Hindorama

Let's get IN(fo)SPIRED!
  • NL
    • EN
  • HOME
  • NIEUWS
  • CULTUUR
  • LIFESTYLE
  • COLUMN
  • INTERVIEW
  • BIBLIOTHEEK
    • MIGRATIEGESCHIEDENIS
    • NEDERLAND
    • SURINAME
  • OVER ONS
    • CONTACT
    • VRIENDEN van HINDORAMA
    • ADVERTEREN
    • NUTTIGE LINKS | DOWNLOAD
INFOSITE

Miskend verleden: Een belangwekkende studie van Ruben Gowricharn over Hindostaanse boeren in Suriname – Hans Ramsoedh

dinsdag, 06 oktober 2020 by Redactie Hindorama

Ruben Gowricharn

Van de hand van prof. Ruben Gowricharn, die de Lalla Rookh Hindostaanse Diaspora Leerstoel aan de VU in Amsterdam bekleedt, verscheen recent het boek Miskend verleden. Hindostaanse boeren in Suriname 1880-1980.

In het Woord vooraf in dit boek gooit Gowricharn gelijk de knuppel in het hoenderhok: in de loop der jaren heeft hij zich namelijk vaak geërgerd aan de gretigheid waarmee Hindostanen de immigratiedag (4 juni) van Brits-Indische contractarbeiders vieren. Het is feest volgens hem wat de klok slaat met daarbij een verbluffend gebrek aan historisch besef: er is nauwelijks aandacht voor de schaduwzijde van de immigratie, er is geen spoor van verdriet over het verlaten van verwanten en vrienden in Brits-Indië (het huidige India), over het verlies van huis en haard of over het ellendige leven op de plantages in Suriname. In zijn optiek hoort het bij de immigratiedag niet alleen over vieren te gaan maar ook om herdenken. Daarnaast is voor Gowricharn een bron van ergernis de minachting van veel Hindostaanse auteurs die hun voorouders zowat bedanken dat zij Brits-Indië hebben verlaten, anders zouden zij nu hetzelfde lot delen als de huidige arme plat­te­land­bewoners van Uttar Pradesh en Bihar. Hij noemt dit de thank goodness-verzuchting of zelf­felicitatie. In de heersende feestoptiek en de thank goodness verzuchting komen de boeren nauwelijks voor, terwijl zij langer dan een eeuw zo vanzelfsprekend aanwezig waren in de Surinaamse samenleving. De auteur constateert dan ook een onthutsend gebrek aan belangstelling voor de periode (grofweg van 1890 tot 1980 ) waarin de Brits-Indiërs hoofdzakelijk agrariërs waren, een periode waarin de basis werd gelegd voor de verdere culturele, economische en politieke ontwikkeling van Hindostanen. Met betrekking tot de geschiedenis van Hindostanen constateert Gowricharn dan ook een drietal belangrijke blinde vlekken: de geringe aandacht voor de Brits-Indische boeren, de verschillende transformaties die zij meegemaakt hebben en het negeren van de offers die zij hebben gebracht. Reden voor de auteur om te spreken van een miskend verleden en om dit boek te schrijven.

Centraal in dit boek staan de drie transformaties die Brits-Indiërs en hun nazaten in Suriname hebben doorgemaakt: van plattelander in Brits-Indië naar plantagearbeider, van plantagearbeider naar boer en van boer naar stedeling. Daarmee breekt Gowricharn met de voorstelling dat de geschiedenis van Hin­do­stanen zich rechtlijnig heeft ontwikkeld en dat die geen breuken of grilligheden heeft gekend. De drie delen worden voorafgegaan door een theoretisch hoofdstuk waarin een aantal theoretische concepten de revue passeren die dienst doen als een lens om het denken, de presentatie van het materiaal en het betoog te disciplineren. In elk hoofdstuk behandelt Gowricharn een ander tijdvak en probleemveld van de boeren.

In het eerste deel van dit boek (Van plattelander naar plantagearbeider) bespreekt Gowricharn de migratie vanuit Brits-Indië naar Suriname, de arbeid op de plantages en het ontstaan van een etnische gemeenschap. De auteur betoogt dat de arbeiders kennis hadden van de landbouw, van agrarisch human capital, en schetst in dit deel de ervaringen van de plantagearbeiders die de voorwaarden hebben geschapen voor hun latere vestiging als boer. Zo was het bijzonder dat de arbeiders de mogelijkheid hadden om een eigen kostgrond op of nabij de plantage gelegen te beplanten en een overschot te verkopen. Het betekende dat hun transformatie naar loonarbeid niet permanent was en dat zij als ‘proto-ondernemers’ hun agrarisch human capital konden onderhouden. Met andere woorden, ook op de plantage bleef de Brits-Indische contractarbeider voor een deel boer.

In het tweede deel (Van arbeider naar boer) gaat Gowricharn in op de opkomst van de kleine landbouw, de wijze waarop de boeren cultureel, geografisch en economisch een thuis maakten (hij noemt dat homemaking), en de ruralisatiepolitiek tussen 1930 en 1950. Van meet af aan kenmerkten Hindostaanse boeren zich door dualiteit doordat zij parttime boeren en parttime arbeiders in loondienst buiten de agrarische sector waren. Het boerenbestaan leverde van meet af aan te weinig op om in hun bestaan te kunnen voorzien. Dit was het gevolg van het gedateerde productieproces in de kleinlandbouw en de beperkte afzetmogelijkheden door bijvoorbeeld een ongunstige locatie, de geringe arbeidscapaciteit en de gebrekkige infrastructuur. Regionaal waren er wel grote verschillen. Met name de boeren rondom Paramaribo verkeerden in meeste gunstige omstandigheden doordat zij de stad voorzagen van groenten, rijst, melk en vee. Voor de meeste boeren in de verre districten was het sappelen. Schrijnende armoede tekende hun bestaan. Hiermee komt volgens Gowricharn het glanzende verhaal dat Brits-Indiërs als gemeenschap sociaal zijn vooruitgegaan op de helling te staan. De homemaking was voor de meeste Hindostaanse boeren, zoals Gowricharn schrijft, een armoedig home.

In het derde deel (Van boer naar stedeling) bespreekt Gowricharn drie thema’s: de mechanisatie van de rijstbouw tussen 1950 en 1960, de etnische en economische politiek in de periode 1945-1980 en tenslotte de transitie van rijstboeren tussen 1960 en 1980. De mechanisatie van de rijstbouw bracht geen productieve kleine boer voort. De boerenkinderen vluchtten al in een vroeg stadium uit de landbouw en die vlucht bleef aanhouden. Dat was niet alleen het geval omdat het huishoudinkomen ontoereikend was, maar ook omdat de voorzieningen in de districten weinig perspectief boden. Het beleid van mechanisatie was vooral gericht op mechanisatie van mid­den­stands­bedrijven. Wat betreft de etnische en economische politiek heeft Gowricharn kritiek op de VHP die in zijn optiek nauwelijks een merkbare bijdrage heeft geleverd aan de behartiging van de agrarische belangen. Hoewel de Hindostaanse boeren traditioneel tot de achterban van de VHP werden gerekend, had de top van deze partij een sterke stedelijke oriëntatie en was zij weinig begaan met de kleine boer. Deze ontwikkelingen leidden dan ook tot een teloorgang van de boerenbevolking die tot uiting kwam in een afname van de agrarische bevolking. Het betekende al met al een omvattende transformatie sinds de jaren vijftig die bepaald werd door armoede, een gebrek aan perspectief in de traditionele landbouw, het westerse onderwijs en door de hogere status van verstedelijking. Met de trek van de kinderen naar de stad en in de jaren zeventig naar Nederland bleven de districten bevolkt door ouderen ‘overmand door nostalgie’ en ‘die daar bovenal onbegrepen en miskend tot aan hun dood zijn gebleven’ (p. 283).

De studie wordt afgesloten met een concluderend hoofdstuk en een appendix waarin de auteur enkele epistemologische zaken bespreekt: kwesties van ken­nis­theoretische en methodologische aard waarmee hij te maken kreeg bij het schrijven van dit boek, de overwegingen waardoor hij zich heeft laten leiden en zijn reactie op de commentaren van meelezers.

Miskend verleden is een belangwekkende en le­zens­waardige studie over Hindostaanse boeren in Suriname. Het biedt een nieuw perspectief op de geschiedenis van Hindostanen, is een rijke studie en rekent af met een aantal hardnekkige mythes over hun verleden. Het boek is grondig gedocumenteerd, zowel cijfermatig als qua literatuur. Hoewel het hier een wetenschappelijke studie betreft, is het desalniettemin voor een breed publiek toegankelijk. Met zijn analyse en door zijn conclusies generaliserend te verwoorden is Gowricharn erin geslaagd een onderbelicht aspect van de geschiedenis van Hindostaanse boeren in Suriname voor het voetlicht te brengen. Dit boek heeft Gowricharn ook opgedragen aan de onbekende kethihar [klein­land­bouwer]. Miskend verleden is verplichte kost voor een ieder die geïnteresseerd is in de geschiedenis van Hindostanen in Suriname.

Ruben Gowricharn, Miskend verleden. Hindostaanse boeren in Suriname 1880-1980. Hilversum 2020: Uitgeverij Verloren. ISBN 978908704876161, 352 pp, hardcover, prijs € 29. In de boekhandel verkrijgbaar of te bestellen via Bol.com

Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.

Meer
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
Geen Reacties

Lachmons verbroederingsfilosofie versus sociaal pyromanie – Dr. Hans Ramsoedh

woensdag, 23 september 2020 by Redactie Hindorama

President Santokhi heeft op verzoek van leden van zijn Vooruitstrevende Hervormingspartij (VHP) besloten om 21 september (geboortedag van Jagernath Lachmon en leider van de VHP van 1949 tot 2001) in Suriname te verheffen tot Dag van Nationale Verbroedering en Eenheid. Deze dag wordt echter geen officiële dag. Op 21 september valt ook de Internationale Dag van de Vrede die door de Verenigde Naties (VN) in 1981 is uitgeroepen met als doel een wereldwijde dag van wapenstilstand en geweldloosheid. De VN heeft gekozen voor 21 september omdat deze dag samenvalt met de openingssessie van de Algemene Vergadering van de VN.
Volgens de president is deze dag bedoeld om het gedachtegoed van Lachmon te koesteren, zijn nalatenschap te verduurzamen. Op deze dag zal inhoud worden gegeven aan wat democratie betekent. De president stelde daarbij dat meerdere personen zich ingezet hebben voor verbroedering. Ook het DNA-lid Asiskumar Gajadien van de VHP erkent dat de bijdrage van anderen ook belangrijk is maar dat volgens hem Lachmon de geestesvader is van de verbroe­de­rings­filosofie. Hoewel NPS-voorman Gregory Rusland net als andere fracties in de DNA de VHP met het initiatief feliciteerde, wees hij er terecht op dat ook Jopie Pengel (1916-1970) als leider van de NPS in dat verband niet over het hoofd gezien mag worden. Ook deze politicus heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de vreedzame co-existentie van bevolkingsgroepen in Suriname.

In deze bijdrage gaat het mij niet zozeer om het verheffen van 21 september tot Dag van Nationale Verbroedering en Eenheid, maar om de in mijn optiek onvervalst racistische toon van de brief van 19 september 2020 van de Afro Surinaams-Nederlandse activiste Barryl Biekman aan president Santokhi waarin zij ingaat op zijn besluit. In Surinaamse media is deze brief ook onderwerp van aandacht geweest.

Onvervalst racisme
Haar brief heeft als aanhef Voorkom Geschiedvervalsing, Etnisch profileren, Institutionele uitsluiting. Voorkom Afrofobie. Geen politieke spelletjes met de Spirits van onze Surinaamse †helden en †heldinnen.
In de brief schrijft zij ‘zeer bezorgd, geschokt, zeer boos zelfs en misschien wel woedend’ te zijn op de motieven van de president om de Dag van Nationale Verbroedering en Eenheid te koppelen aan de geboortedag van Lachmon. Zij is van mening dat de president door de datumkeuze aanstuurt op en meewerkt aan het vereeuwigen van Lachmon als held van de verbroedering en eenheidspolitiek ten koste van Pengel. Zij vindt dat er niet alleen sprake is van ‘hypocrisie, etnisch profileren en institutionele uitsluiting’ bij de president maar ook van ‘Afrofobie’. Voorts betreurt de in Nederland woonachtige schrijfster het dat hierover in Suriname geen brede nationale discussie in Suriname heeft plaatsgevonden. Ook de Surinaamse diaspora (en vooral de oudere generatie) in Nederland is niet geraadpleegd. Wat het laatste betreft refereert zij aan een manco in het Suriname Diasporabeleid daar de president een ‘witte Nederlander’ zou hebben benoemd als zijn diaspora-adviseur. Kritiek heeft zij ook op de Afrikaanse Surinamers binnen de VHP die niet oplettend zijn geweest en op de NPS die geen knip voor de neus waard is aangezien zij door het besluit van de president zich door de ‘neus hebben laten boren’ (boronosos). Haar grote vrees is dat deze dag zal doorgaan als de Lachmon-Dag en met haar brief aan de president wil zij dat voorkomen.

V.l.n.r. Paul Somohardjo, Fred Derby, Jagernath Lachmon en Ronald Venetiaan

Op één punt kan ik mij vinden in Biekmans kritiek. De focus op de dag van Nationale Dag van Verbroedering en Eenheid wordt eenzijdig gelegd op Lachmon, terwijl de verbroederingspolitiek slechts mogelijk was door zijn samenwerking met Pengel en andere etnische leiders. Al deze leiders verdienen daarom dan ook die granie.
Mijn belangrijkste bezwaar tegen de brief van Biekman is dat haar argumenten tegen de Lachmon-dag blijk geven van etnisch denken verpakt in onvervalst racisme en grenzend aan opruiing. Terwijl anno 2020 de etnische verdeeldheid in Suriname gelukkig laag te noemen is, gooit schrijfster olie op het vlammetje door  groepen tegen elkaar op te zetten. In de politicologie wordt hiervoor ook de term sociaal pyromaan gebruikt.
In mijn visie kun je bij het besluit van de president misschien hooguit spreken van ondoordachtheid in plaats van hem te beschuldigen van geschiedvervalsing. En hoezo is bij het besluit van de president sprake van etnisch profileren, institutionele uitsluiting en Afrofobie? Dit zijn nogal grove beschuldigingen aan het adres van de president terwijl de schrijfster op geen enkele wijze deze verder toelicht. Openlijk racistisch is haar toon als zij het heeft over een manco in het Suriname Diasporabeleid daar de president een ‘witte Nederlander’ zou hebben benoemd als zijn diaspora-adviseur. Hoewel zij geen naam noemt van de ‘witte Nederlander’ is de enige blanke persoon als adviseur in de directe omgeving van de president   in Suriname geboren. Is in haar optiek een in Suriname geboren blanke of  ‘witte persoon’ opeens geen Surinamer meer omdat deze toevallig een ander pigment heeft dan zijzelf? Dit zijn allemaal zaken die ik iemand die in Nederland heeft gestreden voor erkenning van het Nederlandse slavernijverleden onwaardig vind.
Samenvattend, haar brief aan de president is eerder doordrenkt van etnocentrisch denken, racisme en ongegronde beschuldigingen dan dat zij op een constructieve manier de president attendeert op omissies in zijn besluit. Wat zij doet is niet de dialoog aangaan maar de racistische troefkaart trekken. Verkeert zij misschien in de waan dat ‘zwart racisme’ niet bestaat?
Dat Biekman in haar brief Surinamers met een Afro-achtergrond aanduidt als Afrikaanse Surinamers is haar goed recht, maar dat zij in haar brief meent Lachmon als een Aziatische Surinamer te moeten aanduiden vind ik aanmatigend. Hindostanen hebben zich nimmer aangeduid als Aziatische Surinamers, maar als Surinaamse Hindostanen.

Mr. Jagernath Lachmon

Verbroederingspolitiek
Voor lezers die niet bekend zijn met de Surinaamse politieke geschiedenis en de verbroederingspolitiek geef ik hieronder een korte toelichting. Ik wil voorop stellen dat ik geen Lachmonist ben in de betekenis van bewonderaar van deze politicus maar erken wel zijn grote bijdrage aan het grondvesten van de pacificatie-democratie (de wetenschappelijke term voor de verbroederingspolitiek) in Suriname.
Met de politieke samenwerking in 1958 tussen Lachmon en Pengel, respectievelijk leiders van de (Hindostaanse) VHP en de (Afro-georiënteerde) NPS werden zij de onbetwiste politieke leiders in Suriname. Deze coalitie domineerde de Surinaamse politiek tussen 1958 en 1967. Deze politieke samenwerking, verbroe­de­rings­politiek geheten, was, zoals oud-premier Jules Sedney (De toekomst van ons verleden, 2017, 3e druk) schreef, een verstandshuwelijk tussen beide partijen en een uit nood geboren politieke symbiose tussen Pengel en Lachmon. Zij hadden elkaar nodig en elkaar iets te bieden. Zo had Lachmon voor het verwerven van regeermacht een Creoolse partner nodig om het kiesstelsel van 1949 dat Hindostanen en Javanen benadeelde en Creolen bevoordeelde te wijzigen en via de regeermacht de maatschappelijke achterstand van de Hindostanen in te lopen. Op zijn beurt had Pengel Lachmon nodig in zijn strijd om de macht tegen de lichtgekleurde Creoolse elite binnen de NPS en in zijn streven naar de macht in het land.

Jagernath Lachmon en Johan Adolf Pengel

Beide politici interpreteerden de verbroederingspolitiek verschillend. Voor Pengel was zijn samenwerking met Lachmon geen principiële keuze in de zin van machtsdeling in een gesegmenteerde samenleving als voorwaarde voor etnische en politieke stabiliteit. Pengel had het nimmer over verbroederingspolitiek maar sprak consequent over een brede basis-politiek. Voor Pengel was deze politiek slechts van strategische betekenis om de politieke macht binnen zijn partij en in het land te verwerven. Lachmon was voor hem op dat moment dé aangewezen persoon om zijn doelen te bereiken en het bondgenootschap had om die reden dan ook voor Pengel een toevallig en tijdelijk karakter. Voor de NPS moest de samenwerking uiteindelijk leiden tot raciale vermenging waarmee structureel zou worden bij­ge­dragen aan het proces van natievorming.
Voor Lachmon ging de verbroederingspolitiek verder dan alleen een strategische samenwerking. Ver­broe­deringspolitiek was voor hem voorwaardelijk voor politieke stabiliteit en vreedzame co-existentie tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Deze politiek was voor Lachmon het fundament van zijn politieke filosofie en zijn politieke handelen.

Chandrikapersad Santokhi (VHP-leider) met aanhang voor het standbeeld van J. Lachmon

Het buurland Guyana laat zien hoe de afwezigheid van het besef van politieke machtsdeling tussen verschillende bevolkingsgroepen leidt tot etnische spanningen en raciale strijd met zelfs tot doden en gewonden in de geschiedenis van dit land.
De VHP wees assimilatie af. Eenheid in verscheidenheid werd het credo van Lachmon en de VHP, wat feitelijk een afwijzing inhield van iedere vorm van gedwongen of geforceerde assimilatie. Door deze verschillende doelen konden Pengel en Lachmon elkaar steeds het verwijt maken met dubbele agenda’s te werken. In 1967 kwam er een eind aan de politieke samenwerking tussen beide leiders.
Na de dood van Pengel in 1970 was de politiek van de NPS gericht op uitschakeling van de politieke macht van de VHP. Creoolse eenheid was daartoe voor de NPS het middel. Zo kwam er in 1973 het Creoolse eenheidsfront (met een Javaans randje) aan de macht dat in alle haast de onafhankelijkheid van Suriname realiseerde. In 1977 werd in de Creoolse NPK-coalitie de Hindostaanse HPP opgenomen die echter met één zetel nauwelijks iets in de melk had te brokkelen. Voor de NPS was tussen 1949 en 1980 blijvende Creoolse politieke dominantie het adagium.
Pengel heeft een belangrijke rol bij de emancipatie van de Afro-Surinamers en met name de volksklasse. Hij was echter tegelijkertijd een politicus wiens bewind werd gekenmerkt door een dictatoriaal optreden, corruptie, geldverkwisting en ‘regelarij’ of vriendjespolitiek. Suriname haalde opgelucht adem toen hij in 1969 volgend op massale stakingen van het politieke toneel verdween.
Vanwege Lachmons rol bij het herstel van de democratie na de militaire dictatuur (1980-1987), de beëindiging van de binnenlandse oorlog (1985-1992) en het herstel van de verbroederingscoalitie na 1987 typeerde de eerder genoemde Jules Sedney hem als de vredesstichter, politieke stabilisator en vader des vaderlands.
Lachmon was bereid tot grote concessies aan zijn Creoolse partner(s). Uit het oogpunt van politieke en etnische stabiliteit was voor Lachmon geen enkele concessie te veel. Ondanks dat de VHP bij de verkiezingen in 1969 met 19 zetels als grootste uit de bus kwam, werd met de Creoolse Progressieve Nationale Partij (PNP, acht zetels) het aantal ministeries gelijkelijk verdeeld. De veel kleinere PNP mocht zelfs de premier leveren. Ook in de coalities (Front en Nieuw Front) die Suriname tussen 1987-1990, 1991-1996, 2000-2010 bestuurde leverde VHP in Frontverband zetels in ten gunste van de partners. Voor Lachmon was politieke en etnische  stabiliteit belangrijker dan een dominante rol in het politieke machtscentrum. Het leverde deze partij en haar leiders dan ook de kritiek te kiezen voor een ‘zelfverkozen ondergeschikte politieke positie’ in hun samenwerking met Creoolse partijen (prof. Ruben Gowricharn in zijn Lachmonlezing: Leiderschap en etnische habitus, september 2016).

Dag van Vrede en Democratie
In plaats van de Nationale Dag van Verbroedering en Eenheid zou mijn voorkeur uitgaan naar de Dag van Vrede en Democratie op 21 september in Suriname, een dag waarop de democratische waarden centraal staan en we alle Surinamers herdenken die hebben bijdragen aan het versterken van de democratie in Suriname. Zo zijn er naast Pengel en Lachmon ook personen als Anton de Kom (de linkse activist in de jaren dertig), Pater Weidman (de oprichter van de katholieke Progressieve Volkspartij –PSV- en strijder voor het algemeen kiesrecht in 1949), de mensenrechtenactivisten in de jaren tachtig tijdens de militaire dictatuur en de slachtoffers van de Decembermoorden in 1982 wier gedachtegoed het koesteren en verduurzamen waard zijn. Ik ben echter geen adviseur van president Santokhi. Het zou niettemin een goede zaak zijn als in De Nationale Assemblée (parlement) in Suriname over deze kwestie nog eens goed wordt nagedacht.

Tot slot
Biekman sluit haar brief aan de president af met de zinsnede: ‘Ik heb in ieder geval gesproken zodat mijn eigen nazaten, wanneer ik er niet meer ben, zich niet hoeven af te vragen wat mijn bijdrage is geweest aan deze vorm van geschiedvervalsing en Afrofobie’. Mijn moverende reden voor deze bijdrage is geweest dat ik niet heb willen nalaten om te reageren op etnocentrisme, onverholen racisme en sociaal pyromanie ook in Surinaamse kring. Mijn oproep aan de schrijfster is dan ook om wat betreft de Dag van Nationale Verbroedering en Eenheid in Suriname in de geest van Lachmon de dialoog aan te gaan. Vreedzame co-existentie van bevolkingsgroepen is niet gebaat bij onnodige polarisatie.

Foto’s: Hindorama, Ranjan Akloe, Ram Soekhlal en Nationaal Archief

Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.

REACTIES

Nationale dag verbroedering en eenheid
Ik heb het artikel gelezen. Waarom, waarom heeft men zo’n probleem om het gedachtegoed van Lachmon, nl. de verbroederingspolitiek, die plaats te geven die het verdient? Lachmon is niet alleen de geestesvader van deze verbroederingspolitiek, maar hij heeft het ook daadwerkelijk gedemonstreerd door in 1955 bij de verkiezingsnederlaag van NPS, Pengel een zetel aan te bieden. Dat ten koste van boze VHP-ers. Staat men hierbij wel voldoende stil?  DNA-lid Parmessar en NPS-voorzitter zijn van mening ‘it takes two to tango’. Dat gezanik om Pengel in een adem te noemen met verbroedering doet geen recht aan Lachmon. Pengel (lees ook NPS) heeft nooit een zetel weggegeven ter wille van de verbroedering, Lachmon heeft dat wel gedaan.

In India is na het overlijden van premier Atal Bihari Vajpayee zijn geboortedag uitgeroepen tot nationale dag van ‘Good Governance’. Daar stond hij als politicus en premier voor. Je kunt ook hier stellen dat er meerderen voor nodig zijn om good governance te realiseren. Dat kan Vajpayee niet in zijn eentje hebben geklaard. Terug naar Lachmon, hij verdient de eer van een nationale dag van verbroedering en eenheid. Laten we eer geven aan wie ere toekomt. Het staat de NPS vrij om ook Pengel te eren, maar dan niet met “wees gerust, alles komt terecht”.
A. Remesar

Afro-dominantie
De Afro-dominantie in de politiek is te zien in het kiesstelsel vanaf 1950 –heden en in de Grondwet van 1987. Het kiesdistrict Coronie is een goed voorbeeld van het politieke denken van de Afro-Surinamer. Het zal nooit veranderen. Slavernijtrauma…generaties op generaties!
L. Doerga

Meer
  • Published in BIBLIOTHEEK, Nederland, NIEUWS, Suriname
Geen Reacties

Anton de Kom: Gedeporteerd, doodgezwegen en gerehabiliteerd – Hans Ramsoedh

woensdag, 16 september 2020 by Redactie Hindorama

Een veel gehoorde klacht in Nederland van onder meer academici en politici is dat te weinig Nederlanders de eigen geschiedenis kennen. Deze klacht hangt voor een belangrijk deel samen met hedendaagse verschijnselen als globalisering, migratie, Europese eenwording en de ervaren ‘dreiging’ van de islam. Naast het gebrek aan kennis van de eigen geschiedenis wordt het gevoel van solidariteit en saamhorigheid op basis van gedeelde waarden (sociale cohesie), het besef van een gedeeld verleden en een gedeelde toekomst (goed burgerschap) en van het besef van een nationale identiteit steeds minder en wel (volgens sommigen) door de aanwezigheid van meer dan een miljoen migranten in de Nederlandse samenleving. Ook het geschied­enis­onderwijs wordt als oorzaak gezien voor de teloorgang van sociale cohesie en burgerschap in de Nederlandse samenleving. Het zou te weinig kennis bijbrengen en teveel aandacht hebben voor vaardigheden. Jongeren zouden geen weet meer hebben van historische gebeurtenissen en basale kennis ontberen van de Nederlandse geschiedenis.

Geschiedeniscanon

In opdracht van de Nederlandse regering werd voor het geschiedenisonderwijs in 2006 de geschiedeniscanon van Nederland samengesteld. Aan de hand van vijftig vensters werd bepaald welke zaken Nederlanders in elk geval zouden moeten weten van de geschiedenis en cultuur van Nederland. De vijftig vensters bevatten een serie belangrijke historische gebeurtenissen, personen, teksten, kunstwerken en voorwerpen uit de Nederlandse geschiedenis. Deze canon moest richting geven aan het geschiedenisonderwijs in het basisonderwijs en de eerste twee klassen van het voortgezet onderwijs. Vijf van de vijftig vensters hadden betrekking op de Nederlandse koloniale geschiedenis: De Verenigde Oostindische Compagnie (VOC), Slavernij, Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen vanaf 1945.

In juni 2020 werd de herziene canongeschiedenis gepresenteerd met opnieuw vijftig vensters, waarvan tien nieuwe. De bedoeling is dat er nu om de tien jaar een herijking zal plaatsvinden van de geschie­deniscanon. Achterliggende gedachte hierbij is dat de canon niet statisch is maar de maatschappelijke realiteit van dat moment moet weerspiegelen. De tien nieuwe vensters in de canon van 2020 hebben vooral te maken met de aandacht voor vrouwen, diversiteit en regionale spreiding. Daarnaast vond de minister van Onderwijs dat er meer aandacht moest komen voor de ‘schaduwkanten’ van de Nederlandse geschiedenis. De tijdgeest heeft dan ook een stempel gedrukt op de samenstelling van deze herziene canon. Al jaren strijden actiegroepen voor meer aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden in het onderwijs. In combinatie met de huidige brede aandacht voor racisme en discriminatie in de Nederlandse samenleving is het dan ook niet geheel verrassend dat de Surinaamse activist Anton de Kom een plek kreeg in de bijgestelde canon. Hij is hiermee de eerste Surinamer die een plek heeft gekregen in de Nederlandse geschiedeniscanon. In deze bijdrage ga ik in op de achtergrond van de persoon Anton de Kom, zijn gedachtegoed en de lange weg van zijn rehabilitatie.

Anton de Kom

Over Anton de Kom (1898-1945) is een lijvige en lezenswaardige biografie verschenen (zie verder lezen). Ik volsta dan ook met een korte schets. De Kom werd op 22 februari 1898 geboren in Para­maribo als oudste van zes kinderen van een goud­delver die nog als slaaf was geboren. Anton de Kom rondde de mulo af en behaalde het diploma boekhouden. In 1920 vertrok hij naar Nederland. Hij werkte in Nederland onder meer als vertegenwoordiger bij een koffie-, thee- en tabakshandel in Den Haag. Rond 1926 kwam De Kom in linkse kringen terecht. Zijn politieke denken kreeg een belangrijke impuls door zijn contacten met de nationalistische beweging van Indonesische studenten in Nederland. Veelal onder de naam Adek schreef hij artikelen voor verschillende linkse bladen. Hij stond ook in contact met leiders van de gepolitiseerde arbeidersbeweging in Suriname aan het begin van de jaren dertig.

Anton de Kom met zijn gezin

Eind 1932 vertrok De Kom naar Suriname met zijn vier kinderen tellende gezin. Zijn terugkeer wekte sensatie die voor een niet gering deel was toe te schrijven aan de strenge maatregelen die tegen hem genomen werden. Hij werd namelijk door Nederland en de koloniale autoriteiten in Suriname vanwege zijn linkse imago beschouwd als een potentieel gevaar voor de orde en rust in de kolonie. Bij zijn aankomst werd hij opgewacht door een grote politiemacht. De woning waarin hij vertoefde werd continu bewaakt en hij kon geen voet verzetten zonder dat enkele politieagenten hem volgden. Het werd hem verboden lezingen te houden. Hierop reageerde hij met het openen van een advies- en informatiebureau dat bezocht werd door veel personen uit de onderklasse van de Surinaamse samenleving. Velen van hen zagen in hem een Zwarte Messias. Vanwege de grote toeloop naar dit adviesbureau greep het Koloniaal Bestuur in. Op 31 januari 1933 werd De Kom gearresteerd wegens ‘poging tot misdrijf tegen de veiligheid van de staat’. Het bericht ging als een lopend vuurtje door de stad. Duizenden arbeiders uit de verschillende bevolkingsgroepen stroomden de stad binnen en eisten zijn vrijlating. Bij die acties begin februari vielen twee doden en 23 gewonden. Na ruim drie maanden in gevangenschap (10 mei 1933) werd De Kom zonder proces met zijn gezin naar Nederland gedeporteerd.

Door de grote werkloosheid en vanwege zijn radicale imago kon hij echter geen werk vinden in Nederland. Hij belandde in de steun. Intussen bleef hij schrijven. Behalve stukken voor de communistische pers schreef De Kom gedichten die postuum zouden worden uitgegeven. Eind 1939 werd Anton de Kom – tegen zijn zin – enkele maanden opgenomen in een psychiatrische kliniek. Hij was overspannen en door zijn echtgenote opgegeven voor gedwongen opname. Over zijn verblijf in de psychiatrische inrichting schreef de schrijfster Karin Amatmoekrim de roman De man van veel  (2013) waarin zij De Kom als romanpersonage opnieuw tot leven brengt en hem in zijn kwetsbaarheid laat zien. Tijdens de Duitse bezetting van Nederland was De Kom actief in het verzet.

Wij slaven van Suriname

In Nederland voltooide De Kom in 1934 zijn Wij slaven van Suriname. De Nederlandse Centrale Inlichtingen Dienst (CID) heeft nog geprobeerd de publicatie te voorkomen omdat de Nederlandse regering vreesde voor negatieve gevolgen in Suriname als het boek zou verschijnen. Dit boek is opgebouwd uit drie delen: het tijdperk der slavernij, het tijdperk der ‘vrijheid’ en De Koms weerzien met en afscheid van Suriname. Voor het tijdperk van de slavernij verrichtte De Kom geen origineel bronnenonderzoek. Hij baseerde zich hoofdzakelijk op een aantal bekende naslagwerken over Suriname en deels ook op verhalen van zijn grootmoeder die de slavernij nog had meegemaakt. In dit eerste deel trekt De Kom fel van leer tegen het koloniale geschiedenisonderwijs in Suriname dat in het teken stond van de heldendaden van Piet Hein, Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp. Het koloniaal onderwijssysteem bewees volgens De Kom zijn nut: er was volgens hem geen beter middel om het minderwaardigheidsgevoel bij een ‘ras’ aan te kweken dan dit geschiedenisonderwijs waarbij uitsluitend de zonen van een ander volk worden genoemd en geprezen. Het had lang geduurd voordat De Kom, zoals hij in dit deel beschrijft, zich geheel van de obsessie had bevrijd dat een ‘neger’ altijd en onvoorwaardelijk de mindere moest zijn van een blanke. In het tweede deel beschrijft De Kom de proletarisering van de voormalige slaven en de (ex-)contractarbeiders. De Kom was zijn tijd ver vooruit door ook oog te hebben voor Hindostanen en Javanen. Zijn hoogste ideaal was eenheid en samenwerking tussen de arme Creolen, Hindostanen en Javanen. Hij roept op tot proletarische eenheid. Hierover schrijft hij:

‘Misschien zal ik er in slagen iets van die ver­deeld­heid uit de weg te ruimen die de zwakte was dezer gekleurden, misschien zal het niet geheel onmogelijk zijn om negers en Hindostani, Javanen en Indianen te doen verstaan hoe slechts de solidariteit alle zonen van moeder Sranang kan verenigen in hun strijd voor een menswaardig leven’.

Zelfbewustzijn en zelfrespect

De betekenis van Wij slaven van Suriname ligt in een uitvoerige beschrijving van de Surinaamse geschiedenis gezien door de ogen van een revolutionair. Hij maakt duidelijk dat de slavernij, hoewel in 1863 officieel afgeschaft, vanwege de ellendige omstandigheden waaronder de lagere klassen leefden, tot het begin van de jaren dertig van de twintigste eeuw feitelijk nog voortduurde.  Wij slaven van Suriname is een mengeling van een historische studie, egodocument en politiek manifest. In zijn geschiedschrijving combineerde De Kom een weergave van historische feiten met persoonlijke waardeoordelen die neerkomen op een felle aanklacht tegen het koloniaal systeem van uitbuiting. Door het heden te koppelen aan het verleden stijgt het boek ver uit boven de beschrijving van de harde historische feiten zodat het tot op de dag van vandaag de lezer raakt. Michiel van Kempen (Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur; Deel 1, Breda. 2003, p. 600-604) spreekt in dit verband van een tweeledig historisch boek: het gaat over de geschiedenis én is zelf van bijzondere historische betekenis.

Daarnaast is het belang van Wij slaven van Suriname dat het vanwege zijn radicale breuk met de koloniale penvoering een cesuur markeert in de ge­schied­schrijving over Suriname. Het was namelijk de eerste keer dat de Surinaamse geschiedenis werd geschreven vanuit het antikoloniale, radicale gezichtspunt van de onderdrukten. Hiermee is dit boek een soort ‘contrageschiedenis’ van Suriname die de ellendige belevenissen van de slaven, hun afstammelingen en (ex)contractarbeiders centraal stelt. Met dit boek wilde De Kom de Surinamer zijn trots teruggeven. Zwart zelfbewustzijn, zelfrespect, orga­ni­satie en proletarische eenheid zijn kernbegrippen in dit boek. De Kom richtte zich niet alleen tegen de economische en politieke aspecten van het kolonialisme, maar vooral ook tegen de psychologische dimensie ervan:

‘Geen volk kan tot volle wasdom komen dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft.
Daarom wil dit boek trachten het zelfrespect der Surinamers op te wekken’.

In 1936 verscheen van Wij slaven van Suriname een Duitse vertaling Wir Sklaven von Surinam en in 1981 in Cuba een Spaanse Nosotros, esclavos de Surinam. Een Engelse vertaling was eind jaren tachtig in voorbereiding en is om onduidelijke reden nimmer verschenen. In het voorjaar van 2021 zal Wij slaven van Suriname opnieuw in het Duits worden uitgebracht. De vertaalrechten zijn verkocht aan de Duitse uitgeverij Transit Verlag. Met Wij slaven van Suriname staat Anton de Kom aan het begin van een traditie van aanklachten tegen slavernij en kolonialisme in het Caraïbisch gebied. Door de taal­kundige kloof bleef hij echter een tamelijk onbekende schrijver en activist.

Oproerkraaier

De koloniale geschiedenis zou De Kom na 1934 doodzwijgen of hem hooguit aanduiden als een ‘oproerkraaier’. Niet verwonderlijk is dan ook de voorzichtige manier waarop Surinaamse nationalisten  in de jaren vijftig en zestig zouden omgaan met de persoon De Kom en zijn gedachtegoed. Hoewel zijn boek in deze kringen ijverig werd bestudeerd, zou, onder invloed van de Koude Oorlog, in het openbaar nimmer gerefereerd worden aan de persoon van Anton de Kom en zijn denkbeelden. De Koms activiteiten werden namelijk geassocieerd met het communisme en in die hoek wensten de  nationalisten niet gezet te worden. Wij slaven van Suriname werd in deze periode op de middelbare school in Suriname bestempeld (niet alleen door Nederlandse, ook door Surinaamse docenten) als ‘verderfelijke lectuur van een gevaarlijke communist’, die men maar beter niet kon lezen. De Leidse hoogleraar Rudolf van Lier heeft in de naoorlogse periode een groot stempel gedrukt op de beeldvorming over Anton de Kom en Wij slaven van Suriname. In Samenleving in een grensgebied  (1e druk 1949), dat lange tijd gold als hét standaardwerk over Suriname, schreef Van Lier dat het enige belang van dit boek was om de ‘pathetische gesteldheid en rancune’ van Surinamers uit de lagere klassen te leren kennen (3e druk 1977, p. 279). Van Lier schreef dit in een tijd toen de neo-koloniale mindset ook bij Surinaamse wetenschappers dominant was.

Herontdekking

Het zou tot 1971 duren voordat een herdruk verscheen. Tussen de 1e en de 2e druk verschenen verschillende roofdrukken. Het waren linkse Surinaamse studenten in Nederland die eind jaren zestig in De Kom een Surinaamse Che Guevara of Frantz Fanon zagen en die Wij slaven van Suriname herontdekten als manifest en inspiratiebron voor hun ontluikende politieke bewustzijn. Deze herontdekking viel samen met de linkse tijdgeest onder studenten in Nederland en elders in West-Europa in de tweede helft van de jaren zestig die zich kenmerkte door studentenrevoltes, demonstraties tegen de oorlog in Vietnam en protesten tegen de neokoloniale uitbuiting van de Derde Wereld. Mede als gevolg van deze herontdekking door Surinaamse studenten vond Wij slaven van Suriname na 1971 brede ingang onder een Surinaams en Nederlands lezerspubliek. In februari 2020 verscheen inmiddels de 16e editie.

De invloed was het duidelijkst op de generatie van vlak vóór de onafhankelijkheid van Suriname. Een grove annexatie van De Kom en zijn gedachtegoed was door de coupplegers onder aanvoering van Desi Bouterse in 1980. De ‘erkenning’ voor De Kom in Suriname volgde in 1983, toen de militaire regering, na de December­moorden in 1982 en het daaropvolgende internationale isolement, een nationalistische – en kortstondig een socialistische – koers ging varen. De militaire regering gaf aan het proces van natievorming hoge prioriteit en beschouwde De Kom als een pionier en voorloper van een Surinaams nationalisme en socialisme. Hiermee werd De Kom voor het militaire regime een icoon van het ‘revolutionaire’ Suriname. De tragiek van deze ideologische inlijving was echter dat De Kom postuum diende als banier voor een militair regime dat zich kenmerkte door moordpartijen, repressie en drugshandel. In oktober 1983 werd de universiteit van Suriname omgedoopt tot de Anton de Kom Universiteit (in de volksmond afgekort met ADEK). Zijn beeltenis verschijnt ook op in die jaren gedrukte Surinaamse bankbiljetten. Voor zijn voormalige woning in Paramaribo  staat een plaquette. Het huis zelf verkeert al lange tijd in verwaarloosde staat. De straat waar zijn geboortehuis staat is naar hem vernoemd (voorheen Pontewerfstraat).

Zoals eerder aangegeven was De Kom tijdens de bezettingsjaren in Nederland actief in het verzet . Hij werd hij op 7 augustus 1944 door de Duitsers gearresteerd, vervolgens getransporteerd naar het concentratiekamp Neuengamme en ten slotte naar Sandbostel waar hij omstreeks 24 april 1945 overleed. Zijn stoffelijke resten werden in 1960 bijgezet op de erebegraafplaats te Loenen. In maart 1982 kreeg De Kom postuum van de Nederlandse regering het Verzetsherdenkingskruis. In april 2004 werd het plein bij het stadsdeelkantoor Amsterdam Zuidoost (Bijlmer) omgedoopt tot het Anton de Komplein. 61 jaar na zijn dood, op 24 april 2006, werd eveneens in Amsterdam Zuidoost een bronzen standbeeld van hem onthuld.

Standbeeld van Anton de Kom in Amsterdam Zuidoost

Er was al direct veel kritiek op dit beeld. Het toont hem namelijk met ontbloot bovenlijf (bijna naakt) terwijl De Kom een uiterst fijn gevoel voor mode bezat (vilten hoed, fraai pak en opgetrokken kraag). Voor de (Nederlandse) kunstenares symboliseerde de naaktheid van het standbeeld De Koms eerlijkheid en kwets­baarheid, terwijl tegenstanders daarentegen zijn naaktheid zagen als een vernedering die reminiscenties opriep aan de slaventijd. De kunstenares Hedy Tjin schilderde in september 2020 op een muur in Amsterdam Zuidoost niet ver van ‘Poortje’ een portret van De Kom, wellicht als reactie op diens naakte standbeeld. Sinds 2007 organiseren het Verzetsmuseum Amsterdam en het dagblad Trouw jaarlijks de Anton de Kom-lezing. De lezing vraagt aandacht voor de strijd tegen intolerantie en discriminatie en voor de geschiedenis van minderheidsgroepen en hun positie in de Nederlandse samenleving.

De Kom als inspiratiebron

De Koms gedachtegoed blijft nog steeds velen inspireren en vormt een belangrijk oriëntatiepunt in het zoeken naar een eigen Surinaamse identiteit. In oktober 2015 hield Ernst Hirsch Balling, Nederlandse oud-minister van Justitie, de Anton de Kom-lezing (opgenomen in de bundel Tegen de stroom. Over mensen en ideeën die hoop geven in benarde tijden 2016). Daarbij zei hij over De Kom dat deze in de directe confrontatie met gewelddadig onrecht (het kolonialisme in Suriname en het nationaal-socialisme in Nederland) iets liet zien van echte universaliteit die verder reikt dan welke verschillen dan ook. De Koms opname in de geschiedeniscanon van Nederland kan worden beschouwd als een belangrijke erkenning van zijn strijd tegen kolonialisme, onder­drukking en onrecht in Suriname en in Nederland. Over het leven van Anton de Kom is inmiddels een speelfilm in voorbereiding door de Amsterdamse filmproducent Moving Dreams.

Verder lezen:

  • Themanummer OSO. 75 jaar Wij slaven van Suriname. De turbulente biografie van een boek. 2010, jrg. 29, nr. 1 (193 pp.). Digitaal te raadplegen dbnl.nl > Oso
  • R. Woortman & A. Boots, Anton de Kom. Biografie. Amsterdam 2009: uitgeverij Contact (546 pp.)
  • Karin Amatmoekrim, De man van veel. Amsterdam 2013: Prometheus
  • Anton de Kom, Wij slaven van Suriname, Amsterdam 2020: uitgeverij Atlas Contact (16e druk). Met een voorwoord van Tessa Leuwsha, Duco van Oostrum en Mitchell Esajas.

Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.

Meer
  • Published in BIBLIOTHEEK, Suriname
Geen Reacties

Clemens Ramkisoen Biswamitre: een cross-over persoonlijkheid en eerste Hindostaanse advocaat – Prof. Chan E.S. Choenni

dinsdag, 08 september 2020 by Redactie Hindorama

Prof. Chan E.S. Choenni
(emiritus hoogleraar)

Er zijn weinig politici die in het politieke krachtenveld van Suriname van vóór de onafhankelijkheid in 1975 in staat waren een cross-overpositie in te nemen, door over de grenzen van de etnisch geprofileerde politieke cultuur heen politiek te bedrijven en het nationale belang boven de belangen van de eigen (etnische) groep te stellen. Clemens Ramkisoen Biswamitre (1897-1980) verwierf deze reputatie. Vriend en vijand zagen hem als een politicus die consequent de integratie van de verschillende bevolkingsgroepen hoog in het vaandel voerde. Biswamitre had niet alleen een ‘cross-overpersoonlijkheid’, maar was tevens zeer gezaghebbend, integer en intellectueel. Ondanks deze kwaliteiten en reputatie is hij niet uitgegroeid tot een onder het gewone volk populaire politicus of leider van een politieke partij of stroming. Hij bekleedde evenmin een belangrijke politiek-bestuurlijke functie. Wel was hij in 1969 voor een korte periode voorzitter van de Staten van Suriname.
In dit artikel staan de volgende vragen centraal: hoe ontwikkelde Biswamitre zich tot een politicus met een cross-overpersoonlijkheid en waarom verwierf hij desalniettemin niet de positie van leider van een partij of politieke stroming? De opbouw van deze bijdrage is als volgt. Allereerst bespreek ik Biswamitres jeugd en opleiding, die bepalend zijn geweest voor zijn persoonlijkheid. Daarna komen een karakterschets en zijn politieke loopbaan aan de orde. Vervolgens worden zijn opvattingen beschouwd. Ook Biswamitres verdiensten voor de Surinaamse samenleving worden gememoreerd. Ten slotte wordt gepoogd een verklaring te geven voor het feit dat hij geen leider van een politieke partij of stroming is geworden.

Jeugd
Clemens Ramkisoen Biswamitre werd geboren op 25 december 1897 in het district Nickerie. Zijn ouders waren contractarbeiders uit Brits-Indië met een hindoeachtergrond. Hij was het vierde kind. Om goed onderwijs te kunnen volgen, werd Biswamitre op tienjarige leeftijd rooms-katholiek. Bij de missie in Nickerie was hij opgevallen door zijn intelligentie en ijver. De priesters stuurden hem voor verdere scholing naar Paramaribo. Zijn overgang van het hindoeïsme naar het christendom is binnen de familie niet zonder discussie verlopen. Maar met name zijn moeder vond dat haar zoon gezien zijn ontluikende intelligentie liever christen kon worden om een betere toekomst te verwerven. Aan het begin van de twintigste eeuw was het belijden van het christendom in Suriname welhaast de enige kans op goed onderwijs. Ramkisoen Biswamitre kreeg de christelijke naam Clemens. Toen aan het begin van die eeuw familienamen in Suriname officieel werden ingevoerd voor contractarbeiders en hun nakomelingen koos hij Biswamitre als zijn officiële familienaam.
Zijn toetreding tot het christendom impliceerde voor Biswamitre overigens geen breuk met zijn hindoeïstische achtergrond. In zijn ouderlijk huis werden hindoediensten gehouden en zong men mantra’s en liederen. Biswamitre kon de teksten gemakkelijk onthouden. Zo raakte hij goed ingevoerd in het hindoeïsme. Zijn hindoeleermeester, pandit Ramharak, bracht hem interesse bij voor de hindoelevenswijze, die idealiter is gestoeld op soberheid en dienstbaarheid. Pandit Ramharak was onder meer begeleider van de contractarbeiders op de naar India terugkerende schepen (Mitrasing 1978: 4). Hij heeft de leergierige jongeman Biswamitre ook kennis over het Hindi bijgebracht. Hij had graag gewild dat Biswamitre pandit zou zijn geworden.

Cross-overpersoonlijkheid
De dubbele religieuze oriëntatie van Biswamitre en zijn volwassenwording in Paramaribo in het begin van de twintigste eeuw zijn van grote invloed geweest op zijn ontwikkeling tot een persoon met een cross-overpersoonlijkheid in de multi-etnische Surinaamse samenleving. Ook zijn huwelijk is in dit verband van groot belang. In 1925 trouwde Biswamitre met de uit een voorname, lichtgekleurde Creoolse familie afkomstige Josephine Caprino. Het huwelijk van een zoon uit een Hindostaans contractarbeidersgezin met iemand die behoorde tot de gegoede Creoolse kring was in die tijd uitzonderlijk.
Biswamitre groeide op in een periode waarin veel Hindostanen nog contractarbeiders waren. Vanwege hun werk op de plantages werden zij door de rest van de samenleving vaak als minderwaardig beschouwd en niet gerekend tot de eigenlijke bevolking van Suriname. Biswamitre richtte zich van meet af aan niet alleen op de verheffing van de Hindostanen, hun acceptatie als Surinaams staatsburger en hun integratie in de brede Surinaamse samenleving, maar ook op de integratie van de verschillende bevolkingsgroepen. Hij pleitte voor harmonie tussen en gelijkwaardigheid van de verschillende groepen en wilde de burgers van Suriname smeden tot één volk. In die zin was hij voorstander van de assimilatie van Hindostanen in de Surinaamse samenleving. Assimilatie hield toentertijd in dat van bestuurswege al het mogelijke werd gedaan om het gehele Surinaamse volk samen te smelten tot één ongedeelde taal- en cultuurgemeenschap, met één rechtsbedeling, tot in zaken van het huwelijks- en erfrecht toe.

Opleiding
Hoewel aanvankelijk opgeleid tot kleermaker, sprak het beroep van onderwijzer meer tot de verbeelding. In 1916 behaalde Biswamitre als eerste Hindostaan de vierde rang van de onderwijzersakte (hulponderwijzer) en in 1922 de hoofdakte (eerste rang onderwijzersakte). Tot 1927 was hij, net als alle Hindostaanse contractarbeiders en hun nakomelingen, geen Nederlands onderdaan. Pas in 1927 werd hij tot Nederlander genaturaliseerd (Marshall 2003: 56).
In 1929 vertrok Biswamitre voor studie naar Nederland, waar hij in 1930 het diploma MO-Staatsinrichting behaalde. Hij studeerde ook op eigen houtje om praktizijn te worden. Hoewel de examinator A.C.J.M. Alberga hem in eerste instantie had afgeraden aan deze studie te beginnen – er zouden al genoeg praktizijns in Suriname zijn – gaf hij niet op. In 1933 slaagde hij glansrijk voor zijn praktizijnsexamen. Biswamitre werd niet alleen de eerste Hindostaanse intellectueel, maar ook de eerste Hindostaanse politicus die al in de jaren dertig van de twintigste eeuw een cross-overpositie zou innemen in de Surinaamse politieke arena.

Palace Hotel in Paramaribo

Karakterschets en reputatie
Biswamitre was in tegenstelling tot veel Surinaamse voormannen geen flamboyante verschijning. Hij was een ernstig persoon, erudiet, ijverig, afstandelijk, bescheiden en ietwat gesloten. Door zijn wetenschappelijke en filosofische instelling was hij nogal introvert en hij had weinig vrienden. Hij was een statig man die meer schreed dan liep. In de jaren dertig was Biswamitre een voorbeeldfiguur voor jongemannen. Hij had zijn kantoor als praktizijn naast het toenmalige Palacehotel, vlakbij het Hof van Justitie in het centrum van Paramaribo. Hoewel hij te boek stond als ijverig en productief, zat hij regelmatig, vooral tijdens de hete uren van de dag, gedompeld in halfslaap achter zijn bureau. Hij verdedigde dat met de stelling dat een mens ook goed moet rusten na gedane arbeid.
Biswamitre was populairder bij de hoger opgeleiden dan bij het gewone volk. Hij werd alom gerespecteerd om zijn onafhankelijke opstelling en oprechtheid. Volgens de voormalige voorzitter van de Staten van Suriname, Emile Wijntuin, bezat Biswamitre een bijzondere uitstraling. Als hij ergens kwam, had het aanwezige publiek het gevoel ‘het gezag komt binnen’. Biswamitre combineerde een gematigde opstelling met een groot gevoel voor recht en rechtvaardigheid. In zaken van schending van individuele rechten of, breder gesteld, mensenrechten, nam hij een zeer principieel standpunt in. In verschillende artikelen, publicaties en interviews komen deze kenmerken terug. Zo had Biswamitre al op jonge leeftijd in het dagblad De West onder pseudoniem een schrijven gericht tegen het barbaarse optreden van districtscommissaris J. Boonacker van het district Saramacca, die zijn ondergeschikten zelfs fysiek zou aftuigen. Ook tegen de toenmalige geduchte examinatoren in het vak rekenen, zoals J.H.J. Polanen en A.M.F. Oostburg, bij wie meer leerlingen zakten dan slaagden voor hun examens, kwam hij in het geweer. In het blad De Vrije Stem van 7 juli 1962 werd Biswamitre gekarakteriseerd als ‘eerlijk, rustig en altijd rationeel pogend langs de weg van een beargumenteerde redenering te komen tot de verdediging van zijn standpunten en de oplossing van problemen’.
Op grond van zijn handel en wandel meent de voormalige Surinaamse premier Jules Sedney dat Biswamitre weliswaar van landaard Hindostaan was, maar in sociocultureel opzicht Creool (Sedney 1997: 17). Hoewel hij destijds in Suriname als Hindostaan niet op belangrijke posities terechtkwam, zoals op basis van zijn achtergrond wel verwacht had mogen worden, blijft het opvallend dat hij in zijn stukken nooit heeft gerept over achterstelling. Waarschijnlijk hangt dit samen met zijn gematigde houding. De Hindostaanse vereniging Bharat Oeday klaagde immers in 1939 dat ‘voor Hindostanen onze rasgenoten als Biswamitre, Sukul, Hajari, Sovan en Hirasing betere posities kunnen zijn weggelegd in verband met hun intellect’ (geciteerd in Gobardhan-Rambocus 2001: 353).

Politieke loopbaan
In 1930 werd Biswamitre gekandideerd en gekozen tot lid van de Koloniale Staten van Suriname. Dat hij als Hindostaan werd gekozen op basis van het censuskiesrecht door een overwegend Creools kiezerskorps illustreert dat hij bekwaam werd geacht en gezien werd als een politicus die boven de etnische belangen stond, dus een cross-overpositie innam (Mitrasing 1998: 23). Hij ontpopte zich als een kundig Statenlid. Zijn collega J. Kraan noemde hem de ‘ster’ in de Koloniale Staten. Biswamitre had zitting in vele ambtelijke commissies en raden. In 1936 werd hij herkozen. Zijn tweede termijn in de Koloniale Staten diende hij tot 1942. Omdat hij zich nogal nauwkeurig uitdrukte in woord en geschrift vonden sommigen hem langdradig. Districtscommissaris Hagens had zelfs de term ‘steriel gebiswamitre’ verzonnen voor lange vertogen tijdens zittingen van de Koloniale Staten. Niettemin werd Biswamitre vaak geciteerd, zowel in de Staten als in kranten en artikelen. Na zijn aftreden als Statenlid werd hij lid van de Raad van Advies, een adviescollege van de Surinaamse overheid. Tussen 1937 en 1947 was hij chef de bureau op het ministerie van Landbouw en Economische Zaken. In 1947 werd hij directeur van het door hemzelf opgerichte Bureau voor de Statistiek.
Net als vele vooraanstaande Surinamers kon zelfs de aimabele Biswamitre niet goed overweg met de autoritaire gouverneur J.C. Kielstra (1933-1944), die vanwege zijn bijzondere betrokkenheid bij de Aziatische bevolkingsgroepen in conflict kwam met de neokoloniale Creoolse stedelijke elite in de Koloniale Staten. Kielstra’s opvolger, gouverneur J.C. Brons, had echter veel waardering voor de kwaliteiten van Biswamitre. Brons bood hem in 1948 de mogelijkheid zich verder te bekwamen in het staatsrecht, waarop Biswamitre naar Nederland vertrok. Van 1948 tot 1951 werkte hij daar voor de Radio Nederland Wereldomroep. Hij verzorgde programma’s voor en over India.
Na zijn terugkeer in Suriname, in 1951, werd Biswamitre advocaat en actief in de Surinaamse politiek. Als katholiek sloot hij zich aan bij de in 1946 opgerichte katholieke politieke partij de PSV. In 1955 vormde de PSV samen met onder meer de sociaaldemocratische partij SDP onder leiding van dagbladuitgever David Findlay het zogeheten Eenheidsfront. Deze politieke combinatie was de tegenpool van de Creoolse volkspartij de NPS, die gaandeweg onder leiding kwam van de populaire politicus Jopie Pengel. Het Eenheidsfront, dat grotendeels de Surinaamse middenklasse vertegenwoordigde, won in 1955 in Paramaribo nipt de verkiezingen van de NPS volgens het principe the winner takes it all. Het Eenheidsfront vormde een kabinet en Biswamitre werd tijdens deze regeerperiode van 1955 tot 1958 fractievoorzitter. In die tijd leidde hij ook een parlementaire delegatie naar Nederland (Sedney 1977: 26). Met de nodige tact gaf hij leiding aan de partij, die te lijden had aan onderlinge ruzies en daaruit voortkomende splitsingen. Bovendien was de oppositie van de zijde van de Creoolse NPS en de Hindostaanse VHP nogal fel (Dew 1978: 114-115).
In 1958 verloor het Eenheidsfront de verkiezingen van de NPS en de VHP, die een verbond aangingen. Biswamitre kwam niet terug in de Staten. Typerend voor zijn rationele en bestuurlijke opstelling was dat hij het niet zozeer jammer vond dat zijn partij de verkiezingen had verloren, maar dat het inhoudelijke programma en de door het Eenheidsfront opgestelde richtlijnen voor de ontwikkeling van Suriname niet werden gecontinueerd door de nieuwe regering (Dew 1978: 121-122).
Vanaf 1958 tot 1967 domineerden de NPS en de VHP de Surinaamse politiek. Cliëntelisme en politieke patronage bepaalden sindsdien de politieke cultuur. Biswamitre keurde de benoeming van vaak incompetente lieden in het uitdijende overheidsapparaat sterk af. Hij verdween van het politieke toneel omdat zijn partij weinig zetels behaalde tijdens de verkiezingen van 1958 en 1963. In deze periode bleef hij wel invloedrijk als politiek commentator van het dagblad De West.
Als democraat ontpopte hij zich vooral als tegenstander van de autoritaire regeerstijl van NPS-leider Pengel, die in 1963 minister-president werd en tevens minister van Financiën en van Algemene Zaken. Biswamitre verzette zich tegen holle retoriek en pleitte voor een inhoudelijke politiek. Zo merkte hij in 1965, bij de oprichting van de overheidsradiozender SRS, fijntjes op:

Premier Pengel vond dat de stem van Suriname buiten de grenzen van Suriname moest worden gehoord, maar de bedoeling is dat de stem van Suriname niet alleen tot over de watervallen wordt gehoord, maar ook in het Caribisch gebied en Zuid Amerika, zelfs in West Europa, inzonderheid in Nederland. Wat die stem aan de wereld te vertellen heeft, werd niet vermeld (geciteerd in Breeveld 2000: 246).

August Biswamitre (r), hij was minister van Arbeid en Sociale Zaken (zakenkabinet 1969)

In 1967 maakte Biswamitre een overstap naar de SDP. Wellicht hing dit samen met zijn relatie met Findlay, de politieke leider van die partij en tevens uitgever van De West. In 1967 werd Biswamitre voor de SDP gekozen tot Statenlid. In 1968 was hij lid van de delegatie van de Eerste Internationale Conferentie voor de Rechten van de Mens in Teheran. Hij heeft in die hoedanigheid onder meer ook India bezocht.
Biswamitres lidmaatschap van de SDP was echter van korte duur. In de politiek turbulente periode van 1969, toen massale stakingen van het lerarenkorps regen de toenmalige regering van Pengel uitbraken, liep Biswamitre als Statenlid van de regerende SDP over naar de oppositie. Hij veroorzaakte hierdoor mede de val van de regering. Behalve onvrede over het dictatoriale optreden van Pengel zou volgens Sedney (1997: 74-75) zijn overstap naar de oppositie zijn geschied op aandrang van zijn zoon (August), destijds voorzitter van een vakbond voor hogere ambtenaren en grote tegenspeler van Pengel.
Na de val van het kabinet-Pengel trad een zakenkabinet aan. In deze regeerperiode fungeerde Biswamitre van 1 augustus tot 11 november 1969 als voorzitter van de Staten van Suriname.

Opvattingen
Over de opvattingen en het functioneren van Biswamitre in de politieke arena van Suriname bestaat geen duidelijk beeld. Dit heeft ook te maken met zijn genuanceerde en gematigde opstelling en zijn publicaties, die de consensus in de samenleving verwoordden (Marshall 2003: 55-57). Biswamitre was een democraat, voorstander van evenredige vertegenwoordiging bij verkiezingen en vooral sterk gekant tegen oligarchieën. Met name in de jaren dertig en veertig heeft Biswamitre een invloedrijke rol gespeeld, niet alleen als lid van de Koloniale Staten, maar ook als pleitbezorger van de werklozen. Zo was hij in oktober 1931 tijdens een grote massameeting tegen werkloosheid samen met de linkse volkshelden Louis Doedel en Anton de Kom een van de voormannen van de protestbeweging tegen het Koloniaal Bestuur. Het protest mondde uit in ongeregeldheden, waarbij één dode en twee gewonden vielen. De toenmalige gouverneur A.A.L. Rutgers meende dat er sprake was van communistische infiltratie in Suriname (Ramsoedh 1990: 32). Opmerkelijk is dat de toenmalige procureur-generaal Biswamitre bestempelde als ‘een demagoog van hetzelfde kaliber als Theo de Sanders, Wolff, Doedel’ (Scholtens 1986: 154). Biswamitre toonde echter begrip voor de in nood verkerende bevolking en haar streven om door middel van organisatie en protest iets te doen aan de grote werkloosheid en armoede die heerste in Suriname. Hij wilde ook bewerkstelligen dat Hindostanen en Javanen zich voelden en werden beschouwd als echte Surinamers.
Ook in kwesties over Hindostanen en hun religieuze beleving stelde Biswamitre zich gematigd en onpartijdig op. Hij fungeerde als adviseur van het Koloniaal Bestuur en de Nederlandse regering. In de jaren dertig leidde bijvoorbeeld het slachten van runderen door moslims en varkens door hindoes tot ongeregeldheden en polarisatie. Op instigatie van Biswamitre voerde de overheid de regeling in dat voor het slachten van een rund of een varken in gebieden waar hindoes én moslims woonachtig waren een vergunning van de districtscommissaris vereist was.
Biswamitre was een criticus van het Koloniaal Bestuur met betrekking tot de koloniale politiek in de jaren dertig. Hij hekelde de bevoordeling en benoeming van Nederlandse ambtenaren met Indische bestuurservaring in het Surinaamse bestuursapparaat: de door gouverneur Kielstra gepropageerde politiek van ‘verindisching’ in Suriname, die een breuk betekende met de tot dan toe gevoerde assimilatiepolitiek. Kielstra’s beleid omschreef hij als een ‘vivisectie op de Surinaamse gemeenschap’ (Ramsoedh 1990: 122).
Een belangrijke controverse waarbij Biswamitre niet de meerderheid van de Hindostanen en Javanen achter zich kreeg, en evenmin het Koloniaal Bestuur, betrof de wetrelijke erkenning van gesloten hindoe- en moslimhuwelijken volgens de eigen adat, de zogeheten Aziatische huwelijkswetgeving. Biswamitre was samen met de Creools-stedelijke elite van oordeel dat voor de handhaving van het concordantiebeginsel in het recht geen bijzondere rechtsregels voor groepen nodig waren. Hij was dan ook tegenstander van de wettelijke erkenning van het religieus huwelijk van hindoes en moslims, zoals voorgesteld door Kielstra. Zijn mening was dat er zo ‘apartstelling’ zou plaatsvinden van hindoes en moslims, terwijl zij juist burgers van Suriname moesten worden. Volgens Biswamitre zou het resultaat daarvan zijn dat zij min of meer als vreemdelingen, en niet als Surinamers, zouden worden beschouwd en dat men dit als legitimatie zou gebruiken om hen van het politieke en sociale leven uit te sluiten. Volgens gouverneur Kielstra kwam het achterwege blijven van een wettelijke erkenning echter neer op discriminatie van Aziaten die volgens hun traditie trouwden. De meerderheid van hindoes en moslims vond de gelijkstelling, in casu erkenning van hun huwelijk, een gelijkberechtiging. In een publicatie uit 1935 getiteld Hoeveel rechtsstelsels? schreef Biswamitre: ‘[In] Suriname met een bevolking van verschillend ras moet het beginsel van unificatie van het recht worden gehuldigd.’ Op polemische wijze stelde hij: ‘Hoeveel rechtsstelsels? Het antwoord: Slechts één! In het belang der Surinaamsche gemeenschap en in dat der Hindostani’s en Indonesiërs alsook ter vermijding van enorme energieverspilling, dient de heerschende rechtseenheid gehandhaafd te blijven’ (Biswamitre 1935: 16).
Kielstra, die tegen de tot dan toe gevoerde Nederlandse assimilatiepolitiek was, voerde ondanks de tegenstand van de Surinaamse politieke elite gedurende de oorlogsjaren de wettelijke erkenning van het Aziatische huwelijk in (zie Ramsoedh 1990: 122-133). Biswamitre betoogde – waarschijnlijk ten onrechte – dat de Aziatische huwelijkswetgeving weinig steun had van de meerderheid van de Hindostanen, maar alleen van voormannen die subsidies wilden voor hun religieuze organisaties (Dew 1978: 46).
Deze kwestie rond de Aziatische huwelijkswetgeving is een van de weinige onderwerpen waarbij Biswamitres standpunt afweek van dat van de meerderheid van de Hindostanen. Desalniettemin is hij vanwege zijn gezag en verdiensten binnen de Hindostaanse gemeenschap een gerespecteerd persoon gebleven. Ook op het punt van lijkverbranding had hij een eigen mening. In tegenstelling tot veel (christelijke) Creoolse politici in de jaren vijftig en zestig was hij voorstander van een wettelijke regeling voor lijkverbranding. Dit werd echter pas in 1968, door de regering van Pengel, toegestaan. Tot dan konden hindoes hun doden alleen maar begraven.
Biswamitres politieke betrokkenheid bij de staatkundige positie van Suriname verdient speciale aandacht. In 1946 dreigden de Hindostaanse en de Javaanse groep – samen bijna de helft van de Surinaamse bevolking – buitenspel gezet te worden tijdens besprekingen in Nederland over de staatkundige toekomst van Suriname. Biswamitre kwam in het geweer tegen het negeren van de Aziatische groepen bij de besluitvorming. In mei 1946 richtte hij de Hindostaans-Javaanse Centrale Raad (HJCR) op, waarvan hijzelf voorzitter werd en Jagernath Lachmon secretaris.
Laatstgenoemde werd daarna binnen enkele jaren de dominerende leider van de Hindostaanse bevolkingsgroep. Onder druk van de HJCR werd Biswamitre alsnog opgenomen in de delegatie naar de Ronde Tafel Conferentie (RTC) in Nederland.
Biswamitre stelde zich altijd kritisch op tegenover degenen die naar macht streefden en een snelle onafhankelijkheid van Suriname wilden bewerkstelligen. Hij toonde zich een voorstander van een geleidelijke verandering van de staatsrechtelijke verhoudingen. De bevolking moest eerst worden opgevoed tot zelfwerkzaamheid en zelfstandigheid. Hij was dan ook tegen het autonomiestreven van de verwesterde stedelijke elite, die geen rekening hield met de Aziatische bevolkingsgroepen (Ramsoedh 1990: 186).
Bij de aanloop naar de eerste algemene verkiezingen in Suriname, in 1949, nam Biswamitre volop deel aan de discussie over de staatsrechtelijke toekomst van het land. Hij kritiseerde sommige woordvoerders, die wel voor autonomie waren maar tegen algemeen kiesrecht. Hij stelde onder meer:

De politieke strijd is ontbrand! Gij voelt uwe burgerrechten bedreigd […] sommigen schreeuwen om baas in eigen huis te worden. Wij willen ook baas in eigen huis zijn. Maar wij vragen hier toch. Wat wilt gij eigenlijk? Een paleis voor u zelf en een gevangenis voor de bevolking. Autonomie zonder behoorlijke volksinvloed op het landsbestuur kan ontaarden in oligarchie. In een tyrannie dat tot knechting van het volk leidt. Het huis waarin wij baas willen zijn, zal door alle burgers samen worden gebouwd en gestoffeerd. Gezamenlijk zullen zij daarin de baas zijn.

Clemens Ramkisoen Biswamitre

Stond Biswamitre in cultureel opzicht dichter bij de Creoolse groep, in politiek opzicht verschilde hij op een aantal belangrijke punten van mening met het in de protestantse NPS verenigde Creoolse establishment. Reeds eind jaren veertig pleitte hij voor een evenredige vertegenwoordiging in plaats van het principe van the winner takes it all en het districtenstelsel, dat bepaalde bevolkingsgroepen (Hindostanen en Javanen) en gebieden (districten met een overwegend Hindostaanse en/of Javaanse bevolking) benadeelde. In 1949 werd een tweeslachtig stelsel van evenredigheid en een nieuw districtenstelsel ingevoerd. Al in de jaren dertig kwam Biswamitre op voor de gelijkberechtiging van vrouwen (Biswamitre 1935: 7) en in 1948 pleitte hij voor het algemeen kiesrecht voor mannen én vrouwen. Hoewel Biswamitre geen tegenstander was van onafhankelijkheid, was hij wel, zoals gezegd, tegen een snelle onafhankelijkheid van Suriname, een opvatting die per saldo niet verschilde van die van VHP-leider Lachmon. De RTC van 1961 noemde Biswamitre een ‘kostbare tragicomedie’ (geciteerd in Meel 1999: 37). Volgens hem diende ‘de politieke beschaving in Suriname op een hoger peil te worden gebracht, pas daarna zou naar uitbreiding van de autonomie van Suriname kunnen worden gestreefd’ (Meel 1999: 169-170). Een publicatie van Biswamitres hand uit 1969 droeg als ondertitel ‘Nationale onafhankelijkheid is een natuurlijk verlangen van elke gezonde menselijke samenleving’ (Vijay, november 1969). Hij waarschuwde dat de fundamentele rechten en vrijheden niet in gevaar mochten komen. De Universele verklaring van de rechten van de mens vormde voor hem een belangrijk uitgangspunt. Volgens Marshall (2003: 57) kan Biswamitre dan ook met recht de fakkeldrager van mensenrechten in Suriname worden genoemd.
Biswamitre voelde zich als cross-overpoliticus steeds minder thuis in het etnisch gepolariseerde politieke klimaat aan het einde van de jaren zestig. Na 1967, en vooral na 1969, werd de latente politieke polarisatie tussen Hindostanen en Creolen manifester en de tot dusverre gevoerde verbroederingspolitiek ineffectief (Meel 1994: 641, 656-658). Door deze verscherping van de etnische tegenstellingen, die uitmondde in een verkiezingsstrijd tussen de VHP en de NPS en de aan hen gelieerde partijen, werden de SDP en PSV electoraal weggevaagd. In dat klimaat zag Biswamitre geen politieke rol meer voor zichzelf weggelegd. Mede vanwege zijn hoge leeftijd vestigde hij zich in 1973 – hij was toen 76 jaar – in Nederland.

Invloedrijk maar geen partijleider
Dat Biswamitre geen partijleider is geworden, heeft te maken met een aantal factoren. Hij had geen duidelijke politieke achterban, ook omdat hij zich in het etnisch gesegmenteerde Suriname nimmer heeft laten verleiden tot het voeren van een etnische politiek. Tot 1946 was hij een informele intellectuele en politieke leider van de Hindostaanse groep, maar met de opkomst van Lachmon was het gedaan met zijn leiderschap.
De relatie met lachmon was niet hartelijk en volgens ingewijden zelfs enigszins gebrouilleerd. Biswamitre zou enige aarzeling hebben gehad over de juridische kwaliteiten van Lachmon toen deze bij hem langskwam om advies voor zijn opleiding tot praktizijn. Vermeldenswaard is een kwestie uit de jaren zestig over grondbezit, die in de pers breed werd uitgemeten. Biswamitre en Lachmon stonden als advocaten tegenover elkaar. Lachmon verdedigde de grootgrondbezitter Paragh, terwijl Biswamitre het opnam voor de landbouwers van het Pad van Wanica. Biswamitre won deze zaak. Dat leverde hem veel aanzien op, maar nauwelijks een politieke achterban, wars als hij was van populisme en electoraal gewin.
Biswamitre had daarentegen wel een grote aanhang onder hoogopgeleide Creolen, met name van rooms-katholieke huize. Deze groep beschouwde hem echter meer als een opinieleider en intellectueel dan als een politicus. Zijn persoonlijkheid bracht met zich mee dat hij zich niet als volksleider profileerde. In de Surinaamse samenleving, in het bijzonder in de politiek, zijn extraversie, flexibiliteit en het hebben van netwerken belangrijk om populair en geliefd te zijn bij het volk. Personen met het karakter van Biswamitre zijn niet in staat zich in een dergelijke samenleving sterk te profileren.
Hij is bovendien moeilijk te plaatsen bij een bepaalde politieke stroming (Marshall 2003: 55-57). Dat Biswamitre aan het einde van de jaren vijftig en in de jaren zestig in politiek opzicht geen rol van betekenis meer speelde, hing tevens samen met het feit dat hij vooral werd gezien als een man van het establishment, voor wie na 1958 – met de opkomst van de populisten Pengel en Lachmon – geen plaats meer was. Zijn overstap naar de SDP in 1967 zal zeer zeker ook een negatieve rol hebben gespeeld bij het ontwikkelen van een herkenbaar politiek profiel. Bovenvermelde factoren verklaren mijns inziens waarom Biswamitre weliswaar alom gerespecteerd werd vanwege zijn kennis, kunde en wijsheid, maar tegelijkertijd niet de populaire politicus werd van het Surinaamse volk. Mede daardoor had hij niet veel politieke tegenstanders. In het parlement, waar ruzies en soms handgemeen voorkwamen, heeft Biswamitre zich altijd respectvol gedragen.
Vanuit politiek-ideologisch oogpunt waren de VHP en de NPS zijn tegenstanders. Anders dan de VHP benadrukte Biswamitre de culturele assimilatie van Hindostanen in Suriname. Hij was geen aanhanger van de door Lachmon gepropageerde verbroederingspolitiek, omdat volgens hem Hindostanen, Creolen en Javanen hun eigen zuilen bleven vormen. Biswamitre hekelde de NPS, omdat deze partij in zijn optiek minder gekwalificeerde volkscreolen benoemde in het overheidsapparaat. Als gewezen topambtenaar die kwaliteit en competentie hoog in het vaandel had staan, was hij een groot tegenstander van cliëntelisme en patronage. Dat hij geen minister werd – voor zover hij dat geambieerd zou hebben – heeft waarschijnlijk ook te maken met zijn principiële stellingname. Biswamitre liet zich niet paaien en ging niet snel een samenwerking aan met politieke tegenstanders, zoals gebruikelijk is in de Surinaamse politiek. Zo ging de SDP in 1967, tot ongenoegen van Biswamitre, een samenwerking aan met Pengel. Hij weigerde dan ook om naast zijn politieke leider Findlay te zitten in de Staten van Suriname (Dew 1978: 152). Biswamitre bleef kritisch tegenover de regering-Pengel en veroorzaakte, zoals eerder gesteld, mede de val van het kabinet in 1969. Volgens H. van Amersfoort was Biswamitre in 1963 waarschijnlijk benoemd tot eerste gouverneur van Surinaamse afkomst, ware het niet dat hij op dat moment al de leeftijd van 65 jaar had bereikt.

Verdiensten
Biswamitre heeft veel verdiensten gehad voor de Surinaamse samenleving. In deze bijdrage volsta ik met een kort resumé. In 1924 won hij de prijsvraag uitgeschreven door gouverneur A.J. Baron van Heemstra over de aanpassing van het onderwijs in Suriname aan de lokale omstandigheden. Hij ontving hiervoor zelfs felicitaties van de Nederlandse minister H. Colijn. Onder het pseudoniem Adja Inni (gesterkt door het vertrouwen) betoogde hij in het winnende artikel dat de volksopvoeding zodanig georganiseerd moest worden dat het grootste deel van de jongeren zijn bestaan in de landbouw zou kunnen vinden (Gobardhan-Rambocus 2001: 240).
Biswamitre bewoog zich ook op het vlak van culturele en politieke bewustwording. Naast zijn activiteiten in katholieke kring en voor het onderwijs was hij inspirator en voorzitter van twee belangrijke Hindostaanse organisaties. De organisatie Nau Yuga Ocday (De Nieuwe Eeuw), waarvan hij voorzitter was, werd in 1924 opgericht. Het was een progressieve culturele vereniging die vooral ijverde voor de acceptatie en integratie van de Hindostaanse groep (Ramsoedh 1990: 30). Biswamitre was ook voorzitter van de in 1943 opgerichte organisatie Djagaran (Ontwaakt), waarvan Lachmon de secretaris was. Djagaran streefde de verheffing en erkenning na van het culturele erfgoed van Hindostanen. De statuur van Biswamitre is ook af te leiden uit het feit dat hij in 1948 in Paramaribo de opening verrichtte van het warenhuis Kirpalani.
Biswamitre verwierf grote bekendheid via interviews op de radio en bij de schrijvende pers als opinieleider. In de jaren vijftig en zestig schreef hij regelmatig artikelen in De West. Hoewel hij geen academische opleiding had, publiceerde hij veel wetenschappelijke artikelen over met name juridische onderwerpen. Door zijn veelzijdigheid maakte hij echter geen school op een specifiek terrein. Hij was meer een jurist en publicist dan een politicus. Als onderwijzer maakte hij zich zeer geliefd bij zijn leerlingen. Velen consulteerden Biswamitre vaak pro deo vanwege zijn kennis en kunde. Hij heeft zich als raadgever en adviseur verdienstelijk gemaakt. Hij vervulde een ombudsmanfunctie in Suriname, met name wanneer het problemen met de overheid betrof. Bij zijn huis en kantoor was het een komen en gaan van personen uit alle lagen van de verschillende etnische groepen.
Op het terrein van het onderwijs heeft Biswamitre verschillende voorzieningen gerealiseerd. Zijn voorstel werd aangenomen om hulpleerkrachten – bekend als ongegradueerden/blotevoeters – aan te stellen en zo te voorzien in het tekort aan leerkrachten. Hij vond dat de districtskinderen niet slechts opgeleid moesten worden voor de landbouw. Die eenzijdige opleiding zou in zijn optiek hun achterstelling alleen maar vergroten.
Biswamitre steunde ook het voornemen van de verenigingen Arya Dewaker en Bharat Oeday om te komen tot de oprichting van eigen scholen. Hij meende dat het onbillijk was dat Hindostanen bij de uitvoering van hun plannen gedupeerd zouden worden ‘omdat de beschikbare middelen het niet gedogen aan die scholen subsidie te verlenen’ (geciteerd in Gobardhan-Rambocus 2001: 240).

Conclusies
De politieke loopbaan van Biswamitre heeft ups en downs gekend. Was hij in de jaren twintig, dertig en veertig invloedrijk, eind jaren vijftig en vooral in de jaren zestig kwam hij door de emancipatie van Hindostanen en volkscreolen, en de daarmee gepaard gaande etnische polarisatie, langzamerhand op een zijspoor terecht. Aan het einde van de jaren vijftig en in de jaren zestig werd hij beschouwd als representant van de lichtgekleurde Creoolse elite. Hierdoor kon hij als politicus met een cross-overpersoonlijkheid geen rol van betekenis meer spelen.
Een politieke cultuur waarbij populisme en anti-intellectualisme dominant zijn, bevorderen bepaald niet de selectie van onbaatzuchtige, daadkrachtige en competente politici als Biswamitre. Een in de jaren zestig verschenen cartoon in De Ware Tijd, waarin hij in een spagaat verkeert tussen het hindoeïsme en het rooms-katholicisme en tussen Ramkisoen en Clemens, met het nationale belang in het vizier, geeft goed aan in welke positie deze politicus terechtkwam. De worsteling met natievorming in het plurale Suriname tegenover etnische profilering en etnische belangenbehartiging is een politieke spagaat waarin Suriname zich nog steeds bevindt. Biswamitre had zowel persoonlijk als in de politieke praktijk deze worsteling meegemaakt. Zijn bijdragen aan de Hindostaanse emancipatie, het onderwijs, en de juridische en staatkundige ontwikkeling van Suriname zijn evident. Hij heeft niet de waardering gekregen die hij verdient. Vanwege zijn vele publicaties op juridisch gebied stelde De Ware Tijd in 2001 de vraag waarom er bijvoorbeeld geen rechtsinstituut is vernoemd naar Clemens Biswamitre.
Zijn verdiensten bleven in Nederland niet onopgemerkt. Hij ontving in 1970 in Suriname een koninklijke onderscheiding (Ridder in de Orde van Oranje-Nassau) uit handen van de toenmalige gouverneur Johan Ferrier. Na vestiging in Nederland hield Biswamitre zich verder grotendeels afzijdig van commentaren op de situatie in Suriname. In 1980 overleed hij op de leeftijd van 82 jaar. Conform zijn katholieke achtergrond en zijn hindoewortels werd hij na een requiemmis gecremeerd, een passend afscheid van een groot Surinamer met een cross-overpersoonlijkheid.

Literatuur

Azimullah, E., 1986
Jagernath Lachmon; Een politieke biografie. Paramaribo: Vaco.
Biswamitre, C.R., [1935] Hoeveel rechtsstelsels? Paramaribo: s.n.
Biswamitre, C.R., 1942
Democratie in onze samenleving. Paramaribo: Ebenhaëzer.
Biswamitre, C.R., 1960
Waak voor de vrijheid. Paramaribo: Stenang.
Biswamitre, C.R., 1969
‘Proeve van een onafhankelijkheidsverklaring van Suriname.’ Vijay, november.
Biswamitre, C.R., 1977
‘Hindostaans leven.’ In: A. Helman (red.), Cultureel mozaïek van Suriname. Zutphen: De Walburg Pers, pp. 205-226.
Breeveld, H., 2000
Jopie Pengel, 1916-1970; Leven en werk van een Surinaamse politicus. Amsterdam: Conserve.
Bruijning, C.F.A. & J. Voorhoeve (red.), 1977
Encyclopedie van Suriname. Amsterdam: Elsevier.
Dew, E., 1978
The difficult flowering of Surinam; Ethnicity and politics in a plural society. Den Haag: Martinus Nijhoff.
Gobardhan-Rambocus, L., 2001
Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang; Een taal- en onderwijsgeschiedenis van Suriname, 1651-1975. Zutphen: De Walburg Pers.
Marshall, E., 2003
Ontstaan en ontwikkeling van het Surinaams nationalisme; Natievorming als opgave. Delft: Eburon.
Meel, P., 1994
‘Verbroederingspolitiek en nationalisme; Het dekolonisatievraagstuk in de Surinaamse politiek.’ Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 109(4): 638-659.
Meel, P., 1999
Tussen autonomie en onafhankelijkheid; Nederlands-Surinaamse betrekkingen 1954-1961. Leiden: KITLV Uitgeverij.
Mitrasing, F.E.M., 1978
‘Clemens Ramkisoen Biswamitre.’ Aisa Samachar 4(3): 4-7.
Mitrasing, F.E.M., 1998
‘Politieke ontwikkeling.’ In: B. Mitrasing & M.S. Harpal (red.), Hindostanen; Van contractarbeiders tot Surinamers 1873-1998. Paramaribo: Stichting Hindostaanse Immigratie, pp. 1-15.
Ramsoedh, H., 1990
Suriname 1933-1944; Koloniale politiek en beleid onder gouverneur Kielstra. Delft: Eburon.
Scholtens, B., 1986
Opkomende arbeidersbeweging in Suriname; Doedel, Liesdek, De Sanders, De Kom en de werklozenonrust 1931-1933. Nijmegen: Masusa.
Sedney, J., 1977
De toekomst van ons verleden; Democratie, etniciteit en politieke machtsvorming in Suriname. Paramaribo: Vaco.

Eerder verschenen in OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26 (2007)

Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.

Meer
  • Published in BIBLIOTHEEK, Suriname
Geen Reacties

25 mei 2020: Chan Santokhi en lesson not learned – Hans Ramsoedh

woensdag, 26 augustus 2020 by Redactie Hindorama

Wo set’en [wij gaan orde op zaken stellen] was de leuze waarmee de VHP en haar leider Chan Santokhi de afgelopen verkiezingen in mei 2020 inging. Met deze leuze beloofde de VHP een eind te maken aan tien jaar wanbeleid van de regering-Bouterse: financieel-economische en morele chaos, corruptie, nepotisme en vriendjespolitiek. Met zijn meet-the-people– campagne wist Santokhi een groot deel van electoraat ervan te overtuigen dat zijn partij weer orde op zaken zal stellen. Het heeft deze partij geen windeieren gelegd. Met twintig zetels werd zij de grootste.
De regering-Santokhi/Brunswijk is nog geen twee maanden aan het bewind of er is al vanuit de samenleving heel veel kritiek op de vriendjespolitiek en het nepotisme van deze regering. Het VHP DNA-lid Reshma Mangre werd benoemd in de Raad van Commissarissen (RvC) van de Surinaamse Luchtvaartmaatschappij terwijl deze benoeming een conflict of interest met zich meebrengt. Na heftige kritiek vanuit de samenleving trok zij zich terug. Zij is een DNA-lid met een onderwijsachtergrond en oud-voorzitter van de onderwijsvakbond. Haar aanvankelijke bereidheid toe te treden tot de RVC van de SLM getuigde niet van moreel-ethisch handelen. Voorts kan worden gewezen op de handhaving van de NDP-ers Mike Nerkus als districtscommissaris van Paramaribo die een uiterst dubieuze rol heeft gespeeld bij de telling van de stemmen van het kiesdistrict Paramaribo en de benoeming van Andy Rusland (eveneens een NDP-er) die mocht aanblijven als President-Commissaris van Energiebedrijven Suriname (EBS). Deze twee laatste benoemingen zijn geschied op voordracht van Ronnie Brunswijk. Duidelijk is dat het aanblijven van Nerkus en Rusland is geschied op instigatie van de zakenman Dilip Sardjoe, de financierder van de NDP van Bouterse en bij de verkiezingen in mei 2020 eveneens de financierder van de ABOP van Brunswijk. Het betekent dat Brunswijk feitelijk de lange arm is van Sardjoe die met de financiering van verschillende politieke partijen zijn zakelijke belangen veilig wil stellen. Het is een raadsel waarom de president hiermee akkoord ging. Handhaving van NDP-ers op belangrijke posten is immers het paard van Troje binnenhalen.Naast deze voorvallen hebben we die nog bij Staatsolie waar Leo Brunswijk (broer van) is benoemd als President-Commissaris en Melissa Santokhi- Seenacherry (vrouw van) als lid van de Raad van Commisarissen (RvC). Het is alsof moreel-ethische principes ook onder de regering-Santokhi/Brunswijk van ondergeschikt belang zijn zoals dat het geval was bij de regering-Bouterse. Vanuit de VHP zijn er weinig kritische geluiden te horen over deze ontwikkelingen. Een uitzondering geldt in dit verband voor de energiedeskundige Viren Ajodhia van de VHP die aanvankelijk was benoemd als lid van de RvC van de EBS. Hij zag op moreel-ethische gronden echter af van zijn benoeming omdat hij Rusland een ordinaire dief vond die in Santo Boma [gevangenis] thuishoorde.
De verontwaardiging in de samenleving is dan ook groot op deze vriendjespolitiek. Op Starnieuws en in de Ware tijd hebben we de vele kritieken kunnen lezen: ‘Ontgoocheling, diepe teleurstelling, dat is niet wat aan het volk is beloofd, noch minder waarvoor Suriname op 25 mei heeft gekozen!’ vormen de teneur van deze kritieken.

Chan Santokhi op verkiezingscampagne bij de verkiezingen in mei 2020

Leiderschap en de aboma-brasa
Over deze kritieken wil ik het in deze bijdrage verder niet hebben. Die spreken namelijk voor zich en ik deel die kritieken. Waar ik het wél over wil hebben is leiderschap en dan explicieter gesteld, de afwezigheid van leiderschap bij Santokhi. De verkiezingen winnen is één ding, na de verkiezingsoverwinning leiderschap tonen is een andere kwestie. Over politiek leiderschap zijn kasten vol boeken geschreven. Ik volsta hier dan ook met een aantal algemene opmerkingen. Een goed politieke leider geeft sturing aan politieke en beleidsprocessen, communiceert hierover op een transparante manier en is zelf duidelijk ook zichtbaar. Een moreel-ethisch kompas is daarbij onontbeerlijk om keuzen te maken en het goede te doen. Een belangrijke les over succesvol leiderschap is dat het tijdelijk is en daarmee ook eindig. Het gaat daarbij ook niet om persoonlijke macht, maar om de taak of opdracht [Wo set’en] die een politieke leider te doen heeft. De vriendjespolitiek en het nepotisme van de afgelopen weken zijn in tegenspraak met de belofte van Wo set’en van Santokhi en de VHP vóór 25 mei 2020. Wat hebben we tot nu toe gezien van het leiderschap van Santokhi na de afgelopen verkiezingen op 25 mei jongstleden? De conclusie is: (nog) niet veel!
Als we kijken naar de uitkomst van de onderhandelingen tussen de VHP / ABOP-PL en de NPS over de politieke machtsdeling dan moeten we constateren dat Brunswijk het maximale in de wacht wist te slepen met onder meer het vicepresidentschap en het voorzitterschap van De Nationale Assemblée. Brunswijk liet zich eerst verkiezen tot voorzitter van het parlement en vervolgens een week later tot vice-president. Een stap die velen in de Surinaamse samenleving de wenkbrauwen deed fronzen. Nadat de ministersposten waren verdeeld kwam Brunswijk vervolgens daarop terug en eiste een ander ministerie. Brunswijk kreeg in alles zijn zin. Binnen zijn eigen partij rommelt het onder tussen vanwege diens nepotisme en dictatoriaal optreden.
We kunnen stellen dat de president tot nu toe nauwelijks leiderschap getoond heeft door bij bepaalde besluiten ongeacht de consequentie niet op de rem te trappen en tegen Brunswijk te zeggen: ‘over my dead body’. Het heeft er alle schijn van dat de president, zoals de woordkunstenaar Paul Middellijn in een van zijn video-filmpjes op Youtube het stelde, in een soort aboma-brasa [omhelzing door een boa] van Brunswijk terecht is gekomen.
Desi Bouterse deugde in geen enkel opzicht. Eén ding moeten we hem echter nageven: hij liet zich niet ringeloren door zijn coalitiepartners. Tijdens zijn eerste regeerperiode (2010-2015) maakte hij Brunswijk en Somohardjo als coalitiepartners duidelijk dat hun plaats binnen de coalitie niet naast hem was, maar achter hem. Het was Bouterse die voor de ABOP uitmaakte wie namens deze partij als vicepresident (Robert Ameerali) zou worden benoemd. Uiteindelijk waren Brunswijk en Somohardjo niet meer dan figuranten in de eerste regering-Bouterse. Niet dat ik hiermee de suggestie wil wekken dat Santokhi evenals Bouterse zijn coalitiepartners degradeert tot figuranten, maar ik wil slechts aangeven dat afwezigheid van zijn leiderschap op dit moment het ander uiterste is.

President Santokhi en vicepresident Brunswijk

Koning Chan
In haar column vergeleek hoofdredacteur Nita Ramcharan van Starnieuws (18/08/2020) de Surinaamse politiek met het schaakspel: Paard Bravo [Brunswijk] met een ‘agressieve speelstijl en die als een briezend paard te veel rare sprongen maakt’. En de speelstijl van ‘Koning Chan’? Weinig dominant, eerder onzichtbaar en een defensieve speelstijl. Hij zwijgt vooral.
Het siert president Santokhi dat hij bij zijn inaugurele rede refereerde aan de actievoerders zoals Curtis Hofwijks, Pakittow en anderen in hun verzet tegen het desastreuze beleid van de regering-Bouterse. Het is te hopen dat de president beseft dat een belangrijk deel van zijn verkiezingsoverwinning mede te danken is aan het zaad dat deze actievoerders in de Surinaamse samenleving hebben gezaaid waarvan hij voor een belangrijk deel heeft kunnen oogsten. Het betekent dat de president zich ervan bewust moet zijn dat het Surinaamse volk niet meer achterover zal leunen tot het weer fout gaat. In een interview met het dagblad Trouw (22 augustus) gaf Santokhi aan te willen gaan voor tien jaar. De Surinaamse kiezer heeft op 25 mei gestemd voor echte verandering en niet voor pur bruku, wer bruku [lood om oud ijzer]. Zo niet, dan wacht hem evenals dat het geval was met Bouterse een smadelijke aftocht en wellicht eerder dan 2025.

Organiseren van tegenspraak
Het is niet te laat om het tij te keren. Leiders zijn feilbare mensen met soms gedragingen die correctie behoeven. In de praktijk zien we al te vaak dat leiders adviseurs hebben die hun naar de mond praten om daarmee hun eigen positie of privileges veilig te stellen. Hierdoor is een van de gevolgen van macht dat leiders sterk in zichzelf gaan geloven. Een belangrijk aspect van goed leiderschap is dan ook het organiseren van kritiek en tegenspraak. Een leider voorkomt hiermee blunders, creëert draagvlak, gaat tunnelvisie tegen en het stimuleert hem om continu te blijven leren. Voor president Santokhi geldt: ontworstel je aan de aboma-brasa en grijp de regie voordat ontgoocheling en teleurstelling zich meester maken van grote delen van de Surinaamse bevolking. Harde saneringsmaatregelen zijn de komende periode onontkoombaar. Het genereren van steun voor deze pijnlijke maatregelen is alleen mogelijk bij moreel-ethisch leiderschap. Een potentiële adviseur voor de president wil ik in dit verband niet ongenoemd laten: de eerdergenoemde woordkunstenaar Paul Middellijn. Hij is een grote fan van Santokhi, riep zijn volgers op Youtube in mei op om op Santokhi te stemmen. Dagelijks plaatst hij 2-3 filmpjes op Youtube waarin hij de Surinaamse politieke ontwikkelingen kritisch doorneemt. Als president Santokhi vijf minuten per dag de moeite neemt om de filmpjes van Paul Middellijn te bekijken (Suriname Unite: Paramaribo groet u) dan heeft hij zijn tegenspraak al voor een belangrijk deel georganiseerd. Zoals Albert Einstein eens zei: ‘The only mistake in life is the lesson not learned’.

Foto’s: Ra1 Photography (Randjiv Sunderpersadlall)

Uw REACTIE kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.

Meer
  • Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Geen Reacties

De schrijver Albert Helman: een dwarsliggende indiaan – Hans Ramsoedh

woensdag, 12 augustus 2020 by Redactie Hindorama

Albert Helman

De schrijver Albert Helman, pseudoniem van Lou Lichtveld  (Paramaribo 7 november 1903 –  Amsterdam 10 juli 1996), heeft een indrukwekkende oeuvre nagelaten. Hij is een van de belangrijkste Surinamers (eigenlijk Nederlandse-Surinamer) van de twintigste eeuw, een van Surinames grootste schrijvers en de nestor van de Surinaamse literatuur. Hij is ook de trots van veel Surinamers en de laatste decennia voorafgaand aan zijn dood gold hij als het geweten van Suriname.

Kortgeleden las ik de slavernijroman De smeekbede (Amsterdam 2020: uitgeverij Orlando) geschreven door Lianne Damen. Deze roman handelt over het leven van de tot slaafgemaakte Dédé en haar meester Engelbert Kelderman op plantage Portorico aan de Surinamerivier. Ik moest terugdenken aan de roman De stille plantage van Helman uit 1931, de eerste Nederlandse roman met slavernij als thema. Deze roman handelt over een Hugenootse [protestantse] familie die aan het eind van de achttiende eeuw vanwege religieuze vervolging van Frankrijk naar Nederland vlucht en uiteindelijk in Suriname belandt. Hier wordt deze familie eigenaar van een plantage met slaven. De hoofdpersoon in deze roman wil in het Surinaamse oerwoud zijn dromen en geloof verwezenlijken: een rechtvaardige plantagesamenleving waar slaven humaan worden behandeld. Van deze idealen komt echter uiteindelijk weinig terecht. Gedesillusioneerd verlaat deze Hugenootse familie Suriname en het oerwoud neemt weer bezit van de plantage. De Stille plantage is geen aanklacht tegen slavernij maar handelt over het pijnlijke inzicht dat idealen niet altijd verwezenlijkt worden. Deze roman las ik circa vijfenveertig jaar geleden voor mijn leeslijst op de kweekschool. Na het lezen van De smeekbede besloot ik Helmans De Stille plantage te herlezen. Deze roman is inmiddels tig-keren herdrukt (de laatste herdruk was in 1997 als ik mij niet vergis) en ook in verschillende talen verschenen. Het gaat mij in deze bijdrage niet om een bespreking van beide boeken maar om de schrijver Albert Helman.

Het wapen van Suriname

Homo universalis
Albert Helman was een veelzij­dig persoon, een homo universalis en een renaissance-mens. Hij heeft zijn sporen verdiend als schrijver, musicus, bestuurder, his­toricus, linguïst, etno­loog en nog enkele andere profes­sies, in onze zich steeds meer specia­liserende wereld lid van een uit­ster­vende soort. Hij ontwierp ook het wapen van Suriname en was als adviseur betrokken bij de film Wan Pipel uit 1976 van Pim de La Parra. De Lichtvelds behoorden tot de stedelijke Surinaamse gekleurde elite met Europese, Creoolse en indiaanse roots. Toen hij twaalf jaar oud was, vertrok het gezin Lichtveld in 1914 vanwege vaders ‘koloni­ale verlof’ voor een jaar naar Nederland. Toen het gezin terugkeerde naar Suriname, bleef Helman achter in een seminarie te Roermond waar hij zou worden opgeleid tot priester. Hij bleek onvoldoende aanleg te hebben voor zijn aanvankelijke roeping en keerde na een half jaar terug naar Suriname. Hij behaalde in het thuisland zijn onderwijzersakte en na een kortstondige loopbaan in het lager onderwijs vertrok hij op 18-jarige leeftijd naar Nederland, een vertrek dat volgens zijn biograaf Van Kempen samenhing met een met de paplepel ingegeven interesse en fascinatie voor de Europese cultuur.

Afrekening met Nederland
In Nederland studeerde hij muziek maar zijn interesse bewoog zich ook tot theater, film, literatuur, geschiedenis en taalkunde van Suriname en de omringende regio. Hij raakte betrokken bij schrijvers van een progressief katholiek tijdschrift. Aangezet door deze vrienden schreef hij op 22-jarige leeftijd in 1925-’26 in een nostalgische bui het boek Zuid-Zuid-West. Dit boek werd behalve een lofzang op de schoonheid van zijn geboorteland en zijn bewoners een met ‘Multatuliaanse’ passie geschreven aanklacht tegen Neder­land dat in zijn optiek Suriname liefdeloos verwaarloosde. Bij het schrijven van dit boek kwam bij hem de woede naar boven  over het kolonialisme, het ontdekken door wat voor inferieure mensen Suriname geregeerd werd, wie daar de baas speelden en de wijze waarop de gekleurde bevolking achteruit gezet werd. De Nederlandse regering nam Helmans aanklacht niet in dank af. Zij bestempelde hem als een gevaarlijke antikolonialist en hij werd sindsdien als zodanig bij de inlichtingendienst geregistreerd. Zijn epiloog in Zuid-Zuid-West werd de duurste bladzijde uit zijn literaire oeuvre. Het kostte hem namelijk een hoogleraarschap in Leiden toen men eind jaren twintig een leerstoel in de Creo­lentalen wilde instellen gefinancierd door het ministerie van Koloniën. Hij kreeg te horen dat zijn benoeming vanwege zijn antikoloniale epiloog op bezwaren van Koloniën stuitte.

Deze afwijzing betekende een grote deceptie voor Helman. Teleurgesteld vertrok hij in 1932 naar Spanje waar hij voor Nederlandse kranten de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) versloeg. In dit land raakte hij, Helman had zich inmiddels ontwikkeld van orthodoxe katholiek tot radicaal-linkse socialist, betrokken bij de burgeroorlog. Hij streed aan de zijde van de anarchisten tegen de fascisten onder leiding van generaal Franco. Als gevolg van de opmars van Franco’s troepen vluchtte hij naar Mexico om tenslotte in 1939 weer in Neder­land te belan­den. Tijdens de oorlogsjaren was Helman actief in het kunstenaarsverzet.

Hoewel zijn meest bekende romans (zoals Zuid-Zuid-West, De stille plantage, De laaiende stilte, Mijn aap lacht) handelen over Suriname, is Helman met zijn literaire productie (meer dan honderd boeken) deel gaan uitmaken van de Neder­landse cultuur. Zijn werken werden vooral gelezen door een Nederlands publiek. Helmans literaire loopbaan heeft echter nooit tot grote erkenning geleid. Alleen De Laaiende stilte (1952), de herschreven versie van De stille plantage vanuit een ander gezichtspunt, werd in 1953 bekroond met de Vijverbergprijs. In 1962 ontving hij het eredoctoraat in de letteren van de Universiteit van Amsterdam voor zijn pionierswerk op etno-linguïstisch terrein.

Ministerschap
Na een kwart eeuw in vrijwillige ballingschap keerde Helman in 1946 voor een kortstondig bezoek terug naar Suriname. In 1949 was hij weer in Suriname en werd hij vervolgens minister van Onderwijs en Volksgezondheid. Zijn werklust en voortvarendheid als minister van twee departementen waren opvallend. Op onderwijster­rein richtte hij in 1950 de eerste middelbare school (AMS) en de eerste kweek­school op. Hij breidde ook het lager onderwijs in de dis­tricten sterk uit. Ook op het terrein van de volksgezondheid ging Helman voortvarend te werk. Tot aan het begin van de jaren vijftig werd Paramaribo geteisterd door malaria. Hij stelde een brigade ‘gezondheidsarbeiders’ in (in de volksmond muskie­ten­politie genoemd) die alle erven en huizen in de stad aflie­pen om mogelijke broedplaatsen voor muskieten te bestrijden. Door zijn beleid werd Paramari­bo binnen enkele jaren malaria-vrij gemaakt. Na een politiek conflict in 1951 met de directeur van Volksgezondheid (die tevens Statenlid was) trad hij af en stortte hij zich in Surina­me in de culturele vorming. Hij be­kleedde 17 functies tegelijk, maar de voornaamste was die van voorzitter van de Rekenkamer tussen 1954 en 1961. Die aanstelling kreeg hij niet omdat hij verstand had van financiën maar omdat hij een idee had van eerlijkheid. Hierna trad hij tot aan zijn pensionering in 1967 toe tot de Nederlandse diplomatieke dienst.

In natio­nalistische kringen in Suriname in de jaren vijftig en zestig was de kritiek op Helman dat hij geen Surinaamse schrijver zou zijn. Bij de nationalisten was namelijk sprake van een preoccupatie met de ervencul­tuur, het leven achter de grote herenhuizen waar de mensen in armoede leefden en in optrekjes die vroeger als slavenverblijf dienden. In de ogen van de nationalisten lag het perspectief in Helmans romans bij de blanken. De gedachtewereld van de ‘neger’ werd niet geëxplo­reerd; een schrijver dus die vanuit een Hollandse geest schreef. De kritiek van nationalistische zijde hing ook samen met Helmans opvattingen over het Sranan [lingua franca in Suriname], des­tijds het Neger-Engels genoemd. Helman verklaarde de nationa­listische voor­standers van invoering van het Sranan als offi­ciële taal voor gek. In zijn ogen zou deze keuze leiden tot een nog groter isolement van Suriname in de regio. Helman kwalificeerde de retoriek van de nationalisten als ‘intellectueel gewauwel’.

Afrekening met Suriname
Na zijn eerdere afrekening met Nederland in 1926 volgde in 1983 Helmans afrekening met Suriname als hij zijn magnum opus en politiek testament De Foltering van Eldorado (495 pp.) publiceert. Dit boek is een meeslepende en schitterende kroniek over de geschiedenis (ecologisch, geografisch, etnisch-antropologisch, economisch, staatkundig en politiek) van Groot Guyana, het gebied in het noordoostelijk deel van Zuid-Amerika dat begrensd wordt door de Orinoco in het westen, de Amazone in het zuiden en de Atlantische oceaan in het noorden en oosten. Het handelt over de foltering van het gebied van de oorspronkelijke bewoners, alsook van de avonturiers en andere bevolkingsgroepen die hiernaar toe werden overgebracht. Helmans sympathie gaat daarbij onverholen uit naar de Inheemsen.  Aan het tragische lot van de Inheemsen besteedt hij dan ook veel aandacht.
Vermeldenswaard is ook nog een aantal Suriname-boeken van Helman waaronder Cultureel mozaïek van Suriname (1977), Facetten van de Surinaamse samenleving (1977) en Avonturen aan de Wilde Kust (1982).

Helman heeft sterk gefulmineerd tegen de wijze waarop Suriname onafhankelijk werd. Hij sprak van een ‘historisch onrecht’. Volgens hem kreeg het de onafhankelijkheid gewoon van Nederland opgedrongen. Vanwege zijn verzet tegen de onafhankelijkheid is hij door de nationalisten voor de tweede keer verguisd. Hij werd beschouwd als een reactionaire koloniaal die Surinamers niet in staat achtte hun land te besturen. In tal van interviews liet hij niet na het militaire regime in Suriname dat tussen 1980 en 1990 het politieke toneel domineerde, te attaqueren. Hij is in 1993 een van de vijftien ondertekenaars van een Manifest voor de redding van Suriname waarin gepleit werd voor het houden van een referendum in Suriname over een eventuele gemenebestrelatie met Nederland. De bevolking moest alsnog de mogelijkheid krijgen om zich uit te spreken over de staatkundige verhouding met Nederland.

Ontmoeting met Albert Helman
Ik leerde Helman persoonlijk kennen tussen 1993 en 1995. Ons eerste contact hing samen met het plan van IBS (Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek en uitgever van OSO) om in 1994 een Albert Helman-colloquium te organiseren ter gelegenheid van zijn negenstigste verjaardag. We wisten alleen niet hoe hij op ons voorstel zou reageren, want hoewel hij bekend stond als een innemend, geestig en beminnelijk persoon kon hij chagrijnig en nurks zijn. Hij reageerde niettemin positief op ons voorstel en nodigde mij vervolgens uit thuis bij hem in Amsterdam-Buitenveldert. Het IBS-colloquium in 1994 kreeg voor Helman ook nog een bijzondere betekenis. Door de jaren heen had hij heel wat poëzie in het Sranan geschreven maar niet uitgegeven. Op initiatief van Michiel van Kempen werd door IBS besloten tot een uitgave van Helmans Srananpoëziebundel, Adyosi/Afscheid (1994) die op het colloquium aan Helman zou worden aangeboden. Hiermee ging ook Helmans grootste wens in vervulling. Over het Helman-colloquium zei hij dat hij niet aanwezig wilde zijn om sprekers met zijn aanwezigheid niet te hinderen. Desalniettemin wisten we hem over te halen om op het colloquium in de pauze acte de présence te geven. Schoorvoetend stemde hij hiermee in. Voordat de middagpauze begon kwam Albert Helman onder staande ovatie de zaal binnen. Hij was duidelijk ontroerd door het warme welkom door zijn landgenoten.

Albert Helman signeert zijn dichtbundel op het IBS-colloquium in 1994

Enkele maanden na het Helman-colloquium belde hij mij op met de vraag of ik de actualisering van zijn magnum opus en politiek testament (De foltering van Eldorado uit 1983) ter hand wilde nemen. De boekenweek van 1995 stond in het teken van Latijns-Amerika en zijn uitgever wilde een geactualiseerde herdruk uitbrengen. Helman was inmiddels 91-jaar en achtte zich fysiek niet meer in  staat deze taak op zich te nemen. Ik was uiteraard zeer vereerd met Helmans verzoek, maar tegelijkertijd rezen bij mij twijfels of ik wel aan zijn verwachtingen zou kunnen voldoen. Wie De foltering van Eldorado heeft gelezen weet dat Helman niets en niemand ontziet, geen blad voor de mond neemt, voortdurend oordeelt, en dat alles met een grote passie en vanuit een woede over het onrecht dat de Inheemsen is aangedaan. Achteraf bezien vielen de besprekingen over de conceptversie met Helman heel erg mee. Hij was content met het uiteindelijke product, maar het kan ook zijn dat de scherpslijperij, woede en passie bij hem inmiddels hadden plaatsgemaakt voor berusting en een houding van ‘ik vind het allemaal prima op deze leeftijd’. De ‘onblusbare behoefte aan contestatie’, zoals Van Kempen schreef, was bij de 92-jarige Helman duidelijk minder geworden. De geactualiseerde versie van De foltering van Eldorado verscheen bij uitgeverij In de Knipscheer in een tweedelige pocketeditie getiteld Kroniek van Eldorado. Kort na verschijning van het tweede deel in 1995 ontmoette ik hem voor het laatst. Hij had mij als dank voor mijn inspanning uitgenodigd voor een borrel bij hem thuis. Het was ook onze laatste ontmoeting. Nog geen half jaar later overleed hij.

Voor altijd de balling
Helman was een kosmopoliet van geest. Zijn hart bleef een ruste­loos kompas. Waar hij ook kwam, hij was nergens echt op zijn plaats. Hij bleef voor altijd de balling waarvan de toonzetting in een aantal van zijn werken getuigt van het hybride karakter van de migrant en van een afrekening. Hij was een wereldburger die niet meer uitsluitend terecht kon bij zijn oude cultuur en evenmin die van de nieuwe cultuur volledig kon omarmen. Deze hybriditeit komt het duidelijkst tot uiting in Hoof­den van Oayapok (1985). Het is Helmans geestelijk testament waarin hij de balans opmaakt van een lang en veelbewogen leven. Het is een roman in redevoeringen met als spreker een indiaan die na een verblijf in het Westen terugkeert naar zijn stam maar daar uiteindelijk niet meer kan aarden. In de loop der jaren ontstond bij Helman een bewuste identifi­catie met zijn indiaanse afkomst; zijn beide grootmoe­ders waren volbloed indiaans. Vanwege deze identificatie werd hij dan ook getypeerd als de ‘dwarsliggende indiaan’. Aan het tragische lot van de Zuid-Ame­rikaan­se Inheemsen heeft hij veel aandacht besteed.

Roep zonder ophouden van een dwarsliggende indiaan
Helman heeft zich fysiek kunnen verwijderen van zijn geboorteland, maar heeft zich er men­taal nooit van kunnen losmaken. Zijn laatste bezoek aan Suriname was begin jaren zeventig. Door zijn haat-liefde-verhouding tot zijn geboorteland werd Suriname zijn ‘levenslange ziekte’. Hij vergeleek Suriname met het malariavirus: zo af en toe krijg je koorts en dan gaat het weer weg, maar je krijgt het nooit helemaal uit je lijf. Geregeld gaf Helman in interviews blijk van zijn ergernis­sen over de heersende slavenmoraal bij een groot deel van de bevolking in Suriname (het aangename van het afhankelijk zijn, de nederigheid, de passiviteit en het indolente) en de afwezigheid van de herenmoraal bij de bestuurders (hun incom­petentie, bijelkaargraaiers-van-geld, hun volstrekte liefdeloosheid voor het land en de tegenpool van de moderne mens die zijn omgeving onderzoekt en verandert). Het betekent dat Helman niet alleen kritisch was over de ontwikkelingen in Suriname na de onafhankelijkheid in 1975 maar dat hij ook verlangde naar een Suriname dat ooit zal bestaan. Ook op medisch advies keerde hij zijn geboorteland de rug toe, omdat zo gauw Suriname ter sprake kwam Helman voor zijn ‘adrenali­ne huishouding’ vreesde.

Helman had de opdracht van Jesajas (profeet uit het Oude Testament) tot de zijne gemaakt: ‘Roep zonder ophouden’. Hij was een man die voortdurend vocht tegen domheid en onwetendheid. Dat is deze ‘dwarsliggende indiaan’ niet altijd in dank afgenomen. Zes jaar na zijn crematie in 1996 in Amsterdam werd zijn as door zijn kinderen verstrooid in de Surinamerivier. De balling was eindelijk voorgoed teruggekeerd, maar zowel letterlijk als figuurlijk alleen in stoffelijke zin.

Al vóór zijn dood had hij de estafettestok aan de publicist Theo Para (pseudoniem van Henri Does) overgegeven. Helman droeg zijn Suriname-bibliotheek aan hem over en na diens overlijden kreeg Para bericht dat Helmans typemachine voor hem was gereserveerd. Met een Helmaniaanse passie streed Theo Para sinds de jaren tachtig voor herstel van de democratie in Suriname en berechting van de hoofdverdachten bij de Decembermoorden. Voor mij was Albert Helman een dwarsfluitspeler in een orkest naar wie te luisteren een groot genoegen was.

Verder lezen:

  • Themanummer OSO Albert Helman 1995, nr.2. Digitaal te raadplegen: dbnl.nl > OSO
  • Michiel van Kempen schreef een diepgravende en lijvige biografie over Albert Helman: Rusteloos en overal. Het leven van Albert Helman. Haarlem 2016: In de Knipscheer, 863 pp.
  • Voor de reeks Tekst in Context hebben Henna Goudzand Nahar en Michiel van Kempen een editie vervaardigd van De stille plantage waarin zij dit werk in een historisch-sociologische context plaatsen met daarbij een link met het heden: Albert Helman – De stille plantage. Samengesteld door Henna Goudzand Nahar en Michiel van Kempen. Tekst in context 14. Amsterdam 2019: Amsterdam University Press. 94 pp.
  • Op Wikipedia > Albert Helman vindt de lezer een overzicht van Helmans oeuvre.

Uw REACTIE kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.

Meer
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Suriname, Taal & Literatuur
Geen Reacties

Aandacht voor Hindostaanse contractarbeid in de roman Plantage Wildlust van Tessa Leuwsha – Chan Choenni

woensdag, 29 juli 2020 by Redactie Hindorama

De laatste jaren is er steeds meer belangstelling voor de slavernij in Suriname en het slavernijverleden van Nederland. Ook de contractarbeid en de contracttijd in Suriname genieten steeds meer belangstelling. Informatie over deze perioden kan men krijgen door de boeken en artikelen die worden gepubliceerd te lezen. Een andere informatiebron vormen de zogeheten historische romans. De verhalen die zich in deze historische perioden afspelen zijn doorgaans gebaseerd op historische feiten, maar meestal zijn de personages gefingeerd en/of geanonimiseerd. De Surinaamse schrijfster Cynthia Mc Leod is de bekende vertegenwoordiger van dit genre. Zij heeft verschillende boeken geschreven, die gretig aftrek vinden. Bij velen heeft zij dan ook de Surinaamse geschiedenis voor het voetlicht gebracht. Helaas heeft zij slechts zijdelings aandacht voor Hindostanen, een van de belangrijkste bevolkingsgroepen van Suriname. Voor zover zij aandacht aan deze groep besteed, blijven de karakters een beetje vlak, zoals in haar boek Hoe duur was de suiker? Blijkbaar moet men tot de Hindostaanse groep behoren en/of over behoorlijk veel inlevingsvermogen beschikken om over Hindostaanse personages te schrijven en ook de groep adequaat te portretteren. Het rijke culturele leven en de verschillende familierelaties van Hindostanen beschrijven is immers geen gemakkelijke opgave. Toch zijn er schrijvers die de Hindostaanse contractarbeid, de contracttijd en daarna de periode van inburgering in Suriname tot onderwerp hebben gekozen. In dit verband verwijs ik naar de aardige roman van de Pakistaans-Indiase schrijver Safdar Zaïdi getiteld De suiker die niet zoet was. Dit boek werd eerst gepubliceerd in het Urdu en is later geredigeerd door publicist Rappa (Robby Parabirsing) en in 2014 uitgegeven door uitgeverij Ralicon in Suriname. In hetzelfde jaar publiceerde de schrijfster Shantie Singh een vuistdikke historische roman getiteld Vervoering die uitkwam bij de uitgeverij Libris. En vorig jaar publiceerde K.R. Sing een indrukwekkende Surinaamse familiegeschiedenis getiteld Uit de klei van Saramacca uitgegeven door uitgeverij Boom.

Tessa Leuwsha (foto Sirano Zalman)

Plantage Peperpot
Onlangs publiceerde Tessa Leuwsha de historische roman getiteld Plantage Wildlust die zich afspeelt tijdens de contracttijd in Suriname. Naast een Nederlands echtpaar -de directeur van de plantage en zijn echtgenote- en de zwarte opzichter Creebsburg figureert de Hindostaanse contractarbeider Rambaroos in dit toegankelijk geschreven boek. Rambaroos arriveert als twaalfjarige jongeman voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog uit India in Suriname. Hij dient zijn vijfjarige contractperiode uit op een Surinaamse plantage. Zijn moeder is overleden en van zijn vader is hij gescheiden. Op plantage Wildlust, waar koffie wordt geproduceerd en de meeste arbeiders Hindostaanse contractarbeiders zijn, werkt hij als het ware als jongste bediende. Leuwsha heeft zich gebaseerd op plantage Peperpot (onder Hindostaanse contractarbeiders bekend als Piprapath) gelegen aan de rechteroever van de Surinamerivier tegenover Paramaribo. Zij heeft de familiearchieven van de eigenaren van deze plantage doorgenomen en ook de relevante geschiedenisboeken bestudeerd, alsook de foto’s uit die tijd. Leuwsha is er dan ook in geslaagd in haar historische roman een vrij levendig beeld te schetsen van een Surinaamse plantage in het begin van de twintigste eeuw. Helaas zijn er enkele schoonheidsfouten: het leprozen gesticht Chatillion gelegen aan de rechteroever van Surinamerivier was niet van de Rooms-katholieke missie, maar van de Surinaamse overheid. Ook werden geen foto’s gemaakt van Hindostaanse contractarbeiders bij de inschrijving, wel van de Javaanse contractarbeiders. En de Hindostaanse contractarbeiders werden besteld en gingen na aankomst naar hun planter (plantage); kinderen en ouders werden niet van elkaar gescheiden.

Hindostaanse kinderen in de Palmentuin (contracttijd)

Leuwsha heeft een Nederlandse moeder en een Surinaamse vader. Zij debuteerde in 2005 met de roman Parbo blues gebaseerd op het verhaal van haar Surinaamse vader. In het boek Fansi’s-stilte onderzocht ze de geschiedenis van haar Surinaamse oma en haar roots. In dit boek verhaalt zij hoe lastig het is om over het verleden te schrijven. Haar Surinaamse oma Fansi hulde zich grotendeels in stilzwijgen en wilde gewoon niet vertellen over vroeger en de zware tijd in Suriname. Toch lukte het Leuwsha om het Surinaamse verleden te doen herleven. Dat geldt ook voor het boek Plantage Wildlust. Het jonge Nederlands echtpaar uit Zeeland komt naar Suriname om het beheer over een plantage over te nemen. De zwarte plantageopzichter Creebsburg is een nazaat van tot slaafgemaakten en hij onderdrukt de Hindostaanse contractarbeiders. Het Nederlandse echtpaar raakt verstrikt in de heersende machtsverhoudingen en besluit na een paar jaar toch weer terug te keren naar Nederland. Een bijzondere rol is weggelegd voor de jongen Rambaroos, gebaseerd op een bestaande persoon. De beschrijving van het leven op de plantage is indrukwekkend alsook de beschrijving van een Hindostaans huwelijk. Ik vond de spanning rond de jaarlijkse oogst van de koffie en onzekerheid over de opbrengst mooi weergegeven. Al met al is het een zeer lezenswaardig boek geworden. Daarom heeft de producent Emjay Rechsteiner van Staccato Films nu al de filmrechten van Plantage Wildlust gekocht. Laten wij hopen dat deze producent een mooie film maakt en vooral de Hindostanen door deze film in de geschiedenis van Suriname een rechtmatige plek geeft. De scene rond het Hindostaans huwelijk bijvoorbeeld, leent zich daar uitstekend voor.

Plantage Mariënburg, Commewijne-district, Beneden Commewijne-rivier, Suriname (1860-1900)

Stiefmoederlijke behandeling
De van de oorsprong Aziatische groepen in Suriname, namelijk Hindostanen, Javanen en Chinezen hebben immers van oudsher een stiefmoederlijke behandeling gehad in de geschiedschrijving van Suriname alsmede in de literatuur. Ook in het representeren van Suriname in het buitenland en de beeldvorming over Suriname figureren zij marginaal. Toegegeven: zij kwamen later aan in Suriname dan de tot slaafgemaakten. Hun nazaten, de Surinamers van Afrikaanse oorsprong, namelijk de Afro-Surinamers, de Marrons en Gemengden werden geassocieerd met Suriname. Sinds halverwege de vorige eeuw vormden de andere groepen echter de helft van de Surinaamse bevolking en zij hebben een onuitwisbare rol gespeeld in Suriname. Recent heeft de Hindostaanse gemeenschap zich dan ook terecht in Nederland geroerd naar aanleiding van een wervingsactie op de Nederlandse televisie voor hulp aan de slachtoffers van de Corona pandemie in Suriname. In de televisie–uitzending was slechts een marginale rol weggelegd voor Hindostanen, die zowel in Nederland als in Suriname nog steeds de grootste bevolkingsgroep vormen. Het excuus van de programmamakers dat er te weinig tijd was en zij daarom geen rekening konden houden met de etnische diversiteit van de Surinaamse bevolking sneed geen hout. Bovendien had een actieve Hindostaanse organisatie zich wel gemeld. En programmamaker Humberto Tan heeft jarenlang een televisieprogramma gepresenteerd. Nooit heeft hij een Hindostaan in zijn talkshow een plek gegeven, maar Afro-Surinamers en Gemengden zijn wel ruimschoots aan bod gekomen. Er zijn verzoeken geweest om ook aandacht te besteden aan Hindostaanse Surinamers. Terwijl hij anderen verweet geen rekening te houden met etnische diversiteit bleef hijzelf blind voor de diversiteit in Surinaamse gemeenschap. Dat was veelbetekenend voor zijn houding. Ook bij de recente Suriname tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam was de stiefmoederlijke behandeling te merken. Ook in dit verband is tevergeefs aangedrongen op het etaleren van de etnische diversiteit in Suriname. Laten wij hopen dat de makers van film Plantage Wildlust zullen afrekenen met deze stiefmoederlijke behandeling en Hindostanen adequaat zullen portretteren. Daarmee kunnen zij een bijdrage leveren aan een evenwichtige beeldvorming over de geschiedenis van Suriname. Het boek van Leuwsha bevat voldoende scenes daarvoor. Overigens moest Rambaroos na het aflopen van zijn vijfjarig arbeidscontract beslissen of hij naar India terug zou gaan of zich in Suriname zou vestigen. Hoe dat afloopt, verklap ik niet. Daarvoor moet u zelf het boek lezen en voor de prijs hoeft u het niet te laten liggen. Het boek Plantage Wildlust met op de cover een veelzeggende historische foto van de Hindostaanse jongeman en een Afro-Surinaamse vrouw met twee witte kinderen op de schoot kost slechts 19,50 euro.

Tessa Leuwsha, Plantage Wildlust, Amsterdam/Antwerpen 2020: uitgeverij Augustus/Atlas Contact, ISBN 9789025458942, 206 pagina’s, €19,50 te bestellen via www.atlascontact.nl en de boekhandel

Uw REACTIE kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.

Meer
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Suriname, Taal & Literatuur
Geen Reacties

Inaugurele Rede President van Suriname en Acceptatie Speech, Chandrikapersad Santokhi

dinsdag, 21 juli 2020 by Redactie Hindorama

Inaugurele Rede President van Suriname
Chandrikapersad Santokhi
Uitgesproken op donderdag 16 juli 2020
Onafhankelijkheidsplein, Paramaribo

 

Acceptatie speech president-elect
Chandrikapersad Santokhi
Uitgesproken op maandag 13 juli 2020
De Nationale Assemblee, Paramaribo

***

INAUGURELE REDE PRESIDENT VAN SURINAME

Chandrikapersad Santokhi

Uitgesproken op donderdag 16 juli 2020
Onafhankelijkheidsplein, Paramaribo

 

Geachte voorzitter en vicevoorzitter van de Nationale Assemblee,

Leden van het corps diplomatique,

Leden van hoge colleges van staat en van staatsinstellingen,

Leden van de rechterlijke macht

Genodigden,

Landgenoten,

Vrienden en families die buiten Suriname wonen

Dames en heren,

Laat ik beginnen met de uitgaande president en zijn team te bedanken voor hun inzet om ons land de afgelopen 10 jaar te besturen. Wat onze verschillen ook zijn, zij hadden mandaat van het volk. En ik dank hen ook voor de medewerking aan de overdracht van het bestuur.

Op 25 mei van dit jaar besloten wij samen dat het anders moest in ons land. Tijd voor nieuw leiderschap, tijd voor ander beleid. Vandaag sta ik hier, op het plein waar ons volk de veranderingen eiste. Ik sta hier als uw nieuwe president, met de opdracht om voorop te lopen in het werk. Samen met u gaan we ervoor zorgen dat elke landgenoot het weer beter zal hebben. Wij willen eerlijkheid en rechtvaardigheid, wij willen welvaart en een gelukkig volk.

Landgenoten, de verkiezingen zijn voorbij. Ongeacht de politieke partij die we steunen, we willen allemaal dat het beter gaat met dit land. Daarmee vallen politieke verschillen weg, wij hebben hetzelfde doel. Ik nodig daarom iedereen uit om met mij en de nieuwe ministersploeg de schouders onder het werk te zetten. Om samen dat ene doel van een welvarend Suriname waar te maken. Laten wij de verantwoordelijkheid nemen voor onszelf, voor elkaar en voor ons land. Laten we hebzucht, de drang naar macht en het eigenbelang aan de kant zetten.

Landgenoten, ik sta hier om u eerlijk te vertellen waar we staan en waar we naar toe gaan. Die eerlijke boodschap is dat ons land ernstige problemen heeft. En u voelt dat dagelijks aan den lijve. Alles is duurder geworden; om te wonen, om te werken; om te leven. Levensmiddelen zijn duurder geworden, bouwmaterialen zijn duurder geworden, medicijnen zijn soms moeilijk te krijgen, kosten om te studeren zijn niet te betalen voor vele jongeren. Bus- en boothouders wachten op hun geld, gezondheidswerkers, leerkrachten, ambtenaren en gepensioneerden kijken steeds aan het einde van de maand bezorgd of hun salarissen gestort zijn. De werkloosheid en de woningnood zijn nog groter dan vijf of tien jaar geleden. Vooral jongeren zien hun toekomst somber in.

We moeten eerlijk zijn en elkaar de waarheid zeggen. Ons land verkeert in grote financiële problemen. De staatskas is leeg, er is schaarste aan vreemde valuta en er hangt een torenhoge schuld boven onze hoofden. Instellingen die belangrijk zijn voor goed bestuur en voor de inkomsten van de staat, zijn verzwakt. De centrale bank, de belastingdienst, de douane en zelfs vele ministeries functioneren onvoldoende. De slechte financiële situatie is in de voorbije jaren telkens bevestigd door beoordelingsbureaus: ons land is stelselmatige gedown-graded. Tot begin deze week nog.

De officiële schulden worden geraamd op SRD 27 miljard. De werkelijke schuldenlast is waarschijnlijk twee keer zo hoog als we uitgaan van een realistische wisselkoers. Als we straks aan het werk gaan, verwachten een groter financieel gat aan te treffen en de exacte diepte daarvan is ons nog niet bekend.

Bovenop deze financiële crises hebben we ook te maken met de Covid19-epidemie. En dan heb ik nog niet eens over de morele crisis waar we in zijn terecht gekomen. We moeten vaststellen dat de situatie zeer moeilijk is.

Landgenoten, ondanks deze ernstige crises, heb ik de overtuiging dat we die gaan oplossen. Ik heb daar geen twijfel over. Ik geloof namelijk in de veerkracht van ons volk. Ik geloof in de bereidheid om offers te brengen. We gaan het oplossen als we eensgezind te werk gaan.

En we weten ook hoe we het moeten oplossen. Het eerste wat ons te doen staat is om de instellingen van bestuur weer op poten te zetten met een deskundige leiding en transparant bestuur. De overheid moet weer  dienstbaar worden. We hebben alle mensen en deskundigen nodig ongeacht hun politieke kleur, ras, etniciteit, leeftijd of gender. Ook mensen die thuis zitten met een betaald salaris of vanwege rancune thuis zijn gezet, gaan we weer oproepen hun bijdrage te leveren. Wij gaan niet accepteren dan mensen gratis thuis zitten en betaald worden met dure belastinggelden van het arme volk.

Het tweede dat zal gebeuren is dat de staatsfinanciën en de macro-economie weer gezond gemaakt worden. Hiervoor komt er een programma tot stabilisatie, herstel en groei. Voor de uitvoering van dit programma zullen wij ook de steun van internationale financieringsorganisaties nodig hebben. Wij praten al met schuldeisers, zodat wij aan onze verplichtingen voldoen, en tegelijk financiële ruimte scheppen om te kunnen regeren.

Het ambtenarenapparaat zal anders moeten, efficiënter, en vooral productiever. Wij gaan nieuwe kansen bieden aan onze ambtenaren. We gaan ze trainen voor de vele nieuwe bedrijven en sectoren die we voor ogen hebben. Voor de olie-industrie, voor de groene industrie, voor de blauwe industrie, voor de ICT industrie. Er komen nieuwe mogelijkheden die veel beter betaald zijn dan de overheid.  Delen van de overheid zullen verzelfstandigd moeten worden. En wij gaan dat doen zonder iemand brodeloos te maken.

Met de particuliere sector zal samen beleid gemaakt worden tot het scheppen van meer arbeidsplaatsen. Daarom is de ‘Sociale Dialoog’ met alle sociale partners voor belang. Alleen door een goede samenwerking tussen overheid, vakbonden en werkgevers kunnen we het probleem van de ambtenarij met succes oplossen.

De begroting gaan we weer in evenwicht brengen. Dat betekent bezuinigen, onder andere op subsidies aan de rijken en versnelde inning van achterstallige belastingen.

De onafhankelijkheid van de Centrale Bank van Suriname zal hersteld worden. Houders van vreemde valuta krijgen de zekerheid dat hun gelden veilig zijn. Wij willen dat iedereen zijn geld weer veilig kan zetten bij de banken in Suriname. We mikken op een realistische marktconforme wisselkoers die door iedereen gebruikt wordt. We gaan zuiniger moeten omgaan met de schaarse dollars. We moeten een zuiniger importbeleid voeren en handelaren die alleen leven van import en de dure dollars van de staat gebruiken, gaan we vragen exportbedrijven op te zetten zodat ze helpen om dollars te verdienen en meer werkgelegenheid ontwikkelen.

Wij gaan de dialoog tussen overheid, bedrijfsleven, vakbeweging en maatschappelijke groepen verbeteren. De structuur is al aanwezig via de Sociaal Economische Raad, het Suriname Business Forum en het Arbeids Advies College.

Landgenoten, de maatregelen die we moeten nemen zullen offers vragen. Offers die we gezamenlijk moeten brengen. Dit moeilijke pad gaan we afleggen, door eerlijk te zijn, met discipline en deskundigheid. Want u heeft recht op ontwikkeling van stad, district en binnenland; u heeft recht op goede scholen, gezondheidscentra en sportfaciliteiten. Maar met een lege staatskas en een kapot overheidsapparaat komt die ontwikkeling er niet. Daarom moeten we eerst maatregelen treffen en offers vragen om samen het moeilijke pad af te leggen. En ik weet dat we als Surinamers een ongekende veerkracht hebben.

En we gaan zorgvuldig te werk. Mensen die nu in grote armoede leven en kwetsbare personen mogen niet het slachtoffer worden van de maatregelen. Wij zullen deze lasten daarom vooral leggen op de sterkste schouders. Als één van de eerste maatregelen komt er tijdelijke solidariteitsheffing voor politici. Ook het bedrijfsleven gaan we een bijdrage vragen. Maar de grootste bijdrage zal moeten komen van de belastingontduikers. We zullen zorgen dat de zwaarste lasten worden gedragen door de sterkste schouders.

In de afgelopen 5 jaren heb ik elke dag geluisterd naar de mensen op straat toen ik Meet-The-People liep. De afgelopen maand heb ik geluisterd naar de inzichten van meer dan 100 maatschappelijke groepen en politieke partijen. Dat was inspirerend. Iedereen, niemand uitgezonderd, beseft dat we eerst door een dal zullen gaan voor we omhoog klimmen. En wat ik vooral hoorde was enthousiasme, ondersteuning, motivatie, de wens om aan te pakken, en leiderschap op alle niveaus en overal in het land. Datzelfde heb ik ook gehoord toen ik huis aan huis liep in de dorpen in het binnenland, in de boiti’s en districten, en in de wijken van Paramaribo. Overal in ons land kwam ik inspirerend leiderschap tegen. Daar zag ik de veerkracht van ons volk. Het gaf mij hoop en vertrouwen dat wij ondanks de grote problemen ons land weer kunnen opbouwen. Wij moeten samenwerken met de grassroots van de gemeenschap: hun leiderschap ondersteunen, hun plannen en ideeën helpen waarmaken. Dat brengt ontwikkeling van binnenuit, inclusief, en verankerd in de gemeenschap zelf.

Overigens kan ik u alvast beloven dat zodra de COVID situatie het weer toelaat ik bezoeken aan het hele land zal brengen om verder met u te praten.

Op het fundament van een gezonde macro-economie en een sterk bestuurlijk apparaat, komt er weer groei. In de traditionele grote sectoren van goud, olie, handel, landbouw en visserij, maar ook de vele kleine bedrijven in toerisme, en de ICT-sector.

Wij zullen werken aan een inclusieve en gediversifieerde economie met ruimte voor iedereen die wil ondernemen. Voor micro-, klein- en middenbedrijven komen er voorzieningen om ze snel en makkelijk op weg te helpen. Ook de verkopers van worst en schaafijs, van dosi, kwak en bara, van saoto en tjauw min zijn belangrijk en mogen groeien. En als vis en cassave uit het binnenland niet de markt kan bereiken omdat het transport moeilijk is, dan is het onze verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat die producten de markt wel bereiken, dat ook de bedrijven in het binnenland tot bloei komen. Dit alles gaat meer werkgelegenheid scheppen.

Een belangrijk deel van de overheid is ondergebracht in parastatale bedrijven en organisaties. Zij die zitten in strategische productie zoals water en energie, blijven in de boezem van de staat, maar moeten gauw economisch gezond gemaakt worden. Niet strategische staatsbedrijven en instellingen zullen worden afgestoten, tenminste als particulieren de diensten goedkoper en met betere kwaliteit kunnen leveren.

 Het volk zal meer inspraak krijgen in het bestuur. Er komt regelmatig overleg tussen regering, sociale partners, maatschappelijke organisaties religieuze organisaties en functionele groepen. Daartoe hoort ook het traditioneel gezag. We denken aan ‘mini-kroetoes’ om mensen te betrekken bij het beleid om hun problemen op te lossen.

Landgenoten, naast deze zaken moeten we ook het bestuur van ons land onder de loep nemen. Wij gaan de Grondwet en de Kiesregeling evalueren en indien nodig ook herzien. Ministeries, openbare diensten, instituten en staatsbedrijven zullen gedepolitiseerd worden en in dienst staan van de hele gemeenschap. Heel belangrijk is dat de decentralisatie van districten en ressorten weer wordt opgepakt, want mensen kunnen veel in hun eigen wijk echt wel zelf inrichten en besturen.

Het sociaal stelsel zal hervormd worden, om mensen te steunen en uit de cirkel van armoede te breken. Tehuizen en mensen met een beperking zullen beschikken over voldoende middelen. En wij zijn het aan de gepensioneerden verplicht dat zij tijdig hun geld ontvangen. De pensioenen en uitkeringen zullen geleidelijk weer waardevast gemaakt worden.

Er zal gezorgd worden dat er voldoende medicijnen en hulpmiddelen zijn. Ook kinderen en ouderen die aan hun lot zijn overgelaten gaan we weer een goede zorg en toekomst bieden. Jongeren en studenten, jullie krijgen weer allemaal de kans om onderwijs te volgen en jezelf te ontwikkelen tot een toekomstige topsporter, vakman, wetenschapper of bestuurder.

In de gezondheidszorg komt het accent te liggen op preventie; dat is altijd beter, goedkoper, en voor iedereen bereikbaar. En het zal meer gaan om de complete gezondheid met aandacht voor voeding, sport en geestelijke gezondheid; dat zijn belangrijke delen die bij de gezondheidszorg veel meer naar voren gehaald moeten worden. De zorg wordt slimmer en beter georganiseerd. Het Staatsziekenfonds wordt hervormd, de wet Nationale Basiszorgverzekering wordt herzien en de rol van de openbare gezondheidszorg wordt belangrijker.

Bij het huisvestingsbeleid zoeken we samen met o.a. banken naar wegen om financiering van woningbouw te vergemakkelijken. Particulieren bouwen sneller, beter en goedkoper dan de overheid. En er komt een stelsel van huursubsidies voor wie dat nodig is. Voor jongeren en afgestudeerden, die zelf kunnen bouwen, komen er bouwkavels.

Landgenoten, wij zijn een etnisch, cultureel en religieus diverse samenleving en staan bekend als een harmonieus volk. Er komt cultuurbeleid tot bevordering van bekendheid en respect voor elke groep, maar wij moeten wel steeds de gemeenschappelijke bestemming als natie vooropstellen. Eenheid in verscheidenheid, daar gaat het om. In dat kader zullen aan de universiteit bijzondere leerstoelen gevestigd worden voor onderzoek naar- en behoud van het culturele erfgoed van de bevolkingsgroepen.

Er zal meer aandacht komen voor ruimtelijke ordening voor een planmatige en duurzame ontwikkeling. Wijken, buurten en dorpen worden zo aangelegd dat ze uitnodigen tot gezonde gemeenschappen en bescherming van het milieu. Alle districten zullen meedoen in dit plan tot ruimtelijke ordening en een duurzame verbetering van woon- en leefklimaat.

De grond is er om op te wonen en te leven, om erop te produceren. Er komt toezicht op de naleving van de voorwaarden voor de gronduitgifte. Speculatie met grond zal effectief worden ontmoedigd. En de grondhuurtitel zal worden afgebouwd en omgezet in erfpacht. Leegstaande percelen, gras op de bermen, ondoordacht bermbeleid, en boedelvraagstukken gaan we duurzaam voor eens en altijd oplossen met wetgeving en belastingmaatregelen.

Suriname beschikt over een rijke biodiversiteit. Het milieu is van ons allemaal. Dat geeft ons tevens de verantwoordelijkheid om er goed voor te zorgen zodat het ook voor de komende generaties goed leefbaar blijft. Zo moeten we de kwetsbare kust beschermen, zodat gebieden niet onder water lopen door zeespiegelstijging of wegspoelen door erosie.

De veiligheid van mens en milieu in productieprocessen krijgt meer aandacht. In de kleinschalige goudwinning zullen we het gebruik van kwik uit-faseren. We gaan meer inkomsten vragen uit de mijnbouwsector omdat de schade aan de natuur te groot is. Iedereen moet dat nu beseffen.

Jong en vooral oud zullen moeten bijdragen aan een schone woon- en leefomgeving, aan een schoon Suriname. Daar valt ook het terugdringen van geluidsoverlast onder.

Wij zullen het grondenrechtenvraagstuk en de positie van het traditioneel gezag, waar al zo lang over wordt gepraat, oplossen, zodat er rechtszekerheid komt voor de tribale gemeenschappen.

 De rechterlijke macht heeft het niet makkelijk gehad, maar ze is onafhankelijk en integer gebleven, en heeft zo de rechtsstaat overeind gehouden. Wij danken hen daarvoor. Een sterke onafhankelijk functionerende rechterlijke macht, met een sterk vervolgingsapparaat, is in ieders belang. Wij zullen zorgen dat de rechterlijke macht, net als de wetgevende macht, een eigen onafhankelijke begroting krijgt. Uiteindelijk heeft iedereen er belang bij de rechtszaken snel afgehandeld worden.

Alle grote projecten, concessies, leningen en overeenkomsten van staatswege, zullen op rechtmatigheid en doelmatigheid worden onderzocht, en waar nodig zal strafrechtelijk onderzoek worden gevraagd. Er komt een speciale openbare aanklager voor onderzoek naar corruptiezaken.

De buitenlandse dienst zal gereorganiseerd worden om de doelen te halen van human development, een solidaire en vredige wereldgemeenschap, een duurzame natuurlijke omgeving en veiligheid. Wij hebben voor de Sustainable Development Goals 2030 getekend en zijn gecommitteerd om deze doelen te halen.

Wij gaan Suriname verschonen van het imago van drugsdoorvoerland. En we zullen voorrang geven aan de agenda tot het elimineren van risico’s van witwassen en terrorismefinanciering. Ook de toename in mensensmokkel gaat hard worden aangepakt. Met prioriteit zullen wij assistentie vragen aan internationale organisaties bij de bestrijding van corruptie en de wederopbouw van een gezonde macro-economie.

Bijzondere banden koesteren wij met onze buurlanden Brazilië, Guyana en Frans-Guyana, en de Caricom, waar wij een vergelijkbare historie mee hebben. Eveneens zullen wij bijzondere banden onderhouden met de landen en gebieden van oorsprong van onze bevolking met name in Afrika, China, India, en Indonesië. En wij hechten aan goede relaties met de Verenigde Staten van Amerika en Europa, in het bijzonder Nederland waar veel van onze familie en vrienden wonen.

De diasporagemeenschap is deel van onze natie. Ze wonen in het buitenland maar hun hart ligt ook hier. Niet alleen het reizen, met name tussen Nederland en Suriname, wordt vergemakkelijkt, wij gaan ook de economische, culturele en sport samenwerking aantrekken. Er komt een Diaspora-instituut om dit te structureren.

 Hoewel wij beschouwd worden als een veilig land, moeten we vaststellen dat de veiligheid en het veiligheidsgevoel ernstig teruggelopen zijn. Criminaliteit en corruptie werden onvoldoende bestreden. Veiligheid is een basisrecht en we zullen dat teruggeven aan burgers en bedrijven.

De Covid-19 infectie heeft in korte tijd het leven drastisch veranderd. Niet alleen in Suriname, maar in de hele wereld. Ook bij ons zijn de gevolgen merkbaar. Gesloten scholen, bedrijven die moesten sluiten, medewerkers die leerden om van huis uit te werken. Reizen werd minder logisch, en zelfs familie- en vriendenbezoek is verminderd.

Maar er zijn ook positieve kanten, want er is minder druk op het milieu. Er is meer erkenning gekomen voor vaak onzichtbare werkers, in de gezondheidszorg en elders. En plotseling blijkt het wel mogelijk dat iedereen voorlichting geeft over gezonde voeding.

Covid-19 maakt duidelijk wat werkelijk belangrijk is in het leven; en het geeft de gelegenheid om ons leven beter in te richten. Die nieuwe inzichten zullen wij meenemen voor een betere en veiligere gemeenschap.

Voor nu zullen wij de middelen die over zijn van het noodfonds, zo goed mogelijk besteden en zoeken naar zo veel als mogelijk een normalisatie van het dagelijks leven. We blijven zorgen voor de nodige financiële injecties vooral voor de mensen die zwaar zijn getroffen met hun gezin, zodat zij ook het leven weer kunnen oppakken.

Deze coalitie heeft nu de verantwoordelijkheid gekregen het land weer op te bouwen. Het zal niet makkelijk gaan, zonder geld, met een zwakke overheid en torenhoge schulden. Maar hoe moeilijk het ook zal zijn, wij gaan het land weer opbouwen, want dit is ons Suriname. Wij zijn het land van de oorspronkelijke Inheemsen, maar ook van de Marrons, die de vrijheid kozen vol onzekerheid en gevaar, in plaats van slavernij. Wij zijn de nakomelingen van Chinezen, Hindoestanen, Javanen, Buru’s en Libanezen, die met lege handen kwamen, maar een beter morgen maakten.

Dit is het land van Pater Donders, Sophie Redmond en Laxmipersad Mungra, arm geboren, maar altijd klaargestaan voor hun medemens. Dit is het land van Lachmon, Weidman, Pengel en Soemita. En van Essed, Wijntuin en Sedney.  En dit is ook het land van jonge politici zoals Curtis en Pakito en anderen die een volgende keer wel gekozen zullen worden. Dit is het land van onze vaders en moeders, die weinig hadden, die als slaaf of contractarbeider werden gebruikt, die werden mishandeld, verhandeld, vermoord, maar erin slaagden om ons een beter Suriname na te laten.

Dit is het land van de nul-optie, toen wij niet wisten of wij zouden kunnen rekenen op steun van buiten. Steun van buiten is ook vandaag zeer welkom, maar de basis van onze wederopbouw ligt bij onszelf: wij zullen weder opbouwen, met of zonder externe steun.

Het vertrouwen dat wij in de toekomst hebben, moeten we omzetten in daden en resultaten. Iedereen kan bijdragen.

Als uw bedrijf ondanks de moeilijke situatie blijft werken, hebt u geholpen aan de wederopbouw van Suriname. Als u als politieman, verpleegster, onderwijzer, uw werk naar eer en geweten doet, en zich blijft inzetten, hebt u bijgedragen aan de wederopbouw.

Ik weet van veel mensen en bedrijven, dat zij armen en tehuizen helpen en anoniem willen blijven. Wij danken ze, ze helpen aan de wederopbouw. Als u een werkloze jongere bent in de ghetto, maar u helpt om uw wijk veilig te houden, en u beschermt de kinderen en ouderen in de straat, dan hebt u bijdragen.

Als u dat elke dag tenminste een keer doet, dan hebt u een grote bijdrage geleverd. Iedereen, zonder uitzondering kan meewerken, en Suriname samen weer opbouwen.

Landgenoten, dat wij vandaag hier voor u staan is mede mogelijk gemaakt door velen die voor- en achter de schermen heel hard hebben gewerkt. We zijn hen allemaal erkentelijk voor hun inzet en steun. Zonder iemand verder te kort te doen, wil ik twee bijzondere groepen van werkers bedanken, die in deze moeilijke Covid19-epidemie onvermoeibaar hebben gewerkt voor de samenleving. Ten eerste dank aan alle verpleegsters en medici voor de bescherming van onze landgenoten, dankzij u zijn veel levens gered. Ten tweede, dank ik alle onderwijzers en docenten voor hun inzet om onderwijs te verzorgen onder de moeilijke omstandigheden, u heeft onze jongeren gered, de toekomst van Suriname.

Landgenoten, het is mij een eer en voorrecht om vandaag uw president te zijn, president van dit trotse Surinaamse volk. Samen met u, samen met de kracht van de Schepper, gaan we Suriname weer naar grote hoogten stuwen.

Ik dank u

God zij met u;

God zij met Suriname.

***

ACCEPTATIE SPEECH PRESIDENT-ELECT

Chandrikapersad Santokhi

Uitgesproken op maandag 13 juli 2020

De Nationale Assemblee, Paramaribo

 

Meneer de Voorzitter,

Wans ope tata komopo, wi moe seti kondre boen

Dít, meneer de voorzitter, dít is de heilige opdracht waarmee we de komende vijf jaar elke dag aan het werk gaan. De opdracht om Suriname te verheffen tot de bloeiende natie waar ons volk recht op heeft.

Elke dag weer zal ik als president de vraag stellen: draagt wat we doen, bij aan een beter Suriname? Draagt het bij aan een rechtvaardiger leven voor onze landgenoten? Dat wordt de nieuwe norm. We nemen afscheid van persoonlijk belang en eigen gewin. De burger van Suriname staat vanaf nu centraal.

Via u, meneer de voorzitter, richt ik me graag tot de leden van dit hoogste college van staat van ons land. En, met uw toestemming, ook tot de hele natie.

Vandaag heeft u als leden van De Nationale Assemblee met deze verkiezing laten zien dat onze democratie nog werkt. Laten we onze democratie, ons rechtssysteem koesteren. Laat De Nationale Assemblee weer het echte huis van het volk zijn. Als president beloof ik dat ik naar dit huis van het volk zal komen om regelmatig verantwoording af te leggen. Om in een open debat van gedachten te wisselen. Ook u, leden van dit huis, heeft ook een grote verantwoordelijkheid. U mag die niet verzaken.

Ik dank de leden van dit college, die mij hebben gekozen in het ambt van president van dit bijzondere land. Het is een voorrecht om dit ambt te mogen vervullen en ik aanvaard die opdracht met eerbied en respect.

En ik dank ook iedereen, binnen en buiten deze muren, die eraan heeft bijgedragen deze verkiezing mogelijk te maken.

Aan alle landgenoten, die ik de afgelopen jaren heb gesproken tijdens mijn ontmoetingen door het hele land, zeg ik: u heeft mij aangehoord en ik heb naar u geluisterd. En ik heb ook uw noden gezien en gehoord. Ons land wordt vanaf nu geleid door mensen zoals u en ik. Gewone mensen, uit alle lagen van de bevolking, uit alle districten. U bent ons, wij zijn u.

Ik dank ook in het bijzonder mijn vrienden, mijn politieke kameraden, mijn partijgenoten en structuren, mijn medestrijders hier en in de diaspora; en natuurlijk een speciaal woord van dank aan mijn familie, mijn kinderen en mijn partner Melissa. Hun onvoorwaardelijke steun is mij dierbaar en maakt het mogelijk de zware taken die voor ons liggen te vervullen.

Meneer de voorzitter, we ronden met de verkiezing van president en vicepresident het proces af van een lange, intense en soms harde verkiezingscampagne. Vanaf dit moment begint een nieuwe fase.

Vanaf dit moment begint het proces om samen met De Nationale Assemblee, samen met de nieuwe regering, samen met maatschappelijke groeperingen en samen met de gehele bevolking te werken aan de wederopbouw van Suriname.

En we zullen dat doen door eenheid te tonen. Eenheid in leiderschap, eenheid in beleid en eenheid in bestuur. De regering die we vormen, zal coherent beleid voeren, waar alle ministeries moeten samenwerken aan het ene doel: de wederopbouw van Suriname.

Meneer de voorzitter, zonder die eenheid heeft ons land geen toekomst. En ik wil er geen doekjes om heen winden. Laat ik duidelijk zijn: we staan met ons land aan een financiële afgrond. We balanceren op het randje van een internationale default. Er heerst zorg over de vraag hoe wij elke maand de salarissen moeten betalen en medicijnen moeten aanschaffen. De kas is zo goed als leeg. En ik wil dat we allemaal dit goed beseffen.

De erfenis die ons wordt achtergelaten is met geen pen te beschrijven. Naast de gezondheidscrisis door de Covid19-epidemie, wisten wij dat we vooral een grote financiële crisis het hoofd moesten bieden. Deze financiële crisis, overtreft echter alle ‘worst case-scenario’s’ die we hadden bedacht. Het is vele malen erger dan we voor mogelijk hebben gehouden.

Dat betekent meneer de voorzitter, dat ik hier en nu een oproep doe aan alle Surinamers om de rijen te sluiten. Om gezamenlijk de crises te lijf te gaan. Ik ben er van overtuigd dat we de crises zullen oplossen. Het gaat ons ook lukken. Maar daarvoor is nodig dat we elkaar vasthouden en schouder aan schouder de problemen aanpakken.

We hebben geen tijd te verliezen. We hebben geen tijd voor allerlei spelletjes, politieke trucjes en foefjes. Ik ga daar ook niet aan meedoen en er tijd aan verspillen.

Het is nu tijd om als volwassen mannen en vrouwen samen te werken om het land uit de crisis te halen. Om het land weer op te bouwen. Om onze kinderen en kleinkinderen een goede toekomst te geven. Dat is de oproep die ik vandaag doe aan eenieder.

De contouren van ons beleid en aanpak zal ik uiteenzetten tijdens de regeringsverklaring bij de start van het nieuwe parlementaire jaar in oktober 2020.

Meneer de voorzitter, ik sta hier als Surinamer. Gekneed uit de vruchtbare klei van dit land, gevormd door de normen en waarden van mijn ouders, met wortels in alle rassen en geloven van ons mooi Suriname. Een deel van die prachtige bromtji djarie, die we samen vormen. Ik zeg dat meneer de voorzitter, omdat deze visie van eenheid in verscheidenheid de drijfveer is in mijn leven. Respect voor de ander en op basis van dat respect samen werken aan de toekomst. Met dat respect hebben we ons mandaat gekregen, en met dat respect voor volk en vaderland zal ik mijn taken als president straks ook vervullen.

Meneer de voorzitter, ik begon met een voor mij inspirerende regel uit ons Volkslied, …wi moe seti kondre boeng. En dat meneer de voorzitter is precies wat we gaan doen. w’o set’en.

Meneer de voorzitter er is veel te doen en we doen dat met steun van eenieder en de kracht die ons door de schepper is gegeven:
God zij met ons Suriname, Hij verheff’ ons heerlijk land

Ik dank u.

Meer
  • Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Geen Reacties

Naar een herstel van de Surinaams-Nederlandse betrekkingen – Hans Ramsoedh

woensdag, 15 juli 2020 by Redactie Hindorama

Met het aantreden van de nieuwe Surinaamse regering onder president Santokhi is de weg weer vrij voor normalisering van de Surinaamse-Nederlandse betrekkingen. Deze betrekkingen hadden in de periode 1975-2010 het karakter van een ‘belaste relatie’ die het gevolg was van verschillen in opvatting over de besteding van de Nf 3.5 miljard ontwikkelingshulp die Suriname als bruidsschat bij de onafhankelijkheid in 1975 van Nederland ontving. Het presidentschap van Desi Bouterse (2010-2020) vormde vervolgens een sta-in-de-weg voor normale betrekkingen tussen beide landen. Die relatie onder president Bouterse kan worden getypeerd als een ‘koude oorlog in miniatuur’. Voor Nederland was Bouterse hoofdverantwoordelijke voor de Decembermoorden in 1982 en hij was daarnaast door een Nederlandse rechtbank in 1999 veroordeeld wegens betrokkenheid bij een cocaïnetransport naar Nederland. Bouterse gaf blijk van een Nederland-syndroom. Alles wat fout ging in Suriname of hem niet zinde was het werk van Nederland: zijn veroordeling door een Nederlandse rechtbank, zijn veroordeling door de Krijgsraad in Suriname en de protestdemonstraties tegen zijn desastreuze sociaaleconomisch beleid. Met de verkiezingsnederlaag van de Nationale Democratische Partij (NDP) bij de verkiezingen in mei 2020 lijkt er na veertig jaar (1980-2020) een eind gekomen aan Bouterse als een belangrijke factor in de Surinaamse politiek. Hiermee is de weg vrijgemaakt voor normalisering of een reset van de betrekkingen tussen beide landen.

Chandrikapersad Santokhi officieel president

Nederland en Bouterse
Nederland had duidelijk moeite met de verkiezing van Bouterse als president in 2010. Al direct nadat hij als president was gekozen, liet de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Maxime Verhagen (CDA), weten dat Bouterse alleen welkom was in Nederland om zijn gevangenisstraf uit te zitten. Den Haag zou alleen contacten onderhouden met de regering Bouterse op basis van ‘functionele noodzaak’. Een jaar na de verkiezing van Bouterse als president legde Nederland zich echter neer bij de nieuwe Surinaamse politieke realiteit. Het wenste een zakelijke maar ook betrokken relatie met Suriname. De Surinaams-Nederlandse relaties kwamen in april 2012 onder politieke hoogspanning toen het Surinaamse parlement hangende het Decemberproces de omstreden amnestiewet aannam. Als teken van protest riep Nederland de eigen ambassadeur terug uit Paramaribo en het kondigde een reisverbod af voor de verdachten in het 8-Decemberstrafproces. Door de Surinaamse regering werd als reactie op het Nederlandse besluit de ambassade in Nederland teruggebracht tot het niveau van zaakgelastigde en werd de nieuw benoemde Nederlandse ambassadeur in Suriname in 2013 geen accreditatie verleend. Pas in september 2014 werden de betrekkingen op ambassadeursniveau weer genormaliseerd. De gemeenschappelijke taal, geschiedenis, cultuur en de vele familie- en vriendschapsbanden vormden voor Nederland reden genoeg om zich neer te leggen bij de nieuwe politieke realiteit.

Reageerden Nederlandse bewindslieden in 2010 op de verkiezing van Bouterse als president nog bitter, in 2015 reageerden zij op de verkiezingsoverwinning van Bouterses NDP slechts koeltjes. Premier Rutte verklaarde op zijn wekelijkse persconferentie op 29 mei 2015 de verkiezingsuitslag te respecteren, maar niet van plan te zijn Bouterse te feliciteren met zijn verkiezingsoverwinning. De contacten bleven voor hem beperkt tot ‘functioneel noodzakelijk’. De voortdurende Nederlandse kritiek op de obstructie van het Decemberproces door de regering-Bouterse bleef de onderlinge relaties belasten. In juni 2017 werd opnieuw de accreditatie van de nieuwe Nederlandse ambassadeur in Suriname door president Desi Bouterse ingetrokken. De Surinaamse autoriteiten gaven hiervoor geen reden op, maar opmerkelijk was wel dat de intrekking gebeurde op de dag dat de strafeis tegen Bouterse werd uitgesproken in het 8-Decemberstrafproces. De maatregel hing primair samen met wat de regering-Bouterse beschouwde als aanhoudende Nederlandse bemoeienis met Surinaamse zaken.

De nieuwbakken Nederlandse VVD-minister van Buitenlandse Zaken (Stef Blok) zorgde in juli 2018 voor grote opschudding toen hij op een besloten bijeenkomst met Nederlanders werkzaam bij internationale organisaties zijn opvattingen over immigratie en integratie openbaarde. Hij noemde daarbij Suriname een failed State die te maken heeft met etnische opdeling. Hoewel de minister na de commotie die naar aanleiding van uitspraak ontstond achteraf zijn uitspraak betreurde, kwam die hem op veel kritiek te staan in politiek Den Haag. De Surinaamse regering eiste excuses van Nederland, sprak van ‘destabiliserende en denigrerende uitspraken’ en beschuldigde Nederland een ‘agenda van herkolonisatie’ erop na te houden. Vanwege de kritiek kon de minister niet anders dan per brief zijn excuses aanbieden aan de Surinaamse regering voor zijn denigrerende uitspraken. De faux pas van de Nederlandse minister was koren op de molen van de regering-Bouterse en de NDP die daarmee weer de anti-Nederlandse trom konden roeren. De grote verkiezingsnederlaag van de NDP van Desi Bouterse in mei 2020 leidde tot vreugde en instemming op het Binnenhof in Den Haag. Partijen van links tot rechts hopen op een betere relatie én dat Bouterse snel achter tralies verdwijnt.

Herstel van de onderlinge betrekkingen
Tien jaar Bouterse als president heeft Suriname geruïneerd. De situatie anno 2020 is vele malen erger dan die in 2000 toen de regering Venetiaan II aantrad en orde op zaken moest stellen na het wanbeleid van de regering-Wijdenbosch (1996-2000). Op dit moment is de situatie dat lokale salarissen niet kunnen worden betaald, er is geen geld aanwezig in de pinautomaten en de staatsschuld bedraagt circa 3.5 tot 4 miljard USD. Daarnaast heeft de internationale kredietbeoordelaar Fitch Ratings heeft de kredietwaardigheid van Suriname van een C-notering verder teruggebracht naar het laagste niveau, de Restrictive Default Status(RD-status), hetgeen betekent dat een land zijn schulden in buitenlandse valuta al een of meer keren niet heeft kunnen betalen, maar dat de wil om terug te betalen wél aanwezig is. Suriname is internationaal een paria geworden.

Leiders coalitiepartijen: v.l.n.r. Gregory Rusland (NPS), Chan Santokhi (VHP), Ronnie Brunswijk (ABOP) en Paul Somohardjo (PL)

Met exit Bouterse is de weg vrij voor een normalisering van de betrekkingen tussen beide landen. De nieuw aangetreden regering-Santokhi heeft in haar regeerakkoord (2020-2025) onder meer prioriteit gegeven aan het herstel van de betrekkingen met Nederland en een diasporabeleid gericht op het betrekken van de Surinaamse diaspora bij de verdere ontwikkeling van Suriname. Vanuit de Tweede Kamer is na het vertrek van Bouterse en de verkiezing van Santokhi als nieuwe president opgeroepen tot herstel van de banden tussen beide landen. Een zakelijke en pragmatische samenwerking vormen daarbij de basis voor het beëindigen van de postkoloniale verkramping in de afgelopen decennia. De historische en culturele banden tussen Nederland en Suriname maken de relatie bijzonder. Er is te veel Suriname in Nederland en te veel Nederland in Suriname om elkaar als willekeurig buitenland te beschouwen. Nederlandse hulp en bijstand zijn voor de nieuwe Surinaamse regering meer dan ooit gewenst om de failliete boel in Suriname weer op de rails te krijgen.

Bekijk: INAUGURATIE PRESIDENT EN VICEPRESIDENT VAN SURINAME 16 JULI 2020

Meer
  • Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Geen Reacties

Nederland voor Suriname. Maar door Surinamers? – Amar K. Soekhlal

zaterdag, 11 juli 2020 by Redactie Hindorama

Terwijl het debat over racisme in de samenleving in alle media gevoerd wordt, presenteert de NPO-televisie een programma waarin zowat alle Surinaamse bevolkingsgroepen worden buitengesloten. Alledaags racisme noemde Philomena Essed dit sluipende, zogenaamd “kleine racisme” al in een studie uit 1991, die onlangs werd herdrukt. De organisatoren van de benefietavond Nederland voor Suriname, Jörgen Raymann en Humberto Tan, hebben niet door dat zij er zichzelf ook schuldig aan maken. Nederland voor Suriname, maar door Surinamers?, vraagt Amar Soekhlal zich af.

Op woensdag 8 juli 2020 was er een benefietavond op NPO1 onder de titel Nederland voor Suriname. De bedoeling van deze avond was om geld op te halen om de coronacrisis in Suriname te bestrijden. De tussenstand op woensdagavond was om 21.45 ongeveer € 500.000 en is inmiddels opgelopen tot € 1,5 miljoen. Mijn probleem met de avond was dat het geen Surinaamse aangelegenheid was, maar een Afro-Surinaamse aangelegenheid. De Hindostanen, Chinezen, Javanen en andere Surinaamse groepen waren afwezig. Wederom werd het beeld bevestigd dat Suriname alleen maar bestaat uit Afro-Surinamers.

Een aantal van de Afro-Surinamers die aanwezig waren op die uitzending, zijn niet weg te slaan uit de diverse praatprogramma’s als het gaat over racisme en discriminatie. Zij verwijten de witte Nederlanders discriminatie en uitsluiting op tal van gebieden zoals werk, media, scholen, woningmarkt en dergelijke. En terecht, maar tegen die mensen zou ik willen zeggen: haal de balk uit uw oog. Jarenlang hebben met name de Afro-Surinamers lopen jeremiëren over discriminatie in Hilversum, maar als het gaat om uitsluiting van de andere bevolkingsgroepen – en niet alleen uit Suriname – dan vinden de Afro-Surinamers dit klaarblijkelijk normaal. De Afro-Surinamers kopiëren het discriminatiegedrag van de witte Nederlanders.

Ook bij de grote Suriname-tentoonstelling in Amsterdam zag je dit patroon. De kunst- en cultuuruitingen van de Afro-Surinamers domineerden de tentoonstelling, terwijl die van de Hindostanen, Javanen en Chinezen nauwelijks te zien waren. En toch werd de tentoonstelling aangeduid als de grote Suriname-tentoonstelling! Ook hier werd Suriname vereenzelvigd met alles wat Afro-Surinaams was. Gekscherend zei een vriend tegen mij dat het beter zou zijn als de organisatoren, alweer nagenoeg alleen Afro-Surinamers, de tentoonstelling “Blakamang-tentoonstelling” hadden genoemd. Ik vind deze opmerking veelbetekenend. Het is een breed gedragen gevoel dat Surinaamse bevolkingsgroepen door de Afro-Surinamers worden genegeerd als er projecten worden georganiseerd onder de noemer Suriname.

Humberto Tan, die de presentator was op die avond, is benoemd tot voorzitter van de commissie-Mijnals, die de KNVB en de Rijksoverheid gaat adviseren om inclusiviteit te bevorderen en racisme in het voetbal tegen te gaan. Maar inclusiviteit was op 8 juli ver te zoeken. De samenstellers van het programma kunnen zich niet beroepen op onwetendheid – zij zijn immers toch ook Surinamers? Suriname is het land van Indianen, Chinezen, Creolen, Hindoestanen, Javanen, Boeroes, Haïtianen en Brazilianen. Ook ik ondersteun het project, maar met mij hebben velen er een bittere nasmaak aan overgehouden.

Zie ook: Werkgroep Caraïbische Letteren
Caraïbisch Uitzicht Het alledaags racisme van Jörgen Raymann en Humberto Tan

Meer
  • Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, NIEUWS, Suriname
Geen Reacties
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Zoeken

  • EN | Colofon | Adverteren [About us]
  • Gebruikersvoorwaarden
  • Privacy- en cookiebeleid
  • Contact | e-mail: info@hindorama.com

Schrijf je in voor onze Hindorama Nieuwsbrief

Door u in te schrijven voor onze GRATIS NIEUWSBRIEF blijft u op de hoogte van de meest recente informatie.

https://youtu.be/1f2v0db5gao
Hindorama

© 2021 Sampreshan/Hindorama | Alle rechten voorbehouden. | All rights reserved.

TOP