Het Suriname-gevoel – Kanta Adhin
Onlangs werd een lied van de Surinaamse zanger Ruben del Prado weer onder de aandacht gebracht. Het is een lied dat hij in 1986 schreef ten tijde van de binnenlandse oorlog in Suriname toen hij als arts werkzaam was op de artsenpost Dyumu en het onmetelijk lijden, verdriet en ellende van de binnenlandbewoners moest aanschouwen. In Wan kodo pisi u di mundu bezingt hij de schoonheid van Suriname en doet een oproep het land niet te verliezen door strijd. Nu, anno 2022, is dit lied opnieuw uitgebracht. Suriname bevindt zich in een moeilijke periode en hij doet een muzikale oproep tot eenheid (Starnieuws, 17 augustus 2022). De beelden die in de video worden vertoond roepen veel weemoedige gevoelens op. Voor mij een ander Suriname-gevoel dan wat je krijgt bij festivals als Kwaku en Milan.
Na vele jaren was ik afgelopen periode weer naar een Surinaams festival. Op Kwaku was er een boekenstand van uitgeverij Sampreshan, waar ik twee keer heb gestaan. Het was ontegenzeggelijk gezellig. Ik kwam oude bekenden tegen met wie herinneringen aan familie en kennissen werden opgehaald en ik heb ook nieuwe contacten kunnen leggen. Er was muziek. Maar het was vooral eten en nog eens eten. De gevulde bará’s, satés, nasi goreng, moksi alesi en talrijke lekkere Surinaamse koekjes en cakes werden in groten getale verkocht. Er stonden rijen mensen voor al het lekkers bij de ontelbare eetstands. Dat was wel anders bij de boekenstand. En het gebeurde weleens dat kinderen naar de boeken kwamen kijken, maar de ouders hen wegtrokken omdat ze zich naar een eetgelegenheid wilden begeven. Sommige kinderen persisteerden en kwamen terug waardoor vader of moeder zich gedwongen voelde het gewilde boek toch aan te schaffen. Om de prijs hoefden ze het niet te laten, want voor het eten betaalden ze vele malen meer dan voor een klein boekje.
Er waren zeker ook mensen die geïnteresseerd waren in de boeken en deze ook kochten. Anderen zagen in de boeken een aanleiding om even gezellig bij te praten over Suriname, te vertellen hoe lang ze al in Nederland woonden en hoe lang ze niet naar Suriname waren gegaan en zich erg verheugden op een aankomende vakantie. Wat ze er allemaal gingen doen. Sommigen zouden het binnenland opzoeken, anderen zouden weer rustig ergens verblijven en zich vooral aan de lekkere sappige vruchten te goed doen. Sommigen zagen Suriname alleen maar als een goedkope bestemming voor eurohouders, waar dan ook nog lekker kan worden gegeten.
Het waren vaak leuke, ontspannende gesprekken, maar ik kon niet altijd heel gezellig meepraten omdat Suriname voor mij helemaal niet meer is wat het was. Niet meer het land waar ik mijn jeugd heb doorgebracht en waar ik na mijn studie in Nederland in 1978 weer naar toe ging om te werken en te helpen het land op te bouwen zodat het als een democratische rechtsstaat internationaal te boek zou staan. En met het ontwikkelingsbedrag dat Suriname had meegekregen, als een land waar tenminste in de basisbehoeften van eenieder zou kunnen worden voorzien. In die tijd kwam ik Ruben del Prado, een oude schoolgenoot, weer tegen. Hij studeerde toen nog medicijnen en trad ook op in hotel Torarica waar hij onder meer ballads van Billy Joel zong. De klanken van het lied Honesty galmden door de zaal… “Honesty is such a lonely word. Everyone is so untrue.” Veelzeggende woorden als we kijken naar hoe het Suriname is vergaan sedert de onafhankelijkheid met politici die het totaal niet meenden met het land en het zelfs in een militaire dictatuur hebben gestort met alle consequenties van dien waar het land nog steeds van te lijden heeft.
Het lied Wan kodo pisi di mundu, een ballad in de stijl van Billy Joel, is in het Saamaka, de taal van het gebied waar Ruben in 1986 in het binnenland werkte. Hij zingt: “Er is een prachtig land. Ze noemen het Suriname. Oh, wat een heerlijke plek is dit. Met haar hoofdstad. De boten op de rivieren. De stroomversnellingen. De bomen in het bos. Mooie vrouwen, knappe mannen en kinderen.” Melancholisch. Ik hoop dat hij met zijn oproep alle vrouwen, mannen en kinderen van nu ertoe kan bewegen zich ten volle in te zetten om te bewijzen dat honesty not such a lonely word is.
Foto’s: Kanta A. – Joshua Bolwerk • Kwaku – Sampreshan • Headerfoto Ruben del Prado tijdens de opname van ‘Da lobi fu wi kondre’ – Starnieuws.com
Beluister en bekijk: “Wan kodo pisi u di mundu” – © Ruben del Prado Dyuumu 1986, Paramaribo 2022
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
2023: bijzonder herdenkingsjaar – Kanta Adhin
De maand juli staat weer volop in het teken van de afschaffing van de slavernij. Op 1 juli was het 159 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen door Nederland werd afgeschaft. En 5 juni was het 149 jaar geleden dat de eerste contractarbeiders uit toenmalig Brits-Indië voet aan wal zette in Paramaribo op basis van een verdrag tussen Nederland en Engeland. Op beide fronten vinden dit jaar diverse activiteiten plaats als opmaat naar 2023 waarin de 160ste respectievelijk 150ste viering en herdenking zullen plaatsvinden.
Het is een feit dat in Nederland veel meer aandacht uitgaat naar het slavernijverleden dan naar de periode van de Hindostaanse contractarbeid. En helemaal tegen het zere been van menig Hindostaanse organisatie is dat van Afro-Surinaamse zijde nu ook wordt gemikt op een 150ste gedenkjaar met exclusieve aandacht voor het slavernijverleden. De tien jaren waarin de vrijgekomen slaven – onder staatstoezicht met beduidend minder dwang en op een kortlopend contract – op de plantages moesten blijven werken, wordt sinds kort ook tot de slavernijperiode gerekend. In 2013 was dit geen issue, want toen is uitgebreid stilgestaan bij 150 jaar afschaffing. Als gevolg van de Black Lives Matter demonstraties een paar jaar geleden zag men echter een duidelijk perspectief om toe te werken naar nationale excuses voor het slavernijverleden en herstelbetalingen in 2023, waarvoor een 150ste gedenkjaar blijkbaar aansprekender klinkt dan een 160ste. Nu lijkt het om een competitie te gaan. Dat is jammer, het gaat in beide gevallen om een stuk Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis.
Een competitieve benadering heeft naar mijn mening niet veel zin en zeker niet als het gaat om het aangedane leed. We hoeven niet te doen alsof de periode van de contractarbeid en het leven van de Hindostanen in Suriname daarna een en al een jubelverhaal is. De contractarbeiders werden ook uitgebuit, maar er is wel degelijk een groot verschil. Slavernij was een eeuwenlang systeem van ontmenselijking, de contractarbeid was dat niet. Ook internationaal is er veel aandacht voor het slavernijverleden en de hedendaagse doorwerking, met name zwart racisme. Sedert de Anti-Racisme Top van de Verenigde Naties in 2001 in Durban, Zuid-Afrika, zijn er internationale organen die zich speciaal bezighouden met personen van Afrikaanse afkomst (People of African Descent). De VN riep 2011 uit tot International Year for People of African Descent en in 2013 werd besloten om de periode 1 januari 2015 – 31 december 2024 uit te roepen tot de International Decade for People of African Descent: recognition, justice and development (erkenning, gerechtigheid en ontwikkeling).
De landen waar deze personen woonachtig zijn worden opgeroepen tot tal van maatregelen om de doelstellingen van erkenning, gerechtigheid en ontwikkeling voor personen van Afrikaanse komaf te realiseren, waaronder erkenning van het aangedane leed en passende genoegdoening. De in 2020 door de regering ingestelde Advies Dialooggroep Slavernijverleden heeft vorig jaar aanbevelingen in dit verband gedaan. Nu zijn er Afro-Surinamers die al allerlei eurotekens in hun ogen zien en op sociale media tekeer gaan tegen Surinaamse Hindostanen die het leed van de contractarbeiders durven te vergelijken met dat van de Afrikaanse slaven. Ze zien beelden van Hindostanen die azen op het baar geld dat zij in handen denken te zullen krijgen. Al met al een zielige bedoening.
Hindostanen hebben niet een dergelijk (internationaal) kader waarbinnen zij aandacht voor hun zaak kunnen afdwingen. We kennen wel de term Persons of Indian Origin (PIO) maar dat is in een heel ander verband. Het gaat hier om een door de regering van India geïntroduceerde categorie personen in de Indiase diaspora die voor een aantal privileges in aanmerking kunnen komen. De vraag is of PIO’s die nakomelingen zijn van contractarbeiders de behoefte hebben aan een enorme internationale lobby om hun slachtofferschap aan te kaarten en de nakomelingen van de voormalige kolonisatoren te confronteren met schande en schuld. Ik vermoed dat een dergelijk initiatief hier niet in erg vruchtbare aarde zal vallen, te meer daar Hindostanen zich graag profileren als een veerkrachtige groep die zich op eigen kracht heeft ontwikkeld, destijds in Suriname ook ondanks discriminatie door de gevestigde Creoolse bevolkingsgroep.
Om de nodige aandacht te genereren lijkt het mij niet nodig slachtofferschap uit te dragen, maar te wijzen op hét thema van de laatste tijd, diversiteit en inclusie. De neiging om het Nederlands-Surinaams koloniale verleden gelijk te stellen aan het slavernijverleden moet dan ook een halt worden toegeroepen. Daarmee wordt immers geen recht gedaan aan andere Surinaamse bevolkingsgroepen, terwijl het ook voor hun waardigheid van belang is hun geschiedenis een plaats te geven in het collectieve geheugen. Behalve een focus in 2023 op de Hindostaanse contractarbeid als gevolg van de afschaffing van de slavernij, moet ook worden bedacht dat het dan 170 jaar geleden is dat de eerste Chinese contractarbeiders in Suriname aankwamen ter voorbereiding op de afschaffing van de slavernij. Het gaat dan ook niet om competitie, maar om een integrale en inclusieve benadering van de Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis waarbij 2023 bij uitstek het moment is daar een goede grondslag voor te leggen. Het heeft immers niet zoveel zin te reflecteren op de koloniale geschiedenis om die vervolgens weer vanuit een ander eenzijdig perspectief te bekijken.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
Ik Suriname – Kanta Adhin
Ik las recent over de foto expositie in Amsterdam Ik Azië die tot 30 juni loopt in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. De expositie is een initiatief van vier fotografen met een Aziatische achtergrond, die met dit initiatief beogen stereotypen over Aziaten te bestrijden. Stereotypen die zij tegenkomen, zijn onder andere: “Aziaten zijn allemaal Chinezen” of “allemaal spleetogen”. Dergelijke beelden geven inderdaad blijk van een zeer beperkte, zo niet bagatelliserende, kijk op het Aziatische continent. Met hun tentoonstelling willen de fotografen daarom de grote diversiteit van Azië laten zien. Ik heb de tentoonstelling nog niet bezocht, maar het viel me in de berichtgeving op dat een van de fotografen het er over had dat Azië gigantisch is en het dus niet terecht is dat men bij Aziaten vooral denkt aan Chinezen, Japanners en Koreanen. Men moet toch echt ook denken aan Afghanen, Iraniërs of Turken. Ik vond het opmerkelijk dat mensen van, in mijn beleving, voor de hand liggende landen als India en Indonesië niet werden genoemd. Ik ben dan ook benieuwd naar de expositie en de diversiteit die daar wordt tentoongesteld.
Ik heb mij behoorlijk geërgerd aan de woke-trend om vanwege de coronapandemie niet over Chinezen te spreken maar over Aziaten. Personen van Chinese komaf klaagden namelijk dat zij erg veel met discriminatie en pesterijen te maken hadden omdat China als boosdoener van de pandemie werd gezien. In praatprogramma’s op de tv merkte ik toen een geforceerdheid om woorden als Chinees, Chinese afkomst te vermijden en het te hebben over Aziaat, Aziatische afkomst. Dit, om te voorkomen dat men van discriminatie of kwetsend woordgebruik zou kunnen worden beticht. Als je het over spleetoog of babi pangang hebt om een Chinees aan te duiden, moet je beseffen dat dát echt niet kan. Maar het land waar iemand vandaan komt niet meer durven noemen, is ronduit belachelijk! Moeten we nu ook oppassen om iemands Russische afkomst te vermelden uit vrees dat die zich gekwetst voelt vanwege het oorlogsgeweld van Rusland tegen Oekraïne? Het doet mij in ieder geval goed dat de initiatiefnemers van de expositie er niet op zitten te wachten onder een grote verzamelnaam te worden gevat of dit nu vanuit beperkte kennis, bekrompenheid of misplaatste empathie voortkomt.
Ook ten aanzien van Afrika heb ik mensen vaker horen zeggen: “Ik ben in Afrika geweest” of “Ik heb een aantal jaren in Afrika gewoond.” Vanuit mijn reflex denk ik dan dat ze het continent hebben bereisd, maar als ik doorvraag blijkt dat ze met vakantie in Kenia zijn geweest of een paar jaar als familielid van een expat in Nigeria hebben doorgebracht. Het is natuurlijk niet onjuist wat ze zeggen, maar bij mij roept het wel een bepaald beeld op. Een beeld van onverschilligheid, van gebrek aan enige betrokkenheid bij het land waar je bent geweest of hebt gewoond. Ze zouden, bijvoorbeeld, niet zeggen “Ik ben in Zuid-Europa geweest” als ze van vakantie in Spanje of Italië terug zijn.
Ik moet bekennen dat ik zelf wel eens zeg dat ik oorspronkelijk uit Zuid-Amerika kom. Dat is dan tijdens internationale bijeenkomsten waar ik Nederland vertegenwoordig en mensen mij vragen waar ik ‘echt’ vandaan kom. Omdat ik weet of vermoed dat Suriname hun niets zal zeggen, begin ik het in te leiden door eerst Zuid-Amerika te noemen en dan Suriname, een land ten noorden van Brazilië. Ooh! Er begint iets bij hen te dagen, in ieder geval de geografische ligging. Echter, voor hen is dan nog onduidelijk waarom ik er “Indiaas” uitzie. Dus komt daarna de uitleg over de koloniale geschiedenis, over de contractarbeiders die na afschaffing van de slavernij vanuit toenmalig Brits-Indië naar Suriname zijn overgebracht. Een behoorlijke klus zo in de koffiepauze tijdens een conferentie. Een Hindostaanse kennis zei een keer tegen mij waarom ik mij er niet makkelijk van afmaak en gewoon zeg: India. Klaar!
Nou, dat is bij mij tegen het zere been. In Nederland bestaat nog steeds een hardnekkig beeld dat Surinamers alleen Afro-Surinamers zijn. Als we dat beeld willen bestrijden en de diversiteit van Suriname voor het voetlicht willen brengen, moeten we vooral niet vervallen in dergelijke gemakzucht. Het zou mooi zijn als Nederlanders van Surinaamse komaf de handen ineen slaan om gezamenlijk een juist beeld van Suriname neer te zetten.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
Het Modi-effect en hindoe-moslimrelaties in Nederland – Kanta Adhin
In de Volkskrant van 9 april 2022 verscheen een opinieartikel over de Indiase film The Kashmir Files. Deze film handelt over het lot van de hindoegemeenschap (Pandits) na de bestorming van de Kashmir-vallei in 1989-1990 door islamitische militanten. De auteurs van het stuk, allen verbonden aan de in Nederland gevestigde stichting The London Story, wijzen op de vele haatdragende en nationalistische incidenten in India naar aanleiding van de film die door de regering van premier Narendra Modi wordt geprezen en de nationalistische politieke ideologie (Hindutva) van deze regering in de kaart speelt. Zij menen dat vertoning van de film in andere landen nationalistische en islamofobe sentimenten binnen de hindoediaspora zou kunnen aanwakkeren en uiteindelijk tot spanningen leiden. Hun bezorgdheid vloeit voort uit de constatering dat het hindoenationalisme ook binnen de Indiase diaspora’s springlevend is. Ook hier in Nederland waar volgens hen de laatste tien jaar een groeiende invloed van de Indiase nationalistische regering waarneembaar is. De voorzitter van de Hindoeraad heeft verontwaardigd gereageerd, want waar is de onderbouwing van de auteurs voor deze bewering? (zie reactie in de Volkskrant van 15 april 2022).
Ik deel de mening van de Hindoeraad dat een bewering over groeiende invloed in Nederland van de nationalistische Indiase regering onder leiding van premier Modi nadere toelichting behoeft. Wat wordt precies met invloed bedoeld? Is er sprake van een actieve beïnvloeding door de Indiase regering door middel van financiering van organisaties in Nederland? Door actieve verspreiding van het Hindutva gedachtegoed tijdens bijeenkomsten of door andere bemoeienis met de hindoegemeenschap? Met andere woorden, is er sprake van “de lange arm van Modi”? Als dat zo is, moeten concrete voorbeelden kunnen worden genoemd.
Of bedoelen de auteurs van The London Story dat er sprake is van een groeiende populariteit van Modi onder hindoes in Nederland? Daar kan ik mij wat bij voorstellen omdat ik vaker mensen tegenkom die met bewondering over hem praten. Dan gaat het vooral om wat hij doet voor de ontwikkeling van het land en in het bijzonder voor de arme bevolking, zoals zijn programma Digital India, met als doel onder meer snelle internettoegang ook in plattelandsgebieden en digitale geletterdheid te bevorderen en daarnaast de productie van elektronische goederen in het land te stimuleren. Of zijn Ujjwala-scheme om gratis LPG-aansluitingen te verstrekken aan huishoudens op het platteland. Er zijn zeker ook mensen die daarnaast de nationalistische politiek ten gunste van hindoes toejuichen, want hoe kan het zijn dat in een land waar hindoes in de meerderheid zijn de moslims zo een bevoorrechte positie innemen? Wetgeving om daar een eind aan te maken, zien zulke Modi-fans dan ook niet als een groot probleem. In Nederland is er toch ook geen wetgeving die minderheden een bevoorrechte positie toekent? Ook de buitenlandse optredens van Modi en zijn contacten met grootmachten zetten India op de kaart. Deze bewonderaars vinden dat de daadkrachtige Modi ervoor zorgt dat hindoes ertoe doen, zich niet laten marginaliseren en niet in onzichtbaarheid gehuld blijven. Dit is een opsteker voor hun hindoe-identiteit.
Het is echter de vraag of deze bewonderaars – of een deel daarvan – zich door Modi laten verleiden tot intense haat en geweld tegen moslims en daarmee Indiase toestanden in Nederland introduceren. De voorzitter van de Hindoeraad spreekt dit ferm tegen. De hindoegemeenschap in Nederland laat zich niet verleiden tot islamofobie! Voorts onderstreept zij de goede contacten met het Contactorgaan Moslims en Overheid waarbij nadrukkelijk is aangegeven “dat wij, Nederlandse moslims en hindoes, ons niet uit elkaar laten drijven. De auteurs van het opiniestuk op de site van de Volkskrant hebben de goede relaties tussen moslims en hindoes in Nederland zwaar onderschat!” Ik kan me voorstellen dat er op organisatieniveau geen sprake is van haatzaaiing en het aanwakkeren van spanningen, maar hoe is het gesteld met individuen? Wat doen zij en hoe ontvankelijk zijn zij voor het nationalistische gedachtegoed waar zij al veel over kunnen lezen, ook op sociale media? Nederlandse hindoes kijken ook veel naar Indiase televisiezenders.
In het algemeen lijkt het erop dat men wel het onderscheid kan maken tussen wat er in India speelt en het multiculturele leven hier in Nederland. Dit geldt wellicht ook voor andere Europese landen. De auteurs schrijven ook dat er nog geen escalaties zijn opgetreden na vertoning van The Kashmir files in Europese bioscopen. Het is natuurlijk altijd verstandig alert te blijven op signalen van radicalisering want je kunt geen enkele groep daarvan uitsluiten. Echter, van de auteurs van het opiniestuk mag wel worden verwacht dat zij hun uitspraken met feiten staven. Dan kan ook de lezer beoordelen of vertoning van een film als The Kashmir files reden tot bezorgdheid is.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
The Modi effect and Hindu-Muslim relations in the Netherlands – Kanta Adhin
On 9 April 2022, the national newspaper Volkskrant published an opinion article about the Indian film The Kashmir Files. This film deals with the fate of the Hindu community (Pandits) after the storming of the Kashmir valley in 1989-1990 by Islamic militants. The authors of the piece, all affiliated with the Netherlands-based foundation The London Story, point to the many hate and nationalist incidents in India as a result of the film, which has been praised by Prime Minister Narendra Modi’s government and plays into the hands of its nationalist political ideology (Hindutva). They feel that screening the film in other countries could stir up nationalist and Islamophobic sentiments within the Hindu diaspora and ultimately lead to tensions. Their concern stems from the observation that Hindu nationalism is alive and well even within the Indian diasporas. Also here in the Netherlands where, according to them, a growing influence of the Indian nationalist government can be observed in the last ten years. The chairman of the Hindu Council (the government interlocutor for Hindus in the Netherlands) reacted indignantly, because the authors do not substantiate this claim. (See reaction in theVolkskrant of 15 April 2022).
I share the opinion of the Hindu Council that a claim about growing influence in the Netherlands of the nationalist Indian government led by Prime Minister Modi needs further explanation. What exactly is meant by influence? Is there active influence by the Indian government through funding of organisations in the Netherlands? By actively spreading the Hindutva ideology during meetings or by other interference with the Hindu community? In other words, are the authors talking about ’the long arm of Modi’? If so, they should be able to come up with concrete examples.
Or do the authors mean that there is a growing popularity of Modi among Hindus in the Netherlands? I can imagine this, because I often meet people who talk about him with admiration. Their admiration is often about his efforts to develop the country and, in particular, to improve the conditions of the poor population, such as his Digital India programme, which aims to promote, among other things, rapid Internet access in rural areas and digital literacy and to stimulate the production of electronic goods in the country. Or his Ujjwala scheme to provide free LPG connections to rural households. There are certainly also those who applaud nationalist policies in favour of Hindus, for how can it be that in a country where Hindus are in the majority, Muslims have a privileged position? Legislation to put an end to this, therefore, is not seen by such Modi fans as a major problem. After all, there is no legislation in the Netherlands that favours minorities, is there? Modi’s foreign policy and his contacts with superpowers also put India on the map. These admirers believe that the energetic Modi ensures that Hindus matter, that they are not marginalised and do not remain shrouded in invisibility. This is a boost to their Hindu identity.
The question is, however, whether these admirers – or some of them – will let themselves be seduced into intense hatred and violence against Muslims and thus introduce Indian scenes in the Netherlands. The chairman of the Hindu Council firmly refutes this. The Hindu community in the Netherlands will not allow itself to be seduced into Islamophobia! Furthermore she emphasises the good contacts with the Muslim government interlocutor (Contactorgaan Moslims en Overheid) and together they state “that we, Dutch Muslims and Hindus, will not let ourselves be driven apart. The authors of the opinion piece in the Volkskrant have seriously underestimated the good relations between Muslims and Hindus in the Netherlands!” I can imagine that on an organisational level there is no hate speech and stirring up tensions, but what about individuals. What do they do and how receptive are they to the nationalist thinking they can read a lot about, also on social media. Dutch Hindus also watch a lot of Indian television channels.
In general, it seems that people can make the distinction between what is going on in India and the multicultural life here in the Netherlands. This may also apply to other European countries. The authors themselves write that no escalations have yet occurred following the screening of The Kashmir Files in European cinemas. Of course it is always wise to stay alert to signs of radicalisation, because you cannot exclude any group from it. However, the authors of the opinion piece can be expected to back up their statements with facts. Then the reader, too, can judge whether the screening of a film like The Kashmir File is a cause for concern.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
Gemeenteraadsverkiezingen – Kanta Adhin
Vorige week waren de gemeenteraadsverkiezingen waarbij ook veel personen met een Surinaamse achtergrond meedongen naar een plaats in de raad van hun gemeente. Na de eerste telling van de uitgebrachte stemmen en voorlopige uitslagen per partij, is het altijd nog wachten op het tellen van de voorkeursstemmen die kandidaten hebben gekregen. Op die wijze kan iemand die niet op een verkiesbare plek stond altijd nog binnenkomen. Nu is ook dat proces afgerond. Vanuit deze plek feliciteer ik allen die zijn gekozen en, in het bijzonder, degenen met wie wij via Hindorama nader kennis hebben kunnen maken: Kavita Parbhudayal (Den Haag), Lenne Baboeram (Den Haag), Geeta Bholanath (Pijnacker-Nootdorp), Kavita Hira (Pijnacker-Nootdorp) en Natasha Mohamed-Hoesein (Rotterdam). Dat er in een relatief kleine gemeente als Pijnacker-Nootdorp twee vrouwen van Surinaams-Hindostaanse komaf als nieuweling zijn gekozen, is een resultaat om extra trots op te zijn.
Aan degenen die het niet hebben gehaald wordt alle succes toegewenst met het voortzetten van hun idealen en inzet voor de publieke zaak. Het is immers niet zo dat als je niet wordt gekozen dat ook betekent dat je uitgerangeerd bent. Je merkt soms wel dat er kandidaten zijn die alleen maar meedoen voor eigen roem en glorie. Voor die is het dan extra zuur als zij niet worden gekozen. Want wat blijft er van de roem en glorie over als ze ook niet via voorkeursstemmen vanuit hun achterban zijn binnengekomen? Er zijn ook kandidaten die zo in hun idealen opgaan dat zij misschien wat naïef zijn over de haalbaarheid in de politiek-maatschappelijke context waarin moet worden geopereerd. Dan is het een proces van vallen en opstaan dat moed en volharding vraagt. Ik moet zeggen dat ik aangenaam verrast was door de motivatie van de verschillende kandidaten die we op Hindorama beter hebben leren kennen. Er waren er zelfs bij die een eigen partij hebben gestart. Het is echter niet makkelijk om dan voldoende stemmen binnen te halen. Sowieso was de opkomst laag en met net iets meer dan 50 procent, historisch laag zelfs.
Opmerkelijk vond ik dat van de vijftien kandidaten op Hindorama vijf in Nickerie zijn geboren, het district in het noordwesten van Suriname. Van Nickerianen is bekend dat zij trots zijn op hun afkomst en zich apart voelen. Vroeger hoorde je “Ham jaila Sarnam” (Ik ga naar Suriname), als zij naar Paramaribo reisden. De Nickeriaan wordt als succesvol en vooruitstrevend gezien. Zie bijvoorbeeld de website van Vrienden van Nickerie. Of er een speciaal verband is tussen de Nickeriaanse afkomst en de politieke aspiraties van Surinamers in Nederland, weet ik niet, maar ik vond het aantal ‘Nickerianen’ best opvallend. Ook al omdat voormalig Tweede Kamerleden Dowlatram Ramlal, Nirmala Rambocus en Tara Oedayraj Singh Varma een Nickeriaanse achtergrond hebben.
We zagen bij deze verkiezingen, evenals vorige keer, dat de lokale partijen de grote winnaars zijn. Die boezemen de kiezer blijkbaar meer vertrouwen in dan de landelijke politieke partijen. Op zich is dat niet vreemd omdat lokale partijen zich volledig kunnen richten op de plaatselijke issues en niet gehinderd worden door stellingnames op landelijk niveau. Maar de lage opkomst heeft er zeker ook mee te maken dat in het algemeen de kiezers geen vertrouwen (meer) hebben in de politiek. Volgens de NOS hebben de kiezers als belangrijkste reden om niet te stemmen aangegeven dat ze niet zeker zijn op welke partij ze moeten stemmen (32 procent). Daarnaast heeft 28 procent geen vertrouwen in gemeentelijke politiek en 27 procent heeft geen interesse. Dit zijn zorgelijke ontwikkelingen. Het zou mooi zijn als de motivatie en professionele inzet van gekozen leden met een Surinaamse achtergrond kunnen meehelpen het tij te keren. Daarnaast zijn blijvende inzet en zichtbaarheid van degenen die niet zijn gekozen belangrijk voor hun kansen om een volgende keer wel succes te hebben.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Solidariteit en ons soort mensen – Hans Ramsoedh
Tot enkele weken terug werd het nieuws beheerst door de vluchtelingenstroom vanuit Noord – Afrika en Turkije naar Europa. Europa dreigt overspoeld te worden door ‘horden’ uit Afrika, het Midden-Oosten en Azië. De grenzen moeten dicht om Fort Europa te beschermen is een veelgehoorde kreet. Sinds enkele weken wordt het nieuws nu beheerst door de Russische invasie in Oekraïne en in het verlengde hiervan de vlucht van meer dan drie miljoen Oekraïners naar de buurlanden en overige landen in Europa. Met de focus in het nieuws op de oorlog in Oekraïne en de Oekraïense vluchtelingenstroom is de aandacht voor de vluchtelingenstroom vanuit Noord-Afrika en Turkije naar Europa verdampt: geen beelden meer op het journaal van vluchtelingen die in overvolle boten de oversteek naar Europa wagen en overvolle vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden.
Hartverwarmend is de opvang van de Oekraïense vluchtelingen overal in Europa. In Nederland worden lege bedrijfspanden, sporthallen en kerken in gereedheid gebracht voor de opvang van deze vluchtelingen. Veel gemeenten wisten binnen no time opvang te regelen. Enkele tienduizenden gastgezinnen meldden zich aan om Oekraïense vluchtelingen op te vangen. Particulieren reisden zelfs naar de buurlanden van Oekraïne om vluchtelingen op te halen en die thuis onderdak te bieden. Een televisieactie voor Oekraïense vluchtelingen bracht meer dan honderd miljoen euro op. Voor de circa achtduizend Oekraïense vluchtelingen op dit moment zijn allerlei beperkende maatregelen afgeschaft die gelden voor overige vluchtelingen. Zo hoeven zij geen asiel aan te vragen, zij hebben geen werkvergunning nodig, hebben recht op vrij reizen met het openbaar vervoer en hun kinderen mogen gelijk naar de Nederlandse school.
Deze vluchtelingen verdienen ons aller steun. Op de televisie kunnen we de beelden zien van de verwoesting als gevolg van de Russische agressie en de gevolgen die deze heeft voor de Oekraïense bevolking. Desondanks blijf ik met een dubbel gevoel zitten, want waarom gold de hartverwarmende opvang niet voor bijvoorbeeld de Syrische en Afghaanse vluchtelingen en meten we niet met twee maten in de opvang van vluchtelingen?
Enkele miljoenen Syriërs ontvluchten hun land naar aanleiding van de burgeroorlog en de Russische bombardementen in dat land. Duitsland nam ruimhartig meer dan een miljoen Syrische vluchtelingen op (Wir schaffen das, is een bekende slagzin van de Duitse oud-bondskanselier Angela Merkel in 2015 tijdens het hoogtepunt van de Europese vluchtelingencrisis). Nederland nam enkele tienduizenden Syrische vluchtelingen op. Het opnieuw aan de macht komen van de Taliban in Afghanistan in 2021 leidde opnieuw tot een vluchtelingenstroom uit dit land. Veel Afghanen die werkten voor westerse troepen in dat land als tolkvertaler, beveiliger et cetera vreesden terecht voor hun leven onder het Taliban-regime en zochten een veilig heenkomen in het land waarvoor zij in Afghanistan hadden gewerkt. De opvang van Syriërs en Afghanen verliep in Nederland nogal moeizaam. Weinig gemeenten in Nederland toonden zich bereid Syrische en Afghaanse vluchtelingen op te nemen uit vrees voor verzet van de eigen bevolking. De opvanglocatie Harskamp in Ede voor achthonderd Afghaanse vluchtelingen was een week lang nationaal nieuws. Honderden jongeren demonstreerden tegen de komst van de Afghaanse vluchtelingen, staken vuurwerk af, staken autobanden in brand en riepen extreemrechtse leuzen zoals ‘Eigen volk eerst’ en ‘Auschwitz back for blacks’. Het kwam ook tot een confrontatie met de politie. Ook bij de Syrische vluchtelingen verliep de opvang heel moeizaam. Het onthaal van de Syrische en Afghaanse vluchtelingen staat in schril contrast met dat van de Oekraïense vluchtelingen. Het verschil in solidariteit is dan ook opvallend.
Solidariteit wordt over het algemeen beschouwd als een groot goed, maar blijkbaar is de reikwijdte van solidariteit in het geval van de opvang van vluchtelingen verschillend. Bij solidariteit gaat het om saamhorigheid en betrokkenheid bij het leed of lijden van anderen en de bereidheid vanuit een gevoel van lotsverbondenheid en loyaliteit elkaar te helpen. Over solidariteit wordt gesteld dat deze in belangrijke mate afhangt van de aard of intensiteit van de relatie die we met mensen onderhouden met wie we solidair zijn. Zo voelen we ons sterker betrokken bij de slachtoffers van de overstroming in Nederland, België en Duitsland in 2021 dan met slachtoffers van een overstroming bijvoorbeeld in een land als Bangladesh. In de literatuur wordt de reikwijdte van solidariteit voorgesteld als een reeks concentrische cirkels die groter wordt: cirkel eigen gezin, cirkel familie, cirkel vrienden, cirkel eigen buurt, cirkel eigen stad, cirkel eigen land et cetera. Het betekent dus dat hoe dichter mensen bij ons staan, hoe groter de solidariteit is en hoe verder mensen van ons staan, hoe kleiner de solidariteit is. Het komt eigenlijk neer op het spreekwoord ‘het hemd is nader dan de rok’.
Een verklaring dat de Syrische en Afghaanse vluchtelingen niet hoefden te reken op een warm onthaal en de Oekraïense vluchtelingen wel is dat de oorlog in Oekraïne dicht bij huis is en de burgeroorlogen in Syrië en Afghanistan niet. In Nederland ervaren wij direct de gevolgen van de oorlog in Oekraïne door onder meer de verhoging van de gas- en benzineprijzen en gestegen prijzen voor levensonderhoud. Ook wordt gevreesd voor een mogelijke uitbreiding van dat conflict in Europa. Zelfs een nieuwe Europese of Derde Wereldoorlog wordt niet ondenkbeeldig geacht als de Russische president Poetin niet bij zinnen komt. Vluchtelingen die vanuit Noord-Afrika en Turkije de oversteek naar Europa wagen worden beschouwd als gelukzoekers. Ze hebben bovendien veelal een islamitische achtergrond, zijn daarmee in de ogen van veel westerlingen sinds 9/11 en de daarop volgende islamitisch geïnspireerde terroristische aanslagen in het Westen per definitie verdacht en worden om die reden beschouwd als een vijfde colonne in Europa. Hierbij wil ik niet nalaten om te wijzen op de opstelling van de rijke Arabische landen bij het vluchtelingenvraagstuk. Zij zijn vaak direct of indirect betrokken bij conflicten in hun regio (Irak, Syrië, Jemen, Afghanistan) maar tonen vervolgens nauwelijks bereidheid om vluchtelingen (‘hun soort mensen’) in hun land op te vangen. Van solidariteit met geloofsgenoten is bij deze landen absoluut geen sprake.
Zoals eerder gesteld, de Oekraïense vluchtelingen verdienen ons aller steun. Ik sluit echter niet uit dat bij het warme onthaal van de Oekraïense vluchtelingen etnocentrisme mede een rol speelt, in de zin van dat mensen die op ons lijken worden vertrouwd en geaccepteerd en mensen die dat niet zijn (vluchtelingen van buiten Europa) met wantrouwen of scepsis worden bejegend. Voor de laatste categorie geldt ‘onbekend maakt onbemind’ oftewel ‘wat de boer niet kent dat vreet hij niet’. Oekraïners zijn christenen, blank, geschoold en worden gerekend tot de Europese familie met wie wij tot op zekere hoogte waarden en normen delen. Het zou dan betekenen dat we bij de concentrische cirkels rond solidariteit nieuwe cirkels kunnen toevoegen: de cirkel ‘ons soort mensen of mensen die op ons lijken’ en verder weg de cirkel ‘mensen die niet op ons lijken’, oftewel het ‘witte hemd is nader dan de gekleurde rok’.
Maar zelfs de solidariteit met ‘ons soort mensen’ kent haar grenzen. Niet uitgesloten dient te worden dat bij een sterke toename van het aantal Oekraïense vluchtelingen ook Nederland de grenzen zal bereiken van zijn solidariteit. Wanneer dat moment gaat komen voor de Oekraïners is op dit moment nog niet te voorzien.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
Bar en boos – Kanta Adhin
De aflevering van het programma BOOS van BNN / VARA over seksueel grensoverschrijdend gedrag bij The Voice of Holland heeft een sneeuwbaleffect teweeggebracht. Behalve bij dit programma op de Nederlandse tv kwamen er ook bij voetbalclub Ajax de nodige schandalen naar buiten en moest er ook een politicus het veld ruimen vanwege onoorbaar seksueel gedrag. En er worden nog veel meer onthullingen verwacht. Toch is dit allemaal niet nieuw. Door de MeToo-discussie in de VS een aantal jaren geleden zijn er al vele misstanden komen bovendrijven op de werkvloer, bij politieke partijen, in de sport- en danswereld. Nu het gaat om een iconisch programma op de tv en een icoon in de voetbalwereld, dringt het besef door dat er sprake lijkt van een cultuur van seksuele intimidatie door mannen van vrouwen die zich in een afhankelijke werkrelatie bevinden. Het is al bar genoeg dat mannen niet snappen dat het totaal ongepast is om een foto van hun geslachtsdeel (‘dickpic’) ongevraagd naar vrouwen te versturen, maar de intimidatie gaat vaak veel verder.
Vooropgesteld dat zeker niet is uitgesloten dat ook vrouwen seksueel grensoverschrijdend gedrag vertonen ten opzichte van mannen die in een van hen afhankelijke positie verkeren, beperk ik me hier tot wat de afgelopen periode naar buiten is gekomen. En dat is zo schokkend, vond het kabinet, dat er nu een regeringscommissaris is aangesteld om cultuurverandering op gang te brengen. Mariëtte Hamer wordt het boegbeeld en aanjager van een nationale aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Die cultuurverandering moet onder meer met zich meebrengen dat mensen elkaar aanspreken op gedrag dat niet door de beugel kan, of welke grap niet leuk is. Je zou je haast afvragen wat er al die jaren dan is misgegaan met de cultuur van mondigheid en assertiviteit. Gelukkig zijn er wel degelijk vrouwen die als ze ongevraagd een zogeheten ‘dickpic’ krijgen toegestuurd, de verzender meteen van repliek dienen. Maar helaas zijn er veel situaties waarin vrouwen zich niet veilig voelen om iets tegen de intimidatie te ondernemen.
In de discussies over dit onderwerp komt ook snel straatintimidatie aan de orde. Het nafluiten of roepen van ‘Pssst, schatje’ naar vrouwen wordt dan in dezelfde bedreigende sfeer geplaatst. Ik kan me de tijd in Suriname herinneren dat dit heel vaak een speels karakter had en er echt niets bedreigends aan de hand was. Ook in Nederland was het een bekend beeld, vooral bij het passeren van bouwvakkers. Sterker, het was goed voor het zelfvertrouwen van meisjes en vrouwen als ze werden nagefloten of ‘gepssst’. Met de algehele verruwing van de maatschappij heeft ook dit straatbeeld zijn onschuld verloren.
Situaties als bij The Voice of Holland zijn nooit goed te praten en het idee dat de seksuele handeling soms met toestemming zou hebben plaatsgevonden doet daar niets aan af. Zeker bij zo een talentenjacht waar vaak jonge mensen een droom najagen en bewondering koesteren voor degenen die hen daarbij helpen. Het is gewoon not done om daar misbruik van te maken. De keren dat ik naar het programma keek, stoorde ik mij vaker aan de knellende omhelzingen waarin de deelnemers regelmatig werden genomen. Misschien niets slechts mee bedoeld, maar je kunt je toch afvragen of ze dat wel op prijs stelden.
Grenzen verleggen, de randen opzoeken ook op seksueel gebied is een trend die te zien is in reality programma’s en online gaming. Gezien de vele reality shows, lijkt het erop dat mensen het fijn vinden om hun meest intieme privéleven ten toon te spreiden aan anderen die het op hun beurt fijn vinden om mee te genieten. En met de opkomst van sociale media is de zucht om allerlei beelden te delen, vaak ook waar niemand op zit te wachten, helemaal uit de hand gelopen. Bij zo een trend zijn mannen misschien sneller geneigd te denken dat ze zich wel kunnen opdringen aan vrouwen. Maar de situatie waar we het over hebben is niet iets van nu, maar van alle tijden: vrouwen die in angst leven dat mannen hun seksueel benaderen en zij gedwongen worden mee te doen om hun baan te kunnen behouden of hun droom te verwezenlijken.
Actueel is dat met de MeToo-beweging in gang is gezet dat dit soort misstanden nu publiek worden en er voor de dader – een bekende persoonlijkheid – consequenties zijn. Het is nu aan mevrouw Hamer om met goede ideeën te komen hoe deze oude ingesleten machtscultuur structureel aan te pakken, ook in niet spraakmakende situaties, om te voorkomen dat vrouwen slachtoffer worden van seksuele intimidatie. En als dit wel gebeurt, hoe zij dit veilig kunnen aankaarten en niet gebukt blijven gaan onder de situatie. Voor sommige politici in Nederland is het wellicht een eyeopener dat er ook sprake kan zijn van een cultuur van onderdrukking van vrouwen die geen hoofddoek dragen.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
Diversiteit en Inclusie – Kanta Adhin
Een nieuw jaar betekent voor veel mensen een fris begin en een moment om met goede voornemens van start te gaan. Of die voornemens altijd realistisch zijn, is wat anders. Met de feestdagen eten we over het algemeen te veel. Allerlei lekkere gerechten worden gemaakt uit een verscheidenheid aan keukens, zoals bij ons, bijvoorbeeld, kreeftensoep, Franse uiensoep, roti, bami, nasi, pom, pastei, pizza, stokbrood met Franse kaasjes en diverse snacks. Uiteraard verdeeld over verschillende dagen, maar er wordt toch snel meer dan normaal gegeten. Voornemens als afvallen, minder (ongezond) eten of meer bewegen liggen dan ook voor de hand en lijken ook haalbaar. Gaandeweg merken we dat het niet automatisch gaat en dat er wilskracht voor nodig is. Ik wens daarom iedereen een gezonde dosis wilskracht toe voor 2022.
Diversiteit in het eetpatroon is allang een feit. Ook Nederlanders eten allang niet meer alleen maar aardappelen met spruitjes en een stukje vlees. Naast de mogelijkheid van buiten eten of afhalen, staan ook de supermarkten vol met gerechten en kruiden uit andere keukens. Echter, diversiteit in organisaties als afspiegeling van de samenleving is nog steeds iets waar hard aan moet worden gewerkt. De afgelopen jaren is het diversiteit vóór en diversiteit ná. En met de toevoeging van inclusiviteit of inclusie is Diversiteit&Inclusie (D&I) het buzzwoord geworden voor elke organisatie. D&I vormt het geheim voor een organisatie om beter te presteren. Alle managers moeten ermee aan de slag en ze kunnen daarvoor trainingen volgen. Of premier Rutte ook zo een training heeft gevolgd, weet ik niet. Maar niet eerder had hij zo een divers kabinet als nu met Rutte IV. Of er ook sprake is van inclusie zal nog moeten blijken.
Diversiteit zegt namelijk alleen iets over verschillen tussen mensen. Zo kan het gaan om een verzameling van mensen die van elkaar verschillen voor wat betreft geslacht, leeftijd, afkomst, cultuur, competenties, opleiding, vakkennis enzovoort. Maar diversiteit zegt nog niets over de onderlinge samenhang en verbondenheid tussen de betreffende personen. Daar staat het begrip inclusie dan weer voor. De succesformule werkt alleen als er ook sprake is van een goed samenwerkend team, waarin niemand zich buitengesloten voelt. Diversiteit heeft dus weinig meerwaarde als het alleen om ‘window dressing’ gaat, alleen maar om te laten zien dat er mensen met verschillende achtergronden zijn. Die verschillende achtergronden moeten ook echt worden ingezet om gestelde doelen op de meest evenwichtige manier te bereiken.
D&I vergt een mentaliteitsomslag bij mensen, zij vormen uiteindelijk de organisaties. Met trainingen kunnen mensen bewuster worden van de aspecten waar zij op moeten letten en van hun gedrag ten opzichte van anderen. Uiteindelijk moet het wel in je DNA zitten om je eigen ego of gevoelens van, bijvoorbeeld, superioriteit, bevooroordeeldheid of jaloezie te laten varen om de aanwezige kennis en kunde in het team optimaal te benutten. Gedwongen of gekunsteld gedrag van mensen om aan D&I te voldoen, levert geen stabiliteit op.
We moeten de D&I–toets zeker niet alleen op ‘witte’ organisaties loslaten. Als ik naar Hindostaanse organisaties kijk, is daar vaak ook nog heel wat D&I-werk te doen. Zo zijn deze organisaties nog vaak niet alleen een mannenbolwerk, maar ook een old boys netwerk. Anderen worden er soms voor de vorm bij gehaald, maar die voelen zich dan onvoldoende betrokken. Een klein clubje ‘bekonkelt’ en beslist en vervolgens wordt de rest voor een voldongen feit geplaatst. De buitengeslotenen voelen zich miskend. Vaak genoeg krijg je dan negatieve verhalen te horen, bijvoorbeeld, over zelfverrijking van het kleine clubje. Of deze verhalen kloppen, is wat anders. Mensen kunnen verschillende redenen hebben om anderen in een kwaad daglicht te stellen. Maar gevoelens van miskenning – en de daarmee samenhangende achterdocht – kunnen worden voorkomen als de informatievoorziening en het besluitvormingsproces transparant verlopen.
Het vinden van de juiste mix van mensen die vervolgens als een hecht team kunnen en ook willen werken, is een kunst. Net als het bereiden van een diversiteit aan gerechten die goed op elkaar zijn afgestemd om te voorkomen dat je na het eten met maagpijn of diarree te kampen krijgt.
- Published in COLUMN
Woorden als licht in de duisternis – Hans Ramsoedh
Al ruim twee jaar is wereldwijd heel het sociaal-maatschappelijke en economische leven in de greep van Corona. Het zijn nu vooral het chagrijn en de korte lontjes die overheersen. Het eind van corona is nog lang niet in zicht. Inmiddels worden we met de zoveelste coronamutant geconfronteerd waarbij duidelijk is dat het nog enige tijd zal duren voordat we dit virus onder controle hebben. Al met al twee jaren om niet al te optimistisch over te zijn. Valt er aan het eind van 2021 nog iets positief te melden en zijn er toch ook geen hoopvolle momenten geweest? Het antwoord op deze vraag zal voor eenieder verschillend zijn.
Eén hoopvol moment in 2021 wil ik niet ongenoemd laten en dat is het gedicht van de 23-jarige Amerikaanse spoken word schrijver/dichteres Amanda Gorman. Zij is een zwarte vrouw die tijdens de inauguratie van de Amerikaanse president Joe Biden op 20 januari 2021 op de heuvel van het Capitool een indrukwekkend gedicht voordroeg met als titel The Hill We Climb (zie aan het eind van deze tekst de Engelstalige voordracht en de Nederlandse vertaling).
Het is sinds de inauguratie van president John F.Kennedy in 1960 een traditie dat de officiële eedaflegging van een Amerikaanse president poëtisch wordt afgesloten met een gedicht dat aansluit bij de gedachten en beloften van de president. Jill Biden, de echtgenote van Joe Biden, had een lezing van Gorman bijgewoond en was erg onder de indruk van deze jonge vrouw. Ze vroeg haar om tijdens de inauguratie een door haarzelf geschreven gedicht voor te dragen. En zo kwam Gorman op het podium bij de ceremonie terecht. Gorman schreef The Hill We Climb gedeeltelijk toen ze op televisie enkele weken daarvoor de bestorming van het Capitool door aanhangers van oud-president Donald Trump zag.
Spoken word is een performancekunst waarbij de spreker/dichter op ritme en cadans (zoals bij rap en hiphop) een poëtische tekst zonder muzikale ondersteuning voordraagt waarbij de beleving van het verhaal zo sterk mogelijk wordt overgebracht door de emotie van de luisteraar te triggeren.
Met haar gedicht maakte Gorman niet alleen diepe indruk, ze pakte iedereen in met haar krachtige stem, charismatische verschijning, uiterlijk en kippenvelfrases zoals: ‘There’s always light. If only we are brave enough to see it. If only we are brave enough to be it’ [Het licht blijft altijd schijnen / Als je maar de moed hebt het te zien / Als je maar de moed hebt het te zijn]. Ze vulde de toespraak van Biden aan met de woorden ‘democratie kan tijdelijk worden verdrongen, maar nooit blijvend verslagen worden’. Haar optreden werd massaal gedeeld. Vergelijkingen met begaafde sprekers als John F. Kennedy, Martin Luther King en Barack Obama werden gemaakt.
Het gedicht van Amanda Gorman maakte wereldwijd meteen indruk en was gelijk bij het uitspreken al een klassieker. Uitgevers over de hele wereld vroegen om vertaalrechten van het werk van Gorman. In Nederland kreeg uitgeverij Meulenhoff de vertaalrechten voor The Hill we climb en andere gedichten van Gorman. Voor de vertaling liet Meulenhoff de keuze vallen op de schrijver en dichter Marieke Rijneveld (30 jaar) die als eerste Nederlandse schrijver met haar in het Engels vertaalde boek De avond is ongemak in 2020 de prestigieuze Engelse Booker International Prize won. Volgens de uitgever was Rijneveld, hoewel geen spoken word-dichter, dé aangewezen persoon om het gedicht van Gorman te vertalen, omdat ze jong is met een geheel eigen stijl en toon.
Er kwam felle kritiek vanuit de zwarte gemeenschap in Nederland. Deze critici vroegen zich af waarom er geen goede tweetalige zwarte spoken word-dichter was gevonden om het werk van Gorman te vertalen. Gormans gedicht ging namelijk over diepgeworteld racisme in de Verenigde Staten en als witte schrijfster zou Rijneveld niet in staat zijn om haar ervaringen en de oraliteit van het gedicht volledig te begrijpen. Daarnaast heeft spoken word veel lagen waarbij naast kennis van cadans, stijlfiguren en rijmschema’s, de vertaler ook nog eens voeling moet hebben met de uitvoerbaarheid ervan. Zonder die ervaring is vertaling van spoken words dan ook niet goed mogelijk, aldus de critici.
Een ingezonden stuk van de Surinaamse activiste en modejournalist Janice Deul in de Volkskrant (25 februari 2021, ‘Opinie: Een witte vertaler voor poëzie van Amanda Gorman: onbegrijpelijk’) was het begin van een verhit debat over deze kwestie. Deul sprak over een ‘gemiste kans’ omdat er niet was gekozen voor ‘een literator die – net als Gorman – spoken word-artiest is, jong en vrouw. Haar kritiek ging dus niet over de vraag of Rijneveld het gedicht van Gorman wel of niet mocht vertalen of dat alleen Zwarte vertalers literatuur van Zwarte auteurs zouden kunnen vertalen, maar vooral een kritiek op de navelstaarderij van de witte Nederlandse uitgeverswereld. Hierover schrijft zij: ‘We lopen weg met Amanda Gorman – en terecht – maar zijn blind voor het spoken word talent in eigen land. Agenten, uitgevers, redacteuren, vertalers, recensenten van Nederland, verruim uw blik en treed toe tot de 2020’s. Be the light, not the hill. Omarm de mensen die maar mondjesmaat deel uitmaken van het literaire systeem, heb oog voor de genres die van oudsher niet tot de canon worden gerekend en laat uw ego niet prevaleren boven de kunst. Ook talent van kleur dient gezien, gehoord en gekoesterd te worden. Breng ook hun werk uit, huur ook hen in en stel daar een passende vergoeding tegenover. Black spoken word artists matter. Ook als ze van eigen bodem zijn’. In haar ingezonden stuk noemde Deul tien spoken word talenten die zij geschikt achtte The Hill we climb te vertalen.
Het verhitte debat dat naar aanleiding van Deuls ingezonden stuk volgde spitste zich vooral toe op huidskleur. Als reactie op de ontstane commotie trok Marieke Rijneveld zich terug en zei begrip te hebben voor de mensen die zich gekwetst voelen. Vier maanden later kondigde Meulenhoff aan dat de Nederlands-Surinaamse spoken word-artiest Zaïre Krieger (25 jaar) de opvolgster werd van Marieke Rijneveld. Krieger, een van de organisatoren van de Black Lives Matter-demonstratie in Rotterdam in zomer van 2020, was trouwens een van de tien door Deul genoemde spoken word talenten die zij geschikt achtte voor de vertaling. Tegenstanders van de ommezwaai bij Meulenhoff spraken van woke-terreur en identiteitspolitiek waarbij mensen niet op hun kwaliteiten maar op persoonskenmerken (kleur) worden afgerekend.
Dat de discussie naar aanleiding van het ingezonden stuk in de Volkskrant zich toespitste op huidskleur lag niet zozeer aan Deul als wel aan een redactionele ingreep van deze krant.
Als titel voor haar ingezonden stuk had Deul gekozen voor Be the light, not the Hill, waarbij zij met name de witte navelstaarderij binnen witte uitgeverijen aan de kaak wilde stellen, terwijl de Volkskrant achteraf als kop bij haar ingezonden stuk plaatste: ‘Een witte vertaler voor poëzie van Amanda Gorman: onbegrijpelijk’. Als gevolg van deze redactionele ingreep door de Volkskrant kreeg de discussie naar aanleiding van het ingezonden stuk van Deul een andere wending (interview Deul, Argos tv – Medialogica, 19 december 2021 .
Naar aanleiding van alle commotie rond de vertaling erkende uitgeverij Meulenhoff later in een tv-uitzending (Argos tv – Medialogica, 19 december 2021) ruiterlijk het automatisme van haar witte reflex waarbij slechts wordt gekeken naar mensen die deel uitmaken van het witte literaire systeem. Hopelijk dat deze kritische zelfreflectie bij Meulenhoff navolging vindt bij andere uitgeverijen.
Een positief gevolg van de commotie rond de vertaling in Nederland was dat de discussie internationale aandacht kreeg. In landen als Spanje, Frankrijk, Engeland, België en Duitsland leidde dat bij uitgeverijen die de vertaalrechten kregen van The Hill we climb tot het besluit vertalers in te schakelen met een spoken word achtergrond en met kennis van de cultuur van Afro-Amerika.
Amanda Gormans The Hill We Climb symboliseert de waarde en inherente kracht van woorden. Dit gedicht is een boodschap van hoop en staat symbool voor de kracht van een natie om haar eigen verdeeldheid te overwinnen in een tijd waarin democratie niet meer als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Met deze boodschap overstijgt dit gedicht zijn gewicht in veelvoud.
‘Het licht blijft altijd schijnen / Als je maar de moed hebt het te zien / Als je maar de moed hebt het te zijn’, hoopvolle woorden van Gorman in een jaar waarin Corona ons leven beheerste. Lezers wens ik veel licht toe in 2022.
Engels https://youtu.be/Wz4YuEvJ3y4
Nederlands https://youtu.be/EvWpxn9H6ew
Foto’s: Wikipedia.org en Youtube.com
- Published in COLUMN