het was vooral de gezellige kerstdrukte en het eten en drinken waaraan men dacht. Er is natuurlijk niets mis met pret en gezelligheid. Maar het is zeker ook goed stil te staan bij andere aspecten van het leven.
Het hindoeïsme kent het viervoudig levensdoel (chaturvarg) dat de aandacht vestigt op de verschillende aspecten van het leven: dharm (verantwoordelijk gedrag), arth (nastreven van materiële vooruitgang), kám (genot en levensvreugde) en moksh (spirituele verlichting). In het boek Dharm-Karm (Inleidende ethische beschouwingen) schrijft Jnan Adhin: “In het stelsel van chaturvarg wordt de eerste plaats ingenomen door dharm, zijnde zowel levensdoel als middel om het leven te reguleren en tot volle ontplooiing te brengen. De andere twee doeleinden (arth en kám) behoren uitsluitend in overeenstemming met dharm te worden nagestreefd, daar er anders ongedisciplineerdheid, losbandigheid en excessen optreden.” Iets om op te reflecteren tijdens de aangepaste kerstborrels en kerstdiners in de hoop dat we elkaar volgend jaar weer uitbundig kunnen ontmoeten.
- Published in COLUMN
Ik ben geen Charlie – Kanta Adhin
Recent zijn we wederom opgeschrikt door brute moorden gepleegd door godsdienstfanaten, die menen dat hun god wordt beledigd. Zij nemen het heft in eigen hand en zaaien dood en verderf. Het absurde is dat niet hun slachtoffers zich aan belediging of godslastering schuldig maken maar zijzelf. Dat is ook wat de voorzitter van de Franse moslimraad (Conseil français du culte musulman) verklaarde na de gruwelijke moord op de Franse leraar Samuel Paty die in zijn klas voor lesdoeleinden een eerder gepubliceerde cartoon van de profeet Mohammed toonde. De moord is een belediging aan de nagedachtenis van de profeet en een karikatuur van zijn boodschap, aldus voorzitter Mohammed Moussaoui. Deze personen en degenen die zulke daden aanmoedigen of goedkeuren kunnen en mogen zich niet beroepen op hun vrijheid van godsdienst. Terreur kent geen godsdienst, zoals de toenmalige Secretaris-Generaal Thorbjørn Jagland van de Raad van Europa in 2015 zei na de aanslag op het kantoor van het satirische Franse weekblad Charlie Hebdo.
Na die bloedige aanslag op Charlie Hebdo vanwege gepubliceerde cartoons van de profeet Mohammed, werden vele demonstraties gehouden met de leuze “Je suis Charlie” (Ik ben Charlie). Hiermee wilde men aangeven pal achter de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid te staan, kernwaarden in een democratische rechtsstaat, die evenals de vrijheid van godsdienst zijn vervat in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Dit verdrag kwam in 1950 tot stand in het kader van de Raad van Europa, een organisatie opgericht om democratie en rechtsstaat in Europa te versterken na de schokkende gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog. Het verdrag was een uiting van een diep geloof in de fundamentele vrijheden die de grondslag vormen voor gerechtigheid en vrede in de wereld.
Anno 2020 gaat het al lang niet meer alleen om vrede in de wereld, maar ook om vrede (harmonie) binnen de eigen Europese samenlevingen die door culturele diversiteit worden gekenmerkt. De vraag is wat mij betreft niet zozeer hoe ver kun je gaan in je vrije meningsuiting, maar hoever wil je zelf gaan? De rechten en vrijheden zoals neergelegd in het EVRM, maar ook in de Grondwet, zijn primair bedoeld om de burger tegen de staat te beschermen. De staat mag niet zomaar uitingen van personen of de pers inperken om te voorkomen dat machthebbers hun onwelgevallige meningen onderdrukken. Spot en satire worden daarom niet verboden, ook niet wanneer groeperingen in de samenleving zich daardoor beledigd voelen. Bij belediging of laster is er de gang naar de rechter. Dat hebben moslimorganisaties in Frankrijk eerder ook gedaan na de controversiële cartoons en de rechter besliste dat deze onder de vrijheid van meningsuiting vallen. De Franse rechter wees ook een klacht van een christelijke organisatie af in verband met een gepubliceerde spotprent van de paus met een kind naar aanleiding van het kindermisbruikschandaal in de katholieke kerk.
Religie heeft voor mensen een grote innerlijke betekenis. Dat bespotting ervan niet verboden is, betekent niet dat je in het maatschappelijk debat daarop niet kunt reflecteren. Niet om daarmee tegemoet te komen aan fanaten – die zijn niet voor rede vatbaar -, maar om onnodige heftige gevolgen voor de harmonie binnen de samenleving te voorkomen. Dat betekent ten eerste dat we de multiculturele samenleving als een feit moeten erkennen en aanvaarden en ten tweede, dat we elkaar met respect en de nodige ruimdenkendheid tegemoet treden. Met gevoelens van superioriteit of onverdraagzaamheid schieten we natuurlijk niet op. Je zou dus best vragen mogen hebben. Bijvoorbeeld, of het per se nodig is om rechten en vrijheden tot het uiterste te doen gelden om een bepaalde situatie aan de kaak te stellen. Kan het zo zijn dat ‘normale’ aanhangers van een godsdienst onnodig hard in hun beleving worden geraakt bij de ridiculisering ervan?
Ten tijde van de aanslag in 2015 op het kantoor van Charlie Hebdo woonde ik in Frankrijk. Tijdens een herdenkingsdienst kreeg ik de sticker met de tekst “Je suis Charlie” opgeplakt. Zeker, ik sta achter de vrijheid van meningsuiting, ben zeer gesteld op humor en verwerp ten enenmale het gedachtegoed dat men buiten de normen van de rechtsstaat om kan handelen om andersdenkenden te straffen. Maar voor mij is de diepgewortelde waarde van respect voor de medemens en daarmee de bereidheid tot een zekere matiging in uitingen ook belangrijk. Harmonie in een multiculturele samenleving is niet gediend met het per se opzoeken van de randen van het toelaatbare. Ik droeg de sticker wel, maar dacht: Nee, eigenlijk ben ik geen Charlie.
- Published in COLUMN
I’m not Charlie – Kanta Adhin
After that bloody attack on Charlie Hebdo because of published cartoons of the Prophet Muhammad, many demonstrations were held with the slogan “Je suis Charlie” (I am Charlie). The idea was to support freedom of expression and freedom of the press, core values of democracy and the rule of law which, like freedom of religion, are contained in the European Convention on Human Rights and Fundamental Freedoms (ECHR). This convention was adopted in 1950 within the framework of the Council of Europe, an organisation set up to strengthen democracy and the rule of law in Europe after the shocking events of the Second World War. The ECHR was an expression of a profound belief in the fundamental freedoms which are the foundation of justice and peace in the world.
Nowadays, it is no longer just about peace in the world, but also about peace (harmony) within Europe’s own societies characterised by cultural diversity. The question for me is not so much how far can you go in your freedom of expression, but how far do you want to go? The rights and freedoms enshrined in the ECHR, but also in the constitution, are primarily intended to protect citizens from the state. The state cannot simply limit the freedom of expresssion or press in order to prevent those in power from suppressing opinions they disagree with. Therefore, ridicule and satire are not forbidden, even when groups in society feel offended by it. In case of insult or slander, there is recourse to the court. This is what Muslim organisations in France have done before after the controversial cartoons and the court ruled that they were covered by the freedom of expression. The French court also rejected a complaint by a Christian organisation in connection with a published cartoon of the Pope with a child in the wake of the child abuse scandal in the Catholic Church.
Religion has a deep inner meaning for people. The fact that ridicule and satire are not forbidden does not mean that one cannot reflect on this in the public debate. Certainly not to accommodate fanatics – they are not susceptible to reason – but to avoid serious repercussions on harmony within society. Firstly, this implies that we recognise and accept the multicultural society as a fact, and secondly, that we interact on the basis of mutual respect and open-mindedness since feelings of superiority or intolerance are not helpful at all. In my view, it would be perfectly justified to ask oneself questions, such as: Is it absolutely necessary to assert rights and freedoms to their limits in order to challenge a particular issue. Is it possible that ‘normal’ religious believers are unnecessarily affected by ridiculing their faith?
At the time of the 2015 attack on the offices of Charlie Hebdo, I was living in France. During a memorial service a sticker was attached on my coat with the text “Je suis Charlie”. Certainly, I support freedom of expression, I am very fond of humour and I wholeheartedly reject the idea that one can act outside the the rule of law to punish alleged enemies. But to me, the intrinsic value of respect for other persons and thus the willingness to moderate expressions to a certain extent, is also important. Harmony in a multicultural society is not served by stretching what is permissible to the absolute limit. Yes, I was wearing the sticker, but I thought, “Actually, I’m not Charlie.”
- Published in COLUMN
Foute boel – Kanta Adhin
Afgelopen tijd werd de Nederlandse koloniale geschiedenis verder ontsluierd. De gemeente Amsterdam kreeg het rapport gepresenteerd van de studie naar de Amsterdamse connectie met de slavernij, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen kreeg het advies om geroofde kunst zonder voorwaarden terug te geven aan voormalige koloniën. Heel toepasselijk was ook het thema van de Kinderboekenweek (30 september-10 oktober) “En toen…” met als Boekenweekgeschenk het boek “De diamant van Banjarmasin”, een uit voormalig Nederlands-Indië geroofd pronkstuk dat in het Rijksmuseum prijkt. Het is niet alleen van belang dat onrecht uit het verleden in het heden wordt onderkend en op gepaste wijze wordt geadresseerd, maar ook dat deze koloniale geschiedenis een gepaste plaats in het onderwijs en in de kinderliteratuur krijgt, waardoor er generaties opgroeien met een genuanceerdere kijk daarop. Nu wordt dit als een soort “hobby van links” gezien.
Overigens zou ook “links” zich beter moeten verdiepen in die koloniale geschiedenis. Waar het Suriname betreft lijkt deze momenteel gelijkgesteld te worden met het slavernijverleden en racisme, met verwaarlozing van andere episodes zoals de immigratie vanuit toenmalig Brits-Indië en Nederlands-Indië (Java). De koloniale geschiedenis wordt niet alleen bepaald door degenen die zich in het heden het meest roeren. In zijn speech ter gelegenheid van de herdenking van de geboortedag van Mahatma Gandhi op 2 oktober, tevens de internationale dag van geweldloosheid, attendeerde minister Grapperhaus er weer eens op dat Hindostanen ‘bescheiden’ zijn. Hij prees hen als een van de best geïntegreerde gemeenschappen in Nederland, mede dankzij hun levenshouding: bescheiden, positief en toekomstgericht, en niet terugkijkend naar het verleden met gevoelens van wrok of jaloezie. Echter, door de verwaarloosde aandacht voor hun geschiedenis komen er nu wel boze stemmen los. Het is te hopen dat die ook breder worden gehoord. We kunnen er immers niet van uitgaan dat Hindostanen altijd maar dat meegaand volkje blijven dat zich met “Ja meneer”, “Nee meneer”, “Dank u wel meneer” wegcijfert ten gunste van anderen, zoals lange tijd het beeld in Suriname is geweest.
Heroriëntatie op de geschiedenis is belangrijk als deze ten onrechte veel rooskleuriger wordt voorgesteld met de nadruk op heldendaden en het verzwijgen van gepleegde misdaden. Als die in beschouwing worden genomen komt ook een ander beeld naar voren van de zogenaamde ‘superieure’ westerse beschaving. Maar hoe ver ga je in het doortrekken van de consequenties hiervan? Beelden verwijderen, straatnamen veranderen of voorzien van meer context zoals in bepaalde gevallen al is gebeurd? De discussies hierover zullen nog geruime tijd doorlopen, vrees ik.
Ook in de voormalige koloniën zelf speelt een dergelijke discussie; daar is het makkelijker om “witte” figuren uit het straatbeeld te verwijderen. Zo is een aantal jaren geleden, bijvoorbeeld, in Suriname het borstbeeld van Barnet Lyon, die agent-generaal voor de immigratie uit Brits-Indië was, verwijderd en is een standbeeld van de contractarbeidster Tetary geplaatst. Er zijn historici die vinden dat Barnet Lyon nu ten onrechte wordt gezien als het symbool van alle misstanden rond de contractarbeid, terwijl zijn borstbeeld juist door Hindostanen zelf was gerealiseerd. Ook zijn er twijfels over de heldhaftige rol van Tetary. Dat haar verhaal misschien mooier is gemaakt, is uit geschiedkundig oogpunt wellicht niet juist, maar in dit geval door de vingers te zien. Zij zal in werkelijkheid geen wrede moorden op haar geweten hebben gehad.
Anders wordt het als men geschiedvervalsing toepast op episodes uit de recente Surinaamse geschiedenis, met name de militaire periode. Opvallend daarbij is dat er personen zijn die ijveren voor erkenning van de koloniale misdaden, maar geen problemen hebben met een valse voorstelling van de Decembermoorden. Sterker, zij toonden zich uiterst negatief tegenover het proces waarmee de directe nabestaanden gerechtigheid nastreefden. Zij zouden juist moeten toejuichen dat onrecht niet honderden jaren toegedekt blijft door geschiedvervalsing.
Wat we nu willen met wat toen is gebeurd, moet zich dus niet alleen beperken tot het verre toen en tot de “witte man”. We moeten juist bereid zijn om de fouten die toen zijn gemaakt, nu niet weer te maken om vervolgens door toekomstige generaties ontmaskerd te worden. Of we dat nu linksom of rechtsom doen, dat maakt mij geen barst uit!
- Published in COLUMN
Mens en dier – Kanta Adhin
In Suriname is veel ophef ontstaan over een cartoon waarin de vicepresident als een aap wordt uitgebeeld. Deze afbeelding is als zeer beledigend ervaren. De Surinaamse Vereniging van Journalisten heeft ook haar afkeuring geuit over de vergelijking van een persoon van afro-afkomst met een aap, al helemaal nu dit gebeurt in een tijd van wereldwijde protesten van de beweging Black Lives Matter (BLM). Ik kan begrijpen dat de cartoon als beledigend wordt ervaren. De link met de BLM-beweging gaat mij echter te ver; ik ben sowieso geen voorstander van de wijze waarop deze beweging zich internationaal manifesteert. Opgericht om het excessief politiegeweld tegen zwarte mensen in de VS aan de kaak te stellen, is de beweging recent opgelaaid naar aanleiding van de dood van George Floyd. Als we willen protesteren, moeten we de VS oproepen om het politiegeweld tegen zwarte personen aan te pakken. Maar we moeten niet op welk incident dan ook, waar ook ter wereld, met betrekking tot een persoon van Afrikaanse afkomst het BLM-etiket gaan plakken. Dit terzijde, want ik wil het nu vooral hebben over de vergelijking van mensen met dieren en of we ons daar zo druk over moeten blijven maken.
De Nederlandse taal bezigt vele uitdrukkingen waarin dieren negatief worden neergezet. Een aap wordt gezien als lelijk, een koe als dom, een varken als lui en vies. Vergelijkingen met deze dieren worden dan ook als beledigend beschouwd, terwijl die bewuste eigenschappen ten onrechte aan het dier worden toegekend. Ook uit andere woorden als ‘honds’ (grof en lomp) of uilig (dom) klinkt dedain door voor het dier en dat terwijl de hond als een trouw huisdier wordt gezien en de uil juist voor wijsheid staat. In andere culturen wordt anders tegen dieren aangekeken. Kijk, bijvoorbeeld, naar de hindoeïstische cultuur die uitgaat van een verbondenheid van alle wezens in de natuur en waarin de koe als moeder en voedster van de mens wordt gezien. Het apenvolk in het oude geschrift Rámáyan wordt ook niet als een belachelijk of lelijk volk opgevoerd; hun leider Hanuman wordt zelfs als godheid vereerd vanwege zijn heldhaftige eigenschappen. In het algemeen tonen culturen waarin de mens dichterbij de natuur staat, een intrinsiek respect voor dieren.
Het wordt tijd dat we ons losmaken van een bepaald normen-en waardenpatroon vanuit het referentiekader van een cultuur en taal waarin mensen negatieve eigenschappen op dieren projecteren. Wie een ander met een dier vergelijkt of als een dier uitbeeldt met het doel die andere persoon te beledigen, zegt meer over zichzelf dan over die andere persoon. De Surinaamse Vereniging van Journalisten verwijst in haar verklaring ook naar het verwerpelijke gedrag van voetbalsupporters die apengeluiden maken met het doel zwarte spelers racistisch te bejegenen. Dit soort figuren moet uiteraard op passende wijze worden gestraft en uit de stadions worden geweerd, maar dat lukt niet altijd. Beter is misschien nog hun te laten merken dat niet de spelers, maar juist zij tot een ‘minder ras’ behoren. Een aap is een prima wezen, in ieder geval veel beter dan mensen zoals zij. Ik zou de voetbalspelers daarom willen oproepen om zich bij het horen van dat soort geluiden niet van de wijs te laten brengen, maar hun slimme, snelle en creatieve spel voort te zetten. Immers, met een andere bril op zien we vooral die eigenschappen van de aap.
In het geval van de bewuste cartoon van de Surinaamse vicepresident was het referentiekader van de cartoonist waarschijnlijk een heel ander dan dat van die voetbalsupporters. Maar omdat in dit opzicht ook in Suriname het perspectief van de westerse maatschappij dominant is, is de afbeelding niet goed gevallen. Aan de ene kant had de cartoonist zich daar wel rekenschap van moeten geven. Aan de andere kant zie ik hier ook een taak voor mensen die zich inzetten voor ‘decolonizing the mind’.
Bij de foto: directeur van Dagblad Suriname en kunstenaar Reinier Asmoredjo bieden hun persoonlijke verontschuldigingen aan aan vicepresident Ronnie Brunswijk, die door hem werden geaccepteerd. Tijdens de bijeenkomst werden als symbool van Harmonie en Vrede kunstwerken overhandigd aan zowel president Santokhi als vicepresident Brunswijk.
- Published in COLUMN
Eigen verantwoordelijkheid – Kanta Adhin
Wij worden nog steeds beheerst door het coronavirus. Ik denk dat weinigen van ons, toen we elkaar aan het begin van het jaar het beste toewensten, hadden kunnen vermoeden dat 2020 ons een nieuwe realiteit zou brengen. In het begin deden we allemaal ons best om de zorg te ontlasten. Er was een opleving van het gevoel van solidariteit en gemeenschapszin. Het duurt nu echter allemaal een beetje te lang. Mensen willen weer als vanouds lekker hun gang gaan: naar de kroeg, uit eten, op vakantie. Ik kom mensen tegen die echt mopperen dat ze dit jaar niet op vakantie kunnen naar een of ander exotisch land, of cruisen, want ‘dat doen we elk jaar’. Ja, denk ik dan, maar dit jaar is anders. Het kabinet doet een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Terecht! Je zou het risico moeten willen vermijden ergens komen vast te zitten omdat het virus weer om zich heen grijpt. Als je je bewust bent van je eigen verantwoordelijkheid, vind je het misschien jammer dat je dit jaar niet naar je gewenste vakantiebestemming kan, maar je hebt er ook wel vrede mee. In Nederland zelf zijn er genoeg leuke plekken. Ik ontdek nu zelfs in Zoetermeer allerlei plekken waar ik vroeger nooit kwam. Ik was eigenlijk best verbaasd te horen dat de koning en zijn familie naar het buitenland vertrokken voor vakantie. Hij zou een mooi voorbeeld hebben kunnen stellen door in eigen land te blijven.
Over eigen verantwoordelijkheid gesproken. Ik was de afgelopen periode werkelijk met stomheid geslagen over wat zich in Suriname heeft afgespeeld voorafgaand aan de overdracht van de regeermacht aan de nieuwe regering. Alsof er een paarse atoombom was geworpen om elk greintje bestuurlijk fatsoen dat zich misschien nog ergens in een kiertje had genesteld, volledig weg te vagen. Onvoorstelbaar dat er mensen zijn die menen dat elke aftredende minister voor een habbekrats dure overheidsspullen mag meenemen, want dat gebeurt altijd. Wat daar ook van waar mag zijn, de huidige situatie is toch echt anders. Waar zijn je eigen hersens, waar is je eigen verantwoordelijkheidsbesef dat het geen business as usual is, maar dat er toch echt iets als een geldprobleem in het land is. Dan heb je ook nog die types die van alle rotzooi die zij maken, de schuld geven aan de vroegere koloniale machthebbers. Die hebben hen tegengewerkt, anderen tegen hen opgezet etc. Eigen verantwoordelijkheid voor eigen denken en doen? Nooit van gehoord. Treurig om dit ook te moeten constateren bij een kopstuk uit de vorige regering die zich op zijn kennis van de hindoefilosofie laat voorstaan. Het kan toch niet ontgaan dat het gedrag van de vorige regering niet strookt met het centrale begrip van dharm, dat het aardse leven ordent op basis van regels van godsdienst en moraal, recht en fatsoen.
In Nederland is er onder Hindostanen het een ander te doen geweest over het NPO tv-programma ‘Nederland voor Suriname’ om geld op te halen voor de bestrijding van het coronavirus in het financieel totaal ontwricht land. Het beeld dat van Suriname werd gegeven, was weer eens eenzijdig met een dominante rol voor personen van Creoolse afkomst. Het gaat hier om de vaak gehoorde klacht van Hindostanen dat zij onzichtbaar zijn in de Nederlandse samenleving en als het om prominente Surinamers gaat, dan zitten daar ook geen Hindostanen bij. Ja, denk ik dan, daar is ook een verklaring voor. Het is al vaker geconstateerd dat Hindostanen over het algemeen niet te vinden zijn in de Nederlandse media-, sport- en showwereld. Zij maken eigen keuzes op terreinen die minder in de spotlight staan. Een andere factor is dat Hindostanen zichzelf meer met India en de Indiase showbizz associëren dan met Suriname. Willen zij ook als Surinamer gezien en gehoord worden, dan zal die verbondenheid duidelijker over het voetlicht moeten worden gebracht. Pak dus die eigen verantwoordelijkheid!
- Published in COLUMN