Ram Hiralal: een vermogende en sociaal ingestelde Hindostaanse Surinamer – Chan Choenni

Initiatiefnemer en oprichter van Indian Semi Classical Group Ram met de zangers Desi Raghoesing en zoon Jagdish, kleinzoon Robby en vader/grootvader Oeditram.
Suriname telt tegenwoordig veel miljonairs vooral van Hindostaanse afkomst. Ik bedoel miljonairs niet gemeten in Surinaamse dollars (SRD’s), want de Surinaamse munt heeft de afgelopen jaren een aanzienlijke waardedaling ondergaan. Het gaat om miljonairs uitgedrukt in Amerikaanse (US) dollars. Doorgaans wordt iemand als een miljonair beschouwd wanneer betrokkene een vermogen bezit van meer dan 1 miljoen US dollars. Volgens Wikipedia wordt de waarde van het huis en andere ondeelbare, kostbare goederen daarbij niet meegerekend. Iemand die vele miljoenen bezit is een multimiljonair. In deze eeuw is het aantal Hindostaanse miljonairs In Suriname toegenomen. De oorsprong van deze verzamelde rijkdom is echter nauwelijks goed te traceren. Naast deze nieuwe miljonairs zijn er ook oude Hindostaanse miljonairs; zij hebben in de vorige eeuw en in het bijzonder voor de staatsgreep 1980 hun vermogen vergaard. Een van de oude Hindostaanse miljonairs is de inmiddels 83-jarige accountant Ram Hiralal. Overigens vindt Ram Hiralal zelf niet dat hij een miljonair is; hij heeft wel een vermogen van enkele miljoenen US dollars. Blijkbaar roept de term miljonair in Suriname niet altijd positieve associaties op. Een ander bekende Hindostaanse miljonair in de vorige eeuw was de zakenman Diepnarain Benie. Hiralal en Benie sponsorden toen ondermeer Bhaitakgana muziekgroepen. Er waren in de jaren zeventig van de vorige eeuw zogeheten contests (wedstrijden) tussen de zangers in theaterzalen (bioscopen) die druk werden bezocht. Hiralal en Benie waren destijds in dit verband elkaars rivalen. Hiralal vertelt over de omkooppraktijken van Benie. Zo kocht Benie de jury om, zodat zijn gesponsorde Bhaitakgana groep i.c. zanger kon winnen. Hiralal doet een boekje open over deze en andere praktijken in de toenmalige Surinaamse samenleving. Hiralal vertelt hierover in zijn biografie die is geschreven door de bekende journalist Roy Khemradj. Dit boek is in 2017 gepubliceerd door LM Publishers. De titel luidt De kaarten op tafel. Wij putten uitgebreid uit dit boek om het levensverhaal van Hiralal te vertellen.

Ram Hiralal met Chan Santohki, rechts auteur Roy Khemradj en links Sita Khemradj en Carlo Jadnanansing (2017)
De vraag is natuurlijk in hoeverre Ram Hiralal zo speciaal is, dat een biografie nog tijdens zijn leven aan hem is gewijd. Het antwoord is ja: want Ram Hiralal heeft gedurende zijn leven niet alleen veel meegemaakt, maar ook veel bereikt en vele prestaties neergezet. Ook wat betreft de instandhouding van de Hindostaanse cultuur heeft hij zich verdienstelijk gemaakt. Bovendien is hij de zoon van een contractarbeider en dus behorende tot de tweede generatie Hindostanen in Suriname. Dat hij het in de vorige eeuw al geschopt had tot miljonair is dan ook een bijzondere prestatie.
Arme Landbouwer
Ram Hiralal is geboren op vrijdag 9 juli 1937 in het district Nickerie, als zoon van Hindostaanse contractarbeiders op plantage Paradise. Zijn ouders waren arme landbouwers. Hiralal is nauwelijks drie jaar als hij ziet hoe zijn vader dagelijks hard werkt en het bos met veel bomen en daartussen brantimakka, stevige stekelige struiken, openkapt. De vloer van het huisje dat zijn vader heeft gebouwd is van leem, de wanden zijn van dunne gestapelde takken opgetrokken en het dak is van gedroogde, in elkaar gevlochten bladeren van de troelipalm.
“In zo’n huisje sliep ik op een lichtbruine jutezak en weet je wat onze deken was? Een witte blomzak. Tandpasta kende ik niet. Badzeep ook niet…we kauwden op een twijgje van een boom van een zachte houtsoort om onze tanden te poetsen….dan wreef je met houtkool of met de as van de chula, een houtgestookte kleioven, je tanden schoon.”

Van links 3e zus, dochter van Ram Asha in de armen van vader, moeder en oudste zus. Achter staat Ram met zijn partner Joemnia Ishak.

Ram tussen vader en moeder.
Deze en vele andere ontboezemingen zijn door Roy Khemradj opgetekend in de biografie van Hiralal. Opgegroeid in deze omstandigheden zal deze arme polderjongen het schoppen tot miljonair; voorwaar een prestatie van formaat. Zijn ouders, vader Sukha Jaggoo en moeder Chaudy Bachonya behoren tot een van de laatste lichtingen Hindostaanse contractarbeiders. Zij arriveren in 1912 in Suriname met het schip Ganges IV en dienen twee contractperiodes -totaal van 10 jaar- uit op plantage Slootwijk in het district Commewijne. Zij besluiten zich voorgoed in Suriname te vestigen. Met de tweemaal 100 gulden per persoon -de compensatie voor de terugkeerpassage- en tweemaal 100 gulden die zij als premie ontvingen voor het hercontract die zij incasseren en wat spaargeld kopen zij een stuk grond in het district Nickerie. Zij moeten dat zelf openkappen om er te kunnen planten. Met de nodige ijver die zo kenmerkend is voor de eerste generatie Hindostanen doen zij dat met verve. Zij besluiten zich toe te leggen op de rijstteelt. Als Hiralal vier jaar is, verhuist de familie van Paradise naar de Boonacker Polder in Nickerie. De landbouwers hebben in die tijd weinig hulpmiddelen en ontbossen hun landerij met grote werkkracht en inventiviteit. De leefomstandigheden zijn nogal primitief, maar het zijn sterke mensen die al in India hebben leren overleven. Hiralal draagt overigens niet de achternaam van zijn biologische vader Jaggoo, maar de naam van ene heer Hiralal die als echtgenoot van zijn moeder in 1912 werd ingeschreven.
“Om eerlijk te zijn, ik had zó’n eerbied voor mijn vader dat ik hem nooit heb aangekeken. Laat staan dat ik hem of mijn moeder durfde te vragen wat nou het verhaal was achter de familienaam Hiralal. Jammer is dat ik pas op oudere leeftijd, toen ik voor het eerst met de gedachte rondliep om mijn eigen levensverhaal te laten optekenen, ben gaan zoeken naar ons gezinsverleden”, aldus Hiralal.
Ram Hiralal leert in de Boonacker polder in Nickerie om te overleven en van de nood een deugd te maken. Hij baadt bijvoorbeeld in de rivier dichtbij de naburige sluis en vertelt dat ondanks de zware omstandigheden hij een liefdevolle en fijne jeugd heeft gehad. Hij blijkt een pientere en gewiekste jongen te zijn. Hij slaagt voor zijn toelatingsexamen voor de MULO en moet dagelijks 13 kilometer van huis fietsen naar Nieuw Nickerie. Hij dreigt vanwege ‘fietsproblemen’ te stoppen met zijn MULO (middelbare) school.

Mr. Jan van Petten

Ram in 1955 rechts vooraan samen met bestuurleden en vrijwilligers van (Arya mandir) Arya Prathinidhi Sabha Suriname. Van rechts naar links Ram, Pt. Sankar Gadjradj, Sewbaran, J.S. Mungra, Pt. Soekhram Hindori, achter Mungra en Hindori Raghoebarsing (de vader van Stanley Raghoebarsing) en anderen.
Districtscommissaris van Petten
Gelukkig spreekt zijn vader hierover met een bestuursopzichter en die brengt hem in contact met de toenmalige Districtscommissaris Mr. Jan van Petten. Van Petten is populair onder Hindostanen vanwege zijn hulpvaardigheid. Hij biedt aan om Ram in huis te nemen in Nieuw Nickerie en in het weekend mag hij naar huis. Van Petten voorziet hem van kleding en onderdak, maar Ram mag wanneer er bezoek is in de woning van de Commissaris niet in de voorkamer komen. Voor Ram begint een goed leven en hij is nu de armoede ontstegen. Hij maakt de muloschool in Nieuw Nickerie af en valt op door ijver en intelligentie. Al op 15-jarige leeftijd vertrekt hij in 1952 naar Paramaribo. Hij wordt opgevangen in het Mahatma Gandhi internaat gevestigd aan de toenmalige Gravenstraat. Dit internaat en de Hindoetempel van de Arya Prathanidhi Sabha zijn gelieerd aan een moederorganisatie in New Delhi. Beide zijn grotendeels met geld van de vermogende Hindostaanse vrouw Mata Mahadei gebouwd. De bekende familie Mungra heeft het management ervan later overgenomen. In het internaat ontpopt Ram zich als de leider van het jongensinternaat en wordt ‘weesvader en bestuurder’. Ram schoolt zich verder tot onderwijzer, maar kiest niet voor de Kweekschool. Hij schrijft zich in op de leergang voor de hulponderwijsakte (vierde rang). Ram behaalt onder meer de hulponderwijzersakte en het praktijkdiploma boekhouden alsmede Nederlandese en Engelse handelscorrespondentie. Hij volgt avondopleidingen om overdag te kunnen werken. Maar Ram is ook gezegend met een gewiekste handelsgeest en een drang om geld te verdienen. Sterker nog: hij heeft een neus voor geld verdienen!

Links Jnan Adhin op de opening van Accountantskantoor Hiralal
Op 17-jarige leeftijd slaagt hij voor de vierde rang en wordt uitgezonden naar het binnenland als onderwijzer. Vooruitstrevend als hij is, stopt hij na korte tijd met deze saaie baan en keert terug naar Paramaribo. Hij gaat als boekhouder aan de slag bij het warenhuis Kersten. Hij studeert ook nog op de avond Kweekschool en in 1957 behaalt hij de onderwijzersakte (derde rang). Daarna krijgt hij een lucratieve aanbieding bij de CHM als salesman/verkoper, waar hij op inventieve wijze veel geld verdient. In 1957 vertrekt Ram naar Amsterdam om zich verder te bekwamen in de accountancy. In 1967 keert hij terug naar Suriname met verschillende diploma’s, o.a. MBA, SPD I en SPD II, MO Boekhouden, MO Handelswetenschap en treedt in dienst van C. Kersten en Co als hoofd van Afdeling Interne Controle. In die tijd is de legendarische ingenieur Jos de Kraker de hoofddirecteur van Kersten. Ram slaagt erin vele vernieuwingen tot stand te brengen, maar tijdens de versurinamisering van het bedrijf komt hij in aanvaring met de toenmalige directeur John Leckie. Ram Hiralal besluit voor zichzelf te beginnen als boekhouder. Leergierig als hij was, slaagde hij in 1975 als AA-accountant later als Certificerend Accountant. Inmiddels is hij al een vermogende man vanwege zijn talent om geld te verdienen. In 1977 opent hij zijn Accountantskantoor Hiralal voor Samenstellende Verklaring en Accountants Maatschap Suriname voor Accountantsverklaring van de externe acccountant. Door samenwerking met de toenmalige Nederlandse Accountants Maatschap, zijn voormalige Amsterdamse werkgever, wordt hij partner van huidige DELOITTE.

Chan Choenni spreekt Ram Hiralal tijdens de presentatie van de biografie.
Geen heilige
Ram Hiralal is geen heilige en hij is eerlijk over zijn gedrag en onhebbelijkheden; daarom ook de keuze De kaarten op tafel, als titel van zijn biografie. Al in zijn jonge jaren was hij gewiekst en zoals hij het zelf noemt; hij had ‘boevenstreken’. Zo drukte hij een deel van het geld achterover, dat hij collecteerde bij de rijke Hindostanen voor de organisatie van culturele activiteiten. Het geschonken bedrag werd namelijk met potlood opgeschreven op de donatielijst. Ram kon dat uitwissen met een veger en een lager bedrag opschrijven. Hij beweert dat de verantwoordelijke voor deze culturele activiteiten. de heer Johannes Mungra, mogelijk ook een deel van het geld achterover drukte. Een ander zwak punt van Ram zijn de vrouwen. Roy Khemradj beschrijft uitgebreid de huwelijken en liefdesrelaties van Ram en de kinderen geboren uit die relaties en hun soms trieste levensloop. Ram Hiralal houdt van vrouwen en heeft net als bepaalde machtige Surinaamse mannen de onmatige neiging om knappe, intelligente vrouwen te veroveren en te bezitten. Wellicht ligt de heersende buitenvrouwencultuur hieraan ten grondslag. Ram lust ook graag een stevige borrel. Ik heb een paar jaar geleden dat mogen aanschouwen. In mijn bijzijn heeft hij in de huiskamer tot mijn grote verbazing een paar flessen rode wijn gedronken zonder dronken te worden. Ram houdt ook van culinair koken en heeft ook veel gereisd. De arme polderjongen heeft zich ontwikkeld tot een echte levensgenieter en estheet; hij houdt van mooie spullen en bijvoorbeeld een mooie tuin. Het is vermeldenswaardig dat de zoon van Hindostaanse contractarbeiders zich zo snel ontwikkelt; niet alleen in intellectuele zin, maar vooral ook op het terrein van het verwerven van rijkdom. Hij paart intelligentie en leergierigheid namelijk aan hard werken en de drang tot vooruitkomen. Maar hij heeft ook geluk en ontmoet op cruciale momenten personen die hem een stapje vooruit helpen.

Ram, President van Lions Club Parwani.

Ram met National Cricketteam van Suriname. Van links naar rechts 2e Ram, Otmar Roger, Andre Loor, Jay Rambocus en anderen.
Verdiensten
Maar naast de eerdergenoemde onhebbelijkheden heeft Ram vele goede kanten. Hij kan niet tegen onrecht en heeft een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. Als succesvol accountant en nieuwsgierige en maatschappelijk bewogen persoon heeft hij actief in de Hindostaanse gemeenschap ondersteund en vooral culturele activiteiten gesponsord. De opmars van Hindostanen in de jaren zestig in Suriname gaat niet zonder slag of stoot. Veel Creolen vrezen overheersing door Hindostanen en Ram Hiralal is een voorbeeld van een vooruitstrevende Hindostaan; nota bene afkomstig van de polder uit Nickerie. Ram Hiralal is echter niet de persoon die zal buigen. Hij wordt lid van de Lionsclub Suriname, maar ontmoet tegenstand om de deur wijder open te zetten voor Hindostanen. Hij is initiatiefnemer en medeoprichter van een aparte Lionsclub Parwani (Paramaribo, Wanica, Nickerie) geheten, die door de racisten wordt aangeduid als ‘Koelie Lions’.

Ram bij de onvangst van de ICC een Lifetime Service Annual Awards 2014 alsmede een Oorkonde van de Surinaamse Cricket Bond (SCB). Op de foto van links Voorzitter van SCB, vertegenwoordiger van ICC, Ram en bestuursleden van SCB.
Roy Khemradj vermeldt verschillende activiteiten en bestuursfuncties van Ram Hiralal. Hij kan ook worden gekenschetst als een progressieve Hindostaan, die de nodige weerstand biedt aan de conservatieven in de VHP. Ook in zijn periode in Nederland tussen 1957-1967 heeft Ram Hiralal zich niet gedeisd gehouden. Hij was actief in de Hindostaanse verenigingen en heeft de muziek groep Indian Semi Classical Group opgericht. Samen met zijn vriend Pannalal Parmessar met wie hij op het Mahatma Gandhi internaat had gezeten zijn zij cultureel actief. Parmessar had hem aangezet om naar Nederland te komen en hem ook heeft opgevangen. Later werd de Hindostaanse Progressieve Partij (HPP) opgericht en Parmessar werd Minister in het kabinet van Arron in de periode 1977-1980. In Nederland ontmoette Hiralal een Nederlandse accountant die zijn guru en ‘oom ‘werd en hem de fijne kneepjes heeft geleerd van accountancy i.c. financiële controle. Ram Hiralal bleek een meester in het opsporen van fraude bijvoorbeeld. Om te voorkomen dat hij en Parmessar zouden worden geweigerd bij een bezoek aan de blanke herensociëteit in Amersfoort werd in overleg met hun blanke patroon besloten om zich voor te doen als Ministers uit Suriname.

Ram Hiralal en Jagernath Lachmon
Hiralal heeft zich overigens niet uitsluitend beziggehouden met de Hindostaanse cultuur, maar ook bijvoorbeeld de debatclub SORES (Sociëteit Republiek Suriname) helpen oprichten. Hij was jarenlang (1982-2004) voorzitter van de Surinaamse Cricket Bond en ook daar bestond de vrees voor een door Hindostanen gedomineerde cricketsport. Hij is ook erelid van de politieke partij VHP en heeft een gouden medaille ontvangen voor zijn ondersteuning en advisering van de deze partij. Met de politieke leider Jagernath Lachmon had hij een speciale band, omdat zijn vader Jaggoo goed bevriend was met Lachmon. Hiralal is ook ‘dani’ (goedgeefs) en helpt nog steeds met anderen en organisaties met financiële middelen en trakteert zijn vrienden en kennissen ruimschoots. Een recent voorbeeld; hij bleek onlangs desgevraagd bereid 100 exemplaren van het Hindorama boekje Hindostaanse migratiegeschiedenis tegen kostprijs aan te schaffen. Hij heeft deze boekjes gedistribueerd vooral onder zijn niet-Hindostaanse kennissen en vrienden. Al met al kan Ram Hiralal als rolmodel fungeren vooral voor jongeren, temeer daar hij als een van de weinige Hindostaanse miljonairs een sociaal ingestelde man is. In verband met dit artikel heb ik zijn biografie nogmaals gelezen. Roy Khemradj verdient een compliment vooral wanneer hij met een bijzonder observatievermogen Ram Hiralal portretteert in zijn dagelijkse omgang met anderen. Het boek geeft trouwens ook een mooi tijdsbeeld van Suriname. Hiralal is nog steeds actief en bij de tijd ondanks zijn hoge leeftijd. Hij stuurt regelmatig WhatsApps over de politieke situatie in Suriname.

Ram en partner met 1 kleinkind, 2 zonen, dochter en 2 zonen met hun ega’s.
Ram Hiralal-Jaggoo park
Ram Hiralal is nu in de nadagen van zijn leven. Hij komt uit een sterk geslacht. Zijn vader, de contractarbeider uit India en ook zijn zuster hebben beide een zeer hoge leeftijd bereikt. Een bijzondere prestatie van Ram Hiralal is dat hij nog steeds een vermogende man is gebleven door zijn financieel talent. Hij zal dus een erfenis achterlaten. Gelet op zijn sociale inborst en interesse voor het behoud van Hindostaanse cultuur en zijn bestaande huidige vermogen zou het hem sieren als hij een deel van zijn vermogen schenkt aan de Surinaamse, in het bijzonder de Hindostaanse gemeenschap.

Ram met zijn huidige partner.
Ram bezit een prachtige tuin op een bijzondere locatie. Namelijk aan de prestigieuze Anton Dragtenweg grenzend aan de linkeroever van de Suriname rivier. Een deel van dit terrein zou kunnen worden bestemd voor het aanleggen van een Ram Hiralal-Jaggoo park. Op het park zou een monument kunnen worden geplaatst ter herinnering aan de Hindostaanse landbouwers en een ander monument die de religieuze tolerantie en culturele harmonie in Suriname symboliseert. Er kunnen zitbanken en groenvoorziening worden geplaatst. Paramaribo heeft te weinig groenvoorzieningen en mensen zouden zich kunnen verpozen in dit park en uitwaaien aan de linkeroever van Surinamerivier. Ook is deze locatie niet zo ver van het toeristengebied. Het zou mooi zijn wanneer deze markante vermogende Hindostaanse Surinamer door het tot stand brengen van zo’n park kan laten zien dat met het verdiende geld iets moois kan worden verricht. Dat hij ook nog een kind is van Hindostaanse contractarbeiders geeft natuurlijk extra glans wanneer een dergelijk park annex monument wordt aangelegd. Op deze suggestie voor de nalatenschap ten behoeve van de gemeenschap reageert Ram Hiralal positief. Hij maakt zich echter zorgen over het (financieel) beheer van een dergelijk park.

Tuin van Ram
Tot slot beveel ik een ieder aan om de biografie van Ram Hiralal te lezen. Voor de jongere generatie kan het een stimulans bieden om het beste uit jezelf te halen door studie en hard werken. Voor de ouderen zal het herkenning en identificatie bieden en wellicht inspiratie om hun hun bijzondere ervaringen vast te laten leggen en dus niet verloren te laten gaan voor de volgende generaties.
Roy Khemradj (2017) De Kaarten op tafel – Ram Hiralal ISBN 9789460224515 is uitgebracht door LM Publishers en kost 19,50 euro. Het boek is verkrijgbaar via bol.com of bij LM Publishers via deze link: https://lmpublishers.nl/catalogus/ram-hiralal-kaarten-op-tafel/
Foto’s: Ram Hiralal
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Suriname
Clemens Ramkisoen Biswamitre: een cross-over persoonlijkheid en eerste Hindostaanse advocaat – Prof. Chan E.S. Choenni

(emiritus hoogleraar)
Er zijn weinig politici die in het politieke krachtenveld van Suriname van vóór de onafhankelijkheid in 1975 in staat waren een cross-overpositie in te nemen, door over de grenzen van de etnisch geprofileerde politieke cultuur heen politiek te bedrijven en het nationale belang boven de belangen van de eigen (etnische) groep te stellen. Clemens Ramkisoen Biswamitre (1897-1980) verwierf deze reputatie. Vriend en vijand zagen hem als een politicus die consequent de integratie van de verschillende bevolkingsgroepen hoog in het vaandel voerde. Biswamitre had niet alleen een ‘cross-overpersoonlijkheid’, maar was tevens zeer gezaghebbend, integer en intellectueel. Ondanks deze kwaliteiten en reputatie is hij niet uitgegroeid tot een onder het gewone volk populaire politicus of leider van een politieke partij of stroming. Hij bekleedde evenmin een belangrijke politiek-bestuurlijke functie. Wel was hij in 1969 voor een korte periode voorzitter van de Staten van Suriname.
In dit artikel staan de volgende vragen centraal: hoe ontwikkelde Biswamitre zich tot een politicus met een cross-overpersoonlijkheid en waarom verwierf hij desalniettemin niet de positie van leider van een partij of politieke stroming? De opbouw van deze bijdrage is als volgt. Allereerst bespreek ik Biswamitres jeugd en opleiding, die bepalend zijn geweest voor zijn persoonlijkheid. Daarna komen een karakterschets en zijn politieke loopbaan aan de orde. Vervolgens worden zijn opvattingen beschouwd. Ook Biswamitres verdiensten voor de Surinaamse samenleving worden gememoreerd. Ten slotte wordt gepoogd een verklaring te geven voor het feit dat hij geen leider van een politieke partij of stroming is geworden.
Jeugd
Clemens Ramkisoen Biswamitre werd geboren op 25 december 1897 in het district Nickerie. Zijn ouders waren contractarbeiders uit Brits-Indië met een hindoeachtergrond. Hij was het vierde kind. Om goed onderwijs te kunnen volgen, werd Biswamitre op tienjarige leeftijd rooms-katholiek. Bij de missie in Nickerie was hij opgevallen door zijn intelligentie en ijver. De priesters stuurden hem voor verdere scholing naar Paramaribo. Zijn overgang van het hindoeïsme naar het christendom is binnen de familie niet zonder discussie verlopen. Maar met name zijn moeder vond dat haar zoon gezien zijn ontluikende intelligentie liever christen kon worden om een betere toekomst te verwerven. Aan het begin van de twintigste eeuw was het belijden van het christendom in Suriname welhaast de enige kans op goed onderwijs. Ramkisoen Biswamitre kreeg de christelijke naam Clemens. Toen aan het begin van die eeuw familienamen in Suriname officieel werden ingevoerd voor contractarbeiders en hun nakomelingen koos hij Biswamitre als zijn officiële familienaam.
Zijn toetreding tot het christendom impliceerde voor Biswamitre overigens geen breuk met zijn hindoeïstische achtergrond. In zijn ouderlijk huis werden hindoediensten gehouden en zong men mantra’s en liederen. Biswamitre kon de teksten gemakkelijk onthouden. Zo raakte hij goed ingevoerd in het hindoeïsme. Zijn hindoeleermeester, pandit Ramharak, bracht hem interesse bij voor de hindoelevenswijze, die idealiter is gestoeld op soberheid en dienstbaarheid. Pandit Ramharak was onder meer begeleider van de contractarbeiders op de naar India terugkerende schepen (Mitrasing 1978: 4). Hij heeft de leergierige jongeman Biswamitre ook kennis over het Hindi bijgebracht. Hij had graag gewild dat Biswamitre pandit zou zijn geworden.
Cross-overpersoonlijkheid
De dubbele religieuze oriëntatie van Biswamitre en zijn volwassenwording in Paramaribo in het begin van de twintigste eeuw zijn van grote invloed geweest op zijn ontwikkeling tot een persoon met een cross-overpersoonlijkheid in de multi-etnische Surinaamse samenleving. Ook zijn huwelijk is in dit verband van groot belang. In 1925 trouwde Biswamitre met de uit een voorname, lichtgekleurde Creoolse familie afkomstige Josephine Caprino. Het huwelijk van een zoon uit een Hindostaans contractarbeidersgezin met iemand die behoorde tot de gegoede Creoolse kring was in die tijd uitzonderlijk.
Biswamitre groeide op in een periode waarin veel Hindostanen nog contractarbeiders waren. Vanwege hun werk op de plantages werden zij door de rest van de samenleving vaak als minderwaardig beschouwd en niet gerekend tot de eigenlijke bevolking van Suriname. Biswamitre richtte zich van meet af aan niet alleen op de verheffing van de Hindostanen, hun acceptatie als Surinaams staatsburger en hun integratie in de brede Surinaamse samenleving, maar ook op de integratie van de verschillende bevolkingsgroepen. Hij pleitte voor harmonie tussen en gelijkwaardigheid van de verschillende groepen en wilde de burgers van Suriname smeden tot één volk. In die zin was hij voorstander van de assimilatie van Hindostanen in de Surinaamse samenleving. Assimilatie hield toentertijd in dat van bestuurswege al het mogelijke werd gedaan om het gehele Surinaamse volk samen te smelten tot één ongedeelde taal- en cultuurgemeenschap, met één rechtsbedeling, tot in zaken van het huwelijks- en erfrecht toe.
Opleiding
Hoewel aanvankelijk opgeleid tot kleermaker, sprak het beroep van onderwijzer meer tot de verbeelding. In 1916 behaalde Biswamitre als eerste Hindostaan de vierde rang van de onderwijzersakte (hulponderwijzer) en in 1922 de hoofdakte (eerste rang onderwijzersakte). Tot 1927 was hij, net als alle Hindostaanse contractarbeiders en hun nakomelingen, geen Nederlands onderdaan. Pas in 1927 werd hij tot Nederlander genaturaliseerd (Marshall 2003: 56).
In 1929 vertrok Biswamitre voor studie naar Nederland, waar hij in 1930 het diploma MO-Staatsinrichting behaalde. Hij studeerde ook op eigen houtje om praktizijn te worden. Hoewel de examinator A.C.J.M. Alberga hem in eerste instantie had afgeraden aan deze studie te beginnen – er zouden al genoeg praktizijns in Suriname zijn – gaf hij niet op. In 1933 slaagde hij glansrijk voor zijn praktizijnsexamen. Biswamitre werd niet alleen de eerste Hindostaanse intellectueel, maar ook de eerste Hindostaanse politicus die al in de jaren dertig van de twintigste eeuw een cross-overpositie zou innemen in de Surinaamse politieke arena.

Palace Hotel in Paramaribo
Karakterschets en reputatie
Biswamitre was in tegenstelling tot veel Surinaamse voormannen geen flamboyante verschijning. Hij was een ernstig persoon, erudiet, ijverig, afstandelijk, bescheiden en ietwat gesloten. Door zijn wetenschappelijke en filosofische instelling was hij nogal introvert en hij had weinig vrienden. Hij was een statig man die meer schreed dan liep. In de jaren dertig was Biswamitre een voorbeeldfiguur voor jongemannen. Hij had zijn kantoor als praktizijn naast het toenmalige Palacehotel, vlakbij het Hof van Justitie in het centrum van Paramaribo. Hoewel hij te boek stond als ijverig en productief, zat hij regelmatig, vooral tijdens de hete uren van de dag, gedompeld in halfslaap achter zijn bureau. Hij verdedigde dat met de stelling dat een mens ook goed moet rusten na gedane arbeid.
Biswamitre was populairder bij de hoger opgeleiden dan bij het gewone volk. Hij werd alom gerespecteerd om zijn onafhankelijke opstelling en oprechtheid. Volgens de voormalige voorzitter van de Staten van Suriname, Emile Wijntuin, bezat Biswamitre een bijzondere uitstraling. Als hij ergens kwam, had het aanwezige publiek het gevoel ‘het gezag komt binnen’. Biswamitre combineerde een gematigde opstelling met een groot gevoel voor recht en rechtvaardigheid. In zaken van schending van individuele rechten of, breder gesteld, mensenrechten, nam hij een zeer principieel standpunt in. In verschillende artikelen, publicaties en interviews komen deze kenmerken terug. Zo had Biswamitre al op jonge leeftijd in het dagblad De West onder pseudoniem een schrijven gericht tegen het barbaarse optreden van districtscommissaris J. Boonacker van het district Saramacca, die zijn ondergeschikten zelfs fysiek zou aftuigen. Ook tegen de toenmalige geduchte examinatoren in het vak rekenen, zoals J.H.J. Polanen en A.M.F. Oostburg, bij wie meer leerlingen zakten dan slaagden voor hun examens, kwam hij in het geweer. In het blad De Vrije Stem van 7 juli 1962 werd Biswamitre gekarakteriseerd als ‘eerlijk, rustig en altijd rationeel pogend langs de weg van een beargumenteerde redenering te komen tot de verdediging van zijn standpunten en de oplossing van problemen’.
Op grond van zijn handel en wandel meent de voormalige Surinaamse premier Jules Sedney dat Biswamitre weliswaar van landaard Hindostaan was, maar in sociocultureel opzicht Creool (Sedney 1997: 17). Hoewel hij destijds in Suriname als Hindostaan niet op belangrijke posities terechtkwam, zoals op basis van zijn achtergrond wel verwacht had mogen worden, blijft het opvallend dat hij in zijn stukken nooit heeft gerept over achterstelling. Waarschijnlijk hangt dit samen met zijn gematigde houding. De Hindostaanse vereniging Bharat Oeday klaagde immers in 1939 dat ‘voor Hindostanen onze rasgenoten als Biswamitre, Sukul, Hajari, Sovan en Hirasing betere posities kunnen zijn weggelegd in verband met hun intellect’ (geciteerd in Gobardhan-Rambocus 2001: 353).
Politieke loopbaan
In 1930 werd Biswamitre gekandideerd en gekozen tot lid van de Koloniale Staten van Suriname. Dat hij als Hindostaan werd gekozen op basis van het censuskiesrecht door een overwegend Creools kiezerskorps illustreert dat hij bekwaam werd geacht en gezien werd als een politicus die boven de etnische belangen stond, dus een cross-overpositie innam (Mitrasing 1998: 23). Hij ontpopte zich als een kundig Statenlid. Zijn collega J. Kraan noemde hem de ‘ster’ in de Koloniale Staten. Biswamitre had zitting in vele ambtelijke commissies en raden. In 1936 werd hij herkozen. Zijn tweede termijn in de Koloniale Staten diende hij tot 1942. Omdat hij zich nogal nauwkeurig uitdrukte in woord en geschrift vonden sommigen hem langdradig. Districtscommissaris Hagens had zelfs de term ‘steriel gebiswamitre’ verzonnen voor lange vertogen tijdens zittingen van de Koloniale Staten. Niettemin werd Biswamitre vaak geciteerd, zowel in de Staten als in kranten en artikelen. Na zijn aftreden als Statenlid werd hij lid van de Raad van Advies, een adviescollege van de Surinaamse overheid. Tussen 1937 en 1947 was hij chef de bureau op het ministerie van Landbouw en Economische Zaken. In 1947 werd hij directeur van het door hemzelf opgerichte Bureau voor de Statistiek.
Net als vele vooraanstaande Surinamers kon zelfs de aimabele Biswamitre niet goed overweg met de autoritaire gouverneur J.C. Kielstra (1933-1944), die vanwege zijn bijzondere betrokkenheid bij de Aziatische bevolkingsgroepen in conflict kwam met de neokoloniale Creoolse stedelijke elite in de Koloniale Staten. Kielstra’s opvolger, gouverneur J.C. Brons, had echter veel waardering voor de kwaliteiten van Biswamitre. Brons bood hem in 1948 de mogelijkheid zich verder te bekwamen in het staatsrecht, waarop Biswamitre naar Nederland vertrok. Van 1948 tot 1951 werkte hij daar voor de Radio Nederland Wereldomroep. Hij verzorgde programma’s voor en over India.
Na zijn terugkeer in Suriname, in 1951, werd Biswamitre advocaat en actief in de Surinaamse politiek. Als katholiek sloot hij zich aan bij de in 1946 opgerichte katholieke politieke partij de PSV. In 1955 vormde de PSV samen met onder meer de sociaaldemocratische partij SDP onder leiding van dagbladuitgever David Findlay het zogeheten Eenheidsfront. Deze politieke combinatie was de tegenpool van de Creoolse volkspartij de NPS, die gaandeweg onder leiding kwam van de populaire politicus Jopie Pengel. Het Eenheidsfront, dat grotendeels de Surinaamse middenklasse vertegenwoordigde, won in 1955 in Paramaribo nipt de verkiezingen van de NPS volgens het principe the winner takes it all. Het Eenheidsfront vormde een kabinet en Biswamitre werd tijdens deze regeerperiode van 1955 tot 1958 fractievoorzitter. In die tijd leidde hij ook een parlementaire delegatie naar Nederland (Sedney 1977: 26). Met de nodige tact gaf hij leiding aan de partij, die te lijden had aan onderlinge ruzies en daaruit voortkomende splitsingen. Bovendien was de oppositie van de zijde van de Creoolse NPS en de Hindostaanse VHP nogal fel (Dew 1978: 114-115).
In 1958 verloor het Eenheidsfront de verkiezingen van de NPS en de VHP, die een verbond aangingen. Biswamitre kwam niet terug in de Staten. Typerend voor zijn rationele en bestuurlijke opstelling was dat hij het niet zozeer jammer vond dat zijn partij de verkiezingen had verloren, maar dat het inhoudelijke programma en de door het Eenheidsfront opgestelde richtlijnen voor de ontwikkeling van Suriname niet werden gecontinueerd door de nieuwe regering (Dew 1978: 121-122).
Vanaf 1958 tot 1967 domineerden de NPS en de VHP de Surinaamse politiek. Cliëntelisme en politieke patronage bepaalden sindsdien de politieke cultuur. Biswamitre keurde de benoeming van vaak incompetente lieden in het uitdijende overheidsapparaat sterk af. Hij verdween van het politieke toneel omdat zijn partij weinig zetels behaalde tijdens de verkiezingen van 1958 en 1963. In deze periode bleef hij wel invloedrijk als politiek commentator van het dagblad De West.
Als democraat ontpopte hij zich vooral als tegenstander van de autoritaire regeerstijl van NPS-leider Pengel, die in 1963 minister-president werd en tevens minister van Financiën en van Algemene Zaken. Biswamitre verzette zich tegen holle retoriek en pleitte voor een inhoudelijke politiek. Zo merkte hij in 1965, bij de oprichting van de overheidsradiozender SRS, fijntjes op:
Premier Pengel vond dat de stem van Suriname buiten de grenzen van Suriname moest worden gehoord, maar de bedoeling is dat de stem van Suriname niet alleen tot over de watervallen wordt gehoord, maar ook in het Caribisch gebied en Zuid Amerika, zelfs in West Europa, inzonderheid in Nederland. Wat die stem aan de wereld te vertellen heeft, werd niet vermeld (geciteerd in Breeveld 2000: 246).

August Biswamitre (r), hij was minister van Arbeid en Sociale Zaken (zakenkabinet 1969)
In 1967 maakte Biswamitre een overstap naar de SDP. Wellicht hing dit samen met zijn relatie met Findlay, de politieke leider van die partij en tevens uitgever van De West. In 1967 werd Biswamitre voor de SDP gekozen tot Statenlid. In 1968 was hij lid van de delegatie van de Eerste Internationale Conferentie voor de Rechten van de Mens in Teheran. Hij heeft in die hoedanigheid onder meer ook India bezocht.
Biswamitres lidmaatschap van de SDP was echter van korte duur. In de politiek turbulente periode van 1969, toen massale stakingen van het lerarenkorps regen de toenmalige regering van Pengel uitbraken, liep Biswamitre als Statenlid van de regerende SDP over naar de oppositie. Hij veroorzaakte hierdoor mede de val van de regering. Behalve onvrede over het dictatoriale optreden van Pengel zou volgens Sedney (1997: 74-75) zijn overstap naar de oppositie zijn geschied op aandrang van zijn zoon (August), destijds voorzitter van een vakbond voor hogere ambtenaren en grote tegenspeler van Pengel.
Na de val van het kabinet-Pengel trad een zakenkabinet aan. In deze regeerperiode fungeerde Biswamitre van 1 augustus tot 11 november 1969 als voorzitter van de Staten van Suriname.
Opvattingen
Over de opvattingen en het functioneren van Biswamitre in de politieke arena van Suriname bestaat geen duidelijk beeld. Dit heeft ook te maken met zijn genuanceerde en gematigde opstelling en zijn publicaties, die de consensus in de samenleving verwoordden (Marshall 2003: 55-57). Biswamitre was een democraat, voorstander van evenredige vertegenwoordiging bij verkiezingen en vooral sterk gekant tegen oligarchieën. Met name in de jaren dertig en veertig heeft Biswamitre een invloedrijke rol gespeeld, niet alleen als lid van de Koloniale Staten, maar ook als pleitbezorger van de werklozen. Zo was hij in oktober 1931 tijdens een grote massameeting tegen werkloosheid samen met de linkse volkshelden Louis Doedel en Anton de Kom een van de voormannen van de protestbeweging tegen het Koloniaal Bestuur. Het protest mondde uit in ongeregeldheden, waarbij één dode en twee gewonden vielen. De toenmalige gouverneur A.A.L. Rutgers meende dat er sprake was van communistische infiltratie in Suriname (Ramsoedh 1990: 32). Opmerkelijk is dat de toenmalige procureur-generaal Biswamitre bestempelde als ‘een demagoog van hetzelfde kaliber als Theo de Sanders, Wolff, Doedel’ (Scholtens 1986: 154). Biswamitre toonde echter begrip voor de in nood verkerende bevolking en haar streven om door middel van organisatie en protest iets te doen aan de grote werkloosheid en armoede die heerste in Suriname. Hij wilde ook bewerkstelligen dat Hindostanen en Javanen zich voelden en werden beschouwd als echte Surinamers.
Ook in kwesties over Hindostanen en hun religieuze beleving stelde Biswamitre zich gematigd en onpartijdig op. Hij fungeerde als adviseur van het Koloniaal Bestuur en de Nederlandse regering. In de jaren dertig leidde bijvoorbeeld het slachten van runderen door moslims en varkens door hindoes tot ongeregeldheden en polarisatie. Op instigatie van Biswamitre voerde de overheid de regeling in dat voor het slachten van een rund of een varken in gebieden waar hindoes én moslims woonachtig waren een vergunning van de districtscommissaris vereist was.
Biswamitre was een criticus van het Koloniaal Bestuur met betrekking tot de koloniale politiek in de jaren dertig. Hij hekelde de bevoordeling en benoeming van Nederlandse ambtenaren met Indische bestuurservaring in het Surinaamse bestuursapparaat: de door gouverneur Kielstra gepropageerde politiek van ‘verindisching’ in Suriname, die een breuk betekende met de tot dan toe gevoerde assimilatiepolitiek. Kielstra’s beleid omschreef hij als een ‘vivisectie op de Surinaamse gemeenschap’ (Ramsoedh 1990: 122).
Een belangrijke controverse waarbij Biswamitre niet de meerderheid van de Hindostanen en Javanen achter zich kreeg, en evenmin het Koloniaal Bestuur, betrof de wetrelijke erkenning van gesloten hindoe- en moslimhuwelijken volgens de eigen adat, de zogeheten Aziatische huwelijkswetgeving. Biswamitre was samen met de Creools-stedelijke elite van oordeel dat voor de handhaving van het concordantiebeginsel in het recht geen bijzondere rechtsregels voor groepen nodig waren. Hij was dan ook tegenstander van de wettelijke erkenning van het religieus huwelijk van hindoes en moslims, zoals voorgesteld door Kielstra. Zijn mening was dat er zo ‘apartstelling’ zou plaatsvinden van hindoes en moslims, terwijl zij juist burgers van Suriname moesten worden. Volgens Biswamitre zou het resultaat daarvan zijn dat zij min of meer als vreemdelingen, en niet als Surinamers, zouden worden beschouwd en dat men dit als legitimatie zou gebruiken om hen van het politieke en sociale leven uit te sluiten. Volgens gouverneur Kielstra kwam het achterwege blijven van een wettelijke erkenning echter neer op discriminatie van Aziaten die volgens hun traditie trouwden. De meerderheid van hindoes en moslims vond de gelijkstelling, in casu erkenning van hun huwelijk, een gelijkberechtiging. In een publicatie uit 1935 getiteld Hoeveel rechtsstelsels? schreef Biswamitre: ‘[In] Suriname met een bevolking van verschillend ras moet het beginsel van unificatie van het recht worden gehuldigd.’ Op polemische wijze stelde hij: ‘Hoeveel rechtsstelsels? Het antwoord: Slechts één! In het belang der Surinaamsche gemeenschap en in dat der Hindostani’s en Indonesiërs alsook ter vermijding van enorme energieverspilling, dient de heerschende rechtseenheid gehandhaafd te blijven’ (Biswamitre 1935: 16).
Kielstra, die tegen de tot dan toe gevoerde Nederlandse assimilatiepolitiek was, voerde ondanks de tegenstand van de Surinaamse politieke elite gedurende de oorlogsjaren de wettelijke erkenning van het Aziatische huwelijk in (zie Ramsoedh 1990: 122-133). Biswamitre betoogde – waarschijnlijk ten onrechte – dat de Aziatische huwelijkswetgeving weinig steun had van de meerderheid van de Hindostanen, maar alleen van voormannen die subsidies wilden voor hun religieuze organisaties (Dew 1978: 46).
Deze kwestie rond de Aziatische huwelijkswetgeving is een van de weinige onderwerpen waarbij Biswamitres standpunt afweek van dat van de meerderheid van de Hindostanen. Desalniettemin is hij vanwege zijn gezag en verdiensten binnen de Hindostaanse gemeenschap een gerespecteerd persoon gebleven. Ook op het punt van lijkverbranding had hij een eigen mening. In tegenstelling tot veel (christelijke) Creoolse politici in de jaren vijftig en zestig was hij voorstander van een wettelijke regeling voor lijkverbranding. Dit werd echter pas in 1968, door de regering van Pengel, toegestaan. Tot dan konden hindoes hun doden alleen maar begraven.
Biswamitres politieke betrokkenheid bij de staatkundige positie van Suriname verdient speciale aandacht. In 1946 dreigden de Hindostaanse en de Javaanse groep – samen bijna de helft van de Surinaamse bevolking – buitenspel gezet te worden tijdens besprekingen in Nederland over de staatkundige toekomst van Suriname. Biswamitre kwam in het geweer tegen het negeren van de Aziatische groepen bij de besluitvorming. In mei 1946 richtte hij de Hindostaans-Javaanse Centrale Raad (HJCR) op, waarvan hijzelf voorzitter werd en Jagernath Lachmon secretaris.
Laatstgenoemde werd daarna binnen enkele jaren de dominerende leider van de Hindostaanse bevolkingsgroep. Onder druk van de HJCR werd Biswamitre alsnog opgenomen in de delegatie naar de Ronde Tafel Conferentie (RTC) in Nederland.
Biswamitre stelde zich altijd kritisch op tegenover degenen die naar macht streefden en een snelle onafhankelijkheid van Suriname wilden bewerkstelligen. Hij toonde zich een voorstander van een geleidelijke verandering van de staatsrechtelijke verhoudingen. De bevolking moest eerst worden opgevoed tot zelfwerkzaamheid en zelfstandigheid. Hij was dan ook tegen het autonomiestreven van de verwesterde stedelijke elite, die geen rekening hield met de Aziatische bevolkingsgroepen (Ramsoedh 1990: 186).
Bij de aanloop naar de eerste algemene verkiezingen in Suriname, in 1949, nam Biswamitre volop deel aan de discussie over de staatsrechtelijke toekomst van het land. Hij kritiseerde sommige woordvoerders, die wel voor autonomie waren maar tegen algemeen kiesrecht. Hij stelde onder meer:
De politieke strijd is ontbrand! Gij voelt uwe burgerrechten bedreigd […] sommigen schreeuwen om baas in eigen huis te worden. Wij willen ook baas in eigen huis zijn. Maar wij vragen hier toch. Wat wilt gij eigenlijk? Een paleis voor u zelf en een gevangenis voor de bevolking. Autonomie zonder behoorlijke volksinvloed op het landsbestuur kan ontaarden in oligarchie. In een tyrannie dat tot knechting van het volk leidt. Het huis waarin wij baas willen zijn, zal door alle burgers samen worden gebouwd en gestoffeerd. Gezamenlijk zullen zij daarin de baas zijn.

Clemens Ramkisoen Biswamitre
Stond Biswamitre in cultureel opzicht dichter bij de Creoolse groep, in politiek opzicht verschilde hij op een aantal belangrijke punten van mening met het in de protestantse NPS verenigde Creoolse establishment. Reeds eind jaren veertig pleitte hij voor een evenredige vertegenwoordiging in plaats van het principe van the winner takes it all en het districtenstelsel, dat bepaalde bevolkingsgroepen (Hindostanen en Javanen) en gebieden (districten met een overwegend Hindostaanse en/of Javaanse bevolking) benadeelde. In 1949 werd een tweeslachtig stelsel van evenredigheid en een nieuw districtenstelsel ingevoerd. Al in de jaren dertig kwam Biswamitre op voor de gelijkberechtiging van vrouwen (Biswamitre 1935: 7) en in 1948 pleitte hij voor het algemeen kiesrecht voor mannen én vrouwen. Hoewel Biswamitre geen tegenstander was van onafhankelijkheid, was hij wel, zoals gezegd, tegen een snelle onafhankelijkheid van Suriname, een opvatting die per saldo niet verschilde van die van VHP-leider Lachmon. De RTC van 1961 noemde Biswamitre een ‘kostbare tragicomedie’ (geciteerd in Meel 1999: 37). Volgens hem diende ‘de politieke beschaving in Suriname op een hoger peil te worden gebracht, pas daarna zou naar uitbreiding van de autonomie van Suriname kunnen worden gestreefd’ (Meel 1999: 169-170). Een publicatie van Biswamitres hand uit 1969 droeg als ondertitel ‘Nationale onafhankelijkheid is een natuurlijk verlangen van elke gezonde menselijke samenleving’ (Vijay, november 1969). Hij waarschuwde dat de fundamentele rechten en vrijheden niet in gevaar mochten komen. De Universele verklaring van de rechten van de mens vormde voor hem een belangrijk uitgangspunt. Volgens Marshall (2003: 57) kan Biswamitre dan ook met recht de fakkeldrager van mensenrechten in Suriname worden genoemd.
Biswamitre voelde zich als cross-overpoliticus steeds minder thuis in het etnisch gepolariseerde politieke klimaat aan het einde van de jaren zestig. Na 1967, en vooral na 1969, werd de latente politieke polarisatie tussen Hindostanen en Creolen manifester en de tot dusverre gevoerde verbroederingspolitiek ineffectief (Meel 1994: 641, 656-658). Door deze verscherping van de etnische tegenstellingen, die uitmondde in een verkiezingsstrijd tussen de VHP en de NPS en de aan hen gelieerde partijen, werden de SDP en PSV electoraal weggevaagd. In dat klimaat zag Biswamitre geen politieke rol meer voor zichzelf weggelegd. Mede vanwege zijn hoge leeftijd vestigde hij zich in 1973 – hij was toen 76 jaar – in Nederland.
Invloedrijk maar geen partijleider
Dat Biswamitre geen partijleider is geworden, heeft te maken met een aantal factoren. Hij had geen duidelijke politieke achterban, ook omdat hij zich in het etnisch gesegmenteerde Suriname nimmer heeft laten verleiden tot het voeren van een etnische politiek. Tot 1946 was hij een informele intellectuele en politieke leider van de Hindostaanse groep, maar met de opkomst van Lachmon was het gedaan met zijn leiderschap.
De relatie met lachmon was niet hartelijk en volgens ingewijden zelfs enigszins gebrouilleerd. Biswamitre zou enige aarzeling hebben gehad over de juridische kwaliteiten van Lachmon toen deze bij hem langskwam om advies voor zijn opleiding tot praktizijn. Vermeldenswaard is een kwestie uit de jaren zestig over grondbezit, die in de pers breed werd uitgemeten. Biswamitre en Lachmon stonden als advocaten tegenover elkaar. Lachmon verdedigde de grootgrondbezitter Paragh, terwijl Biswamitre het opnam voor de landbouwers van het Pad van Wanica. Biswamitre won deze zaak. Dat leverde hem veel aanzien op, maar nauwelijks een politieke achterban, wars als hij was van populisme en electoraal gewin.
Biswamitre had daarentegen wel een grote aanhang onder hoogopgeleide Creolen, met name van rooms-katholieke huize. Deze groep beschouwde hem echter meer als een opinieleider en intellectueel dan als een politicus. Zijn persoonlijkheid bracht met zich mee dat hij zich niet als volksleider profileerde. In de Surinaamse samenleving, in het bijzonder in de politiek, zijn extraversie, flexibiliteit en het hebben van netwerken belangrijk om populair en geliefd te zijn bij het volk. Personen met het karakter van Biswamitre zijn niet in staat zich in een dergelijke samenleving sterk te profileren.
Hij is bovendien moeilijk te plaatsen bij een bepaalde politieke stroming (Marshall 2003: 55-57). Dat Biswamitre aan het einde van de jaren vijftig en in de jaren zestig in politiek opzicht geen rol van betekenis meer speelde, hing tevens samen met het feit dat hij vooral werd gezien als een man van het establishment, voor wie na 1958 – met de opkomst van de populisten Pengel en Lachmon – geen plaats meer was. Zijn overstap naar de SDP in 1967 zal zeer zeker ook een negatieve rol hebben gespeeld bij het ontwikkelen van een herkenbaar politiek profiel. Bovenvermelde factoren verklaren mijns inziens waarom Biswamitre weliswaar alom gerespecteerd werd vanwege zijn kennis, kunde en wijsheid, maar tegelijkertijd niet de populaire politicus werd van het Surinaamse volk. Mede daardoor had hij niet veel politieke tegenstanders. In het parlement, waar ruzies en soms handgemeen voorkwamen, heeft Biswamitre zich altijd respectvol gedragen.
Vanuit politiek-ideologisch oogpunt waren de VHP en de NPS zijn tegenstanders. Anders dan de VHP benadrukte Biswamitre de culturele assimilatie van Hindostanen in Suriname. Hij was geen aanhanger van de door Lachmon gepropageerde verbroederingspolitiek, omdat volgens hem Hindostanen, Creolen en Javanen hun eigen zuilen bleven vormen. Biswamitre hekelde de NPS, omdat deze partij in zijn optiek minder gekwalificeerde volkscreolen benoemde in het overheidsapparaat. Als gewezen topambtenaar die kwaliteit en competentie hoog in het vaandel had staan, was hij een groot tegenstander van cliëntelisme en patronage. Dat hij geen minister werd – voor zover hij dat geambieerd zou hebben – heeft waarschijnlijk ook te maken met zijn principiële stellingname. Biswamitre liet zich niet paaien en ging niet snel een samenwerking aan met politieke tegenstanders, zoals gebruikelijk is in de Surinaamse politiek. Zo ging de SDP in 1967, tot ongenoegen van Biswamitre, een samenwerking aan met Pengel. Hij weigerde dan ook om naast zijn politieke leider Findlay te zitten in de Staten van Suriname (Dew 1978: 152). Biswamitre bleef kritisch tegenover de regering-Pengel en veroorzaakte, zoals eerder gesteld, mede de val van het kabinet in 1969. Volgens H. van Amersfoort was Biswamitre in 1963 waarschijnlijk benoemd tot eerste gouverneur van Surinaamse afkomst, ware het niet dat hij op dat moment al de leeftijd van 65 jaar had bereikt.
Verdiensten
Biswamitre heeft veel verdiensten gehad voor de Surinaamse samenleving. In deze bijdrage volsta ik met een kort resumé. In 1924 won hij de prijsvraag uitgeschreven door gouverneur A.J. Baron van Heemstra over de aanpassing van het onderwijs in Suriname aan de lokale omstandigheden. Hij ontving hiervoor zelfs felicitaties van de Nederlandse minister H. Colijn. Onder het pseudoniem Adja Inni (gesterkt door het vertrouwen) betoogde hij in het winnende artikel dat de volksopvoeding zodanig georganiseerd moest worden dat het grootste deel van de jongeren zijn bestaan in de landbouw zou kunnen vinden (Gobardhan-Rambocus 2001: 240).
Biswamitre bewoog zich ook op het vlak van culturele en politieke bewustwording. Naast zijn activiteiten in katholieke kring en voor het onderwijs was hij inspirator en voorzitter van twee belangrijke Hindostaanse organisaties. De organisatie Nau Yuga Ocday (De Nieuwe Eeuw), waarvan hij voorzitter was, werd in 1924 opgericht. Het was een progressieve culturele vereniging die vooral ijverde voor de acceptatie en integratie van de Hindostaanse groep (Ramsoedh 1990: 30). Biswamitre was ook voorzitter van de in 1943 opgerichte organisatie Djagaran (Ontwaakt), waarvan Lachmon de secretaris was. Djagaran streefde de verheffing en erkenning na van het culturele erfgoed van Hindostanen. De statuur van Biswamitre is ook af te leiden uit het feit dat hij in 1948 in Paramaribo de opening verrichtte van het warenhuis Kirpalani.
Biswamitre verwierf grote bekendheid via interviews op de radio en bij de schrijvende pers als opinieleider. In de jaren vijftig en zestig schreef hij regelmatig artikelen in De West. Hoewel hij geen academische opleiding had, publiceerde hij veel wetenschappelijke artikelen over met name juridische onderwerpen. Door zijn veelzijdigheid maakte hij echter geen school op een specifiek terrein. Hij was meer een jurist en publicist dan een politicus. Als onderwijzer maakte hij zich zeer geliefd bij zijn leerlingen. Velen consulteerden Biswamitre vaak pro deo vanwege zijn kennis en kunde. Hij heeft zich als raadgever en adviseur verdienstelijk gemaakt. Hij vervulde een ombudsmanfunctie in Suriname, met name wanneer het problemen met de overheid betrof. Bij zijn huis en kantoor was het een komen en gaan van personen uit alle lagen van de verschillende etnische groepen.
Op het terrein van het onderwijs heeft Biswamitre verschillende voorzieningen gerealiseerd. Zijn voorstel werd aangenomen om hulpleerkrachten – bekend als ongegradueerden/blotevoeters – aan te stellen en zo te voorzien in het tekort aan leerkrachten. Hij vond dat de districtskinderen niet slechts opgeleid moesten worden voor de landbouw. Die eenzijdige opleiding zou in zijn optiek hun achterstelling alleen maar vergroten.
Biswamitre steunde ook het voornemen van de verenigingen Arya Dewaker en Bharat Oeday om te komen tot de oprichting van eigen scholen. Hij meende dat het onbillijk was dat Hindostanen bij de uitvoering van hun plannen gedupeerd zouden worden ‘omdat de beschikbare middelen het niet gedogen aan die scholen subsidie te verlenen’ (geciteerd in Gobardhan-Rambocus 2001: 240).
Conclusies
De politieke loopbaan van Biswamitre heeft ups en downs gekend. Was hij in de jaren twintig, dertig en veertig invloedrijk, eind jaren vijftig en vooral in de jaren zestig kwam hij door de emancipatie van Hindostanen en volkscreolen, en de daarmee gepaard gaande etnische polarisatie, langzamerhand op een zijspoor terecht. Aan het einde van de jaren vijftig en in de jaren zestig werd hij beschouwd als representant van de lichtgekleurde Creoolse elite. Hierdoor kon hij als politicus met een cross-overpersoonlijkheid geen rol van betekenis meer spelen.
Een politieke cultuur waarbij populisme en anti-intellectualisme dominant zijn, bevorderen bepaald niet de selectie van onbaatzuchtige, daadkrachtige en competente politici als Biswamitre. Een in de jaren zestig verschenen cartoon in De Ware Tijd, waarin hij in een spagaat verkeert tussen het hindoeïsme en het rooms-katholicisme en tussen Ramkisoen en Clemens, met het nationale belang in het vizier, geeft goed aan in welke positie deze politicus terechtkwam. De worsteling met natievorming in het plurale Suriname tegenover etnische profilering en etnische belangenbehartiging is een politieke spagaat waarin Suriname zich nog steeds bevindt. Biswamitre had zowel persoonlijk als in de politieke praktijk deze worsteling meegemaakt. Zijn bijdragen aan de Hindostaanse emancipatie, het onderwijs, en de juridische en staatkundige ontwikkeling van Suriname zijn evident. Hij heeft niet de waardering gekregen die hij verdient. Vanwege zijn vele publicaties op juridisch gebied stelde De Ware Tijd in 2001 de vraag waarom er bijvoorbeeld geen rechtsinstituut is vernoemd naar Clemens Biswamitre.
Zijn verdiensten bleven in Nederland niet onopgemerkt. Hij ontving in 1970 in Suriname een koninklijke onderscheiding (Ridder in de Orde van Oranje-Nassau) uit handen van de toenmalige gouverneur Johan Ferrier. Na vestiging in Nederland hield Biswamitre zich verder grotendeels afzijdig van commentaren op de situatie in Suriname. In 1980 overleed hij op de leeftijd van 82 jaar. Conform zijn katholieke achtergrond en zijn hindoewortels werd hij na een requiemmis gecremeerd, een passend afscheid van een groot Surinamer met een cross-overpersoonlijkheid.
Literatuur
Azimullah, E., 1986
Jagernath Lachmon; Een politieke biografie. Paramaribo: Vaco.
Biswamitre, C.R., [1935]
Hoeveel rechtsstelsels? Paramaribo: s.n.
Biswamitre, C.R., 1942
Democratie in onze samenleving. Paramaribo: Ebenhaëzer.
Biswamitre, C.R., 1960
Waak voor de vrijheid. Paramaribo: Stenang.
Biswamitre, C.R., 1969
‘Proeve van een onafhankelijkheidsverklaring van Suriname.’ Vijay, november.
Biswamitre, C.R., 1977
‘Hindostaans leven.’ In: A. Helman (red.), Cultureel mozaïek van Suriname. Zutphen: De Walburg Pers, pp. 205-226.
Breeveld, H., 2000
Jopie Pengel, 1916-1970; Leven en werk van een Surinaamse politicus. Amsterdam: Conserve.
Bruijning, C.F.A. & J. Voorhoeve (red.), 1977
Encyclopedie van Suriname. Amsterdam: Elsevier.
Dew, E., 1978
The difficult flowering of Surinam; Ethnicity and politics in a plural society. Den Haag: Martinus Nijhoff.
Gobardhan-Rambocus, L., 2001
Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang; Een taal- en onderwijsgeschiedenis van Suriname, 1651-1975. Zutphen: De Walburg Pers.
Marshall, E., 2003
Ontstaan en ontwikkeling van het Surinaams nationalisme; Natievorming als opgave. Delft: Eburon.
Meel, P., 1994
‘Verbroederingspolitiek en nationalisme; Het dekolonisatievraagstuk in de Surinaamse politiek.’ Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 109(4): 638-659.
Meel, P., 1999
Tussen autonomie en onafhankelijkheid; Nederlands-Surinaamse betrekkingen 1954-1961. Leiden: KITLV Uitgeverij.
Mitrasing, F.E.M., 1978
‘Clemens Ramkisoen Biswamitre.’ Aisa Samachar 4(3): 4-7.
Mitrasing, F.E.M., 1998
‘Politieke ontwikkeling.’ In: B. Mitrasing & M.S. Harpal (red.), Hindostanen; Van contractarbeiders tot Surinamers 1873-1998. Paramaribo: Stichting Hindostaanse Immigratie, pp. 1-15.
Ramsoedh, H., 1990
Suriname 1933-1944; Koloniale politiek en beleid onder gouverneur Kielstra. Delft: Eburon.
Scholtens, B., 1986
Opkomende arbeidersbeweging in Suriname; Doedel, Liesdek, De Sanders, De Kom en de werklozenonrust 1931-1933. Nijmegen: Masusa.
Sedney, J., 1977
De toekomst van ons verleden; Democratie, etniciteit en politieke machtsvorming in Suriname. Paramaribo: Vaco.
Eerder verschenen in OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26 (2007)
- Published in BIBLIOTHEEK, Suriname
25 mei 2020: Chan Santokhi en lesson not learned – Hans Ramsoedh
Wo set’en [wij gaan orde op zaken stellen] was de leuze waarmee de VHP en haar leider Chan Santokhi de afgelopen verkiezingen in mei 2020 inging. Met deze leuze beloofde de VHP een eind te maken aan tien jaar wanbeleid van de regering-Bouterse: financieel-economische en morele chaos, corruptie, nepotisme en vriendjespolitiek. Met zijn meet-the-people– campagne wist Santokhi een groot deel van electoraat ervan te overtuigen dat zijn partij weer orde op zaken zal stellen. Het heeft deze partij geen windeieren gelegd. Met twintig zetels werd zij de grootste.
De regering-Santokhi/Brunswijk is nog geen twee maanden aan het bewind of er is al vanuit de samenleving heel veel kritiek op de vriendjespolitiek en het nepotisme van deze regering. Het VHP DNA-lid Reshma Mangre werd benoemd in de Raad van Commissarissen (RvC) van de Surinaamse Luchtvaartmaatschappij terwijl deze benoeming een conflict of interest met zich meebrengt. Na heftige kritiek vanuit de samenleving trok zij zich terug. Zij is een DNA-lid met een onderwijsachtergrond en oud-voorzitter van de onderwijsvakbond. Haar aanvankelijke bereidheid toe te treden tot de RVC van de SLM getuigde niet van moreel-ethisch handelen. Voorts kan worden gewezen op de handhaving van de NDP-ers Mike Nerkus als districtscommissaris van Paramaribo die een uiterst dubieuze rol heeft gespeeld bij de telling van de stemmen van het kiesdistrict Paramaribo en de benoeming van Andy Rusland (eveneens een NDP-er) die mocht aanblijven als President-Commissaris van Energiebedrijven Suriname (EBS). Deze twee laatste benoemingen zijn geschied op voordracht van Ronnie Brunswijk. Duidelijk is dat het aanblijven van Nerkus en Rusland is geschied op instigatie van de zakenman Dilip Sardjoe, de financierder van de NDP van Bouterse en bij de verkiezingen in mei 2020 eveneens de financierder van de ABOP van Brunswijk. Het betekent dat Brunswijk feitelijk de lange arm is van Sardjoe die met de financiering van verschillende politieke partijen zijn zakelijke belangen veilig wil stellen. Het is een raadsel waarom de president hiermee akkoord ging. Handhaving van NDP-ers op belangrijke posten is immers het paard van Troje binnenhalen.Naast deze voorvallen hebben we die nog bij Staatsolie waar Leo Brunswijk (broer van) is benoemd als President-Commissaris en Melissa Santokhi- Seenacherry (vrouw van) als lid van de Raad van Commisarissen (RvC). Het is alsof moreel-ethische principes ook onder de regering-Santokhi/Brunswijk van ondergeschikt belang zijn zoals dat het geval was bij de regering-Bouterse. Vanuit de VHP zijn er weinig kritische geluiden te horen over deze ontwikkelingen. Een uitzondering geldt in dit verband voor de energiedeskundige Viren Ajodhia van de VHP die aanvankelijk was benoemd als lid van de RvC van de EBS. Hij zag op moreel-ethische gronden echter af van zijn benoeming omdat hij Rusland een ordinaire dief vond die in Santo Boma [gevangenis] thuishoorde.
De verontwaardiging in de samenleving is dan ook groot op deze vriendjespolitiek. Op Starnieuws en in de Ware tijd hebben we de vele kritieken kunnen lezen: ‘Ontgoocheling, diepe teleurstelling, dat is niet wat aan het volk is beloofd, noch minder waarvoor Suriname op 25 mei heeft gekozen!’ vormen de teneur van deze kritieken.

Chan Santokhi op verkiezingscampagne bij de verkiezingen in mei 2020
Leiderschap en de aboma-brasa
Over deze kritieken wil ik het in deze bijdrage verder niet hebben. Die spreken namelijk voor zich en ik deel die kritieken. Waar ik het wél over wil hebben is leiderschap en dan explicieter gesteld, de afwezigheid van leiderschap bij Santokhi. De verkiezingen winnen is één ding, na de verkiezingsoverwinning leiderschap tonen is een andere kwestie. Over politiek leiderschap zijn kasten vol boeken geschreven. Ik volsta hier dan ook met een aantal algemene opmerkingen. Een goed politieke leider geeft sturing aan politieke en beleidsprocessen, communiceert hierover op een transparante manier en is zelf duidelijk ook zichtbaar. Een moreel-ethisch kompas is daarbij onontbeerlijk om keuzen te maken en het goede te doen. Een belangrijke les over succesvol leiderschap is dat het tijdelijk is en daarmee ook eindig. Het gaat daarbij ook niet om persoonlijke macht, maar om de taak of opdracht [Wo set’en] die een politieke leider te doen heeft. De vriendjespolitiek en het nepotisme van de afgelopen weken zijn in tegenspraak met de belofte van Wo set’en van Santokhi en de VHP vóór 25 mei 2020. Wat hebben we tot nu toe gezien van het leiderschap van Santokhi na de afgelopen verkiezingen op 25 mei jongstleden? De conclusie is: (nog) niet veel!
Als we kijken naar de uitkomst van de onderhandelingen tussen de VHP / ABOP-PL en de NPS over de politieke machtsdeling dan moeten we constateren dat Brunswijk het maximale in de wacht wist te slepen met onder meer het vicepresidentschap en het voorzitterschap van De Nationale Assemblée. Brunswijk liet zich eerst verkiezen tot voorzitter van het parlement en vervolgens een week later tot vice-president. Een stap die velen in de Surinaamse samenleving de wenkbrauwen deed fronzen. Nadat de ministersposten waren verdeeld kwam Brunswijk vervolgens daarop terug en eiste een ander ministerie. Brunswijk kreeg in alles zijn zin. Binnen zijn eigen partij rommelt het onder tussen vanwege diens nepotisme en dictatoriaal optreden.
We kunnen stellen dat de president tot nu toe nauwelijks leiderschap getoond heeft door bij bepaalde besluiten ongeacht de consequentie niet op de rem te trappen en tegen Brunswijk te zeggen: ‘over my dead body’. Het heeft er alle schijn van dat de president, zoals de woordkunstenaar Paul Middellijn in een van zijn video-filmpjes op Youtube het stelde, in een soort aboma-brasa [omhelzing door een boa] van Brunswijk terecht is gekomen.
Desi Bouterse deugde in geen enkel opzicht. Eén ding moeten we hem echter nageven: hij liet zich niet ringeloren door zijn coalitiepartners. Tijdens zijn eerste regeerperiode (2010-2015) maakte hij Brunswijk en Somohardjo als coalitiepartners duidelijk dat hun plaats binnen de coalitie niet naast hem was, maar achter hem. Het was Bouterse die voor de ABOP uitmaakte wie namens deze partij als vicepresident (Robert Ameerali) zou worden benoemd. Uiteindelijk waren Brunswijk en Somohardjo niet meer dan figuranten in de eerste regering-Bouterse. Niet dat ik hiermee de suggestie wil wekken dat Santokhi evenals Bouterse zijn coalitiepartners degradeert tot figuranten, maar ik wil slechts aangeven dat afwezigheid van zijn leiderschap op dit moment het ander uiterste is.

President Santokhi en vicepresident Brunswijk
Koning Chan
In haar column vergeleek hoofdredacteur Nita Ramcharan van Starnieuws (18/08/2020) de Surinaamse politiek met het schaakspel: Paard Bravo [Brunswijk] met een ‘agressieve speelstijl en die als een briezend paard te veel rare sprongen maakt’. En de speelstijl van ‘Koning Chan’? Weinig dominant, eerder onzichtbaar en een defensieve speelstijl. Hij zwijgt vooral.
Het siert president Santokhi dat hij bij zijn inaugurele rede refereerde aan de actievoerders zoals Curtis Hofwijks, Pakittow en anderen in hun verzet tegen het desastreuze beleid van de regering-Bouterse. Het is te hopen dat de president beseft dat een belangrijk deel van zijn verkiezingsoverwinning mede te danken is aan het zaad dat deze actievoerders in de Surinaamse samenleving hebben gezaaid waarvan hij voor een belangrijk deel heeft kunnen oogsten. Het betekent dat de president zich ervan bewust moet zijn dat het Surinaamse volk niet meer achterover zal leunen tot het weer fout gaat. In een interview met het dagblad Trouw (22 augustus) gaf Santokhi aan te willen gaan voor tien jaar. De Surinaamse kiezer heeft op 25 mei gestemd voor echte verandering en niet voor pur bruku, wer bruku [lood om oud ijzer]. Zo niet, dan wacht hem evenals dat het geval was met Bouterse een smadelijke aftocht en wellicht eerder dan 2025.
Organiseren van tegenspraak
Het is niet te laat om het tij te keren. Leiders zijn feilbare mensen met soms gedragingen die correctie behoeven. In de praktijk zien we al te vaak dat leiders adviseurs hebben die hun naar de mond praten om daarmee hun eigen positie of privileges veilig te stellen. Hierdoor is een van de gevolgen van macht dat leiders sterk in zichzelf gaan geloven. Een belangrijk aspect van goed leiderschap is dan ook het organiseren van kritiek en tegenspraak. Een leider voorkomt hiermee blunders, creëert draagvlak, gaat tunnelvisie tegen en het stimuleert hem om continu te blijven leren. Voor president Santokhi geldt: ontworstel je aan de aboma-brasa en grijp de regie voordat ontgoocheling en teleurstelling zich meester maken van grote delen van de Surinaamse bevolking. Harde saneringsmaatregelen zijn de komende periode onontkoombaar. Het genereren van steun voor deze pijnlijke maatregelen is alleen mogelijk bij moreel-ethisch leiderschap. Een potentiële adviseur voor de president wil ik in dit verband niet ongenoemd laten: de eerdergenoemde woordkunstenaar Paul Middellijn. Hij is een grote fan van Santokhi, riep zijn volgers op Youtube in mei op om op Santokhi te stemmen. Dagelijks plaatst hij 2-3 filmpjes op Youtube waarin hij de Surinaamse politieke ontwikkelingen kritisch doorneemt. Als president Santokhi vijf minuten per dag de moeite neemt om de filmpjes van Paul Middellijn te bekijken (Suriname Unite: Paramaribo groet u) dan heeft hij zijn tegenspraak al voor een belangrijk deel georganiseerd. Zoals Albert Einstein eens zei: ‘The only mistake in life is the lesson not learned’.
Foto’s: Ra1 Photography (Randjiv Sunderpersadlall)
- Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
De schrijver Albert Helman: een dwarsliggende indiaan – Hans Ramsoedh

Albert Helman
De schrijver Albert Helman, pseudoniem van Lou Lichtveld (Paramaribo 7 november 1903 – Amsterdam 10 juli 1996), heeft een indrukwekkende oeuvre nagelaten. Hij is een van de belangrijkste Surinamers (eigenlijk Nederlandse-Surinamer) van de twintigste eeuw, een van Surinames grootste schrijvers en de nestor van de Surinaamse literatuur. Hij is ook de trots van veel Surinamers en de laatste decennia voorafgaand aan zijn dood gold hij als het geweten van Suriname.
Kortgeleden las ik de slavernijroman De smeekbede (Amsterdam 2020: uitgeverij Orlando) geschreven door Lianne Damen. Deze roman handelt over het leven van de tot slaafgemaakte Dédé en haar meester Engelbert Kelderman op plantage Portorico aan de Surinamerivier. Ik moest terugdenken aan de roman De stille plantage van Helman uit 1931, de eerste Nederlandse roman met slavernij als thema. Deze roman handelt over een Hugenootse [protestantse] familie die aan het eind van de achttiende eeuw vanwege religieuze vervolging van Frankrijk naar Nederland vlucht en uiteindelijk in Suriname belandt. Hier wordt deze familie eigenaar van een plantage met slaven. De hoofdpersoon in deze roman wil in het Surinaamse oerwoud zijn dromen en geloof verwezenlijken: een rechtvaardige plantagesamenleving waar slaven humaan worden behandeld. Van deze idealen komt echter uiteindelijk weinig terecht. Gedesillusioneerd verlaat deze Hugenootse familie Suriname en het oerwoud neemt weer bezit van de plantage. De Stille plantage is geen aanklacht tegen slavernij maar handelt over het pijnlijke inzicht dat idealen niet altijd verwezenlijkt worden. Deze roman las ik circa vijfenveertig jaar geleden voor mijn leeslijst op de kweekschool. Na het lezen van De smeekbede besloot ik Helmans De Stille plantage te herlezen. Deze roman is inmiddels tig-keren herdrukt (de laatste herdruk was in 1997 als ik mij niet vergis) en ook in verschillende talen verschenen. Het gaat mij in deze bijdrage niet om een bespreking van beide boeken maar om de schrijver Albert Helman.

Het wapen van Suriname
Homo universalis
Albert Helman was een veelzijdig persoon, een homo universalis en een renaissance-mens. Hij heeft zijn sporen verdiend als schrijver, musicus, bestuurder, historicus, linguïst, etnoloog en nog enkele andere professies, in onze zich steeds meer specialiserende wereld lid van een uitstervende soort. Hij ontwierp ook het wapen van Suriname en was als adviseur betrokken bij de film Wan Pipel uit 1976 van Pim de La Parra. De Lichtvelds behoorden tot de stedelijke Surinaamse gekleurde elite met Europese, Creoolse en indiaanse roots. Toen hij twaalf jaar oud was, vertrok het gezin Lichtveld in 1914 vanwege vaders ‘koloniale verlof’ voor een jaar naar Nederland. Toen het gezin terugkeerde naar Suriname, bleef Helman achter in een seminarie te Roermond waar hij zou worden opgeleid tot priester. Hij bleek onvoldoende aanleg te hebben voor zijn aanvankelijke roeping en keerde na een half jaar terug naar Suriname. Hij behaalde in het thuisland zijn onderwijzersakte en na een kortstondige loopbaan in het lager onderwijs vertrok hij op 18-jarige leeftijd naar Nederland, een vertrek dat volgens zijn biograaf Van Kempen samenhing met een met de paplepel ingegeven interesse en fascinatie voor de Europese cultuur.
Afrekening met Nederland
In Nederland studeerde hij muziek maar zijn interesse bewoog zich ook tot theater, film, literatuur, geschiedenis en taalkunde van Suriname en de omringende regio. Hij raakte betrokken bij schrijvers van een progressief katholiek tijdschrift. Aangezet door deze vrienden schreef hij op 22-jarige leeftijd in 1925-’26 in een nostalgische bui het boek Zuid-Zuid-West. Dit boek werd behalve een lofzang op de schoonheid van zijn geboorteland en zijn bewoners een met ‘Multatuliaanse’ passie geschreven aanklacht tegen Nederland dat in zijn optiek Suriname liefdeloos verwaarloosde. Bij het schrijven van dit boek kwam bij hem de woede naar boven over het kolonialisme, het ontdekken door wat voor inferieure mensen Suriname geregeerd werd, wie daar de baas speelden en de wijze waarop de gekleurde bevolking achteruit gezet werd. De Nederlandse regering nam Helmans aanklacht niet in dank af. Zij bestempelde hem als een gevaarlijke antikolonialist en hij werd sindsdien als zodanig bij de inlichtingendienst geregistreerd. Zijn epiloog in Zuid-Zuid-West werd de duurste bladzijde uit zijn literaire oeuvre. Het kostte hem namelijk een hoogleraarschap in Leiden toen men eind jaren twintig een leerstoel in de Creolentalen wilde instellen gefinancierd door het ministerie van Koloniën. Hij kreeg te horen dat zijn benoeming vanwege zijn antikoloniale epiloog op bezwaren van Koloniën stuitte.
Deze afwijzing betekende een grote deceptie voor Helman. Teleurgesteld vertrok hij in 1932 naar Spanje waar hij voor Nederlandse kranten de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) versloeg. In dit land raakte hij, Helman had zich inmiddels ontwikkeld van orthodoxe katholiek tot radicaal-linkse socialist, betrokken bij de burgeroorlog. Hij streed aan de zijde van de anarchisten tegen de fascisten onder leiding van generaal Franco. Als gevolg van de opmars van Franco’s troepen vluchtte hij naar Mexico om tenslotte in 1939 weer in Nederland te belanden. Tijdens de oorlogsjaren was Helman actief in het kunstenaarsverzet.
Hoewel zijn meest bekende romans (zoals Zuid-Zuid-West, De stille plantage, De laaiende stilte, Mijn aap lacht) handelen over Suriname, is Helman met zijn literaire productie (meer dan honderd boeken) deel gaan uitmaken van de Nederlandse cultuur. Zijn werken werden vooral gelezen door een Nederlands publiek. Helmans literaire loopbaan heeft echter nooit tot grote erkenning geleid. Alleen De Laaiende stilte (1952), de herschreven versie van De stille plantage vanuit een ander gezichtspunt, werd in 1953 bekroond met de Vijverbergprijs. In 1962 ontving hij het eredoctoraat in de letteren van de Universiteit van Amsterdam voor zijn pionierswerk op etno-linguïstisch terrein.
Ministerschap
Na een kwart eeuw in vrijwillige ballingschap keerde Helman in 1946 voor een kortstondig bezoek terug naar Suriname. In 1949 was hij weer in Suriname en werd hij vervolgens minister van Onderwijs en Volksgezondheid. Zijn werklust en voortvarendheid als minister van twee departementen waren opvallend. Op onderwijsterrein richtte hij in 1950 de eerste middelbare school (AMS) en de eerste kweekschool op. Hij breidde ook het lager onderwijs in de districten sterk uit. Ook op het terrein van de volksgezondheid ging Helman voortvarend te werk. Tot aan het begin van de jaren vijftig werd Paramaribo geteisterd door malaria. Hij stelde een brigade ‘gezondheidsarbeiders’ in (in de volksmond muskietenpolitie genoemd) die alle erven en huizen in de stad afliepen om mogelijke broedplaatsen voor muskieten te bestrijden. Door zijn beleid werd Paramaribo binnen enkele jaren malaria-vrij gemaakt. Na een politiek conflict in 1951 met de directeur van Volksgezondheid (die tevens Statenlid was) trad hij af en stortte hij zich in Suriname in de culturele vorming. Hij bekleedde 17 functies tegelijk, maar de voornaamste was die van voorzitter van de Rekenkamer tussen 1954 en 1961. Die aanstelling kreeg hij niet omdat hij verstand had van financiën maar omdat hij een idee had van eerlijkheid. Hierna trad hij tot aan zijn pensionering in 1967 toe tot de Nederlandse diplomatieke dienst.
In nationalistische kringen in Suriname in de jaren vijftig en zestig was de kritiek op Helman dat hij geen Surinaamse schrijver zou zijn. Bij de nationalisten was namelijk sprake van een preoccupatie met de ervencultuur, het leven achter de grote herenhuizen waar de mensen in armoede leefden en in optrekjes die vroeger als slavenverblijf dienden. In de ogen van de nationalisten lag het perspectief in Helmans romans bij de blanken. De gedachtewereld van de ‘neger’ werd niet geëxploreerd; een schrijver dus die vanuit een Hollandse geest schreef. De kritiek van nationalistische zijde hing ook samen met Helmans opvattingen over het Sranan [lingua franca in Suriname], destijds het Neger-Engels genoemd. Helman verklaarde de nationalistische voorstanders van invoering van het Sranan als officiële taal voor gek. In zijn ogen zou deze keuze leiden tot een nog groter isolement van Suriname in de regio. Helman kwalificeerde de retoriek van de nationalisten als ‘intellectueel gewauwel’.
Afrekening met Suriname
Na zijn eerdere afrekening met Nederland in 1926 volgde in 1983 Helmans afrekening met Suriname als hij zijn magnum opus en politiek testament De Foltering van Eldorado (495 pp.) publiceert. Dit boek is een meeslepende en schitterende kroniek over de geschiedenis (ecologisch, geografisch, etnisch-antropologisch, economisch, staatkundig en politiek) van Groot Guyana, het gebied in het noordoostelijk deel van Zuid-Amerika dat begrensd wordt door de Orinoco in het westen, de Amazone in het zuiden en de Atlantische oceaan in het noorden en oosten. Het handelt over de foltering van het gebied van de oorspronkelijke bewoners, alsook van de avonturiers en andere bevolkingsgroepen die hiernaar toe werden overgebracht. Helmans sympathie gaat daarbij onverholen uit naar de Inheemsen. Aan het tragische lot van de Inheemsen besteedt hij dan ook veel aandacht.
Vermeldenswaard is ook nog een aantal Suriname-boeken van Helman waaronder Cultureel mozaïek van Suriname (1977), Facetten van de Surinaamse samenleving (1977) en Avonturen aan de Wilde Kust (1982).
Helman heeft sterk gefulmineerd tegen de wijze waarop Suriname onafhankelijk werd. Hij sprak van een ‘historisch onrecht’. Volgens hem kreeg het de onafhankelijkheid gewoon van Nederland opgedrongen. Vanwege zijn verzet tegen de onafhankelijkheid is hij door de nationalisten voor de tweede keer verguisd. Hij werd beschouwd als een reactionaire koloniaal die Surinamers niet in staat achtte hun land te besturen. In tal van interviews liet hij niet na het militaire regime in Suriname dat tussen 1980 en 1990 het politieke toneel domineerde, te attaqueren. Hij is in 1993 een van de vijftien ondertekenaars van een Manifest voor de redding van Suriname waarin gepleit werd voor het houden van een referendum in Suriname over een eventuele gemenebestrelatie met Nederland. De bevolking moest alsnog de mogelijkheid krijgen om zich uit te spreken over de staatkundige verhouding met Nederland.
Ontmoeting met Albert Helman
Ik leerde Helman persoonlijk kennen tussen 1993 en 1995. Ons eerste contact hing samen met het plan van IBS (Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek en uitgever van OSO) om in 1994 een Albert Helman-colloquium te organiseren ter gelegenheid van zijn negenstigste verjaardag. We wisten alleen niet hoe hij op ons voorstel zou reageren, want hoewel hij bekend stond als een innemend, geestig en beminnelijk persoon kon hij chagrijnig en nurks zijn. Hij reageerde niettemin positief op ons voorstel en nodigde mij vervolgens uit thuis bij hem in Amsterdam-Buitenveldert. Het IBS-colloquium in 1994 kreeg voor Helman ook nog een bijzondere betekenis. Door de jaren heen had hij heel wat poëzie in het Sranan geschreven maar niet uitgegeven. Op initiatief van Michiel van Kempen werd door IBS besloten tot een uitgave van Helmans Srananpoëziebundel, Adyosi/Afscheid (1994) die op het colloquium aan Helman zou worden aangeboden. Hiermee ging ook Helmans grootste wens in vervulling. Over het Helman-colloquium zei hij dat hij niet aanwezig wilde zijn om sprekers met zijn aanwezigheid niet te hinderen. Desalniettemin wisten we hem over te halen om op het colloquium in de pauze acte de présence te geven. Schoorvoetend stemde hij hiermee in. Voordat de middagpauze begon kwam Albert Helman onder staande ovatie de zaal binnen. Hij was duidelijk ontroerd door het warme welkom door zijn landgenoten.

Albert Helman signeert zijn dichtbundel op het IBS-colloquium in 1994
Enkele maanden na het Helman-colloquium belde hij mij op met de vraag of ik de actualisering van zijn magnum opus en politiek testament (De foltering van Eldorado uit 1983) ter hand wilde nemen. De boekenweek van 1995 stond in het teken van Latijns-Amerika en zijn uitgever wilde een geactualiseerde herdruk uitbrengen. Helman was inmiddels 91-jaar en achtte zich fysiek niet meer in staat deze taak op zich te nemen. Ik was uiteraard zeer vereerd met Helmans verzoek, maar tegelijkertijd rezen bij mij twijfels of ik wel aan zijn verwachtingen zou kunnen voldoen. Wie De foltering van Eldorado heeft gelezen weet dat Helman niets en niemand ontziet, geen blad voor de mond neemt, voortdurend oordeelt, en dat alles met een grote passie en vanuit een woede over het onrecht dat de Inheemsen is aangedaan. Achteraf bezien vielen de besprekingen over de conceptversie met Helman heel erg mee. Hij was content met het uiteindelijke product, maar het kan ook zijn dat de scherpslijperij, woede en passie bij hem inmiddels hadden plaatsgemaakt voor berusting en een houding van ‘ik vind het allemaal prima op deze leeftijd’. De ‘onblusbare behoefte aan contestatie’, zoals Van Kempen schreef, was bij de 92-jarige Helman duidelijk minder geworden. De geactualiseerde versie van De foltering van Eldorado verscheen bij uitgeverij In de Knipscheer in een tweedelige pocketeditie getiteld Kroniek van Eldorado. Kort na verschijning van het tweede deel in 1995 ontmoette ik hem voor het laatst. Hij had mij als dank voor mijn inspanning uitgenodigd voor een borrel bij hem thuis. Het was ook onze laatste ontmoeting. Nog geen half jaar later overleed hij.
Voor altijd de balling
Helman was een kosmopoliet van geest. Zijn hart bleef een rusteloos kompas. Waar hij ook kwam, hij was nergens echt op zijn plaats. Hij bleef voor altijd de balling waarvan de toonzetting in een aantal van zijn werken getuigt van het hybride karakter van de migrant en van een afrekening. Hij was een wereldburger die niet meer uitsluitend terecht kon bij zijn oude cultuur en evenmin die van de nieuwe cultuur volledig kon omarmen. Deze hybriditeit komt het duidelijkst tot uiting in Hoofden van Oayapok (1985). Het is Helmans geestelijk testament waarin hij de balans opmaakt van een lang en veelbewogen leven. Het is een roman in redevoeringen met als spreker een indiaan die na een verblijf in het Westen terugkeert naar zijn stam maar daar uiteindelijk niet meer kan aarden. In de loop der jaren ontstond bij Helman een bewuste identificatie met zijn indiaanse afkomst; zijn beide grootmoeders waren volbloed indiaans. Vanwege deze identificatie werd hij dan ook getypeerd als de ‘dwarsliggende indiaan’. Aan het tragische lot van de Zuid-Amerikaanse Inheemsen heeft hij veel aandacht besteed.
Roep zonder ophouden van een dwarsliggende indiaan
Helman heeft zich fysiek kunnen verwijderen van zijn geboorteland, maar heeft zich er mentaal nooit van kunnen losmaken. Zijn laatste bezoek aan Suriname was begin jaren zeventig. Door zijn haat-liefde-verhouding tot zijn geboorteland werd Suriname zijn ‘levenslange ziekte’. Hij vergeleek Suriname met het malariavirus: zo af en toe krijg je koorts en dan gaat het weer weg, maar je krijgt het nooit helemaal uit je lijf. Geregeld gaf Helman in interviews blijk van zijn ergernissen over de heersende slavenmoraal bij een groot deel van de bevolking in Suriname (het aangename van het afhankelijk zijn, de nederigheid, de passiviteit en het indolente) en de afwezigheid van de herenmoraal bij de bestuurders (hun incompetentie, bijelkaargraaiers-van-geld, hun volstrekte liefdeloosheid voor het land en de tegenpool van de moderne mens die zijn omgeving onderzoekt en verandert). Het betekent dat Helman niet alleen kritisch was over de ontwikkelingen in Suriname na de onafhankelijkheid in 1975 maar dat hij ook verlangde naar een Suriname dat ooit zal bestaan. Ook op medisch advies keerde hij zijn geboorteland de rug toe, omdat zo gauw Suriname ter sprake kwam Helman voor zijn ‘adrenaline huishouding’ vreesde.
Helman had de opdracht van Jesajas (profeet uit het Oude Testament) tot de zijne gemaakt: ‘Roep zonder ophouden’. Hij was een man die voortdurend vocht tegen domheid en onwetendheid. Dat is deze ‘dwarsliggende indiaan’ niet altijd in dank afgenomen. Zes jaar na zijn crematie in 1996 in Amsterdam werd zijn as door zijn kinderen verstrooid in de Surinamerivier. De balling was eindelijk voorgoed teruggekeerd, maar zowel letterlijk als figuurlijk alleen in stoffelijke zin.
Al vóór zijn dood had hij de estafettestok aan de publicist Theo Para (pseudoniem van Henri Does) overgegeven. Helman droeg zijn Suriname-bibliotheek aan hem over en na diens overlijden kreeg Para bericht dat Helmans typemachine voor hem was gereserveerd. Met een Helmaniaanse passie streed Theo Para sinds de jaren tachtig voor herstel van de democratie in Suriname en berechting van de hoofdverdachten bij de Decembermoorden. Voor mij was Albert Helman een dwarsfluitspeler in een orkest naar wie te luisteren een groot genoegen was.
Verder lezen:
- Themanummer OSO Albert Helman 1995, nr.2. Digitaal te raadplegen: dbnl.nl > OSO
- Michiel van Kempen schreef een diepgravende en lijvige biografie over Albert Helman: Rusteloos en overal. Het leven van Albert Helman. Haarlem 2016: In de Knipscheer, 863 pp.
- Voor de reeks Tekst in Context hebben Henna Goudzand Nahar en Michiel van Kempen een editie vervaardigd van De stille plantage waarin zij dit werk in een historisch-sociologische context plaatsen met daarbij een link met het heden: Albert Helman – De stille plantage. Samengesteld door Henna Goudzand Nahar en Michiel van Kempen. Tekst in context 14. Amsterdam 2019: Amsterdam University Press. 94 pp.
- Op Wikipedia > Albert Helman vindt de lezer een overzicht van Helmans oeuvre.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Suriname, Taal & Literatuur
Aandacht voor Hindostaanse contractarbeid in de roman Plantage Wildlust van Tessa Leuwsha – Chan Choenni
De laatste jaren is er steeds meer belangstelling voor de slavernij in Suriname en het slavernijverleden van Nederland. Ook de contractarbeid en de contracttijd in Suriname genieten steeds meer belangstelling. Informatie over deze perioden kan men krijgen door de boeken en artikelen die worden gepubliceerd te lezen. Een andere informatiebron vormen de zogeheten historische romans. De verhalen die zich in deze historische perioden afspelen zijn doorgaans gebaseerd op historische feiten, maar meestal zijn de personages gefingeerd en/of geanonimiseerd. De Surinaamse schrijfster Cynthia Mc Leod is de bekende vertegenwoordiger van dit genre. Zij heeft verschillende boeken geschreven, die gretig aftrek vinden. Bij velen heeft zij dan ook de Surinaamse geschiedenis voor het voetlicht gebracht. Helaas heeft zij slechts zijdelings aandacht voor Hindostanen, een van de belangrijkste bevolkingsgroepen van Suriname. Voor zover zij aandacht aan deze groep besteed, blijven de karakters een beetje vlak, zoals in haar boek Hoe duur was de suiker? Blijkbaar moet men tot de Hindostaanse groep behoren en/of over behoorlijk veel inlevingsvermogen beschikken om over Hindostaanse personages te schrijven en ook de groep adequaat te portretteren. Het rijke culturele leven en de verschillende familierelaties van Hindostanen beschrijven is immers geen gemakkelijke opgave. Toch zijn er schrijvers die de Hindostaanse contractarbeid, de contracttijd en daarna de periode van inburgering in Suriname tot onderwerp hebben gekozen. In dit verband verwijs ik naar de aardige roman van de Pakistaans-Indiase schrijver Safdar Zaïdi getiteld De suiker die niet zoet was. Dit boek werd eerst gepubliceerd in het Urdu en is later geredigeerd door publicist Rappa (Robby Parabirsing) en in 2014 uitgegeven door uitgeverij Ralicon in Suriname. In hetzelfde jaar publiceerde de schrijfster Shantie Singh een vuistdikke historische roman getiteld Vervoering die uitkwam bij de uitgeverij Libris. En vorig jaar publiceerde K.R. Sing een indrukwekkende Surinaamse familiegeschiedenis getiteld Uit de klei van Saramacca uitgegeven door uitgeverij Boom.

Tessa Leuwsha (foto Sirano Zalman)
Plantage Peperpot
Onlangs publiceerde Tessa Leuwsha de historische roman getiteld Plantage Wildlust die zich afspeelt tijdens de contracttijd in Suriname. Naast een Nederlands echtpaar -de directeur van de plantage en zijn echtgenote- en de zwarte opzichter Creebsburg figureert de Hindostaanse contractarbeider Rambaroos in dit toegankelijk geschreven boek. Rambaroos arriveert als twaalfjarige jongeman voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog uit India in Suriname. Hij dient zijn vijfjarige contractperiode uit op een Surinaamse plantage. Zijn moeder is overleden en van zijn vader is hij gescheiden. Op plantage Wildlust, waar koffie wordt geproduceerd en de meeste arbeiders Hindostaanse contractarbeiders zijn, werkt hij als het ware als jongste bediende. Leuwsha heeft zich gebaseerd op plantage Peperpot (onder Hindostaanse contractarbeiders bekend als Piprapath) gelegen aan de rechteroever van de Surinamerivier tegenover Paramaribo. Zij heeft de familiearchieven van de eigenaren van deze plantage doorgenomen en ook de relevante geschiedenisboeken bestudeerd, alsook de foto’s uit die tijd. Leuwsha is er dan ook in geslaagd in haar historische roman een vrij levendig beeld te schetsen van een Surinaamse plantage in het begin van de twintigste eeuw. Helaas zijn er enkele schoonheidsfouten: het leprozen gesticht Chatillion gelegen aan de rechteroever van Surinamerivier was niet van de Rooms-katholieke missie, maar van de Surinaamse overheid. Ook werden geen foto’s gemaakt van Hindostaanse contractarbeiders bij de inschrijving, wel van de Javaanse contractarbeiders. En de Hindostaanse contractarbeiders werden besteld en gingen na aankomst naar hun planter (plantage); kinderen en ouders werden niet van elkaar gescheiden.

Hindostaanse kinderen in de Palmentuin (contracttijd)
Leuwsha heeft een Nederlandse moeder en een Surinaamse vader. Zij debuteerde in 2005 met de roman Parbo blues gebaseerd op het verhaal van haar Surinaamse vader. In het boek Fansi’s-stilte onderzocht ze de geschiedenis van haar Surinaamse oma en haar roots. In dit boek verhaalt zij hoe lastig het is om over het verleden te schrijven. Haar Surinaamse oma Fansi hulde zich grotendeels in stilzwijgen en wilde gewoon niet vertellen over vroeger en de zware tijd in Suriname. Toch lukte het Leuwsha om het Surinaamse verleden te doen herleven. Dat geldt ook voor het boek Plantage Wildlust. Het jonge Nederlands echtpaar uit Zeeland komt naar Suriname om het beheer over een plantage over te nemen. De zwarte plantageopzichter Creebsburg is een nazaat van tot slaafgemaakten en hij onderdrukt de Hindostaanse contractarbeiders. Het Nederlandse echtpaar raakt verstrikt in de heersende machtsverhoudingen en besluit na een paar jaar toch weer terug te keren naar Nederland. Een bijzondere rol is weggelegd voor de jongen Rambaroos, gebaseerd op een bestaande persoon. De beschrijving van het leven op de plantage is indrukwekkend alsook de beschrijving van een Hindostaans huwelijk. Ik vond de spanning rond de jaarlijkse oogst van de koffie en onzekerheid over de opbrengst mooi weergegeven. Al met al is het een zeer lezenswaardig boek geworden. Daarom heeft de producent Emjay Rechsteiner van Staccato Films nu al de filmrechten van Plantage Wildlust gekocht. Laten wij hopen dat deze producent een mooie film maakt en vooral de Hindostanen door deze film in de geschiedenis van Suriname een rechtmatige plek geeft. De scene rond het Hindostaans huwelijk bijvoorbeeld, leent zich daar uitstekend voor.

Plantage Mariënburg, Commewijne-district, Beneden Commewijne-rivier, Suriname (1860-1900)
Stiefmoederlijke behandeling
De van de oorsprong Aziatische groepen in Suriname, namelijk Hindostanen, Javanen en Chinezen hebben immers van oudsher een stiefmoederlijke behandeling gehad in de geschiedschrijving van Suriname alsmede in de literatuur. Ook in het representeren van Suriname in het buitenland en de beeldvorming over Suriname figureren zij marginaal. Toegegeven: zij kwamen later aan in Suriname dan de tot slaafgemaakten. Hun nazaten, de Surinamers van Afrikaanse oorsprong, namelijk de Afro-Surinamers, de Marrons en Gemengden werden geassocieerd met Suriname. Sinds halverwege de vorige eeuw vormden de andere groepen echter de helft van de Surinaamse bevolking en zij hebben een onuitwisbare rol gespeeld in Suriname. Recent heeft de Hindostaanse gemeenschap zich dan ook terecht in Nederland geroerd naar aanleiding van een wervingsactie op de Nederlandse televisie voor hulp aan de slachtoffers van de Corona pandemie in Suriname. In de televisie–uitzending was slechts een marginale rol weggelegd voor Hindostanen, die zowel in Nederland als in Suriname nog steeds de grootste bevolkingsgroep vormen. Het excuus van de programmamakers dat er te weinig tijd was en zij daarom geen rekening konden houden met de etnische diversiteit van de Surinaamse bevolking sneed geen hout. Bovendien had een actieve Hindostaanse organisatie zich wel gemeld. En programmamaker Humberto Tan heeft jarenlang een televisieprogramma gepresenteerd. Nooit heeft hij een Hindostaan in zijn talkshow een plek gegeven, maar Afro-Surinamers en Gemengden zijn wel ruimschoots aan bod gekomen. Er zijn verzoeken geweest om ook aandacht te besteden aan Hindostaanse Surinamers. Terwijl hij anderen verweet geen rekening te houden met etnische diversiteit bleef hijzelf blind voor de diversiteit in Surinaamse gemeenschap. Dat was veelbetekenend voor zijn houding. Ook bij de recente Suriname tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam was de stiefmoederlijke behandeling te merken. Ook in dit verband is tevergeefs aangedrongen op het etaleren van de etnische diversiteit in Suriname. Laten wij hopen dat de makers van film Plantage Wildlust zullen afrekenen met deze stiefmoederlijke behandeling en Hindostanen adequaat zullen portretteren. Daarmee kunnen zij een bijdrage leveren aan een evenwichtige beeldvorming over de geschiedenis van Suriname. Het boek van Leuwsha bevat voldoende scenes daarvoor. Overigens moest Rambaroos na het aflopen van zijn vijfjarig arbeidscontract beslissen of hij naar India terug zou gaan of zich in Suriname zou vestigen. Hoe dat afloopt, verklap ik niet. Daarvoor moet u zelf het boek lezen en voor de prijs hoeft u het niet te laten liggen. Het boek Plantage Wildlust met op de cover een veelzeggende historische foto van de Hindostaanse jongeman en een Afro-Surinaamse vrouw met twee witte kinderen op de schoot kost slechts 19,50 euro.
Tessa Leuwsha, Plantage Wildlust, Amsterdam/Antwerpen 2020: uitgeverij Augustus/Atlas Contact, ISBN 9789025458942, 206 pagina’s, €19,50 te bestellen via www.atlascontact.nl en de boekhandel
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Suriname, Taal & Literatuur
Inaugurele Rede President van Suriname en Acceptatie Speech, Chandrikapersad Santokhi
Inaugurele Rede President van Suriname
Chandrikapersad Santokhi
Uitgesproken op donderdag 16 juli 2020
Onafhankelijkheidsplein, Paramaribo
Acceptatie speech president-elect
Chandrikapersad Santokhi
Uitgesproken op maandag 13 juli 2020
De Nationale Assemblee, Paramaribo
***
INAUGURELE REDE PRESIDENT VAN SURINAME
Chandrikapersad Santokhi
Uitgesproken op donderdag 16 juli 2020
Onafhankelijkheidsplein, Paramaribo
Geachte voorzitter en vicevoorzitter van de Nationale Assemblee,
Leden van het corps diplomatique,
Leden van hoge colleges van staat en van staatsinstellingen,
Leden van de rechterlijke macht
Genodigden,
Landgenoten,
Vrienden en families die buiten Suriname wonen
Dames en heren,
Laat ik beginnen met de uitgaande president en zijn team te bedanken voor hun inzet om ons land de afgelopen 10 jaar te besturen. Wat onze verschillen ook zijn, zij hadden mandaat van het volk. En ik dank hen ook voor de medewerking aan de overdracht van het bestuur.
Op 25 mei van dit jaar besloten wij samen dat het anders moest in ons land. Tijd voor nieuw leiderschap, tijd voor ander beleid. Vandaag sta ik hier, op het plein waar ons volk de veranderingen eiste. Ik sta hier als uw nieuwe president, met de opdracht om voorop te lopen in het werk. Samen met u gaan we ervoor zorgen dat elke landgenoot het weer beter zal hebben. Wij willen eerlijkheid en rechtvaardigheid, wij willen welvaart en een gelukkig volk.
Landgenoten, de verkiezingen zijn voorbij. Ongeacht de politieke partij die we steunen, we willen allemaal dat het beter gaat met dit land. Daarmee vallen politieke verschillen weg, wij hebben hetzelfde doel. Ik nodig daarom iedereen uit om met mij en de nieuwe ministersploeg de schouders onder het werk te zetten. Om samen dat ene doel van een welvarend Suriname waar te maken. Laten wij de verantwoordelijkheid nemen voor onszelf, voor elkaar en voor ons land. Laten we hebzucht, de drang naar macht en het eigenbelang aan de kant zetten.
Landgenoten, ik sta hier om u eerlijk te vertellen waar we staan en waar we naar toe gaan. Die eerlijke boodschap is dat ons land ernstige problemen heeft. En u voelt dat dagelijks aan den lijve. Alles is duurder geworden; om te wonen, om te werken; om te leven. Levensmiddelen zijn duurder geworden, bouwmaterialen zijn duurder geworden, medicijnen zijn soms moeilijk te krijgen, kosten om te studeren zijn niet te betalen voor vele jongeren. Bus- en boothouders wachten op hun geld, gezondheidswerkers, leerkrachten, ambtenaren en gepensioneerden kijken steeds aan het einde van de maand bezorgd of hun salarissen gestort zijn. De werkloosheid en de woningnood zijn nog groter dan vijf of tien jaar geleden. Vooral jongeren zien hun toekomst somber in.
We moeten eerlijk zijn en elkaar de waarheid zeggen. Ons land verkeert in grote financiële problemen. De staatskas is leeg, er is schaarste aan vreemde valuta en er hangt een torenhoge schuld boven onze hoofden. Instellingen die belangrijk zijn voor goed bestuur en voor de inkomsten van de staat, zijn verzwakt. De centrale bank, de belastingdienst, de douane en zelfs vele ministeries functioneren onvoldoende. De slechte financiële situatie is in de voorbije jaren telkens bevestigd door beoordelingsbureaus: ons land is stelselmatige gedown-graded. Tot begin deze week nog.
De officiële schulden worden geraamd op SRD 27 miljard. De werkelijke schuldenlast is waarschijnlijk twee keer zo hoog als we uitgaan van een realistische wisselkoers. Als we straks aan het werk gaan, verwachten een groter financieel gat aan te treffen en de exacte diepte daarvan is ons nog niet bekend.
Bovenop deze financiële crises hebben we ook te maken met de Covid19-epidemie. En dan heb ik nog niet eens over de morele crisis waar we in zijn terecht gekomen. We moeten vaststellen dat de situatie zeer moeilijk is.
Landgenoten, ondanks deze ernstige crises, heb ik de overtuiging dat we die gaan oplossen. Ik heb daar geen twijfel over. Ik geloof namelijk in de veerkracht van ons volk. Ik geloof in de bereidheid om offers te brengen. We gaan het oplossen als we eensgezind te werk gaan.
En we weten ook hoe we het moeten oplossen. Het eerste wat ons te doen staat is om de instellingen van bestuur weer op poten te zetten met een deskundige leiding en transparant bestuur. De overheid moet weer dienstbaar worden. We hebben alle mensen en deskundigen nodig ongeacht hun politieke kleur, ras, etniciteit, leeftijd of gender. Ook mensen die thuis zitten met een betaald salaris of vanwege rancune thuis zijn gezet, gaan we weer oproepen hun bijdrage te leveren. Wij gaan niet accepteren dan mensen gratis thuis zitten en betaald worden met dure belastinggelden van het arme volk.
Het tweede dat zal gebeuren is dat de staatsfinanciën en de macro-economie weer gezond gemaakt worden. Hiervoor komt er een programma tot stabilisatie, herstel en groei. Voor de uitvoering van dit programma zullen wij ook de steun van internationale financieringsorganisaties nodig hebben. Wij praten al met schuldeisers, zodat wij aan onze verplichtingen voldoen, en tegelijk financiële ruimte scheppen om te kunnen regeren.
Het ambtenarenapparaat zal anders moeten, efficiënter, en vooral productiever. Wij gaan nieuwe kansen bieden aan onze ambtenaren. We gaan ze trainen voor de vele nieuwe bedrijven en sectoren die we voor ogen hebben. Voor de olie-industrie, voor de groene industrie, voor de blauwe industrie, voor de ICT industrie. Er komen nieuwe mogelijkheden die veel beter betaald zijn dan de overheid. Delen van de overheid zullen verzelfstandigd moeten worden. En wij gaan dat doen zonder iemand brodeloos te maken.
Met de particuliere sector zal samen beleid gemaakt worden tot het scheppen van meer arbeidsplaatsen. Daarom is de ‘Sociale Dialoog’ met alle sociale partners voor belang. Alleen door een goede samenwerking tussen overheid, vakbonden en werkgevers kunnen we het probleem van de ambtenarij met succes oplossen.
De begroting gaan we weer in evenwicht brengen. Dat betekent bezuinigen, onder andere op subsidies aan de rijken en versnelde inning van achterstallige belastingen.
De onafhankelijkheid van de Centrale Bank van Suriname zal hersteld worden. Houders van vreemde valuta krijgen de zekerheid dat hun gelden veilig zijn. Wij willen dat iedereen zijn geld weer veilig kan zetten bij de banken in Suriname. We mikken op een realistische marktconforme wisselkoers die door iedereen gebruikt wordt. We gaan zuiniger moeten omgaan met de schaarse dollars. We moeten een zuiniger importbeleid voeren en handelaren die alleen leven van import en de dure dollars van de staat gebruiken, gaan we vragen exportbedrijven op te zetten zodat ze helpen om dollars te verdienen en meer werkgelegenheid ontwikkelen.
Wij gaan de dialoog tussen overheid, bedrijfsleven, vakbeweging en maatschappelijke groepen verbeteren. De structuur is al aanwezig via de Sociaal Economische Raad, het Suriname Business Forum en het Arbeids Advies College.
Landgenoten, de maatregelen die we moeten nemen zullen offers vragen. Offers die we gezamenlijk moeten brengen. Dit moeilijke pad gaan we afleggen, door eerlijk te zijn, met discipline en deskundigheid. Want u heeft recht op ontwikkeling van stad, district en binnenland; u heeft recht op goede scholen, gezondheidscentra en sportfaciliteiten. Maar met een lege staatskas en een kapot overheidsapparaat komt die ontwikkeling er niet. Daarom moeten we eerst maatregelen treffen en offers vragen om samen het moeilijke pad af te leggen. En ik weet dat we als Surinamers een ongekende veerkracht hebben.
En we gaan zorgvuldig te werk. Mensen die nu in grote armoede leven en kwetsbare personen mogen niet het slachtoffer worden van de maatregelen. Wij zullen deze lasten daarom vooral leggen op de sterkste schouders. Als één van de eerste maatregelen komt er tijdelijke solidariteitsheffing voor politici. Ook het bedrijfsleven gaan we een bijdrage vragen. Maar de grootste bijdrage zal moeten komen van de belastingontduikers. We zullen zorgen dat de zwaarste lasten worden gedragen door de sterkste schouders.
In de afgelopen 5 jaren heb ik elke dag geluisterd naar de mensen op straat toen ik Meet-The-People liep. De afgelopen maand heb ik geluisterd naar de inzichten van meer dan 100 maatschappelijke groepen en politieke partijen. Dat was inspirerend. Iedereen, niemand uitgezonderd, beseft dat we eerst door een dal zullen gaan voor we omhoog klimmen. En wat ik vooral hoorde was enthousiasme, ondersteuning, motivatie, de wens om aan te pakken, en leiderschap op alle niveaus en overal in het land. Datzelfde heb ik ook gehoord toen ik huis aan huis liep in de dorpen in het binnenland, in de boiti’s en districten, en in de wijken van Paramaribo. Overal in ons land kwam ik inspirerend leiderschap tegen. Daar zag ik de veerkracht van ons volk. Het gaf mij hoop en vertrouwen dat wij ondanks de grote problemen ons land weer kunnen opbouwen. Wij moeten samenwerken met de grassroots van de gemeenschap: hun leiderschap ondersteunen, hun plannen en ideeën helpen waarmaken. Dat brengt ontwikkeling van binnenuit, inclusief, en verankerd in de gemeenschap zelf.
Overigens kan ik u alvast beloven dat zodra de COVID situatie het weer toelaat ik bezoeken aan het hele land zal brengen om verder met u te praten.
Op het fundament van een gezonde macro-economie en een sterk bestuurlijk apparaat, komt er weer groei. In de traditionele grote sectoren van goud, olie, handel, landbouw en visserij, maar ook de vele kleine bedrijven in toerisme, en de ICT-sector.
Wij zullen werken aan een inclusieve en gediversifieerde economie met ruimte voor iedereen die wil ondernemen. Voor micro-, klein- en middenbedrijven komen er voorzieningen om ze snel en makkelijk op weg te helpen. Ook de verkopers van worst en schaafijs, van dosi, kwak en bara, van saoto en tjauw min zijn belangrijk en mogen groeien. En als vis en cassave uit het binnenland niet de markt kan bereiken omdat het transport moeilijk is, dan is het onze verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat die producten de markt wel bereiken, dat ook de bedrijven in het binnenland tot bloei komen. Dit alles gaat meer werkgelegenheid scheppen.
Een belangrijk deel van de overheid is ondergebracht in parastatale bedrijven en organisaties. Zij die zitten in strategische productie zoals water en energie, blijven in de boezem van de staat, maar moeten gauw economisch gezond gemaakt worden. Niet strategische staatsbedrijven en instellingen zullen worden afgestoten, tenminste als particulieren de diensten goedkoper en met betere kwaliteit kunnen leveren.
Het volk zal meer inspraak krijgen in het bestuur. Er komt regelmatig overleg tussen regering, sociale partners, maatschappelijke organisaties religieuze organisaties en functionele groepen. Daartoe hoort ook het traditioneel gezag. We denken aan ‘mini-kroetoes’ om mensen te betrekken bij het beleid om hun problemen op te lossen.
Landgenoten, naast deze zaken moeten we ook het bestuur van ons land onder de loep nemen. Wij gaan de Grondwet en de Kiesregeling evalueren en indien nodig ook herzien. Ministeries, openbare diensten, instituten en staatsbedrijven zullen gedepolitiseerd worden en in dienst staan van de hele gemeenschap. Heel belangrijk is dat de decentralisatie van districten en ressorten weer wordt opgepakt, want mensen kunnen veel in hun eigen wijk echt wel zelf inrichten en besturen.
Het sociaal stelsel zal hervormd worden, om mensen te steunen en uit de cirkel van armoede te breken. Tehuizen en mensen met een beperking zullen beschikken over voldoende middelen. En wij zijn het aan de gepensioneerden verplicht dat zij tijdig hun geld ontvangen. De pensioenen en uitkeringen zullen geleidelijk weer waardevast gemaakt worden.
Er zal gezorgd worden dat er voldoende medicijnen en hulpmiddelen zijn. Ook kinderen en ouderen die aan hun lot zijn overgelaten gaan we weer een goede zorg en toekomst bieden. Jongeren en studenten, jullie krijgen weer allemaal de kans om onderwijs te volgen en jezelf te ontwikkelen tot een toekomstige topsporter, vakman, wetenschapper of bestuurder.
In de gezondheidszorg komt het accent te liggen op preventie; dat is altijd beter, goedkoper, en voor iedereen bereikbaar. En het zal meer gaan om de complete gezondheid met aandacht voor voeding, sport en geestelijke gezondheid; dat zijn belangrijke delen die bij de gezondheidszorg veel meer naar voren gehaald moeten worden. De zorg wordt slimmer en beter georganiseerd. Het Staatsziekenfonds wordt hervormd, de wet Nationale Basiszorgverzekering wordt herzien en de rol van de openbare gezondheidszorg wordt belangrijker.
Bij het huisvestingsbeleid zoeken we samen met o.a. banken naar wegen om financiering van woningbouw te vergemakkelijken. Particulieren bouwen sneller, beter en goedkoper dan de overheid. En er komt een stelsel van huursubsidies voor wie dat nodig is. Voor jongeren en afgestudeerden, die zelf kunnen bouwen, komen er bouwkavels.
Landgenoten, wij zijn een etnisch, cultureel en religieus diverse samenleving en staan bekend als een harmonieus volk. Er komt cultuurbeleid tot bevordering van bekendheid en respect voor elke groep, maar wij moeten wel steeds de gemeenschappelijke bestemming als natie vooropstellen. Eenheid in verscheidenheid, daar gaat het om. In dat kader zullen aan de universiteit bijzondere leerstoelen gevestigd worden voor onderzoek naar- en behoud van het culturele erfgoed van de bevolkingsgroepen.
Er zal meer aandacht komen voor ruimtelijke ordening voor een planmatige en duurzame ontwikkeling. Wijken, buurten en dorpen worden zo aangelegd dat ze uitnodigen tot gezonde gemeenschappen en bescherming van het milieu. Alle districten zullen meedoen in dit plan tot ruimtelijke ordening en een duurzame verbetering van woon- en leefklimaat.
De grond is er om op te wonen en te leven, om erop te produceren. Er komt toezicht op de naleving van de voorwaarden voor de gronduitgifte. Speculatie met grond zal effectief worden ontmoedigd. En de grondhuurtitel zal worden afgebouwd en omgezet in erfpacht. Leegstaande percelen, gras op de bermen, ondoordacht bermbeleid, en boedelvraagstukken gaan we duurzaam voor eens en altijd oplossen met wetgeving en belastingmaatregelen.
Suriname beschikt over een rijke biodiversiteit. Het milieu is van ons allemaal. Dat geeft ons tevens de verantwoordelijkheid om er goed voor te zorgen zodat het ook voor de komende generaties goed leefbaar blijft. Zo moeten we de kwetsbare kust beschermen, zodat gebieden niet onder water lopen door zeespiegelstijging of wegspoelen door erosie.
De veiligheid van mens en milieu in productieprocessen krijgt meer aandacht. In de kleinschalige goudwinning zullen we het gebruik van kwik uit-faseren. We gaan meer inkomsten vragen uit de mijnbouwsector omdat de schade aan de natuur te groot is. Iedereen moet dat nu beseffen.
Jong en vooral oud zullen moeten bijdragen aan een schone woon- en leefomgeving, aan een schoon Suriname. Daar valt ook het terugdringen van geluidsoverlast onder.
Wij zullen het grondenrechtenvraagstuk en de positie van het traditioneel gezag, waar al zo lang over wordt gepraat, oplossen, zodat er rechtszekerheid komt voor de tribale gemeenschappen.
De rechterlijke macht heeft het niet makkelijk gehad, maar ze is onafhankelijk en integer gebleven, en heeft zo de rechtsstaat overeind gehouden. Wij danken hen daarvoor. Een sterke onafhankelijk functionerende rechterlijke macht, met een sterk vervolgingsapparaat, is in ieders belang. Wij zullen zorgen dat de rechterlijke macht, net als de wetgevende macht, een eigen onafhankelijke begroting krijgt. Uiteindelijk heeft iedereen er belang bij de rechtszaken snel afgehandeld worden.
Alle grote projecten, concessies, leningen en overeenkomsten van staatswege, zullen op rechtmatigheid en doelmatigheid worden onderzocht, en waar nodig zal strafrechtelijk onderzoek worden gevraagd. Er komt een speciale openbare aanklager voor onderzoek naar corruptiezaken.
De buitenlandse dienst zal gereorganiseerd worden om de doelen te halen van human development, een solidaire en vredige wereldgemeenschap, een duurzame natuurlijke omgeving en veiligheid. Wij hebben voor de Sustainable Development Goals 2030 getekend en zijn gecommitteerd om deze doelen te halen.
Wij gaan Suriname verschonen van het imago van drugsdoorvoerland. En we zullen voorrang geven aan de agenda tot het elimineren van risico’s van witwassen en terrorismefinanciering. Ook de toename in mensensmokkel gaat hard worden aangepakt. Met prioriteit zullen wij assistentie vragen aan internationale organisaties bij de bestrijding van corruptie en de wederopbouw van een gezonde macro-economie.
Bijzondere banden koesteren wij met onze buurlanden Brazilië, Guyana en Frans-Guyana, en de Caricom, waar wij een vergelijkbare historie mee hebben. Eveneens zullen wij bijzondere banden onderhouden met de landen en gebieden van oorsprong van onze bevolking met name in Afrika, China, India, en Indonesië. En wij hechten aan goede relaties met de Verenigde Staten van Amerika en Europa, in het bijzonder Nederland waar veel van onze familie en vrienden wonen.
De diasporagemeenschap is deel van onze natie. Ze wonen in het buitenland maar hun hart ligt ook hier. Niet alleen het reizen, met name tussen Nederland en Suriname, wordt vergemakkelijkt, wij gaan ook de economische, culturele en sport samenwerking aantrekken. Er komt een Diaspora-instituut om dit te structureren.
Hoewel wij beschouwd worden als een veilig land, moeten we vaststellen dat de veiligheid en het veiligheidsgevoel ernstig teruggelopen zijn. Criminaliteit en corruptie werden onvoldoende bestreden. Veiligheid is een basisrecht en we zullen dat teruggeven aan burgers en bedrijven.
De Covid-19 infectie heeft in korte tijd het leven drastisch veranderd. Niet alleen in Suriname, maar in de hele wereld. Ook bij ons zijn de gevolgen merkbaar. Gesloten scholen, bedrijven die moesten sluiten, medewerkers die leerden om van huis uit te werken. Reizen werd minder logisch, en zelfs familie- en vriendenbezoek is verminderd.
Maar er zijn ook positieve kanten, want er is minder druk op het milieu. Er is meer erkenning gekomen voor vaak onzichtbare werkers, in de gezondheidszorg en elders. En plotseling blijkt het wel mogelijk dat iedereen voorlichting geeft over gezonde voeding.
Covid-19 maakt duidelijk wat werkelijk belangrijk is in het leven; en het geeft de gelegenheid om ons leven beter in te richten. Die nieuwe inzichten zullen wij meenemen voor een betere en veiligere gemeenschap.
Voor nu zullen wij de middelen die over zijn van het noodfonds, zo goed mogelijk besteden en zoeken naar zo veel als mogelijk een normalisatie van het dagelijks leven. We blijven zorgen voor de nodige financiële injecties vooral voor de mensen die zwaar zijn getroffen met hun gezin, zodat zij ook het leven weer kunnen oppakken.
Deze coalitie heeft nu de verantwoordelijkheid gekregen het land weer op te bouwen. Het zal niet makkelijk gaan, zonder geld, met een zwakke overheid en torenhoge schulden. Maar hoe moeilijk het ook zal zijn, wij gaan het land weer opbouwen, want dit is ons Suriname. Wij zijn het land van de oorspronkelijke Inheemsen, maar ook van de Marrons, die de vrijheid kozen vol onzekerheid en gevaar, in plaats van slavernij. Wij zijn de nakomelingen van Chinezen, Hindoestanen, Javanen, Buru’s en Libanezen, die met lege handen kwamen, maar een beter morgen maakten.
Dit is het land van Pater Donders, Sophie Redmond en Laxmipersad Mungra, arm geboren, maar altijd klaargestaan voor hun medemens. Dit is het land van Lachmon, Weidman, Pengel en Soemita. En van Essed, Wijntuin en Sedney. En dit is ook het land van jonge politici zoals Curtis en Pakito en anderen die een volgende keer wel gekozen zullen worden. Dit is het land van onze vaders en moeders, die weinig hadden, die als slaaf of contractarbeider werden gebruikt, die werden mishandeld, verhandeld, vermoord, maar erin slaagden om ons een beter Suriname na te laten.
Dit is het land van de nul-optie, toen wij niet wisten of wij zouden kunnen rekenen op steun van buiten. Steun van buiten is ook vandaag zeer welkom, maar de basis van onze wederopbouw ligt bij onszelf: wij zullen weder opbouwen, met of zonder externe steun.
Het vertrouwen dat wij in de toekomst hebben, moeten we omzetten in daden en resultaten. Iedereen kan bijdragen.
Als uw bedrijf ondanks de moeilijke situatie blijft werken, hebt u geholpen aan de wederopbouw van Suriname. Als u als politieman, verpleegster, onderwijzer, uw werk naar eer en geweten doet, en zich blijft inzetten, hebt u bijgedragen aan de wederopbouw.
Ik weet van veel mensen en bedrijven, dat zij armen en tehuizen helpen en anoniem willen blijven. Wij danken ze, ze helpen aan de wederopbouw. Als u een werkloze jongere bent in de ghetto, maar u helpt om uw wijk veilig te houden, en u beschermt de kinderen en ouderen in de straat, dan hebt u bijdragen.
Als u dat elke dag tenminste een keer doet, dan hebt u een grote bijdrage geleverd. Iedereen, zonder uitzondering kan meewerken, en Suriname samen weer opbouwen.
Landgenoten, dat wij vandaag hier voor u staan is mede mogelijk gemaakt door velen die voor- en achter de schermen heel hard hebben gewerkt. We zijn hen allemaal erkentelijk voor hun inzet en steun. Zonder iemand verder te kort te doen, wil ik twee bijzondere groepen van werkers bedanken, die in deze moeilijke Covid19-epidemie onvermoeibaar hebben gewerkt voor de samenleving. Ten eerste dank aan alle verpleegsters en medici voor de bescherming van onze landgenoten, dankzij u zijn veel levens gered. Ten tweede, dank ik alle onderwijzers en docenten voor hun inzet om onderwijs te verzorgen onder de moeilijke omstandigheden, u heeft onze jongeren gered, de toekomst van Suriname.
Landgenoten, het is mij een eer en voorrecht om vandaag uw president te zijn, president van dit trotse Surinaamse volk. Samen met u, samen met de kracht van de Schepper, gaan we Suriname weer naar grote hoogten stuwen.
Ik dank u
God zij met u;
God zij met Suriname.
***
ACCEPTATIE SPEECH PRESIDENT-ELECT
Chandrikapersad Santokhi
Uitgesproken op maandag 13 juli 2020
De Nationale Assemblee, Paramaribo
Meneer de Voorzitter,
Wans ope tata komopo, wi moe seti kondre boen
Dít, meneer de voorzitter, dít is de heilige opdracht waarmee we de komende vijf jaar elke dag aan het werk gaan. De opdracht om Suriname te verheffen tot de bloeiende natie waar ons volk recht op heeft.
Elke dag weer zal ik als president de vraag stellen: draagt wat we doen, bij aan een beter Suriname? Draagt het bij aan een rechtvaardiger leven voor onze landgenoten? Dat wordt de nieuwe norm. We nemen afscheid van persoonlijk belang en eigen gewin. De burger van Suriname staat vanaf nu centraal.
Via u, meneer de voorzitter, richt ik me graag tot de leden van dit hoogste college van staat van ons land. En, met uw toestemming, ook tot de hele natie.
Vandaag heeft u als leden van De Nationale Assemblee met deze verkiezing laten zien dat onze democratie nog werkt. Laten we onze democratie, ons rechtssysteem koesteren. Laat De Nationale Assemblee weer het echte huis van het volk zijn. Als president beloof ik dat ik naar dit huis van het volk zal komen om regelmatig verantwoording af te leggen. Om in een open debat van gedachten te wisselen. Ook u, leden van dit huis, heeft ook een grote verantwoordelijkheid. U mag die niet verzaken.
Ik dank de leden van dit college, die mij hebben gekozen in het ambt van president van dit bijzondere land. Het is een voorrecht om dit ambt te mogen vervullen en ik aanvaard die opdracht met eerbied en respect.
En ik dank ook iedereen, binnen en buiten deze muren, die eraan heeft bijgedragen deze verkiezing mogelijk te maken.
Aan alle landgenoten, die ik de afgelopen jaren heb gesproken tijdens mijn ontmoetingen door het hele land, zeg ik: u heeft mij aangehoord en ik heb naar u geluisterd. En ik heb ook uw noden gezien en gehoord. Ons land wordt vanaf nu geleid door mensen zoals u en ik. Gewone mensen, uit alle lagen van de bevolking, uit alle districten. U bent ons, wij zijn u.
Ik dank ook in het bijzonder mijn vrienden, mijn politieke kameraden, mijn partijgenoten en structuren, mijn medestrijders hier en in de diaspora; en natuurlijk een speciaal woord van dank aan mijn familie, mijn kinderen en mijn partner Melissa. Hun onvoorwaardelijke steun is mij dierbaar en maakt het mogelijk de zware taken die voor ons liggen te vervullen.
Meneer de voorzitter, we ronden met de verkiezing van president en vicepresident het proces af van een lange, intense en soms harde verkiezingscampagne. Vanaf dit moment begint een nieuwe fase.
Vanaf dit moment begint het proces om samen met De Nationale Assemblee, samen met de nieuwe regering, samen met maatschappelijke groeperingen en samen met de gehele bevolking te werken aan de wederopbouw van Suriname.
En we zullen dat doen door eenheid te tonen. Eenheid in leiderschap, eenheid in beleid en eenheid in bestuur. De regering die we vormen, zal coherent beleid voeren, waar alle ministeries moeten samenwerken aan het ene doel: de wederopbouw van Suriname.
Meneer de voorzitter, zonder die eenheid heeft ons land geen toekomst. En ik wil er geen doekjes om heen winden. Laat ik duidelijk zijn: we staan met ons land aan een financiële afgrond. We balanceren op het randje van een internationale default. Er heerst zorg over de vraag hoe wij elke maand de salarissen moeten betalen en medicijnen moeten aanschaffen. De kas is zo goed als leeg. En ik wil dat we allemaal dit goed beseffen.
De erfenis die ons wordt achtergelaten is met geen pen te beschrijven. Naast de gezondheidscrisis door de Covid19-epidemie, wisten wij dat we vooral een grote financiële crisis het hoofd moesten bieden. Deze financiële crisis, overtreft echter alle ‘worst case-scenario’s’ die we hadden bedacht. Het is vele malen erger dan we voor mogelijk hebben gehouden.
Dat betekent meneer de voorzitter, dat ik hier en nu een oproep doe aan alle Surinamers om de rijen te sluiten. Om gezamenlijk de crises te lijf te gaan. Ik ben er van overtuigd dat we de crises zullen oplossen. Het gaat ons ook lukken. Maar daarvoor is nodig dat we elkaar vasthouden en schouder aan schouder de problemen aanpakken.
We hebben geen tijd te verliezen. We hebben geen tijd voor allerlei spelletjes, politieke trucjes en foefjes. Ik ga daar ook niet aan meedoen en er tijd aan verspillen.
Het is nu tijd om als volwassen mannen en vrouwen samen te werken om het land uit de crisis te halen. Om het land weer op te bouwen. Om onze kinderen en kleinkinderen een goede toekomst te geven. Dat is de oproep die ik vandaag doe aan eenieder.
De contouren van ons beleid en aanpak zal ik uiteenzetten tijdens de regeringsverklaring bij de start van het nieuwe parlementaire jaar in oktober 2020.
Meneer de voorzitter, ik sta hier als Surinamer. Gekneed uit de vruchtbare klei van dit land, gevormd door de normen en waarden van mijn ouders, met wortels in alle rassen en geloven van ons mooi Suriname. Een deel van die prachtige bromtji djarie, die we samen vormen. Ik zeg dat meneer de voorzitter, omdat deze visie van eenheid in verscheidenheid de drijfveer is in mijn leven. Respect voor de ander en op basis van dat respect samen werken aan de toekomst. Met dat respect hebben we ons mandaat gekregen, en met dat respect voor volk en vaderland zal ik mijn taken als president straks ook vervullen.
Meneer de voorzitter, ik begon met een voor mij inspirerende regel uit ons Volkslied, …wi moe seti kondre boeng. En dat meneer de voorzitter is precies wat we gaan doen. w’o set’en.
Meneer de voorzitter er is veel te doen en we doen dat met steun van eenieder en de kracht die ons door de schepper is gegeven:
God zij met ons Suriname, Hij verheff’ ons heerlijk land
Ik dank u.
- Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Naar een herstel van de Surinaams-Nederlandse betrekkingen – Hans Ramsoedh
Met het aantreden van de nieuwe Surinaamse regering onder president Santokhi is de weg weer vrij voor normalisering van de Surinaamse-Nederlandse betrekkingen. Deze betrekkingen hadden in de periode 1975-2010 het karakter van een ‘belaste relatie’ die het gevolg was van verschillen in opvatting over de besteding van de Nf 3.5 miljard ontwikkelingshulp die Suriname als bruidsschat bij de onafhankelijkheid in 1975 van Nederland ontving. Het presidentschap van Desi Bouterse (2010-2020) vormde vervolgens een sta-in-de-weg voor normale betrekkingen tussen beide landen. Die relatie onder president Bouterse kan worden getypeerd als een ‘koude oorlog in miniatuur’. Voor Nederland was Bouterse hoofdverantwoordelijke voor de Decembermoorden in 1982 en hij was daarnaast door een Nederlandse rechtbank in 1999 veroordeeld wegens betrokkenheid bij een cocaïnetransport naar Nederland. Bouterse gaf blijk van een Nederland-syndroom. Alles wat fout ging in Suriname of hem niet zinde was het werk van Nederland: zijn veroordeling door een Nederlandse rechtbank, zijn veroordeling door de Krijgsraad in Suriname en de protestdemonstraties tegen zijn desastreuze sociaaleconomisch beleid. Met de verkiezingsnederlaag van de Nationale Democratische Partij (NDP) bij de verkiezingen in mei 2020 lijkt er na veertig jaar (1980-2020) een eind gekomen aan Bouterse als een belangrijke factor in de Surinaamse politiek. Hiermee is de weg vrijgemaakt voor normalisering of een reset van de betrekkingen tussen beide landen.

Chandrikapersad Santokhi officieel president
Nederland en Bouterse
Nederland had duidelijk moeite met de verkiezing van Bouterse als president in 2010. Al direct nadat hij als president was gekozen, liet de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Maxime Verhagen (CDA), weten dat Bouterse alleen welkom was in Nederland om zijn gevangenisstraf uit te zitten. Den Haag zou alleen contacten onderhouden met de regering Bouterse op basis van ‘functionele noodzaak’. Een jaar na de verkiezing van Bouterse als president legde Nederland zich echter neer bij de nieuwe Surinaamse politieke realiteit. Het wenste een zakelijke maar ook betrokken relatie met Suriname. De Surinaams-Nederlandse relaties kwamen in april 2012 onder politieke hoogspanning toen het Surinaamse parlement hangende het Decemberproces de omstreden amnestiewet aannam. Als teken van protest riep Nederland de eigen ambassadeur terug uit Paramaribo en het kondigde een reisverbod af voor de verdachten in het 8-Decemberstrafproces. Door de Surinaamse regering werd als reactie op het Nederlandse besluit de ambassade in Nederland teruggebracht tot het niveau van zaakgelastigde en werd de nieuw benoemde Nederlandse ambassadeur in Suriname in 2013 geen accreditatie verleend. Pas in september 2014 werden de betrekkingen op ambassadeursniveau weer genormaliseerd. De gemeenschappelijke taal, geschiedenis, cultuur en de vele familie- en vriendschapsbanden vormden voor Nederland reden genoeg om zich neer te leggen bij de nieuwe politieke realiteit.
Reageerden Nederlandse bewindslieden in 2010 op de verkiezing van Bouterse als president nog bitter, in 2015 reageerden zij op de verkiezingsoverwinning van Bouterses NDP slechts koeltjes. Premier Rutte verklaarde op zijn wekelijkse persconferentie op 29 mei 2015 de verkiezingsuitslag te respecteren, maar niet van plan te zijn Bouterse te feliciteren met zijn verkiezingsoverwinning. De contacten bleven voor hem beperkt tot ‘functioneel noodzakelijk’. De voortdurende Nederlandse kritiek op de obstructie van het Decemberproces door de regering-Bouterse bleef de onderlinge relaties belasten. In juni 2017 werd opnieuw de accreditatie van de nieuwe Nederlandse ambassadeur in Suriname door president Desi Bouterse ingetrokken. De Surinaamse autoriteiten gaven hiervoor geen reden op, maar opmerkelijk was wel dat de intrekking gebeurde op de dag dat de strafeis tegen Bouterse werd uitgesproken in het 8-Decemberstrafproces. De maatregel hing primair samen met wat de regering-Bouterse beschouwde als aanhoudende Nederlandse bemoeienis met Surinaamse zaken.
De nieuwbakken Nederlandse VVD-minister van Buitenlandse Zaken (Stef Blok) zorgde in juli 2018 voor grote opschudding toen hij op een besloten bijeenkomst met Nederlanders werkzaam bij internationale organisaties zijn opvattingen over immigratie en integratie openbaarde. Hij noemde daarbij Suriname een failed State die te maken heeft met etnische opdeling. Hoewel de minister na de commotie die naar aanleiding van uitspraak ontstond achteraf zijn uitspraak betreurde, kwam die hem op veel kritiek te staan in politiek Den Haag. De Surinaamse regering eiste excuses van Nederland, sprak van ‘destabiliserende en denigrerende uitspraken’ en beschuldigde Nederland een ‘agenda van herkolonisatie’ erop na te houden. Vanwege de kritiek kon de minister niet anders dan per brief zijn excuses aanbieden aan de Surinaamse regering voor zijn denigrerende uitspraken. De faux pas van de Nederlandse minister was koren op de molen van de regering-Bouterse en de NDP die daarmee weer de anti-Nederlandse trom konden roeren. De grote verkiezingsnederlaag van de NDP van Desi Bouterse in mei 2020 leidde tot vreugde en instemming op het Binnenhof in Den Haag. Partijen van links tot rechts hopen op een betere relatie én dat Bouterse snel achter tralies verdwijnt.
Herstel van de onderlinge betrekkingen
Tien jaar Bouterse als president heeft Suriname geruïneerd. De situatie anno 2020 is vele malen erger dan die in 2000 toen de regering Venetiaan II aantrad en orde op zaken moest stellen na het wanbeleid van de regering-Wijdenbosch (1996-2000). Op dit moment is de situatie dat lokale salarissen niet kunnen worden betaald, er is geen geld aanwezig in de pinautomaten en de staatsschuld bedraagt circa 3.5 tot 4 miljard USD. Daarnaast heeft de internationale kredietbeoordelaar Fitch Ratings heeft de kredietwaardigheid van Suriname van een C-notering verder teruggebracht naar het laagste niveau, de Restrictive Default Status(RD-status), hetgeen betekent dat een land zijn schulden in buitenlandse valuta al een of meer keren niet heeft kunnen betalen, maar dat de wil om terug te betalen wél aanwezig is. Suriname is internationaal een paria geworden.

Leiders coalitiepartijen: v.l.n.r. Gregory Rusland (NPS), Chan Santokhi (VHP), Ronnie Brunswijk (ABOP) en Paul Somohardjo (PL)
Met exit Bouterse is de weg vrij voor een normalisering van de betrekkingen tussen beide landen. De nieuw aangetreden regering-Santokhi heeft in haar regeerakkoord (2020-2025) onder meer prioriteit gegeven aan het herstel van de betrekkingen met Nederland en een diasporabeleid gericht op het betrekken van de Surinaamse diaspora bij de verdere ontwikkeling van Suriname. Vanuit de Tweede Kamer is na het vertrek van Bouterse en de verkiezing van Santokhi als nieuwe president opgeroepen tot herstel van de banden tussen beide landen. Een zakelijke en pragmatische samenwerking vormen daarbij de basis voor het beëindigen van de postkoloniale verkramping in de afgelopen decennia. De historische en culturele banden tussen Nederland en Suriname maken de relatie bijzonder. Er is te veel Suriname in Nederland en te veel Nederland in Suriname om elkaar als willekeurig buitenland te beschouwen. Nederlandse hulp en bijstand zijn voor de nieuwe Surinaamse regering meer dan ooit gewenst om de failliete boel in Suriname weer op de rails te krijgen.
Foto’s: Ra1 photography
Bekijk: INAUGURATIE PRESIDENT EN VICEPRESIDENT VAN SURINAME 16 JULI 2020
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Nederland voor Suriname. Maar door Surinamers? – Amar K. Soekhlal
Terwijl het debat over racisme in de samenleving in alle media gevoerd wordt, presenteert de NPO-televisie een programma waarin zowat alle Surinaamse bevolkingsgroepen worden buitengesloten. Alledaags racisme noemde Philomena Essed dit sluipende, zogenaamd “kleine racisme” al in een studie uit 1991, die onlangs werd herdrukt. De organisatoren van de benefietavond Nederland voor Suriname, Jörgen Raymann en Humberto Tan, hebben niet door dat zij er zichzelf ook schuldig aan maken. Nederland voor Suriname, maar door Surinamers?, vraagt Amar Soekhlal zich af.
Op woensdag 8 juli 2020 was er een benefietavond op NPO1 onder de titel Nederland voor Suriname. De bedoeling van deze avond was om geld op te halen om de coronacrisis in Suriname te bestrijden. De tussenstand op woensdagavond was om 21.45 ongeveer € 500.000 en is inmiddels opgelopen tot € 1,5 miljoen. Mijn probleem met de avond was dat het geen Surinaamse aangelegenheid was, maar een Afro-Surinaamse aangelegenheid. De Hindostanen, Chinezen, Javanen en andere Surinaamse groepen waren afwezig. Wederom werd het beeld bevestigd dat Suriname alleen maar bestaat uit Afro-Surinamers.
Een aantal van de Afro-Surinamers die aanwezig waren op die uitzending, zijn niet weg te slaan uit de diverse praatprogramma’s als het gaat over racisme en discriminatie. Zij verwijten de witte Nederlanders discriminatie en uitsluiting op tal van gebieden zoals werk, media, scholen, woningmarkt en dergelijke. En terecht, maar tegen die mensen zou ik willen zeggen: haal de balk uit uw oog. Jarenlang hebben met name de Afro-Surinamers lopen jeremiëren over discriminatie in Hilversum, maar als het gaat om uitsluiting van de andere bevolkingsgroepen – en niet alleen uit Suriname – dan vinden de Afro-Surinamers dit klaarblijkelijk normaal. De Afro-Surinamers kopiëren het discriminatiegedrag van de witte Nederlanders.
Ook bij de grote Suriname-tentoonstelling in Amsterdam zag je dit patroon. De kunst- en cultuuruitingen van de Afro-Surinamers domineerden de tentoonstelling, terwijl die van de Hindostanen, Javanen en Chinezen nauwelijks te zien waren. En toch werd de tentoonstelling aangeduid als de grote Suriname-tentoonstelling! Ook hier werd Suriname vereenzelvigd met alles wat Afro-Surinaams was. Gekscherend zei een vriend tegen mij dat het beter zou zijn als de organisatoren, alweer nagenoeg alleen Afro-Surinamers, de tentoonstelling “Blakamang-tentoonstelling” hadden genoemd. Ik vind deze opmerking veelbetekenend. Het is een breed gedragen gevoel dat Surinaamse bevolkingsgroepen door de Afro-Surinamers worden genegeerd als er projecten worden georganiseerd onder de noemer Suriname.
Humberto Tan, die de presentator was op die avond, is benoemd tot voorzitter van de commissie-Mijnals, die de KNVB en de Rijksoverheid gaat adviseren om inclusiviteit te bevorderen en racisme in het voetbal tegen te gaan. Maar inclusiviteit was op 8 juli ver te zoeken. De samenstellers van het programma kunnen zich niet beroepen op onwetendheid – zij zijn immers toch ook Surinamers? Suriname is het land van Indianen, Chinezen, Creolen, Hindoestanen, Javanen, Boeroes, Haïtianen en Brazilianen. Ook ik ondersteun het project, maar met mij hebben velen er een bittere nasmaak aan overgehouden.
Zie ook: Werkgroep Caraïbische Letteren
Caraïbisch Uitzicht Het alledaags racisme van Jörgen Raymann en Humberto Tan
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, NIEUWS, Suriname
De Gemengde bevolking van Suriname: een demografische analyse – Chan E.S. Choenni
Inleiding
De vermenging van Surinamers behorende tot verschillende bevolkingsgroepen in Suriname neemt de laatste jaren toe. In 2012 was bijna één op de zeven Surinamers van Gemengde afkomst. De zogenoemde groep Gemengden kan tegenwoordig dan ook worden gerekend tot een grote bevolkingsgroep in Suriname. In dit artikel geef ik een demografische analyse van deze bevolkingsgroep. Omdat de groep Gemengden vrij divers is wat betreft samenstelling is het lastig om deze groep in demografisch opzicht goed te beschrijven. Tevens bestond er lange tijd geen eenduidige benaming. Deze groep werd vroeger aangeduid als Kleurlingen of Gekleurden. In statistieken in de jaren dertig werd deze groep samengevoegd met de groep Afro-Surinamers tot de categorie ‘inboorlingen’. Voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog en ook lang daarna werd deze groep ondergebracht in de categorie Creolen. Pas in de 21ste eeuw werd de categorie Creolen in de volkstellingen in Suriname gesplitst in Gemengden en Afro-Surinamers; maar de categorie Creolen werd ook nog gehandhaafd als benaming voor Afro-Surinamers. In Suriname wordt nog steeds dikwijls de term Creolen gebruikt, terwijl deze aanduiding in Nederland een controversiële term is geworden. Als je de term Creool In Nederland gebruikt, word je vaak door Afro-Surinamers gecorrigeerd. Men wenst geen Creool meer genoemd te worden. Ik gebruik deze term dan ook zo weinig mogelijk. Ik schrijf Creool met een hoofdletter en niet creool met een kleine letter, zoals taalpuristen dat doen. Zij stellen dat Creool een soort(naam) is en daarom met een kleine letter moet worden geschreven. Het effect is echter dat de aangeduide groep op deze wijze in de rij van bevolkingsgroepen aangeduid met hoofdletters als het ware visueel wordt gekleineerd. Ik vind tevens dat de betrokkenen zelf moeten bepalen hoe ze worden aangeduid. De laatste tijd is ook in Suriname de tendens waar te nemen dat de term Creool wordt verworpen, zij het dat daarvoor de term Afrikan Srananman wordt gebruikt. Ik zou beter de term Sranan sma hanteren, want man betekent man, terwijl sma zowel man en vrouw en alles daartussen (het derde geslacht) omvat.
Ik heb eerder geopperd om de voormalige Volkscreolen/Donkere Creolen aan te duiden als Afro-Surinamers en de Marrons als Afrikaanse Surinamers (zie: Thema magazine Dreamzworld 2018). Zij zijn beiden van Afrikaanse oorsprong en zijn dus Afrikan Sranansma. De grote meerderheid van de Gemengden in Suriname heeft Afrikaanse roots (wortels). Maar bijvoorbeeld bepaalde Gemengden, zoals kinderen van Hindostaanse en Javaanse partners hebben geen Afrikaanse roots. Tenslotte is het ook nog het probleem om de groepen Afro-Surinamers en Gemengden precies af te bakenen. Gelukkig wordt in Suriname de methode van zelfidentificatie gebruikt bij volkstellingen: de burger geeft zelf aan tot welke groep hij/zij zich rekent.
Het moet gezegd worden dat ofschoon Suriname nog steeds een ontwikkelingsland is, het Algemeen Bureau voor Statistiek (ABS) vrij goed heeft gefunctioneerd en functioneert. De verschillende volkstellingen hebben goede en betrouwbare informatie opgeleverd. Het zij vermeld dat Nederland sedert 1971 geen volkstelling nodig heeft, omdat de bevolkingsadministratie heel accuraat is opgezet en later gedigitaliseerd. Jaarlijks vindt een uitgebreide rapportage plaats door het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) van de loop en de omvang van de Nederlandse bevolking. Suriname zal echter voorlopig volkstellingen blijven houden en het ABS zal de etnische afkomst in beeld moeten brengen. Omdat er in de laatste helft van de vorige eeuw geen onderscheid werd gemaakt tussen Afro-Surinamers en Gemengden is het dan ook het lastig de loop en de omvang van de Gemengde bevolking te beschrijven. Wel is bij de derde Volkstelling in 1950 de groep Gemengden in beeld gebracht, maar er zijn verschillende definities gehanteerd, die niet altijd eenduidig zijn.

Voormalig President (1981/1982) Henk Chin A Sen was van Chinees-Afro-Surinaamse afkomst
Etnische afkomst blijft relevant
Vroeger en ook nu duikt echter regelmatig de vraag op of wij nog steeds de etnische afkomst moeten registreren. “Wij zijn toch allemaal Surinamers. Etnische afkomst registreren verdeelt ons alleen maar. Wij moeten de etnische afkomst niet benadrukken, wij zijn één volk”. Deze en dergelijke opmerkingen werden en worden vaak gehoord. Het ABS in Suriname stelde echter al in 1972:
‘Steeds weer wordt de vraag opgeworpen waarom wij bij elke volkstelling de bevolking naar landaard (waarmee bedoeld wordt etnische groepen- C.C.) onderscheiden. Naar ons gevoelen verschillen wij in etnisch opzicht zo zeer van elkaar –waarbij nog kan worden opgemerkt dat dit verschil gepaard gaat met zodanige verschillen in culturele achtergronden– dat zonder meer voorbijgaan aan dit aspect van onze samenleving zou neerkomen op het miskennen van de aanwezigheid van een wezenlijk spanningsveld in onze gemeenschap.’
In 1972 vond de vierde volkstelling plaats –de eerste was in 1921, gevolgd door tweede in 1950 en de derde in 1964, waarbij etnische afkomst aangeduid als landaard werd geregistreerd. Bij de vijfde volkstelling echter die in 1980 plaatsvond hadden -helaas- de zogenoemde Revolutionairen vanuit de hun nationalistische ideologie de registratie van etnische afkomst afgeschaft! De gegevens van deze volkstelling zijn mede daardoor weinig zeggend. De gegevens van deze volksstelling worden dan ook zelden geraadpleegd. De Revolutionairen vonden etnische afkomst niet belangrijk en door het niet te laten registeren hoopten zij kennelijk dat het belang van etnische afkomst in Surinaamse samenleving zou verdwijnen. Deze struisvogelhouding, namelijk bepaalde dingen die men niet gewenst acht of zelfs als niet bestaand kwalificeert en dus niet benoemen, bleek funest. Nu zitten wij met een kloof inzake de multi-etnische ontwikkeling van de Surinaamse bevolking. Dit illustreert ook hoe ideologen die aan de macht komen en geen realiteitsbesef meer hebben -soms goedbedoeld- maatregelen kunnen nemen die langdurig negatieve gevolgen kunnen hebben. Conform hun machtsdenken luisteren ze niet naar deskundigen, want volgens hen komt het recht uit de loop van een geweer of zij hebben de waarheid in pacht.
Opo yu kloru
Gelukkig is etnische afkomst weer ingevoerd bij de zesde volkstelling die plaatsvond in 2003. Helaas zijn veel gegevens van deze volkstelling in vlammen opgegaan door een grote brand. In 2004 moest opnieuw de volkstelling wordt herhaald. Na deze zevende volkstelling volgde in 2012 de achtste volkstelling met registratie van etnische afkomst. Etniciteit is immers een wezenskenmerk van de Surinaamse samenleving en dat wordt tegenwoordig breed erkend. Etnische diversiteit wordt nu in Suriname als een verrijking beschouwd en ervaren. Niettemin is er een kleine groep van vaak luidruchtige opinion leaders die vanuit een assimilatiegedachte nog steeds registratie van etnische afkomst afwijst. Vaak behoren zij tot de groep der Gemengden. Het is mij opgevallen dat velen van hen niettemin wel willen weten hoe hun etnische afkomst precies is samengesteld. Vaak benadrukken zij hun Blanke, Joodse of Chinese wortels en zijn daar naar op zoek. De Afrikaanse wortels worden meestal niet genoemd. Dit heeft te maken met de lage status die zij aan hun Afrikaanse roots toekennen. Ja: dit is een gevoelig thema, maar wij moeten dit gegeven niet bagatelliseren. De toekenning van een lage status aan (zwarte) Afrikaanse oorsprong en hoge status aan blanke (‘witte’) origine is een weerslag van de rol die huidskleur en andere fysieke kenmerken hebben gespeeld in de Surinaamse geschiedenis. De koloniale maatschappij in Suriname was racistisch geordend en veel ‘zwarten en donkergekleurden’ konden vaak alleen door hun huidskleur te verbeteren, vooruitkomen in het toenmalige Suriname. Dit staat bekend als het opo yu kloru (verbeter je kleur) streven. Door vermenging kreeg de Afro-Surinaamse partner en vooral hun gemengde kinderen een preferente positie. Een lichte huidskleur bracht meer kansen met zich mee en een lichte huidskleur werd ook mooier gevonden dan een donkere huidskleur. Nogmaals: dit zijn gevoelige kwesties, maar deze moeten wel benoemd worden voor een juiste kijk op de geschiedenis. In mijn boek over de geschiedenis van Afro-Surinamers 1863-1963 dat volgend jaar uitkomt, ga ik uitgebreid in op deze aspecten.
Buitenvrouwencultuur
Al tijdens de slavernij in Suriname raakte een deel van de bevolking gemengd. Blanke en Joodse eigenaars, opzichters, officieren en soms ook soldaten hadden seksuele relaties met slaafgemaakte vrouwen. Er kwamen Gemengde kinderen uit voort die Mulatten of Kleurlingen werden genoemd. Deze Kleurlingen vermengden zich weer vaak met Kleurlingen, maar ook met anderen. Er ontstonden verschillende benamingen naar het type en graad van vermenging, zoals Karboegers (Boegroe), Kasties, Poesties, etc. Veel Gemengde kinderen en ook vrouwen werd gemanumitteerd (vrijgekocht) door de blanke vader en waren geen slaafgemaakten meer. Overigens zijn ook veel Afro-Surinaamse vrouwen verkracht en er zijn gemengde kinderen uit deze verkrachtingen geboren. Daarnaast waren er vooral kinderen van de zogeheten buitenvrouwen van blanke mannen. Deze blanke mannen konden in financieel opzicht vaak wel zorg dragen voor hun kinderen; ook werden deze kinderen dikwijls wel wettelijk erkend. Deze buitenvrouwencultuur is later -helaas- door een deel van de Afro-Surinaamse mannen overgenomen, zonder dat velen van hen in staat waren om voor deze kinderen te zorgen en hen op te voeden. Kinderverwaarlozing door deze vaders werd een groot probleem. Later is de buitenvrouwencultuur overigens ook door mannen uit andere bevolkingsgroepen overgenomen. Ik volsta hier met de stelling dat deze buitenvrouwencultuur negatieve gevolgen heeft gehad voor de integriteit en moraliteit binnen de Surinaamse gemeenschap.
Een tweede groep Gemengden kwam voort uit de immigranten. In het bijzonder de vermenging tussen de Chinese mannen met Afro-Surinaamse vrouwen, omdat heel weinig Chinese vrouwen toentertijd meekwamen naar Suriname. Ook de kleine groep Portugese immigranten en andere kleinere groepen hebben zich vermengd. De grotere Hindostaanse en Javaanse groep vermengden zich verhoudingsgewijs in veel mindere mate, Zoals eerder gezegd: de Gemengden hadden vooral relaties met Gemengden en door de tijd heen nam de groep in omvang toe.
Groei gemengde bevolking
Ten tijde van de afschaffing van de slavernij bestond de groep Gemengden uit ongeveer 13.000 personen op een bevolking van circa 53.000 personen in Suriname; dat is dus een kwart van de toenmalige bevolking. Het overgrote deel woonde in Paramaribo. Zij werd -zoals gezegd- aangeduid als Kleurlingen of Gekleurden. Zij namen toen al op de maatschappelijke ladder een tussenpositie in tussen de Blanken en Afro-Surinamers. Voor degenen die meer hierover willen weten verwijs ik naar het proefschrift van Ellen Neslo getiteld Een ongekende elite, dat is verschenen in 2016. De Gemengden werden na de Tweede Wereldoorlog de opvolgers van de Nederlandse kolonisator. Maar in 1958 werden zij van hun politieke machtspositie verstoten doordat de NPS onder leiding van J. Pengel en de VHP onder leiding van J. Lachmon de verkiezingen wonnen en een regering vormden. Toch bleven de Gemengden hun invloed behouden, omdat zij grotendeels tot de middenklasse behoorden. De Gemengden behoren tot op de dag van vandaag merendeels tot hoger opgeleide en welvarende deel van de Surinaamse bevolking.
De vermenging onder de Surinaamse bevolking ging door en het aantal Gemengden nam langzamer hand toe. Wij kunnen geen precieze cijfers geven aan het aantal Gemengden na 1863 tot 1950 omdat zij niet apart als groep werden geregistreerd, maar als ‘inboorlingen’ en later als Creolen. Ik schat dat hun aantal in deze periode groeide van ruim een kwart tot ongeveer een derde van de categorie Creolen.
Tabel 1: Gemengden en Afro-Surinamers in de Surinaamse bevolking
Bron: Surinaamse Volkstellingen; Lamur 1973: 136,141; Neslo 2016:35 * Beredeneerde schattingen van Chan Choenni
Het aantal van 13.000 Gemengden in 1863 is gebaseerd op cijfers van gemanumitteerden en de ongeveer 1.500 Kleurlingen die in slavernij leefden. Er waren ruim 36.484 slaafgemaakten in 1963 die werden vrijverklaard, maar er waren ook ’Zwarten’ die waren gemanumitteerd. De groep Gemengden nam echter langzamerhand toe. De cijfers van 1922 zijn afkomstig uit de eerste volkstelling van 1921. Wij hebben bij verdeling een verhouding van een derde Gemengden en tweederde Afro-Surinamers aangehouden. De Afro-Surinaamse bevolking groeide lang tijd niet en er was zelfs krimp onder meer als gevolg van hoge kindersterfte.

Voormalig Premier Henck Arron, die de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 tot stand heeft gebracht was van Gemengde afkomst (Mulat)
Tweede volkstelling 1950
Pas in 1950 vond de tweede volkstelling plaats. De totale bevolking van Suriname bedroeg volgens een bron 204.561 en het aantal Creolen 74.918. Een andere bron vermeldt 217.000 personen, onder wie 81.000 Creolen. Er werden verschillende categorieën onderscheiden tijdens de tweede volkstelling, waaronder Gemengd (naar verschillende generaties) en ‘neger’. Het overgrote deel van de Gemengden woonde in Paramaribo. Paramaribo telde toen 71.422 inwoners en de “Gemengden’ (volgens een ruime definitie) vormden 36% van de bevolking van Paramaribo oftewel 25.898 personen. Er woonde een heel klein aantal Gemengden in de districten. Op de totale groep Creolen (81.000) was het aandeel Gemengden ongeveer een derde; er waren dus naar schatting circa 27.000 Gemengden en 54.000 Afro-Surinamers in 1950. Voor de jaren 1964 en 1972 hebben wij geen cijfers over Gemengden, maar wel over de totale categorie Creolen. In 1964 bedroeg het aantal Creolen 114.961 en 1972 was het aantal Creolen 118.500. Wij hebben bij de verdeling een verhouding van een derde Gemengden en tweederde Afro-Surinamers aangehouden.
In 2004 bedroeg de totale groep 148.726 en was het aandeel Gemengden toegenomen tot 41% en het aandeel Afro-Surinamers was 59%. In 2012 bedroeg de totale groep 161.196 en het aandeel Gemengden 45% en Afro Surinamers 55% mede als gevolg van vermenging van Afro–Surinamers. Als deze trend zich doorzet van vermenging tussen Afro-Surinamers en Gemengden dan zal binnen niet al te lange tijd de groep Gemengden en Afro-Surinamers even groot worden. De groep Gemengden is toegenomen met 10.816 oftewel met 17,6%. tussen 2004 en 2012. Zij maakten 12,5% van de Surinaamse bevolking uit in 2004 en in 2012 was het 13,4%. De Gemengden waren net zo omvangrijk geworden als de Javaanse bevolkingsgroep.
Al met al blijkt dat door de tijd heen het aantal Gemengden is toegenomen in de totale bevolking en vooral ook ten opzichte van de Afro-Surinamers. Dit laatste heeft ondermeer te maken met de grote vermenging die optreedt tussen Gemengden en Afro-Surinamers ondermeer door het opo yu kleur streven. Maar de groep Gemengden is gevarieerder geworden en bestaat niet meer uit merendeels Mulatten (= vermenging Blanke met Afro-Surinamers). Tussen in 1863 toen het aantal Gemengden circa 13.000 bedroeg is een toename naar ruim 72.000 in 2012. Ter vergelijking: het aantal Afro-Surinamers bedroeg 38.000 in 1863 en hun aantal nam toe tot circa 89.000 in 2012. Hierbij zij aangetekend dat zowel onder Gemengden als onder Afro-Surinamers een grote emigratie heeft plaatsgevonden. Niettemin is het verschil in de verhoudingsgewijs grote groei in de tussenliggende periode zichtbaar: de Gemengden werden vijf maal groter en de Afro-Surinamers ruim tweemaal.
Veel jeugdige Gemengden
Wij zullen nu de groep Gemengden nader beschrijven op grond van de cijfers van de volkstelling van 2012 (zie: Resultaten achtste Volks en Woning telling Suriname, 2012, Paramaribo). Er was sprake van een evenwicht naar geslacht (gender): van de 72.340 Gemengden waren 36.273 man en 36.067 vrouw. Opmerkelijk is wel dat de groep Gemengden verhoudingsgewijs een vrij jonge bevolking telt oftewel veel jeugdigen. Het blijkt dat onder de in omvang even grote groep Javanen (73,975) het aantal 0 tot 9 jarigen 9.293 bedroeg in 2012. Onder de 72.340 Gemengden bedroeg het aantal 0 tot 9 jarigen echter liefst 19.245 in 2012: een tweemaal groter aandeel dus. De Javaanse groep groeide nauwelijks: in 2004 was hun aantal 71.879 en in 2012 bedroeg hun aantal 73.975.
De groep Gemengden zal toenemen doordat verhoudingsgewijs meer Gemengden de vruchtbare leeftijd zullen bereiken. Hoewel het vruchtbaarheidscijfer onder de Gemengde vrouwen vrij laag is, namelijk 2,12 zal het aantal Gemengden toch toenemen. Dat heeft te maken met de definitie: als iemand uit de andere bevolkingsgroepen zich vermengt worden de kinderen onttrokken aan deze bevolkingsgroep en opgeteld bij de groep Gemengden. En is er een tendens naar toenemende vermenging in Suriname. Een gemiddeld vruchtbaarheidscijfer van 2,1 onder vrouwen garandeert een stabiele omvang van een bevolkingsgroep; daarboven leidt het tot een bevolkingsgroei. Het vruchtbaarheidscijfer onder de Javaanse vrouwen bedroeg 2,15 en Afro Surinaamse vrouwen 2,26. Dit betekent dat deze groepen niet of nauwelijks zullen groeien. Opmerkelijk is echter het vruchtbaarheidscijfer onder de Marronvrouwen 4,47 bedroeg; dat betekent dat een grote groei van de Marrongroep in het verschiet ligt. Vermeldenswaard is dat het gemiddeld vruchtbaarheidscijfer onder Surinaamse vrouwen 2,53 bedroeg, maar onder Hindostaanse vrouwen was dat slechts 1,78 in 2012. Dit is een opmerkelijk gegeven; vroeger hadden juist Hindostanen het hoogste vruchtbaarheidscijfer. De Hindostaanse groep zal dus op grond van het lage geboortecijfer nauwelijks groeien.
Samenstelling Gemengde bevolking
Om de samenstelling van de Gemengde bevolking in beeld te brengen hebben wij de gegevens van de volkstelling van 2012 van het Algemeen Bureau voor statistiek (ABS) bewerkt. Wij hebben de gegevens van tabel 6.2 uit het eerdergenoemde ABS rapport gebruikt waarin afkomst van de ouders (vader en moeder) is gerapporteerd. Het is nogal ingewikkeld om de etnische afkomst van de ouders van de groep de Gemengden te achterhalen en het is te bewerkelijk. Het gaat generaties terug en dat laten wij daarom achterwege. Wij brengen dus alleen de etnische herkomst van de vader en de moeder van de Gemengde persoon zoals geteld in 2012 in beeld. Ik heb enkele gegevens bewerkt en dat resulteert in de onderstaande informatierijke, maar vrij ingewikkelde tabel.
Tabel 2: Gemengde personen in Suriname naar etnische afkomst van vader en moeder in 2012
Bron: ABS 2013, tabel 6.2: 49, bewerkt door Chan Choenni 2019
Om het enigszins overzichtelijk te houden heb ik enkele kleine groepen, namelijk Blank (Kaukasisch) en Overig alsook de categorie geen antwoord en weet niet/niet bekend bij elkaar gevoegd onder de categorie Overig. In de ABS tabel 6.2 ( pagina 62) waren de aantallen Blank (Kaukasisch)1.273, overig 1.027, geen antwoord 2.816 en weet niet/niet bekend 2.034. Ik heb ook de groep Creool (13.588) en Afro-Surinamer (196) bij elkaar opgeteld tot Afro-Surinamer. Door deze samenvoegingen staat geen 0 in de tabel bij de groep Afro-Surinamers (Afros) en bij Overig.

De bekende schrijfster Cynthia Mc Leod is van Gemengde afkomst
Ter verduidelijking: verticaal is de etnische afkomst van de vader en horizontaal de ethische afkomst van de moeder vermeld van de 72.340 Gemengde personen. Om het leesbaar te houden geef ik puntsgewijs de belangrijkste bevindingen en bijbehorende cijfers weer.
Belangrijkste bevindingen
- Wij zien dat bijna de helft van de Gemengden ouders heeft die zelf gemengd zijn: 42% van de vaders is Gemengd (30.6889 van de 72.340) en 44% van de moeders (31.953 van de 72.340). Dus een groot deel van de Gemengden heeft kinderen met de Gemengden. Anders gezegd: de Gemengden vermengen zich vooral met Gemengden. Deze groep wordt groter en deze trend zal zich voortzetten.
- Een tweede bevinding is dat van de overige Surinaamse bevolkingsgroepen de Afro-Surinamers zich het meest vermengen. Een bijzondere bevinding is dat onder de Gemengden verhoudingswijs meer Afro-Surinaamse vaders zijn (13.784) dan Afro-Surinaamse moeders (7.834). Bijna één op de vijf Gemengden heeft een Afro-Surinaamse vader en ruim één top de tien een Afro-Surinaamse moeder. Dit spoort met het beeld dat Afro-Surinaamse mannen vaker dan Afro-Surinaamse vrouwen een Gemengde partner ‘nemen of kiezen’. Dat de Afro-Surinamers de meeste vermenging vertonen is deels te verklaren door het opo yu kleur streven. Hogergeschoolde Afro-Surinaamse mannen vermengen zich vrij vaak. Nogmaals: dit zijn gevoelige kwesties, maar wij moeten opvattingen die er bestaan en de partnerkeuze bepalen, signaleren en duiden.
- Wij zien dat de grootste bevolkingsgroep, de Hindostanen zich in veel minder mate vermengt. Ongeveer één op de tien Gemengden heeft een Hindostaanse ouder (10%). Wat betreft geslacht (gender) is er meer evenwicht (7.325 Hindostaanse vaders en 7.299 Hindostaanse moeders). Het zij bovendien vermeld dat deze Hindostaanse vaders vaker een Gemengde (2.462) of een Javaanse partner (2.233) hebben dan een Afro-Surinaamse partner(1.305). Interessant is dat de Hindostaanse moeders wel vaker een Afro- Surinaamse partner (2.621) hebben gevolgd door een Gemengde partner (2.243). Hoewel het om relatief kleine verschillen gaat, spoort dit met het beeld dat bestaat dat Hindostaanse mannen zich niet vaak vermengen met Afro-Surinaamse vrouwen. Het blijkt dat de vermenging tussen Hindostanen en Afro-Surinamers die bekend staan dogla’s minder frequent voorkomt dan in de naburige landen als Trinidad en Guyana. Wij tekenen hierbij aan dat in de vorige generaties ook vermengingen plaatsvonden, maar deze zijn niet gespecificeerd bij Gemengden van 2012. Anders gezegd: de Gemengde vader of moeder kan ook een dogla zijn, maar dat is niet geregistreerd!
- De Javaanse groep vermengt zich relatief vaker dan de Hindostaanse groep als wij de bevolkingsomvang van beide groepen in ogenschouw nemen. De Javaanse groep was immers in 2012 de helft kleiner dan de Hindostaanse groep met een omvang van 148.443 personen. Meer dan 12% van de Gemengden had een Javaanse moeder(8.330). De volgorde was: Gemengden (3.276), Hindostanen (2.233) en dan Afro-Surinamers (1.855). Het aantal Javaanse vaders (5.304) was minder. Javaanse mannen vermengden zich minder; de combinatie Javaanse vader en Afro-Surinaamse moeder kwam in 919 gevallen voor. Het beeld dat Javaanse vrouwen zich meer vermengen dan mannen contrasteert met het beeld bij Afro-Surinamers, waar juist de mannen zich vaker vermengen dan vrouwen.
- Bij de relatief kleine Chinese gemeenschap -volgens de volkstelling van 2012 waren er slechts 7.885 Chinezen- is het beeld dat Chinese mannen (1.839) zich vaker vermengen dan Chinese vrouwen (974). Opvallend is dat Chinese vaders in bijna in evenredige mate Gemengde, Javaanse of Afro-Surinaamse partners hebben. De combinatie Chinees met een Hindostaanse partner komt vrij weinig voor.
- Het is opmerkelijk dat Inheemsen (voorheen Indianen) die in aantal vrij klein waren, namelijk 20.344 personen in 2012 zich vaker vermengen. Relatief veel meer inheemse vrouwen (7.091) waren moeders van de Gemengden; bijna één op tien. Onder de vaders waren 4.431 van Inheemse afkomst. De Inheemsen hebben zich vaker vermengd met Afro-Surinamers dan met Gemengden.
- Tenslotte vertonen van de grote bevolkingsgroepen de Marrons de geringste vermenging. De Marrongroep omvatte 117.567 personen in 2012. Onder de 72.340 hadden 1.950 moeders en 1.780 vaders een Marron afkomst. Er zou kunnen worden verwacht dat er toenemende vermenging zou zijn tussen Marrons en Afro-Surinamers, want zij delen dezelfde Afrikaanse afkomst. Het blijkt echter dat de combinatie Marronmoeder en Afro-Surinaamse vader in 807 gevallen en de combinatie Marronvader en Afro-Surinaamse moeder 538 gevallen voorkwam in 2012. Blijkbaar zijn er over en weer nog veel weerstanden en verschillen in status. Vermenging van Marrons met andere groepen was minimaal. Soms wordt de opmerking gemaakt “laat de Chinezen zich vermengen met de Marrons en je krijgt prachtige en sterke kinderen in Suriname”. Geen enkele Chinese vrouw echter had een Marronpartner en slechts 8 Gemengden hadden een Chinese vader en een Marronvrouw als moeder in 2012. Voorlopig lijkt het dat deze vermenging een ijdele hoop is gebleven. Maar er wordt steeds meer vermenging waargenomen tussen vooral goed verdienende Marronmannen en vrouwen uit andere groepen. Omdat deze cijfers dateren van 2012 zal in de volgende volkstelling moeten blijken of er sprake is van meer vermenging van Marrons met andere groepen.
- Blanken vormden een vrij kleine groep in 2012, namelijk 1.667 personen en waren ook zogeheten Buru’s (Boeroe’s) en enkele andere groepen als Libanezen en Syriërs. Deze groepen vermengen zich wel. Helaas zijn er geen specifieke cijfers over Brazilianen, Guyanezen, Haïtianen en de nieuwe Chinezen. In komende volkstelling zouden over deze groepen gedetailleerde informatie moeten worden verzameld.

Dogla jongedame
Dogla’s
Tot slot van dit artikel staan wij even kort stil bij de groep van de zogeheten dogla’s. Het is bekend dat van oudsher van Hindostaanse zijde vaak weerstand bestond ten opzichte van vermenging van Hindostanen met Afro-Surinamers. Hindostanen vonden de zwarte huidskleur- velen zijn zelf overigens donkergekleurd- en kroeshaar niet ‘mooi’. Er was ook aversie tegen bepaalde gewoonten en de ‘lossere seksuele moraal’. Veel behoudende Hindostanen vonden dat er sprake was van statusdaling en in sommige gevallen werd de dogla kinderen zelfs verstoten Omgekeerd echter werd door Afro-Surinamers de Hindostaanse partner meestal wel geaccepteerd. De dogla’s trokken meer richting de Afro-Surinaamse familie. De laatste jaren echter lijkt er steeds meer acceptatie te ontstaan binnen de Hindostaanse gemeenschap van dogla’s. Ook lijken veel dogla’s nu hun Hindostaanse afkomst te waarderen en bijvoorbeeld bij feesten en ceremonies zich te hullen in Hindostaanse kledij. De opkomst van de Bollywoodcultuur en de toenemende prominentie van India en statusstijging van Hindostanen zijn blijkbaar belangrijke factoren.

De Surinaamse schrijfster Bea Vianen (1935-2019) schreef ondermeer de boeken Sarnami hai en Strafhok
Er is eigenlijk vrij weinig geschreven over deze gemengde relaties. Ook niet door schrijvers. De dichter/schrijver Dobru heeft ooit iets over dit thema gepubliceerd. Maar bijvoorbeeld de vorig jaar in januari overleden schrijfster Ben Vianen, die zelf een dogla was, heeft nauwelijks over dit thema geschreven. Er is wel in 2014 een proefschrift verschenen van Iris Marchand getiteld Being Dogla; Hybridity and Ethnicity in Post-Colonial Suriname. Helaas heeft haar onderzoek zich beperkt tot het district Nickerie. Zij signaleert ook meer afwijzing door Hindostanen dan door Afro-Surinamers van dogla’s. Zij stelt voorts vast dat dogla’s vaak worden beschouwd als personen zonder etniciteit; dat staat voor de sociale–culturele identiteit van een groep. Etniciteit bleek echter belangrijk; zowel in de grappende sfeer of in serieuze gesprekken tijdens dagelijkse discussies. Het ontstaan en voorbestaan van etniciteit wijt Marchand aan de koloniale machthebbers. Maar bijna een halve eeuw na het kolonialisme in Suriname is etniciteit nog steeds springlevend. Dat kan toch niet alleen maar worden verweten aan het kolonialisme.
Cruciale instituten
Al met al hebben wij ondanks weinig bronnen toch een redelijk beeld kunnen vormen van de Gemengde bevolking van Suriname. Onderzoek naar gemengde relaties zou gestimuleerd moeten worden. Wat betreft onderzoek en verzamelen van cijfermatige en etnische gegevens is het zaak om drie instituten in Suriname te noemen. Het betreft het ABS, het Nationaal Archief van Suriname (NAS) en Centraal Bureau voor Burgerzaken (CBB). Dit zijn cruciale instituten van de Surinaamse staat en moeten met de bijbehorende status en waardigheid worden behandeld. Het ABS is een behoorlijk goed functionerend overheidsinstituut onder leiding van de competente direkteur drs. Iwan Sno MA. Helaas hebben ABS medewerkers vorig jaar moeten staken om hun belangen te verdedigen. Ik geef drie persoonlijke ervaringen om te illustreren dat in het verleden het een en ander mis was met de dienstverlening, maar dat er verbeteringen zijn opgetreden.
Bijna tien jaar geleden wilde een toenmalige Minister samen met mij een artikel in het Engels schrijven over de emigratie uit Suriname. Ik toog na aankomst in Suriname de volgende ochtend naar het ABS gebouw aan de Klipstenenstraat. Daar werd ik door de portier gemaand nadat ik mijn verhaal had gedaan om eerst even rustig te gaan zitten. Ik stond na een tijdje op en keek binnen in het kantoor waar de medewerkster zat die mij informatie zou moeten geven. Ik zag dat zij (een Hindostaans dame) bezig was flessen schoonmaakmiddelen in ontvangst te nemen van iemand anders. Ik zei tegen de portier dat het toch niet de bedoeling was dat onder werktijd onderling spullen worden verkocht, terwijl ik moet wachten. Hij zorgde nu er wel voor dat ik direct naar binnen mocht. De betreffende dame probeerde mij zonder goed te luisteren twee rapporten te verkopen. Ik zei enigszins gepikeerd dat ik al over deze rapporten beschikte en de tabellen uit het hoofd ken. Ik wilde enkele specifieke tabellen. Zij wilde geen moeite om dat uit te zoeken. Toen zei ik dat ik gezien heb dat zij onder werktijd spullen heeft gekocht. Ik heb haar vervolgens een korte donderpreek gegeven over dienstverlening. En ook dat zij bij een cruciaal instituut werkt en de burger adequaat moet informeren, want zij is het gezicht van het ABS. Ik zei ook dat ik haar als mijn dochter beschouw. Vervolgens heeft zij enkele tabellen gevonden en gekopieerd met een Surinaamse stempel op elke tabel. Ik heb naar Surinaamse maatstaven een pittige prijs betaald voor de kopieën. Wij hebben daarna over koetjes en kalfjes gepraat en lachend en handenschuddend afscheid genomen. Ik vond het mijn verantwoordelijkheid om deze en dergelijke ongewenste praktijken aan de orde te stellen.
Een tweede voorbeeld was het CBB aan de Lachmonstraat. Ik kwam daar op de eerste etage terecht. Ik moest met mevrouw M. spreken om na te gaan of ik bepaalde gegevens kon krijgen. Mevrouw M. was bezig achter de computer en keek nauwelijks weg van haar getuur op de monitor. Zij heeft mij niet aangekeken en luisterde niet eens. Meneer, alles is in brand gevlogen; wij hebben geen cijfers, luidde haar reactie. Ik probeerde nogmaals, maar zij raakte een beetje geïrriteerd. Ik heb toch gezegd dat alles in brand is gevlogen, zei ze vermanend. Ik droop af. Het artikel in het Engels hebben wij nooit kunnen schrijven.
Intussen zijn er verschillende cursussen in Suriname om de dienstverlening door overheidsinstituten te verbeteren. Ik bezoek elk jaar Suriname en ik merk elk jaar weer verbeteringen en vooruitgang wat betreft klantvriendelijkheid.
Tenslotte is het NAS ook gelegen aan de Lachmonstraat een cruciaal instituut. Het NAS wordt op competente wijze geleid door de archivaris van Suriname, mevrouw R. Tjien Foo -Hayatmohamed. De dienstverlening is goed, maar daar viel af en toe de airconditioning uit. Er zijn blijkbaar wel back-ups, maar herhaaldelijk hebben onderzoekers en studenten uit Nederland geklaagd dat zij veel kosten hebben gemaakt om in Suriname onderzoek te doen. Als af en toe de airco uitvalt, dan is de hitte in het gebouw is ondraaglijk. Dat kost tijd en geld. Er is mij verzekerd dat uitval van airco tot het verleden behoort.
Binnen enkele jaren moet een nieuwe volkstelling plaatsvinden, als wij de ritmiek van om de 10 jaar een volkstelling in Suriname aanhouden. Laten wij hopen dat etnische afkomst en andere wezenlijke kenmerken zullen worden geregistreerd, want inzicht in de loop en de veranderingen in divers samengestelde Surinaamse bevolking blijft immers belangrijk.
Prof. dr. Chan E.S. Choenni, emeritus hoogleraar
- Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Suriname
Suriname en Guyana: Politieke leiders en hun ondemocratische inborst – Hans Ramsoedh
Zowel in Suriname als in het buurland Guyana zijn kortgeleden verkiezingen gehouden. In beide landen weigeren de zittende presidenten zich echter neer te leggen bij hun verkiezingsnederlaag. Bij de afgelopen verkiezingen op 25 mei in Suriname leed Bouterses Nationale Democratische Partij (NDP) een grote nederlaag (van 26 naar 16 zetels). Hij wenst een hertelling van de stemmen in Paramaribo. David Granger is sinds 2015 president van Guyana. Bij de verkiezingen op 2 maart verklaarde de zittende regering dat zij, nog voordat de officiële verkiezingsresultaten bekend waren, de verkiezingen met één zetel verschil gewonnen te hebben. Oppositie en internationale waarnemers spraken van een frauduleuze verkiezingsuitslag. Onder grote internationale druk besloot de Guyanese regering tot een algehele hertelling van de stemmen. De Guyanese Kiescommissie maakte op maandag 8 juni bekend dat de oppositie met 33 zetels de verkiezingen had gewonnen, terwijl de partij van president Granger 31 zetels had behaald. Granger legde zich echter niet neer bij de verkiezingsuitslag en sprak van fraude bij de hertelling.

Ontmoeting president Bouterse en president Granger in juli 2018 in Jamaica
Hoe verliep het proces in Suriname na de verkiezingen? De uitspraak van het Surinaamse volk was ondubbelzinnig: exit Bouterse en de NDP. De bevolking had meer dan genoeg van het desastreuze sociaaleconomisch beleid, de endemische corruptie, de uitverkoop van de natuurlijke hulpbronnen, de torenhoge staatsschuld en de zelfverrijking door een kleine groep rond de president. In een democratisch bestel is het gebruikelijk dat verliezers zich neerleggen bij de verkiezingsuitslag en de winnaars feliciteren met hun verkiezingsoverwinning. Het betekent voor de verliezende partij dat zij plaats neemt in de oppositiebanken en zich onderwerpt aan een reflectie op de oorzaak van de verkiezingsnederlaag. Tot op heden heeft de NDP-leiding zich echter nog steeds niet officieel neergelegd bij de verkiezingsuitslag. Vóór de verkiezing verklaarde Bouterse nog: ‘Het volk is de baas is en wij moeten het hoofd daarvoor buigen’. Reeds een dag na de verkiezingen was hij zijn uitspraak allang vergeten, want toen hem duidelijk werd dat zijn NDP de grote verliezer was, eiste Bouterse een algehele hertelling in het hele land in aanwezigheid van camera’s. Enkele dagen later werd in plaats van algehele hertelling een hertelling van de stemmen in Paramaribo geëist. Volgens de NDP zouden er onregelmatigheden geweest kunnen zijn op de dag van de stemming. Door deze partij werden echter geen concrete voorvallen aangegeven met betrekking tot mogelijke onregelmatigheden. Hertelling is bovendien geen zinvolle exercitie aangezien alle stembureaus onder supervisie stonden van NDP’ers. De organisatie van de verkiezingen verliep behoorlijk chaotisch, maar van fraude was volgens de voorzitter van het Onafhankelijk Kiesbureau (OKB), Jennifer van Dijk-Silos, geen sprake. Zij verklaarde dat zij in haar twintigjarige carrière bij het OKB nog nooit zoveel chaos had gezien en dat het Ministerie van Binnenlandse zaken blijk gaf van ‘incompetentie’ en ‘een enorm brevet van ongeschiktheid wat betreft de organisatie van de verkiezingen’. De organisatie van de verkiezingen was op z’n paars: verkeerde stembiljetten die afgeleverd werden bij de stembureaus, kiezers die op sommige stembureaus al gestemd hadden werden opgeroepen om opnieuw hun stem uit te brengen en er ontbraken in Paramaribo nogal wat processen-verbaal van een aantal stembureaus et cetera. Met name de officiële afhandeling van de stemmen in Paramaribo leverde veel commotie op. In de optiek van oppositie werden door de NDP-regering pogingen ondernomen om te interveniëren in het democratisch proces van het tellen. Waarnemers van diverse politieke partijen hebben een week lang nachten doorgebracht in de Anthony Nesty Sporthal (ANS) waar de administratieve afhandeling van de stembiljetten van het kiesdistrict Paramaribo plaatsvond. Dit om te voorkomen dat er gefraudeerd zou worden. Al met al duurde het tien dagen voordat de officieuze uitslag van Paramaribo bekend werd gemaakt. Het vermoeden bestond dat van regeringswege sprake was van een vertragingstactiek om te kunnen frauderen.
Ondanks het grote verlies tracht de NDP nog op allerlei manieren aan de macht te blijven. De oppositionele partijen VHP, NPS ABOP en PL verklaarden een dag na de verkiezingen een nieuwe regering te zullen vormen met Chan Santokhi als presidentskandidaat. Ondanks dat Brunswijk vóór de verkiezingen had verklaard samenwerking met de NDP uit te sluiten en zich inmiddels had gecommitteerd aan een coalitie met VHP, NPS en PL is niettemin van NDP-zijde getracht Ronnie Brunswijk van de ABOP over te halen om met de NDP in zee te gaan. Volgens de mofokranti [mondeling verspreiden van nieuws of geruchten] zou de NDP aan Brunswijk zelfs het presidentschap hebben aangeboden. Blijkbaar tracht de NDP op allerlei manieren aan te sturen op een langer aanblijven in het machtscentrum ondanks de uitkomst van de vox populi op 25 mei. De vertragingstactiek van de NDP kan worden beschouwd als de laatste stuiptrekkingen van een crimineel regime.
Het buurland Guyana kent een lang verleden van etnische en politieke spanningen. Verkiezingen in dit land gaan altijd gepaard etnisch geweld. In dit land wordt de politiek gedomineerd door de Indo-Guyanese (Hindostaanse) People’s Progressive Partij(PPP) met in het verleden als charismatische leider Cheddi Jagan (1918- 1997) en de Afro-Guyanese People’s Nationale Congress (PNC) in de jaren zestig, zeventig en de eerste helft van de jaren tachtig onder leiding van de dictatoriale Forbes Burnham (1923-1985).
De dominantie van de PNC van de Guyanese politiek tussen 1964 en 1992 betekende feitelijk de vestiging van een Creoolse dictatuur waarbij Hindostanen de positie hadden van tweederangsburgers. Niet verwonderlijk is dat tijdens het bewind van Burnham enkele tienduizenden Hindostanen een veilig heenkomen zochten in landen als de VS en Canada. De PNC kon dankzij grootschalige verkiezingsfraude aan de macht blijven. Onder grote internationale druk en dankzij de aanwezigheid van een team van honderd buitenlandse waarnemers in 1992 werden voor het eerst na ruim drie decennia verkiezingen gehouden die vrij waren van manipulatie en fraude. Zij maakten een eind aan 28 jaar politieke alleenheerschappij van de PNC en mondden uit in een overwinning voor Jagans PPP. Deze partij bleef tot 2015 aan de macht. In dat jaar werd David Granger gekozen als president.
Granger was officier en nationale veiligheidsadviseur van president Burnham. In 1979 werd hij benoemd als commandant van het Guyanese leger. Hij ging in 1992 met pensioen. In 2012 werd hij gekozen als leider van de PNC. Door samenwerking met een aantal kleinere partijen (waaronder een afsplitsing van de PPP) werd de naam PNC veranderd in A Partnership for National Unity (APNU)/Alliance for Change (AFC), maar binnen deze coalitie is de PNC de dominante partij. In 2012 was Granger de presidentskandidaat voor APNU/AFC. De PPP-kandidaat Donald Ramotar werd in 2012 toen als president gekozen.
In 2015 won de APNU/AFC-coalitie de verkiezingen met slechts een verschil van één zetel. Nadat een parlementslid van APNU/AFC zich eind 2019 had aangesloten bij de oppositie restte president Granger niets anders dan nieuwe verkiezingen uit te schrijven op 2 maart 2020.
De APNU/AFC-coalitie claimde de verkiezingswinst op 2 maart. De PPP-oppositie verwierp deze claim en sprak van grootscheepse fraude. Ook internationale waarnemers van de VS, Canada, Engeland, de Europese Unie, Caricom en de OAS twijfelden aan de geloofwaardigheid van de verkiezingsuitslag en eisten hertelling in hun aanwezigheid. De VS dreigden met het blokkeren van buitenlandse geldtegoeden van Guyana en, evenals Canada en Engeland, met het niet-erkennen van de legitimiteit van een nieuwe regering onder president Granger. De Caricom dreigde zelfs haar hoofdkwartier in Georgetown (de hoofdstad van Guyana) te verplaatsen naar een ander Caraíbisch land als Granger een hertelling bleef afwijzen. Als gevolg van de strijd tussen regering en oppositie over de uitslag van de verkiezingen namen de etnische spanningen in het land toe. Bij rellen tussen Indo- en Afro-Guyanezen in de maanden maart en april vielen enkele gewonden en een dode.

V.l.n.r. Bharrat Jagdeo (oud-president van Guyana en secretaris-generaal van de PPP), presidentskandidaat Irfaan Ali en kandidaat minister-president Mark Phillips
Na ruim een maand gesteggel over de verkiezingsuitslag en onder grote internationale druk ging de Guyanese regering uiteindelijk akkoord met een hertelling. President Granger en Bharrat Jagdeo (ex-president en secretaris-generaal van de PPP) spraken af zich neer te leggen bij de uitkomst van de hertelling die onder internationaal toezicht zou plaatsvinden. De hertelling van de 465.000 stemmen en 2.339 stembussen nam ruim 33 dagen in beslag. Toen het vervolgens zittend president Granger echter duidelijk werd dat de oppositionele PPP op voorsprong stond, wees hij, ondanks zijn eerdere toezegging, de uitslag van de hertelling af door te spreken van fraude bij de stemming. Tijdens de hertelling werd duidelijk dat door Grangers partij gefraudeerd was bij de eerdere telling. Het afgelopen verkiezingsverloop in Guyana roept reminiscenties op aan de regeerperiode Burnham die dankzij grootscheepse fraude ruim drie decennia aan de macht kon blijven. In de officieuze uitslag die op maandag 8 juni bekend werd gemaakt door de Guyanese Kiescommissie behaalde de PPP 33 zetels en de APNU/AFC van president Granger 31 zetels. Met deze uitslag wordt de veertigjarige Irfaan Ali (1980) namens de PPP de nieuwe president van Guyana. Hij was eerder parlementslid en minister in de PPP-regering. Met Grangers afwijzing van de verkiezingsuitslag moeten nieuwe gewelddadige botsingen tussen Indo- en Afro-Guyanezen in Guyana niet worden uitgesloten.
Grangers opstelling vertoont overeenkomsten met die van Bouterse: beiden wensen zich niet neer te leggen bij de verkiezingsuitslag. Zowel Bouterse als Granger propageert vrije en eerlijke verkiezingen, maar hun handelen bewijst echter het tegendeel. In Caraïbische politieke kringen wordt president Granger omschreven als een ‘sanctimonious gangster’ [schijnheilige gangster – quote van John Beale, oud-ambassadeur van Barbados in de VS en bij de OAS, geciteerd in Inewsguyana.com, 6 Juni, 2020: ‘Opinion: Zero Tolerance for any violation of democracy in Guyana’]. Evenals David Granger is Desi Bouterse van hetzelfde laken een pak. De opstelling van beiden betekent een ondermijning van het democratisch proces in hun land en geeft blijk van hun ondemocratische inborst.
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname