Hindorama

Let's get IN(fo)SPIRED!
  • HOME
  • ACTUEEL
  • CULTUUR
  • COLUMN
  • INTERVIEW
  • JAI
    • JNAN ADHIN INSTITUUT (JAI)
    • BIBLIOTHEEK
      • INFOSITE / EEN OVERZICHT
      • JNAN HANSDEV ADHIN
      • MIGRATIEGESCHIEDENIS
  • OVER ONS
    • CONTACT
    • WEBSHOP Sampreshan.com
    • VRIENDEN van HINDORAMA
    • ADVERTEREN
    • NUTTIGE LINKS | DOWNLOAD
WEBSHOP

Subhas Chandra Bose: de militante leider van de onafhankelijkheidsstrijd van India – Prof. Chan Choenni

zondag, 23 januari 2022 by Redactie Hindorama

Gharietje Choenni

Ik draag dit artikel op aan mijn zus Gharietje Ghar­gi­­wati Choenni (Parama­ri­bo, 1951) die op 17 januari 2022 na een lang ziekbed overleed. Zij was een Hin­do­staans-Suri­naam­se fe­mi­­nis­t en andragoog die met volle teugen van het leven heeft genoten. Zij voerde de emancipatie van de Hindostaanse vrouw hoog in haar vaandel en was een rolmodel voor velen van haar generatie. Zij vond het prachtig dat Subhas Chandra Bose het regiment van vrouwelijke militairen Jhansi ke Rani had opgericht. Dat Indiase vrouwen toen al moderne militaire uniformen (lange broeken) droegen en geweren om strijd te voeren voor de bevrijding van India had haar be­won­dering. Ik liet haar twee dagen voor haar heengaan een foto van dit regiment zien; er verscheen een glimlach op haar gezicht.

Jhansi ke Rani-regiment

***

Inleiding
Het is vandaag 23 januari 2022 precies 125 jaar geleden dat een van de tot verbeelding sprekende helden van de Indiase onafhankelijkheidstrijd, Subhas Chandra Bose, werd geboren. Vroeger prijkten in menig sobere voor­kamer van woningen van Hindostanen -in Suriname voorzaal genoemd- (ingelijste) posters van Mahatma Gandhi en/of van Subhas Chandra Bose. Beiden waren bekende helden van de onafhankelijkheidsstrijd in India. Derge­lijke posters hadden na de onafhankelijkheid van India in 1947 tot de jaren zeventig een grote historische waarde in Suriname. De digitale media speelde toen nog geen rol en ook de televisie die vanaf 1964 in zwart-wit uitzond, had slechts een bescheiden rol in relatie tot verhalen over de Indiase geschiedenis. Wel bestonden er al Indiase films waarin de Indiase onafhankelijk­heids­strijd en de rol van de prominente strijders aan bod kwam. De tragische onafhankelijkheidstrijd van India lag destijds nog fris in het geheugen van veel van de toenmalige Hindostaanse volwassenen. Mahatma Gandhi werd na de moeizaam en bloedig verkregen onafhankelijkheid immers op 30 januari 1948 dood­geschoten door Nathuram Godse. Deze radicale hindoe was van mening dat Gandhi zich te toegeeflijk had opgesteld tegenover de radicale moslims. Zijn toegeeflijke houding zou mede hebben bijgedragen tot de splitsing van het toenmalige India in India en Pakistan. Gandhi werd echter vanwege zijn geweldloze strijd en zijn morele standpunten hoog gewaardeerd in Suriname. Sterker nog: van Mahatma Gandhi werd op zijn geboortedag (2 oktober) in 1959 een standbeeld in Paramaribo onthuld. De derde held was pandit Jawaharlal Nehru, die de eerste premier van het onafhankelijke India werd. Omdat hij toentertijd nog in leven was, waren er minder posters van hem in omloop. Zijn nakomelingen hebben decennialang India geregeerd; onder wie zijn dochter Indira Gandhi. Zij was overigens geen familie van Mahatma Gandhi. Zij werd de eerste vrouwelijke premier van India. Van de populaire held Subhas Chandra Bose die in 1945 verongelukte, waren er verschillende posters in de toenmalige Hindostaanse gemeenschap in omloop. Hij was en is echter buiten India minder bekend, terwijl hij tijdens de onafhankelijkheidsstrijd (1917-1947) zowel in India alsook in de Indiase diaspora werd bewonderd om zijn moedige en heldhaftige strijd tegen de Britse overheersers van India. Hij was een charismatische leider die een gewelddadige strijd tegen de Britse overheersers voorstond en deze later ook heeft gevoerd. Hij groeide vanwege zijn veelbewogen leven uit tot een mythische held. Net als Gandhi en Nehru heeft Subhas Chandra Bose verschillende boeken geschreven en was een intellectueel van hoog kaliber. Naast deze drie zijn er andere prominente helden, zoals de stichter van Pakistan: Mohamed Ali Jinnah. Ook Sardár Vallabhai Patel was een bekende held. Voor hem is in 2018 in de Indiase westelijke staat Gujarat -waar hij werd geboren- een standbeeld van liefst 181 meter opgericht. En natuurlijk moet ook dr. B.R. Ambedkar, de leider van de kastelozen worden genoemd. Hij heeft de Indiase grondwet ontworpen.

In dit artikel geef ik een schets van de levensloop van Subhas Chandra Bose en zijn ideeën alsook zijn verdiensten. Ik beperk mij tot een Hindostaans-Surinaams perspectief en laat niet alle aspecten van de langdurige en veelvormige onafhankelijkheidsstrijd de revue passeren. Subhas Chandra Bose heeft veel gepubliceerd en er is veel over hem geschreven. Op het internet is veel informatie over hem te vinden. Ik baseer mij grotendeels op zijn belangrijkste boek getiteld The Indian Struggle dat voor het eerst in 1942 integraal werd gepubliceerd. Subhas Chandra Bose was een foto­ge­nieke man met een lengte van 1,80 meter en had een rijzig postuur. Hij torende uit boven zijn meeste Indiase landgenoten en was destijds met name voor veel jongemannen een rolmodel. Op de meeste posters die in Suriname van Subhas Chandra Bose in omloop waren, werd hij afgebeeld in militair tenue en in heroïsche stijl. Hij draagt een militaire topi (Indiase muts) en bril. Dit reflecteert echter slechts de laatste periode uit zijn leven: namelijk de periode van de Tweede Wereldoorlog. Hij werd opperbevelhebber van de door hem opgerichte Azad Hind Fauj (Indian National Army/Indiaas nationaal leger) waarmee hij een gewelddadige strijd heeft gevoerd tegen de Britse overheersers met onder­steu­ning van (nazi) Duitsland en Japan.

Poster van Subhas Chandra Bose in militair tenue. Hij gebruikte vaak de slogan Jai Hind (Leve India).

Tijdens zijn niet aflatende strijd tegen de Britse overheersing representeerde hij de radicale stroming en werd gaandeweg, als het ware, de tegenhanger van Mahatma Gandhi. Zo vond Subhas Chandra Bose het schandalig dat 200.000 Britten in India een bevolking van 300 miljoen konden knechten. Bovendien was India een grote civilisatie en verdiende het om onafhankelijk te zijn en een prominentere plaats op het wereldtoneel te hebben. Om dat te promoten reisde hij door de belangrijke Europese landen in de jaren dertig van de vorige eeuw. Hij werd begin jaren veertig Netaji genoemd, dat vrij vertaald gerespecteerde leider / volks­vertegen­woordiger betekent.

Achtergrond en loopbaan
Subhas Chandra Bose werd geboren op 23 januari 1897 in de stad Cuttack, gelegen in de oostelijke staat Orissa/Odisha. Deze staat ligt ten zuiden van de huidige staat West Bengalen en ten oosten van de staat Bihar. De staat Orissa is nog steeds een van de achtergebleven staten van India. De hoofdstad is Bhabhaneswar; daar staat de bekende grote tempel van Jaganath / Juggernauth. Cuttack is de tweede grote stad. Subhas Chandra Bose is dus niet geboren in de staat Bengalen en evenmin in Calcutta (tegenwoordig Kolkata), zoals vaak ten onrechte wordt verondersteld. Zijn familie is wel van Bengaalse oorsprong. Daarom was hij heel poplulair in de toenmalige grote staat Bengalen. Deze staat werd na de onafhankelijkheid gesplitst in West Bengalen (in India) en Oost-Pakistan. In 1970 werd Oost-Pakistan na een oorlog met West-Pakistan de nieuwe staat Bangladesh. Subhas Chandra Bose was afkomstig uit een groot gezin. Hij was het negende kind van veertien broers en zussen. Vader Janakinath Bose was een bekende en welvarende advocaat. Zijn moeder Prabhavati Devi was een vrome, religieuze vrouw. Hij was van jongs af aan een briljante leerling. Vanaf 1902 zat hij op een protestantse Europese school en in 1909 ging hij naar een school van de Baptisten –eveneens een school met een christelijke grondslag. Hij vervolgde zijn opleiding aan de Ravenshaw Collegiate School, een middelbare overheidsschool in Cuttack en verhuisde daarna naar Calcutta voor verdere studie. Subhas Chandra Bose behaalde in 1918 zijn Bachelor of Arts (B.A.) aan het Scottish Church College van de Universiteit van Calcutta.

Om de wensen van zijn ouders te vervullen vertrok hij in 1919 naar Engeland om in Cambridge de ICS (Indian Civil Service) opleiding te volgen. Dit was een zeer prestigieuze opleiding. De afgestudeerden van ICS vervulden de hoogste bestuurlijke functies in het toenmalige British Raj. British Raj was de naam voor het Engelse bestuur over het toenmalige India (nu: India, Pakistan en Bangladesh). Subhas Chandra Bose slaagde voor het zware eindexamen in 1920 als de vierde beste kandidaat.

Subhas Chandra Bose helemaal rechts staand. In het midden zittend: vader Jankinath en moeder Prabhavati met kinderen op hun schoot.

Voorstander van totale onafhankelijkheid
In 1919 werd in het park Jallianwalla Bagh in de stad Amritsar gelegen in de westelijke staat Punjab van India een bloedbad onder weerloze Indiase demonstranten aangericht door Britse troepen. De demonstranten eisten vrijlating van twee nationalistische leiders die waren gevangengenomen door de Brits-Indiase regering. Hoewel Subhas Chandra Bose toen in England verbleef, was hij echter diep verontrust over het gewelddadige optreden van de Britse over­heer­sers. Halverwege 1921 keerde hij terug naar India. Na zijn terugkeer kwam hij onder de invloed van Mahatma Gandhi die een geleidelijke onafhankelijkheid van India voorstond. Het zogeheten Indian National Congress leidde deze onafhankelijkheidsbeweging. Deze naam werd afgekort tot Congres en later omgezet in de Congress Party. Subhas Chandra Bose richtte een krant op, getiteld de Swaraj (zelfbestuur). Het Congres had regionale afdelingen over heel India en Subhas Chandra Bose begon zijn politieke carrière in de Bengaalse afdeling van het (Indiase Nationale) Congres. In 1923 werd hij gekozen tot voorzitter van de jongerenafdeling (All India Youth Congress) en ook tot secretaris van het Bengaalse Nationale Congres. Subhas Chandra Bose werd populair om zijn patriottische standpunten en zijn resolute afwijzing van de Britse overheersing van India. Hij was een felle voorstander van snelle en totale onaf­hanke­lijkheid (purna swaraj) van India. Hij vond Mahatma Gandhi daarom te gematigd. Volgens hem was Gandhi voor zelfbestuur binnen het verband het Britse Rijk. Subhas Chandra Bose behoorde tot de zogeheten linkervleugel van het Congres en werkte toen samen met de opkomende leider Jawaharlal Nehru, zoon van de invloedrijke advocaat Motilal Nehru, die toen voorzitter was van het Congres. Dit was de hoogste functie en het standpunt van de voozitter was beeldbepalend voor de oppositie tegen de Britse overheersing. De verkiezing van de voorzitter (President) van het Congres vond regelmatig plaats door afgevaardigden van heel India.

De leden van deze linkervleugel waren jonger en minder enthousiast over constitutionele hervormingen binnen het bestuurlijk kader van het Britse Rijk waartoe India behoorde. Subhas Chandra Bose stond bovendien meer open voor het socialisme en streefde naar meer economische gelijkheid tussen mensen; hij was echter geen communist. Hij was voor een confrontatiepolitiek ten opzichte van de Britse overheersers om de totale onafhankelijkheid van India tot stand te brengen, terwijl Jawaharlal Nehru voorstander was van een over­leg­model. Subhas Chandra Bose voorzag toen al dat er geen vreedzame overdracht van de politieke macht door Britten aan de Indiase leiders zou plaatsvinden. India was immers ‘the Jewel in the British crown’ oftewel het belangrijkste land waarop de Britse imperiale macht was gestoeld. De Britten zouden dan ook niet gemakkelijk afstand doen van hun grootste en rijkste kolonie.

Tegenhanger van Gandhi
Subhas Chandra Bose was in veel opzichten een tegenhanger van Mahatma Gandhi die 18 jaar ouder was en zeer sober ingesteld. Gandhi was voorstander van geweldloos verzet om de onaf­hankel­ijkheid van India te bereiken. Hij was ook voorstander van een pastoraal leven en niet enthousiast over economische moderni­sering. Hij wilde, bijvoorbeeld, geen gebruik­maken van machines en moderne middelen voor de landbouw. Subhas Chandra Bose hield van moderne kleding en uniformen en was -indien nodig- voor gebruik van geweld om de Britten uit India te krijgen. Hij gebruikte termen als Quit India (verlaat India) en was een modernist die vond dat India juist moderne middelen moest gebruiken om zich economisch te ontwikkelen. Tenslotte was Gandhi religieus geïnspi­reerd, terwijl Subhas Chandra Bose wars was van religie. Mede daardoor had hij aanhang onder alle religeuze groepen in het toenmalige India.

Subhas Chandra Bose met Mahatma Gandhi en Bose samen met Jawarlal Nehru.

De politieke goeroe van Subhas Chandra Bose was Deshabandhu Chittaranjan Das die politiek links was georiënteerd en in 1924 voorzitter van het Congres werd. Deshabandhu werd in 1924 ook gekozen tot burgemeester van Calcutta. Hij was voor eenheid tussen hindoes en moslims. Hij overleed echter in 1925 vrij plotseling aan een hartaanval. De hindoe-moslim rivaliteit in verband met de machtsdeling in het toekomstige onafhankelijke India werd sterker. Subhas Chandra Bose was toen pas 27 jaar en zeer actief; hij werd de leider van politiek links in India. Er bestond ook een communistische partij in India, maar hun aanhang was niet zo groot en geconcentreerd in bepaalde staten, zoals Bengalen. Opvallend was dat Subhas Chandra Bose goed bevriend was met de leiders van de verschillende religieuze stromingen en werd bewonderd om zijn gedurfde opstelling tegen de Britse overheersers. Hij bezigde felle bewoordingen, bij­voor­beeld dat Indiërs geen Angrez ke ghulam (geen knechten van Britten) moesten zijn.

Gevangenis
Zowel de gematigden, zoals Mahatma Gandhi, als radicale Indiase politici riepen regelmatig op tot boycotacties, bijvoorbeeld tegen de koop van bepaalde Engelse importproducten. Er werden ook werkstakingen (hartál in het Hindi) georganiseerd om het streven naar een onafhankelijkheid kracht bij te zetten. De Brits-Indiase regering arresteerde deze leiders regelmatig. Zij werden in de gevangenis opgesloten, onder wie ook Mahatma Gandhi. De gevangen leiders gingen daarna vaak als protest in hongerstaking. Daarop volgden weer acties van de bevolking om hun vrijlating en werden zij alleen maar populairder. Zo werd ook Subhas Chandra Bose in oktober 1925 tegelijk met veel andere nationalisten gearresteerd vanwege opruiing. Hij kwam in een gevangenis in Birma (tegenwoordig Myanmar) terecht dat ook behoorde tot het Britse imperium. In 1927 werd hij -onder meer vanwege gezond­heids­redenen- vrijgelaten en begon intensiever samen te werken met Jawaharlal Nehru om de totale onafhankelijkheid van India na te streven. In 1928 sprak het Motilal Nehru-comité van het Congres zich echter uit voor een zogeheten dominionstatus. India zou een onafhankelijk land worden, maar wel onderdeel van het Britse Rijk moeten blijven. Subhas Chandra Bose en Jawaharlal Nehru verzetten zich fel hiertegen. Zij zouden met niets minder dan een volledige onafhankelijkheid van India genoegen nemen. Subhas Chandra Bose kondigde daarom de oprichting van een Independence League aan om oppositie te voeren tegen de gematigden in het Congres. Als radicale leider stelde hij In 1929 voor om een parallelle Indiase regering samen te stellen naast de officiële regering. Hij mobiliseerde een grote groep aanhangers en verkondigde met verve zijn linkse idealen voor meer gelijkheid en economische ontwikkeling. Hij werd opnieuw gearresteerd wegens ‘wangedrag’ en weer vrijgelaten. Hij werd populairder en werd in 1930 gekozen tot burgemeester van de miljoenenstad Calcutta. Tijdens een zogeheten Burgerlijke Ongehoor­zaam­heidsactie tegen de regering werd Subhas Chandra Bose weer gevangengezet. Hij werd opnieuw vrijgelaten in 1931 nadat het zogeheten Gandhi-Irwin pact was ondertekend. Dit hield een dominionstatus voor India in, oftewel een onafhankelijk India, maar als onderdeel van het Britse Koninkrijk. Lord Irwin was de Viceroy (de onderkoning) van India. De inmiddels militant geworden Subas Chandra Bose protesteerde hevig hiertegen en bekritiseerde Gandhi. Toen in 1931 de ‘revolutionair’ Bhagat Singh en zijn medestanders als represaille werden opgehangen door de Brits-Indiase regering, omdat zij onder meer een politie-inspecteur hadden omgebracht, was voor Subhas Chandra Bose de maat vol. Er onstond ook een verwijdering tussen hem en Jawaharlal Nehru, die voorzitter van het Congres was geworden. Nehru was nu meer op de hand van Mahatma Gandhi.

Opvattingen
Subhas Chandra Bose werd na zijn vrijlating op ‘medische gronden’ uit India verbannen. Hij vertrok naar Europa waarvandaan hij vanaf 1932 oppositie voerde tegen de Britse imperiale regering. Maar hij legde ook contacten met linkse Britse poltici, zoals Clement Attlee die na de Tweede Wereldoorlog premier van Groot-Brittannië werd. Subhas Chandra Bose had echter vooral contacten in (nazi) Duitsland, Italië, Rusland en Japan. Hij ondernam stappen om centra op te richten in verschillende Europese hoofdsteden om politiek-culturele contacten tussen India en Europa te intensiveren. Hij gedroeg zich als leider van de India Freedom Movement als het ware als het hoofd van een Indiase regering in ballingschap. De verwijdering met Jawaharlal Nehru werd steeds groter. Hij bekritiseerde Nehru omdat die tijdens zijn Europese reis als voorzitter van het Indiase Congres niet de anti-Britse landen als Ierland en het communistische Rusland bezocht. Ook bekritiseerde hij Mahatma Gandhi die in dhoti (Indiase lendendoek) en op sandalen Europa bezocht. Hij vond als modernist dat er zo ten onrechte een armoedig beeld werd gegeven van India. Bovendien was de stelling van Subhas Chandra Bose dat het doel de middelen heiligt. Hij meende dat de vijand van jouw vijand jouw vriend kon zijn. Als de vijanden van het Britse Rijk konden helpen de totale onafhankelijkheid van India te bewerkstelligen, dan moest daar goed gebruik van worden gemaakt. Daarom werkte hij samen met (nazi) Duisland, Japan en Italië. Er wordt door sommigen beweerd dat Subhas Chandra Bose een nazi of zelfs een fascist was, omdat hij heulde met deze toenmalige totalitaire regiems. Hij was echter politiek links georiënteerd en in bepaalde opzichten socialistisch, maar onderschreef de nazi-ideologie niet. In een ontmoeting met Adolf Hitler bekritiseerde hij bepaalde passages in het boek Mein Kampf en hij had meningsverschillen met Hitler. Hij bleek later een grote tegenstander te zijn van de Duitse inval in Rusland. Hij was ook populair in Japan. Wel kan worden gezegd dat Subhas Chandra Bose samenwerking met autoritaire regiems geen probleem vond en zich liet gebruiken om Groot-Brittannië tijdens de Tweede Wereldoorlog alsook de Geallieerden de voet dwars te zetten. Hij dacht dat met hulp van de zogeheten Asmogendheden (Duitsland, Italië en Japan) India met geweld kon worden bevrijd. Achteraf gezien was dat een grote misrekening van Subhas Chandra Bose; hij heeft dat met de dood moeten bekopen.

Subhas Chandra Bose met de filosoof Rabindranath Tagore. Bose met Ali Jinnah, de stichter van Pakistan.

Gekozen Voorzitter Congrespartij
Subhas Chandra Bose trotseerde het verbod op toegang tot India en keerde in 1936 terug naar India. Hij werd daar opnieuw gearresteerd en voor een jaar gevangengezet. Toen hij weer werd vrijgelaten, vertrok hij opnieuw naar Europa. In Wenen -de hoofdstad van Oostenrijk- begon hij zijn boek The Indian Struggle te schrijven. Hij werd daarbij geholpen door zijn Weense secretaresse, Emilie Schenkl (1910-1996), met wie hij in 1937 een hindoehuwelijk (zonder priester of getuigen) sloot. Op de terugweg van Wenen naar India ging hij naar Rome, waar hij onder meer met de Italiaanse dictator Benito Mussolini besprekingen voerde. In 1938 was Subhas Chandra Bose weer in India en werd opnieuw lid van het Congres. Kort daarna werd hij verkozen tot voorzitter van de Haripura Congress Session en richtte in oktober 1938 een nationaal planningscomité op voor de economische ontwikkeling van India. Sterker nog: zeer verrassend werd hij in januari 1939 door de Indiase afgevaardigden gekozen tot Voorzitter van het Congres! Hij won de verkiezingen van Dr. Pattabhi Sitaramayya, die werd gesteund door Mahatma Gandhi en de staf van het Congres (het Congress Working Committee). Mahatma Gandhi en ook Jawaharlal Nehru waren het echter niet eens met deze keus. Zij vonden Subhas Chandra Bose te radicaal en onbesuisd. De angst voor de Tweede Wereldoorlog doemde op. De pas gekozen Congresvoorzitter Subhas Chandra Bose stelde in een resolutie voor om de Britten zes maanden te geven om India over te dragen aan de Indiërs; anders zou er een opstand komen tegen de Britse overheersing. Mahatma Gandhi trok echter op de achtergrond aan de touwtjes van het Congres en had veel gezag als Bapuji (een soort vader des vaderlands). Congresvoorzitter Subhas Chandra Bose werd op allerlei manieren tegengewerkt en de staf van de Congrespartij boycotte hem. Subhas Chandra Bose zag zich dan ook gedwongen om ontslag te nemen als Congresvoorzitter (President). Hij wilde, zoals hij zei, geen ‘puppet President’ zijn. Zijn tegen­kan­di­daat Sitaramayya werd daarna alnog Congres­voorzitter. Op 22 juni 1939 richtte Subhas Chandra Bose het All India Forward Bloc op, een factie binnen het Congres gericht op een directe en totale on­afhan­kelijkheid van India en met een politiek links programma voor het ontwikkelen van het onaf­hanke­lijk geworden India.

Spectaculaire vlucht
In juli 1940 werd hij opnieuw gearresteerd vanwege een protest, dat hij aanvoerde. Hij kreeg nu huisarrest en werd onder strikte politiebewaking geplaast in zijn ouderlijk huis aan de toenmalige Elginroad in het centrum van Calcutta. Hij werd dag en nacht streng bewaakt. De Tweede Wereldoorlog woedde volop in Europa. Half januari 1941 ontsnapte Subhas Chandra Bose op spectaculaire wijze uit India. Een paar dagen voor zijn ontsnapping zonderde hij zich af zogenaamd om te mediteren. Onder dit voorwendsel vermeed hij zich dagelijks te moeten melden bij de Britse bewakers. Hij liet een baard groeien. Op de avond van zijn ontsnapping kleedde hij zich als een Pathaanse moslim-geleerde om te voorkomen dat hij herkend zou worden. Hij ontsnapte op 16 januari 1941 uit de woning in Calcutta in een auto bestuurd door zijn neef Sisir Kumar Bose. Na een vermomming als een Pashtun verze­kerings­­agent (Ziaudddin) bereikte hij Afghanistan. Vandaaruit begon hij op 26 januari 1941 een reis om Rusland te bereiken. Het lukte hem met hulp van de Duitse geheime dienst en hulpvaardige Indiërs Rusland te bereiken, terwijl door de Britten jacht op hem werd gemaakt. Vanuit Moskou reisde hij met het Italiaanse paspoort van een Italiaanse edelman “Graaf Orlando Mazzotta” naar Rome en vervolgens naar Duitsland. Begin april 1941 was hij in Berlijn, waar hij een ontmoeting had met de Duitse Minister Joachim von Ribbentrop en ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken gelegen aan de Wilhelmstrasse in het centrum van Berlijn. Duitsland leek toen aan de winnende hand in de Tweede Wereldoorlog. Hij ontmoette ook Hitler, maar ze zouden het niet met elkaar eens zijn geworden over bepaalde kwesties. Subhas Chandra Bose was -zoals gezegd- tegen de Duitse aanval op Rusland. Maar (nazi)Duitsland stond wel zeer sympathiek tegenover de directe onaf­han­ke­lijkheid van India. Dat zou immers leiden tot een aanzienlijke verzwakking van het Brise rijk. Subhas Chandra Bose richtte eerst het Sonderreferat Indien (Speciaal India Bureau) op en in november 1941 werd met Duitse fondsen een Free India Centre in Berlijn geopend. Ook werd een Free India Radio opgezet, waar hij elke avond uitzendingen verzorgde die in India waren te beluisteren.

Zittend Subhas Chandra Bose. Staand de INA\officieren A. C. Chatterjee, generaal-majoor Mohamed Kiani (de hoogste militair) en Habibur Rahman. Cover van het boek CHALO DELHI.

Azad Hind Fauj
Het voorstel van Subhas Chandra Bose om een militair geleide landinvasie in India te starten vond gehoor bij de Duitse en Japanse leiders. Eind november 1941 werd het Free India Legion opgericht, vooral bestaande uit (Indiase) krijgsgevangenen die door veldmaarschalk Rommel in Afrika van het Britse leger waren over­ge­nomen. Dit legioen bestond eind 1941 al uit 3.000 mannen en stond onder het bevel van Subhas Chandra Bose. Een klein deel van deze Indiase militairen was toen ook gelegerd in Nederland. Nadat de Japanners begin 1942 enkele overwinningen in Zuidoost-Azië hadden behaald, wilde Subhas Chandra Bose naar Zuidoost-Azië om India te veroveren met hulp van de Japanners. Hij identificeerde zich sterk met de vijanden van het Britse Rijk en wilde een heldhaftige strijd voeren. In februari 1943 ging hij aan boord van een Duitse onderzeeër en werd bij het eiland Madagaskar afgezet. Hij werd daarna overge­plaatst op een Japanse onderzeeër. In mei 1943 bereikte hij het Indonesische eiland Sumatra dat door Japan was bezet. Zijn vrouw en de 3.000 Indiase militairen had hij overigens achter­gelaten in Duitsland.

Met Japanse steun werd Azad Hind Fauj (Indian National Army-afgekort INA) opgericht. Ook werd de ‘Voorlopige Regering van Vrij India’ met Subhas Chandra Bose aan het hoofd gevormd. Als hoofd van deze regering kon hij alvast de door Japan bezette Andaman- en Nicobar­eilanden die tot India behoorden, besturen. De Azad Hind Fauj bestond voornamelijk uit Indiase krijgs­gevan­genen die aanvankelijk in het Britse leger dienden en uit Indiase vrijwilligers woonachtig in Zuidoost-Azië (Maleisië, Singapore en Birma). Dit gebied was toen door Japan veroverd op de Britten. Subhas Chandra Bose werd opperbevelhebber en hulde zich in militair tenue hoewel hij geen militaire opleiding had. Hij gebruikte populaire Indiase slogans, zoals “Jai Hind” (leve India) en “Chalo Delhi” (opmars naar Delhi, de hoofdstad van India) en ook heroïsche slogans, zoals:

Tum mujhe apna khoon dedo. Ham tumko azadi de den ge. (Geef mij jouw bloed. Dan zal ik jou de Indiase onafhankelijkheid bezorgen).

Hij formeerde een inclusief leger; er was sprake van diversiteit naar religieuze achtergrond en regio. Naast hindoes waren moslims en sikhs alsook Zuid-Indiërs en Noord-Indiërs vertegenwoordigd in de Azad Hind Fauj. Bijzonder vernieuwend was dat hij een vrouwelijk regiment oprichtte in juli 1943. Het Jhansi ke Rani Regiment was een vrouwenregiment onder leiding van kapitein Lakshmi Swaminathan – beter bekend als Lakhsmi Senghal. Deze militiare eenheid was vernoemd naar Rani Lakshmi Bai, de beroemde Indiase Rani (koningin) van het Koninkrijk Jhansi. Onder haar leiding was strijd gevoerd tegen de Britse overheersing.

Subhas Chandra Bose inspecteert samen met kapitein Senghal de Jhansi ke Rani regiment.

Het hoofdkantoor van de Azad Hind Fauj werd in januari 1944 van Singapore verplaatst naar de hoofdplaats Rangoon in Birma, dat dichterbij India ligt. Op 18 maart 1944 lukte het de Azad Hind Fauj samen met hulp van het Japanse leger India in het noordoosten binnen te dringen.

De staat Manipur, Kohima en Imphal: de gebieden waar Azad Hind Fauj heeft gestreden en is verslagen.

Op het Indiase vasteland in de plaats Moirang in de huidige staat Manipur werd voor het eerst een Indiase Tiranga (Indiase driekleurige vlag), gemodelleerd naar die van het (Indiase Nationale) Congres geheven. De steden Kohima en Imphal werden belegerd door divisies van het Japanse Leger en de Azad Hind Fauj. Deze zogenoemde Operatie U-GO mislukte echter. Het Britse leger behield beide steden (Kohima en Imphal) en ging over tot een tegenaanval. Het Japanse leger en de Azad Hind Fauj werden teruggedrongen tot Birma. Erger nog: door bombardementen sneuvelden bijna de helft van de Japanse en Azad Hind Fauj militairen. Subhas Chandra Bose werd met zijn gehavende leger over het Maleisische schiereiland gedreven. Toen de Britten na hun opmars Singapore weer veroverden, gaf de Azad Hind Fauj zich over. Subhas Chandra Bose werd overigens door de Japanse legerleiding beschouwd als militair ongeschoold; desondanks werd hij bevelhebber van Azad Hind Fauj.

Mythe
Subhas Chandra Bose koos ervoor om naar Mantsjoerije – het noordelijk deel van China dat door Japan was bezet- te ontsnappen met het doel zich in Rusland te vestigen. Hij meende dat Rusland anti-Brits was, want de Britten maakten jacht op hem. Op zijn vlucht in augustus 1945 richting Japan maakte zijn vliegtuig een tussenstop op het vliegveld van Saigon.

Laatste foto voor zijn dood. Aankomst op 17 augustus 1945 op het vliegveld van Saigon.

Vervolgens vloog hij met zijn piloot richting Japan, maar op 18 augustus 1945 verongelukte zijn vliegtuig boven Taipeh, de hoofdstad van Taiwan (toen Formosa geheten). Hij liep derdegraads brandwonden op toen zijn vliegtuig neerstortte. De oorzaak van het ongeluk is echter niet bekend. Werd het vliegtuig gebombardeerd? Hoewel algemeen wordt aangenomen dat hij na de vliegramp nog leefde, is daarover niet veel informatie te vinden. Subhas Chandra Bose werd volgens bepaalde bronnen gedood of stierf, maar zijn lijk is niet gevonden. Er ontstond daarna een mythe: hij zou nog zijn blijven leven en pas in 1964 zijn overleden. Veel Indiërs geloofden echter niet dat de crash had plaatsgevonden. En velen onder hen, vooral in Bengalen, geloofden dat Netaji Subhas Chandra Bose zou terugkeren om alsnog de onafhankelijkheid van India op te eisen.

In Suriname zei men: Subhas aloop hoi ge (Subhas is plotseling verdwenen). Ook werd beweerd dat hij was ondergedoken in Brazilië. Vermeldenswaard is dat tijdens de Tweede Wereldoorlog Subhas Chandra Bose populair was in Suriname door de berichten die doorsijpelden over hem. Ook de heldhaftige Duitsers (Girmans, den Duisrie) werden bewonderd. De bekende pandit Soekram Hindori die zich in propagandistische termen uitliet over Subhas Chandra Bose werd zelfs gevangengenomen en na verhoor weer vrijgelaten. Eveneens vermeldenswaard is dat op 29 november 1942 Subhas Chandra Bose met Emilie Schenkl in Oostenrijk een dochter kreeg. Er vond later een hereniging plaats van de familie Bose met de weduwe Schenkl. Hun dochter koos later als naam Anita Bose Pfaff. Zij werd een Duits econoom en lid van het Duitse parlement.

Dochter Anita Bose Pfaff die de Indiase President Pranab Mukerjee een boek over Subhas Chandra Bose aanbiedt (2013). Foto onder: Weduwe Emilie Schenkll en dochter Anita met de familie Bose.

Subhas Chandra Bose heeft de dramatische episode voorafgaand aan de Indiase onafhankelijkheid niet meegemaakt. Het bloedbad tussen hindoes en moslims en de splitsing van India in India en Pakistan alsook de moord op Mahatma Gandhi zijn hem bespaard gebleven.

Netaji Bhavan
Deze militante leider Subhas Chandra Bose is slechts 48 jaar geworden, maar heeft veel documenten achter­gelaten. Naast zijn eigen boeken en de brieven die zijn gepubliceerd, heeft met name zijn achterneef dr. Sisir Kumar Bose veel over Subhas Chandra Bose gepubliceerd. In Calcutta/Kolkata bestaat het Netaji Research Bureau. Dit onderzoeksbureau en documen­tatie­centrum is gevestigd in het Netaji Bhavan. Dit grote huis aan de Lala Lajpat Sarani -vroeger de Elginroad- in het centrum van Kolkata is het ouderlijk huis van Subhas Chandra Bose. Het is tevens een museum gewijd aan het leven van Netaji Subhas Chandra Bose. Dit huis werd gebouwd door zijn vader in 1909. Er staat een marmeren plaquette met de naam van JN Bose (Janakinath) Bose. Ik heb in januari 2015 na de Bharatiya Pravasi Divas (de Indiase diaspora conferentie) die gehouden werd in Ahmedabad in de westelijke staat Gujarat het Netaji Bhavan in Kolkata bezocht. Ik heb onder meer de vluchtauto gezien, zijn winterjas en militaire uniformen. Ik heb daar negen boeken gekocht tegen een schappelijke prijs. Daarnaast heb ik ook een fotoboek met honderden zwart-wit foto’s alsook enkele Cd’s over zijn levensverhaal aangeschaft. Het was een indruk­wek­kend bezoek; ook in het licht van de ingelijste poster van Subhas Chandra Bose die in de voorkamer van ons ouderlijk huis prijkte. Als jongeman aanschouwde ik vaak deze mythische held en kwam in 2015 pas het echte verhaal te weten.

In India is de herinnering aan hem springlevend gebleven. In verschillende steden staan er standbeelden van hem. Tevens wordt jaarlijks op 23 januari zijn geboortedag gevierd. Deze viering staat bekend als Netaji Subhas Chandra Bose Jayanti afgekort Netaji Jayanti en wordt ook aangeduid als Deshprem Divas (viering van vaderlandsliefde). Deze dag is een officiële feestdag in de staten West-Bengalen, Jharkhand, Tripura en Assam. De regering van India brengt op deze dag ook jaarlijks hulde aan Netaji. Dit jaar is door Premier Narendra Modi aangekondigd dat de festiviteiten van de jaarlijkse viering van de Indiase Dag van de Republiek op 26 januari al zullen starten op 23 januari. Deze dag zal worden aangeduid als de Parkaram dag: dag als een eerbetoon aan Subhas Chandra Bose.

Het Netaji Bhavan in Kolkata is te bezoeken tegen een geringe toegangsprijs.

Geen familie
Er zijn drie internationaal zeer bekende personen die de achternaam Bose hebben, maar ten onrechte als familie van Subhas Chandra Bose worden beschouwd. Soms denkt men dat het zijn broers zijn. Allereerst Satyendra Nath Bose die een briljante wetenschapper was. Deze Indiase natuurkundige werd bekend door zijn onderzoek op het gebied van de kwantummechanica begin jaren twintig van de vorige eeuw. Hij legde de basis legde van de Bose-Ein­stein­statistiek en de theorie van de Bose-Einsteincondensaat. Satyendra Nath Bose werd geboren te Calcutta op 1 januari 1894 en overleed op 4 februari 1974. Zijn vader Surendranath Bose was bediende in het technologie departement van de East India Railway. Het is dan ook vermeldenswaard dat een van de beste wetenschappers die India heeft voortgebracht, namelijk Satyendra Nath Bose geen ‘hoge afkomst’ had, zoals velen denken.  Hij was ook niet lichtgekleurd, maar een donker­gekleurde man. Hij is de ontdekker en naamgever van een klein deeltje van een atoom, de naar hem vernoemde boson.

Satyendra Nath Bose, Jagdish Chandra Bose en Amar Gopal Bose

De tweede persoon is Jagdish Chandra Bose geboren in India (Bikrampur) op 30 november 1858 en overleden op 23 november 1937. Hij was een Indiase wetenschapper en science-fictionauteur en heeft zich onderscheiden in wiskunde, biologie, biofysica, fysica en archeologie. Jagdish Chandra Bose is een van de pioniers van bestudering van de gevoeligheid van planten. Hij is ook de uitvinder van de crescograaf, een toestel om de groei van planten te meten.

De derde persoon is Amar Gopal Bose geboren op 2 november 1929 en overleden op 12 juli 2013. Hij was geboren in de Verenigde Staten. Zijn vader was van Indiase afkomst en zijn moeder was van Frans-Duitse afkomst. Hij was een Amerikaanse entrepreneur en academicus. Als elektro­tech­nisch ingenieur en geluids­technicus was hij ook meer dan 45 jaar professor aan het bekende Massachusetts Institute of Technology. Hij was de oprichter en voorzitter van de Bose Corporation. De Bose sound system staat bekend om de superieure kwaliteit.

Foto’s: Waldo Koendjbiharie (foto Gharietje Choenni) en Netaji Research Bureau, Kolkata (India)

Er zijn verschillende films over Subhas Chandra Bose, zoals de prachtige film van regisseur Shyam Benegal uit 2004. Bekijk de video op youtube https://youtu.be/WczVepo7fKw

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, NIEUWS, Suriname
No Comments

Feest- en Hoogtijdagen 2022

zaterdag, 01 januari 2022 by Redactie Hindorama

ALGEMENE FEESTDAGEN

Nieuwjaarsdag   1 januari

Valentijnsdag   14 februari

Carnaval   27 februari

Internationale Vrouwendag   8 maart

Zomertijd 2022   27 maart

1 April   1 april

Dag van Arbeid   1 mei

Dodenherdenking   4 mei

Bevrijdingsdag   5 mei

Moederdag   8 mei

Hindostaanse Immigratiedag (SME/NL)   5 juni

Vaderdag   19 juni

Ketie Kotie (SME/NL)   1 juli

Prinsjesdag   20 september

Dierendag   4 oktober

Wintertijd 2022   30 oktober

Haloween   31 oktober

Sinterklaas   5 december

Oudejaarsdag  31 december

CHRISTELIJKE FEESTDAGEN

Drie Koningen   6 januari

Goede Vrijdag   15 april

1e Paasdag   17 april

2e Paasdag   18 april

Koningsdag   27 april

Hemelvaartsdag   26 mei

1e Pinksteren   5 juni

2e Pinksteren   6 juni

Sint Maarten   11 november

1e Kerstdag   25 december

2e Kerstdag   26 december

HINDOE FEESTDAGEN

Makar Sankranti   14 januari

Vasant Panchami   5 februari

Maha Shivratri   1 maart

Holika Dahan   17 maart

Holi   18 maart

Hindoe Nieuwjaar   2 april

Navratri (1e  periode) 2 t/m 10 april

Rama Navami   10 april

Hanuman Jayanti   16 april

Ratha Yatra   1 juli

Guru Purnima   13 juli

Nag Pantsjami (I)  2 augustus

Raksha Bandhan   11 augustus

Nag Pantsjami (II)  16 augustus

Krishna Janamashtmi   18 t/m 19 augustus

Ganesh Chaturthi   30 augustus

Pitra Paksj   10 t/m 25 september

Navratri (2e periode)   26 sept. t/m 4 oktober                                  

Divali   24 oktober

Gita Jayanti   3 december

Pancha Ganapati   21 t/m 25 december

ISLAM FEESTDAGEN

Regaib Kandili   3 februari

Lailat-ul-Meraj   28 februari

Lailat-ul-Baraat   18 maart

Ramadan (Vastenmaand)   2 april t/m 2 mei

Lailat-ul-Qadr   28 april

Eid-ul-Fitr (Suikerfeest)   2 t/m 4 mei

Hadj   7 t/m 12 juli

Arafat   8 juli

Eid-ul-Adha (Offerfeest)  9 t/m 11 juli

Muharram (Nieuwjaar)   30 juli

Ashura   8 augustus

Eid-ul-Maulid   8 oktober

Kalender FEEST- en HOOGTIJDAGEN 2022 ONDER VOORBEHOUD VAN maanstanden en typefouten.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Religie & Levenswijze, Suriname
No Comments

Suriname en Dubai – Chan Choenni

zondag, 26 december 2021 by Redactie Hindorama

President Santokhi en delegatie tijdens Dubai Expo 2020. Projectie Surinaamse vlag op het dak van centrale expo-hal.

In november 2021 heeft de Surinaamse President Chan(drikapersad) Santokhi met zijn delegatie een succesvol bezoek gebracht aan Dubai. Dubai is momen­teel één van de rijkste en modernste landen ter wereld. Met de overvloedige inkomsten uit olie is een wereld­wonder tot stand gebracht. Vrijwel iedereen die Dubai heeft bezocht dan wel via de media Dubai kent, spreekt doorgaans in euforische termen over dit land. En terecht: in bijna een halve eeuw is een woestijngebied omgetoverd in een metropool met wolken­krabbers en optimale voorzieningen voor de burgers. Dubai heeft één van de grootste vlieghavens ter wereld en de wereldtentoonstelling Expo 2020 (1 oktober 2021 tot en met 31 maart 2022) alsook verschillende wereldcon­fe­ren­ties vinden momenteel in de Stadstaat Dubai plaats. Liefst 190 landen hebben een paviljoen op het uitgestrekte tentoonstellingsterrein. Dit terrein is speciaal hiervoor aangelegd en is een tiental kilometers ver verwijderd van het centrum. De super efficiënte metrolijn is doorgetrokken naar dit nieuwe woestijn­gebied in ontwikkeling. De metro rijdt groten­deels bovengronds op ongeveer 15 meter hoogte zonder een bestuurder; af en toe zie je een conducteur lopen door de coupés die het een en ander controleert. Vanuit de ramen van de automatisch (op afstand bestuurde) rijdende metrowagons heb je goed zicht op de wolken­krabbers en voortgaande bouwactiviteiten. Je ziet ook braakliggende zandgebieden die als het ware baden in het overvloedige zonlicht. Maar ook deze dorre gebieden zullen binnen korte tijd worden omgetoverd in groene gebieden met bebouwing. Dat is het wonder van Dubai. Er zijn ook snelwegen aangelegd; het is mogelijk om zowel met de bus (dat duurt bijna één uur vanuit het centrum)als met de auto naar het tentoonstellings­terrein te gaan.

De skyline van booming Dubai en het hoogste gebouw ter wereld: de Burj Khalifah.

Eind oktober 2021 heb ik Dubai bezocht. Ik heb de imposante Expo 2020 tweemaal bezocht. Je hebt eigenlijk meer dagen nodig om daar te verpozen en alles te zien. De temperatuur tijdens de zogenoemde koele periode (november tot en met maart) is uitstekend. Het wordt er niet warmer dan 30 graden. In de warme periode (juni tot en met augustus), maar ook in de overgangsperiode (april-mei en september-oktober) is het echter in Dubai buiten nauwelijks uit te houden in de verzengende hitte. Dan loopt de tempe­ratuur dikwijls op naar boven de 40 graden.

Het Suriname paviljoen
Op het Expo 2020 terrein worden in de landenpaviljoens de economische prestaties en ambities alsook de culturele karakteristieken van land en volk tentoon­gesteld. Ik heb uiteraard het Suriname paviljoen bezocht en werd daar hartelijk ontvangen. Met onverholen trots merkte ik dat het kleine land Suriname met een bevolking van amper 600.000 inwoners vrij prominent aanwezig is. Het Suriname paviljoen (nummer 211) is dichtbij het centrale Al Wasl Plaza. Dat is de grote overkoepelde ruimte waar tentoonstellingen en ontvangsten plaatsvinden. De delegaties van de landen worden daar ontvangen en presenteren zich. De vlag van het betreffende land wordt geprojecteerd op de grote koepelwand. Suriname heeft zich daar gepresenteerd en de Surinaamse president heeft een indrukwekkende rede gehouden. Een dissonant was helaas het voornemen van beoogd spreekster Tanuya Manichand om lezingen te houden over drie Surinaamse vrouwen in historisch perspectief. Het betrof de wrede slaven­eigenaar Suzanna du Plessis, de slavenhoudster Elizabeth Samson en de prostituee Maxi Lindner. Zeer terecht is tegen dit bedenkelijke voornemen van leer getrokken. Het getuigde van weinig historisch besef en daarbij werden de gevoelens van veel Afro-Surinamers nodeloos  gekwetst. Juist bij dergelijke kwesties moeten in Suriname terzake deskundigen worden geraadpleegd. Het is helaas een bekend euvel dat de experts dikwijls worden genegeerd en minder competente personen beeldbepalende functies in Suriname vervullen. Als men verdienstelijke vrouwelijke historische figuren ten voorbeeld wil stellen dan is een betere keuze mogelijk. Waarom viel de keuze niet op de sociaal ingestelde arts Sophie Redmond, de kordate en verdienstelijke gezond­heids­zorg inspectrice Grace Howard-Schneiders of de ijverige Mata Gauri, die haar landerij aan de Kwattaweg heeft geschonken aan de Surinaamse gemeenschap? Ook was het een slechte keus om iemand behorende tot een andere bevolkings­groep als Inheemse (‘Indiaanse’) op te voeren. Waarom geen echte Inheemse?

Chan Choenni, Bina Makhan samen met enkele vertegenwoordigers van het Suriname paviljoen. Op de achtergrond het tentoongestelde Surinaamse bos.  De Surinaamse vlag werd geprojecteerd op het Al Wasl Plaza.

Maar over het algemeen is het Suriname paviljoen evenwichtig vormgegeven en de etnische diversiteit alsmede het harmonieus samenleven van de verschil­lende bevolkingsgroepen krijgt voldoende aandacht. Ook de nadruk op het bos of beter gezegd de thema’s ecologie en duurzaamheid zijn goed gekozen. Duur­zaam­heid en ecologie (een groen Suriname dus) zijn in het kader van klimaatverandering de toekomst. Sterker nog: in de jaren twintig van deze eeuw zal klimaat­(verandering) het grote beleidsthema worden. In dit kader zou Suriname juist het innovatieve mangrove project voor kustverdediging en landaanwinst moeten etaleren. Prof. Sieuwnath Naipal en zijn team verrichten onder moeilijke omstandigheden in dit verband zeer verdienstelijk werk in Suriname. Het Suriname paviljoen is gelegen in de groene zone en het ‘gebied mangrove’. Het etaleren van dit aansprekende project zou niet misstaan in de Suriname tentoonstelling. Veel Surina­mers staan doorgaans niet bekend om hun affiniteit met innovatie en implementatie van de nieuwste technieken en willen alles liever op de oude manier blijven doen. Wellicht kan juist daarom in het kader van ‘change of the mind’ dit project alsnog aandacht krijgen in het Suriname paviljoen. De Expo 2020 duurt nog tot 31 maart 2022.

Dubai ambitie
Al met al heeft de overheid van Dubai alles uitstekend georganiseerd. Dubai levert dus prestaties van formaat op verschillende gebieden. Ik moest tijdens mijn bezoek dan ook herhaaldelijk een glimlach onderdrukken denkend aan de Dubai ambitie van André Misiekaba. Deze voormalige fractieleider van de thans tot de oppositie behorende NDP (Nationale Democratische Partij) en gewezen minister zou samen met zijn kompanen van Suriname een nieuw Dubai maken. Ja, dat beweerde Misiekaba met grote stelligheid! Hij werd schertsend Mr. Dubai genoemd. Deze groteske bewering was uiteraard te wijten aan een gebrek aan beoorde­lings­vermogen en een tekortschietend inzicht in de kwaliteiten en competenties die zijn vereist van bestuurders en burgers om dergelijke prestaties neer te zetten. Er is bijvoorbeeld een zogeheten Miracle Garden in Dubai die tijdens de koele periode elk jaar opnieuw wordt ingericht met meer dan één miljoen bloemen. In de warme periode zou dat vanwege de zeer hoge temperaturen niet kunnen. Deze bloemen worden continu bewaterd. Dat vereist continu (dag en nacht) onderhoud, veel discipline en ijver. Er wordt dus keihard gewerkt. Dit zijn allemaal voorwaarden die er moeten worden vervuld alvorens überhaupt een dergelijke prestatie kan worden neergezet.

De Miracle Garden in Dubai met meer dan één miljoen bloemen.

De Dubai ambitie is niet realistisch. Suriname zal geen nieuwe Dubai kunnen worden. Dat is te hoog gegrepen. Dat heeft President Santokhi onlangs in zijn rede -refererend aan de vooruitzichten van 2022 – ook toegegeven. Suriname hoeft ook geen nieuwe Dubai te worden, maar gelet op het Surinaamse achterland dat voor 85% uit bos bestaat kan het zich ontwikkelen tot een duurzame welvaarstaat. Suriname heeft als een van de weinige landen een overschot aan zuurstof en een negatieve emissie van CO2 (broeikasgassen). Met een juiste visie, competent leiderschap, discipline en hard werken kan Suriname door een evenwichtige exploitatie van de natuur en de vruchtbare bodem welvaart genereren voor alle burgers. Met andere woorden: een duurzame welvaarstaat worden.

Profiel Dubai
Om te illustreren dat de Dubai ambitie niet realistisch is schets ik kort het profiel van het land Dubai. Ik baseer mij voornamelijk op Wikipedia als bron. Het land Dubai vormt samen met enkele kleine omringende landen de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). De VAE is een federatie van zeven onafhan­ke­lijke emiraten. Naast Dubai is een ander bekend land Abu Dhabi. De VAE liggen op het Arabische Schiereiland aan de Perzische golf tegenover Iran. De oorspronkelijke bevolking noemt zich Emirati en alleen zij hebben deze nationaliteit die hen recht geeft op allerlei privileges, die worden onthouden aan de overige inwoners. De Emirati vormen evenwel een kleine minderheid van de bevolking, want de meerderheid bestaat uit ‘buiten­landers’.

Dubai is het kleinste land van de VAE en heeft een oppervlakte van slechts 4.114 vierkante kilometers. Suriname is wat betreft oppervlakte bijna veertig maal groter. Maar Dubai is wel het bekendste en rijkste land van de VAE. Begin 1800 woonde slechts een stam bestaande uit 600 personen in dit gebied. De bevolking was veelal in de handel, veeteelt, visserij en het parelduiken actief. De huizen waren primitief en gemaakt van hout en modder. Rond 1850 woonden er 8.000 mensen. De Emirati zijn hun afstammelingen en de huidige sjeiks die aan de macht zijn, stammen af van de leiders van deze stam. In 1968 woonden al 59.000 inwoners in Dubai. Na de vorming van de Verenigde Arabische Emiraten en door de vondst van olie verdrievoudigde dit aantal tot ruim 183.000 inwoners. In het jaar 2000 waren in Dubai al ruim 862.000 inwoners door de stormachtige ontwikkeling die het land doormaakte.

In 2010 bedroeg het een inwoneraantal 1,9 miljoen. De verdeling man-vrouw was echter bijzonder scheef; in 2010 waren er 420.000 vrouwen en 1,5 miljoen mannen. In deze grote groep mannen zaten veel buitenlanders die permanent in het land mogen verblijven. Maar er waren ook nog ruim 1 miljoen tijdelijke werknemers. Als deze mee worden geteld dan had Dubai circa 3 miljoen inwoners in 2010. Daarnaast waren er 288.000 perso­nen, die in collectieve arbeidersaccommodaties verblijven. Zij werden niet geïdentificeerd naar etniciteit, maar de meesten waren afkomstig uit Azië. Ongeveer 10-15% van de inwoners was Emirati; de rest bestond uit buitenlanders, voor wie vaak de term expats wordt gehanteerd.

Tabel: Etnische samenstelling van de inwoners van Dubai in 2010 (bron: Wikipedia).

Ongeveer 85% van de expats was Aziatisch, voornamelijk afkomstig uit India (51%), Pakistan (16%), Bangladesh (9%) en Filippijnen (3%). Er is ook een gemeenschap van Somaliërs. Tot de categorie Overig behoren Wester­lingen en onder andere migranten uit Indonesië, Maleisië en China. Veel migranten uit de Filippijnen, Maleisië en Sri Lanka zijn werkzaam als au-pair en nanny’s. Zij wonen in bij een gezin en zorgen voor de kinderen. Zij verrichten licht huishoudelijk werk, zoals schoonmaakwerk­zaam­heden, wassen en koken.

De Indiërs, Pakistanen en Bengalezen (afkomstig uit Bangladesh) vormden bij elkaar de meerderheid van de bevolking van Dubai in 2010. Personen afkomstig uit het ‘oude India’ oftewel het Indiase subcontinent zijn dan ook zeer zichtbaar in het straatbeeld van Dubai. Zij werken voornamelijk als goedkope arbeiders, maar een deel is ook werkzaam in de professionele beroepen, zoals medici, ingenieurs en financiële specialisten. Zij hebben in grote mate Dubai (op)gebouwd en zorgen dat het land draaiende wordt gehouden. Natuurlijk hebben de leiders van Dubai, ondersteund door vooral Westerse experts, de plannen gemaakt en de gebouwde omgeving ontworpen, maar het handwerk wordt gedaan door Aziaten.

De Sjeik van Dubai, Sjeik Mohammed bin Rashid al-Maktoem

Sjeik Mohammed bin Rashid al-Maktoem
Hoewel Dubai één van de meest liberale landen van de VAE is, wordt het wel autocratisch bestuurd. Rond 1830 werden Dubai en Abu Dhabi overgenomen door de Maktoem-familie. Zij regeren nog steeds over de emiraten. Aan het hoofd van iedere Emiraat staat een Sjeik. De sjeiks van de zeven emiraten en de gekozen vertegenwoordigers uit de Raad van Ministers vormende de Hoge Raad van leiders. Het parlement bestaat uit een Kamer met 40 leden. De helft van de leden wordt aangewezen door deze Hoge Raad. De andere helft wordt sinds 2006 gekozen door de mannelijke inwoners. Vrouwen hebben nog steeds heel weinig te brokkelen in de bestuurlijke melk van de VAE, inclusief Dubai.
Deze Sjeik is vanaf 2006 is de Minister-President van de Verenigde Ara­bische Emiraten. Hij heeft ervoor gezorgd dat Dubai zich de afgelopen 15 jaar enorm heeft ontwikkeld op zowel economisch als cultureel gebied.

Modernisering en liberalisatie
Dubai heeft een imposante ontwikkeling en trans­for­matie doorgemaakt tijdens en vooral na de zogeheten ‘oilboom’. Op weg naar India heb ik ruim veertig jaar geleden -in augustus 1980- heen en terug een stopover gemaakt op Dubai. Daarna ben ik enkele keren in Dubai geweest. In 1980 droegen vrijwel alle Arabische mannen de bekende witte hoofddeksel en de lange witte jurken. Bijna alle vrouwen waren zwaar gesluierd in de zwarte hijab (lange jurk) en nikab (hoofddeksel die het gezicht bedekt op de ogen na). De meeste van deze vrouwen keken schichtig uit hun ogen en veel Arabische mannen waren zeer kortaf. Er heerste destijds een ’unhei­mische’ sfeer. Het douanepersoneel was onvriendelijk; om niet te zeggen vrij onbeschoft. Zij waren Emirati en vanuit de hun toegekende machtspositie oefenden zij hun macht uit door bijvoorbeeld traag de paspoorten ‘af te handelen’ en op je neer te kijken. Ruim 40 jaar later -in 2021- is Dubai getransformeerd tot een toeristische bestemming. Emirati vrouwen horen nu ook tot het douanepersoneel. Zij zijn vriendelijk, maar dragen nog steeds de zwarte hoofdoek en zwarte kleding. Je kunt nu hun gezicht wel aanschouwen en velen beheersen het Engels. Er zijn relatief weinig mannen in de Arabische witte dracht te ontwaren en ook de manlijke controleurs zijn vriendelijk. De sfeer is ‘relaxt’. Dubai richt zich immers op het toerisme en de vlieghaven fungeert als ‘hub’ (tussenstop). Dat vereist efficiëntie en klantvriendelijkheid. In ons hotel kregen de gasten een tas cadeau om bijvoorbeeld hun kleding in te stoppen voor als ze gaan ‘braden in de zon’ bij de stranden. Dat laatste deden vooral Westerse blanke toeristen. Vrouwen in bikini die liggen te zonnen aan de stranden is een normaal beeld tijdens de koele periode in Dubai.

Er is veel geliberaliseerd. Deels ook op het terrein van godsdienst. De oproep tot het gebed klinkt nog steeds op gezette tijden, maar het dagelijks leven gaat gewoon door. De winkels gaan niet dicht, zoals in sommige islamitische landen als bijvoorbeeld Egypte. Ik heb nauwelijks groepen mensen gezien die massaal naar de moskee gaan om te bidden. Ik zag een Emirati man in de metro in traditionele kleding met een klein apparaatje in zijn handpalm. Hij drukte continu op het knopje. Dit vervangt de bekende bidkraal die wordt gebruikt tijdens het prevelen van gebeden. Men mag in huis de eigen godsdienst beoefenen, maar buitenshuis is dat verboden. Er zijn nog steeds geen hindoetempels, ondanks de aanwezigheid van een groot aantal Hindoes. De bedoeling is echter dat binnen een paar jaar een grote mandir wordt gebouwd in Dubai. Een maquette daarvan is te bezichtigen in het imposante en enkele verdiepingen tellende India paviljoen op de Expo 2020.

Eerlijk gezegd voelde ik niet dat ik in een islamitisch land was. Trouwens: er lijkt zich een liberalisatie te voltrekken in het hartland van de Islam. Saoedi-Arabië heeft aangekondigd dat televisieprogramma’s over de Mahabharat en Ramayan zullen worden uitgezonden. De reden is dat in deze heilige hindoeboeken moraal en deugden op aansprekende wijze aan bod komen. Terwijl in de klassieke landen van de Islam dus sprake is van liberalisering zien we dat in de periferie juist radicalisering gaande is. Naast Iran en Afghanistan en tot op zekere hoogte Indonesië is er islamitische radica­lisering in enkele landen in Zwart Afrika. Gedacht kan worden aan Somalië waar Al Shabab de economische ontwikkeling blokkeert. Nigeria dat als grootste land van Zwart Afrika met veel olievoorraden het voorbeeld zou moeten zijn van competent bestuur en welvaart zwicht onder de terreur van Boko Haram. Het is opmerkelijk dat herhaaldelijke ontvoeringen van schoolmeisjes niet effectief door de regering en het grote leger wordt aangepakt.

Invloed India en Bollywood
Het meest bijzonder tijdens mijn recente bezoek aan Dubai vond ik de toegenomen invloed van het Indiase subcontinent en Bollywood. Het begon al op Schiphol in het grote vliegtuig van The Emirates. In deze supergrote A380 Airbus zijn de zitplaatsen in de economy class ruim en het amusementsprogramma is zeer uitgebreid. Er werd aangekondigd dat je de keuze hebt tussen films van Hollywood en Bollywood. Tijdens een vlucht van zes uur heb ik twee klassieke (oude) Bollywood films opnieuw gekeken, namelijk Pakeezah en Neel Kamal. Het leek alsof ik in de bioscoop zat ruim meer dan 40 jaar geleden. Het opnieuw bekijken van films heeft het voordeel dat je dingen waarneemt die eerder niet waren opgevallen. Oude herinneringen kwamen voorbij door prachtige liederen die een nostalgische sfeer opriepen. Mijn echtgenote Bina Makhan heeft drie moderne Bollywood films verslonden. Mij kunnen deze moderne films niet bekoren, omdat de inhoud niet beklijft en de prachtige liederen die klassieke Bollywood films ‘dragen’, ontbreken. De vlieguren waren voorbijgevlogen. Bolly­wood films en series zijn razend populair in dit deel van de Arabische wereld. Alles wordt nagesynchro­ni­seerd in het Arabisch. Veel manlijke filmsterren in Bollywood films zijn trouwens moslim (hebben de naam Khan) en de behandelde onderwerpen spreken de Emirati aan. India, en in het bijzonder Mumbai, ligt enkele uren reizen met het vliegtuig verwijderd van Dubai. Zoals gezegd is meer dan de helft van de inwoners van Dubai afkomstig van het Indiase subcontinent. Als je om je heen kijkt zie je mensen die op je lijken (met dank aan de politicus Paul Somohardjo die deze ‘twist’ hanteerde om de etnische aanduiding te omzeilen).

Straatbeeld: Indiërs in Dubai

Ik kon echter Indiërs, Pakistani en Bangladeshi’s amper van elkaar onderscheiden. Bovendien wordt gedrag en kleding steeds meer eenvormig. In sommige wijken had ik het gevoel dat ik in modern India was terecht­ge­komen. Zo was het een bijzondere ervaring om in grote moderne supermarkets oude Bollywood liederen te horen. Tijdens rondvaarten ’s avonds met boten langs de feeëriek verlichte gebouwen zijn recente Bollywood liederen te horen. Je ziet blanke westerlingen ‘Bollywood­moves’ nadoen. Het Indiase eten en Indiase artefacten zijn populair. In de cocktail van moderni­sering, efficiëntie, glitter en glamour domineren niet de blanke Westerlingen, maar mensen afkomstig uit het Indiase subcontinent.

Dit was een bijzondere ervaring voor mij. Temeer als ik het vergelijk met het beeld van ruim 40 jaren geleden toen ik na de stopover in Dubai terechtkwam in Bombay (tegenwoordig Mumbai). Op weg van de vlieghaven van Bombay naar het hotel had ik in 1980 een ontluisterende ervaring. Ik zag schrijnende armoede, gedeformeerde mensen en de stank van poep afkomstig uit de sloppenwijken was niet te harden. Ik bleef twee dagen grotendeels in het hotel (eigenlijk een beetje schuilen) om alles te verwerken. Toen was India een arm land en het mensonterende kastenstelsel, de oplichterij en obsessie met hiërarchie waren deprimerend. Natuurlijk was ik trots op de glorieuze geschiedenis en de monumenten. India is echter na 40 jaar een redelijk goed ontwikkeld land geworden, maar nog lang niet een world power, zoals veel Indiase nationalisten onterecht beweren.

Opvallend is dat in Dubai en eigenlijk in de hele zogeheten Indiase diaspora de van oorsprong Indiase migranten na verloop van tijd vooruitgang boeken. In Dubai zie je uitbuiting en zelfs moderne slavernij. De talloze manlijke Indiase arbeiders werken in de verzengende hitte. In de avonduren zie je hen achter de hotels en in de buurt van de woonbarakken gebroe­der­lijk en elkaar ondersteunend rondhangen. Vorige generaties hebben dat ook gedaan en zijn uitgebuit. Maar de meerderheid is door ijver en het vooruit­­gangs­­streven in economische zin relatief succesvol geworden. Dit ethos gecombineerd met het Indiase culturele erfgoed is blijkbaar in grote mate een succesformule. Heb ik last van etnisch chauvinisme? Nee, want ik heb veel landen waar de zogeheten Indiase diaspora zich heeft gevestigd, bezocht en de migratiegeschiedenis bestudeerd. In de Verenigde Staten, Canada, Groot-Brittannië, Nieuw-Zeeland, maar ook in Zuid-Afrika, Mauritius, Maleisië, Trinidad, Fiji en Guyana zijn de meeste mensen van Indiase afkomst ondanks onderdrukking, discriminatie en uitbuiting vooruit gekomen.

Foto’s: Chan en Bina Choenni

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS, Suriname
No Comments

In memoriam: Brij Lal, de leidende Girmitya-historicus van zijn tijd – Ruben Gowricharn

zaterdag, 25 december 2021 by Redactie Hindorama

Vandaag, 25 december 2021, bereikte mij het bericht dat Brij Lal in zijn woonplaats in Brisbane (Australië) is overleden. Brij was de leidende historicus van zijn generatie op het terrein van de immigratie van Brits-Indische contractarbeiders. Voor deze contractarbeiders gebruikte hij bij voorkeur het Bhojpuri woord Girmitya. Hij beschreef zichzelf ook trots als een kleinzoon van deze Girmitya’s. Op Wikipedia staat dat hij in 1952 is geboren. In Surinaamse kring is Brij Lal weinig bekend, hoewel hij enkele keren Suriname en Nederland heeft bezocht. Wie was Brij Lal? Hoe was hij? En wat was zijn betekenis voor Surinaamse en Nederlandse Hindo­stanen?

Professor Brij Vilash Lal
(21 augustus 1952 – 25 december 2021)

Bij Lal was geboren en getogen in het plaatsje Labasa op het eiland Vanua Levu (Fiji). Hij studeerde Engelse literatuur en geschiedenis aan de University of South Pacific, University of British Columbia en National University of Australia. Aan deze laatste universiteit was hij lange tijd als hoogleraar verbonden.

Brij heeft zowel een politieke als een academische loopbaan gekend die gedurende enige tijd parallel liepen. Tijdens de politieke loopbaan streed hij vooral voor de gelijke rechten van de Girmitya’s (de contract­arbeiders en hun nazaten) op Fiji. Dat land onderscheidt zich van andere Girmitya-landen doordat de grond behoort aan de oorspronkelijke bewoners waardoor immigranten alleen grond konden huren. De oorspron­ke­lijke Fijianen controleren ook de staatsmacht en het leger. Die blokkering van de toegang tot de grond en controle van de overheidssector heeft geresulteerd in langdurige etnische spanningen en vanaf de jaren 1980 tot verschillende staatsgrepen door de oorspronkelijke Fijianen. Brij was betrokken bij de strijd voor demo­cratisering van Fiji en gelijke rechten voor de Girmitya’s. In 2009 werd hij gearresteerd en tot persona non grata verklaard. Hij vestigde zich met zijn vrouw Padma en twee kinderen in Brisbane, Australië. Die verbanning is hij nooit te boven gekomen.

Global Conference on Indian Diaspora Studies 5-7 October 2017 – ISS, The Hague

Brij Lals academische loopbaan was zeer verscheiden. Opvallend was zijn betrokkenheid bij universiteiten in de Pacific Ocean. Hij was ook redacteur van verschillende tijdschriften die zich vooral richten op de Pacific. Maar niet minder belangrijk is zijn stimulerende invloed geweest op een jongere generatie Girmitya-onder­zoekers. Ik kan me herinneren dat hij op een conferentie op Trinidad werd uitgenodigd om een paar woorden tot de aanwezigen te richten. Hij stond aarzelend op en begon te vertellen hoe lang het duurde om van van Australië naar Trinidad te vliegen. Dat deed hem beseffen hoe lang en vermoeiend de reis van de Girmitya’s van Calcutta naar het Caraïbisch gebied per zeilschip moet zijn geweest. En toen hij uit het vliegtuig stapte zag hij ‘onbekende mensen die zijn mousies en kaka’s zouden kunnen zijn’. Tijdens deze bezoeken aan gemeenschappen in de Girmitya-diaspora, zo vertelde hij, werd hij zich ervan bewust dat wij een soort familie vormden.

Ik begreep die opmerking beter toen ik hem sprak op een conferentie die ik in 2017 in Den Haag had georganiseerd. Hij vertelde dat hij de Indiase diaspora conferenties de leukste conferenties vond omdat die direct of indirect over jezelf en je naasten gaan. Dat gevoel had ik ook. Brij had het vermogen om beleving en ervaring in concepten om te zetten en die op een zeer aansprekende manier te verwoorden. Door zijn onver­moei­bare persoonlijke inzet in woord en geschrift heeft hij ook helpen bouwen aan de Girmitya diaspora en om die ‘zichtbaar’ te maken.

Prof. Brij Lal en Prof. Ruben Gowricharn

Brij hield van grapjes. Een van zijn favoriete vertellingen begon met de vraag ‘Waarom ging de zon in het Britse rijk nooit ten onder?’ Zijn antwoord: ‘Omdat God de Engelsen in het donker niet vertrouwde’. Maar hij was ook scherp in zijn stellingnames. Hij was absoluut niet ontvankelijk voor kastenverschillen, de heerschappij van de Hindutva (een wereldwijde Hindoe-nationalistische beweging waarvan de regering Modi de politieke uitdrukking is), de marginalisering van Moslims, de ongelijke behandeling en denigrerende portrettering van vrouwen. Over de positie van vrouwen tijdens de contractarbeiders schreef hij enkele prachtige en lezenswaardig essays met mooie titels als Veil of dishonour: Sexual jealousy and suicide on Fiji plantations en Kunti’s cry: Indentured women on Fiji’s planta­tions (beide opgenomen in zijn boek Chalo Jahaji, On a journey through Indenture in Fiji, 2000).

Brij Lals oeuvre is zeer omvangrijk, hoewel hij vooral over de Girmitya schreef. Zijn wetenschappelijk werk had enkele bijzondere kenmerken. Ik noem er drie:

  1. Hij was één van de eerste historici die in zijn proefschrift (1981) statistieken gebruikte om details van de individuele Girmitya’s in beeld te brengen, met name de aantallen, kasteafkomst, geslacht, woonplaats, taalgebied en dergelijke. Dat was uniek voor zijn generatie die weliswaar cijfers niet schuwde, maar zelden een diepe duik nam in de archieven om cijfers te verzamelen. Dat voorbeeld is helaas door Girmitya-auteurs niet nagevolgd, behalve in de constructie van data­bases.
  2. In latere geschriften verliet Brij de cijfermatige benadering van geschiedschrijving. Hij meende dat de cijfermatige benadering te veel ‘van boven’ naar de mensen keek en bepleitte daarom de uitingen van de mensen zelf – het gebruik van vertellingen, literatuur en dergelijke – te gebruiken om hun leven in beeld te brengen. Dat uitgangspunt heeft geresulteerd in een groot aantal literair geschreven essays over verschil­lende aspecten van het Girmitya-bestaan op de plantages waarvan enkele zijn verzameld in zijn boek Chalo Jahaji.
  3. Een bijzondere prestatie was de redactie van een monumentaal boekwerk Encyclopedia of the Indian Diaspora (2006), samen met Peter Reeves en Rajesh Rai. De productie van dit rijk geïl­lustreerd werk moet een gigantische klus zijn geweest. Het bevat een haast volledig overzicht van de complexe geschiedenis van de ver­schil­lende Indiase diaspora’s naar landen in Azië, Afrika, Oceanië, het Caraïbisch gebied, en Westerse landen. Met name de stukken over de Girmitya diaspora laten zien hoe verschillend deze geschiedenis is geweest, zowel qua kenmerken van de emigranten als qua later verworven posities in de verschillende landen.

Begin dit jaar vertelde Brij mij minder te willen reizen omdat het hem steeds meer moeite kostte. Wij hadden juist vorig en dit jaar vaak contact omdat ik een hoofdstuk had ge­schre­ven in z’n laatste boek en hij een hoofdstuk had in één van mijn laatste werken. Ik had niet kunnen vermoeden dat hij ons zo vlug zou komen te ontvallen. Brij zal ons bijblijven als een icoon van de Girmitya diaspora, een eloquente spreker, een scherpzinnig denker, een productief schrijver, een moedige strijder en een warm mens. Hij was onmisbaar, zijn verscheiden zal lange tijd voelbaar blijven.

Foto’s: Stichting Diaspora Leerstoel Lalla Rookh

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
No Comments

In memoriam: Brij Lal, the leading Girmitya historian of his time – Ruben Gowricharn

zaterdag, 25 december 2021 by Redactie Hindorama

Today, 25 December 2021, I received the message that Brij Lal has passed away at his residence in Brisbane, Australia. Brij was the leading historian of his generation in the field of British-Indian indentured labourers. For these workers he preferred to use the Bhojpuri word Girmitya’s, that referred to labourers under contract. He proudly described himself as a grandson of Girmityas. Wikipedia mentions 1952 as his birth year. In Surinamese circles Brij Lal is hardly known, although he has visited Suriname and the Netherlands a few times. Who was Brij Lal? What kind of person was he? And what was his significance for Surinamese and Dutch Hindustani’s?

Professor Brij Vilash Lal
(21 August 1952 – 25 December 2021)

Brij Lal was born and raised in Labasa on the island of Vanua Levu (Fiji). He studied English literature and history at the University of South Pacific, the University of British Columbia and the National University of Australia. Until his retirement he was professor of history at this last mentioned university.

Brij Lal had both a political and an academic career that ran parallel for some time. His political career was dominated by his fight for equal rights of the Girmityas (the indentured labourers and their descendants) in Fiji. The situation there differs from other Girmitya societies in that the land belongs to the native Fijians. Thus, immigrants could only rent land. The native Fijians also control the state and specifically the army. This blocking of access to land and control of the public sector has resulted in long-standing ethnic tensions and, from the 1980s onwards, in several coups d’états by the native Fijians. Brij was involved in the struggle for democratisation of Fiji and equal rights for the Girmityas. In 2009, he was arrested and declared persona non grata. He then settled with his wife Padma and two children in Brisbane, Australia. He has never recovered from this exile.

Global Conference on Indian Diaspora Studies 5-7 October 2017 – ISS, The Hague

Brij Lal’s academic career was diverse. His involvement with universities in the Pacific Ocean was notable. He was also editor of various journals that mainly focused on the Pacific region. But no less important has been his stimulating influence on a younger generation of Girmitya researchers. I recall that at a conference in Trinidad he was invited to address the audience briefly. He hesitantly stood up and began to outline how long it took to fly from Australia to Trinidad. This made him realise how long and tiring the journey of the Girmityas from Calcutta to the Caribbean by sailing ship must have been. And when he stepped off the plane, he saw ‘unknown people who could be his mousies and kaka’s‘ (aunts and uncles).  During these visits to communities in the Girmitya diaspora, he became aware that we were like a family, so he said.

I understood that remark better during a chitchat at a conference I organised in The Hague in 2017. He told me that he liked the Indian Diaspora conferences the best because they are directly or indirectly about yourself and your loved ones. I shared that feeling. Brij had the ability to transform perception and experience into concepts and to express them in a very appealing way. Through his tireless personal commitment in speech and writing, he also helped build the Girmitya diaspora and make it ‘visible’.

Prof. Brij Lal and Prof. Ruben Gowricharn

Brij loved jokes. One of his favourite stories began with the question ‘Why did the sun never set on the British Empire?’ His answer: ‘Because God did not trust the English in the dark’. But he was also sharp in his statements. He was absolutely impervious to caste differences, the rule of the Hindutva (a global Hindu nationalist movement of which the Modi government is a political expression), the marginalisation of Muslims, the unequal treatment and derogatory portrayal of women. On the position of women under indentured labour, he wrote some beautiful and worth reading essays with great titles like Veil of dishonour: Sexual jealousy and suicide on Fiji plantations and Kunti’s cry: Indentured women on Fiji’s plantations (both included in his book Chalo Jahaji, On a journey through Indenture in Fiji, 2000).

Brij Lal’s oeuvre is extensive, although he wrote mainly about the Girmitya experience. His scholarly work had some special features. I will mention three of them:

  1. He was one of the first historians to use statistics in his PhD thesis (1981) to depict details of the individual Girmityas, especially numbers, caste origin, gender, place of residence, language area, district of recruitment, place of registration and so on. This was unique for his generation, which, while not shy of numbers, rarely took a deep dive into archives to collect figures. Unfortunately, this example has not been followed by Girmitya authors, except in the construction of databases.
  2. In later writings, Brij abandoned the numerical and archival approach to historiography. He believed that the numerical approach and the reliance on archives looked too much at people ‘from above’ and therefore advocated the use of expressions of the people themselves – their narratives, literature and the like – to depict their lives. That starting point resulted in a large number of literary essays on various aspects of Girmitya life on the plantations, some of which are collected in his book Chalo Jahaji.
  3. A special achievement was the editing of a monumental Encyclopedia of the Indian Diaspora (2006), together with Peter Reeves and Rajesh Rai. The production of this richly illustrated work must have been a huge task. It contains an almost complete overview of the complex history of the various Indian diasporas to countries in Asia, Africa, Oceania, the Caribbean and Western countries. In particular, the sections on the Girmitya diaspora show how different this history has been in terms of the characteristics of the emigrants as well as in terms of the positions later acquired in the various countries of settlement.

At the beginning of this year, Brij told me he wanted to travel less because it was becoming increasingly difficult for him. We had frequent contact just last year and this year because I had written a chapter in his latest book and he had a chapter in one of my latest works. I could not have imagined that he would be gone so soon. Brij will be remembered as an icon of the Girmitya diaspora, an eloquent speaker, an astute thinker, a prolific writer, a courageous fighter and a warm person. He was indispensable, his demise will be felt for a long time.

Photos: courtesy Foundation Diaspora Chair Lalla Rookh

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
No Comments

Schendingen van mensenrechten en het herinneringserfgoed in Paramaribo – Eric Kastelein

maandag, 06 december 2021 by Redactie Hindorama

Monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van schending van mensenrechten vanaf 25 februari 1980 

Monument ter nagedachtenis aan slachtoffers van schending van mensenrechten vanaf 25 februari 1980

In de middenberm van de Dr. Sophie Redmondstraat, ter hoogte van het regeringsgebouw (later Dr. Ir. Frank Essed Gebouw), verzamelen zich op dinsdag 13 juli 1993 meer dan driehonderd mensen. Hieronder bevinden zich nabestaanden van slachtoffers van schending van mensenrechten, president Ronald Venetiaan, leden van de ministerraad, de voorzitter van De Nationale Assem­blée en diplomaten. Ze hebben plaatsgenomen op plastic stoeltjes en zijn getuigen van de plechtigheden rond de onthulling van het monument dat herinnert aan de slachtoffers van de schending van mensenrechten in Suriname vanaf 25 feburuari 1980. Het initiatief om een dergelijke plek te creëren komt van Ilse Labadie van de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV). Theo Para schrijft later over haar: Zij leefde de menslievende waarden en normen, demonstreerde hun levensvatbaar­heid en deed ze ontkiemen in de schoot van de brede democratische volksbeweging van Suriname (…).

“Landgenoten, kondreman, NOOIT MEER”
Ceremoniemeester A. van Eick nodigt mevrouw Nirmala Rambocus uit naar het spreekgestoelte te komen. De West publiceert de toespraak van de zus van de op 8 december 1982 vermoorde Surendre Rambocus woordelijk. Voor haar, zegt ze, staat het monument symbool voor de oproep te komen tot het onderzoek naar en de berechting van de daders van de decembermoorden. Na het ontsteken van het vredes­vuur en het voordragen door Orlando Emanuels van zijn protestgedicht neemt voorzitster Ilse Labadie van de OGV het woord. Ook haar toespraak wordt in de krant gepubliceerd. Het monument herinnert aan de wens en oproep dat schendingen van mensenrechten zich nooit meer mogen herhalen: (…) landgenoten, kondreman, NOOIT MEER. Vervolgens geven de dochter van de vermoorde advocaat Kenneth Gonçalves en de moeder van de vermoorde politie-inspecteur Herman Gooding een tiental vredesduiven de vrijheid. President Ronald Venetiaan houdt zijn toehoorders voor dat alle mensen recht hebben op een waardig leven, op een waardig mens-zijn en dat iedereen zich daarvoor moet inzetten. Daarna verwijdert hij het doek voor de plaquette op de sokkel van het monument.

Geld overheid geweigerd
Samen geven voor gerechtigheid is de titel van een grote inzamelingsactie die wekenlang te horen is op de radio. In combinatie met een direct mail campagne wordt geld opgehaald bij bedrijven, verenigingen en particulieren. De verkoop van prentbriefkaarten met afbeeldingen van kunstwerken van Surinaamse kunstenaars is een groot succes. Een geldelijke bijdrage van de overheid wordt door de OGV geweigerd.
Het monument is een ontwerp van William Lie A Njoek, de winnaar van de uitgeschreven prijsvraag. Ilse Labadie legt uit dat het abstracte werk een macht, een persoon verbeeldt met een schild in de hand die herhaling voorkomt van wat in het verleden heeft plaatsgevonden. Het laswerk van de koudgewalste stalen platen is van Gordon Barclay, in samenwerking met Doorson’s Constructie Bedrijf. 

Gedenksteen 8 december 1982 Fort-Zeelandia

Nationaal Monument Bastion Veere – 8 december 1982

Op bastion Veere, één van de drie bastions van Fort Zeelandia, organiseren Stichting 8 December 1982 en Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV) op 8 december 2009 een herdenkingsdienst voor de vijftien Surinamers die daar 27 jaar geleden door de militaire machthebbers zijn doodgeschoten. Tijdens de bijeen­komst onthult president Ronald Venetiaan samen met enkele nabestaanden het Nationaal Monument Bastion Veere – 8 december 1982. De tekst luidt:

Op deze plek werden op 8 december 1982 vijftien prominente zonen van Suriname zonder vorm van proces door het militaire regime doodgeschoten. Zij stonden voor vrijheid, recht en democratie.

De slachtoffers:
John Baboeram (36) advocaat, Bram Behr (31) journalist, Cyrill Daal (46) vakbondsleider, Kenneth Gonçalves (42) advocaat, Eddy Hoost (48) advocaat, André Kamperveen (58) ondernemer, Gerard Leckie (39) psycholoog, Sugrim Oemrawsingh (42) wiskundige, Lesley Rahman (28) journalist, Soerendra Rambocus (29) militair, Harold Riedewald (49) advocaat, Jiwansingh Sheombar (25) militair, Jozef Slagveer (42) journalist, Robby Sohansingh (37) ondernemer, Frank Wijngaarde (43) journalist.

Gebouw 4 met de gevangenissen Fort Zeelandia

Herinneren centraal bij herdenkingsdienst 2009
Pater Karel Choennie, die de twee uur durende dienst leidt, vertelt de nabestaanden dat vergeten is ontmenselijken en dat het herinneren van de gebeurtenissen altijd moet blijven. Wordt het verleden vergeten, dan is het gedoemd zich te herhalen. President Venetiaan heeft het over de bittere herinnering die in hart en steen is gegrift en nooit meer verdwijnt: Uw last is heel zwaar, uw last is ondeelbaar. De woorden van voorzitter Betty Goede van OGV benadrukken het belang van herinneren. Alle sprekers mijden de naam Desi Bouterse. Alleen Sunil Oemrawsingh van Stichting 8 December 1982 houdt de toehoorders voor dat de misdaden toen – waaronder de executies en het in brand steken van gebouwen – gebeurden onder de goedkeurende blik van de gezaghebber. De volgende dag nemen de kranten het woord: Herdenking 8 december 82 zal nooit overbodig zijn; Nationaal monument 8 december onthuld; Staat mag nooit meer helden doden; De 15 helden worden nooit vergeten.

Jaarlijkse bijeenkomst
De herdenking in 2009 is de derde bijeenkomst in Fort Zeelandia ter nagedachtenis aan de vijftien vermoorde Surinamers. De eerste keer vond plaats in 1995 nadat de militairen het complex na dertien jaar terug hadden gegeven aan Stichting Surinaams Museum. De tweede keer was op 8 december 2002, twintig jaar na de ver­schrikkingen. Nabestaanden, politici, vakbonds­mensen en belangstellenden liepen toen van de Sint-Petrus-en-Pauluskathedraal naar het Fort. Vanaf 2010 is er jaarlijks een herdenkingsbijeenkomst bij het monument.

Vonnis in het proces over de Decembermoorden
De krijgsraad in Suriname heeft op 29 november 2019 president Desi Bouterse, hoofdverdachte in het in 2007 begonnen proces over de Decembermoorden, bij verstek veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. De uitspraak is conform de eis van aanklager Roy Elgin. Voorzitter mevrouw Cynthia Valstein-Montnor en de twee andere rechters achten hem schuldig aan het medeplegen met voorbedachten rade van de moord op vijftien tegenstanders van het militaire regime om de macht te behouden. Als leider van het leger en de veiligheidsdiensten nam hij het besluit de mensen te elimineren. Deze veroordeling is op 30 augustus 2020 door de krijgsraad bevestigd. Bouterse en zijn advocaat zijn hiertegen in beroep gegaan.

De doden van Fort Zeelandia

Gedenksteen voor alle schendingen in Fort Zeelandia

Het Surinaams Museum keert op donderavond 23 november 1995, na dertien jaar eerder door het Militair Gezag te zijn weggestuurd, terug naar Fort Zeelandia, naar baka foto. Conservator Frans Fontaine van het Tropenmuseum in Amsterdam komt met het idee de slachtoffers van 8 december 1982 en van eerdere verschrikkingen in het fort blijvend te gedenken. Om geen tijd te verliezen wordt een tekst opgesteld, op een A-4tje uitgeprint en in een plastic hoesje aan een celmuur bevestigd. Een jaar later volgt de gedenksteen: Allen die in de loop der tijd in Fort Zeelandia het leven lieten willen we hier in stilte gedenken. Deze plaat bevindt zich aan de wand in een cel in gebouw vier.

De vergeten moord op twee gevangenen, 6 november 1942
Op Jodensavanne aan de Surinamerivier zitten vanaf 1942 146 Nederlandse mannen en jongens gevangen, die verdacht worden van vermeende pro-Duitse sympathieën. Ze komen uit Nederlands-Indië en zijn voor internering met het stoomschip Tjisadane naar Suriname overgebracht. Nadat vier mannen begin oktober 1942 weigeren Joodse graven te openen om op zoek te gaan naar sieraden, krijgen ze de opdracht de latrines met blote handen schoon te maken. Ook dat bevel voeren ze niet uit waarop ze geboeid naar Fort Zeelandia worden getransporteerd. Daar moeten de gevangenen zich uitkleden en worden ze geschopt en met knuppels afgetuigd.

Territoriaal-commandant kolonel Johan Kroese Meyer beslist op 6 november zonder proces over het leven van ir. L.K.A. de Raedt van Oldenbarnevelt en L.A.J. van Poelje. Hij geeft de mariniers H. Grift en J.J.H.F. Verhoeven de opdracht de gevangenen ‘op de vlucht’ dood te schieten. J.E. Stulemeyer en C.J. Kraak ontspringen deze macabere dans. Bij Stulemeyer ketst de tommygun. Kraak wordt door ingrijpen van gevangenisdirecteur W.G. Gummels gered: Hij rende naar buiten en schreeuwde dat dit ‘platte moord’ was.

Stulemeyer legt in 1978 zijn ervaringen vast in het boek Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname 1940-1946. In detail beschrijft hij in het hoofdstuk ‘De moorden van Fort Zeelandia’ hoe de vier mannen werden aangepakt. In Paramaribo aangekomen worden ze met een militaire vrachtwagen naar het Fort gebracht en in afzonderlijke cellen opgesloten. Twintig minuten na aankomst (De Raedt van Oldenbarnevelt is dan al met vijf schoten omgebracht): Nadat Van Poelje neerge­schoten was werden Kraak en ik uit onze cellen gehaald. Om vermoord te worden? Zij overleven de slachting.

Enkele jaren na de oorlog wordt door waarnemend procureur-generaal mr. E.E. Grunberg officieel vastge­steld dat het om moord gaat, maar tot een proces – laat staan een veroordeling – komt het niet. Wrang genoeg krijgt Meyer in 1948 de Militaire Willems-Orde voor zijn rol bij de politionele acties in Nederlands-Indië. Advocaat A.G. Besier schrijft in het boek De groene hel uitvoerig over deze oorlogsmisdaad. Ook NRC Handels­blad van 11 maart 1995 besteedt aandacht aan deze moorden. Maar zonder gevolgen voor de drie daders, die komen ermee weg.

Monument Gesneuvelde Militairen en Burgers tijdens de Binnenlandse-Oorlog 1986-1992

Gedenkzuil Binnenlandse Oorlog en de slachting in Moiwana

Tijdens deze vuile oorlog – en geen ‘conflict’ zoals verdoezelend op de herinneringszuil (2016) aan de Waterkant staat – vinden honderden onschuldige burgers de dood en moeten tienduizend inwoners van Oost-Suriname voor het meedogenloze geweld vluchten naar Frans-Guyana. Het dieptepunt wordt bereikt op 29 november 1986 in het dorp Moiwana. In een gecoördineerde actie van het Nationaal Leger, dat onder bevel staat van Desi Bouterse, worden ten minste 39 mannen, vrouwen en kinderen geliquideerd.

Buiten Paramaribo, bij Albina, staat een monument speciaal voor de slachtoffers van Moiwana

Vonnis uitgesproken
De moorden en de schending van de rechten van de mens worden bij vonnis op 15 juni 2005 door het Inter-Amerikaans Hof voor de rechten van de mens bewezen geacht. Maar het verplichte strafrechtelijk onderzoek naar de daders wordt niet uitgevoerd en de betalingen van schadevergoedingen aan de 130 overlevenden blijven achterwege. Stichting Fonds Ontwikkeling Moiwana-gemeenschap en Stichting 8 December 1982 roepen eind november 2021 – 35 jaar na het bloedbad, 16 jaar na het vonnis – de regering van Suriname op haar verplichting met betrekking tot het vonnis na te komen. Het wachten is nu op het nemen van verantwoordelijkheid.

***

In mei 2020 verscheen Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinnerings­erfgoed. Historicus Eric kastelein reconstrueert meer dan honderd vaak vergeten geschie­denis­sen over bijzondere mensen en gebeurtenissen die in de afgelopen 250 jaar in Para­maribo een gedenkteken hebben gekregen. Boven­staand verhaal is op het boek gebaseerd. De oplage van 1.000 exemplaren is vrijwel uitverkocht. Boekwinkel de Vries van Stockum Den Haag (online) heeft nog enkele exemplaren.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
No Comments

Exit Zwarte Piet – Hans Ramsoedh

vrijdag, 26 november 2021 by Redactie Hindorama

Dr. Hans Ramsoedh historicus/publicist

In tegenstelling tot voor­gaande jaren was er dit jaar op 13 november weinig commotie merk­baar rond de intocht van Sinterklaas met Zwarte Pieten. In plaats van Zwarte Pieten figu­reer­den roet­veeg­pieten als knechtjes van de heilige man. Een uitzondering hierop vormde Breda als een van de weinige steden die kozen voor een Sinterklaasintocht met grijze pieten (black face light) om volgens de organisatoren de pieten onherkenbaar te houden. Betogers van Kick Out Zwarte Piet waren bij die intocht aanwezig om te protesteren tegen de grijze pieten als schijnoplossing. Ik sluit niet uit dat in de provincie Zwarte Piet nog onderdeel vormt van de sinter­klaas­viering, maar het lijkt mij een achter­hoede­gevecht van de provincialen en een kwestie van tijd wat betreft het behoud van het fenomeen van Zwarte Piet. Het dagblad Trouw (13 november 2021) kopte in een artikel dat Nederland druk bezig is Zwarte Piet ‘uit te faseren’. Veel steden zien af van Zwarte Piet vooral om ‘gedoe’ te voorkomen en niet omdat Zwarte Piet racistisch zou zijn.

Zwarte Piet als onderdeel van de internationale blackface traditie
Over de oorsprong van Zwarte Piet bestaat geen eenduidigheid. De eerste afbeelding van Zwarte Piet, zoals wij die tegenwoordig kennen, duikt op in 1850 in een prentenboek Sint Nikolaas en zijn knecht van de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman. Een van de verklaringen die we in de literatuur tegenkomen is dat Zwarte Piet gemodelleerd zou zijn naar populaire Amerikaanse en Britse blackface-optredens uit de eerste decennia van de negentiende eeuw. Blackface is het fenomeen van het zwartmaken van een gezicht door blanke acteurs in combinatie met overdreven rode lippen om een karikatuur uit te beelden van een zwart persoon (kinderlijk, dommig, jolig, muzikaal en zorgeloos). Britse blackface-gezelschappen traden op in Nederland en hadden veel succes. De introductie van Zwarte Piet in Nederland in 1850 werd daarmee onderdeel van een internationale black face-traditie waarin een stereotype beeld van zwarte mensen wordt neergezet.

Dat door mensen van kleur Zwarte Piet als racistisch of kwetsend wordt ervaren is niet van recente datum. De eerste klachten stammen al uit 1927 toen een zwarte man voor de Rotterdamse politierechter moest verschijnen omdat hij een havenarbeider had geslagen die hem had uitgemaakt voor Zwarte Piet. In 1939 werd een zwarte onderwijzer door een moeder gesommeerd de tram in Sittard te verlaten, omdat haar zoontje moest huilen vanwege de confrontatie met deze ‘Zwarte Piet’. In de jaren hierna zijn er heel veel meldingen gedaan van vergelijkbare pesterijen in het openbaar vervoer, op de werkvloer, op het schoolplein of de openbare weg (zie https://historiek.net/geschiedenis-van-de-zwarte-piet-kritiek/84395/).

Vanaf de jaren 1970 kreeg de kritiek op Zwarte Piet een structureel karakter, mede doordat de Surinaamse populatie in Nederland inmiddels aanzienlijk was gegroeid en Surinaamse organisaties hier te lande zich op dit onderwerp gingen richten. In de eenentwintigste eeuw groeide de controverse uit tot een landelijke kwestie die het karakter kreeg van een cultuurstrijd.

Cultuurstrijd en nationale identiteit
Afgelopen decennium verkeerde Nederland in de maand november min of meer in een permanente staat van overspannenheid. Rond het verschijnsel Zwarte Piet barstte er een cultuurstrijd los tussen voor- en tegenstanders van Zwarte Piet waardoor Nederland gepolariseerd raakte. Veel steden in Nederland werden op de dag van de sinterklaasintocht omgebouwd tot een onneembare politievesting om de nationale intocht van Sinterklaas ordelijk te laten verlopen. Het protest tegen Zwarte Piet kwam in een stroomversnelling toen de activisten Quincy Gario en Jerry Afriyie tijdens de nationale herdenking van de slavernij in het Oosterpark in Amsterdam op 1 juli 2011 de ‘Zwarte Piet is racisme’-campagne lanceerden.

Het protest van de activisten luidde het begin in van een cultuurstrijd in Nederland die alles te maken had met de Nederlandse identiteit. Voorstanders van Zwarte Piet zien hem als een Nederlandse traditie en daarmee als onderdeel van de Nederlandse identiteit. Een pleidooi voor afschaffing betekent in hun optiek een aanslag op een Nederlandse traditie en daarmee op de Nederlandse identiteit. Tegenstanders van Zwarte Piet daarentegen beschouwen deze personage als een uiting van racisme.

Voor groepen die sterk vasthouden aan tradities is nationale identiteit een tijdloos en bijna heilig gegeven dat losstaat van het idee dat wij ons erover vormen. Voor deze groep is de Nederlandse nationale identiteit als het ware gestold en vastgevroren. Globalisering, multiculturalisme, islamisering en migratie worden gezien als een bedreiging voor de nationale identiteit. Deze groepen hebben het gevoel dat tradities waar ze van houden opeens besmet zijn en menen dat zij het zijn die zich moeten aanpassen aan mensen met notabene een migratieachtergrond. Deze aanhangers van de tradi­tio­nele opvatting over nationale identiteit gaan echter voorbij aan het feit, zoals door veel onderzoekers gesteld, dat nationale identiteit een historische constructie is en werk in uitvoering. Interpretatie en beleving van nationale identiteit zijn namelijk niet onwrikbaar in beton gegoten: veel tradities zijn nog geen eeuw oud, sommige verdwijnen, andere worden uitgevonden, instituties worden aangepast aan de eisen van de tijd waarin wij leven et cetera. Zo betekende de toekenning van rechten aan vrouwen (zoals de toekenning in 1919 van het kiesrecht aan vrouwen en in 1956 de afschaffing van de hande­lings­onbekwaamheid van vrouwen in Nederland) een eind aan een traditie waarbij in de optiek van het traditioneel mannelijk bolwerk het enige recht van vrouwen het aanrecht was.

De verdedigers van Zwarte Piet voeren ook als argument aan dat het Sinterklaasfeest een kinderfeest is en dat kinderen in de zwarte knechtjes of hulpjes van de Sint geen racistisch fenomeen zien. Ook dit argument snijdt geen hout aangezien het voor kinderen geen fluit uitmaakt hoe de knecht van Sint eruit ziet. Ik heb nooit gehoord dat kinderen bij de confrontatie met roetveeg of gekleurde Pieten acuut in een depressie raakten of psychische hulp nodig hadden. Ik ontkom niet aan de indruk dat behoud van Zwarte Piet vooral door bepaalde volwassen mannen belangrijk wordt gevonden. In hun kinderjaren hebben zij naar alle waarschijnlijk veel plezier beleefd aan het ‘oenig gedrag’ van Zwarte Piet. Hun kinderen willen zij dit plezier niet onthouden. Blijkbaar willen deze volwassenen via de kinderen deze traditie uit hun verleden weer herbeleven.

Kantelmomenten
De protestdemonstraties van de activisten Gario en Afriyie bleven niet zonder succes. In 2014 nam de gemeente Amsterdam als eerste gemeente afscheid van Zwarte Piet door introductie van de roetveegpiet. In hetzelfde jaar introduceerde de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) roetveeg pieten gevolgd door RTL in 2016. Veel supermarkten en speelgoedwinkels gingen eveneens overstag en kozen voor roetveegpieten. In VN-verband werd in 2013 en 2015 gewezen op het racistische karakter van Zwarte Piet. In 2016 stelde de Kinderombudsman in Nederland in een onderzoek dat Zwarte Piet in zijn huidige racistische vorm in strijd is met het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties en schadelijk voor [zwarte] kinderen. De figuur van Zwarte Piet kan namelijk bijdragen aan pesten, uitsluiting of discriminatie, aldus de Kinder­ombuds­man. Ook het Europees Parlement mengde zich in de Zwarte Piet-discussie. In een resolutie in juni 2020 riep het Europese landen op om te breken met racistische en afrofobische tradities als Zwarte Piet.

Een belangrijk kantelmoment in het debat over Zwarte Piet was de politiemoord op de 46-jarige Afro-Amerikaan George Floyd in de VS op 25 mei 2020 die wereldwijd leidde tot een golf van anti-racismeprotesten (Black Lives Matter). Ook in Nederland gingen in veel steden demonstranten de straat op om te protesteren tegen racisme en discriminatie. Met de tragische dood van George Floyd kreeg de Anti-Zwarte Piet-beweging in Nederland de wind mee, want waar het eerder niet lukte om duizenden op straat te krijgen om te demonstreren tegen racisme en discriminatie, lukte het nu wel. Ook in de media ontstond brede aandacht voor racisme en discriminatie in de Nederlandse samenleving. Het nieuws, de actualiteitenrubrieken op radio en tv en de kranten hebben inmiddels volop aandacht voor dit thema. Die omslag zien we ook bij premier Rutte. Daar waar hij aanvankelijk over Zwarte Piet zei dat deze nu eenmaal zwart is en daar niets aan kan doen, verklaarde hij in 2020 tijdens een debat in de Tweede Kamer naar aanleiding van de anti-racismedemonstraties meer begrip te hebben voor mensen die zich gediscrimineerd voelen door de geschminkte hulp van Sinterklaas. Hij nam afscheid van het kamp ‘zwarte Piet is zwart’. Ruttes onverwachte ontboezeming werd beschouwd als historisch. Dat was het ook toen Rutte erkende dat niet alleen in de VS sprake is van racisme en discriminatie, maar ook in Nederland. Alleen had Rutte het niet over institutioneel racisme, maar over systemische proble­men in de Nederlandse samenleving.

Sinterklaasfeest en inclusiviteit
De brede aandacht voor de Black Lives Matter-beweging heeft de sensitiviteit voor racisme en discriminatie in de Nederlandse samenleving duidelijk vergroot. Het pleit rond de discussie over Zwarte Piet lijkt langzamerhand beslecht. De uitfasering van een voor gekleurde Nederlanders ervaren racistisch fenomeen binnen de Nederlandse cultuur is daarmee dan ook een kwestie van tijd. Provincialen die vasthouden aan Zwarte Piet zijn met een achterhoedegevecht bezig en gaan in tegen de tijdgeest. Het zal echter nog een aantal jaren duren voordat het pleit definitief is beslecht en het sinterklaasfeest daadwerkelijk een inclusief karakter krijgt.

Het definitieve afscheid van Zwarte Piet betekent geenszins een verloochening van een Nederlandse traditie. Tradities liggen namelijk niet voor eeuwig vast. Als bepaalde tradities maatschappelijke polarisatie tot gevolg hebben zal iedere generatie deze steeds weer tegen het licht moeten houden tegen de achtergrond van de tijdgeest. Dit geldt ook voor het sinterklaasfeest met Zwarte Pieten. In een samenleving die inmiddels schoorvoetend bezig is inclusiviteit te omarmen is er geen plaats voor tradities die als kwetsend worden ervaren door een deel van die samenleving. Voor dat deel van de samenleving staat Zwarte Piet  namelijk symbool voor raciale en racistische stereotypering van groepen mensen. Het definitieve afscheid van Zwarte Piet is dan ook een kwestie van beschaving.

Foto’s: Youtube.com (2), Andere Tijden.nl (3), Facebook.com (4) en Twitter.com (5)

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, NIEUWS, Suriname, Traditie
No Comments

Srefidensi en het herinneringserfgoed in Paramaribo – Eric Kastelein

maandag, 22 november 2021 by Redactie Hindorama

Surinaamse geschiedenissen

Op 25 november 2021 bestaat de Republiek Suriname 46 jaar. De onafhankelijkheid – srefidensi, het woord komt van de Surinaamse dichter Trefossa – heeft drie monumenten die herinneren aan dat moment in 1975. Ook staan er een paar beelden die er zijdelings mee te maken hebben. Een kleine wandeling door de stad.

Carillon

Carillon op het Vaillantsplein
Op zaterdagmiddag 25 februari 1978 – ruim 2 jaar na de overhandiging van het schaalmodel – verzamelen zich duizenden belangstellenden op het Vaillantsplein voor het feestelijk in gebruik nemen van het carillon. Het is een geschenk van het Nederlandse Parlement, ter herinnering aan de onafhanke­lijk­heid op 25 november 1975 en staat naast het Statenmonument met vijver uit 1966 van Stuart Robles de Medina.
Voor Suriname zijn aanwezig president Johan Ferrier, voorzitter Emile Wijntuin van het Parlement van Suriname, minister mr. Achmed Karamat Ali, minister Ludwig Zuiverloon, minister Soerdj Badrising, minister Cornelis Ardjosemito, kolonel Yngwe Elstak, hoofd­commissaris Jimmy Walker en veel parle­ment­ariërs. Nederland wordt vertegenwoordigd door onder andere de onder­voor­zitters van de Eerste en Tweede Kamer de heren J.B. Broeksz en C.F. Kleisterlee en de Nederlandse ambassadeur drs. H. Leopold.

Carillon instrument

De Militaire kapel zwijgt als minister Karamat Ali van Openbare Werken en Verkeer rond vijf uur naar voren loopt. De afdeling Landsgebouwen van zijn ministerie heeft het ruim tien meter hoge carillon gebouwd en hij overhandigt de sleutel van het monument aan de heer Broeksz. Die legt op zijn beurt de sleutel in de handen van Emile Wijntuin. Gedrieën lopen ze de buitentrappen op naar het stokkenklavier op de bovenste verdieping. Daar speelt de Surinaamse musicus J. Emanuelson de eerste tonen en de beiaard is in gebruik.

Het carillon bestaat uit 24 klokken die in een stalen klokkenstoel hangen, gemaakt door klokkengieterij Koninklijke Eijsbouts uit Asten. Het klavier voor het handspel en de elektronische bediening staan in de speelcabine bovenin. Het carillon speelt automatisch ieder kwartier van ’s ochtends zes uur tot ’s avonds acht uur. De muziek begint en eindigt met het Surinaamse volkslied. Andere liedjes die gespeeld worden zijn Peroen Peroen mi patron, Ghori ghori, Tedang bulang en Sebie baroeba. Het carillon beschikt tegenwoordig over tientallen melodieën.

Zicht vanaf het carillon, Heiligenweg richting Surinamerivier

Telesur zorgt sinds midden jaren negentig voor het onderhoud van de toren. Vanaf die tijd zijn het gebouw en het carillon drie keer grondig gerenoveerd. Het bedrijf wordt hierin ondersteund door medewerkers van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed uit Nederland. Deze specialisten voeren regelmatig inspecties uit en stellen aanbevelingen op.

Dat het in het verleden mis kon gaan blijkt uit een krantenkop van de Vrije Stem in juni 1978: Stilte rond ons Carillon. Een jaar later zijn de problemen nog niet voorbij: Carillon zwijgt reeds maanden. Met die moeilijkheden heeft Telesur afgerekend.

I love SU bij Fort Zeelandia
In het grasveld langs de Abraham Crijnssenweg en in de schaduw van de ruïnes van Gebouw 1790 staat in kleurig beton het monument I love SU van de kunstenaar George Struikelblok. Het ontwerp is een ‘liefdes­ver­klaring’ aan 35 jaar srefidensi. Meer dan veertig kleuters van de St. Elisabethschool scanderen ‘I love SU, I love SU, I love SU‘ bij de onthulling op 6 juli 2011. Verder zijn aanwezig onder andere Monique Nouch Chaia van Readytex Art Gallery, Rinaldo Klas en Hillary de Bruin van het directoraat Cultuur van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.

Standbeeld Wilhelmina

De oorspronkelijke onthulling vond plaats op 25 november 2010. Het kunstwerk stond toen aan de zijkant van Fort Zeelandia, in het grasveld waar het standbeeld van koningin Wilhelmina uitkijkt over de Surinamerivier. Het gedenkteken was echter van hout en niet bestand tegen het tropische klimaat.

Kritische geluiden over het monument van, onder andere, directeur Stephen Fokké van Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname richten zich vooral op de locatie in de historische binnenstad van Paramaribo die op de Unesco Werelderfgoedlijst staat. Ook gaan er stemmen op om het kunstwerk te verplaatsen. Maar die discussies krijgen de binnenlandse en buitenlandse toeristen niet mee. Een Nederlands echtpaar van rond de zestig poseert lacherig voor het rode hart. Een Hindostaanse vrouw kust haar man op de wang terwijl ze een selfie neemt. Twee dochters van een creools stel staan met de duimen omhoog tussen de poten van de U en kijken breed lachend in de richting van de smartphone van hun moeder. Een blauwe VW Transporter met daarin vijf Belgen stopt op het parkeerterrein van het Kabinet van de president. De gids wacht geduldig totdat de foto’s zijn genomen.

40 jaar Staatkundige Onafhankelijkheid op het Onafhankelijk­heidsplein
President Desi Bouterse en first lady Ingrid Bouterse-Waldring onthullen op 25 november 2015 de plaquette 40 jaar Staatkundige Onafhankelijkheid, die met vier bouten aan een granietblok is bevestigd. Het aandenken aan srefidensi ligt recht tegenover het Presidentieel paleis op het Onafhankelijkheidsplein. Het is de plek waar in 1904 het borstbeeld van oud-gouverneur T.A.J. van Asch van Wijck stond en waar van 31 augustus 1923 tot 22 november 1975 het standbeeld van koningin Wilhelmina de omgeving domineerde.

Plaquette 40 jaar Staatkundige Onafhankelijkheid

Voorzitter Henk Herrenberg van de Nationale Commissie ter Herdenking van 40 jaar Staatkundige Onafhanke­lijk­heid legt in zijn toespraak de nadruk op herdenken en bezinnen. Het programma van deze dag bestaat uit saluutschoten in de ochtend, een bijzondere vergadering van De Nationale Assemblée, de onthulling van het gedenkteken, een parade en een afsluitende volks­receptie. Schrijver en oud-vakbondsleider Jan Haakmat overhandigt aan Bouterse het eerste exemplaar van Gedenkboek. Ter herinnering aan de onafhankelijkheid van Suriname 25 november 1975. Het Nationaal Leger geeft in het drukbezette André Kamperveenstadion meerdere demonstraties. De kosten van deze feeste­lijk­heden bedragen 1,8 miljoen SRD. 

Statuutboom

Statuutboom, Wilhelmina, Jagernath Lachmon, Henck Arron, Trefossa
Het eerste signaal van een naderende onafhankelijkheid is de afkondiging op 29 december 1954 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden. De overzeese gebiedsdelen, waaronder Suriname, krijgen meer zelf­standig­heid en bepalen voortaan het binnenlandse beleid en de financiën. Een gelijkwaardig rijksdeel, een oud-kolonie maar nog niet onafhankelijk. De Statuut­boom, een groenhart, die herinnert aan die gebeurtenis staat in de Mr. Dr. J.C. de Mirandastraat.

Standbeeld Lachmon

In de nacht van vrijdag op zaterdag 22 november 1975 wordt het acht ton wegende beeld van Wilhelmina weggetakeld en overgebracht naar het Prins Bernhard Kampement. Dat niet iedereen het eens is met die actie vertelt dagblad Trouw met de kop Surinamers boos over weghalen beeld Wilhelmina. Het standbeeld staat sinds 31 augustus 1976 bij Fort Zeelandia, langs de oever van de Surinamerivier. Jagernath Lachmon en Henck Arron zijn de politieke hoofdrolspelers bij de onafhankelijkheid. Hun handdruk en brasa maken 25 november mogelijk. Het beeld van Lachmon (2002) bevindt zich op het Onafhankelijkheidsplein.

Standbeeld Arron

Het standbeeld van Henck Arron (2008) staat 200 meter verderop, aan de Kleine Combéweg, bij de ingang van de Palmentuin. Het borstbeeld van Trefossa (2012) –  van wie het woord srefidensi komt – heeft op een steenworp afstand zijn plek gevonden, op de hoek van de Kleine Combéweg en het Onafhankelijkheids­plein. De laatste drie werken zijn van de Surinaamse kunstenaar Erwin de Vries.

Borstbeeld Trefossa

In mei 2020 verscheen Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed. Historicus Eric kastelein reconstrueert meer dan honderd vaak vergeten geschie­denis­sen over bijzondere mensen en gebeurtenissen die in de afgelopen 250 jaar in Paramaribo een gedenkteken hebben gekregen. Bovenstaand verhaal is op het boek gebaseerd. De oplage van 1.000 exemplaren is vrijwel uitverkocht. Boekwinkel de Vries van Stockum Den Haag (online) heeft nog enkele exemplaren. 

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
No Comments

Het ondemocratische gehalte van het Surinaamse kiesstelsel – Hans Ramsoedh

zondag, 07 november 2021 by Redactie Hindorama

Dr. Hans Ramsoedh historicus/publicist

Al jaren is er de roep om wijziging van het huidige kiesstelsel in Suriname. Het representeert name­lijk sinds zijn instelling in 1987 nauwe­lijks de wer­kelijke politieke ver­hou­din­gen in het land. Bij dit kies­stelsel is het zo dat niet iedere stem even zwaar telt (one man, one vote), aangezien in dunbevolkte districten zoals Sipaliwini, Brokopondo, Marowijne en Coronie het aantal stemmen dat nodig is om een parlementszetel te behalen beduidend lager is in vergelijking met de meer dichtbevolkte gebieden, zoals Paramaribo en Wanica. In het district Coronie, bijvoor­beeld, zijn achthonderd stemmen genoeg om een parlementszetel te behalen terwijl dit aantal voor het district Wanica circa tienduizend bedraagt (zie tabel 1). Hiermee staat dan ook de legitimiteit van het politieke systeem in Suriname ter discussie.
Wat de gevolgen zijn van het huidige kiesstelsel kwam bij de verkiezingen in mei 2020 duidelijk naar voren toen de Algemene Bevrijdings- en Ontwikkelingspartij (ABOP) van Ronnie Brunswijk met vijfentwintigduizend stemmen (negen procent van het totaal uitgebrachte landelijke stemmen) negen zetels (achttien procent van de in totaal 51 zetels) behaalde. Binnen de regeringscoalitie die na de verkiezingen tot stand kwam wist Brunswijk hiermee een dominante positie te verwerven die in geen enkele verhouding staat tot het aantal landelijke stemmen dat zijn partij kreeg.

Kiesstelsel
Met de herdemocratisering na de periode van de militaire dictatuur (1980-1987) kreeg Suriname een nieuwe grondwet in 1987. Suriname kreeg een parle­ment, De Nationale Assemblée (DNA) geheten, bestaande uit 51 leden die per district (districtenstelsel) op basis van het stelsel van evenredige vertegen­woor­di­ging voor een periode van vijf jaar worden gekozen. Er is gekozen voor het districtenstelsel om de vertegen­woordiging van de districten in DNA te garanderen, maar in de praktijk heeft dit stelsel geleid tot niet-representatieve politieke verhoudingen in Suriname. Zo omvatten de districten Paramaribo en Wanica 68 procent van het totaal aantal kiezers, terwijl zij minder dan de helft van het aantal DNA-zetels (24 zetels – 47%) leveren. De overige acht kiesdistricten vertegen­woordigen 32 procent van de kiezers maar zijn goed voor 27 DNA-zetels.
Helemaal scheef is de situatie wat betreft het aantal uitgebrachte stemmen per DNA-zetel in de verschillende kiesdistricten (zie tabel 1). Voor de kiesdistricten Paramaribo en Wanica bedroeg het aantal (uitgebrachte) stemmen per DNA-zetel in 2020 respectievelijk 6.800 en 10.000, terwijl in het kiesdistrict Coronie dit aantal 810 bedroeg. Hugo Fernandes Mendes, deskundige op het terrein van het Surinaamse staatsrecht, spreekt in dit verband dan ook van een ‘ernstige disproportionele vervorming van de volkswil’ en een ‘potentiële onder­graving van de democratie’ (Surinaams Juristenblad mei 2020, 72-85).

Tabel 1: Aantal kiezers, aantal DNA-zetels, aantal uitgebrachte stemmen, opkomstpercentage en aantal stemmen per Assembléezetel bij verkiezingen in mei 2020Bron: Onafhankelijk Kiesbureau Suriname (okb.sr).

Onevenwichtigheid kiesstelsel
De onevenwichtigheid van het kiesstelsel zien we terug in het aantal behaalde zetels door politieke partijen in mei 2020 (zie tabel 2). De Nationale Partij Suriname (NPS) behaalde landelijk circa 32.000 stemmen met daarbij drie zetels, terwijl de ABOP van vicepresident Ronnie Brunswijk circa 25.000 stemmen behaalde maar met daarbij negen zetels.
Deze onevenwichtigheid zien we ook bij de verkie­zings­resultaten van de Hervormings- en Vernieu­wings Beweging (HVB), een afsplitsing van de Pertjajah Luhur (PL), en de Broederschap en Eenheid in de Politiek (BEP) in 2020. De HVB behaalde landelijk circa 7.400 stemmen (2.7 %) maar kreeg geen zetel, terwijl de BEP met 6.814 landelijk behaalde stemmen (2.5 %) twee DNA-zetels kreeg.

Tabel 2: Totaal aantal landelijke stemmen, percentage van het aantal totaal landelijke stemmen bij verkiezingen in mei 2020* ABOP en PL gingen een lijstverbinding aan. In het kiesdistrict Wanica werd de ABOP-kandidaat op de lijst van PL-met voorkeursstemmen gekozen.
Bron: Onafhankelijk Kiesbureau Suriname (okb.sr).

Partijen die vooral steunen op stemmen van kiezers in het binnenland (de NDP en de Marronpartijen ABOP, BEP) zijn duidelijk overgewaardeerd qua aantal DNA-zetels. Bij invoering van landelijke evenredigheid (iedere stem telt even zwaar) zouden deze drie partijen terugvallen wat betreft het aantal behaalde zetels, terwijl met name de NPS baat zou hebben bij invoering van het landelijke evenredigheidsstelsel (zie tabel 2). Voor de Vooruitstrevende Hervormingspartij (VHP) van president Chan Santokhi zou wijziging van het kiesstelsel geen consequenties hebben. Het betekent echter niet dat wijziging van het kiesstelsel niet in het belang zou zijn van de VHP. Op dit aspect kom ik later terug.

Voorstellen tot wijziging
Opeenvolgende Surinaamse regeringen hebben zich de afgelopen dertig jaar voorgenomen de kiesregeling zodanig te wijzigen dat de door de grondwet voor­ge­schreven evenredige vertegenwoordiging wordt gerealiseerd in de samenstelling van DNA. De regering-Bouterse installeerde in 2016 een Presidentiële Commissie Evaluatie Kiesstelsel onder voorzitterschap van Jules Wijdenbosch. In haar eindrapport dat in 2018 werd uitgebracht zijn vijfendertig wijzigingsvoorstellen opgenomen waarbij wat betreft het kiesstelsel werd geadviseerd dit over te laten aan een breed gedragen politiek-maatschappelijke discussie. Het kwam feitelijk erop neer dat de regering-Bouterse geen enkel belang had bij een wijziging van het kiesstelsel. De regering-Bouterse nam slechts het voorstel over om de kiesregeling te wijzigen op het punt van het pre-electoraal verbod (verbod op vorming van politieke blokken vóór de verkiezingen) en de invoering van een verplichte borgsom voor politieke partijen als kiesdrempel.

In juli 2021 bracht de waarnemingsmissie van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) die de verkiezingen in mei 2020 heeft gemonitord een gedetailleerd eindrapport uit waarin wederom (de OAS had na de verkiezingen in 2015 hierop al gewezen) werd gewezen op de ‘scheve verhoudingen’ van het verkiezingsresultaat met daarbij het voorstel tot wijziging van de kiesregeling om te komen tot een meer evenwichtige vertegenwoordiging van de inwoners per district.

In het regeerakkoord van de huidige regeringscoalitie (VHP, NPS, ABOP en PL) staat dat de ‘democratie en het bestuur versterkt zullen worden, zodat behoorlijk en verantwoord bestuur de norm zullen zijn. Hiertoe zullen onder andere de Grondwet en de Kiesregeling geëvalueerd, en indien noodzakelijk, herzien worden’. Tot op heden is er op dit terrein echter nog weinig activiteit te merken.
Passiviteit kenmerkt ook de politieke partijen in DNA met betrekking tot wijziging van het kiesstelsel. Partijen die profijt hebben bij handhaving van het huidige kiesstelsel (NDP, ABOP, BEP) hebben geen enkel belang bij verandering van het kiesstelsel aangezien een wijziging in hun nadeel zal uitpakken. Recentelijk heeft de NPS (en enkele buitenparlementaire partijen zoals DA’91 en PRO) de knuppel in het hoenderhok gegooid door te stellen dat het kiesstelsel op de schop moet. Deze partij is feitelijk ‘slachtoffer’ van het huidige kiesstelsel en binnen de coalitie neemt de NPS tot haar ongenoegen een ondergeschikte positie in. Opvallend is wel dat toen de NPS binnen de Nieuw-Front coalitie tussen 1991-1996 en 2000-2010 de president leverde zij nimmer het kiesstelsel ter discussie heeft gesteld. Nu deze partij zich benadeeld voelt door het kiesstelsel is de roep bij de NPS om verandering van het kiesstelsel nu het luidst.

Noodzaak van een landelijk evenredigheidsstelsel
Invoering van een landelijk evenredigheidsstelsel betekent niet alleen dat iedere stem in Suriname evenveel waard is maar ook een kiesstelsel dat repre­sen­tatief is voor de politieke verhoudingen en een versterking inhoudt van de democratie in het land.
De VHP van president Santokhi onderkent de ‘onder- en overtoebedeling’ van DNA-zetels maar binnen deze partij is van activisme gericht op wijziging van het kiesstelsel geen sprake. Voor deze passieve opstelling van de VHP spelen mogelijk twee zaken een rol: een eventuele wijziging van het kiesstelsel levert haar geen zetelwinst op en de relatie met de ABOP van Ronnie Brunswijk moet niet op het spel worden gezet door te pleiten voor wijziging van het kiesstelsel. Dit zou echter getuigen van een kortzichtige politiek. Ook de VHP zal als democratische partij de versterking van de democratie in Suriname en de invoering van een representatief kiesstelsel hoog in haar vaandel moeten houden.

President Santokhi en vice-president Brunswijk

Ook uit politiek-strategisch oogpunt is wijziging van het kiesstelsel in het belang van de VHP. Na de verkiezingen in mei 2020 was de VHP voor een meerderheid in het parlement noodgedwongen aangewezen op samen­wer­king met de ABOP van Ronnie Brunswijk die in Nederland en Frankrijk in de jaren negentig is veroordeeld voor drugstransporten. Het kwam president Santokhi in de Surinaamse samenleving op veel kritiek te staan toen hij instemde met een nadrukkelijke rol voor Brunswijk in het politieke bestel in Suriname: eerst als parle­ments­voorzitter en later als vicepresident. De samenwerking tussen de VHP en de ABOP werd een gedwongen huwelijk en president Santokhi heeft nauwelijks vat op de grillen van Brunswijk die langzamerhand bezig is Suriname om te turnen in een persoonlijk wingewest van zijn familie. Vanaf het begin kwam president Santokhi, zoals de woordkunstenaar Paul Middellijn in een van zijn videofilmpjes op Youtube het stelde, terecht in een aboma-brasa [omhelzing door een boa] van Brunswijk. Met andere woorden, het is ook in het belang van de VHP om samen met de NPS en andere partijen te streven naar wijziging van het huidige kiesstelsel om daarmee, conform het advies van de OAS, te komen tot een meer evenwichtige vertegen­woor­diging van de inwoners per district. Hiermee kan worden bijgedragen aan versterking van de democratie in Suriname en een kiesstelsel dat de volkswil representeert. Iedere stem hoort evenveel waard te zijn.

Foto’s: Network Star Suriname NSS en Ra1 photography

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
No Comments

Sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap – Chan Choenni

woensdag, 03 november 2021 by Redactie Hindorama

Prof. Chan Choenni

Inleiding
Een van de opvallende kenmerken binnen de Hindostaanse gemeen­schap is de dynamiek met betrekking tot het ontstaan en al dan niet voortbestaan van sociale verschillen. Voorafgaand aan de migratie vanuit India naar Suriname waren er sociale verschillen tussen de contractarbeiders. Deze verschillen waren gebaseerd op kenmerken zoals kaste-achtergrond, religieuze achtergrond, beroep, regionale herkomst en huidskleur. In India waren deze verschillen relevant. Tijdens het verblijf in de zogeheten depots (opvangcentra) en de overtocht naar Suriname alsook tijdens de contracttijd (1873-1920) werd het belang en de betekenis van deze sociale verschillen ondergraven. Nieuwe banden werden gesmeed tussen depotgenoten (dipu bhai en dipu bahin) en scheepsgenoten (jaháji bhai en jaháji bahin) en in Suriname tussen dorpsgenoten (gánv ké nátá). Deze banden overstegen meestal de kaste-achtergrond, religieuze achtergrond (hindoe en moslim) alsook de regionale (Indiase) verschillen. De aantallen per scheepstransport waren immers relatief klein en men moest lief en leed met elkaar delen. Allen werden Kantraki en Kalkatiyá tijdens de contracttijd, omdat zij gebonden waren aan een contract en waren vertrokken uit de havenstad Calcutta. Deze nieuwe identiteit werd belangrijker dan de vroegere verschillen. Gelukkig duurde het harde bestaan in de contractperiode slechts vijf jaar. Na vijf jaar was men vrij en kon een eigen leven inrichten. Een derde koos vrijwillig voor een hercontract en ontving een premie van honderd gulden; zij hadden dus een contract van tien jaar. Van de ruim 34.000 Hindostaanse contractarbeiders is meer dan een kwart voorgoed teruggekeerd naar India. Bij de terugkeerders werden ten onrechte ook de in Suriname geboren kinderen die werden meegenomen opgeteld. Hun aantal moet worden afgetrokken van de ruim 12.000 terugkeerders. Onder de terugkeerders waren er personen die spijt kregen van deze stap. Onder hen waren er velen die het lukte om weer terug te gaan naar Suriname. Overigens hebben terugkeerders ook kinderen -vaak baby’s- achtergelaten voor hun familie in Suriname. Deze kinderen zijn stamouders worden van Hindostaanse families. Bij de 25.500 die zich vestigden in Suriname moeten 3.000 Hindostanen die zich tussen 1869-1920 uit het Caribisch gebied naar Suriname migreerden worden opgeteld.

Hindostaanse contractarbeiders en kinderen in traditionele kleding.

Opmerkelijk is dat een groep van ongeveer 28.500 Hindo­stanen zich in ruim honderd jaar heeft vertienvoudigd tot een ruim 300.000 tellende Hindo­staanse gemeenschap. Er wonen ongeveer 175.000 Hindostanen in Nederland, 150.000 in Suriname en enkele duizenden onder meer op de Antillen, in de Verenigde Staten en in België. Deze Hindostanen zijn dus nakomelingen van een relatief kleine groep Hindo­stanen. Bij de enorme bevolkingsgroei moeten wij ook in ogenschouw nemen dat de vrouwen een minderheid (van een derde) vormden onder de contractarbeiders. Er zijn overigens verhoudingsgewijs minder vrouwen naar India teruggekeerd dan mannen. De Hindostaanse vrouwen die zich vestigden in Suriname en vooral hun (klein)dochters hebben veel kinderen gekregen. Door de beschikbaarheid van gezond voedsel en goede gezondheidszorg voor Hindostanen was er een relatief lage kindersterfte.

Vestigingsplaatsen voor Hindostanen
Nadat de Hindostaanse contract­arbeiders hun con­tractperiode van vijf of tien jaar hadden uitgediend, besloten de meesten zich permanent te vestigen in Suriname. De Surinaamse overheid had besloten om Hindostanen in te schakelen in de zogeheten klein­land­bouw. Zij konden een belangrijke bijdrage leveren aan de voedselvoorziening; vooral ten behoeve van de bevolking in Paramaribo. Na 1895 werden voor hen zogeheten (gouvernements) vestigingsplaatsen ingericht. Verschillende plantages en ‘buitens’ (Boiti’s) werden gekocht van particulieren en ‘op lozing gebracht’. Er werden wegen aangelegd en het land werd in landerijen/percelen verdeeld. Overigens waren plaatsen als Domburg al na de afschaffing van de slavernij aangekocht en ingericht als vestigingsplaats om vrij­ver­klaarde slaafgemaakten te huisvesten. De uitgediende Hindostaanse contractarbeiders kregen op de vesti­gingsplaatsen 1,5 tot 2,5 hectare in bezit (domein­grond) met vrijstelling van grondhuur voor de eerste zes jaar. Enkele vestigingsplaatsen die werden ingericht voor Hindostanen waren bijvoorbeeld Paradise in het district Nickerie in 1998 (286 hectare), Laarwijk (Lálwiki) in het district Beneden Para in 1901 (238 hectare), Meerzorg (Hansu) in het district Commewijne in 1915 (1.238 hectare) en Groningen in het district Saramacca in 1914 (164 hectare). Eén van de grootste vestigingsplaatsen was de zogeheten Saramaccapolder (Kandál) nu gelegen in het district Wanica dat werd ingericht in 1906 (2.160 hectare).

Buste van Gouverneur T. Van Asch van Wijk bij fort Zeelandia in Paramaribo. Hij liet de Saramaccapolder, beter bekend als de Leidingen (Kandál) aanleggen in het begin van twintigste eeuw.

Gouverneur T. Van Asch van Wijk heeft zich sterk gemaakt voor de totstandkoming van de zogeheten Saramaccapolder. Hij heeft 3 miljoen gulden losgekregen van de Nederlandse regering. Deze gouverneur heeft grote verdiensten gehad voor Suriname en is de enige gouverneur die een borstbeeld heeft in Suriname. In de Saramaccapolder werden zogeheten waterwegen / kanalen (de zogeheten Leidingen) aangelegd aan weerszijden van het Saramaccakanaal en deze werden genummerd, bijvoorbeeld Leiding 10, Leiding 10A, Leiding 11 enzovoorts. Vervolgens vestigden zich daar Hindostaanse kleinlandbouwers. Na verloop van tijd verlieten velen de vestigingsplaatsen en vestigden zich in de nieuwe gebieden die werden verkaveld en later op landerijen van landbouwprojecten die werden opgezet, zoals Lelydorp, Santo Boma en Jarikaba. Veel Hindo­stanen hadden overigens zelf landerijen (de zogeheten wilde gronden) verworven die zij zelf hebben ontgonnen; dat werden eigendomsgronden. Anderen hebben landerijen gekocht van de opgedoekte plantages en van Afro-Surinamers die zich steeds meer vestigden in Paramaribo.

Nieuwe sociale verschillen
Door de grote bevolkingsgroei en ook toename van het percentage vrouwen in de jaren dertig begonnen binnen de Hindostaanse groep bepaalde kenmerken, zoals kaste-achtergrond, inkomen, religie en huidskleur een belangrijke rol te spelen. Men had nu meer keuze bij het vinden van een partner en sociale verschillen werden relevant. Sterker nog: na de Tweede Wereldoorlog toen de vestiging van Hindostanen in Paramaribo een vlucht nam, begon gaandeweg het verschil tussen Paramaribo en de zogeheten districten (‘het platteland’) eveneens een rol te spelen in de onderlinge verhoudingen. Veel Hindostanen uit Paramaribo en vooral degenen die werden geboren in Paramaribo, begonnen zich meerderwaardig te voelen tegenover de Hindostanen die in de districten woonden. De laatsten werden soms denigrerend ‘Boiti-koelies’ genoemd door de Sahariyá’s of Saharwálá’s, namelijk de Hindostanen van Para­maribo. Velen waren verwesterd en ‘gecreoliseerd’; sommigen waren Christen (geworden). Een deel beheerste het Sarnami niet of nauwelijks, maar dat werd toen niet als een gemis ervaren. Ook het bereikte opleidingsniveau, een hoger inkomen en de levensstijl begonnen steeds meer een rol te spelen in de onderlinge verhoudingen. Er vond ook elitevorming plaats. Maar binnen families bleef variatie bestaan; vaak was er een rijke en een arme tak binnen de grote families. Binnen grote gezinnen kwamen verschillen voor in opleidingsniveau; de ene broer werd bijvoorbeeld academicus en andere broer ontbeerde een hogere opleiding.

Er was tussen 1950-1980 sprake van vorming van sociale klassen binnen de Hindostaanse gemeenschap. Opvallend was echter dat de instroom in de middenklasse en hogere klasse niet was geblokkeerd. Door het verwerven een hoog inkomen en/of een hogere opleiding was sociale stijging binnen de Hindostaanse gemeenschap in een tijdsbestek van één of twee generaties mogelijk. Bovendien was er ook sprake van sociale daling; sommige rijke families raakten verarmd door faillissementen. Door onderlinge huwelijken binnen de Hindostaanse gemeenschap werden ook verschillen overbrugd. Kortom: de sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap voorkwam de bestendiging van sociale verschillen. Overigens: de Hindostanen in het westelijk gelegen district Nickerie die sterk waren beïnvloed door het nabijgelegen buurland Guyana werden als een aparte categorie beschouwd en onderlinge sociale verschillen waren daar niet groot.

Aankomst Perica in Nickerie. Hindostanen uit Nickerie gebruikten de veerdienst die werd onderhouden door het schip Perica met Paramaribo en vise versa.

Afkalving
De massale emigratie van Hindostanen naar Nederland en ontwikkelingen na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 zorgden voor een verdere afkalving van de ontstane sociale verschillen. Enerzijds kwamen voor de Hindostanen behorend tot de lagere klasse en van de districten nu meer ruimte en kansen in Suriname. Velen kochten de huizen en landerijen voor een spotprijs van degenen die Suriname verlieten. Anderen ‘pasten’ op deze bezittingen of kregen deze gratis. Dit leidde tot verhoging van inkomens en vergroting van hun bezit. Ook geldzendingen en goederen van familie uit Nederland droegen bij aan hun vooruitgang. Het opleidingsniveau steeg en sociale verschillen wat betreft opleidingsniveaus, inkomen en verschil tussen stad en districten werden minder relevant.

Anderzijds werden ook de onderlinge sociale verschillen tussen Hindostanen in Nederland minder relevant. Hindostanen van Paramaribo, de districten en ook van Nickerie kwamen bij elkaar in een stadswijk of dorp te wonen. Door de (onderwijs)mogelijkheden in Nederland was de sociale mobiliteit binnen de Hindostaanse groep heel hoog. Vooral de kinderen die in Nederland werden geboren pakten de kansen. Kinderen van Hindostaanse ouders die laaggeschoold waren, werden academici. Onderzoek van P. Liem uit 2000 toonde aan dat de zogeheten intergenerationele mobiliteit onder Hindostanen hoger was dan onder Creolen (zie: P. Liem (2000), Stapvoets voorwaarts; maatschappelijke status van Surinamers in Nederland). Kinderen van bijvoor­beeld Creoolse moeders die onderwijzeres waren, bereikten een mavoniveau, terwijl kinderen van Hindostaanse moeders met slechts de lagere school een hoog opleidingsniveau behaalden. Er werd beweerd in de eenentwintigste eeuw dat elke Hindostaanse familie een of meerdere academici telde. Al met al werden de ontstane sociale verschillen uit Suriname in Nederland minder relevant. Ook het verschil in huidskleur werd minder belangrijk, ook omdat een deel van de Hindostanen met Witten trouwde en gemengde kinderen kreeg. Bovendien werd binnen de tweede en derde generatie Hindostanen andere kenmerken, zoals communicatievaardigheden en persoonlijkheid veel belangrijker bij de partnerkeuze. Kortom: de sociale verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap kalfden af in de eenentwintigste eeuw zowel in Nederland als in Suriname.

Abigaelslustweg (Pad van Wanica) Vroeger werd hier vooral rijst verbouwd.

Boiti
Ik zal nu dieper ingaan op één verschil in Suriname dat ontstond en na verloop van tijd vooral door externe omstandigheden weer teniet werd gedaan. Het betreft het toenmalige verschil tussen Sahar en Boiti. De grootste vestigingsplaats voor Hindostanen was het Pad van Wanica/Parapassi die liefst 3.668 hectare groot was. Pad van Wanica werd ingericht in 1904. Veel Hindostanen vestigden zich aan de zijwegen die aan weerszijden van het Pad van Wanica liggen. Deze kregen in de volksmond vaak de naam Boiti. Deze zijwegen werden doorgetrokken en werden door de tijd heen kilometerslange zijstraten. De Hindostaanse bewoners deden aan landbouw en vaak tevens aan veeteelt. Het woord Boiti (in het Sranantongo) is als leenwoord in het Sarnámi ingeburgerd en zeer waarschijnlijk een verbastering van de Nederlandse term ‘buiten’ (buiten­plaats, landgoed). Daarmee werd een gebied dat buiten de stad Paramaribo (Sahar) lag, aangeduid. Het woord Boiti heeft eigenlijk een specifiek geografische betekenis gekregen: het heeft betrekking op een vroeger agrarisch ingericht gebied in het huidige district Wanica, gelegen tussen de hoofdstad Paramaribo en Lelydorp (zie: Brish Mahabier 2018 op www.Caribisch blog).

In 1905 werd het eerste deel van de zogeheten Lawaspoorweg aangelegd. Deze in 1960 opgeheven oude spoorlijn verbond het centrum van Paramaribo met Lelydorp. De spoorlijn eindigde richting Zuidoosten van Suriname in Dam; dat was 137 kilometer verwijderd van Paramaribo. Deze spoorlijn werd aangelegd omdat er toen heel grote verwachtingen waren over de goudvoorraad en de goudexploitatie in het Lawagebied, gelegen ten Zuidoosten van Suriname. Er heerste destijds een goudkoorts in Suriname. Hoewel er relatief veel goud is gewonnen, werden de hoge verwachtingen niet waargemaakt. Maar door deze spoorlijn werd het omliggende gebied ontsloten. De plaats Kofidjompo werd omgedoopt in Lelydorp, naar Ir. C. Lely, die tussen 1902-1905 Gouverneur was van Suriname. Hij heeft het eerste gedeelte van de spoorlijn laten aanleggen.

Gouverneur Lely werd Minister in Nederland. De Zuiderzeewerken zijn grotendeels uitgevoerd volgens zijn plannen. In 1932 de Afsluitdijk opgeleverd en het huidige IJsselmeer ontstond. De stoomtrein bij Station Saron (zie de torenspits van de Saronkerk) na het verlaten van het Pad van Wanica op weg naar Paramaribo. Het treinspoor werd opgeheven en de Saramaccadoorsteek kanaal werd gegraven.

Hij heeft overigens Hindostaanse contractarbeiders die werkloos werden op de cacaoplantages ingeschakeld bij de aanleg van de spoorlijn. Zij hebben het Tout luit faut kanaal gegraven, dat nodig was voor de afwatering van het Pad van Wanica waarlangs de spoorlijn werd aangelegd. De schrijver en voormalig contractarbeider Munshi Rahman vond dat uit dank daarvoor de naam van gouverneur Lely met ‘vergulde letters’ moest worden geschreven. Veel cacaoplantages gingen toentertijd failliet als gevolg van de heersende krullotenziekte. Rahman Khan was sardár (opzichter) op een cacaoplantage. De verbinding met Paramaribo werd onderhouden door de trein die vanuit het district Para naar Paramaribo vertrok en vice versa. Langs het eerste deel van de spoorlijn lag het Pad van Wanica, de hoofdweg naar Lelydorp. Deze weg werd in de volksmond Párápási genoemd en werd later het omgedoopt tot Indira Gandhiweg.

Route Lawaspoorweg

Vroeger hadden rijke Surinamers, en in het bijzonder van Joodse afkomst, wonende in Paramaribo een zogeheten buitenplaats; afgekort als buiten. Deze buitenplaatsen waren meestal gelegen aan weerszijden aan het Pad van Wanica. Toen waren er smalle zandwegen haaks gelegen aan dit Pad van Wanica. De term buiten komt bijvoorbeeld nog voor in de naam Pontbuiten -nu de zuidelijke wijk Paramaribo. Zo had bijvoorbeeld de rijke Joodse plantersfamilie De la Parra een aantal ‘buiten’s. De buiten Vredeslustweg werd bijvoorbeeld Laparra Boiti genoemd. De verder gelegen Abigaelslustweg ook bekend als Basawboiti was ook een ‘buiten’ en werd genoemd naar een dochter uit deze familie genaamd Abigael. De term Lust werd ook gebruikt voor een buitenplaats, zoals Hanna’s lust oftewel het lustoord van Hanna. Soms werd alleen de naam van een echtgenote of dochter gebruikt, zoals Helena Christina, onder Hindostanen ook bekend als Linakastina.

De smalle paden werden later verbrede zandwegen. Op de landerijen/percelen gelegen aan deze zandwegen die zich aan weerszijden het Pad van Wanica bevonden, vestigden zich vooral Hindostanen. Gemakshalve noemen wij de wegen oostelijk gelegen van het Pad van Wanica de oostelijke Boiti’s en de westelijke gelegen wegen de westelijke Boiti’s. Er was in deze Boiti’s toen geen sprake van een centraal gelegen plein of andere centrale plek vanwege de lintbebouwing. Toch was er een collectief gevoel en gaandeweg sprake van een lokale gemeenschap. Men vroeg vroeger vaak aan Hindostanen die in dit gebied woonden: van welke Boiti ben je (tu kon Boiti ké baté)? Sterker nog: de term Boiti werd zelfs dikwijls een Sarnámi benaming voor het platteland en fungeerde als tegenhanger van Sahar. Er werd onderscheid gemaakt tussen Saharwálá (Hindostanen van de stad) en Boitiwálá (plattelands Hindostanen). De termen parnási (voor plantage) en polder bleven naast de term Boiti bestaan. Vanaf de jaren zeventig hebben deze Boiti’s een zodanige transformatie ondergaan in velerlei opzicht dat de Boiti onder meer als landbouwgebied en primair ver­blijfsplaats van Hindostanen eigenlijk niet meer bestaat in de eenentwintigste eeuw. Bijna al deze wegen werden geasfalteerd. Mede hierdoor ondergingen deze Boiti’s een zodanige transformatie dat de Boiti’s in de oude betekenis van de twintigste eeuw niet meer bestaan: ab Boiti na hai (Boiti bestaat niet meer).

Vier perioden
Deze veranderingen kunnen worden ingedeeld in vier fasen van transformatie aan de hand van drie factoren, die in grote mate door de tijd heen het lot van de Boiti’s hebben bepaald. Het betreft de wijze van verwerving van de bestaansmiddelen, verandering van de bevolkingssamenstelling en van het landschap, met name de infrastructuur, die de karakteristiek van de Boiti’s bepaalden. De drie factoren hebben niet in evenredige mate in elke periode een rol gespeeld in het transformatieproces. Het gaat slechts om een schets van de veranderingen door de tijd heen. De vier perioden zijn: de periode van bloei, de periode van desintegratie, de periode van overgang en de periode van teloorgang.

Rijstteelt op een (voormalige) Boiti

1. Bloeitijd 1930-1960
In deze periode hadden zich al kleine lokale Hindostaanse gemeenschappen gevormd in deze Boiti’s. Er was toen sprake van een grote bevolkingsgroei onder Hindostanen. Velen leefden nog in het zogeheten jointfamilieverband. De getrouwde zonen woonden met hun echtgenoten en kinderen bij hun ouders. In veel gevallen woonden ook nog de in leven zijnde grootouders op de landerij; soms in aparte huisjes. Vermeldenswaard is dat in de Boiti’s de Hindostanen toen grotendeels zelfvoorzienend waren. De levens­om­standig­heden waren zwaar in de zin dat men hard werkte om de eindjes aan elkaar te knopen. Men spaarde ijverig; onder meer om later een betere woning te bouwen. Vaak waren de woningen toen nog van prasara (geplette palmboomstammen) met een pinadak en een lemen vloer. De ‘rijkere’ landbouwers hadden echter al huizen van planken met een zinken dak.

Men leefde toentertijd nog volgens de seizoenen en was grotendeels afhankelijk van het weer: de regentijd en de droge tijd. De groene rijstvelden tijdens de groeitijd, in het bijzonder in de grote regentijd in juni/juli, en de bruingele padi-aren in de grote droge tijd in september/oktober waren kenmerkend voor het toenmalige landschap. Na de padi-oogst in oktober was het spannend om vast te stellen hoeveel zakken rijst uiteindelijk waren geoogst. Was het genoeg om de hele familie het komende jaar te voeden? Belangrijker nog: was er een overschot? Dat kon dan worden verkocht aan de rijstopkopers en zo waren er voor de jointfamilie dan extra inkomsten. De volwassen geworden dochters trouwden en verlieten doorgaans hun Boiti om in te trekken bij hun schoonfamilie elders. Sommige bewoners verhuisden naar de stad Paramaribo. Maar over het algemeen was in deze periode nog sprake van een vrij stabiele Hindostaanse Boiti-gemeenschap.

De infrastructuur was toen nog slecht. Er waren ‘rulle’ zandwegen en al lopende werden de ‘lange kilometers’ afgelegd vaak in de felle zon en in de regen om de hoofdweg Pad van Wanica te bereiken. Sommigen hadden wel een fiets, maar bromfietsen en auto’s waren toen nauwelijks in het bezit van de Boitiwálá. Op de hoofdweg Pad van Wanica reed de stoomtrein. Men kon per trein Paramaribo-Centrum bereiken, maar de treinkaart was nogal prijzig voor velen. Er waren slechts enkele autobussen die op de hoofdweg reden. Daar stapte men in om Paramaribo te bereiken, waar vrijwel alle belangrijke voorzieningen waren. Voorts kon men voor de westelijke Boiti’s het noordelijk gelegen Saramaccakanaal gebruiken als waterweg. Voor de oostelijk gelegen Boiti’s was de toen nog bevaarbare Parakreek een verkeersader. Met de boot kon men Poelepantje of Paramaribo en andere plaatsen bereiken, bezoeken afleggen en boodschappen doen in Sahar. Vermeldenswaard is dat in 1956 het zogeheten vestigingsgebied Houttuin (groot: 885 hectare) werd ingericht aan de rechterkant van het Pad van Wanica. Daar vestigden zich veel Hindostanen.

De communicatie met de groter wordende Hindostaanse gemeenschap vond vaak nog via boodschappen (sanesá) plaats. Men bracht de boodschappen en wetens­waardig­heden, zoals overlijden en huwelijksfeesten, via familieleden, kennissen en vrienden over. Er was in deze periode sprake van grote wederzijdse afhankelijkheid en solidariteit. Er was wel radio, maar de zenders Avros en later Rapar en Apintie zonden slechts enkele uren Hindostaanse programma’s uit. Televisie was er nog niet en slechts weinigen beschikten over een telefoon; vaak moest men naar een politiepost om te telefoneren. De grote bioscopen, De Paarl en Jasodra, werden in de jaren vijftig opgericht. Degenen die het zich konden permitteren konden Indiase films zien en liederen beluisteren via de grammofoon. Toch was er een bloeiend cultureel leven met huwelijksfeesten, her­denkingen en religieuze diensten. Al met al was in deze periode het leven op de Boiti’s vrij sober, maar er was sprake van een Boiti- gemeenschapsgevoel en cultureel leven.

Rahimbaks Sheik-Zahoeri (rechts) op een suikerpantage rond 1966. Deze zoon van een contractarbeider woonde later met zijn gezin in een zogeheten boiti (Kapariapassi).

2. Desintegratie 1961-1980
In de tweede periode begon de desintegratie van de Boiti-gemeenschappen. De levensomstandigheden verbe­ter­den. Veel Hindostanen vonden werk buiten de landbouw. De rijstteelt op de eigen landerij werd minder en verdween gaandeweg. Het landschap in de Boiti’s veranderde hierdoor; er waren nog maar weinig rijstvelden en ook was er minder vee te ontwaren. Rijst werd namelijk op grote schaal efficiënter geproduceerd. Men kon rijst kopen, want dat was goedkoper dan zelf produceren. De prasara woningen met pinadak werden vervangen, tenzij deze fungeerden als schuur. Er kwamen steeds meer houten huizen met daken van zinkplaten. Veel Hindostanen namen ook de ambachten over van Afro-Surinamers en werden timmerlieden, metselaars, schilders, kleermakers, monteurs, etc. Er waren veel bouwactiviteiten. Hindostanen werden ook aannemers. Velen verhuisden naar Paramaribo.

Begin jaren zeventig ontstond etnische polarisatie op politiek niveau. Dat mondde uit in een traumatisch verloop van het leven van veel Hindostanen. Voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 emigreerden veel Hindostanen uit de Boiti’s naar Nederland; vaak hele families tegelijk. Bezittingen werden overhaast en dikwijls voor een appel en ei verkocht, waaronder ook landerijen. Families die achterbleven kregen ook landerijen en woningen in beheer. Soms werd de woning geschonken of onbeheerd achtergelaten. Er was sprake van enige ontvolking van de Boiti’s. Grootgrondbezitters verkavelden delen van hun landerijen. Vermeldenswaard is dat achter de westelijke Boiti’s het grote Santo Boma landbouwproject startte. Ook werd de Santo Boma gevangenis daar gevestigd. Dit leidde ertoe dat ook andere bevolkingsgroepen deze gebieden bezochten.

Kaart van de Boiti’s; de toenmalige zijwegen van het Pad van Wanica. Bron: Encyclopedie Suriname 1977.

Toegenomen mobiliteit
De desintegratie van de lokale gemeenschappen in de Boiti’s werd ook versneld door de toegenomen mobiliteit als gevolg van de verbetering van de infrastructuur. Omstreeks 1960 werd de spoorbaan opgeheven en het reizen met de trein vervangen door steeds meer (wilde) PL (Paramaribo-Lelydorp) bussen. Er kwamen steeds meer auto’s en bromfietsen. Boiti-kinderen die de middelbare school in Paramaribo bezochten reisden dagelijks op en neer. Het Pad van Wanica werd omgedoopt in Indira Gandhiweg en werd verbreed en beter geasfalteerd. Het werd een verkeersader door de opening van de Van Hogerhuistraat en de Saramaccadoorsteekbrug in 1962. Overigens zorgde de aanleg van het Saramaccadoorsteekkanaal vanaf het begin van het Pad van Wanica naar de Surinamerivier voor een nieuwe barrière tussen de Boiti’s en Paramaribo. Midden jaren zestig zorgde de aanleg van de zogeheten highway (Maarten Luther King weg) vanaf de Saramaccadoorsteekbrug naar de bauxietstad Paranam dwars door de oostelijke Boiti’s voor ontsluiting van deze gebieden. Boiti’s als Vredenburg (Farijambhog) en Houttuin (Oitan) waren nu binnen een uur bereikbaar vanuit Paramaribo, terwijl men voorheen uren kwijt was om deze Boiti’s te bereiken (Ekdam bithar mé). Niettemin waren vrijwel alle Boiti’s in deze periode gelegen aan zandwegen. Vermeldenswaard is dat westelijke Boiti’s werden verbonden met Kandál (Leidingen) via de zogeheten kameelbrug over het Magentakanaal dat als het ware de oostelijke grens vormde van deze Boiti’s.

Ook de communicatiemogelijkheden verbeterden aan­zien­lijk. De Hindostaanse radiozender Radika kwam op, maar ook de zendtijd van Rapar werd uitgebreid. De lokale Hindostaanse gemeenschap werd nu veel beter en sneller op de hoogte gebracht over het wel en wee van de brede Hindostaanse gemeenschap. Ook televisie werd geïntroduceerd en er kwamen steeds meer bioscopen. De relatieve isolatie van de Boiti’s werd opgeheven en tegelijkertijd vond desintegratie plaats, doordat er veel meer interactie was met de brede Hindostaanse gemeenschap en de culturele oriëntatie werd verbreed. Ook de telefoon die nu breder beschikbaar was, speelde daarbij een rol.

Rijstteelt in Suriname

3. Neergang 1981-2000
In de jaren tachtig en negentig voltrokken zich grote politieke en economische veranderingen die hebben geleld tot neergang van de Boiti’s en. de lokale Hindostaanse gemeenschappen. De militaire heer­schappij en de opkomst van en machtsverwerving door de NDP (Nationale Democratische partij) onder leiding van D. Bouterse leidden enerzijds tot soberheid en schaarste. Anderzijds kwamen er mogelijkheden voor mensen die voorheen minder kansen hadden om vooruit te komen. Er werd beweerd dat vroeger alleen bepaalde Hindostanen met bekende familienamen en degenen die allerlei netwerken hadden -vooral Saharwálá’s– vergunningen kregen om zaken te doen en bijvoorbeeld landbouwproducten mochten exporteren. Veel Boiti-Hindostanen kregen echter in deze periode vergunningen en ook het aantal Hindostaanse ondernemers groeide. Er werd geld verdiend aan export van bijvoorbeeld hout en goud alsook export van groenten, zoals kool. Er werd ook gesignaleerd dat geld werd verdiend met cocaïnetransporten. Tevens werd verteld dat er cocaïne werd verstopt in groenten, zoals kool, en naar Europa getransporteerd. Een bekende stelling was dat er een coalitie was tussen de militaire leiders -en later de leiding van de NDP- en de nieuwe Hindostaanse ondernemers. Hoe dan ook: er ontstond zichtbare welvaart onder de Hindostaanse groep. Er werden nieuwe woningen gebouwd meestal van steen en deze huizen waren groter. Het Boiti-landschap veranderde langzamerhand ook in dit opzicht. Er was steeds meer Amerikaanse invloed te merken in de huizenbouw, maar ook veel meer import van bouwmaterialen. De bekende witte plastic stoelen in woningen en zalen waren exemplarisch voor deze ontwikkeling.

In de derde periode raakten steeds meer Boiti’s gaandeweg verstedelijkt. Sommige bewoners verhuisden naar Paramaribo en andere gebieden, terwijl anderen zich in de Boiti’s vestigden. Marrons vestigden zich in de jaren negentig -als gevolg van de binnenlandse oorlog- en ook Chinezen in de typische Hindostaanse woon­ge­bieden. Er werden steeds meer gebieden ontsloten en landerijen verkaveld waarop woningen werden gebouwd. Nieuwe bewoners vestigden zich. Het aantal Hindostaanse winkels nam af en werden vervangen door Chinese winkels.

Ondersteuning uit Nederland
Vermeldenswaard is dat de zichtbare welvaart of beter gezegd de ‘toegenomen bestedingsruimte’ onder veel Hindostanen ook verband hield met de ondersteuning uit Nederland door familie, vrienden en kennissen. Men stuurde geld en zogeheten pakketten met levens­middelen en luxeartikelen. Velen konden het zich nu -mede daardoor- permitteren om een auto te kopen; meestal een tweedehands auto tegen relatief gunstige prijzen in Suriname. Dit verhoogde de mobiliteit. De infrastructuur verbeterde ook omdat er nieuwe wegen werden aangelegd. De Boiti’s gelegen aan de rand van Paramaribo raakten verstedelijkt en de Indira Gandhiweg werd een zeer drukke verkeersader. De invloed van de Hindostaanse gemeenschap in Nederland was ook merkbaar op cultureel gebied. Er werd veel gecommuniceerd met familie in Nederland; de telefoontarieven werden lager. Velen uit Nederland gingen met vakantie naar Suriname en/of familiebezoek; vaak in verband met begrafenissen of crematies en rouwverwerking. Door deze interactie werd de culturele oriëntatie van de Boiti-Hindostanen breder. Familieleden uit Nederland waren ’modern’ geworden. Hindostaanse vrouwen -ook van Boiti– begonnen in het openbaar te dansen. Het bezoek aan bioscopen liep terug door de introductie van videobanden. Bollywoodfilms konden nu thuis worden bekeken. Ook nieuwe radiozenders en de Hindostaanse televisie kwamen op. De verschillen tussen Hindostanen begonnen te vervagen, zoals het verschil tussen Boiti en Sahar. De vraag doemde op of er überhaupt nog sprake was van Boiti-Hindostanen. De nieuwe generatie Hindostanen was mobieler en breder georiënteerd dan de vorige generaties.

4. Teloorgang 2001-2021
In de laatste periode verbeterden de levens­omstan­dig­heden aanzienlijk. Suriname had zelfs een economische groei en de welvaart werd steeds zichtbaarder. De handel in goud, hout, geld uit Nederland en toerisme brachten geld in het laatje. De bevolkingssamenstelling veranderde in de zin dat de Marrongroep enorm toenam door een hoger geboortecijfer in deze bevolkingsgroep. Er waren ook steeds meer Chinezen, Brazilianen, Guyanezen en Haïtianen in Suriname. Velen vestigde zich op de voormalige Boiti’s. Er verrezen ook steeds meer moderne, grote woningen en sommige witgeverfde woningen van Hindostanen werden Bollywoodpaleizen (soms ook ‘Koeliepaleizen’) genoemd. Welhaast alle wegen van de Boiti’s werden geasfalteerd en nieuwe wegen werden aangelegd. Binnen een half en maximaal een uur was men vanuit Paramaribo in de voormalige Boiti’s. De nieuwe bruggen over het Saramaccakanaal zorgden ervoor dat de Boiti’s gemakkelijk bereikbaar werden. Sterker nog: vanuit de brug bij de Leysweg (vlakbij Kandál) werden als het ware de achterkant van de westelijke Boiti’s bereikbaar via de geasfalteerde Magentakanaalweg. En via de Helena Christinaweg kon men Lelydorp bereiken en daarna Zanderij en de Pengel luchthaven. Er kwam ook een oostelijke route via de zogeheten Highway, Tout lui Fautweg (Tilfo), Pandit Paltan Tewariweg, of Tjon A Kietweg en daarna Sumatraweg naar Lelydorp. Beide dienen om de files op de India Gandhiweg en de Highway te vermijden.

Eenentwintigste eeuw: Sunny Point bij de Nieuwweergevondenweg, de voormalige Meester Boiti.

De verstedelijking van de Boiti’s grenzend aan Para­maribo was zodanig gevorderd dat bepaalde Boiti’s zoals Pontbuiten en Livorno werden geannexeerd door Paramaribo. Pontbuiten werd een zogeheten ressort en slokte enkele Boiti’s op. Dit gebied kreeg een steeds groter wordende Afro-Surinaamse en Marron bevolking en er werden rotondes aangelegd. Er kwamen ook nieuwe bedrijfsterreinen. Door de bebouwing en het drukke verkeer bestaat Boiti inderdaad niet meer.

De penetratie van Bollywood in de Hindostaanse huiskamers door de satelliettelevisie veranderde de culturele oriëntatie van veel Hindostanen. Er was nu consumentensoevereiniteit en vrijwel iedereen kon in zijn eigen culturele ‘bubbel’ leven. In de eenentwintigste eeuw werd de fysieke nabijheid minder belangrijk voor onderlinge communicatie door de beschikbaarheid van nieuwe communicatiemiddelen zoals de mobiele telefonie, internet en met name sociale media. Fysieke nabijheid garandeerde niet meer een onderlinge lokale of regionale oriëntatie en verbondenheid. Al met hebben vooral de verbetering van infrastructuur en penetratie van de moderne communicatie de teloorgang van de Boiti’s tot gevolg gehad alsook het verschil tussen Sahar en Boiti ondergraven.

Kindertehuis Sukh Dhaam te Alkmaar in 1922. Veel Hindostaanse kinderen werden opgevangen in kindertehuizen, weeshuizen en internaten. Dat droeg bij aan de sociale gelijkheid binnen de Hindostaanse gemeenschap.

Conclusie
Er bestonden in India sociale verschillen tussen de Hindostaanse contractarbeiders. Deze verschillen werden minder relevant tijdens het verblijf in de depots, de overtocht en de contracttijd in Suriname. Er ontstonden nieuwe banden en gaandeweg een Hindostaanse gemeenschap. Vanaf de jaren dertig werden echter bepaalde kenmerken als inkomen, religieuze achtergrond, huidskleur, opleiding en tot op zekere hoogte kaste-achtergrond weer relevant bij de partnerkeuze. De Hindostaanse groep was in aantal enorm gegroeid en het vrouwentekort werd gaandeweg opgeheven. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werden sociale verschillen belangrijker. In het bijzonder was het verschil tussen Hindostanen van Sahar en Boiti opvallend. Ook andere verschillen zoals in opleidings­niveau en inkomen speelden een rol in de onderlinge verhoudingen. Er vond weliswaar elitevorming plaats, maar er was geen sprake van rigide klassen, omdat de mogelijkheden voor sociale mobiliteit groot waren. De massale emigratie en vestiging in Nederland in de jaren zeventig hebben bovendien de basis voor sociale verschillen ondergraven. In Suriname kwamen meer kansen voor mobiliteit onder Hindostanen van Boiti en de lagere klasse. Bijzonder is dat de regionale verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap als gevolg van sterk verbeterde infrastructuur en digitale communicatie afkalfde. In het egalitaire Nederland was de sociale mobiliteit onder Hindostanen hoog en de ontstane sociale verschillen uit Suriname werden irrelevant. Al met al kunnen wij concluderen dat er door de tijd heen sprake geweest van een grote sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie
No Comments
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6

Search

  • EN | Colofon | Adverteren [About us]
  • Gebruikersvoorwaarden
  • Privacy- en cookiebeleid
  • Contact | e-mail: info@hindorama.com
  • Sitemap

Schrijf je in voor onze Hindorama Nieuwsbrief

Door u in te schrijven voor onze GRATIS NIEUWSBRIEF blijft u op de hoogte van de meest recente informatie.

Is de Hindostaanse gemeenschap sterk genoeg met elkaar verbonden?

https://youtu.be/1f2v0db5gao
Hindorama

© 2023 Sampreshan/Hindorama
Jnan Adhin Instituut (JAI) | All rights reserved |

TOP