Domweg de slimste – Kanta Adhin
Ik vind het altijd wel leuk naar het tv-programma De Slimste Mens te kijken, al verwonder ik me wel vaker over de kennis die kandidaten worden verondersteld te hebben. Vragen over ins en outs van reality tv-programma’s of wie met wie een relatie heeft zijn aan mij beslist niet besteed. Ook niet aan het eenmansjurylid Maarten van Rossem; hij laat het niet na zich laatdunkend over dergelijke zaken uit te laten. Hij is historicus/amerikanist en bij vragen over geschiedenis leeft hij wat op, voor zover je dat kan zien bij hem. Hij zit er altijd als een zoutzak bij, een bewust gekozen imago waar hij niet weinig voor wordt betaald: futloos, maar alleswetend. Hoewel? Ook hij geeft blijk van selectieve kennis van de geschiedenis.
In de aflevering van 2 augustus stelde presentator Philip Freriks de vraag in welk land het Johan Adolf Pengel International Airport ligt. Voor de drie kandidaten een compleet raadsel. Zuid-Afrika, Duitsland en Oostenrijk waren de landen die zij noemden. Namen als Johan Adolf zetten je natuurlijk makkelijk op het verkeerde been. Freriks was toch wat verbaasd. “Suriname”, zei hij met klem en vervolgde: “Het vliegveld is vernoemd naar de eerste president van Suriname.” Dat verifieerde hij nog even bij Van Rossem. Deze beaamde dat Pengel de eerste president was van Suriname. Beide heren zijn kennelijk onbekend met het feit dat op 25 november 1975, toen Suriname onafhankelijk werd van Nederland, Johan Ferrier als eerste president van Suriname werd geïnstalleerd. Dat de kandidaten, onder wie een met Surinaamse roots, het antwoord op de vraag niet wisten, kan ik door de vingers zien. Het vliegveld van Suriname staat veelal bekend onder de oorspronkelijke naam Zanderij. Eerlijk gezegd vind ik deze naam ook te prefereren boven de gebezigde afkorting JAPI-airport, die erg makkelijk respectloze associaties oproept met het woord yapi dat in het Sranantongo aap betekent.
Pengel was geen president, maar minister-president. In 1963 was hij de eerste zwarte minister-president afkomstig uit de groep van Volkscreolen, in tegenstelling tot de lichtgekleurde Creoolse elite die tot dan de politieke macht uitoefende. Hij overleed in 1970 en was dus niet meer in beeld ten tijde van de onafhankelijkheid van Suriname. Dat Van Rossem die als allesweter wordt gepresenteerd, niet weet wie Pengel was – hij had het vooraf ook kunnen opzoeken – geeft eens te meer niet alleen het gebrek aan kennis van, maar ook de onverschilligheid ten opzichte van de koloniale geschiedenis aan.
Ik ben benieuwd hoeveel kandidaten bij De Slimste Mens zouden weten waar de datum van 17 augustus 1945 voor staat. Het zal me niet verbazen als deze wordt verward met 15 augustus 1945. Op deze datum, die als het formele einde van de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der Nederlanden geldt, worden jaarlijks bij het Indisch Monument in Den Haag de slachtoffers van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië herdacht. Dat twee dagen daarna op 17 augustus de onafhankelijkheid van Indonesië werd uitgeroepen door Indonesische vrijheidsstrijders, is minder bekend en nog minder dat deze onafhankelijkheidsverklaring niet door Nederland werd geaccepteerd en met een wrede oorlog werd bestraft. Misschien is het wel bekend dat de uiteindelijke soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 plaatsvond, maar minder dat dit onder grote internationale druk gebeurde; wellicht is nog minder bekend dat Indonesië Nederland heeft moeten betalen om onafhankelijk te worden. Nederland eiste zelfs te worden gecompenseerd voor een oorlog die het zelf was begonnen, maar werd door de VS tot orde geroepen. Als expert op het gebied van Amerikaanse geschiedenis – zeer zeker niet van de koloniale geschiedenis – zal Van Rossem dit misschien wel weten.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
De kokosnoot is uit de boom gevallen – Kanta Adhin
Al tijden zijn de ogen gericht op de aankomende Amerikaanse presidentsverkiezingen in november van dit jaar. Dat de strijd ging tussen twee (hoog)bejaarde witte heren vond ik een mismoedige vertoning, allesbehalve een teken van een dynamische democratie. Daar is nu verandering in gekomen, nadat Joe Biden zijn kandidatuur voor de Democratische partij terugtrok. Met vicepresident Kamala Devi Harris – vrouw, 59 jaar, van Jamaicaans-Indiase afkomst – nu in de race is alles in een andere context komen te staan. En wie had gedacht dat wijze woorden van haar overleden moeder, Shyamala Gopalan, zo belangrijk zouden worden in haar campagne. ‘You think you just fell out of a coconut tree?’ hebben heel wat los gemaakt. Ze zijn nu echter behoorlijk uit hun context gehaald en leiden als ‘coconut meme’ een eigen leven.
Harris haalde de woorden van haar moeder aan tijdens een toespraak in mei 2023 in het kader van een initiatief van het Witte Huis om onderwijs- en economische kansen voor Latino’s te vergroten. Daarbij ging ze in op manieren om Latino studenten te ondersteunen en hoe deze ondersteuning zich zou kunnen uitstrekken tot hun families en gemeenschappen “omdat niemand van ons in een silo leeft”. “Alles heeft een context”, zei Harris en toen vertelde ze wat haar overleden moeder haar en haar jongere zus voorhield: ‘Ik weet niet wat er mis is met jullie jonge mensen. Denken jullie dat jullie net uit een kokosnootboom zijn gevallen? Je bestaat in de context van alles waarin je leeft en wat er voor je kwam.’
Videoclips van de toespraak werden via sociale media verspreid, maar in februari van dit jaar werd het citaat van de kokosnootboom eruit gelicht en door de Republikeinen geridiculiseerd. Terwijl Trump Kamala Harris graag als “lunatic”, “insane” en “crazy” omschrijft, is de kokosnoot meme inmiddels uitgegroeid tot een viraal symbool van steun aan haar (“KHive”). Media in de VS melden dat de meme wordt verspreid door beroemdheden, contentmakers en Democraten in berichten op sociale media die miljoenen keren zijn bekeken. Zo staat in een steunbetuiging op X van Senator Brian Schatz: “Mevrouw de vicepresident, we zijn klaar om te helpen” met een foto waarop hij in een kokospalm klimt. De post is ongeveer vier miljoen keer bekeken. Een video op TikTok van Alexandria Ocasio-Cortez, lid van het Huis van Afgevaardigden, met de woorden “Het kan me niet schelen of je uit een kokosnootboom bent gevallen. God zegene je” is al ruim 1,5 miljoen keer bekeken. Zangers als Kesha en Charli XCX hebben de meme verder gepopulariseerd op TikTok en X. Verder zie je vrolijke berichten van contentmakers als “Het is kokosnoottijd baby, Joe Biden is afgehaakt.” “Denk je dat zijn terugtreding uit een kokosnootboom is gevallen?”
Voor Harris is het natuurlijk geweldig dat de kokosnoot meme zo positief uitpakt voor haar campagne. Volgens Michael Franklin, een communicatiestrateeg uit Washington DC en oprichter van Words Normalize Behavior, is het voordeel van de meme in het bijzonder de zonnige uitstraling die nu eenmaal uitgaat van een palmboom en een kokosnoot. Dat maakt het moeilijk er een negatieve wending aan te geven. Hij denkt dan ook dat “Project Coconut Tree” zeker helpt om jonge kiezers aan te trekken, vooral degenen die normaal niet geïnteresseerd zijn in politiek. Daarnaast gaat er ook iets menselijks van uit, namelijk een herinnering van Harris aan haar moeder.
Memes zijn een belangrijke manier waarop de jongere generatie communiceert. Het is aan de ene kant dan ook begrijpelijk dat daarop wordt ingespeeld. Een beetje plezier, vooral niet te serieus. Aan de andere kant is het jammer dat er geen aandacht is voor de diepere boodschap achter de woorden van Harris’ moeder, die uit Tamil Nadu afkomstig was. Ik denk dat zij met haar woorden de hindoeïstische boodschap van Vasudhaiv Kutumbakam heeft willen overbrengen: de eenheid en onderlinge verbondenheid van al het bestaande. Alles maakt deel uit van één realiteit. We moeten ons er dus van bewust zijn dat wat we doen altijd wel impact heeft op iemand of iets anders. Het zou mooi zijn als de kiezers in de VS, maar ook anderen, iets meer van deze spirituele boodschap meekrijgen en er niet alleen op sun en fun wordt gefocust.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Hindostanen – Kanta Adhin
Binnen de Hindostaanse gemeenschap in Nederland is er geen eenstemmigheid over het gebruik van het woord Hindostanen. Vaak bezigt men de term Hindoestanen, soms ook geschreven als Hindustanen. Dat dit niet alleen voor de eigen groep verwarrend is, maar vooral ook voor buitenstaanders behoeft geen betoog.
Nu er in het hedendaagse debat over de koloniale geschiedenis steeds meer aandacht wordt gevraagd voor de contractarbeid, is het volgens mij belangrijk om hier wat meer duidelijkheid over te verschaffen. De contractarbeiders die vanuit Brits-Indië naar Suriname kwamen waren voor het grootste deel hindoe (ruim 80%), maar er waren ook moslims (ongeveer 17%) en een kleine groep christenen. In Suriname werden zij lange tijd als Brits-Indiërs/Brits-Indische immigranten aangeduid, maar de mensen zelf noemden hun geboorteland Hindostan/Hindustan. Beide spellingen waren gangbaar.
De contractarbeiders kwamen met een vijfjarig contract. Na afloop konden zij terugkeren naar hun land, een nieuw contract aangaan of zich vestigen in Suriname. Naarmate zich meer Brits-Indiërs in Suriname hadden gevestigd en zij Suriname als hun vaderland begonnen te beschouwen, wilden zij af van de aanduiding Brits-Indische immigrant. De vereniging van deze immigranten die in 1910 was opgericht, sprak in haar jaarverslag van 1920 niet meer over Brits-Indische immigranten maar over Hindostani. Dit is tot Hindostanen geworden.
In de tijd dat Brits-Indië in de strijd om onafhankelijkheid van Groot-Brittannië werd verscheurd door de onderlinge bloedige strijd tussen hindoes en moslims, is in Suriname bewust de term Hindostanen omarmd. Hindustaan of Hindoestaan zou ten onrechte een associatie met een groep, de hindoes, oproepen. Dit gebeurt ook, want als men het bijvoorbeeld heeft over Hindoestaanse feestdagen, dan zijn dat hindoefeestdagen. Voor moslims was de term Mohammedanen gangbaar. Met Hindostanen wordt de groep als geheel op basis van de etnische afkomst aangeduid (inclusief degenen die christenen waren of een andere of geen godsdienst aanhingen).
In de contracttijd waren de relaties tussen hindoes en moslims heel hecht; elkaars religieuze feestdagen werden samen gevierd. Deze relatie wilde men graag behouden. De eerste Hindostaanse schrijver, Munshi Rahman Khan (1874-1972) die als contractarbeider naar Suriname was gekomen, schreef in het Hindi en Urdu. Hij prefereerde het Hindi omdat hij meende dat daarmee de broederschap tussen hindoes en moslims die tijdens de contracttijd was ontstaan, vastgehouden kon worden.
Zeer recent hoorde ik over het Shabier Ishaak Crematieoord te Uitkijk in Suriname. Ik kende alleen Weg naar Zee en het Jagdew Paragh Crematorium aan de Sophie Redmondstraat in Paramaribo als crematieplekken. Inmiddels zullen er ook wel andere zijn. Maar een crematieoord met een moslimnaam, terwijl moslims hun doden niet cremeren, vond ik heel opvallend. In een artikel in Dagblad Suriname las ik toen over de verdiensten van de heer Shabier Ishaak voor de totstandkoming van het crematieoord te Uitkijk. Hij was ook voorzitter van de Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie (NSHI). Na zijn overlijden in mei 2021 is het crematieoord naar hem vernoemd. Dit vond ik ook een mooi voorbeeld van solidariteit tussen hindoes en moslims in Suriname.
In de huidige roerige tijden van polarisatie wordt er in Nederland veel gepraat over niet-uitsluiting, inclusieve samenleving en verbinding. De benaming Hindostanen is daarom bij uitstek te prefereren boven Hindoestanen of Hindustanen als wij het over de hele groep contractarbeiders en hun nakomelingen hebben.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Hindoes en kleurrijke berichtgeving – Kanta Adhin
Afgelopen week was het weer Holi, het nieuwjaars-en lentefeest van hindoes. Het was goed te zien dat dit weer uitgebreid is gevierd op een aantal plaatsen met gekleurde poeders en de bijpassende vrolijke chautal muziek. Ook de Holika-verbranding de avond ervoor is een happening, meestal voor een kleiner publiek. Daar wordt, in de gedaante van de heks Holika, het kwade verbrand. Dit berust op een verhaal van de boze koning Hiranyakashipu en zijn zoon Prahlad die toegewijd was aan God Vishnu. Dit tot grote ergernis van de koning die zichzelf tot God had verklaard. Het lukte hem maar niet zijn zoon af te houden van Vishnu en schakelde daarom zijn zus, de kwaadaardige heks Holika, in om Prahlad te lokken en hem vervolgens de vuurdood te laten sterven. Echter, Prahlad wordt gered vanwege zijn sterke geloof en Holika komt om in de vlammen. Het is goed om deze traditie te verduidelijken, omdat in de huidige tijd al gauw vraagtekens kunnen worden geplaatst bij het feit dat het kwade wordt voorgesteld door een vrouw. Dit kan dan een eigen leven gaan leiden en zo de traditie in een negatief daglicht plaatsen. Je merkt vaak dat hier niet veel voor nodig is.
Beelden van Holi-vierende mensen in India gingen de wereld rond en ik zag berichtgeving met als kop ‘Hindoes besmeuren elkaar met gekleurd poeder’. Dit leidde tot een aantal reacties, waaronder ‘Ik ga liever een paar maanden in een mijn werken dan deze troep op mijn gezicht.’ Er waren ook reacties die zich richtten op het woord ‘besmeuren’ (vies maken). Waarom zo een negatief woord voor iets vrolijks? Daaraan zou je nog kunnen toevoegen dat het feest als het ware juist bedoeld is als zelfreiniging. Immers het kwade wordt afgeworpen en Holi is ook een feest van gelijkheid. Op deze dag tellen onderlinge verschillen niet. Door iedereen te kleuren, is iedereen gelijk. Dit soort – soms onbedoelde – negatieve kleuring van andere culturen in de media krijg je als er onvoldoende kennis van die cultuur is.
Dit brengt me op de berichtgeving rond de opening van de Ram Mandir in Ayodhya twee maanden geleden. In een artikel op deze website gaf de auteur, Mahesvari Autar, blijk van boosheid over de negatieve berichtgeving in de Nederlandse pers. Deze stond niet in het teken van alom heersende vreugde onder hindoes over de hele wereld, maar had het over politieke manipulaties van de Indiase premier Modi. Zij liet het niet daarbij zitten, maar nam het initiatief om een gesprek te organiseren over de beeldvorming van hindoes in de media. Dit zal nu plaatsvinden op 24 april aanstaande en via een oproep op de website van de Nederlandse Vereniging van Journalisten kunnen Nederlandse journalisten en mediamakers zich aanmelden (https://www.villamedia.nl/artikel/hindoes-in-de-media). Voor een integere journalist of mediamaker die zich bezighoudt met berichtgeving over andere culturen, lijkt dit een mooie gelegenheid tot kennisverrijking met het oog op evenwichtige berichtgeving.
Helaas schuilt het probleem vaak juist in het woord ‘evenwicht’, oftewel ‘het midden’. Dat vinden media saai. En op basis van ‘wat de boer niet weet, de boer niet eet’, wordt er vanuit een gebrek aan kennis een negatief beeld ‘uitgespuugd’. Meer kennis over het Holi-feest, bijvoorbeeld, zou wellicht ook koppen kunnen opleveren als ‘Hindoes vieren het feest van de gelijkheid’, of ‘Hindoes luidden de lente kleurrijk in’. Echter, als het om een bewuste verkeerde voorstelling van zaken gaat, helpt meer kennis niet. Dan zijn er andere motieven die helaas niet mooier kunnen worden ingekleurd.
Slider- en headerfoto Ranjan Akloe
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Ram Mandir als symbool van vrede – Kanta Adhin
Enkele dagen geleden werd in India de prestigieuze Ram Mandir in Ayodhya geïnaugureerd. Deze hindoetempel is gebouwd op de plek waar Ram zou zijn geboren (Ram Janma Bhúmi). Voor hindoegelovigen een zeer heilige plek, waar enkele eeuwen geleden tijdens de moslimoverheersing van India een moskee werd gebouwd, de Babri Masjid. Bij de inauguratie zei premier Modi dat de nieuwe tempel een symbool is van vrede, geduld, harmonie en vriendschap. De geschiedenis van deze nieuwe tempel is echter verre van vredig en harmonieus en het is de vraag of deze nu kan worden toegedekt met pracht en praal.
Er zijn verschillende uiteenzettingen over deze specifieke plek in Ayodhya en of de Babri moskee zou zijn gebouwd na (bewuste) vernietiging door de moslimheersers van een bestaande hindoetempel ter ere van Ram. Ruzies hierover tussen hindoes en moslims door de tijd heen culmineerden in 1992 in het afbreken van de moskee door fanatieke hindoes. Deze actie had hevige rellen tot gevolg, waarbij enkele duizenden doden vielen. In 2019 bepaalde het Indiase Hooggerechtshof dat de plek aan de hindoes toekwam om daar de Ram Mandir te bouwen. Aan de moslims moest een ander stuk land ter beschikking worden gesteld voor de bouw van een moskee.
De Ram Mandir is nog niet af, maar de plaatsing van het beeld van een jonge Ram (Ram Lalla) werd als een geschikt moment geacht om de tempel alvast in gebruik te nemen. Aan de duizenden verzamelde gelovigen zei premier Modi: “Onze Ram is in Ayodhya aangekomen na eeuwen van wachten, geduld en offers.” ”Ram Lalla zal niet meer in een tent verblijven. Ram Lalla zal nu in een schitterende tempel verblijven.”
Deze woorden brachten mij terug naar mijn eerste herinnering aan het verhaal van Ram, Ramayana. Als kind gingen mijn broer en ik met onze áji (oma van vaderszijde) – op instructie van onze vader – naar de film Ramayana die draaide in theater De Paarl in Paramaribo. Het was nog de tijd van de oude filmprojector. De film was al letterlijk stuk gedraaid, want de strook met het beeldmateriaal brak in het begin elke keer af, zodat we de eerste tien minuten van de film wel vier keer te zien kregen. De lol was er al bijna van af toen het verhaal eindelijk doorliep. Toen ontvouwde zich een aangrijpend en spannend verhaal dat het haperende begin helemaal deed vergeten. Thuis aangekomen begon mijn vader ons te overhoren. Mijn broer glipte weg, dus moest ik de proef alleen doorstaan. Wat had ik gezien, wat had ik geleerd? Ik had een heleboel gezien en het duizelde me nog.
In ieder geval had ik een hele sympathieke, dienstbare, dappere, opofferingsgezinde en rechtschapen Ram gezien. Iemand die zonder morren afstand doet van de troon en in ballingschap gaat, zodat zijn vader een ooit gedane belofte aan een van zijn echtgenoten (niet de moeder van Ram) kan nakomen. Deze echtgenote wil haar eigen zoon Bharat op de troon, maar die is trouw aan Ram en wil geen koning worden. Uiteindelijk doet hij het, maar in naam van Ram en totdat Ram na veertien jaar terugkeert. Tijdens zijn ballingschap leeft Ram heel sober. Hij komt in aanraking met volkeren van andere koninkrijken. Met zijn broer Lachmon en de sterke Hanuman helpt hij onrecht te bestrijden. Als zijn vrouw Sita wordt ontvoerd, gaat hij de strijd aan met de bijna onoverwinnelijke demonenkoning Ravan van Lanka (thans Sri Lanka). Nooit denkt hij eraan zelf te gaan heersen in de koninkrijken waar hij wint, maar laat die voor een rechtschapen familielid van de overwonnen heerser. Tja, wat had ik geleerd? Eigenlijk dat het verhaal van Ram een universeel verhaal is van liefde, trouw, opoffering, rechtvaardigheid en geen enge grenzen kent van ras, kleur, godsdienst, afkomst en dergelijke.
In zijn inauguratierede verwees premier Modi naar de controverse rond de bouw van de tempel. Hij was het oneens met critici die meenden dat de Ram Mandir aanleiding zou zijn tot een oplaaiend vuur in het land. “Ram is geen vuur maar energie, Ram is geen geschil maar oplossing, Ram is niet alleen van ons maar van iedereen en Ram is niet alleen het heden maar ook eeuwig,” aldus de premier. Dit is precies wat ik uit het levensverhaal van Ram heb geleerd en waar ik mij dus in kan vinden.
Waar ik mij niet in kan vinden is de suggestie dat Ram zo een schitterende tempel heeft gewild om naar Ayodhya terug te keren. Soberheid en opoffering behoren tot de eigenschappen van Ram. Hij wordt als godheid vereerd en het lijkt mij dan ook ongepast om aan hem typisch menselijke eigenschappen van uiterlijk vertoon toe te schrijven. Ram verblijft graag in een tent om zijn volk te dienen. De tempel is er dan ook niet voor Ram, maar voor de mensen die hem willen vereren. Zij moeten bijdragen aan vrede, harmonie en vriendschap in de Indiase samenleving en dat kan volgens mij alleen als Ram in hun hart verblijft.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Ram Mandir as a symbol of peace – Kanta Adhin
A few days ago, the prestigious Ram Mandir was inaugurated in Ayodhya, India. This Hindu temple is built on the spot where Ram is said to have been born (Ram Janma Bhúmi). For Hindus this is a very sacred site, where several centuries ago during India’s Muslim rule a mosque was built, the Babri Masjid. At the inauguration ceremony, Prime Minister Modi said the new temple is a symbol of peace, patience, harmony and amity. However, the history of this new temple is far from peaceful and harmonious and one can wonder whether this can now be covered up by pure splendour.
There are various accounts about this particular site in Ayodhya and whether the Babri mosque would have been built after (deliberate) destruction by Muslim rulers of an existing Hindu temple in Ram’s honour. Quarrels about this between Hindus and Muslims over time culminated in the demolition of the mosque by fanatical Hindus in 1992. This action resulted in violent riots that left several thousand dead. In 2019, India’s Supreme Court ruled that the site belonged to the Hindus to build the Ram Mandir there. Another piece of land was to be made available to the Muslims for the construction of a mosque.
The Ram Mandir is not yet completed, but the installation of the statue of a young Ram (Ram Lalla) was deemed an appropriate moment to inaugurate the temple ahead of time. Addressing the thousands of gathered believers, Prime Minister Modi said “Our Ram has arrived in Ayodhya after centuries of waiting, patience and sacrifices.” “Our Ram Lalla will no longer live in a tent. Our Ram Lalla will stay in a magnificent temple.”
These words brought me back to my first memory of the story of Ram, Ramayana. As a child, my brother and I went with our áji (paternal grandmother) – on our father’s instruction – to see the movie Ramayana that was playing at theatre De Paarl in Paramaribo, Suriname. It was still the time of the old film projector. The film had been shown so many times that the worn out strip with the footage broke off every time in the beginning. So we had to see the first ten minutes of the film four times. The fun was almost gone when the film finally moved on. Then a gripping and exciting story unfolded that made us forget the faltering beginning altogether. Back home, my father started to quiz us. My brother slipped away, so I had to go through the test alone. What had I seen, what had I learnt? I had seen a lot and I was boggled by all the images.
In any case, I had seen a very likeable, serviceable, brave, sacrificial and righteous Ram. One who renounces the throne without grumbling and goes into exile so that his father can fulfil a promise once made to one of his wives (not Ram’s mother). This wife wants her own son Bharat on the throne, but he is loyal to Ram and does not want to become king. Eventually he does, but in Ram’s name and until Ram returns after 14 years. During his exile, Ram leads a sober life. He comes into contact with peoples of other kingdoms. With his brother Lachmon and the strong Hanuman, he helps fight injustice. When his wife Sita is abducted, he battles the almost invincible demon king Ravan of Lanka (now Sri Lanka). Never thinking of ruling himself in the kingdoms where he wins, he leaves them for a righteous relative of the vanquished ruler. Well, what had I learnt? Actually that the story of Ram is a universal story of love, loyalty, sacrifice, justice and knows no narrow boundaries of race, colour, religion, origin and the like.
In his inauguration speech, Prime Minister Modi referred to the controversy surrounding the construction of the temple. He disagreed with critics who felt that the Ram Mandir would set off a fire in the country. “Ram is not fire but energy, Ram is not dispute but solution, Ram is not just ours but everyone’s and Ram is not just the present but eternal,” the prime minister said. This is exactly what I learnt from Ram’s life story, so I agree.
What I cannot agree with is the suggestion that Ram desired a magnificent temple to return to Ayodhya. Austerity and sacrifice are among Ram’s attributes. He is worshipped as a deity and it therefore seems inappropriate to attribute to him typically human traits of ostentation. Ram would happily stay in a tent to serve his people. Therefore, the temple is not there for Ram, but for the people who want to worship him. They should contribute to peace, harmony and friendship in Indian society and, in my opinion, this can only be done if Ram resides in their hearts.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Oud en nieuw – Kanta Adhin
“Al het oude is niet noodzakelijk goed, al het nieuwe is niet noodzakelijk slecht.” Dit is een uitspraak die wordt toegeschreven aan de Indiase dichter Kálidás die in het begin van de christelijke jaartelling zou hebben geleefd. In deze uitspraak ligt een aanmoediging om je open te stellen voor vernieuwing en niet krampachtig vast te houden aan oude gewoonten en tradities.
Het afgelopen jaar stond in het teken van 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname en de tweede migratie zo een 50 jaar geleden naar Nederland. Tijdens de vele activiteiten die hier werden georganiseerd kwamen onder meer kwesties aan de orde als integratie van Hindostanen in de Nederlandse samenleving en behoud van de Hindostaanse cultuur. Welnu, volgens mij biedt de uitspraak van Kálidás een heel nuttig handvat. Cultuurbehoud moet dan niet worden gezien in de zin van verstarring, maar in de zin van ontwikkeling. Cultuur ontwikkelt zich, maar belangrijke elementen blijven herkenbaar, zoals bepaalde tradities, taal, muziek, zang en dans. In Nederland worden hindoehuwelijken en andere ceremonies, zoals muran (scheren van het hoofdhaar van een baby/klein kind), nog veelal op traditionele wijze voltrokken. Daaromheen heeft zich in de loop der jaren een scene ontwikkeld van Bollywoodkleding en -dans die inmiddels ook tot de Hindostaanse cultuur wordt gerekend. Persoonlijk ben ik niet zo geporteerd van al dat Bollywoodgedoe, omdat het meer glitter en glamour is dan betekenisvolle cultuur.
Meer in het algemeen hebben Hindostanen een enorme feest- en danscultuur ontwikkeld, iets waar vroeger in Suriname bij Creolen met afkeuring naar werd gekeken. Inmiddels is deze leefstijl, alsook overmatig consumeren ingebed geraakt. En men showt dit ook graag, getuige beelden op sociale media van dans- en eetpartijen, (cruise)vakanties enzovoort. Het is eenieder gegund om plezier te hebben, maar aan de andere kant hoor je binnen de gemeenschap toch ook wel de klacht dat Hindostanen zo weinig betrokken zijn bij maatschappelijke issues. De klimaatdiscussie is bij uitstek een kwestie die de hedendaagse levensstijl betreft en die er volgens mij – naast allerlei technische hoogstandjes – op neerkomt dat we na decennia van overdreven consumptie weer terug moeten naar een soberdere levensstijl; dat het niet alleen maar draait om sociaaleconomische vooruitgang, maar dat ook liefde voor de (natuurlijke) omgeving van belang is. Wat mij betreft zou de uitspraak van Kálidás ook kunnen worden gelezen als: ‘Al het oude is niet noodzakelijk slecht, al het nieuwe is niet noodzakelijk goed’. Met andere woorden, we moeten ons niet blindstaren op het heden, maar ook met kennis van het verleden de toekomst vormgeven.
En dat is precies waar het 150ste gedenkjaar van de Hindostaanse immigratie goed voor is geweest. Er waren diverse activiteiten, waaronder lezingen, debatten, film- en theaterproducties, storytelling en tentoonstellingen. We, zowel ouderen als jongeren, zijn terug gedoken in de geschiedenis van onze voorouders die met enkele bezittingen, gebonden in een katoenen zak (gathari), vanuit India in Suriname arriveerden om er als contractarbeiders te werken. Het was een hard bestaan. Er was saamhorigheid en onderlinge steun. Een deel voelde zich misleid door de wervers die een gouden toekomst hadden beloofd. Maar velen maakten een bewuste keuze, onder wie vooral vrouwen die zich wilden ontworstelen aan een leven in India dat ze niet wilde leiden. Hun schaarse materiële bezittingen zaten in de gathari, maar wat de contractarbeiders vooral bij zich hadden was een spirit. Een spirit van durf, van ijver, van doorzetting, van weerbaarheid. Alles wat wij nu nog steeds nodig hebben om in hedendaagse samenlevingen keuzes te maken, onze plek te vinden en die verder uit bouwen in de komende jaren.
Ik wens iedereen een nieuw jaar toe gevuld met mooie en moedige momenten.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Divali droom – Kanta Adhin
Halloween schijnt in Nederland steeds populairder te worden. Ik was gewend om ervoor te zorgen dat ik op 11 november met Sint Maarten wat snoepgoed in huis had voor de kinderen die al zingend met een lampion aan de deur kwamen. De laatste jaren is dat echter niet meer gebeurd. Intussen zie je in de aanloop naar 31 oktober bij diverse woningen allerlei attributen die met Halloween te maken hebben, enge pompoenen, doodskoppen, spinnenwebachtige versierselen over de hele buitenmuur, en zie je griezelige vermommingen waarmee men de straat op gaat. Ik vroeg me af of ik snoepgoed in huis moest halen voor als die enge wezentjes aan de deur zouden komen. In de winkel stelde iemand mij gerust. Halloween lijkt in populariteit toe te nemen, maar men gaat nog niet zover om bij willekeurige huizen aan te bellen, alleen bij huizen waar er Halloween-attributen te zien zijn.
Gelukkig, dacht ik. Bij Sint Maarten gaat het er nog liefelijk aan toe. Soms kreeg ik ook wat van de kinderen, een klein knutsel- of tekenwerkje. Maar om onder bedreiging snoep te geven, is toch andere koek. In Engelstalige landen kom je er met “Trick or treat” misschien nog met een (onschuldig) plagerijtje van af als je zou weigeren. In Nederland moet je dat echter met je leven bekopen, want hier zegt men “Snoep of je leven”. Dit soort bedreigende taal past misschien in de tijd waarin we leven. Er gaat een duidelijke aantrekkingskracht uit van het griezelige karakter van de viering van Halloween en de commercie springt daar gretig op in. Toch zouden we wellicht wat voorzichtiger moeten zijn en verheerlijking van bedreigingen – hoe onschuldig dan ook – niet moeten willen stimuleren. Ik wil hiermee niet te belerend zijn en zeker niet de pret bederven die vele kinderen aan dit feest beleven. Maar het kan nooit kwaad als volwassenen reflecteren op wat we doen en wat we soms als vanzelfsprekend ervaren.
Zelf denk ik dat een mooie balans kan worden bereikt als kinderen op andere feestdagen een andere boodschap afgeven. Binnenkort – 12 november – is het Divali, het lichtjesfeest dat in het teken staat van de overwinning van het goede op het kwade, van het licht op de duisternis, van kennis op onwetendheid. Dit feest valt niet op een vaste dag, maar zo een tien dagen voor of na Halloween (afhankelijk van de dag van nieuwe maan in die periode). Hoe mooi zou het zijn als een groepje kinderen aan de deur zou komen met een diyá (een aardenwerken lampje) die de bewoners kunnen aansteken en voor of in hun huis plaatsen. Voor de veiligheid zou het ook om een kunst- of symbolisch lichtje kunnen gaan, of om een eigen Divali-knutselwerkje of -tekening. Als de gedachte erachter maar overkomt. Ik wens iedereen alvast een shubh (gezegend) Divali toe en zal zelf wat lekkers om uit te delen in huis hebben. Je weet maar nooit!
Foto: headerfoto Diyá – foto Radjin Thakoerdin en Aarti Ramautar 2003 – foto Roy Mohan/Hindorama
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Mens en dodo – Kanta Adhin
Als je op Mauritius vertelt dat je uit Nederland komt, krijg je meteen te horen: “Aah, Dutch. You know that the Dutch killed the dodo?” Voor mij was het niet altijd even duidelijk of het slechts grappig was bedoeld of dat het de Nederlanders nog steeds wordt aangerekend dat de dodo die alleen op Mauritius voorkwam, is uitgestorven. Geschat wordt dat dit tussen 1680 en 1690 is gebeurd, nadat de Nederlanders in 1598 het tot dan onbewoonde eiland in de Indische oceaan koloniseerden en vernoemden naar de toenmalige stadhouder Maurits graaf van Nassau, later prins van Oranje (nog iets voor de Oranjes om excuses over te maken?).
De dodo was een vogel behorend tot de duifachtigen, met kleine vleugels die in de loop der tijd ongeschikt waren geworden om te kunnen vliegen. Het dier had geen natuurlijke vijanden en kon zich daarom vrolijk waggelend, zonder te hoeven vliegen, prima handhaven in zijn natuurlijk milieu. Toen kwamen de mensen, in de vorm van Nederlandse kolonisten en zeelieden, en was het uit met de pret. Mauritianen doen je graag geloven dat de vogel is uitgestorven, omdat de Nederlanders ze allemaal hebben opgegeten. Dat ze als voedsel dienden, is zeker het geval, maar onderzoekers menen dat het vooral uitheemse dieren waren die door de Nederlanders op het eiland werden geïntroduceerd, die funest bleken voor de dodo: varkens, katten, ratten die het vooral op jonkies en de eieren hadden gemunt.
De dodo staat min of meer symbool voor dieren die door menselijk handelen zijn uitgestorven en er is veel wetenschappelijk onderzoek naar verricht. Daaruit kwam onder meer naar voren dat mensen de dodo onterecht het imago van een dikke, dommige vogel gaven. De vogel is het nationale symbool van Mauritius en daar zijn de beeltenissen van de dodo overal te zien: op schilderijen, in boekenwinkels, op souvenirs: de dodo is dood, lang leve de dodo!
Bij het horen en lezen van het verhaal van de dodo dacht ik er onwillekeurig aan hoe ons vertrouwde leefmilieu inmiddels is geïnfiltreerd door de übermensch die op snode manier bezig is ons soort te laten uitsterven. Deze übermensch zet in toenemende mate kunstmatige intelligentie in waardoor er voor ons geen noodzaak meer is zelf na te denken. Vervolgens zet de übermensch zijn eigen varkens, katten en ratten uit, zoals: het bedrijfsleven, ideologen, de entertainmentindustrie, influencers en wat dies meer zij. Die maken grif gebruik van het dommige imago van de mens dat inmiddels wordt gehanteerd. De mens wordt opgezweept tot onnodige consumptie; is proefdier van experimenteel beleid op gebied van zorg en onderwijs; dient als entertainment in reality programma’s; wordt bedolven onder complottheorieën; weet niet meer of die man of vrouw is of wil zijn en vindt dat kleuters daarin al een eigen keuze moeten kunnen maken.
Kunnen we het tij keren en ons eigen denkvermogen weer inschakelen en alleen héél slim gebruik maken van kunstmatige intelligentie? Kunnen we weer mens worden? Een weldenkend individueel én sociaal wezen, die verantwoordelijk is voor wat hij of zij als individu én als medemens doet? Die ook inziet dat kinderen als zich nog ontwikkelende wezentjes leiding en begeleiding nodig hebben? Opdat wij en zij geen übermensch en ook geen dodo worden?
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Wormen – Kanta Adhin
Het recente bericht dat wormen die meer dan 146 duizend jaar ingevroren waren in de permanent bevroren grond (permafrost) van Siberië bij ontdooiing weer tot leven kwamen, vond ik fascinerend. Ik vroeg me wel af wat we hier nu mee moeten. Willen we kijken of ook andere levensvormen na zo een lange tijd in bevroren staat te zijn geweest weer tot leven kunnen worden gewekt? Hebben we niet al genoeg leven op aarde? Waar ik nu wel beducht voor ben, is dat we niet weten wat er nog meer allemaal tot leven zou kunnen komen door opwarming van de aarde. Ziektedragende organismen? We zouden wel eens voor lelijke verrassingen kunnen komen te staan.
Momenteel zijn we erg druk bezig stukjes bevroren Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis uit de vrieskast te halen. Het krioelt van initiatieven, projecten, boeken, filmproducties, lezingen en vertellingen. De ontdooide geschiedenis sijpelt overal door en de bedoeling is dat deze samensmelt met de algemene Nederlandse geschiedenis. Vergroting van kennis en bewustwording van nog onbekende delen van de geschiedeins is het streven. Een volkomen terecht streven. Echter, gaandeweg dit proces worden we ook geconfronteerd met minder gewenste ontwikkelingen die een nare smaak achterlaten.
Terwijl er door de regering handreikingen worden geboden om met de gevoelige kanten van de koloniale geschiedenis in het reine te komen, worden er weer andere gevoeligheden tussen de voormalige gekoloniseerden blootgelegd. De multiraciale samenstelling van de Surinaamse bevolking, een product van koloniale politiek, heeft geleid tot een zekere rivaliteit tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Lange tijd was de politiek in Suriname ook op etnische leest geschoeid en nog steeds is men daar niet helemaal van af. Op gezette momenten steken de lelijke kanten van etnische rivaliteit tussen met name de Afro- en de Hindostaanse Surinamers de kop op, een doorwerking van de koloniale geschiedenis die zich ook in Nederland manifesteert.
Met het uitroepen van het herdenkingsjaar slavernijverleden lijkt de verdeel- en heerspolitiek van weleer weer tot leven gewekt. Wanneer wordt gepleit om naast het trans-Atlantische slavernijverleden ook aandacht te geven aan andere vormen van slavernij en aan de contractarbeid (een vervolg op slavenarbeid) wordt er boos gereageerd van de zijde van nazaten van de Afrikaanse slaafgemaakten. Het is hun jaar en de beschikbare fondsen moeten alleen hun zaak dienen. Ook hoor je geluiden dat nakomelingen van Hindostaanse contractarbeiders niet moeten zeuren. Hindostaanse contractarbeiders hebben grond en geld gekregen. De vrijgemaakten kregen niets. Het hoe en waarom en of de mensen daarmee alles in de schoot geworpen kregen zonder te hoeven werken, lijken niet te boeien. Ook niet of die ‘voorsprong’ tot in het heden bepalend is. Dat dit soort oprispingen uit een bepaalde hoek komen, soit! Er zijn genoeg weldenkende mensen die naast de specifieke issues van het slavernijverleden, het belang inzien van inbedding van kennis en bewustheid van de gehele gemeenschappelijke Nederlands- Surinaamse geschiedenis in de Nederlandse samenleving.
Het valt dan wel vies tegen als een bekende persoonlijkheid als Aldith Hunkar, die zich ook als verteller van het koloniaal verleden opwerpt, in een filmproductie opvallende hiaten en onjuistheden laat zien. Als voormalig nieuwslezer van het jeugdjournaal zou zij zich bij uitstek moeten realiseren hoe belangrijk het is om objectieve en correcte informatie te verschaffen. Voor het EO-programma Firma Erfgoed Overzee reist zij onder meer naar Suriname. Het is op zijn minst merkwaardig te noemen dat zij geen enkele aandacht heeft voor het erfgoed van de grootste bevolkingsgroep daar, de Hindostanen. Daar heeft ze misschien een in haar ogen goede reden voor. Onvoorstelbaar is echter dat, als zij over de geschiedenis van Mariënburg vertelt, zij alleen de Javaanse contractarbeiders noemt die daar hebben gewerkt en die op 29 juli 1902 in opstand kwamen (zij heeft het over een “staking”). Vervolgens laat zij het ‘monument ter herdenking van de (Javaanse) opstand’ zien. Niet in beeld is de tekst die in vrij grote letters op dit monument staat. Daaruit blijkt overduidelijk dat het geen gedenkteken ter herinnering aan de opstand is, maar aan de Javaanse immigratie.
Iets verderop staat het monument ter herdenking van de opstand met daarop de namen van de slachtoffers die zijn gevallen toen deze opstand op 30 juli 1902 door de autoriteiten werd neergeslagen. Aan de namen had het researchteam van Hunkar moeten kunnen zien dat het voornamelijk om Hindostaanse contractarbeiders ging. Wat haar reden is voor niet alleen een vertekende, maar ook ronduit onjuiste weergave van de feiten, weet ik niet. Zij krijgt echter ruim baan om deze via de media te presenteren. Zo laat het ontdooiingsproces rijkelijk geschiedkundige kennis van jan en alleman vloeien. Na het zien van het programma, bleef bij mij een vieze smaak van rottende wormen achter.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN