Hindoes en kleurrijke berichtgeving – Kanta Adhin
Afgelopen week was het weer Holi, het nieuwjaars-en lentefeest van hindoes. Het was goed te zien dat dit weer uitgebreid is gevierd op een aantal plaatsen met gekleurde poeders en de bijpassende vrolijke chautal muziek. Ook de Holika-verbranding de avond ervoor is een happening, meestal voor een kleiner publiek. Daar wordt, in de gedaante van de heks Holika, het kwade verbrand. Dit berust op een verhaal van de boze koning Hiranyakashipu en zijn zoon Prahlad die toegewijd was aan God Vishnu. Dit tot grote ergernis van de koning die zichzelf tot God had verklaard. Het lukte hem maar niet zijn zoon af te houden van Vishnu en schakelde daarom zijn zus, de kwaadaardige heks Holika, in om Prahlad te lokken en hem vervolgens de vuurdood te laten sterven. Echter, Prahlad wordt gered vanwege zijn sterke geloof en Holika komt om in de vlammen. Het is goed om deze traditie te verduidelijken, omdat in de huidige tijd al gauw vraagtekens kunnen worden geplaatst bij het feit dat het kwade wordt voorgesteld door een vrouw. Dit kan dan een eigen leven gaan leiden en zo de traditie in een negatief daglicht plaatsen. Je merkt vaak dat hier niet veel voor nodig is.
Beelden van Holi-vierende mensen in India gingen de wereld rond en ik zag berichtgeving met als kop ‘Hindoes besmeuren elkaar met gekleurd poeder’. Dit leidde tot een aantal reacties, waaronder ‘Ik ga liever een paar maanden in een mijn werken dan deze troep op mijn gezicht.’ Er waren ook reacties die zich richtten op het woord ‘besmeuren’ (vies maken). Waarom zo een negatief woord voor iets vrolijks? Daaraan zou je nog kunnen toevoegen dat het feest als het ware juist bedoeld is als zelfreiniging. Immers het kwade wordt afgeworpen en Holi is ook een feest van gelijkheid. Op deze dag tellen onderlinge verschillen niet. Door iedereen te kleuren, is iedereen gelijk. Dit soort – soms onbedoelde – negatieve kleuring van andere culturen in de media krijg je als er onvoldoende kennis van die cultuur is.
Dit brengt me op de berichtgeving rond de opening van de Ram Mandir in Ayodhya twee maanden geleden. In een artikel op deze website gaf de auteur, Mahesvari Autar, blijk van boosheid over de negatieve berichtgeving in de Nederlandse pers. Deze stond niet in het teken van alom heersende vreugde onder hindoes over de hele wereld, maar had het over politieke manipulaties van de Indiase premier Modi. Zij liet het niet daarbij zitten, maar nam het initiatief om een gesprek te organiseren over de beeldvorming van hindoes in de media. Dit zal nu plaatsvinden op 24 april aanstaande en via een oproep op de website van de Nederlandse Vereniging van Journalisten kunnen Nederlandse journalisten en mediamakers zich aanmelden (https://www.villamedia.nl/artikel/hindoes-in-de-media). Voor een integere journalist of mediamaker die zich bezighoudt met berichtgeving over andere culturen, lijkt dit een mooie gelegenheid tot kennisverrijking met het oog op evenwichtige berichtgeving.
Helaas schuilt het probleem vaak juist in het woord ‘evenwicht’, oftewel ‘het midden’. Dat vinden media saai. En op basis van ‘wat de boer niet weet, de boer niet eet’, wordt er vanuit een gebrek aan kennis een negatief beeld ‘uitgespuugd’. Meer kennis over het Holi-feest, bijvoorbeeld, zou wellicht ook koppen kunnen opleveren als ‘Hindoes vieren het feest van de gelijkheid’, of ‘Hindoes luidden de lente kleurrijk in’. Echter, als het om een bewuste verkeerde voorstelling van zaken gaat, helpt meer kennis niet. Dan zijn er andere motieven die helaas niet mooier kunnen worden ingekleurd.
Slider- en headerfoto Ranjan Akloe
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Ram Mandir als symbool van vrede – Kanta Adhin
Enkele dagen geleden werd in India de prestigieuze Ram Mandir in Ayodhya geïnaugureerd. Deze hindoetempel is gebouwd op de plek waar Ram zou zijn geboren (Ram Janma Bhúmi). Voor hindoegelovigen een zeer heilige plek, waar enkele eeuwen geleden tijdens de moslimoverheersing van India een moskee werd gebouwd, de Babri Masjid. Bij de inauguratie zei premier Modi dat de nieuwe tempel een symbool is van vrede, geduld, harmonie en vriendschap. De geschiedenis van deze nieuwe tempel is echter verre van vredig en harmonieus en het is de vraag of deze nu kan worden toegedekt met pracht en praal.
Er zijn verschillende uiteenzettingen over deze specifieke plek in Ayodhya en of de Babri moskee zou zijn gebouwd na (bewuste) vernietiging door de moslimheersers van een bestaande hindoetempel ter ere van Ram. Ruzies hierover tussen hindoes en moslims door de tijd heen culmineerden in 1992 in het afbreken van de moskee door fanatieke hindoes. Deze actie had hevige rellen tot gevolg, waarbij enkele duizenden doden vielen. In 2019 bepaalde het Indiase Hooggerechtshof dat de plek aan de hindoes toekwam om daar de Ram Mandir te bouwen. Aan de moslims moest een ander stuk land ter beschikking worden gesteld voor de bouw van een moskee.
De Ram Mandir is nog niet af, maar de plaatsing van het beeld van een jonge Ram (Ram Lalla) werd als een geschikt moment geacht om de tempel alvast in gebruik te nemen. Aan de duizenden verzamelde gelovigen zei premier Modi: “Onze Ram is in Ayodhya aangekomen na eeuwen van wachten, geduld en offers.” ”Ram Lalla zal niet meer in een tent verblijven. Ram Lalla zal nu in een schitterende tempel verblijven.”
Deze woorden brachten mij terug naar mijn eerste herinnering aan het verhaal van Ram, Ramayana. Als kind gingen mijn broer en ik met onze áji (oma van vaderszijde) – op instructie van onze vader – naar de film Ramayana die draaide in theater De Paarl in Paramaribo. Het was nog de tijd van de oude filmprojector. De film was al letterlijk stuk gedraaid, want de strook met het beeldmateriaal brak in het begin elke keer af, zodat we de eerste tien minuten van de film wel vier keer te zien kregen. De lol was er al bijna van af toen het verhaal eindelijk doorliep. Toen ontvouwde zich een aangrijpend en spannend verhaal dat het haperende begin helemaal deed vergeten. Thuis aangekomen begon mijn vader ons te overhoren. Mijn broer glipte weg, dus moest ik de proef alleen doorstaan. Wat had ik gezien, wat had ik geleerd? Ik had een heleboel gezien en het duizelde me nog.
In ieder geval had ik een hele sympathieke, dienstbare, dappere, opofferingsgezinde en rechtschapen Ram gezien. Iemand die zonder morren afstand doet van de troon en in ballingschap gaat, zodat zijn vader een ooit gedane belofte aan een van zijn echtgenoten (niet de moeder van Ram) kan nakomen. Deze echtgenote wil haar eigen zoon Bharat op de troon, maar die is trouw aan Ram en wil geen koning worden. Uiteindelijk doet hij het, maar in naam van Ram en totdat Ram na veertien jaar terugkeert. Tijdens zijn ballingschap leeft Ram heel sober. Hij komt in aanraking met volkeren van andere koninkrijken. Met zijn broer Lachmon en de sterke Hanuman helpt hij onrecht te bestrijden. Als zijn vrouw Sita wordt ontvoerd, gaat hij de strijd aan met de bijna onoverwinnelijke demonenkoning Ravan van Lanka (thans Sri Lanka). Nooit denkt hij eraan zelf te gaan heersen in de koninkrijken waar hij wint, maar laat die voor een rechtschapen familielid van de overwonnen heerser. Tja, wat had ik geleerd? Eigenlijk dat het verhaal van Ram een universeel verhaal is van liefde, trouw, opoffering, rechtvaardigheid en geen enge grenzen kent van ras, kleur, godsdienst, afkomst en dergelijke.
In zijn inauguratierede verwees premier Modi naar de controverse rond de bouw van de tempel. Hij was het oneens met critici die meenden dat de Ram Mandir aanleiding zou zijn tot een oplaaiend vuur in het land. “Ram is geen vuur maar energie, Ram is geen geschil maar oplossing, Ram is niet alleen van ons maar van iedereen en Ram is niet alleen het heden maar ook eeuwig,” aldus de premier. Dit is precies wat ik uit het levensverhaal van Ram heb geleerd en waar ik mij dus in kan vinden.
Waar ik mij niet in kan vinden is de suggestie dat Ram zo een schitterende tempel heeft gewild om naar Ayodhya terug te keren. Soberheid en opoffering behoren tot de eigenschappen van Ram. Hij wordt als godheid vereerd en het lijkt mij dan ook ongepast om aan hem typisch menselijke eigenschappen van uiterlijk vertoon toe te schrijven. Ram verblijft graag in een tent om zijn volk te dienen. De tempel is er dan ook niet voor Ram, maar voor de mensen die hem willen vereren. Zij moeten bijdragen aan vrede, harmonie en vriendschap in de Indiase samenleving en dat kan volgens mij alleen als Ram in hun hart verblijft.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Ram Mandir as a symbol of peace – Kanta Adhin
A few days ago, the prestigious Ram Mandir was inaugurated in Ayodhya, India. This Hindu temple is built on the spot where Ram is said to have been born (Ram Janma Bhúmi). For Hindus this is a very sacred site, where several centuries ago during India’s Muslim rule a mosque was built, the Babri Masjid. At the inauguration ceremony, Prime Minister Modi said the new temple is a symbol of peace, patience, harmony and amity. However, the history of this new temple is far from peaceful and harmonious and one can wonder whether this can now be covered up by pure splendour.
There are various accounts about this particular site in Ayodhya and whether the Babri mosque would have been built after (deliberate) destruction by Muslim rulers of an existing Hindu temple in Ram’s honour. Quarrels about this between Hindus and Muslims over time culminated in the demolition of the mosque by fanatical Hindus in 1992. This action resulted in violent riots that left several thousand dead. In 2019, India’s Supreme Court ruled that the site belonged to the Hindus to build the Ram Mandir there. Another piece of land was to be made available to the Muslims for the construction of a mosque.
The Ram Mandir is not yet completed, but the installation of the statue of a young Ram (Ram Lalla) was deemed an appropriate moment to inaugurate the temple ahead of time. Addressing the thousands of gathered believers, Prime Minister Modi said “Our Ram has arrived in Ayodhya after centuries of waiting, patience and sacrifices.” “Our Ram Lalla will no longer live in a tent. Our Ram Lalla will stay in a magnificent temple.”
These words brought me back to my first memory of the story of Ram, Ramayana. As a child, my brother and I went with our áji (paternal grandmother) – on our father’s instruction – to see the movie Ramayana that was playing at theatre De Paarl in Paramaribo, Suriname. It was still the time of the old film projector. The film had been shown so many times that the worn out strip with the footage broke off every time in the beginning. So we had to see the first ten minutes of the film four times. The fun was almost gone when the film finally moved on. Then a gripping and exciting story unfolded that made us forget the faltering beginning altogether. Back home, my father started to quiz us. My brother slipped away, so I had to go through the test alone. What had I seen, what had I learnt? I had seen a lot and I was boggled by all the images.
In any case, I had seen a very likeable, serviceable, brave, sacrificial and righteous Ram. One who renounces the throne without grumbling and goes into exile so that his father can fulfil a promise once made to one of his wives (not Ram’s mother). This wife wants her own son Bharat on the throne, but he is loyal to Ram and does not want to become king. Eventually he does, but in Ram’s name and until Ram returns after 14 years. During his exile, Ram leads a sober life. He comes into contact with peoples of other kingdoms. With his brother Lachmon and the strong Hanuman, he helps fight injustice. When his wife Sita is abducted, he battles the almost invincible demon king Ravan of Lanka (now Sri Lanka). Never thinking of ruling himself in the kingdoms where he wins, he leaves them for a righteous relative of the vanquished ruler. Well, what had I learnt? Actually that the story of Ram is a universal story of love, loyalty, sacrifice, justice and knows no narrow boundaries of race, colour, religion, origin and the like.
In his inauguration speech, Prime Minister Modi referred to the controversy surrounding the construction of the temple. He disagreed with critics who felt that the Ram Mandir would set off a fire in the country. “Ram is not fire but energy, Ram is not dispute but solution, Ram is not just ours but everyone’s and Ram is not just the present but eternal,” the prime minister said. This is exactly what I learnt from Ram’s life story, so I agree.
What I cannot agree with is the suggestion that Ram desired a magnificent temple to return to Ayodhya. Austerity and sacrifice are among Ram’s attributes. He is worshipped as a deity and it therefore seems inappropriate to attribute to him typically human traits of ostentation. Ram would happily stay in a tent to serve his people. Therefore, the temple is not there for Ram, but for the people who want to worship him. They should contribute to peace, harmony and friendship in Indian society and, in my opinion, this can only be done if Ram resides in their hearts.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Oud en nieuw – Kanta Adhin
“Al het oude is niet noodzakelijk goed, al het nieuwe is niet noodzakelijk slecht.” Dit is een uitspraak die wordt toegeschreven aan de Indiase dichter Kálidás die in het begin van de christelijke jaartelling zou hebben geleefd. In deze uitspraak ligt een aanmoediging om je open te stellen voor vernieuwing en niet krampachtig vast te houden aan oude gewoonten en tradities.
Het afgelopen jaar stond in het teken van 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname en de tweede migratie zo een 50 jaar geleden naar Nederland. Tijdens de vele activiteiten die hier werden georganiseerd kwamen onder meer kwesties aan de orde als integratie van Hindostanen in de Nederlandse samenleving en behoud van de Hindostaanse cultuur. Welnu, volgens mij biedt de uitspraak van Kálidás een heel nuttig handvat. Cultuurbehoud moet dan niet worden gezien in de zin van verstarring, maar in de zin van ontwikkeling. Cultuur ontwikkelt zich, maar belangrijke elementen blijven herkenbaar, zoals bepaalde tradities, taal, muziek, zang en dans. In Nederland worden hindoehuwelijken en andere ceremonies, zoals muran (scheren van het hoofdhaar van een baby/klein kind), nog veelal op traditionele wijze voltrokken. Daaromheen heeft zich in de loop der jaren een scene ontwikkeld van Bollywoodkleding en -dans die inmiddels ook tot de Hindostaanse cultuur wordt gerekend. Persoonlijk ben ik niet zo geporteerd van al dat Bollywoodgedoe, omdat het meer glitter en glamour is dan betekenisvolle cultuur.
Meer in het algemeen hebben Hindostanen een enorme feest- en danscultuur ontwikkeld, iets waar vroeger in Suriname bij Creolen met afkeuring naar werd gekeken. Inmiddels is deze leefstijl, alsook overmatig consumeren ingebed geraakt. En men showt dit ook graag, getuige beelden op sociale media van dans- en eetpartijen, (cruise)vakanties enzovoort. Het is eenieder gegund om plezier te hebben, maar aan de andere kant hoor je binnen de gemeenschap toch ook wel de klacht dat Hindostanen zo weinig betrokken zijn bij maatschappelijke issues. De klimaatdiscussie is bij uitstek een kwestie die de hedendaagse levensstijl betreft en die er volgens mij – naast allerlei technische hoogstandjes – op neerkomt dat we na decennia van overdreven consumptie weer terug moeten naar een soberdere levensstijl; dat het niet alleen maar draait om sociaaleconomische vooruitgang, maar dat ook liefde voor de (natuurlijke) omgeving van belang is. Wat mij betreft zou de uitspraak van Kálidás ook kunnen worden gelezen als: ‘Al het oude is niet noodzakelijk slecht, al het nieuwe is niet noodzakelijk goed’. Met andere woorden, we moeten ons niet blindstaren op het heden, maar ook met kennis van het verleden de toekomst vormgeven.
En dat is precies waar het 150ste gedenkjaar van de Hindostaanse immigratie goed voor is geweest. Er waren diverse activiteiten, waaronder lezingen, debatten, film- en theaterproducties, storytelling en tentoonstellingen. We, zowel ouderen als jongeren, zijn terug gedoken in de geschiedenis van onze voorouders die met enkele bezittingen, gebonden in een katoenen zak (gathari), vanuit India in Suriname arriveerden om er als contractarbeiders te werken. Het was een hard bestaan. Er was saamhorigheid en onderlinge steun. Een deel voelde zich misleid door de wervers die een gouden toekomst hadden beloofd. Maar velen maakten een bewuste keuze, onder wie vooral vrouwen die zich wilden ontworstelen aan een leven in India dat ze niet wilde leiden. Hun schaarse materiële bezittingen zaten in de gathari, maar wat de contractarbeiders vooral bij zich hadden was een spirit. Een spirit van durf, van ijver, van doorzetting, van weerbaarheid. Alles wat wij nu nog steeds nodig hebben om in hedendaagse samenlevingen keuzes te maken, onze plek te vinden en die verder uit bouwen in de komende jaren.
Ik wens iedereen een nieuw jaar toe gevuld met mooie en moedige momenten.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Divali droom – Kanta Adhin
Halloween schijnt in Nederland steeds populairder te worden. Ik was gewend om ervoor te zorgen dat ik op 11 november met Sint Maarten wat snoepgoed in huis had voor de kinderen die al zingend met een lampion aan de deur kwamen. De laatste jaren is dat echter niet meer gebeurd. Intussen zie je in de aanloop naar 31 oktober bij diverse woningen allerlei attributen die met Halloween te maken hebben, enge pompoenen, doodskoppen, spinnenwebachtige versierselen over de hele buitenmuur, en zie je griezelige vermommingen waarmee men de straat op gaat. Ik vroeg me af of ik snoepgoed in huis moest halen voor als die enge wezentjes aan de deur zouden komen. In de winkel stelde iemand mij gerust. Halloween lijkt in populariteit toe te nemen, maar men gaat nog niet zover om bij willekeurige huizen aan te bellen, alleen bij huizen waar er Halloween-attributen te zien zijn.
Gelukkig, dacht ik. Bij Sint Maarten gaat het er nog liefelijk aan toe. Soms kreeg ik ook wat van de kinderen, een klein knutsel- of tekenwerkje. Maar om onder bedreiging snoep te geven, is toch andere koek. In Engelstalige landen kom je er met “Trick or treat” misschien nog met een (onschuldig) plagerijtje van af als je zou weigeren. In Nederland moet je dat echter met je leven bekopen, want hier zegt men “Snoep of je leven”. Dit soort bedreigende taal past misschien in de tijd waarin we leven. Er gaat een duidelijke aantrekkingskracht uit van het griezelige karakter van de viering van Halloween en de commercie springt daar gretig op in. Toch zouden we wellicht wat voorzichtiger moeten zijn en verheerlijking van bedreigingen – hoe onschuldig dan ook – niet moeten willen stimuleren. Ik wil hiermee niet te belerend zijn en zeker niet de pret bederven die vele kinderen aan dit feest beleven. Maar het kan nooit kwaad als volwassenen reflecteren op wat we doen en wat we soms als vanzelfsprekend ervaren.
Zelf denk ik dat een mooie balans kan worden bereikt als kinderen op andere feestdagen een andere boodschap afgeven. Binnenkort – 12 november – is het Divali, het lichtjesfeest dat in het teken staat van de overwinning van het goede op het kwade, van het licht op de duisternis, van kennis op onwetendheid. Dit feest valt niet op een vaste dag, maar zo een tien dagen voor of na Halloween (afhankelijk van de dag van nieuwe maan in die periode). Hoe mooi zou het zijn als een groepje kinderen aan de deur zou komen met een diyá (een aardenwerken lampje) die de bewoners kunnen aansteken en voor of in hun huis plaatsen. Voor de veiligheid zou het ook om een kunst- of symbolisch lichtje kunnen gaan, of om een eigen Divali-knutselwerkje of -tekening. Als de gedachte erachter maar overkomt. Ik wens iedereen alvast een shubh (gezegend) Divali toe en zal zelf wat lekkers om uit te delen in huis hebben. Je weet maar nooit!
Foto: headerfoto Diyá – foto Radjin Thakoerdin en Aarti Ramautar 2003 – foto Roy Mohan/Hindorama
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Mens en dodo – Kanta Adhin
Als je op Mauritius vertelt dat je uit Nederland komt, krijg je meteen te horen: “Aah, Dutch. You know that the Dutch killed the dodo?” Voor mij was het niet altijd even duidelijk of het slechts grappig was bedoeld of dat het de Nederlanders nog steeds wordt aangerekend dat de dodo die alleen op Mauritius voorkwam, is uitgestorven. Geschat wordt dat dit tussen 1680 en 1690 is gebeurd, nadat de Nederlanders in 1598 het tot dan onbewoonde eiland in de Indische oceaan koloniseerden en vernoemden naar de toenmalige stadhouder Maurits graaf van Nassau, later prins van Oranje (nog iets voor de Oranjes om excuses over te maken?).
De dodo was een vogel behorend tot de duifachtigen, met kleine vleugels die in de loop der tijd ongeschikt waren geworden om te kunnen vliegen. Het dier had geen natuurlijke vijanden en kon zich daarom vrolijk waggelend, zonder te hoeven vliegen, prima handhaven in zijn natuurlijk milieu. Toen kwamen de mensen, in de vorm van Nederlandse kolonisten en zeelieden, en was het uit met de pret. Mauritianen doen je graag geloven dat de vogel is uitgestorven, omdat de Nederlanders ze allemaal hebben opgegeten. Dat ze als voedsel dienden, is zeker het geval, maar onderzoekers menen dat het vooral uitheemse dieren waren die door de Nederlanders op het eiland werden geïntroduceerd, die funest bleken voor de dodo: varkens, katten, ratten die het vooral op jonkies en de eieren hadden gemunt.
De dodo staat min of meer symbool voor dieren die door menselijk handelen zijn uitgestorven en er is veel wetenschappelijk onderzoek naar verricht. Daaruit kwam onder meer naar voren dat mensen de dodo onterecht het imago van een dikke, dommige vogel gaven. De vogel is het nationale symbool van Mauritius en daar zijn de beeltenissen van de dodo overal te zien: op schilderijen, in boekenwinkels, op souvenirs: de dodo is dood, lang leve de dodo!
Bij het horen en lezen van het verhaal van de dodo dacht ik er onwillekeurig aan hoe ons vertrouwde leefmilieu inmiddels is geïnfiltreerd door de übermensch die op snode manier bezig is ons soort te laten uitsterven. Deze übermensch zet in toenemende mate kunstmatige intelligentie in waardoor er voor ons geen noodzaak meer is zelf na te denken. Vervolgens zet de übermensch zijn eigen varkens, katten en ratten uit, zoals: het bedrijfsleven, ideologen, de entertainmentindustrie, influencers en wat dies meer zij. Die maken grif gebruik van het dommige imago van de mens dat inmiddels wordt gehanteerd. De mens wordt opgezweept tot onnodige consumptie; is proefdier van experimenteel beleid op gebied van zorg en onderwijs; dient als entertainment in reality programma’s; wordt bedolven onder complottheorieën; weet niet meer of die man of vrouw is of wil zijn en vindt dat kleuters daarin al een eigen keuze moeten kunnen maken.
Kunnen we het tij keren en ons eigen denkvermogen weer inschakelen en alleen héél slim gebruik maken van kunstmatige intelligentie? Kunnen we weer mens worden? Een weldenkend individueel én sociaal wezen, die verantwoordelijk is voor wat hij of zij als individu én als medemens doet? Die ook inziet dat kinderen als zich nog ontwikkelende wezentjes leiding en begeleiding nodig hebben? Opdat wij en zij geen übermensch en ook geen dodo worden?
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Wormen – Kanta Adhin
Het recente bericht dat wormen die meer dan 146 duizend jaar ingevroren waren in de permanent bevroren grond (permafrost) van Siberië bij ontdooiing weer tot leven kwamen, vond ik fascinerend. Ik vroeg me wel af wat we hier nu mee moeten. Willen we kijken of ook andere levensvormen na zo een lange tijd in bevroren staat te zijn geweest weer tot leven kunnen worden gewekt? Hebben we niet al genoeg leven op aarde? Waar ik nu wel beducht voor ben, is dat we niet weten wat er nog meer allemaal tot leven zou kunnen komen door opwarming van de aarde. Ziektedragende organismen? We zouden wel eens voor lelijke verrassingen kunnen komen te staan.
Momenteel zijn we erg druk bezig stukjes bevroren Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis uit de vrieskast te halen. Het krioelt van initiatieven, projecten, boeken, filmproducties, lezingen en vertellingen. De ontdooide geschiedenis sijpelt overal door en de bedoeling is dat deze samensmelt met de algemene Nederlandse geschiedenis. Vergroting van kennis en bewustwording van nog onbekende delen van de geschiedeins is het streven. Een volkomen terecht streven. Echter, gaandeweg dit proces worden we ook geconfronteerd met minder gewenste ontwikkelingen die een nare smaak achterlaten.
Terwijl er door de regering handreikingen worden geboden om met de gevoelige kanten van de koloniale geschiedenis in het reine te komen, worden er weer andere gevoeligheden tussen de voormalige gekoloniseerden blootgelegd. De multiraciale samenstelling van de Surinaamse bevolking, een product van koloniale politiek, heeft geleid tot een zekere rivaliteit tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Lange tijd was de politiek in Suriname ook op etnische leest geschoeid en nog steeds is men daar niet helemaal van af. Op gezette momenten steken de lelijke kanten van etnische rivaliteit tussen met name de Afro- en de Hindostaanse Surinamers de kop op, een doorwerking van de koloniale geschiedenis die zich ook in Nederland manifesteert.
Met het uitroepen van het herdenkingsjaar slavernijverleden lijkt de verdeel- en heerspolitiek van weleer weer tot leven gewekt. Wanneer wordt gepleit om naast het trans-Atlantische slavernijverleden ook aandacht te geven aan andere vormen van slavernij en aan de contractarbeid (een vervolg op slavenarbeid) wordt er boos gereageerd van de zijde van nazaten van de Afrikaanse slaafgemaakten. Het is hun jaar en de beschikbare fondsen moeten alleen hun zaak dienen. Ook hoor je geluiden dat nakomelingen van Hindostaanse contractarbeiders niet moeten zeuren. Hindostaanse contractarbeiders hebben grond en geld gekregen. De vrijgemaakten kregen niets. Het hoe en waarom en of de mensen daarmee alles in de schoot geworpen kregen zonder te hoeven werken, lijken niet te boeien. Ook niet of die ‘voorsprong’ tot in het heden bepalend is. Dat dit soort oprispingen uit een bepaalde hoek komen, soit! Er zijn genoeg weldenkende mensen die naast de specifieke issues van het slavernijverleden, het belang inzien van inbedding van kennis en bewustheid van de gehele gemeenschappelijke Nederlands- Surinaamse geschiedenis in de Nederlandse samenleving.
Het valt dan wel vies tegen als een bekende persoonlijkheid als Aldith Hunkar, die zich ook als verteller van het koloniaal verleden opwerpt, in een filmproductie opvallende hiaten en onjuistheden laat zien. Als voormalig nieuwslezer van het jeugdjournaal zou zij zich bij uitstek moeten realiseren hoe belangrijk het is om objectieve en correcte informatie te verschaffen. Voor het EO-programma Firma Erfgoed Overzee reist zij onder meer naar Suriname. Het is op zijn minst merkwaardig te noemen dat zij geen enkele aandacht heeft voor het erfgoed van de grootste bevolkingsgroep daar, de Hindostanen. Daar heeft ze misschien een in haar ogen goede reden voor. Onvoorstelbaar is echter dat, als zij over de geschiedenis van Mariënburg vertelt, zij alleen de Javaanse contractarbeiders noemt die daar hebben gewerkt en die op 29 juli 1902 in opstand kwamen (zij heeft het over een “staking”). Vervolgens laat zij het ‘monument ter herdenking van de (Javaanse) opstand’ zien. Niet in beeld is de tekst die in vrij grote letters op dit monument staat. Daaruit blijkt overduidelijk dat het geen gedenkteken ter herinnering aan de opstand is, maar aan de Javaanse immigratie.
Iets verderop staat het monument ter herdenking van de opstand met daarop de namen van de slachtoffers die zijn gevallen toen deze opstand op 30 juli 1902 door de autoriteiten werd neergeslagen. Aan de namen had het researchteam van Hunkar moeten kunnen zien dat het voornamelijk om Hindostaanse contractarbeiders ging. Wat haar reden is voor niet alleen een vertekende, maar ook ronduit onjuiste weergave van de feiten, weet ik niet. Zij krijgt echter ruim baan om deze via de media te presenteren. Zo laat het ontdooiingsproces rijkelijk geschiedkundige kennis van jan en alleman vloeien. Na het zien van het programma, bleef bij mij een vieze smaak van rottende wormen achter.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Daar waar het mij goed gaat.… – Kanta Adhin
De maand juni stond volledig in het teken van de herdenking en viering van 150 jaar Hindostaanse immigratie. Daarbij werd de gevleugelde tekst “Daar waar het mij goed gaat, is mijn Vaderland” regelmatig aangehaald. Dit is een Nederlandse vertaling van een tekst uit het hindoeïstische geschrift Ramayana (Jahán base wahán sundar desu) die staat op het Immigratiemonument op het Hobbemaplein in Den Haag (en ook op het Baba en Mai immigratiemonument in Paramaribo). Deze woorden worden graag aangehaald om aan te geven dat het eigen is aan Hindostanen om zich zonder grote problemen aan nieuwe omstandigheden aan te passen en – door hard te werken – ook successen te bereiken, terwijl ze ook hun cultuur behouden. Een positieve eigenschap waar men trots op is. Dat mag ook. Er is echter een risico dat deze trots omslaat in te grote zelfingenomenheid met het vergaarde materiële bezit, de academische titels en het culturele erfgoed.
Minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die op 5 juni namens het Nederlandse kabinet een krans legde bij het Immigratiemonument, ontkwam er niet aan het citaat op het monument aan te halen. Hij meende dat het “geruisloos” integreren van Hindostanen misschien ook de reden is dat hun geschiedenis nog te onbekend is. Hij spoorde de Hindostanen dan ook aan om zich duidelijker te profileren als zij willen dat hun verhaal ook moet worden gehoord. “Ontdek in deze tijd van herbezinning wat het Hindoestaanse verleden jou te zeggen heeft. Vertel over je verknochtheid aan Suriname. Zeg het als je trots bent dat je wortelt in de eeuwenoude cultuur van India.”
Het is bekend dat er veel is gemord dat er in Nederland te weinig aandacht is voor de gedeelde geschiedenis van de Hindostanen in vergelijking tot het slavernijverleden. Minister Dijkgraaf heeft met zijn aanwezigheid op 5 juni laten zien dat het kabinet het gemor heeft gehoord. Sedert de onthulling van het immigratiemonument op het Hobbemaplein in 2004 door de toenmalige minister voor Integratie Rita Verdonk, was er voor het eerst een lid van kabinet aanwezig op 5 juni, de Dag van de Hindostaanse Immigratie.
Dat geruisloos aanpassen is iets waar Hindostanen aan de ene kant trots op zijn. Zij hoeven niet de barricades op om van alles af te dwingen, zij werken er zelf aan. Aan de andere kant maakt men zich er toch druk om niet of onvoldoende te worden gezien of gekend. ‘Onzichtbaar’ is misschien niet het juiste woord. Zoals de Burgemeester van Den Haag zei tijdens een bijeenkomst bij ASAN op 10 juni: “Het stikt van de Hindostanen. Overal waar ik kom, zie ik ze.” Waarom dan dat miskende geluid van de laatste tijd? Het is wellicht goed om te reflecteren op de woorden: “Daar waar het mij goed gaat, is mijn Vaderland.”
Deze tekst wordt over het algemeen gezien als een aansporing tot integratie in het land waar men naar toe is geëmigreerd. Maar is het ook een aansporing om actief deel te nemen aan de samenleving of alleen maar om eigen geluk na te streven met gebruikmaking van de mogelijkheden die het land biedt? Is het een aansporing om je gedeisd te houden, een stille immigrant te zijn? Of moet er inspiratie uit worden geput om een plaats op te eisen in de maatschappij?
Moti Marhé, Neerlandicus en Hindi-kenner, meent dat de oorspronkelijke tekst uit het Ramayana veel betrokkener en actiever is en dat de huidige Nederlandse vertaling daar geen recht aan doet. De Nederlandse tekst heeft een te egoïstische en passieve lading. Ik ben het met hem eens. Je zou daarin inderdaad kunnen lezen: Zolang het mij maar goed gaat. Achter de schone schijn van sociaaleconomisch succes van Hindostanen gaan er nog steeds problemen schuil. Er zijn groepen die niet of minder goed meekunnen. Hebben wij als gemeenschap voldoende aandacht voor hen? Hebben wij hen ook betrokken bij de herdenking en feestelijkheden van de afgelopen tijd? Was, bijvoorbeeld, aan de ouderen in zorgtehuizen, die het dichtst bij onze voorouders staan, een prominente plek toegekend om getuige te zijn van de kranslegging door minister Dijkgraaf? Waren aan de minderbedeelden gratis kaarten verstrekt voor het concert in Amare?
Ook zouden wij meer kunnen doen om de cultuur waar we zo trots op zijn een plek in de mainstream cultuur te geven door ook autochtone gezelschappen te betrekken. Hoe mooi zou het zijn om in Amare, bijvoorbeeld, het Philharmonisch Orkest het legendarische Rat ke sapna van Ramdew Chaitoe te hebben horen spelen. De nationale viering van 150 jaar Hindostaanse immigratie heeft echter geen of nauwelijks externe uitstraling gehad. Het was een feestje voor de incrowd. Een gemiste kans, in mijn ogen. Het lijkt erop dat Hindostanen al blij zijn als zij kunnen dansen op baithak gana en al tevreden als hun Hollandse aangetrouwde familie meedoet. Hopelijk nemen we de oproep van minister Dijkgraaf tot duidelijker profilering ter harte en anders…. Wat mij betreft geen gezeur over onzichtbaarheid, onbekendheid en wat dies meer zij, maar wel zorgen dat het niet alleen mij, maar ons goed gaat.
Klik HIER voor de volledige tekst van de toespraak van minister Dijkgraaf op 5 juni 2023.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Aanklacht – Kanta Adhin
Ongezien Ongehoord – Hindostanen in de Nederlandse koloniale geschiedenis is het boek van Jaswina Elahi en Ruben Gowricharn dat op 27 mei jl. werd gepresenteerd. Een aanklacht tegen het consequent negeren van Hindostanen en hun geschiedenis door de Nederlandse overheid en academische en andere instellingen die het koloniale verleden van Nederland gelijkstellen met het slavernijverleden, meer specifiek de slavernij van Afrikanen. Voor wat betreft Suriname wordt daarmee niet alleen de geschiedenis van de Hindostaanse contractarbeid genegeerd, maar ook de slavernij van de Inheemsen (de ‘rode slavernij’), de contractarbeid van de Chinezen en Javanen en de geschiedenis van andere groepen. Met hun boek willen Elahi en Gowricharn op toegankelijke wijze meer informatie over de geschiedenis van de Hindostanen verschaffen en de doorwerking ervan naar het heden. De auteurs identificeren ook een aantal narratieven rond de contractarbeid en het leven van Hindostanen na uitdienen van het contract, die zij als mythes kwalificeren en daarmee afrekenen.
De onvrede van de auteurs met de beperkte kijk op het koloniale verleden waar het Suriname betreft, is terecht. Ook de opmerking dat bij politici die belangstelling hebben voor dit onderwerp, sprake is van politiek opportunisme en gebrek aan kennis. Dit laatste is vooral te merken aan de klakkeloze omarming, ten tijde van de demonstraties van Black Live Matters een paar jaar geleden, van de bewering dat de slavernij in Suriname niet in 1863 maar in 1873 is afgeschaft. Een historisch onjuist feit dat een nieuwe waarheid is geworden. Toch was Jan Pronk (voormalig PvdA-politicus) die een reflectie op het boek gaf, getroffen door de harde toon van de titel van het boek en van het eerste hoofdstuk (‘Gewilde blindheid’). In zijn visie is er eerder sprake van ‘ongekende vanzelfsprekende aanwezigheid’ van Hindostanen.
Ik vond het tamelijk dapper van Pronk dat hij aan de orde stelde dat in het boek niet wordt ingegaan op de vraag hoe men aankijkt tegen de beslissing om in de jaren ’70 van de vorige eeuw massaal naar Nederland te emigreren. In de ogen van veel Hindostanen is de doorgedrukte onafhankelijkheid van Suriname in 1975, waarin de PvdA en Jan Pronk als toenmalig minister van Ontwikkelingssamenwerking een prominente rol hebben vervuld, bij uitstek een voorbeeld waarbij de Hindostanen zich ongehoord voelden en vervolgens hun biezen pakten naar het veiliger Nederland. Er zijn publicaties waarin wordt ingegaan op de aankomst en integratie van Hindostanen in Nederland en waarin een beeld wordt geschetst van de succesvolle en minder succesvolle aspecten; van het verdriet van velen dat zij hun bezittingen voor een appel en een ei hebben verkocht om vervolgens naar het koude Nederland te komen, geen werk op hun niveau te vinden, statusdaling te ondergaan met alle bijbehorende sociale problematiek.
Het is eigenlijk triest dat het 150ste gedenkjaar van de Hindostaanse immigratie zo in het teken staat van een strijd om aandacht en subsidies. De auteurs merken ook op dat Hindostanen vooral uit eigen middelen hun geschiedenis vastleggen, in tegenstelling tot de geschiedenis over het slavernijverleden waar fondsen voor beschikbaar zijn. En dan is er vervolgens ook nog geen aandacht voor in de mainstream media. Gaandeweg deze hele discussie is het mij wel duidelijk geworden dat voor Nederlanders ‘slavernij’ veel meer tot de verbeelding spreekt dan ‘immigratie’ of ‘contractarbeid’. Helaas is er wellicht daarom de neiging bij sommige Hindostanen om de Hindostaanse geschiedenis ook als geketende slavernij voor te stellen. Dit is niet het geval in het onderhavige boek. Wel wordt erop gewezen dat het ook geen verhaal van één en al vrijwillige keuzes is.
Op zich denk ik dat wij er best trots op mogen zijn dat Hindostanen op eigen kracht onderzoek doen en publicaties uitgeven. De tijdelijke leerstoel aan de Vrije Universiteit van Amsterdam gefinancierd door de stichting Diaspora Leerstoel Lalla Rookh was een nobel initiatief: fondsen van de voormalige welzijnsorganisatie Lalla Rookh die ten dienste van de hele Hindostaanse gemeenschap zijn gesteld. Het zou mooi zijn geweest als de Organisatie Hindoe Media (OHM) na ontmanteling zou hebben geïnvesteerd in een initiatief dat een plek voor Hindostanen in de media zou garanderen. Maar – en dat is misschien ook wel een reden waarom Hindostanen ongehoord en ongezien zijn – bij OHM was het altijd een getouwtrek tussen de verschillende hindoestromingen en de aangesloten organisaties. Bij deze organisaties worden vaak eigen belangen – niet zelden de belangen van slechts een of enkele personen binnen de organisatie- boven het gemeenschappelijke belang gesteld. Om indertijd voor landelijke zendtijd in aanmerking te komen, was men gedwongen samen te werken. Op andere terreinen is het vaak onmogelijk tot de nodige samenwerking te komen en probeert men eerder elkaar vliegen af te vangen. Wellicht is het bestaan van een Hindostaanse gemeenschap in Nederland een mythe en is er slechts sprake van een optelsom van personen van Hindostaanse komaf, van wie een deel zich actief opstelt en de illusie wekt van het bestaan van een gemeenschap.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, Migratiegeschiedenis
De wolf en de koning – Kanta Adhin
De wolf veroorzaakt veel ophef in Nederland. Sinds enige jaren is dit dier dat voor velen alleen bekend was uit sprookjes als Roodkapje en De wolf en de zeven geitjes, terug in Nederland. En dat wordt zeer verwelkomd door natuurliefhebbers die hun enthousiasme niet op kunnen dat het dier zich weer is komen vestigen in wat eens zijn natuurlijke habitat was en de biodiversiteit weer een boost zal geven. Als de wolf zich maar gedeisd zou houden, lijkt er geen probleem. Echter, het dier gaat op pad en doodt schapen; of laat mensen die in de natuur willen recreëren schrikken; en nog schandelijker, het loopt zomaar door de straten van Doetinchem. Koren op de molen van tegenstanders van de wolf die het dier dus liefst zien verdwijnen, alhoewel sommigen het wel stoer vinden om eerst even een selfie te maken met de wolf om familie en vrienden daarmee te imponeren. Opjagen en afschieten mag niet zomaar omdat er strenge regelgeving is die de wolf beschermt.
Toen ik op tv naar de beelden van de viering van Koningsdag keek, moest ik onwillekeurig aan de wolf denken. Ook het koningshuis wordt aan de ene kant op handen gedragen door de koningsgezinden en, aan de andere kant, verguisd door antimonarchisten die het instituut alleen maar geldverspilling vinden en bovendien ongevraagd (ongekozen) aanwezig is, een archaïsch overblijfsel van vroeger dat alleen nog in sprookjes een plaats heeft. Elke misstap van de koning, zoals een vakantie naar het buitenland terwijl heel Nederland ‘grounded’ is, wordt dan ook aangegrepen om hem weg te honen. Maar het koningshuis is nu eenmaal verankerd in de grondwet en krijg je dus niet zomaar weg.
In Rotterdam waar de viering van Koningsdag 2023 plaatshad, was een heel divers programma opgezet met ook een plaatsje voor de antimonarchisten. Er was een uitgebreid aanbod aan activiteiten zoals zang, dans, kunst, sport die tentoon werden gespreid door een diversiteit aan groepen die de samenleving van Rotterdam uitmaken. Hindostanen kunnen dit keer niet klagen dat ze onzichtbaar waren. Ze waren onder meer aanwezig met dans, de londá ke nác (dansende mannen verkleed als vrouwen), waarmee ze tegelijk ook toonden dat genderdiversiteit al een heel oude en ingeburgerde traditie is.
Er werden ook maatschappelijke issues aan de orde gesteld, zoals het Nederlandse slavernijverleden. Aan de ene kant werd de koning bevraagd over het aanbieden van excuses. Daarbij gaf hij te kennen niet voornemens te zijn deze op 1 juli 2023 aan te bieden. Hij wil eerst het resultaat van het door hem gevraagde onafhankelijk onderzoek naar de rol van het koningshuis bij het slavernijverleden afwachten. Gezien de staatkundige verhoudingen in die tijd is het nauwelijks voorstelbaar dat er geen kwalijke rol van het koningshuis is geweest. Aan de andere kant waren er nazaten van slaafgemaakten die dans en andere kunsten voor het koninklijk gezelschap opvoerden. Ook waren er de dames in koto (kotomisies), een klederdracht die rechtstreeks naar de slavenhouders is terug te voeren. Althans naar de echtgenoten van slavenhouders die het mooie figuur van de zwarte vrouwen wilden verbergen onder een onelegante outfit van verschillende lagen stof, om te voorkomen dat hun mannen in de verleiding kwamen. De kotomisies zijn echter heel erg trots op hun klederdracht die zij door middel van eigen creativiteit vorm hebben gegeven. Een voorbeeld van het niet blijven steken in slachtofferschap.
Ik denk dat we moeten onderkennen dat zowel de wolf als de koning een nuttige rol kan vervullen. De wolf is goed voor de biodiversiteit en de koning vooral als symbool van eenheid in een diverse en gepolariseerde maatschappij. Als beide zich tot hun nuttige rollen beperken en zich niet aan uitspattingen te buiten gaan, moet het mogelijk zijn hen te behouden voor het Nederlandse landschap. Uiteindelijk is de wolf wellicht minder tot last dan de vele honden die rondlopen, je bijten of ongevraagd besnuffelen, overal maar poepen, of katten die op vogels jagen. Een wat gemoderniseerd koningshuis kost op den duur misschien zelfs minder dan wat we kwijt zijn aan het bestrijden van geweld rondom de sport, met name voetbal, en het beveiligen van mensen die vanwege hun werk maar lukraak worden bedreigd.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN