Arme Chan: ‘Radeloos, redeloos en reddeloos’ – Hans Ramsoedh

Het jaar 1672 staat in Nederland te boek als een rampjaar. Het was namelijk met vier landen (Frankrijk, Engeland en de bisdommen Münster en Keulen) tegelijk in oorlog. Nederland (destijds de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden geheten) leek reddeloos verloren. De regering wist niet wat ze moest doen en was radeloos. Als gevolg van de oorlog lag de handel stil. De bevolking verarmde en was radeloos. Het ‘rampjaar 1672’ wordt dan ook beschouwd als een dieptepunt in de Nederlandse geschiedenis.
Er zijn grote parallellen tussen het rampjaar 1672 in Nederland en de huidige ontwikkelingen in Suriname. Tien jaar Desi Bouterse als president (2010-2020) heeft Suriname sociaaleconomisch en financieel volledig geruïneerd. Chan Santokhi en zijn partij wierpen zich bij de verkiezingen in mei 2020 op als de redder van Suriname. Ze beloofden een eind te maken aan tien jaar wanbeleid van Desi Bouterse: Wo set’en [wij gaan orde op zaken stellen].

Santokhi op verkiezingscampagne in 2020. Foto Ra1 Photography
Maar van het imago van Santokhi als redder van het Surinaamse volk is echter geen schim meer over. De feiten zijn inmiddels overbekend: voortzetting van de politiek van nepotisme (benoeming van familie en vrienden), een aaneenrijging van corruptieve schandalen zoals we kennen uit de periode van de regering-Bouterse, een ondermaats presterend regeerteam en een halfslachtig sociaaleconomisch beleid. Het nepotisme onder de regering-Santokhi wordt inmiddels gezien als een continuering van de state capture (gijzeling van de staat) door vrienden en familie van de president en de familie Brunswijk zoals ten tijde van de regering-Bouterse.
Ondertussen gaat een groot deel van de Surinaamse bevolking gebukt onder het falende beleid van de regering-Santokhi met een inflatie die sinds 2020 meer dan zestig procent bedraagt. Een verarming van de bevolking is hiervan het gevolg. Het resultaat van het halfslachtige regeringsbeleid is de hoge vlucht van de wisselkoers: van 1 USD voor 19 SRD in 2020 naar 37 SRD in maart 2023. De regering slaagt er niet in de wisselkoers te beheersen. Van een structureel en integraal sociaal-maatschappelijk beleid gericht op duurzame armoedebestrijding, zoals herhaaldelijk door de regering aangekondigd, is geen sprake.
De Wereldbank berekende dat sinds 2022 circa twintig procent van de Surinaamse bevolking (ongeveer 110.000 mensen) in armoede leeft en dat één op de vier personen in Suriname rond moet komen van een inkomen van US$ 5,50 per dag. De huidige sociaaleconomische situatie is dat de armen onder de bevolking meer dan zeventig procent van hun salaris aan voeding uitgeven. Volgens deskundigen van de Wereldbank behoort Suriname samen met Venezuela en Bolivia tot de drie landen op het Zuid-Amerikaanse continent die tegen het jaar 2030 niet in staat zullen zijn armoede uit te bannen. Gelet op de hoge schuldenlast werd Suriname door het IMF in januari 2023 gerekend tot de D(ebt)7-landen in de wereld (naar analogie van de G7-(rijkste) landen). Dat wil zeggen dat Suriname werd gerekend tot de bijna failliete landen in de wereld. Van het IMF kreeg Suriname een lening van USD 690 miljoen, een bedrag dat in tranches wordt uitbetaald. Als gevolg van de halfslachtig uitvoering van het IMF-programma is het IMF voor de zoveelste keer genoodzaakt om overmakingen op te schorten.
Van een daadwerkelijke aanpak van problemen is geen sprake. Zo is er bij de regering geen sprake van daadkracht om de productie te stimuleren en inkomsten te genereren. Een van de gevolgen van de slechte sociaaleconomische situatie is dan ook de brain drain. Veel kader werkzaam onder meer in de medische sector en het onderwijs trekt weg voor betere voorzieningen naar het Caraïbisch gebied en Nederland. Ondertussen grossiert de president in loze beloftes en het installeren van commissies om problemen aan te pakken. Het probleem met de installatie van dergelijke (onderzoeks-) commissies in Suriname is echter dat het feitelijk neerkomt op de zaak op de lange baan schuiven waarna er niets meer vernomen wordt over de uitkomsten. Het beeld is een president die radeloos en redeloos is.
Het wanbeleid en vooral de machteloosheid om de economische crisis te bezweren heeft inmiddels dan ook veel kwaad bloed in de samenleving gezet. Op sociale media en nieuwssites in Suriname vormen ontgoocheling en diepe teleurstelling de teneur van de kritieken op Chan. Het overheersende beeld is dat van een ‘besluiteloze Chan’ die excelleert in het vermijden van het nemen van beslissingen en over heikele kwestie zwijgt. Hij wordt inmiddels dan ook ‘jokkebrok Chan’ genoemd, een man die ‘liegt en de kiezers bedriegt’.

Bron: Sociale media Suriname
Langzamerhand ontstond als gevolg van het beleid van de regering-Santokhi en het gebrek aan daadkracht een smeulende veenbrand in de bodem van de Surinaamse samenleving. De smeulende veenbrand sloeg op vrijdag 17 februari 2023 uit en mondde uit in geweld, bekogeling van en vernielingen in het parlement en plundering van winkels, warenhuizen en tankstations. Het protest was een ongekende woede-uitbarsting. De president kwam na de rellen niet verder dan slechts te zeggen dat hij het vooral vreselijk vond dat het ‘Huis van de democratie’, De Nationale Assemblée (DNA), doelwit was van de agressieve betogers. Geen woord over de oorzaken van het gevoel van onbehagen bij grote delen van de samenleving over het economische beleid van de regering.
De president kondigde een nationale dialoog aan met politieke organisaties, vakbeweging, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties et cetera. De verwachtingen over de uitkomsten van deze aangekondigde nationale dialoog zijn echter niet bijster hoog, aangezien de president nimmer gevolg heeft gegeven aan de uitkomsten van eerdere dialogen. In DNA volgde in maart de zoveelste belofte van hem: ‘We zullen een andere wedstrijd spelen’. Met een (regeer)team dat in de eerste helft heeft laten zien niet over de vereiste kennis en kunde te beschikken is het ijdele hoop te verwachten dat het in de tweede helft beter zal presteren.
President Santokhi’s geloofwaardigheid staat op het spel. Vertrouwen van burgers in de politiek vraagt om een politiek van vertrouwen en bij goed leiderschap gaat het om kritische zelfreflectie en stuurmanskunst. Dit zijn zaken die bij Santokhi node worden gemist. De protestdemonstraties in Suriname het afgelopen jaar roepen herinneringen op aan het lied (Take your bundle and go) van de bekende Trinidadiaanse calypsozanger Mighty Sparrow. De calypso staat bekend om zijn cynische, dubbelzinnige of moraliserende teksten. Sparrows lied heeft betrekking op een echtgenoot die thuisgekomen zijn partner betrapt op overspel waarop hij haar vervolgens de deur wijst: Take your bundle and leave and go. Don’t stay here no more (op YouTube te beluisteren). Ook voor de protesteerders in Suriname geldt grote teleurstelling over het ‘verraad’ van Chan: mooie woorden in mei 2020, maar hierna slechts verbroken beloftes. Voor hen is de focus inmiddels: ‘Weg met Chan’. Behalve radeloos en redeloos lijkt Chan langzamerhand ook reddeloos. Zijn resterende jaren als president hebben inmiddels veel weg van een dans op de rand van de Surinaamse vulkaan.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Holi – kleurrijk feest – Kanta Adhin

Afgelopen week stond in het teken van Holi, het hindoeïstisch lente- en nieuwjaarsfeest dat dit jaar op 8 maart viel. Het wordt ook wel als een overwinningsfeest gezien in de zin dat de koude, grijze winter wordt overwonnen door de warme, fleurige lente. De overwinningsgedachte heeft ook een religieuze connotatie met een verhaal over de aanbidding van de godheid Vishnu, waarin het goddelijke het goddeloze overwint. Echter, religieuze ceremonies staan niet centraal bij de viering van Holi. Het is een heel toegankelijk feest voor iedereen waarbij het vooral gaat om kleurrijke vrolijkheid en rangen en standen geen rol spelen.

Holiviering bij Arya Samaj Zoetermeer met cautálgroep Samaanta (12 maart 2023) | Foto Radjin Thakoerdin
Er is gezellige, soms opzwepende muziek (cautál) onder begeleiding waarvan iedereen elkaar met poeder in diverse kleuren bestrooit en met zijn allen wordt de vernieuwing van de natuur en daarmee ook van een nieuw jaar gevierd. Alleen leek het afgelopen week in Nederland nog helemaal niet op het begin van de lente; we zaten nog dik in de winter met vriestemperaturen in de nacht en sneeuw overdag. Dat was een domper, alhoewel dat toch niet in de weg stond aan feestelijkheden her en der. Het is goed dat dat we ons niet door het weer laten weerhouden. Carnaval wordt toch ook lekker uitbundig gevierd in hartje winter. De jongere, in Nederland geboren generaties, zijn goed geïntegreerd. Voor de ouderen is het koude weer nog een belemmering. In Suriname werd ook vaak met gekleurd water gegooid; daar moet je in Nederland dus niet aan denken!
Nu is het wel zo dat er al meer dan tien jaar een zomervariant van Holi bestaat op initiatief van de Duitse marketeer Jasper Hellman. Hij was in 2011 tijdens een bezoek aan India erg onder de indruk geraakt van de viering van Holi en stampte binnen no time het zomerse ‘Holi Festival of Colours’ van de grond. Dit vond de eerste maal in juli 2012 in Berlijn plaats en heeft daarna ingang gevonden in diverse Duitse steden en andere westerse landen, waaronder Nederland. Het verschil met ‘onze’ Holi is dat er geen religieuze gedachte achter het zomerfestival zit, maar wel de spirituele boodschap van gelijkheid en positiviteit wordt uitgedragen. Dit is vooral een Holi voor westerlingen.

Holiviering Transvaalkwartier in Den Haag | Foto Iftegaar Joemmanbaks
Op zich is het prima dat de gedachte achter Holi ook in andere context wordt uitgedragen, maar je kunt je afvragen of het nodig is onder dezelfde naam een festival voor een andere doelgroep op te zetten. Ik vond het daarom niet erg geslaagd dat in het NPO-televisieprogramma op 8 maart programmamaker Narsingh Balwantsingh Holi een ‘feest van kleur’ noemde. De associatie met de tegenwoordige term ‘persoon van kleur’ (die mij overigens tegen de borst stuit) om een niet-blank persoon aan te duiden, dringt zich meteen op. Daarmee wordt de gelijkheidsgedachte tenietgedaan en wordt segregatie bevorderd: een Holifeest voor ‘mensen van kleur’ in de lente en een Holifeest voor mensen die niet van kleur zijn, blanke mensen dus, in de zomer.
Kerstfeest is volgens mij een goed voorbeeld van een feest – nota bene met een veel sterkere religieuze inslag dan Holi – dat inmiddels door iedereen wordt gevierd en gewoon in december. We maken er geen andere variant van in de zomer, wat wel fijn zou kunnen zijn voor de strapless en backless gewaden die er worden gedragen voor diverse kerstgala’s die ook door Hindostaanse organisaties worden georganiseerd. Laten we alsjeblieft geen witte Kerst en een Kerst van kleur introduceren.
Holi is een kleurrijk feest waarbij iedereen welkom is het mee te vieren. Dat was ook te zien in het NPO-programma, waarbij iedereen betrokken werd bij het vrolijke gezang. Laten we daarom geen termen gebruiken die het feest een andere lading kunnen geven.
Meer achtergrond over het Holifeest is te lezen in
Het Holifeest (Phagua) – Jnan H. Adhin
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Doorbreek clichés! – Kanta Adhin

De aandacht voor moedertalen op de Internationale dag van de Moedertaal (21 februari ) bracht me ertoe mij weer af te vragen waarom Hindostanen zo weinig te zien zijn in het literaire landschap. En dan heb ik het over de in Nederland geboren en opgegroeide/opgroeiende generaties. In het artikel van Moti Marhé hebben we kunnen lezen over de bedreigde status van de moedertaal Sarnámi in Suriname. Over de status in Nederland hoeven we ons dan zeker geen illusies te maken. Als Hindostaanse kinderen hier les krijgen in een taal van hun cultuur, dan gaat het (evenals in Suriname) om Hindilessen die door diverse Hindostaanse organisaties worden aangeboden. In de straattaal die tegenwoordig niet alleen onder jongeren populair is, zijn er nauwelijks of geen Sarnámi woorden te vinden. Als die er zijn, zoals donnie (10 euro; in Suriname 10 cent), dan is dat omdat de woorden ook in het Sranantongo worden gebezigd.
Hindostanen in Nederland associëren zich ook liever met India, de opkomende wereldmacht met een oude en rijke cultuur, dan met het armlastige Suriname. Nu we dit jaar ook in Nederland uitgebreid willen stilstaan bij 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname is er een inhaalslag te maken. We hebben ons moeten invechten bij de Nederlandse autoriteiten om duidelijk te maken dat ook Hindostanen deel uitmaken van de Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis en dat 2023 dus niet alleen in het teken van afschaffing van slavernij mag staan.
Om terug te komen op het literaire landschap. We kunnen ervan uitgaan dat voor het grootste deel van de in Nederland opgegroeide en opgroeiende generaties Hindostanen Nederlands de belangrijkste taal is (is ook de officiële taal in Suriname). Dit is anders bij generaties van Turkse en Marokkaanse komaf en al helemaal bij degenen die recent als vluchteling naar Nederland zijn gekomen (vanuit Irak, Iran, Syrië). Nu is Den Haag de stad waar de meeste Hindostanen wonen. Het verwondert me daarom dat er bij evenementen waar scholieren de gelegenheid hebben hun schrijf- en/of dichtkunst te presenteren nooit Hindostaanse jongeren bij zijn, terwijl andere migrantenjongeren volop aanwezig zijn. Sommigen wonen slechts enkele jaren in Nederland; toch zijn ze in staat zich uit te drukken in het Nederlands.
Vorig jaar stelde de gemeente Den Haag het instituut van jonge stadsdichter in met het doel te laten horen wat er bij jongeren speelt en tevens om de stad te verrijken bij belangrijke en actuele gebeurtenissen; daarnaast om vooral kinderen en jongeren te inspireren om met taal bezig te zijn. Er werd toen aan een schrijverscollectief van de Johan de Witt Scholengroep gevraagd om in 2022 deze taak op zich te nemen. Dit collectief bestond uit vier jongeren, allen van Noord-Afrikaanse/Midden-Oosterse afkomst. Voor dit jaar is er een scholenwedstrijd georganiseerd om tot een jonge stadsdichter te komen. De gedichten moesten betrekking hebben op Den Haag. Hoe beleven scholieren Den Haag, wat vinden ze leuk of juist niet leuk. Wat willen ze anders zien. Zo probeert de gemeente betrokkenheid bij de stad te stimuleren.
Op 26 januari (Nationale Gedichtendag) werd uit acht finalisten de winnaar gekozen. Ik weet niet of er Hindostaanse scholieren hebben meegedaan aan de scholenwedstrijd, maar in de finale stond er in ieder geval niet een. Het winnende gedicht van Chelsy Valentina, Een reis door de stad waar mijn leven compleet voelt: Den Haag, gaat over haar dagelijkse route met bus 21 en tram 9. Bij de uitreiking van de prijs benadrukte de Haagse wethouder Saskia Bruines dat het mooie van het initiatief van jonge stadsdichter is om jongeren te stimuleren na te denken over zichzelf en de wereld om hen heen, en uiteraard tegelijkertijd creatief met taal bezig te zijn.
Nu is de viering en herdenking van 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname (en pakweg 50 jaar in Nederland) een prima moment ook voor jongeren om na te denken over zichzelf, hun verleden, heden en toekomst. Het zou jammer zijn als Hindostaanse jongeren zich in een stad als Den Haag niet ook zouden presenteren op evenementen en ook hun betrokkenheid bij de stad laten zien. Clichés dat Hindostanen alleen maar bezig zijn arts, advocaat of accountant te worden, doks eten, dansen en op India/Bollywood georiënteerd zijn, moeten doorbroken worden. Nu is de tijd daarvoor!
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
2023, het jaar van de verbinding? – Kanta Adhin

Ondanks de vele moeilijke en ongewisse ontwikkelingen van de laatste tijd hebben we elkaar monter een goed 2023 toegewenst. En dat is prima. We moeten ons niet laten gijzelen door alle crises van de laatste tijd maar altijd hoopvol blijven op betere tijden. De coronacrisis van de afgelopen jaren lijken we gelukkig achter de rug te hebben. Echter, de stikstofcrisis, wooncrisis, asielcrisis en de oorlog in Oekraïne met consequenties voor gasaanvoer zorgen voor de nodige uitdagingen die hun weerslag hebben in de samenleving. Dit jaar staat in het teken van de herdenking van het koloniaal verleden, een onderwerp dat ook de nodige commotie teweegbrengt. Hopelijk bieden de vele geplande activiteiten een kans om verbinding tot stand te brengen.
In zijn op 29 december 2022 gepubliceerde rapportage Burgerperspectieven bericht 2 2022 constateert het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) dat het vertrouwen van burgers in de politiek het hele jaar door erg laag was en dat in de ogen van de burgers de samenleving steeds meer gepolariseerd raakt. Men maakt zich zorgen om de verharding van het politieke en het publieke debat en de overmatige aandacht voor extreme geluiden in de media. Sociale media spelen hierin een voorname rol. Die verharding zien we ook als het koloniaal verleden aan de orde is. De excuses van premier Rutte over het Nederlandse slavernijverleden hebben dan ook aanleiding gegeven tot zeer grove en beledigende reacties. Ik zie ook bij Nu.nl, bijvoorbeeld, dat de reactiemogelijkheid op artikelen die het koloniaal verleden betreffen regelmatig wordt gesloten, omdat mensen buiten de orde gaan.
De excuses van de premier kwamen nog voor de aanvang van het door de regering uitgeroepen herdenkingsjaar slavernijverleden dat loopt van 1 juli 2023 tot en met 1 juli 2024. Op 1 juli 2023 is het 160 jaar geleden dat de slavernij formeel werd afgeschaft. Daarna moesten de voormalige slaafgemaakten nog een periode van tien jaar – onder staatstoezicht – op de plantages blijven werken. Die tien jaren worden nu ook tot de slavernijperiode gerekend. Aldus komt men op het 150ste gedenkjaar van de afschaffing van de slavernij. De regering is in dit verband bereid fondsen beschikbaar te stellen voor projecten die niet alleen met het slavernijverleden als zodanig te maken hebben, maar ook met de doorwerking ervan. De afschaffing van de slavernij ging gepaard met de zoektocht naar nieuwe werkkrachten. Zo kwamen contractarbeiders uit China, India en Indonesië in Suriname. De multi-etnische samenleving van Suriname en het verblijf van nazaten van die contractarbeiders in Nederland worden in dit verband als een vorm van doorwerking van het slavernijverleden beschouwd. Hopelijk is dat geen aanleiding om de hele Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis tot leed, kommer en kwel te reduceren.
In de loop der jaren hebben alle groepen ook positieve ontwikkelingen doorgemaakt. In Suriname hebben de verschillende groepen een trots ontwikkeld op het eigene. Het zou jammer zijn als dit ondergesneeuwd raakt, omdat men alles vanuit het perspectief van de mensonterende slavernij wil belichten. In 2023 is het ook 150 jaar geleden dat de eerste Hindostaanse contractarbeiders naar Suriname kwamen. Contractarbeid was zeer zeker ook een systeem van uitbuiting, maar aan individuele personen bood het ook hoop op een betere toekomst. Een hoop die ze ondanks erbarmelijke omstandigheden niet hebben opgegeven. Weerbaarheid en doorzettingsvermogen hebben geleid tot een betere levensstandaard.
In het publieke debat in Nederland zijn er afkeurende tot zeer vijandige geluiden te horen met betrekking tot het koloniaal verleden en de ‘bakken geld’ die de regering nu ter beschikking stelt. En dat ook nog in een periode waarin velen moeite hebben rond te komen. Het zou mooi zijn als de vele activiteiten die zijn voorzien dit jaar – met of zonder overheidssubsidie – zich niet alleen op de negatieve aspecten richten, maar ook positieve kanten voor het voetlicht brengen. We zijn niet alleen maar uit op geld van de overheid om ons leed uit te dragen en schuldgevoelens op te roepen bij de nazaten van de voormalige kolonisatoren. We willen wel dat de geschiedenis een integraal onderdeel wordt en blijft van de Nederlandse geschiedenis. Een gezamenlijke geschiedenis als basis voor een gezamenlijke toekomst. Laten we hopen dat 2023 op dit vlak het jaar van de verbinding wordt.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
40 jaar verder – Kanta Adhin

Het is nu 40 jaar geleden dat in Suriname de zogenoemde Decembermoorden plaatsvonden. Het hoger beroep in de strafzaak tegen de in eerste instantie veroordeelde hoofdverdachte D. Bouterse loopt nog en de rechtszaak geeft nog altijd veel stof tot discussie. Voor nabestaanden van de slachtoffers en Surinamers die rechtsstatelijke principes hoog houden, is het niet meer dan normaal dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de moorden berecht en bestraft worden. Er zijn echter ook andere meningen.
Fanatieke aanhangers van de hoofdverdachte, die zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld tot een politiek leider die zelfs tweemaal president is geweest, geloven niet dat er strafrechtelijke feiten zijn gepleegd ondanks keiharde bewijzen die op het tegendeel wijzen. Ze geloven slaafs wat door hun leider wordt verkondigd. Anderen zien wel in dat er moorden zijn begaan, maar menen dat vanwege de positie van betrokkene berechting en bestraffing zorgen voor polarisatie in de samenleving en daarom niet zouden moeten worden nagestreefd. Ook hoor je geluiden dat het allemaal al zo lang duurt – ‘Laten we ophouden met dat ding’. In haar recent uitgebrachte film Beste meneer Bouterse onderzoekt de 32-jarige filmmaker Ananta Khemradj hoe de na 1982 geboren generatie in Suriname moet omgaan met de nasleep van de militaire periode met als dieptepunten de moorden op 8 december 1982 en het bloedbad in Moiwana op 29 november 1986 tijdens de binnenlandse oorlog. Haar generatie heeft Bouterse in 2010 en 2015 aan de macht geholpen. Zij ervaart een diep verdeelde samenleving in Suriname en wil graag een dialoog die zo snel mogelijk de verschillende kampen tot elkaar moet brengen.
Moedig, maar ook ambitieus gezien de diepe wonden die zijn geslagen tijdens de militaire repressie en terreur. In tegenstelling tot de oudere generatie kunnen de jongeren zich daar niets bij voorstellen. Zo zijn er nu in Nederland generaties die zich niets kunnen voorstellen bij de verschrikkingen tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog en geen unheimisch gevoel hebben bij nazi-achtig gedachtegoed. Dat blijkt uit stemgedrag waardoor personen met bedenkelijke ideeën in de Tweede Kamer komen. Dit leidt al tot de nodige polarisatie, terwijl het hier niet eens personen betreft die, bijvoorbeeld, als NSB’ers verantwoordelijk zijn geweest voor de moord op diverse verzetsstrijders.
Heden ten dage gaan we in Nederland verder de geschiedenis in. Er is er volop discussie over excuses die Nederland moet aanbieden voor het slavernijverleden. Hier gaat het om misdaden die generaties geleden hebben plaatsgevonden. Noch de daders noch de slachtoffers en directe nabestaanden leven nog. Een strafzaak heeft dan ook geen zin. De huidige nazaten van de toenmalige slaven menen echter dat de pijn tot in het heden doorwerkt en dat een vorm van gerechtigheid op zijn plaats is. Na diverse onderzoeken en reeds aangeboden excuses door een aantal gemeenten en de Nederlandse Bank, heeft de Nederlandse regering op aandringen van de Tweede Kamer recent eindelijk besloten excuses aan te bieden (voorheen was slechts spijt betuigd). Het voornemen is dit op 19 december 2022 in de Caribische delen van het Koninkrijk en Suriname door verschillende bewindslieden te laten doen. Nu spelen er vragen of het om welgemeende of om pro forma excuses gaat. In Suriname is men ook niet tevreden met het eenzijdige besluit, de arbitraire datum van 19 december – 1 juli 2023 is veel passender – en het niveau van de afvaardiging. Het gaat om een gevoelige zaak en men wenst dat daar zorgvuldig mee wordt omgegaan.
Ik wil maar zeggen: Als er nu nog steeds gevoeligheden spelen met betrekking tot het koloniale verleden, hoe realistisch is het om de periode van de militaire terreur en repressie alsook de binnenlandse oorlog zo snel te willen gladstrijken. De Surinaamse samenleving is klein. Er zijn veel mensen met enorme pijn door het verlies van geliefden, door ontheemding, door onzekerheid vanwege afbraak van de rechtsstaat en daarmee gepaard gaande mensenrechtenschendingen. Er zijn kinderen die tegen wil en dank buiten Suriname zijn opgegroeid, de binding met Suriname hebben gemist en als het ware tussen wal en schip zijn geraakt. Ga zo maar door. De pijn wordt nog eens verergerd doordat de hoofdpersoon zichzelf welbewust met veel list en bedrog heeft gemanoeuvreerd in een prominente politieke positie. Echter, het land naar een betere bestemming besturen heeft hij nooit gedaan; hij heeft het land naar de afgrond geleid. Zijn positie heeft hij wel gebruikt om obstructie te voeren waardoor het Decembermoordenproces zo lang voortsleept. Hij heeft nooit enige oprechte wroeging getoond. Integendeel laat hij niet na de slachtoffers te ridiculiseren.
In een moderne samenleving is het niet meer dan normaal dat daders worden berecht en bestraft. Daar moeten we geen eeuwen over laten heengaan om dan excuses te gaan eisen van latere generaties. Recent hebben we gezien dat in landen als Argentinië en El Salvador personen worden berecht en bestraft voor grove misdaden gepleegd in de jaren tachtig. Niet normaal is dat een dader welbewust misbruik maakt van goedgelovigheid en van het gebrek aan historische kennis bij jongere generaties om met gebruikmaking van staatsmiddelen verdeeldheid te blijven zaaien met als doel: het ontlopen van straf. Ik hoop dat Ananta Khemradj dat gesprek met haar generatiegenoten zal voeren.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
OneLove: echte of sociaal wenselijke liefde? – Kanta Adhin

De OneLove-campagne in het voetbal is bedoeld om alle vormen van discriminatie en intolerantie tegen te gaan. Een terecht streven gezien de vele uitingen van racisme tegenover zwarte spelers, antisemitisme, homofobie en wat dies meer zij. Dit speelt zich niet op het veld af, maar op de tribune. Is het dan aan de aanvoerders van clubs om al dan niet vrijwillig de functie van rolmodel te vervullen door een OneLove band te dragen? Ik plaats daar vraagtekens bij. Vernietigende kritieken aan het adres van de aanvoerders van Feyenoord en Excelsior die besloten de band niet te dragen in het kader van de LGBT Coming out dag, vind ik misplaatst. En voor zover die dan ook nog gepaard gingen met hatelijke opmerkingen schieten ze totaal het doel van de campagne voorbij. Vanwege de ontstane commotie heeft de KNVB de voor november geplande herhaling van de OneLove-actie geschrapt. Ik ben geen ingewijde in de voetbalwereld, maar als leek denk ik dat de actie wellicht zou kunnen doorgaan, alleen op een andere manier. Nu lijkt er een te grote nadruk op LGBT-solidariteit te liggen, terwijl de campagne bestrijding van alle vormen van discriminatie omvat.

Foto: onsvoetbalisvaniedereen.nl
De OneLove-campagne ging in 2020 van start met de gedachte dat de liefde voor het voetbal van zowel spelers als voetballiefhebbers als verbindende kracht moet worden gebruikt om zodoende verschillen tussen mensen naar de achtergrond te laten verdwijnen. De kleuren rood / zwart / groen van het OneLove-logo symboliseren ras en afkomst en roze/geel/blauw alle genderidentiteiten en seksuele geaardheden. Aanvoerders in het betaald en amateur voetbal spelen dan met de OneLove-band om omdat de aanvoerder een rolmodel is. Nu had Feyenoord-aanvoerder Kökçü er geen behoefte aan de band om te doen ter gelegenheid van de Coming Out dag op 11 oktober, de dag waarop LGBT-personen worden gestimuleerd uit de kast te komen. Hij wilde daar geen ‘uithangbord’ voor zijn omdat dit tegen zijn diepste geloof ingaat. Aanvoerder El Yaakoubi van Excelsior wilde de boodschap krachtiger en allesomvattend maken. Hij droeg in plaats van de OneLove-band een band met driemaal het woord ‘respect’.
Niemand kan worden gedwongen om als rolmodel te fungeren om een bepaalde zaak te promoten. En voetballers moeten vooral doen waar ze goed in zijn – voetballen – en daarbij laten zien dat zij een hecht team zijn waar geen plaats is voor discriminatoir of intolerant gedrag. Maken zij zich daar wel schuldig aan, dan mag ik aannemen dat clubs daar zware consequenties aan verbinden. Respectvol gedrag is belangrijker dan het dragen van een band als uiting van een sociaal wenselijke boodschap, niet per se van een innerlijke overtuiging. Dat de kleuren veel overeenkomst vertonen met de LGBT-regenboogkleuren maakt dat snel het misverstand ontstaat dat OneLove alleen voor LGBT-solidariteit staat. Vanwege de nauwe band met de LGBT-lobby lijkt het accent ook daarop te liggen, maar de campagne omvat de bestrijding van alle vormen van discriminatie.
Bij mij rijst de vraag wanneer van aanvoerders wordt verwacht de band om te doen. Naast de LGBT-dagen zijn er andere dagen die in het teken van de bestrijding van discriminatie en intolerantie staan. Ik noem bijvoorbeeld: 27 januari – herdenking van de holocaust slachtoffers; 15 maart – internationale dag ter bestrijding van islamofobie; 21 maart- internationale dag voor de uitbanning van rassendiscriminatie; 22 augustus – internationale dag ter herdenking van slachtoffers van geweld vanwege hun godsdienst of overtuiging. En dan zijn er nog andere solidariteitscampagnes, zoals Black Lives Matter. Selectieve aandacht voor een bepaald thema is niet bevorderlijk voor het draagvlak van de campagne.
Daarom zou het beter zijn de actie anders in te richten door de bredere boodschap uitdrukkelijker en voortdurend uit te dragen. Het gebeurt al dat spelers speldjes op hebben, zoals bij de Olympische spelen. Maar hier zou de actie eigenlijk moeten worden verplaatst naar de plek waar het probleem zich op grove wijze manifesteert, de tribune. In dat verband vraag ik me af of het niet mogelijk zou zijn om OneLove-polsbandjes te gebruiken als bewijs van toegang tot de wedstrijd en, net als bij festivals, de toeschouwers te vragen het bandje om te doen. Zo een actie heeft wellicht meer impact dan een aanvoerder op door de KNVB en clubs uitgekozen momenten op te zadelen met de functie van rolmodel voor sociaal wenselijk gedrag.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Jagernath Lachmon: “Hamke hinyá se nikár. Haal me hier weg.” – Stuart Rahan

Stuart Rahan
Als Jagernath Lachmon en Jopie Pengel mochten kiezen of er een standbeeld van hen moest komen, had Jopie Pengel als eerste zijn vinger opgestoken: “Ja, voor mij zeker een standbeeld.” Hij zou er zelfs op gestaan hebben en ook nog de plek hebben aangewezen: het Oranjeplein. Onafhankelijkheid van Suriname was voor de gewezen premier geen gedecideerde zaak dus had hij niet kunnen weten dat niet lang na zijn dood het Oranjeplein zou worden omgedoopt tot het Onafhankelijkheidsplein. Jopie Pengel stierf op 5 juni 1970.

Jagernath Lachmon (foto Ranjan Akloe)
Jagernath Lachmon zou in eerste instantie afwijzend hebben gereageerd. “Nee, liever niet maar nu jullie het toch vragen, doe maar. Ik kan jullie er echter niet toe verplichten.” Een voor hem gebruikelijke, bijna plichtmatige nederigheid. Voor de rest zou hij zich er niet mee bemoeien. Na zijn dood (19 oktober 2001) kreeg Jack van Oranje (een geuzenaam vanwege Lachmon’s onvoorwaardelijke liefde voor het Nederlandse Oranje koningshuis) ook zijn standbeeld. Helaas niet op zijn Oranjeplein maar op het Onafhankelijkheidsplein. Zo hartvochtig kan het leven ook zijn.
Jagernath Lachmon en Jopie Pengel waren twee eigenwijze politieke karakters van hun tijd. Zij spraken tot de verbeelding, een impact waar Suriname soms met genoegen op terugkijkt. Althans, het hangt ervan af door welke bril je deze mannen bekijkt. De standbeelden van deze twee grote Surinaamse zonen op het Onafhankelijkheidsplein hebben zo ook hun eigen karakteristieke trekken meegekregen. Hun beeltenis, gemaakt door de kunstenaars Stuart Robles de Medina (Jopie Pengel) en Erwin de Vries (Jagernath Lachmon), vertellen ons hoe hun scheppers hen zich verbeeldden. Beide opdrachtgevers kregen waar voor hun geld. Het Surinaamse volk betaalde via Lanti/NPS (1974) voor het standbeeld van Pengel terwijl voor Lachmon elke Surinaamse dollar die de VHP minder wilde besteden, ook een krampachtigere versie van zijn imago betekende.
Toen Erwin de Vries de opdracht kreeg van de VHP, de partij waar Lachmon tot aan zijn dood voorzitter van was, stond daar een bedrag tegenover. Wat de VHP wilde geven was bij lange na niet toereikend aan de grootheid die Lachmon voorstelde. Voor schepper Erwin de Vries was deze opdracht maar om het even. Zijn imago was ondergeschikt aan de Surinaamse dollar: Jagernath Lachmon werd het kind van de rekening door zijn eigen VHP. Niet dat de partij onvoldoende geld had. Het was hun krenterigheid die maakte dat hun partijleider en trekker van de verbroederingspolitiek nu in de schaduw van Jopie Pengel staat. “Je krijgt waar je voor betaalt.” Dat was het compromis.

(foto Eric Kastelein)
Bij de uitwerking echter, ontbreken ook nog typische karakteristieke trekken of voegden de kunstenaars iets toe. Jopie Pengel staat er bij als een goochelaar die elk moment met een stok een konijn uit zijn hoge hoed kan toveren. In zijn politieke loopbaan gedroeg hij zich vaak ook als zodanig. Jagernath Lachmon staat er in opgerolde mouwen terwijl hij altijd in witte overhemden met korte mouwen rondliep in het warme Suriname. Wezenlijk verschil voor een man die niet letterlijk met zijn handen in de modder ploeterde. Je ziet ook een opgehouden linkerhand, het typisch bedelende beeld waar hij altijd het Huis van Oranje om hulp vroeg. Wederom: je krijgt waar je voor betaalt. Dat getuigt van hoe de Surinaamse politiek kunst slash cultuur bejegent. En de VHP hoeft zich ook niet te schamen voor de elefantiasis-benen van hun grote leider. Die waren zijn eigendom en deel van zijn persoonlijkheid. Die benen zijn vakkundig door de kunstenaar weggewerkt als onderdeel van het compromis tussen de VHP en de kunstenaar.
Waarom moest Lachmon ook nog een plek krijgen op het Onafhankelijkheidsplein? Het antwoord is voor cultuur- en kunstbarbaren zonder ruimtelijk inzicht heel simpel: omdat Jopie Pengel er staat! Beide Surinamers hebben zich inderdaad samen ingezet voor verbroedering tussen de verschillende etniciteiten in Suriname, met name tussen de Afro- en Hindostaanse Surinamers. Had dan het standbeeld van Lachmon zodanig ontworpen dat hij hand in hand met Pengel als vaders van de natie de toekomst inwandelt. Niet dat hun verbroederingspolitiek hen niet kenmerkt. Kijken we echter naar hun politieke loopbanen dan is er één wezenlijk verschil: Lachmon bleef de bescheiden parlementariër, Pengel vrat zich vol met politieke functies.
Kijkend naar de twee beelden op zich dan valt Lachmon in het niet ten opzichte van de imposante Pengel. Groots, naar zijn tijdgeest. De iele Lachmon valt in het niet daartegenover. Doe Jagernath Lachmon dit niet aan, ook al is nederigheid zijn toonbeeld geweest. “Hamke hinyá se nikár, bháio.” Haal het beeld weg. Geef Lachmon de plek die de geschiedenis hem vanaf zijn intrede in de politiek reeds had toebedeeld: het terrein van De Nationale Assemblee. “Huwán ham ghare báti. Daar hoor ik thuis.” Ruimte genoeg om er voort te leven in de Surinaamse politieke geschiedenis. Zijn as mag er ook gestrooid worden.
Stuart Rahan: taknangami@live.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Het Suriname-gevoel – Kanta Adhin

Onlangs werd een lied van de Surinaamse zanger Ruben del Prado weer onder de aandacht gebracht. Het is een lied dat hij in 1986 schreef ten tijde van de binnenlandse oorlog in Suriname toen hij als arts werkzaam was op de artsenpost Dyumu en het onmetelijk lijden, verdriet en ellende van de binnenlandbewoners moest aanschouwen. In Wan kodo pisi u di mundu bezingt hij de schoonheid van Suriname en doet een oproep het land niet te verliezen door strijd. Nu, anno 2022, is dit lied opnieuw uitgebracht. Suriname bevindt zich in een moeilijke periode en hij doet een muzikale oproep tot eenheid (Starnieuws, 17 augustus 2022). De beelden die in de video worden vertoond roepen veel weemoedige gevoelens op. Voor mij een ander Suriname-gevoel dan wat je krijgt bij festivals als Kwaku en Milan.
Na vele jaren was ik afgelopen periode weer naar een Surinaams festival. Op Kwaku was er een boekenstand van uitgeverij Sampreshan, waar ik twee keer heb gestaan. Het was ontegenzeggelijk gezellig. Ik kwam oude bekenden tegen met wie herinneringen aan familie en kennissen werden opgehaald en ik heb ook nieuwe contacten kunnen leggen. Er was muziek. Maar het was vooral eten en nog eens eten. De gevulde bará’s, satés, nasi goreng, moksi alesi en talrijke lekkere Surinaamse koekjes en cakes werden in groten getale verkocht. Er stonden rijen mensen voor al het lekkers bij de ontelbare eetstands. Dat was wel anders bij de boekenstand. En het gebeurde weleens dat kinderen naar de boeken kwamen kijken, maar de ouders hen wegtrokken omdat ze zich naar een eetgelegenheid wilden begeven. Sommige kinderen persisteerden en kwamen terug waardoor vader of moeder zich gedwongen voelde het gewilde boek toch aan te schaffen. Om de prijs hoefden ze het niet te laten, want voor het eten betaalden ze vele malen meer dan voor een klein boekje.

Kwaku 2022
Er waren zeker ook mensen die geïnteresseerd waren in de boeken en deze ook kochten. Anderen zagen in de boeken een aanleiding om even gezellig bij te praten over Suriname, te vertellen hoe lang ze al in Nederland woonden en hoe lang ze niet naar Suriname waren gegaan en zich erg verheugden op een aankomende vakantie. Wat ze er allemaal gingen doen. Sommigen zouden het binnenland opzoeken, anderen zouden weer rustig ergens verblijven en zich vooral aan de lekkere sappige vruchten te goed doen. Sommigen zagen Suriname alleen maar als een goedkope bestemming voor eurohouders, waar dan ook nog lekker kan worden gegeten.
Het waren vaak leuke, ontspannende gesprekken, maar ik kon niet altijd heel gezellig meepraten omdat Suriname voor mij helemaal niet meer is wat het was. Niet meer het land waar ik mijn jeugd heb doorgebracht en waar ik na mijn studie in Nederland in 1978 weer naar toe ging om te werken en te helpen het land op te bouwen zodat het als een democratische rechtsstaat internationaal te boek zou staan. En met het ontwikkelingsbedrag dat Suriname had meegekregen, als een land waar tenminste in de basisbehoeften van eenieder zou kunnen worden voorzien. In die tijd kwam ik Ruben del Prado, een oude schoolgenoot, weer tegen. Hij studeerde toen nog medicijnen en trad ook op in hotel Torarica waar hij onder meer ballads van Billy Joel zong. De klanken van het lied Honesty galmden door de zaal… “Honesty is such a lonely word. Everyone is so untrue.” Veelzeggende woorden als we kijken naar hoe het Suriname is vergaan sedert de onafhankelijkheid met politici die het totaal niet meenden met het land en het zelfs in een militaire dictatuur hebben gestort met alle consequenties van dien waar het land nog steeds van te lijden heeft.
Het lied Wan kodo pisi di mundu, een ballad in de stijl van Billy Joel, is in het Saamaka, de taal van het gebied waar Ruben in 1986 in het binnenland werkte. Hij zingt: “Er is een prachtig land. Ze noemen het Suriname. Oh, wat een heerlijke plek is dit. Met haar hoofdstad. De boten op de rivieren. De stroomversnellingen. De bomen in het bos. Mooie vrouwen, knappe mannen en kinderen.” Melancholisch. Ik hoop dat hij met zijn oproep alle vrouwen, mannen en kinderen van nu ertoe kan bewegen zich ten volle in te zetten om te bewijzen dat honesty not such a lonely word is.
Foto’s: Kanta A. – Joshua Bolwerk • Kwaku – Sampreshan • Headerfoto Ruben del Prado tijdens de opname van ‘Da lobi fu wi kondre’ – Starnieuws.com
Beluister en bekijk: “Wan kodo pisi u di mundu” – © Ruben del Prado Dyuumu 1986, Paramaribo 2022
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
2023: bijzonder herdenkingsjaar – Kanta Adhin

Kanta Adhin
De maand juli staat weer volop in het teken van de afschaffing van de slavernij. Op 1 juli was het 159 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen door Nederland werd afgeschaft. En 5 juni was het 149 jaar geleden dat de eerste contractarbeiders uit toenmalig Brits-Indië voet aan wal zette in Paramaribo op basis van een verdrag tussen Nederland en Engeland. Op beide fronten vinden dit jaar diverse activiteiten plaats als opmaat naar 2023 waarin de 160ste respectievelijk 150ste viering en herdenking zullen plaatsvinden.
Het is een feit dat in Nederland veel meer aandacht uitgaat naar het slavernijverleden dan naar de periode van de Hindostaanse contractarbeid. En helemaal tegen het zere been van menig Hindostaanse organisatie is dat van Afro-Surinaamse zijde nu ook wordt gemikt op een 150ste gedenkjaar met exclusieve aandacht voor het slavernijverleden. De tien jaren waarin de vrijgekomen slaven – onder staatstoezicht met beduidend minder dwang en op een kortlopend contract – op de plantages moesten blijven werken, wordt sinds kort ook tot de slavernijperiode gerekend. In 2013 was dit geen issue, want toen is uitgebreid stilgestaan bij 150 jaar afschaffing. Als gevolg van de Black Lives Matter demonstraties een paar jaar geleden zag men echter een duidelijk perspectief om toe te werken naar nationale excuses voor het slavernijverleden en herstelbetalingen in 2023, waarvoor een 150ste gedenkjaar blijkbaar aansprekender klinkt dan een 160ste. Nu lijkt het om een competitie te gaan. Dat is jammer, het gaat in beide gevallen om een stuk Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis.
Een competitieve benadering heeft naar mijn mening niet veel zin en zeker niet als het gaat om het aangedane leed. We hoeven niet te doen alsof de periode van de contractarbeid en het leven van de Hindostanen in Suriname daarna een en al een jubelverhaal is. De contractarbeiders werden ook uitgebuit, maar er is wel degelijk een groot verschil. Slavernij was een eeuwenlang systeem van ontmenselijking, de contractarbeid was dat niet. Ook internationaal is er veel aandacht voor het slavernijverleden en de hedendaagse doorwerking, met name zwart racisme. Sedert de Anti-Racisme Top van de Verenigde Naties in 2001 in Durban, Zuid-Afrika, zijn er internationale organen die zich speciaal bezighouden met personen van Afrikaanse afkomst (People of African Descent). De VN riep 2011 uit tot International Year for People of African Descent en in 2013 werd besloten om de periode 1 januari 2015 – 31 december 2024 uit te roepen tot de International Decade for People of African Descent: recognition, justice and development (erkenning, gerechtigheid en ontwikkeling).
De landen waar deze personen woonachtig zijn worden opgeroepen tot tal van maatregelen om de doelstellingen van erkenning, gerechtigheid en ontwikkeling voor personen van Afrikaanse komaf te realiseren, waaronder erkenning van het aangedane leed en passende genoegdoening. De in 2020 door de regering ingestelde Advies Dialooggroep Slavernijverleden heeft vorig jaar aanbevelingen in dit verband gedaan. Nu zijn er Afro-Surinamers die al allerlei eurotekens in hun ogen zien en op sociale media tekeer gaan tegen Surinaamse Hindostanen die het leed van de contractarbeiders durven te vergelijken met dat van de Afrikaanse slaven. Ze zien beelden van Hindostanen die azen op het baar geld dat zij in handen denken te zullen krijgen. Al met al een zielige bedoening.
Hindostanen hebben niet een dergelijk (internationaal) kader waarbinnen zij aandacht voor hun zaak kunnen afdwingen. We kennen wel de term Persons of Indian Origin (PIO) maar dat is in een heel ander verband. Het gaat hier om een door de regering van India geïntroduceerde categorie personen in de Indiase diaspora die voor een aantal privileges in aanmerking kunnen komen. De vraag is of PIO’s die nakomelingen zijn van contractarbeiders de behoefte hebben aan een enorme internationale lobby om hun slachtofferschap aan te kaarten en de nakomelingen van de voormalige kolonisatoren te confronteren met schande en schuld. Ik vermoed dat een dergelijk initiatief hier niet in erg vruchtbare aarde zal vallen, te meer daar Hindostanen zich graag profileren als een veerkrachtige groep die zich op eigen kracht heeft ontwikkeld, destijds in Suriname ook ondanks discriminatie door de gevestigde Creoolse bevolkingsgroep.
Om de nodige aandacht te genereren lijkt het mij niet nodig slachtofferschap uit te dragen, maar te wijzen op hét thema van de laatste tijd, diversiteit en inclusie. De neiging om het Nederlands-Surinaams koloniale verleden gelijk te stellen aan het slavernijverleden moet dan ook een halt worden toegeroepen. Daarmee wordt immers geen recht gedaan aan andere Surinaamse bevolkingsgroepen, terwijl het ook voor hun waardigheid van belang is hun geschiedenis een plaats te geven in het collectieve geheugen. Behalve een focus in 2023 op de Hindostaanse contractarbeid als gevolg van de afschaffing van de slavernij, moet ook worden bedacht dat het dan 170 jaar geleden is dat de eerste Chinese contractarbeiders in Suriname aankwamen ter voorbereiding op de afschaffing van de slavernij. Het gaat dan ook niet om competitie, maar om een integrale en inclusieve benadering van de Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis waarbij 2023 bij uitstek het moment is daar een goede grondslag voor te leggen. Het heeft immers niet zoveel zin te reflecteren op de koloniale geschiedenis om die vervolgens weer vanuit een ander eenzijdig perspectief te bekijken.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
Ik Suriname – Kanta Adhin

Kanta Adhin
Ik las recent over de foto expositie in Amsterdam Ik Azië die tot 30 juni loopt in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. De expositie is een initiatief van vier fotografen met een Aziatische achtergrond, die met dit initiatief beogen stereotypen over Aziaten te bestrijden. Stereotypen die zij tegenkomen, zijn onder andere: “Aziaten zijn allemaal Chinezen” of “allemaal spleetogen”. Dergelijke beelden geven inderdaad blijk van een zeer beperkte, zo niet bagatelliserende, kijk op het Aziatische continent. Met hun tentoonstelling willen de fotografen daarom de grote diversiteit van Azië laten zien. Ik heb de tentoonstelling nog niet bezocht, maar het viel me in de berichtgeving op dat een van de fotografen het er over had dat Azië gigantisch is en het dus niet terecht is dat men bij Aziaten vooral denkt aan Chinezen, Japanners en Koreanen. Men moet toch echt ook denken aan Afghanen, Iraniërs of Turken. Ik vond het opmerkelijk dat mensen van, in mijn beleving, voor de hand liggende landen als India en Indonesië niet werden genoemd. Ik ben dan ook benieuwd naar de expositie en de diversiteit die daar wordt tentoongesteld.
Ik heb mij behoorlijk geërgerd aan de woke-trend om vanwege de coronapandemie niet over Chinezen te spreken maar over Aziaten. Personen van Chinese komaf klaagden namelijk dat zij erg veel met discriminatie en pesterijen te maken hadden omdat China als boosdoener van de pandemie werd gezien. In praatprogramma’s op de tv merkte ik toen een geforceerdheid om woorden als Chinees, Chinese afkomst te vermijden en het te hebben over Aziaat, Aziatische afkomst. Dit, om te voorkomen dat men van discriminatie of kwetsend woordgebruik zou kunnen worden beticht. Als je het over spleetoog of babi pangang hebt om een Chinees aan te duiden, moet je beseffen dat dát echt niet kan. Maar het land waar iemand vandaan komt niet meer durven noemen, is ronduit belachelijk! Moeten we nu ook oppassen om iemands Russische afkomst te vermelden uit vrees dat die zich gekwetst voelt vanwege het oorlogsgeweld van Rusland tegen Oekraïne? Het doet mij in ieder geval goed dat de initiatiefnemers van de expositie er niet op zitten te wachten onder een grote verzamelnaam te worden gevat of dit nu vanuit beperkte kennis, bekrompenheid of misplaatste empathie voortkomt.
Ook ten aanzien van Afrika heb ik mensen vaker horen zeggen: “Ik ben in Afrika geweest” of “Ik heb een aantal jaren in Afrika gewoond.” Vanuit mijn reflex denk ik dan dat ze het continent hebben bereisd, maar als ik doorvraag blijkt dat ze met vakantie in Kenia zijn geweest of een paar jaar als familielid van een expat in Nigeria hebben doorgebracht. Het is natuurlijk niet onjuist wat ze zeggen, maar bij mij roept het wel een bepaald beeld op. Een beeld van onverschilligheid, van gebrek aan enige betrokkenheid bij het land waar je bent geweest of hebt gewoond. Ze zouden, bijvoorbeeld, niet zeggen “Ik ben in Zuid-Europa geweest” als ze van vakantie in Spanje of Italië terug zijn.
Ik moet bekennen dat ik zelf wel eens zeg dat ik oorspronkelijk uit Zuid-Amerika kom. Dat is dan tijdens internationale bijeenkomsten waar ik Nederland vertegenwoordig en mensen mij vragen waar ik ‘echt’ vandaan kom. Omdat ik weet of vermoed dat Suriname hun niets zal zeggen, begin ik het in te leiden door eerst Zuid-Amerika te noemen en dan Suriname, een land ten noorden van Brazilië. Ooh! Er begint iets bij hen te dagen, in ieder geval de geografische ligging. Echter, voor hen is dan nog onduidelijk waarom ik er “Indiaas” uitzie. Dus komt daarna de uitleg over de koloniale geschiedenis, over de contractarbeiders die na afschaffing van de slavernij vanuit toenmalig Brits-Indië naar Suriname zijn overgebracht. Een behoorlijke klus zo in de koffiepauze tijdens een conferentie. Een Hindostaanse kennis zei een keer tegen mij waarom ik mij er niet makkelijk van afmaak en gewoon zeg: India. Klaar!
Nou, dat is bij mij tegen het zere been. In Nederland bestaat nog steeds een hardnekkig beeld dat Surinamers alleen Afro-Surinamers zijn. Als we dat beeld willen bestrijden en de diversiteit van Suriname voor het voetlicht willen brengen, moeten we vooral niet vervallen in dergelijke gemakzucht. Het zou mooi zijn als Nederlanders van Surinaamse komaf de handen ineen slaan om gezamenlijk een juist beeld van Suriname neer te zetten.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS