Beknopte geschiedenis van Hindostanen – Chan Choenni

Prof.dr. Chan(dersen) E.S. Choenni (Paramaribo, 1953) is emeritus hoogleraar
Inleiding
Na de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 in Suriname nam de behoefte toe aan nieuwe arbeidskrachten op de plantages. Er werd verondersteld dat de voormalige tot slaafgemaakten in mindere mate bereid zouden zijn, al was het tegen een loon, om op de Surinaamse plantages te blijven werken. In 1873 zou het zogeheten tienjarig Staatstoezicht verlopen en de vrijverklaarde slaafgemaakten waren daarna niet meer verplicht om op de plantages te werken. In 1870 sloot de Nederlandse regering daarom een zogeheten traktaat met de Britse regering – die toen de heerschappij had over India – om Hindostaanse contractarbeiders te werven voor Suriname. Hindostanen werden daarom toentertijd Brits(ch)–Indiërs genoemd, maar zij kozen ervoor om zichzelf aan te duiden als Hindostanen. Hindostan is een van de oude namen voor India. De Hindostanen zouden voor 5 jaar te werk worden gesteld met recht op gratis terugkeer daarna naar India. Op 5 juni 1873 ontscheepte de eerste lichting Hindostaanse contractarbeiders die arriveerden met het schip Lalla Rookh in Suriname. Na dit transport zijn er nog 63 scheepstransporten met verschillende schepen geweest. Er zijn in totaal ruim 34.000 Hindostaanse contractarbeiders in de periode 1873-1916 aangevoerd. De contractarbeiders moesten sterk zijn en gezond blijven om gedurende vijf jaar het zware werk uit te voeren. Daarom werd er streng geselecteerd in India. Bijna een derde van degenen die naar Suriname wilden emigreren werd naderhand toch afgekeurd. Er waren respectabele redenen om het eigen land te verlaten en in Suriname te gaan werken, zoals hongersnood, uitbraak van besmettelijke ziekten, onderdrukking en uitbuiting door zamindárs (grootgrondbezitters), discriminatie op grond van kaste en weduwschap, familieproblemen en uiteraard vaak grote armoede. Bovendien was het (dag)loon dat zij in Suriname zouden verdienen vele malen hoger dan in India: namelijk voor mannen 60 cent per dag en voor vouwen 40 cent. De reis naar Suriname en het verblijf was gratis. Er werd verondersteld dat men de helft van het loon kon sparen en na vijf jaar kon terugkeren naar india met het gespaarde bedrag.

Het zeilschip Lalla Rookh was het eerste schip waarmee Hindostaanse contractarbeiders naar Suriname kwamen. Het werd een icoon van de Hindostaanse immigratie.
Kenmerken
Bijna een derde van Hindostaanse contractarbeiders was vrouw. Van hen was een derde getrouwd en tweederde alleenstaand. De alleenstaande vrouwen waren vaak weduwen, vrouwen die vanwege familieproblemen waren weggelopen of verstoten. Ongeveer 10% van de emigranten was kind. Het grootste deel was man en de meerderheid van de mannen was alleenstaand. De meerderheid had een leeftijd tussen de 18 en 35 jaar. Ongeveer 17% was moslim en de rest was hindoe. De relatie tussen de hindoes en moslims was in Suriname gedurende de contracttijd (1873-1920) vrij harmonieus. Er waren onderlinge huwelijken. De Hindostaanse contractarbeiders behoorden tot de verschillende zogeheten kasten in India, hoewel men primair op zoek was naar landarbeiders. De leden van verschillende kasten hebben zich gaandeweg grotendeels vermengd in Suriname. Nadat de Hindostaanse contractarbeiders verschillende keuringen hadden ondergaan vertrokken zijn van de havenstad Calcutta (tegenwoordig Kolkata) naar Suriname.
Intensieve banden en zware omstandigheden
De lange zeereis was zwaar; de meeste transporten waren met zeilschepen en duurden ongeveer drie maanden. De overige transporten waren met stoomschepen en de overtocht duurde ruim een maand. Tijdens de zeereis werden de onderlinge banden intensiever en allerlei verschillen minder relevant. Hindostanen van één scheepstransport beschouwden elkaar als jaháji bhái en jaháji bahin (scheepsbroeder en scheepszuster). Deze jaháji band is in Suriname lange tijd intact gebleven; men zocht elkaar regelmatig op en hielp elkaar. Men was een soort familie geworden, omdat de meesten –als eenlingen– geen familie hadden in Suriname. Anderen werden ook tot familie gemaakt om elkaar te ondersteunen en bepaalde rituelen uit te voeren. Ondanks de zware reisomstandigheden is er gemiddeld genomen over de 64 transporten een relatief lage sterfte geweest, namelijk 2,1%. Op de zeilschepen lag het sterftecijfer hoger (2,6%) dan op de stoomschepen, die korter onderweg waren (1,2%). Bijna eendere keerde terug naar India. Als wij echter de in Suriname geboren kinderen aftrekken die zijn meegenomen en weer terug zijn gekomen naar Suriname dat is het ruim een kwart.
De meerderheid van de Hindostanen vestigde zich in Suriname, omdat zij een betere toekomst zagen in hun nieuwe vaderland. Daarnaast hebben ongeveer 3.000 Hindostanen uit andere delen van het Caribisch gebied zich gevestigd in Suriname tussen 1865 en 1920 onder meer omdat men land gratis kreeg of tegen heel lage kosten land kon huren. De meeste Hindostaanse contractarbeiders hebben ook zeer zuinig geleefd. In de beginperiode was bijna een vijfde van de Hindostaanse contractarbeiders in Suriname bezweken als gevolg van de zware arbeid. Door verbetering van de medische voorzieningen en huisvesting was het aantal doden als gevolg van zware arbeid daarna aanzienlijk teruggelopen. Omdat de Nederlandse regering en de plantage-eigenaren van te voren geld hadden geïnvesteerd in elke contractarbeider -gemiddeld 400 gulden- werd niet-nakoming van de verplichtingen uit het arbeidscontract zwaar bestraft. Tijdens de contractperiode zijn veel Hindostaanse contractarbeiders zwaar gestraft om werkweigering. Er was regelmatig onenigheid over (de uitvoering) van de werktaken en de betaling; vooral op de suikerplantages. Er zijn veertig kleine en grote opstanden uitgebroken over de arbeidsomstandigheden, waarvan enkele bloedig zijn beëindigd. Tijdens een grote opstand in 1902 op de grootste suikerplantage Mariënburg zijn 24 Hindostaanse opstandelingen door Nederlandse militairen doodgeschoten.
Integratie in Suriname
De Hindostanen werden na 1920 gaandeweg een onmisbaar deel van de Surinaamse samenleving. Langzamerhand werden zij vooral succesvol op sociaaleconomisch terrein. Zij waren als zogenoemde kleinlandbouwers producenten van vooral landbouwproducten. De grote meerderheid was tot na de Tweede Wereldoorlog nog steeds werkzaam in de zogeheten kleinlandbouw. Vrijwel allen hadden rijstvelden, pluimvee, teelden groenten en beschikten over fruitbomen op hun landerijen. Zij waren in grote mate zelfvoorzienend en konden hun (groot)familie voeden. Tegelijkertijd konden de vele kinderen meehelpen in de landbouw. Een deel van de oogst kon men verkopen en men kon sparen om zich op te bouwen. Zij behielden zoals gezegd deels de Indiase cultuur, maar ontwikkelden ook een eigen Sarnámi cultuur. Op cultureel terrein bleven zij relatief geïsoleerd van de brede samenleving; ook omdat de meerderheid gescheiden van de Creoolse bevolking woonde in de districten.
Er voltrok een enorme bevolkingsgroei onder de Hindostaanse bevolkingsgroep. Uit bovenstaande grafiek blijkt de enorme groei na 1930. In 1965 streefde de Hindostaanse bevolkingsgroep, met een omvang van 121.162 personen de Creoolse bevolkingsgroep voorbij, die toen 120.065 personen telde. En in 1970 was de Hindostaanse groep met 40% aandeel (142.049) van de totale bevolking (349.736) de grootste bevolkingsgroep in Suriname. Er werd voorspeld dat Hindostanen weleens de meerderheid van de Surinaamse bevolking zouden gaan uitmaken.

Hindostanen tijdens de contracttijd op konverjari (kermis). Foto: EBG archief Zeist
Economische vooruitgang
Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verhuisden veel Hindostaanse jongemannen naar Paramaribo om in het leger te dienen en andere urbane werkgelegenheid. Er heerste ook een relatieve welvaart in Paramaribo door de hoge inkomsten uit de bauxietindustrie. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog bleven velen in Paramaribo wonen en lieten hun familie overkomen. Door allerlei netwerken werd de urbanisatie van Hindostanen versterkt in de jaren vijftig en zestig. Veel Hindostanen verlieten de landbouw omdat zij in Paramaribo meer geld konden verdienen dan in de landbouw. Maar ook omdat bijna alle vervolgonderwijsvoorzieningen in Paramaribo waren gevestigd. Veel Hindostanen begonnen in te zien dat onderwijs een belangrijk vehikel was voor verdere vooruitgang in Suriname. Onderwijs aan Hindostaanse jongens werd aangemoedigd maar steeds meer ook aan Hindostaanse meisjes. De onderwijsprestaties van Hindostanen werden beter alsook de beheersing van de Nederlandse taal. Veel beroepen die werden uitgeoefend door Creolen, zoals timmerman, vervoerder en modistes werden overgenomen door Hindostanen. In de jaren vijftig en vooral in de jaren zestig waren Hindostanen in vrijwel alle beroepssectoren doorgedrongen. En mede door hun toegenomen aantal in de bevolking werden concurrenten van Creolen op de arbeidsmarkt. Daarnaast werden Hindostanen steeds meer zichtbaar in Paramaribo, terwijl hun bloeiende cultuur intact bleef.
Politieke polarisatie
De toename en urbanisatie van Hindostanen evenals hun opmars op sociaaleconomisch terrein leidde op politiek niveau na de Tweede Wereldoorlog tot 1969 echter niet tot etnische polarisatie. Dit had te maken met hun politieke integratie en in het bijzonder de verbroederingspolitiek die de Hindostaanse leider Jagernath Lachmon en de Afro-Surinaamse leider Johan Pengel hebben gevoerd. Zij waren het erover eens dat samenwerking tussen de belangrijkste bevolkingsgroepen nodig was voor een harmonieuze toekomst van Suriname. En tevens dat de verschillende bevolkingsgroepen hun eigen cultuur konden behouden. Bij de verkiezingen in 1969 won de Hindostaanse partijcombinatie 19 van de 39 parlementszetels. Dat was bijna de helft van het totaal, omdat het Hindostaanse bevolkingsaandeel enorm was toegenomen. Er werd – zoals gezegd – voorspeld dat de Hindostanen de meerderheid van de bevolking zouden gaan vormen. Dit is niet gebeurd, mede omdat een grote groep Hindostanen, onder wie vooral personen in de vruchtbare levensfase, naar Nederland emigreerden na 1973. Er ontstond een etnisch gepolariseerde sfeer in Suriname.
Emigratie naar Nederland
In 1973 ging de grote Creoolse partij onder leiding van Henck Arron, die Pengel had opgevolgd een verbond aan met een belangrijke Javaanse partij onder leiding van Salam Somohardjo en won de verkiezingen. Een regering werd gevormd zonder Hindostaanse vertegenwoordiging en Premier Arron verklaarde begin 1974 dat Suriname onafhankelijk zou worden en wel voor eind 1975. Dat riep een angstbeeld op bij veel Hindostanen die vreesden voor Creoolse overheersing en wanbestuur. Er brak als de ware paniek uit en een grote groep Hindostanen wachtte de onafhankelijkheid niet af. Zij vluchtten, vaak na verkoop van hun landerijen en huizen voor een appel en ei, naar Nederland. Zowel in het parlement als buiten het parlement was er grote tegenstand. Er dreigde zelfs een raciale burgeroorlog en er werden branden gesticht. Hoewel er op het laatste moment een brasa (omhelzing) tot stand kwam tussen Lachmon en Arron werd de onafhankelijkheid vooral als een ‘Creools gebeuren’ beschouwd. Na de onafhankelijkheid kwam Arron zijn aan Lachmon gedane beloften niet na. Zo weigerde Arron nieuwe verkiezingen te houden en een beleid te voeren om meer Hindostanen op te nemen in het leger. Veel Hindostanen hadden echter geen geloof in de toekomst van Suriname en emigreerden alsnog naar Nederland, voordat in 1980 de regeling voor vrije vestiging in Nederland zou ophouden te bestaan.

Hindostanen pas in Nederland. Foto: Nationaal Archief (NA)
Opvang
De massale emigratie van Hindostanen naar Nederland die eind 1973 op gang kwam zwol tussen 1974-1975 aan. En ook tussen 1979-1980 was er een grote emigratie van Hindostanen. Tussen 1970 en 1980 emigreerden in totaal 120.000 Surinamers naar Nederland; de meerderheid bestond uit Hindostanen. Deze Hindostanen werden opgevangen door hun familie of kennissen en een deel door de Nederlandse overheid. Sommige Hindostanen zijn geëmigreerd met gespaard geld; zij werden als een soort verkenner naar Nederland gestuurd. Zij moesten huisvesting vinden, een bestaan opbouwen en daarna de andere familieleden over laten komen. De groep emigrerende Hindostanen bestond nauwelijks uit ouderen (60-plussers), maar vooral uit gezinnen en jongvolwassen. Dat verklaart ook de snelle groei daarna van de Hindostaanse bevolking in Nederland. De gezinsvorming onder de laatste groep vond in Nederland plaats. Niet alleen het aantal Hindostaanse kinderen geboren in Nederland (de tweede generatie) nam toe, maar later ook kinderen van deze in Nederland geboren Hindostanen: de derde generatie. Van meet af aan kozen veel Hindostanen ervoor om zich vooral in Den Haag te vestigen. Het was een ‘rustige stad’ en de koningin (de Maharáni) woonde er. Hindostanen zijn koningsgezind en omdat Creolen vaker in Amsterdam en Rotterdam terechtkwamen.
Vaak hielpen familieleden elkaar bij de opvang en vooral in de gemeente Den Haag begon zich een concentratie van Hindostanen te formeren als gevolg van deze kettingmigratie. Velen konden dan ook direct na aankomst in Nederland aan de slag en een redelijk bestaan opbouwen. Daardoor werd Den Haag de stad met de meeste Hindostanen. De Hindostaanse emigranten die ten tijde van de massale emigratie in Nederland arriveerden werden grotendeels opgevangen door de ondertussen ‘gevestigde’ Hindostaanse gemeenschap die als het ware een pioniersfunctie heeft vervuld. Familie, vrienden en kennissen zorgden voor de huisvesting en maakten hen wegwijs in de brede samenleving. Een deel van de emigranten werd opgevangen door de Nederlandse overheid gefaciliteerde opvang in pensions en opvangcentra verspreid over Nederland. De opvang in Nederland betrof niet alleen huisvesting maar ook opvang in culturele zin. Er was immers een culturele infrastructuur opgebouwd. Indiase films werden vertoond, tropische toko’s verkochten naast tropische voedingswaren ook langspeelplaten (lp’s) en cassettebanden met Indiase liederen. Er waren feesten en muziekoptredens en ook actieve Hindostaanse (voetbal)verenigingen. Naar schatting wonen er ruim 40.000 Hindostanen in Den Haag en vormen zijn een tiende van de Haagse bevolking.
Vooral tussen 1990–2000 toen de economie groeide ontstond mobiliteit binnen de Hindostaanse gemeenschap. Er was sprake van daling van de werkloosheid en grote mobiliteit op de arbeidsmarkt. Ook de woningnood werd min of meer opgelost en veel Hindostanen gingen ruimer wonen. Velen verhuisden naar zogeheten eengezinswoningen in sub-urbane gebieden en randgemeenten zoals Zoetermeer. Ook de onderwijsprestaties namen toe en opgerichte Hindoe- en Hindostaanse moslimscholen droegen daar ook hun steentje aan bij. In de eenentwintigste eeuw heeft de succesvolle integratie van Hindostanen op sociaal–economisch terrein zich doorgezet. Op basis van een indeling naar onderwijsniveau, namelijk primair, secundair en tertiair onderwijs (hoger beroeps- en universitair onderwijs) is het beeld van prestaties van de Hindostaanse groep in Nederland als volgt. Een analyse naar onderwijstypen van dezelfde leeftijdsgroepen bevestigt de reeds waargenomen trend dat verhoudingsgewijs jongere volwassen Hindostanen in 2008 vaker een hoger opleidingsniveau hebben bereikt dan Creolen. Twee op de vijf (39,7%) jongere volwassen Hindostanen tegenover een derde van de Creolen (32,9%) heeft een tertiair onderwijsniveau (in 2008). De participatie van Hindostanen aan het tertiair (hoger) onderwijs is even hoog als onder autochtone Nederlandse leeftijdsgenoten, namelijk 40%.

In 2003 werd een overzichtsstudie over de Hindostaanse immigratie en Hindostanen in Nederland gepresenteerd aan de toenmalige Haagse burgemeester Wim Deetman, geflankeerd door mr. drs. Kanta Adhin (mederedacteur) en dr. Chan Choenni (auteur). Foto: Radjin Thakoerdin
Demografische ontwikkelingen
Er hebben zich enkele belangrijke demografische ontwikkelingen voltrokken binnen de Hindostaanse gemeenschap in Nederland. Allereerst was sprake van een groeiversnelling door de immigratiegolven in de perioden 1973 – 1975 en 1979 – 1980. Het aandeel Hindostanen in deze immigratieperiode nam aanzienlijk toe en Hindostanen vormden de grootste groep onder de Surinaamse immigranten. In de eenentwintigste eeuw is de Hindostaanse groep met 45% aandeel de grootste bevolkingsgroep onder de Surinamers geworden in Nederland.
Ten tweede is sprake van gezinsverdunning; dat wil zeggen daling van het aantal kinderen per gezin. Aangenomen wordt dat het gemiddelde Surinaamse vruchtbaarheidscijfer ook voor de Hindostaanse vrouwen geldt, want het gemiddeld kindertal per Surinaams gezin was drastisch teruggelopen. De gezinsverdunning heeft tevens culturele gevolgen gehad voor het familieleven waarbij wederzijdse verplichtingen een belangrijke rol spelen. Ook de gemiddelde leeftijd waarop de Surinaamse vrouwen een kind krijgen is gestegen. In 1990 was de gemiddelde leeftijd 25,7 jaar.
Ten derde is sprake van een groei van het aantal eenoudergezinnen onder Hindostanen, onder meer veroorzaakt door echtscheidingen of paren die samenwonen en na een tijdje uit elkaar gaan. Er is onder Hindostanen sprake van bewust ongehuwde moeders (BOM- vrouwen).
Ten vierde is een andere trend onder Hindostanen dat een deel van de volwassenen niet meer (wettelijk) trouwt, maar gaat samenwonen. Soms huwt men wel op hindoe- of moslimwijze. Dat wil zeggen dat enkele huwelijksrituelen worden voltrokken en/of een huwelijksfeest wordt gegeven, maar dat er geen wettelijk huwelijk plaatsvindt; zij worden dus niet geregistreerd als gehuwden.
Ten vijfde is de opkomst van de tweede generatie een belangrijke demografische ontwikkeling. De Hindostanen die in Suriname zijn geboren vormden lange tijd de meerderheid van de Hindostaanse gemeenschap. Maar de laatste jaren zijn de Hindostanen die in Nederland zijn geboren, de tweede generatie en hun kinderen –de derde generatie– de meerderheid geworden.
Diasporagemeenschap
Hindostanen hadden gebruikgemaakt van de geboden kansen om vooruit te komen en tegelijkertijd hebben zij ondanks de geleidelijke afbouw van culturele voorzieningen een eigen culturele infrastructuur grotendeels behouden. De eigen culturele voorzieningen en religieuze voorzieningen waaronder mandirs en moskeeën werden steeds meer uit eigen middelen gefinancierd. Veel Hindostaanse organisaties werden ‘online’ organisaties. Op eigen kracht ontwikkelde de Hindostaanse groep zich verder en ook een eigen hulpverleningsnetwerk voor Hindostaanse ouderen (NEHOB) werd opgezet. Hindostaanse radiozenders worden goed beluisterd en twintig jaar lang (1994-2014) heeft de Organisatie Hindoe Media (OHM) Hindostaanse televisieprogramma’s uitgezonden. Het opleidingsniveau en de arbeidsparticipatie zijn toegenomen en blijven ondanks het gepolariseerde klimaat en afwijzing van het multiculturalisme relatief goed.
In Nederland voltrok zich een etnisering onder veel Hindostanen. Vooral onder de meerderheid van de tweede en derde generatie trad een versterking van de etnische identiteit op die verbonden is met het cultureel erfgoed van India, het land van hun voorouders. Zodoende ontwikkelde de Hindostaanse gemeenschap zich in de richting van een Indiase diasporagemeenschap. Een andere opmerkelijke ontwikkeling is dat zowel in Suriname als in Nederland de jongere generatie Hindostaanse vrouwen gemiddeld beschouwd hoger is opgeleid dan de Hindostaanse mannen. Er zijn daardoor knelpunten in de partnervorming onder Hindostanen. Want de norm is nauwelijks veranderd, namelijk dat de Hindostaanse mannelijke partner hoger of op zijn minst gelijkwaardig moet zijn opgeleid. Veel hoogopgeleide Hindostaanse vrouwen blijven bij gebrek aan een passende partner dan ook vrijgezel. Een klein deel kiest om die reden voor een autochtone partner in Nederland of een partner van gemengde afkomst in Suriname. Deze trend zal hoogstwaarschijnlijk toenemen.
Er is sprake ook van individualisme en men wil niet inschikken om een relatie aan te gaan, zoals dat meestal bij hun ouders wel het geval was. Vaak zijn de eisen hoog en veel Hindostaanse vrouwen kiezen voor hun carrière. Dat kunnen zij moeilijk combineren met een gezinsleven. Temeer daar velen menen dat veel Hindostaanse mannen de zorgplicht ten opzichte van hun kinderen neigen te verzaken waardoor zij overbelast zullen raken en waarschijnlijk hun carrière zullen moeten opgeven. In Nederland heeft ongeveer een vijfde van de tweede generatie al een autochtone partner en dit aandeel zal toenemen. Hindostanen kiezen liever niet voor lucratieve beroepen zoals in de media en sport, maar die zijn wel bepalend voor zichtbaarheid van een immigrantengroep. Ook het teren op de Indiase cultuur, met name Bollywood, leidt ertoe dat men minder gericht is op de mainstream en de brede amusementswereld. De opstelling van veel Hindostanen om zich niet sterk te profileren en zich vooral te richten op de eigen groep en de Indiase cultuur heeft een prijs: Hindostanen zijn minder zichtbaar ook in relatie tot hun aandeel in de Nederlandse en Surinaamse bevolking.
De Hindostaanse bevolkingsgroep groeide vrij snel in Nederland. De Hindostaanse bevolking in Nederland was in 2013 toegenomen tot 175.000 personen; de Hindostaanse bevolking van Suriname had een omvang van 148.000 personen in 2012. De Hindostaanse bevolking heeft zich dus binnen honderd jaar vertienvoudigd van ongeveer 30.000 in 1913 tot ruim 300.000 in 2013.
Literatuur
De Klerk, Cornelis J.M. (1953), De immigratie der Hindostanen in Suriname, Urbi et Orbi: Amsterdam.
Choenni Gharietje G. & Choenni, Chan.E.S. (2012), Sarnami Hindostani 1920-1960, Amsterdam: KIT Publishers.
Choenni, Chan E.S. (2014), Hindostaanse Surinamers in Nederland 1973-2013, Arnhem: LM Publishers.
Choenni, Chan E.S. (2020), Hindostaanse geschiedenis in kort bestek, Zoetermeer: Sampreshan
Choenni, Chan E.S. (2021), Hindostaanse contractarbeidsters, Zoetermeer: Sampreshan
Choenni, Chan E.S. (2021), Geschiedenis van Hindostanen 1873-2015. Zoetermeer: Sampreshan.
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis
Oud en nieuw – Kanta Adhin

Kanta Adhin
“Al het oude is niet noodzakelijk goed, al het nieuwe is niet noodzakelijk slecht.” Dit is een uitspraak die wordt toegeschreven aan de Indiase dichter Kálidás die in het begin van de christelijke jaartelling zou hebben geleefd. In deze uitspraak ligt een aanmoediging om je open te stellen voor vernieuwing en niet krampachtig vast te houden aan oude gewoonten en tradities.
Het afgelopen jaar stond in het teken van 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname en de tweede migratie zo een 50 jaar geleden naar Nederland. Tijdens de vele activiteiten die hier werden georganiseerd kwamen onder meer kwesties aan de orde als integratie van Hindostanen in de Nederlandse samenleving en behoud van de Hindostaanse cultuur. Welnu, volgens mij biedt de uitspraak van Kálidás een heel nuttig handvat. Cultuurbehoud moet dan niet worden gezien in de zin van verstarring, maar in de zin van ontwikkeling. Cultuur ontwikkelt zich, maar belangrijke elementen blijven herkenbaar, zoals bepaalde tradities, taal, muziek, zang en dans. In Nederland worden hindoehuwelijken en andere ceremonies, zoals muran (scheren van het hoofdhaar van een baby/klein kind), nog veelal op traditionele wijze voltrokken. Daaromheen heeft zich in de loop der jaren een scene ontwikkeld van Bollywoodkleding en -dans die inmiddels ook tot de Hindostaanse cultuur wordt gerekend. Persoonlijk ben ik niet zo geporteerd van al dat Bollywoodgedoe, omdat het meer glitter en glamour is dan betekenisvolle cultuur.
Meer in het algemeen hebben Hindostanen een enorme feest- en danscultuur ontwikkeld, iets waar vroeger in Suriname bij Creolen met afkeuring naar werd gekeken. Inmiddels is deze leefstijl, alsook overmatig consumeren ingebed geraakt. En men showt dit ook graag, getuige beelden op sociale media van dans- en eetpartijen, (cruise)vakanties enzovoort. Het is eenieder gegund om plezier te hebben, maar aan de andere kant hoor je binnen de gemeenschap toch ook wel de klacht dat Hindostanen zo weinig betrokken zijn bij maatschappelijke issues. De klimaatdiscussie is bij uitstek een kwestie die de hedendaagse levensstijl betreft en die er volgens mij – naast allerlei technische hoogstandjes – op neerkomt dat we na decennia van overdreven consumptie weer terug moeten naar een soberdere levensstijl; dat het niet alleen maar draait om sociaaleconomische vooruitgang, maar dat ook liefde voor de (natuurlijke) omgeving van belang is. Wat mij betreft zou de uitspraak van Kálidás ook kunnen worden gelezen als: ‘Al het oude is niet noodzakelijk slecht, al het nieuwe is niet noodzakelijk goed’. Met andere woorden, we moeten ons niet blindstaren op het heden, maar ook met kennis van het verleden de toekomst vormgeven.
En dat is precies waar het 150ste gedenkjaar van de Hindostaanse immigratie goed voor is geweest. Er waren diverse activiteiten, waaronder lezingen, debatten, film- en theaterproducties, storytelling en tentoonstellingen. We, zowel ouderen als jongeren, zijn terug gedoken in de geschiedenis van onze voorouders die met enkele bezittingen, gebonden in een katoenen zak (gathari), vanuit India in Suriname arriveerden om er als contractarbeiders te werken. Het was een hard bestaan. Er was saamhorigheid en onderlinge steun. Een deel voelde zich misleid door de wervers die een gouden toekomst hadden beloofd. Maar velen maakten een bewuste keuze, onder wie vooral vrouwen die zich wilden ontworstelen aan een leven in India dat ze niet wilde leiden. Hun schaarse materiële bezittingen zaten in de gathari, maar wat de contractarbeiders vooral bij zich hadden was een spirit. Een spirit van durf, van ijver, van doorzetting, van weerbaarheid. Alles wat wij nu nog steeds nodig hebben om in hedendaagse samenlevingen keuzes te maken, onze plek te vinden en die verder uit bouwen in de komende jaren.
Ik wens iedereen een nieuw jaar toe gevuld met mooie en moedige momenten.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Geschiedenis van Afro-Surinamers 1863-1963 – Prof. dr. Chan E.S. Choenni
Chan E.S. Choenni | Sampreshan: Zoetermeer 2023 | ISBN 9789083199689 | hardcover | pp. 688 pag. | prijs €39,95 | verkrijgbaar in alle (online) boekhandels | Suriname: boekhandel Vaco
Afro-Surinamers zijn de vrijverklaarde slaafgemaakten en hun nakomelingen. In deze publicatie gaat Chan Choenni na hoe het Afro-Surinamers is vergaan na de afschaffing van de slavernij in 1863 tot en met 1963. Hij geeft een levendig beeld van deze periode op basis van uitgebreid historisch onderzoek naar hun integratie in Suriname. Het heeft honderd jaar geduurd alvorens Afro-Surinamers politiek volwaardige burgers werden in Suriname. Hij stelt vast dat de Afro-Surinaamse groep na de Tweede Wereldoorlog op politiek niveau succesvol is geïntegreerd. Dit was in mindere mate het geval op cultureel niveau waar men in 1963 nog niet volledig tot de mainstream was doorgedrongen. Op sociaaleconomisch terrein bleef de ontwikkeling achter. Er formeerde zich weliswaar een middenklasse, maar de meerderheid bleef behoren tot de lagere klasse en de onderklasse. Deze succesvolle politieke integratie en relatief succesvolle culturele integratie gepaard gaande met een minder succesvolle sociaaleconomische integratie typeert hij als Integratie Afro-Surinaamse stijl. De auteur betoogt dat deze integratiestijl gedurende de honderdjarige periode in grote mate het gevolg is geweest van de negatieve gevolgen van de wrede slavernij in Suriname. Hij analyseert en verklaart uitgebreid de doorwerking van de slavernij op de integratiestijl van Afro-Surinamers in de toenmalige Surinaamse samenleving.
… een monumentale studie.
Prof. dr. Humphrey E. Lamur
Prof. dr. Chandersen E.S. Choenni (Paramaribo, 1953) werd geboren in Suriname waar hij opgroeide in een Afro-Surinaamse buurt. Hij studeerde Politicologie en Wetenschapsfilosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde in 1995 in de Sociale wetenschappen. Hij kwalificeerde zich ook als sociaal onderzoeker en historicus. Van 2010 – 2016 was hij bijzonder hoogleraar Hindostaanse migratie op de Lalla Rookh Leerstoel aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Daarvoor was hij beleidsambtenaar Integratiebeleid op verschillende ministeries. Chan Choenni publiceerde vijf boeken en vele artikelen over de geschiedenis van Hindostanen alsook artikelen over de verschillende andere bevolkingsgroepen van Suriname. Tevens heeft hij gepubliceerd over etnische verhoudingen, racisme, integratiebeleid, burgerschap en is hij auteur van het boek De Vedische Dharma. Momenteel doet hij onderzoek naar de geschiedenis van Javanen.
Download INHOUDSOPGAVE

Minister-president Mark Rutte neemt het boek ‘Geschiedenis van Afro-Surinamers 1863-1963’ van prof. Chan E.S. Choenni uit handen van Asha Choenni in ontvangst.

President Chan Santokhi neemt het boek ‘Geschiedenis van Afro-Surinamers 1863-1963’ uit handen van de auteur in ontvangst (Suriname, 15 januari 2024 – foto: Kabinet van de President van Suriname).

Voormalige lerares mevrouw Lydia Kensenhuis (C.R. Froweinschool, mulo school van de EBG) krijgt het boek Geschiedenis van Afro-Surinamers 1863-1963 aangeboden door oud-leerling Chan Choenni. Hij roemde de inzet en betrokkenheid van de (Afro-) Surinaamse onderwijzeressen en onderwijzers in de jaren zestig. Prof. Chan Choenni heeft dan ook zijn historische studie aan hen opgedragen. Tijdens de presentatie (Stichting ASHA/Oase – Utrecht, 7 januari 2024) waren ook vier voormalige leerlingen van de vierde klas mulo B van het schooljaar 1968-1969 aanwezig.

Foto’s: Gerda Havertong (St. Eekta Den Haag 17 dec. 2023), Kathleen Ferrier (Vereniging Ons Suriname Amsterdam 16 dec. 2023), Hèlen Burleson (OBA Bijlmer Amsterdam 15 dec. 2023) en Dr. Barryl Biekman (Surinaamse ambassade Den Haag 14 dec. 2023) Foto © Sampreshan/Hindorama
Bestel bij SAMPRESHAN.COM
- Published in BIBLIOTHEEK, Boeken, Suriname
365 Ramayana Quotes: Een Dagelijkse Reis naar Inspiratie en Wijsheid – Hindorama.com
“In de moderne tijd lijkt het gebruik van prachtige spreuken en citaten, gebaseerd op de Ramayana, te vervagen. Het is zeldzaam geworden om deze diepgaande wijsheid rechtstreeks van onze ouders te horen. Het is precies om deze reden dat ik geloof dat dit boek van onschatbare waarde is. Laat dit boek dienen als een bewaarplaats van deze waardevolle citaten en als een brug tussen de oude generatie die deze kennis koesterde en de jongeren zoals ik, die er opnieuw naar verlangen.” Di’Quinto Lachmansingh is een jonge student die het moderne Nederlandse leven verbindt met de eeuwenoude wijsheid van de Ramayana. Als een jonge geest die gedijt op zowel academische kennis als tijdloze religieuze wijsheid, hoopt hij anderen te inspireren om de diepte van de Ramayana te omarmen en de rijkdom van deze eeuwenoude leringen te ervaren. Op 17 december 2023 presenteerde hij een boek waarin hij 365 citaten uit de Ramayana in het Nederlands heeft bijeengebracht.

Di’Quinto Lachmansingh
Hij beschouwt de Ramayana niet slechts als een episch verhaal, maar als een tijdloze gids voor de mensheid, waarin God Vishnu in de vorm van Shri Ram op aarde verschijnt om dharma te herstellen. Dharma is een veelomvattend begrip voor ethisch gedrag. Voor Di’Quinto is rechtvaardigheid het fundament van zijn zoektocht naar dagelijkse inspiratie en diepgaande wijze lessen. Hij verwijst in dit verband ook naar de Bhagavad Gita, waar Shri Krishna als incarnatie van God Vishnu verschijnt.
यदा यदा हि धर्मस्य ग्लानिर्भवति भारत ।
अभ्युत्थानमधर्मस्य तदात्मानं सृजाम्यहम् ॥४-७॥
Hoofdstuk 4, Verse 7, Bhagavad Gita
“Wanneer er een afname is in deugdzaamheid en een toename van onrechtvaardigheid, O Bharata, dan daal Ik neer. Om de deugdzamen te beschermen, om de onrechtvaardigheid te vernietigen en om deugdzaamheid te herstellen, verschijn Ik millennium na millennium.”
In de huidige tijd waar het lezen van een omvangrijk werk als de Ramayana met zijn 24.000 verzen ontmoedigend kan lijken, heeft hij voor een doelgerichte aanpak gekozen: 365 zorgvuldig geselecteerde citaten die hij beschouwt als een dagelijkse bron van inspiratie en, zoals hij het noemt, de management of life.
Volgens Di’Quinto biedt de Ramayana een schat aan lessen op het gebied van leiderschap, ethiek, relaties en zelfrealisatie. “De principes die in dit eeuwenoude epos worden belicht, kunnen naadloos worden toegepast op moderne contexten. De rol van Ram als een rechtvaardige leider, de toewijding van Hanuman en de veerkracht van Sita in tijden van beproeving bieden waardevolle inzichten voor leiderschap en teamdynamiek. Dit maakt de Ramayana niet alleen een episch verhaal, maar een realistische les voor de mensheid, waarbij het omgaan met uitdagingen en het nastreven van rechtvaardigheid centraal staan.”
Di’Quinto heeft, na grondige analyse van zowel de Ramayana van Valmiki als de Ramcharitmanas van Tulsidas 365 citaten geselecteerd die hem persoonlijk aanspreken en inspireren. Deze zorgvuldig gekozen citaten dienen als een toegankelijke ingang tot de rijke lessen van de Ramayana als een dagelijkse bron van inspiratie. De essentie van Di’Quinto’s project ligt niet alleen in het verzamelen van citaten, maar vooral om de lessen te internaliseren en te actualiseren. Het doel is niet alleen te lezen, maar ook te begrijpen, te reflecteren en te groeien.
Di’Quinto nodigt lezers uit om de Ramayana niet te zien als een verre mythe, maar als een levende bron van wijsheid die elke dag kan worden verkend. Hij benadrukt dat niet alle citaten voor iedereen even relevant zullen zijn, en dat is prima. Juist in die variatie ligt de schoonheid van de individualiteit van interpretatie en inspiratie. Het gaat erom de lessen te ontdekken die resoneren met persoonlijke reis en groei. Di’Quinto verwijst naar de woorden van Tulsidas om te benadrukken dat de interpretatie van de Ramayana een zeer persoonlijke en subjectieve ervaring is, die past bij iemands eigen levensfase, persoonlijkheid en doelen.
जिन्ह के रही भावना जैसी। प्रभु मूरति तिन्ह देखी तैसी।।
Baal Kand 241.2, Tulsidas Ramcharitmanas
“Ieder ziet Shri Ram op zijn eigen manier, vanuit zijn emotie of referentiekader “
Het erkennen van deze individualiteit opent de deur naar het putten van inspiratie die past bij iemands eigen levensfase, persoonlijkheid en doelen.

Gastspreker: pandit Attry Ramdhani
Op 17 december vond de feestelijke boeklancering plaats tijdens een Ramayana seminar in Bharat Kings, de spirituele geloofswinkel aan de Paul Krugerlaan. Het evenement trok een levendige menigte van nieuwsgierige jongeren, van wie een aantal ook hun ouders had gemotiveerd mee te komen. Di’Quinto is trots op de rijke traditie van kennis en citaten vanuit de Ramayana die de oudere generaties Hindostanen in Suriname koesterden en als een kostbare schat van generatie op generatie werd doorgegeven. “Voor mijn ájá (grootvader) die in 1969 naar Nederland kwam en in 1972 de winkel Bharat BP Lachmansingh opende was de Ramayana een bron van wijsheden. De quotes en gezegden die hij in zijn dagelijkse conversaties met mijn vader deelde, leken aanvankelijk slechts woorden. Het heeft jaren geduurd voordat mijn vader besefte dat deze uitspraken niet alleen reflecties waren van de persoonlijke levenswijsheden van zijn vader, maar ook een erfenis van tijdloze kennis die met ons werd gedeeld. Een van de spreuken die mijn ájá vaak herhaalde, weerklinkt nog steeds in de gedachten van mijn vader: ‘Ram naam ki loot hai, loot sake to loot, ant samay pachatayega, jab praan chayenge choot’ – ‘Noem de naam van Ram (mediteer) zo vaak als je kunt, want wanneer de tijd ten einde komt en je je laatste adem uitblaast, zul je spijt hebben en zou je willen zijn naam te kunnen noemen.’”
Met oprechte dankbaarheid deelt Di’Quinto Lachmansingh de 365 Ramayana Quotes met de lezers en nodigt hen uit om de lessen van de Ramayana te ontdekken, nieuwsgierig te worden naar de context van de verzen en deze toe te passen in hun eigen leven.
365 Ramayana Quotes – Nederlandse editie • Initiatiefnemer: Di’Quinto I.R. Lachmansingh • Den Haag 2023: Bharat Kings, Paul Krugerlaan 194, Den Haag • ISBN 9789083390703 • 365 pp. gebonden • €22,50
Foto’s: Di’Quinto Lachmansingh
- Published in BIBLIOTHEEK, Boeken, CULTUUR, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur
‘Recht en waarheid maken vrij’. Eindelijk een afsluiting van het Decemberproces in Suriname – Hans Ramsoedh
41 Jaar lang wist Desi Bouterse de dans te ontspringen voor zijn betrokkenheid bij en aandeel in de Decembermoorden in 1982. ‘Deze slimme indiaan krijgen ze nooit te pakken’ was een bekende uitspraak van hem. Al die jaren hield hij Suriname in een ijzeren greep. Het land raakte verdeeld in pro en contra Bouterse. Op 20 december 2023 viel het doek toch nog voor deze ‘slimme indiaan’, dat is zeventien jaar na het begin van het decemberproces. Dat de afsluiting van het decemberproces jaren in beslag nam hangt samen onderbezetting van de rechterlijke macht én juridische spitsvondigheden door de verdediging van Bouterse.
Het Hof van Justitie (HvJ) legde hem, conform de eis van het Openbaar Ministerie, twintig jaar cel op. Vier medestanders van hem werden elk veroordeeld tot vijftien jaar straf. Hoewel het HvJ aanvankelijk levenslange straf overwoog zag het gelet op de leeftijd van de hoofdverdachte (78 jaar) hiervan af. Op die leeftijd komt twintig jaar celstraf feitelijk neer op levenslang zal het Hof gedacht hebben. Bij het vonnis werd echter door het Hof geen directe gevangenneming gehonoreerd omdat het Openbaar Ministerie (OM) dit verzoek in onvoldoende mate had onderbouwd. Het HvJ oordeelde wel dat aangezien het een eindvonnis betrof het OM tot executie van dit vonnis dient over te gaan. De veroordeling door het HvJ hield een bevestiging in van de eerdere veroordeling door de Krijgsraad in november 2019 waarbij Bouterse eveneens tot twintig jaar werd veroordeeld.

Desi Bouterse op een partijbijeenkomst van de NDP in Ocer op 16 december 2023. Foto SRHerald
Obstructie
Dat Bouterse 41 jaar de dans wist te ontspringen en dat het decemberproces bijkans zeventien jaar heeft geduurd heeft te maken met de angst in de Surinaamse samenleving na de gruwelijke moorden in 1982. Politiek Suriname had na het herstel van de democratie in 1987 niet de moed deze kwestie aan te pakken. Ook na herstel van de democratie bleef Bouterse namelijk een machtsfactor in de Surinaamse samenleving en zijn geest hing als een donkere wolk boven het land.
Op allerlei manieren heeft hij getracht het decemberproces te saboteren. Het onderzoek naar de Decembermoorden begon op 1 november 2000 toen het HvJ, na aandringen van nabestaanden en de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede(OGV), het besluit nam om een onderzoek in te stellen. Eind 2004 was het gerechtelijk vooronderzoek afgerond en in november 2007 ging het proces van start. Het duurde echter nog vijf jaar alvorens het OM de strafeis had afgerond en de Krijgsraad de zaak kon gaan behandelen.
Ondertussen was in 2010 een nieuwe politieke situatie in Suriname ontstaan toen Bouterse in dat jaar werd verkozen tot president. Dit had zijn weerslag op de voortgang van het decemberproces. Als een Houdini in de Surinaamse politiek gebruikte Bouterse zijn macht om het decemberproces, door hem consequent aangeduid als ‘dat ding’, op allerlei manieren te dwarsbomen.
In 2012 nam het parlement (De Nationale Assemblée) een Amnestiewet aan waarbij de verdachten van de Decembermoorden vrijuit gingen. De aanname van deze wet betekende niets anders dan een grove inmenging van de politiek in de rechtspleging in Suriname en was daarmee strijdig niet alleen met de Surinaamse grondwet, maar ook met het internationaal recht dat amnestie verbiedt bij ernstige mensenrechtenschendingen. In 2016 droeg Bouterse als president op grond van artikel 148 van de Surinaamse grondwet de procureur-generaal op om de vervolging stop te zetten. In de samenleving rezen protesten tegen deze saboterende maatregelen die het karakter hadden van een halve militaire coup. Bouterse kwalificeerde personen die zich tegen deze maatregelen keerden als ‘vijanden van de staat’. Dankzij de moed van de drie (vrouwelijke) rechters van de Krijgsraad kon het Decemberproces niet worden afgesloten. In juni 2016 stelde de Krijgsraad dat de Amnestiewet een inmenging betekende in een lopend strafproces en dat de regering misbruik had gemaakt van artikel 148 om het proces te saboteren. De obstructie door Bouterse mislukte en de Krijgsraad gaf de auditeur-militair opdracht zijn requisitoir (in juni 2017) te houden in het Decemberstrafproces.
Het in 2020 opgerichte Constitutioneel Hof oordeelde trouwens in juli 2021 dat de Amnestiewet in strijd was met de grondwet en met internationale verdragen.

Slachtoffers Decembermoorden. Vanaf de bovenste rij en van links naar rechts: Rij 1: Bram Behr, Sugrim Oemrawsingh. John Baboeram, Cyrill Daal, Rij 2: Jozef Slagveer, Kenneth Gonçalves, Lesly Rahman, Surendre Rambocus Rij 3: Frank Wijngaarde, Gerard Leckie, Jiwansingh Sheombar, Robby Sohansingh Rij 4: Harold Riedewald, André Kamperveen, Eddy Hoost / Foto Kenneth Beeker, Project ‘De intellectuele onthoofding van Suriname’.
Vonnis Krijgsraad 2019
In november 2019 sprak de Krijgsraad eindelijk vonnis in het decemberproces. Volgens de Krijgsraad was wettig en overtuigend bewezen dat onder regie van Bouterse vijftien gearresteerden standrechtelijk waren geëxecuteerd: ‘het draaiboek voor de executies was ‘zorgvuldig voorbereid’ en de verdachten hadden zich de hoedanigheid van rechter en beul aangemeten’. ‘Pijnlijk’ voor Bouterse was dat hij bij de veroordeling door de Krijgsraad op dat moment op staatsbezoek was in China. Bouterse tekende verzet aan tegen het verstekvonnis (in zijn afwezigheid bij de rechtbank geveld) van de Krijgsraad. Op 31 augustus 2021 bevestigde de Krijgsraad het verstekvonnis waartegen Bouterse hoger beroep had aangetekend. Ook tegen dit vonnis ging de advocaat van Bouterse in hoger beroep bij het Hof van Justitie.
Gratieverzoek als wanhoopsdaad en ontsnappingsclausule?
Ik keer hier terug naar het vonnis van het HvJ op 20 december 2023. Een dag na het eindvonnis hebben Bouterse en de andere vier veroordeelden bij president Santokhi een gratieverzoek ingediend. In de Surinaamse grondwet is de bepaling opgenomen (artikel 109) dat de president het recht heeft gratie te verlenen voor straffen opgelegd door de rechter. Daarbij geldt dat hij dit recht uitoefent na het advies te hebben ingewonnen van de rechter die het vonnis heeft gewezen. Dit gratieverzoek moet echter worden gezien als een wanhoopsdaad en ontsnapping aan detentie. Het gratieverzoek dient binnen acht dagen na het vonnis te worden gedaan en het is niet voorstelbaar dat de rechter daags na het eindvonnis tot een ander oordeel zal komen. Bovendien heeft de president in diverse interviews (onder meer in Nieuwsuur, NPO-2, 21 december 2023) aangegeven dat hij geen andere keuze heeft dan over te gaan tot uitvoering van het door het HvJ uitgesproken vonnis: ‘Gratie heeft niet als doel om de overwegingen van het HvJ bij zijn eindvonnis onderuit te halen’, aldus de president in Nieuwsuur.
Gratie is daarnaast uit moreel-ethisch oogpunt niet aan de orde bij Bouterse die de afgelopen jaren, ondanks de bewijslast, iedere betrokkenheid bij de Decembermoorden heeft ontkend. Bij kritische vragen hierover simuleerde hij geheugenverlies: ‘tis zo lang geleden’. Hij schoof de verantwoordelijkheid hiervoor op zijn inmiddels overleden medecouplegers (Horb en Bhagwandas): a no mi, na den trawan [mij treft geen blaam, het zijn anderen die schuldig zijn]. Daarnaast gaf hij blijk van minachting voor de democratische rechtsstaat in Suriname. Het Decemberproces heeft hij altijd betiteld als een ‘politiek proces met een politieke veroordeling’. Rechters waren in zijn ogen ‘politici in toga’. Bouterse waande zich 41 jaar onaantastbaar en had een houding van ‘kom me maar halen als je durft’. Of zoals hij een week na de veroordeling door de Krijgsraad in 2019 op een politieke bijeenkomst in Coronie vol bravoure verklaarde: ‘Mi taygi yu eerlijk. Den man no man sroto mi. Echte, echte. Den no man. A no bigi mi du’ [Ik zeg het je eerlijk, ze gaan mij nooit kunnen opsluiten. Echt niet. Het gaat ze niet lukken. Dit is geen grootspraak]. Over een eventuele opsluiting zei hij: ‘Nooit, niemals, jamais, nunca!’

Plaquette bij de Mozes en Aäronkerk in Amsterdam met daarop de namen van de slachtoffers van de Decembermoorden. Foto Radjin Thakoerdin
Op de bres voor de democratische rechtstaat in Suriname
De magistratuur in Suriname is niet gezwicht voor dreigementen van de voormalige putschist en zijn adepten. Na het uitgesproken vonnis door het HvJ heerste er dan ook grote opluchting bij de nabestaanden van de slachtoffers van de Decembermoorden en hen die de democratische rechtsstaat in Suriname een warm hart toedragen. Ook internationaal werd met instemming gereageerd op de uitspraak van het Hof in Suriname dat onder zeer uitdagende omstandigheden de rechtsstaat in Suriname heeft gehandhaafd en gerechtigheid heeft gebracht voor de vijftien slachtoffers en hun families. Ook werd de onafhankelijkheid en de integriteit van de Surinaamse rechterlijke macht geprezen. Volgens de vertegenwoordiger van de Internationale Commissie van Juristen (ICJ), Reed Brody, aanwezig tijdens het proces op 20 december, verdienden de rechters die het vonnis hebben geveld en ook de rechters van de Krijgsraad een applaus voor hun onafhankelijkheid, hun durf en hun standvastigheid. De Surinaamse rechters hebben getoond dat ze ondanks alle vertragingen en dwars door alle inmengingen de mantel van rechterlijke onafhankelijkheid met trots dragen en dat niemand boven de wet staat, aldus Broody (geciteerd in Starnieuws, 20 december 2023).
Dat de rechtsstaat in Suriname overeind is gebleven is ook mede te danken aan de nabestaanden van de slachtoffers van de Decembermoorden die de afgelopen decennia onvermoeibaar bleven strijden voor recht en waarheid, mensenrechtenorganisaties in Suriname (Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV), Stichting 8 December 1982), verdedigers van de democratische rechtsstaat en de kritische media in Suriname.
Het was Bouterses persoonlijke missie de Surinaamse geschiedenisboeken in te gaan als een ‘living legend’, de populaire vader des vaderlands en niet als de ex-dictator die in de jaren tachtig tegenstanders koelbloedig uit de weg liet ruimen. Het recht in het decemberproces kreeg uiteindelijk na 41 jaar zijn beloop en de uitspraak van het HvJ (en eerder van de Krijgsraad) illustreert de kracht en vitaliteit van de democratische rechtsstaat in Suriname: niemand staat boven de wet!
- Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Suriname
Promotie Anita Ramcharan: Een cultuur vol liederen en een liedkunst vol cultuur
Op donderdag 21 december verdedigde Anita Ramcharan haar proefschrift Een cultuur vol liederen, liedkunst vol cultuur: De positie van vrouwen in Hindostaanse liedkunst. Ramcharan heeft onderzocht hoe Hindostaanse vrouwen de liedtraditie bij de hindoerituelen rond de geboorte, het huwelijk en het overlijden hebben bewaard, aangepast en overgedragen.

Een dholak (tweezijdige drum) die bespeeld wordt bij het zingen van Hindostaanse rituele gezangen. Foto © Anita Ramcharan
Een orale traditie
Door te zingen tijdens belangrijke momenten creëerden zangeressen een sfeer die past bij een bepaald ritueel. In deze rol namen zij de taak op zich om een stemming van betrokkenheid te scheppen, waarin alle partijen hun eigen rol hadden. De zangeressen hebben de traditie van de liedopvoeringen en hun repertoire doorgegeven aan de volgende generaties. Zij hebben de bijdrage die hun moeders en oma’s hebben geleverd aan het vormen van de hindoegemeenschap voortgezet en verder ontwikkeld in Suriname en later in Nederland.
Hierin hebben vrouwen van de volgende generaties elke keer opnieuw keuzes gemaakt tussen bewaren en vernieuwen. Hoewel er tegenwoordig zeker bij minder momenten liedopvoeringen worden verzorgd dan vroeger, hebben vrouwen deze traditie levend weten te houden.
Zoals andere orale tradities is ook deze traditie van vrouwen bij hindoerituelen dynamisch. Zowel de inhoud als de vorm is constant in beweging en dat laat zien hoe zangeressen in de steeds veranderende wereld omgaan met deze vrouwentraditie. Door die traditie te blijven vernieuwen behouden zij deze liedkunst. Deze vernieuwingen illustreren hoe vrouwen creatief zijn binnen dit constante koorddansen tussen adaptatie en innovatie, terwijl zij nog steeds respectvol bezig zijn met een eeuwenoude literaire traditie.

Anita Ramcharan
Liederen
Tijdens de geboorte-, huwelijks- en overlijdensrituelen zingen zangeressen, net als hun voormoeders uit India, bijvoorbeeld over de handelingen die verricht worden, de voorwerpen die gebruikt worden en de mensen die de handelingen verrichten.
Hun liederen zijn dus niet alleen bedoeld voor de persoon die is geboren, in het huwelijk treedt of is overleden, maar ook voor anderen die eretaken verrichten bij deze rituelen. Zo zingen vrouwen voor specifieke personen ook plaagliederen die ze van hun voormoeders hebben geleerd. Deze bijzondere liederen tonen aan hoe vrouwen vormen van beeldspraak hanteren in het spel om binnen de grenzen te blijven en toch niet. Daarmee laten zij zien hoe zij in deze liedtraditie met bestaande hiërarchieën omgaan.
Proefschrifttitel: Een cultuur vol liederen of liedkunst vol cultuur: De positie van de vrouw in Hindostaanse liedkunst
Promotoren: Prof. dr Berteke Waaldijk en Prof. dr Michiel van Kempen
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
Wandelend museumstuk in Silicon Valley – Mahesvari Autar
In het 150ste gedenkjaar van de Hindostaanse immigratie in Suriname vertelt Mahesvari Autar, oprichter van het cultuurplatform DesiYUP, over identiteit en hoe bijzonder de Hindostaanse gemeenschap is. Zelf gebruikt ze de benaming ‘Hindoestanen’ voor de vanuit India naar Suriname geëmigreerde contractarbeiders en hun nakomelingen. In dit artikel conformeert ze zich aan de door Hindorama gebezigde benaming ‘Hindostanen’, de inclusieve benaming voor deze personen ongeacht hun religie of overtuiging (hindoe, moslim, christen, atheïst).

Mahesvari Autar, MET New York
In het hart van Silicon Valley deel ik mijn verhaal, waarin mijn Nederlandse, Hindostaanse en Indiase identiteiten samensmelten tot een levendig geheel.
“Ik wandel als een levend museumstuk door Silicon Valley”, deel ik met een zweem van trots mee aan een onbekende Indiër in het centrum van de hightechindustrie. In deze regio, waar innovatie en vooruitgang samenkomen, vertegenwoordig ik de levende geschiedenis van de Nederlandse Hindostanen.
In een gezellige Indiase kledingwinkel, gelegen in een van de karakteristieke winkelblokken die vaak worden bezocht door Indiase kennismigranten, maak ik kennis met Dipesh, een man van ongeveer 60 jaar. Te midden van kleurrijke sari’s die de winkel van plint tot plafond vullen, word ik verontschuldigend aangesproken vanwege mijn rollende Rotterdamse ‘R’. Al snel ontstaat er een ongedwongen gesprek waar tijd vervaagt en haast geen plaats heeft.

New York 5th Avenue
Manhattan aan de Maas
Ik vertel Dipesh over mijn stad, ‘Manhattan aan de Maas’. Tijdens mijn reis in New York, enkele dagen voor mijn bezoek aan Silicon Valley, viel het me op dat de overeenkomsten tussen New York en Rotterdam verder reiken dan alleen het visuele aspect van iconische hoogbouw.
In New York ervoer ik een gevoel van herkenning toen ik voor de ingang van Central Park een kunstwerk zag met kenmerken uit de hindoeïstische iconografie. Het kunstwerk, genaamd Ancestor, is gemaakt door de Brits-Indiase Bharti Kher en introduceert de bewonderaar aan een eeuwenoude Indiase traditie: het vereren van de scheppende kracht, de Universele Moeder.

Ancestor, Bharti Kher New York Central Park
De godin in het kunstwerk is gehuld in een rode sari, draagt gouden oorbellen en heeft gevlochten haren. In haar hand houdt ze het symbool voor het leven vast, een lotusbloem. De samengeklonterde hoofden symboliseren ‘al haar kinderen’, inclusief wijzelf, en de ‘meervoudige rollen die de vrouw vervult’. Zoals Kher in een van haar interviews opmerkte: “De Universele Moeder heeft met niemand een probleem. Iedereen is voor haar hetzelfde.”

Moments Contained Foto: Rotterdam, Make it Happen / fotograaf Iris van de Broek
Afgezien van de herkenning, vertoont het metershoge beeld opvallende overeenkomsten met het nieuwe bronzen beeld genaamd Moments Contained, gemaakt door Thomas J. Price. Dit beeld staat voor Rotterdam Centraal. Een jonge, zwarte vrouw gekleed in een joggingbroek, T-shirt en gympen, haar handen nonchalant in haar broekzakken gestoken.
De overeenkomst tussen beide kunstwerken is de plaatsing; ze zijn op prominente locaties in de stad te bewonderen. Het plaatsen van beelden van “vrouwen met een migratie-achtergrond” op drukbezochte locaties zendt een positief signaal uit naar de samenleving. Of de vrouw nu wordt afgebeeld als godin of alledaags, maakt in wezen niks uit. Ze mogen er allebei zijn en gezien worden! Hierdoor ontstaat vanzelf een transformatieproces in het denken. (H)erkenning van identiteit is in dit kroonjaar van 150 jaar Hindostaanse immigratie een belangrijk thema.
De verschuiving van Dipesh’s verwarde blik naar een nieuwsgierige glimlach markeert het ontstaan van een waardevolle connectie. Zijn vraag volgt snel: “Hoe is het om als Hindostaan/Indiër in Nederland te wonen?” Ik kijk de eerste generatie kennismigrant uit Silicon Valley bedachtzaam aan en besluit hem meer te vertellen over mijn perspectief van de Hindostaanse diaspora.
Het beloofde land van Rama
Om bij het begin te beginnen. Er was ooit eens een schip Lalla Rookh, dat de eerste Indiase contractarbeiders bracht naar het beloofde land van koning Rama, het land Suriname. Dipesh vraagt verbaasd: “Suriname?” Het is ook elke keer een feestje om Indiase expats te vertellen dat er 150 jaar geleden al Indiërs waren die migreerden naar het toen nog onbekende continent Zuid-Amerika.
Deze Indiërs kwamen vooral uit de deelstaten Uttar Pradesh en Bihar, waar koning Rama groots wordt vereerd. Rama symboliseert voor velen vastberadenheid en rechtschapenheid. Hij wordt 150 jaar later nog steeds bezielend aanbeden door veel Nederlandse hindoes in mandirs (tempels) of in huizen. Betreden van het beloofde land van koning Rama vereiste een vijfjarig contract voor mijn voorouders. Ze maakten lange dagen op plantages en hadden maar weinig voorzieningen. Met maar weinig middelen moesten ze zichzelf zien te redden. Dipesh vraagt nieuwsgierig door: “Wat gebeurde er na die vijf jaar?”
Na het contract kregen de arbeiders van de Nederlandse kolonialisten de keuze: in Suriname blijven wonen waar ze een stuk land en wat geld kregen, of met een bescheiden bedrag terugkeren naar het land van herkomst. India bood destijds weinig hoop voor de allerarmsten onder de Britse koloniale heerschappij. Daarom kozen mijn voorouders ervoor om zich na hun contractperiode in Suriname te vestigen, in de hoop op een betere toekomst voor de volgende generaties. De beslissing van mijn voorouders heeft voor mij buitengewoon gunstig uitgepakt. Ik woon nu in een land waar ik talloze mogelijkheden heb om mezelf verder te ontwikkelen. Dit geldt uiteraard voor alle Nederlandse Hindostanen.
Het aanpassingsproces aan een nieuwe omgeving wordt treffend beschreven in het nieuwe boek van Salman Rushdie, Victory City. “Elke nieuwe plek waar mensen besluiten te wonen, voelt vreemd aan, en het kan generaties duren voordat het echt thuis wordt. De eerste mensen arriveren met afbeeldingen van de wereld in hun bagage, met dingen van elders die hun gedachten vullen, maar de nieuwe plek voelt vreemd. Het is moeilijk voor hen om erin te geloven, ook al hebben ze nergens anders heen te gaan en niemand anders te zijn.”
Geboren in het nieuwe Rama Bhoomi (land van Rama) koos mijn moeder toch om te vertrekken naar Nederland. Zij was op zoek naar stabiliteit en nieuwe kansen, en de politiek- economische situatie in Suriname maakte het onmogelijk voor haar om verder te bouwen aan een toekomst. Dit dachten wel meer landgenoten en dit leidde tot een tweede migratiegolf. Velen vertrokken rond de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 naar Nederland.

Zuid-Indiase tempel in de buurt van Washington
Tentoonstelling Een onvoltooid verleden
Mijn gesprek met Dipesh roept vragen bij mij op. Ik dwaal af en vraag me af wat de 24-jarige contractarbeider Mohamudkan Woozeerun van de situatie zou vinden anno 2023. Zou ze blij zijn met de Hindostaanse gemeenschap?
Het verhaal van de contractarbeiders kreeg voor mij in Woozeerun een gezicht tijdens mijn bezoek aan het Haags Historisch Museum in april. Daar bezocht ik de tentoonstelling Koloniaal Den Haag – een onvoltooid verleden. Daar las ik haar naam op een doek; zij reisde mee op het eerste schip uit India. In een vitrinekast lag een schipperslogboek met namen van passagiers, hun fysieke kenmerken en geschatte leeftijd. Deze namen van toen leven voort in het DNA van de 180.000 Hindostanen in Nederland.
Zou Woozeerun zich verheugen over het feit dat meisjes in Nederland nu naar school gaan, hun eigen partner kiezen, carrières opbouwen en steeds meer economisch zelfstandig worden? Zou ze het waarderen dat vrouwen nu vrijelijk beslissen over de invulling van hun leven, of het nu betekent dat ze een nacht lang feesten of de avond doorbrengen met het lezen van een boek? Zou Woozeerun gebruikmaken van het stemrecht dat vrouwen tegenwoordig hebben? Of zou ze zelf een politieke carrière overwegen? Zou ze zich zorgen maken over de nog steeds kwetsbare positie van vrouwen in Nederland, wetende dat 45 procent van alle vrouwen ooit te maken krijgt met fysiek en/of seksueel geweld? Onder dit percentage vallen ook Hindostaanse vrouwen en meisjes.
Ik concentreer me weer op het gesprek met Dipesh. De koers van ons gesprek verandert. “Spreken jullie nog steeds Hindi?” Ik krijg het gevoel dat hij mijn migratieverhaal vergelijkt met het verhaal van zijn eigen kinderen (tweede generatie).
Taal als verbindende factor van emoties
Taal is de sleutel die de deuren opent naar begrip, verbinding en het delen van de diepste gedachten en emoties tussen mensen. Mijn náni, oma van moederskant, heeft mij vanaf mijn jeugd het belang van taal meegegeven. Taal fungeerde voor haar als een doorgeefluik van traditionele Hindostaanse gebruiken, filosofische inzichten en dulár (liefde dekt niet eens de lading van dit woord). Het is puur emotie! Omdat náni de Nederlandse taal beperkt sprak, was het voor mij vrij normaal om Sarnámi met haar te praten. Ook al spreek ik Sarnámi met een Nederlandse tongval, het weerhield mij er niet van om van alles met haar te bespreken.
Het spreken van meerdere talen is vrij normaal. We spreken Engels, Duits, Spaans, Frans, dus waarom ook niet Sarnámi of Hindi? Het leren van een taal is waardevol om culturele nuances mee te krijgen. Taal is voor mij een geweldig middel geworden om mezelf te positioneren in de samenleving. Mijn beheersing van het Sarnámi en het Hindi heeft mij enorm geholpen bij de oprichting van mijn cultuurplatform DesiYUP. En het is mij gelukt om een Nederlands kinderboek Radha’s eerste concert uit te brengen, waarin woorden voorkomen die ik van náni heb geleerd. Zo ontstaat er herkenning bij met name Hindostaanse kinderen. Door middel van dit boek wil ik ze een gevoel van trots meegeven en ervoor zorgen dat ze de taal omarmen en koesteren.

Radha’s eerste concert boeklancering
Sinds een paar jaar besef ik namelijk hoe bijzonder onze Hindostaanse gemeenschap in Nederland is. Ik kreeg hulp bij deze realisatie. Vanwege mijn werk kom ik veel in aanraking met Indiase artiesten. Een van de artiesten was verbouwereerd toen hij hoorde dat een deel van onze gemeenschap elkaar begroet met ‘Rám Rám’. Zelfs bij een groet leggen we de link met de heroïsche koning Rama en het geschrift Ramayana. “Zeggen mensen dit nog steeds?” vraagt Dipesh net zo verbaasd. In India is alles met Rama gepolitiseerd, maar de ware essentie van de Ramayana en de schoonheid van de verhalen is bij de hindoegemeenschap in Nederland nu nog in veilige handen.
De hindoecontractarbeiders haalden kracht uit de verhalen van het rijke epos. De eenvoudige toegankelijkheid van het verhaal in de taal Avadhi, maakte het voor velen makkelijk te begrijpen. En doordat het boek universele vragen poëtisch weet te beantwoorden, is het zelfs 150 jaar later nog springlevend. Dit gegeven onderstreepte de Indiase president Narendra Modi in 2017, toen hij voor het eerst een toespraak gaf op Nederlandse bodem. Het eerste wat hij deed, was de Hindostaanse gemeenschap complimenteren. Hij prees ons voor het behouden van de taal en het doorgeven van ons religieus-cultureel erfgoed, zonder afbreuk te doen aan onze integratie in Nederland.
Dat vindt Dipesh interessant. Hij zegt dat zijn kinderen niet zo actief bezig zijn met cultuurbehoud. Ze zijn nu eenmaal de dominante minderheidsgroep in Silicon Valley, waardoor er een ander soort van ‘eenheidsgevoel’ heerst onder expat Indiërs. Zo zoeken ze elkaar eerder op als ze uit dezelfde streek of staat komen of dezelfde taal delen. Zo zullen de Punjabi’s niet snel contact initiëren met Zuid-Indiase kennismigranten. Ze zijn meer in zichzelf gekeerd en voelen zich eerder thuis in een subgemeenschap binnen de dominante minderheidsgroep van kennismigranten uit India. Dit fenomeen zie je ook terug bij de Indiase expats in Nederland en hier schuilt dan ook het gevaar in, omdat het juist segregatie bevordert. Hierin verschillen Hindostanen in Nederland wezenlijk van de expat Indiërs. Het is niet zo dat Hindostanen uit een polder enkel met poldergenoten omgaan. Het is hooguit leuk om te constateren op een verjaardagsfeestje dat iemand uit Nickerie komt, maar daar blijft het ook bij. Hindostanen zoeken elkaar eerder op, op basis van leefstijlen. Bijvoorbeeld volgers van Hindorama delen gezamenlijke culturele waarden en dat kan al gecategoriseerd worden tot een specifieke levenshouding.
En volgens de Indiase onderzoeker Roshni Sengupta, gespecialiseerd in de Hindostaanse gemeenschap in Nederland, speelt muziek een cruciale rol in het behoud van onze culturele identiteit. Haar paper Negotiating Minority Identities in Europe Through Cultural Preservation: Music as Heritage among the Dutch Hindustani Diaspora in the Netherlands benadrukt de maatschappelijke meerwaarde van cultuur en muziek. “Als een culturele minderheid zich in een grotendeels witte omgeving begeeft, is muziek een van de belangrijkste bindende factoren geworden voor de Nederlandse Hindostaanse gemeenschap, en draagt het bij aan het voortdurende thuisgevoel in het nieuwe thuisland.”
Bitterzoet 150 jaar Hindostaanse immigratie
Dit jaar staat de Hindostaanse gemeenschap in Nederland groots stil bij de 150 jaar Hindostaanse immigratie. Ik heb zelf een rol gespeeld door het organiseren van het herdenkingsfestival Eindeloos India. Het afgelopen jaar is het mij opgevallen dat de aandacht groots was. Er was ruimte voor het bittere verhaal van ontberingen en onderdrukking met een activistische ondertoon. En er was ook ruimte om het zoete en geromantiseerde heldenverhaal van overlevingskracht en verbinding te delen. Mijn voorkeur gaat uit naar het delen van het zoete verhaal.
Beide perspectieven, bitter en zoet, benadrukken de culturele kenmerken van de gemeenschap, zoals taal, dans, muziek, de Hindostaanse keuken, traditionele klederdracht en sieraden. De combinatie van al deze elementen is uniek. Het maakt ons als gemeenschap bijzonder en dat mogen we best koesteren. De zichtbaarheid van de gemeenschap kan ook anders gemeten worden. Sociaal-maatschappelijk zijn we als gemeenschap goed gepositioneerd en ja, het kan altijd op het niveau van politiek, sport en entertainment een tandje meer, maar zichtbaarheid kent vele aspecten. Het feit dat we een rijk cultureel erfgoed hebben dat dit jaar volop is geëtaleerd op verschillende manieren, draagt bij aan zichtbaarheid en (h)erkenning in de Nederlandse samenleving.
Terwijl Dipesh en ik spreken over het verleden en de toekomst, voel ik de rijke erfenis van mijn voorouders en de transformatie die mijn identiteit heeft doorgemaakt. Als een brug tussen werelden draag ik het epos Ramayana uit India met mij mee. Koester ik de Hindostaanse taal die gevormd is in Suriname. En prijs ik mezelf gelukkig met de titel ‘Rotterdamse cultuurmaker’. Ik heb mijn plekje gevonden in de Nederlandse samenleving.
Mijn gesprek met Dipesh in Silicon Valley eindigt met de erkenning van mijn wandelende museumstukstatus. Terwijl ik afscheid neem van hem in de sari-winkel, besef ik dat mijn reis naar Amerika niet alleen mijn persoonlijke reis is, maar ook een reis waarin mijn Nederlandse, Hindostaanse en Indiase identiteiten harmonieus samenvloeien, verrijkt door de gedeelde ervaringen en verbondenheid met het verleden en heden.
Foto’s: Mahesvari Autar
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, LIFESTYLE
Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland: jongere generatie zet cultuur voort – Kanta Adhin (voorzitter JAI)
Tijdens een goedbezochte studiemiddag in Rotterdam van het Jnan Adhin Instituut (JAI) op 3 december 2023 vond een levendige discussie plaats over ontwikkelingen binnen de Hindostaanse gemeenschap in Nederland. Met deelnemers uit de oudere en jongere generatie werd gesproken over onderwerpen als beleving van de Surinaams-Hindostaanse cultuur, Hindostaanse identiteit, sociaal-maatschappelijke uitdagingen, de relatie tussen jongeren en ouderen en de sociale cohesie van de gemeenschap als geheel. De jongste deelnemer was 17 en de oudste 80.
De studiemiddag, getiteld ‘De Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland anno 2023’ vond plaats in het kader van het 150ste herdenkingsjaar van de Hindostaanse immigratie in Suriname en was bedoeld om te kijken naar de Hindostaanse gemeenschap in Nederland pakweg 50 jaar na de tweede migratie van Suriname naar NL. Sinds kort blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat het aantal in Suriname geboren Hindostanen versneld is afgenomen en dat de in Nederland geboren generaties nu de overhand hebben. Hieronder volgt een korte impressie van de discussie.

Ruben Gowricharn, Jaswina Elahi en Chan Choenni geven een korte reactie op de discussie.
Erkend werd dat het best moeilijk is om jongeren te porren naar Hindostaanse bijeenkomsten te komen, maar dat daaruit niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat zij niet met de cultuur, de religie of de Sarnámi taal bezig zijn. Cultuur is altijd in beweging, zeker wanneer er van migratie sprake is. De eerste prioriteit is dan om te integreren en een goede sociaal-maatschappelijke positie te verwerven. Voor de eerste generatie waren culturele activiteiten van belang om niet geheel los te raken van het culturele leven dat zij in Suriname gewend waren. In de loop der tijd is er echter onvoldoende aandacht geweest voor aansluiting bij de leefwereld van jongeren.

Charla Manohar, Warsha Narain en Zhunaysha Gajadhar van Sarnami Bol
In het digitale en sociale media-tijdperk zijn er communities van jongeren die op hun manier aan het uitvinden zijn wat voor hen werkt. Zij komen op een gegeven moment zelf erachter wat zij missen en welke elementen van de cultuur hen aanspreken. Zo zijn er verschillende initiatieven op het gebied van taal, zang, muziek en religie. De oudere generatie zou best iets meer vertrouwen mogen hebben in het vermogen van de tweede generatie om de cultuur verder te dragen en daarmee ook de Hindostaanse identiteit vorm te geven. Het gaat dan veelal om een hybride identiteit waar elementen uit de Surinaamse, Nederlandse en Indiase cultuur een rol spelen. Denk daarbij, bijvoorbeeld, aan baithak gáná zang en muziek die verder worden gecultiveerd, maar ook aan zaken meer in de individuele sfeer, zoals het geven van Hindostaanse namen aan kinderen. Een trend die wordt geconstateerd is dat de eerste generatie die misschien niet heel bewust cultuur aan de kinderen heeft doorgegeven, dat nu wel met de kleinkinderen doet.

Discussieleider Viroen Soebedar
Met de tijd zijn sociaal-maatschappelijke uitdagingen waar de Hindostaanse gemeenschap vroeger mee te maken had, verminderd. Maar jongeren van nu ervaren nog steeds prestatiedruk. Soms gaat het om een zelf opgelegde druk (‘ik wil mijn ouders trots maken’). Verder lijken ze wel vaker een eigen keuze te kunnen maken, maar ervaren dan toch onbegrip van de omgeving. Jonge vrouwen kunnen wel carrière maken, maar de omgeving heeft vaak meer interesse in hun huwelijksplannen. Niet moet worden vergeten dat schrijnende problematiek als incest ook nog steeds voorkomt en dat er nog altijd een schaamtecultuur heerst. Manai ká bóli (wat zullen de mensen zeggen) speelt nog steeds een rol, zij het dat assertievere jongeren zich daar minder van aantrekken. Er zijn netwerken waar men onderling ervaringen met elkaar deelt.
Er zou binnen de Hindostaanse gemeenschap beter samengewerkt kunnen worden om de cultuur krachtiger uit te dragen. Veel activiteiten en initiatieven blijven intern gericht en missen daardoor een externe uitstraling die nodig is om de cultuur op langere termijn in te bedden in de Nederlandse samenleving.

Wereld Gehandicapten Dag: Brighton Manniesing en Jane Arifa Badoella vertelden over hun ervaringen.
3 december was ook de Internationale Dag van Personen met een Beperking (kortweg “Wereld Gehandicapten Dag”), een thema dat binnen de Hindostaanse gemeenschap zelden ter sprake komt. Vaak is het een onderwerp dat in de sfeer van medelijden zit en wordt er niet gekeken naar de kansen voor optimale ontplooiing. Twee personen, een uit de eerste en een uit de tweede generatie, deelden hun ervaringen. Beiden gaven blijk van een enorme wilskracht en te zien en te horen was hoe succesvol zij zich hebben opgewerkt tot ver boven het niveau dat werd verwacht.

Stellingen: mee eens (blauw) en oneens (rood)
Aan het eind van de studiemiddag zijn met aanwezige vertegenwoordigers van jongerenplatforms afspraken gemaakt voor follow-up met het oog op bundeling van inspanningen om zo beter inzicht te krijgen in de ontwikkelingen binnen de Hindostaanse gemeenschap in Nederland.
Al met al was het een leerrijke studiemiddag waarvan de resultaten in een publicatie zullen worden verwerkt. De discussie verliep aan de hand van een aantal stellingen. Het is nog steeds mogelijk op deze stellingen te reageren die hier kunnen worden gedownload. Stuur uw reactie vóór 31 januari 2024 naar: adhin-instituut@ziggo.nl
VIDEOVERSLAG (duur 2:25)
Bekijk een foto-impressie door te klikken op een van de foto’s © Copyright Jnan Adhin Instituut [foto’s Ranjan Akloe en Radjin Thakoerdin]
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Nederland, Studiemiddag JAI 2023
Jnan Adhin Instituut (JAI)
Inleiding
Het Jnan Adhin Instituut (JAI) is op 2 april 2004 opgericht. De algemene doelstelling van JAI is om aan alles wat verband houdt met de Surinaams-Hindostaanse, cultuur bekendheid te geven, alsook dit te verzamelen, te documenteren en te doen uitgeven. Zodoende wordt mede bijgedragen aan vergroting van kennis over de achtergrond van Hindostanen en hun evenwichtige integratie in de brede Nederlandse samenleving.
Vanaf 2000 is de toon in Nederland met betrekking tot de multiculturele samenleving negatiever geworden. De integratie van culturele minderheden zou zijn mislukt omdat deze groepen te veel in staat zouden zijn gesteld hun eigen cultuur te behouden ten koste van hun integratie in de Nederlandse samenleving. Het überhaupt kunnen bestaan van een multiculturele samenleving wordt door sommigen in twijfel getrokken. Een dergelijk uitgangspunt wordt niet zinvol geacht. Immers, als naar de feitelijke situatie wordt gekeken, kan de aanwezigheid van groepen met een andere cultuur niet worden ontkend. In grote steden in Nederland zijn er al gauw tientallen groepen met een eigen culturele bagage te vinden. Uit Suriname afkomstige personen behoren tot een van deze groepen. Het is bekend dat zij zich in hoge mate aanpassen aan de Nederlandse samenleving. Tegelijk zijn de verschillende uit Suriname afkomstige bevolkingsgroepen, waaronder de Hindostanen, zich bewust van hun eigen cultuur en beleven die ook al dan niet in groepsverband. De Hindostaanse feestdagen Holi (lente-/nieuwjaarsfeest) en Diváli (lichtjesfeest) hebben inmiddels de status van immaterieel Nederlands erfgoed verkregen. Deze feesten worden met name in grote steden in de openbaarheid gevierd (bijvoorbeeld fontein in Rotterdam met gekleurd water tijdens Holi en fakkeloptochten tijdens Diváli).
Visie en missie
Beleving van de eigen cultuur door minderheden in een samenleving is een van rechten van de mens zoals vervat in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en het VN-verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten. Het uitgangspunt is dat in een democratische samenleving geen uniformiteit kan worden geëist. De uitdaging is om beleving van de eigen cultuur en interactie met de heersende cultuur op harmonieuze wijze te laten plaatsvinden. Betrokken groeperingen hebben daar zelf een grote rol in te spelen. Niet alles is afhankelijk van de overheid; elke groepering heeft haar eigen verantwoordelijkheid waaraan op constructieve wijze invulling moet worden gegeven met inachtneming van de heersende rechtsorde. Kennis van en reflectie op de eigen cultuur en tradities zijn daartoe essentieel. De missie van JAI is dan ook om informatie en kennis over de Hindostaanse cultuur te verspreiden en aan te moedigen tot weloverwogen cultuurbeleving.
De visie en missie zijn nauw verbonden met de naamgever van de stichting. Dr.mr.drs. Jnan Adhin (1927-2002) staat bekend om zijn bijzondere verdiensten voor het behoud en ontwikkeling van de Hindostaanse cultuur in Suriname. Als groot kenner van de hindoefilosofie, met name de Vedanta, introduceerde hij de vedantische visie van Eenheid in verscheidenheid in Suriname in een tijd dat vertegenwoordigers van het Creools (Afro-Surinaams) nationalisme de Surinaamse cultuur wensten gelijk te stellen met de Creoolse cultuur, daarbij voorbijgaand aan de belangrijke aanwezigheid van andere bevolkingsgroepen. Met steun van anderen is de opvatting dat Suriname een bloementuin is waarin alle soorten bloemen kunnen bloeien nu gemeengoed geworden. Door middel van colleges, lezingen en publicaties heeft Jnan Adhin zich tot het laatst ingezet om zijn kennis over te dragen. Hij wilde anderen graag op weg helpen, maar men moest zelf verantwoordelijkheid dragen voor te maken keuzes. Zijn boodschap was: “Lees en luister maar neem niet klakkeloos aan wat anderen zeggen. Denk vooral zelf goed na!” Adhin waarschuwde ook altijd tegen het verstarren van tradities en gewoonten. Met behoud van de kern moet men openstaan voor aanpassingen al naar gelang tijd en plaats. Het logo van JAI, een lotus en een potlood, staat symbolisch voor de missie. In het oude India werd op lotusbladeren geschreven en zodoende informatie overgedragen. De lotus staat op zichzelf voor voorspoed, zuiverheid en vernieuwing.
Strategie
JAI vindt het van belang om:
– constructief bij te dragen aan debatten in de samenleving die aan de positie van minderheden raken;
– kennis van de Hindostaanse geschiedenis en cultuur, als onderdeel van de Surinaamse geschiedenis en cultuur, te vergaren en te verspreiden o.a. middels onderzoek, artikelen, lezingen, uitgave van boeken en brochures en het opzetten van een documentatiecentrum;
– samen te werken met andere organisaties.
JAI werkt voornamelijk met vrijwilligers. Waar nodig en mogelijk wordt subsidie aangevraagd. Voor de publicaties wordt samengewerkt met Sampreshan, uitgever van diverse publicaties op het gebied van Hindostaanse cultuur en geschiedenis. Een overzicht van uitgebrachte publicaties is HIER te vinden. Samen met Sampreshan onderhoudt JAI de website Hindorama.com die sinds 2019 operationeel is (en kan worden gezien als een vervolg op het tweemaandelijkse magazine Hindorama dat van 2000-2004 verscheen). De exploitatie is in handen van Sampreshan en JAI levert vooral inhoudelijke expertise. Op deze website worden informatieve artikelen alsook opinies gepubliceerd. Lezingen alsook thema- en studiemiddagen worden gehouden in samenwerking met Hindostaanse organisaties in diverse steden.
In de komende periode zal primair langs bovengenoemde lijn blijven worden gewerkt aan digitale informatie- en kennisoverdracht via de website Hindorama.com en daaraan gekoppelde sociale media en het uitbrengen van hard copy publicaties.Daarnaast zullen de activiteiten in het teken staan van het herdenkingsjaar 2023, wanneer het 150 jaar geleden is dat de eerste Hindostaanse contractarbeiders vanuit het toenmalige Brits-Indië in Suriname aankwamen. Tevens is het dan 160 jaar geleden dat de slavernij in Suriname formeel werd afgeschaft, maar de voormalige slaven nog werden geacht tien jaren op de plantages te werken onder staatstoezicht. Deze periode wordt tegenwoordig ook tot de slavernij gerekend en aldus spreekt men van 150 jaar afschaffing in 2023. Over de slavernij van Afrikanen is in Nederland steeds meer bekend en er is een tendens om de Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis gelijk te stellen aan het slavernijverleden. Dit doet geen recht aan de geschiedenis van de andere bevolkingsgroepen die, op de Inheemsen na, door de koloniale machthebbers naar Suriname werden overgebracht. Als over slavernij in Suriname wordt gesproken, vergeet men vaak de zogenoemde ‘rode slavernij’ van de Inheemsen – toen Indianen genoemd. Naderhand is slavenarbeid vervangen door contractarbeiders uit Azië (China, India, Indonesië) naar Suriname te verschepen en op de plantages te werk te stellen.
In de komende periode wil JAI een meer inclusieve benadering van de gedeelde Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis voor het voetlicht brengen, onder andere door:
- een tweede herziene druk van het in 2021 in samenwerking met uitgeverij Sampreshan uitgebrachte boek De geschiedenis van de Hindostanen 1873-2015, voorzien van talrijke historische foto’s, van auteur Chan Choenni;
- een tweede herziene druk van het boek Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed van Eric Kastelein;
- een publicatie over de ontwikkeling van Afro-Surinamers na de afschaffing van de slavernij in 1863;
- een (kinder)prentenboek over de slavernij en de Hindostaanse contractarbeid;
- een serie van artikelen op de website Hindorama.com over de geschiedenis van andere Surinaamse bevolkingsgroepen alsook een handzaam boek over deze bevolkingsgroepen;
- binnen de website Hindorama.com een aparte, voor scholieren toegankelijke webpagina te ontwikkelen over de Hindostaanse migratiegeschiedenis;
- lezingen, voordrachtbijeenkomsten e.d. – in samenwerking met plaatselijke Hindostaanse organisaties en bibliotheken in diverse steden – aan de hand van de hierboven genoemde boeken en artikelen met gebruikmaking van (educatief) beeldmateriaal, zoals fotopanelen met tekst, educatieve kleurplaten, roll-up banners, flyers, posters e.d.
Terugblik 2017-2021
De ambitie van JAI wordt geleid door kwaliteit, niet door kwantiteit. Vanaf 2017 heeft JAI de omslag gemaakt om naast hard copy publicaties te werken aan digitale informatie- en kennisoverdracht. Met uitgeverij Sampreshan is gewerkt aan het in 2019 operationeel maken van de website www.hindorama.com. Naast nieuwe artikelen zijn reeds bestaande publicaties, met name publicaties van naamgever Jnan Adhin, digitaal toegankelijk gemaakt.
Voorts is in augustus 2020 in Den Haag een studiemiddag georganiseerd met als centrale vraag wat de invloed van eigentijdse communicatiemedia is voor de sociale cohesie binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap.
In augustus 2021 is in samenwerking met JAI de publicatie (368 pagina’s) uitgebracht van dr. Chan Choenni, voormalig bijzonder hoogleraar Hindostaanse migratie op de Lalla Rookh leerstoel aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Dit boek is voorzien van talrijke historische foto’s mede verzameld naar aanleiding van een eerder gedane oproep van JAI daartoe. In oktober 2021 is aan de presentatie van het boek een studiemiddag in Utrecht gekoppeld in samenwerking met de Utrechtse stichting Asha.
Op basis van het verzamelde materiaal voor bovengenoemde publicatie De geschiedenis van de Hindostanen 1873-2015 zijn twee brochures gemaakt: een waarin de geschiedenis in vogelvlucht wordt weergegeven en een toegespitst op de verdiensten van vrouwelijke Hindostaanse contractarbeiders.
In 2021 is een aanvang gemaakt met informatie over andere Surinaamse bevolkingsgroepen op de website Hindorama.com.
Het bestuur
Het bestuur bestaat uit:
Kanta Adhin – voorzitter
Yashvir Sukul – secretaris
Akash Baboeram – penningmeester
Raj Ramcharan – lid/tweede secretaris
E-mailadres: adhin-instituut@ziggo.nl
Website: www.adhin-instituut.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Studiemiddag JAI 2023
Media en de Hindostaanse identiteit – Dr. Jaswina Elahi
(Dit artikel is de derde bijdrage t.b.v. een studiemiddag van het Jnan Adhin Instituut (JAI) op 3 december 2023 te Rotterdam. Eerder zijn bijdragen van dr. Chan Choenni en dr. Ruben Gowricharn gepubliceerd. Zie meer informatie over de studiemiddag onder het artikel.)

Dr. Jaswina Elahi
Een vraag die telkens weer gesteld wordt, is hoe we als Hindostaanse gemeenschap onze cultuur en identiteit kunnen behouden. Het is geen nieuwe vraag en ook niet een vraag die alleen de Hindostaanse gemeenschap bezighoudt, maar verschillende etnische minderheidsgroepen in Nederland. Het is ook geen vraag die makkelijk te beantwoorden is. Identiteit is namelijk een complex en veelzijdig concept dat wordt gevormd door verschillende sociale, culturele en politieke factoren. Daarbinnen dient ook een verschil te worden gemaakt tussen de etnische en culturele identiteit van personen. Etnische identiteit wordt bepaald door gemeenschappelijke afkomst, cultuur en geschiedenis. Culturele identiteit verwijst naar de kunst, gewoonten, waarden en de taal die iemand heeft overgenomen van de cultuur waarin hij of zij is opgegroeid of leeft. Een persoon kan dus meerdere culturele identiteiten hebben, afhankelijk van de verschillende culturen waarmee hij of zij in contact komt. Een etnische identiteit daarentegen is meestal stabieler en minder veranderlijk, omdat deze gebaseerd is op een gedeeld gevoel van oorsprong en geschiedenis. De leden van etnische groepen kunnen sterk variëren in hun gevoel van etnische identiteit. Wanneer een persoon in verschillende situaties verkeert en andere mensen ontmoet, kunnen de etnische en culturele identiteit belangrijker of juist minder belangrijk worden voor die persoon.
Verschillende disciplines houden zich bezig met onderzoek naar de etnische identiteit, en deze wordt dan ook op verschillende manieren bekeken en beschreven. Terwijl sociologen en antropologen processen met betrekking tot etnische identiteit op groepsniveau hebben onderzocht, hebben psychologen zich meer gericht op de ontwikkeling van etnische identiteit van individuen. In deze perspectieven geniet het aanbod van de media beperkte aandacht. In deze bijdrage ga ik in op de rol en invloed van etnische media op de etnische identiteitsvorming van Hindostanen. Ik beperk mij tot drie media: radio, Bollywoodfilms en digitale media. Bij de bespreking hiervan ontkom ik niet aan een historische schets van de ontwikkelingen.
Hindostaanse radio
In Suriname doet de eerste Surinaamse radio-omroep op 8 juni 1935 zijn intrede, de Algemene Vereniging Radio Omroep Suriname (AVROS). Het duurt zes jaar voordat de Surinaamse Hindostanen hun ‘eigen’ uitzendtijd op de zender krijgen, namelijk 1 september 1941. Vervolgens is er wekelijks een uitzending op de zaterdagavond. De Hindostaanse gemeenschap krijgt in de eigen taal informatie, nieuwtjes en updates over huwelijken, geboortes en overlijdens. Hierdoor zijn de Hindostanen beter op de hoogte van wat zich in de gemeenschap afspeelt in de gebieden waar men anders niet zo makkelijk komt, behalve als er familie woont. De radio (en de technologische mogelijkheden om muziekrecords op te nemen) vergroot ook de bekendheid van Hindostaanse artiesten en Hindostaanse muziek. Hun muziek is nu thuis te beluisteren, terwijl dit voorheen vooral bij fysieke bijeenkomsten en gelegenheden buitenshuis het geval was. Ook muziek van Hindostaanse artiesten uit Trinidad en Guyana, de zogenoemde Indo-Trinidadianen en de Indo-Guyanezen, en van Hindi films uit India wordt gedraaid. Via de radio wordt niet alleen een bredere Hindostaanse doelgroep bereikt, maar de muziek komt ook onder de aandacht van luisteraars met een andere etnische achtergrond.
Al deze muzikale invloeden inspireren een nieuwe generatie opgroeiende Hindostaanse muzikanten. Deze beginnen ook instrumenten te bespelen uit andere culturen, zoals de bongo, trompet en saxofoon. Dit leidt tot vernieuwing binnen de Hindostaanse muziek in de jaren ‘50 en ’60 wat ook goed is te horen in de baithak gáná muziek uit die tijd. Denk aan het gebruik van de bongo en de toegenomen snelheid in de muziek. En naast de baithak gáná groepjes ontstaan in de jaren ‘50 en ‘60 andersoortige muziekgroepjes, de ‘orchestra’s’, waarin westerse instrumenten de boventoon voeren. Deze groepen zijn te vergelijken met ‘coverbandjes’. Zij zijn thuis in een ruime variatie aan muzieksoorten, zoals Hindi filmmuziek, westerse en Caribische muziek. Het wijst op een veelzijdigheid van de Hindostaanse muzikanten die je weinig ziet bij andere artiesten.
De behoefte om vaker eigen radio te beluisteren dan alleen op de zaterdag is groot. In 1962 wordt Radio Radika, het eerste Hindostaanse radiostation, opgericht. Het draait vooral, maar niet uitsluitend, Hindostaanse en Hindi filmmuziek en de voertaal is Sarnámi Hindostáni. Zodoende is de radiozender van belang voor instandhouding van de Sarnámi taal en om Hindostanen een podium te bieden. Niet alleen qua muziek, maar ook qua politieke ideeën. Nadat halverwege de jaren ’70 en begin jaren ’80 – rondom en na de onafhankelijkheid van Suriname – steeds meer Hindostanen migreren naar Nederland, worden ook in Nederland Hindostaanse radiostations opgericht. Het format verschilt niet veel van dat van de Hindostaanse radio in Suriname. Maar strikte wet- en regelgeving zorgt ervoor dat de gevoerde taal steeds meer Nederlands wordt. Sommige Nederlands-Hindostaanse zenders beginnen eind jaren ’90 ook uit te zenden in Suriname, waardoor de twee overzeese Hindostaanse gemeenschappen met elkaar verbonden worden. Met de komst van het internet is de radio ook digitaal gegaan. Ook het aantal digitale radiozenders is toegenomen. Deze zijn ongeacht woonplaats overal te beluisteren. Daardoor is het “overzee” uitzenden niet meer alleen voorbehouden aan slechts enkele Hindostaanse radiostations.
Tegenwoordig worden Hindostaanse radiostations vooral door ouderen beluisterd. Tijdens culturele en religieuze feestdagen en andere feestelijke gelegenheden is het luisterpubliek wat breder. Onder de jongere generatie Hindostanen in Nederland is het luisteren naar de Hindostaanse radio aanzienlijk minder populair. Oorzaken hiervoor zijn onder andere: de veranderde leefstijl in Nederland, waardoor Hindostanen voor een groot deel van de dag buitenshuis zijn (bijvoorbeeld vanwege werk en school), de concurrentie met andere media (YouTube en Spotify), het achterblijven van radiostations in de tijd en hun focus op oudere muziek. Dat laatste punt wijst op een generatiekloof. Huidige (desi)muzikanten die wereldwijd populariteit genieten, worden in Nederland nauwelijks gedraaid op de Hindostaanse radio, maar bijvoorbeeld wel op een Nederlands radiostation als Funx. Deze artiesten zijn ook te beluisteren via sociale media kanalen en muziekstreamingsdiensten zoals Spotify.
Bollywoodfilms
De Hindi films worden ook wel Bollywoodfilms genoemd. Deze films maken sinds halverwege de jaren ‘50 van de vorige eeuw steeds meer deel uit van het leven van Hindostanen. Bollywoodfilms zijn commerciële films gemaakt en geproduceerd in India. De huidige films zijn het resultaat van een lang proces van politieke en maatschappelijke onderwerpen in de Indiase samenleving. Soms betreft het imitatie en aanpassing van Hollywoodfilms. In Bollywoodfilms zijn de muziek, playbackzang en dans onderdeel van het verhaal. De films hebben vaak een held/heldin en het kwaad (vaak in de gedaante van een slechterik) dat overwonnen moet worden. Kenmerkend is ook dat de films vaak een ‘happy end’ hebben.
In Suriname worden de films begin jaren ’50 nog incidenteel vertoond in enkele theaters in Paramaribo. Deze voorstellingen zijn zo een succes dat de filmvertoningen in aantal toenemen en op meerdere locaties plaatsvinden. In 1975 zijn er ongeveer tien bioscopen die voornamelijk Hindi films vertonen. Tijdens de schoolvakanties zijn er per dag zelfs drie voorstellingen. Voor Hindostanen zijn deze filmvertoningen een van de belangrijkste uitgaansmogelijkheden waar ze elkaar ontmoeten.
De films geven Surinaamse Hindostanen een inkijkje in hun ‘homeland’. Verschillende studies wijzen uit dat door de films culturele en religieuze gewoontes (wat meer voor hindoes geldt dan voor moslims) worden geïntensiveerd. Zo worden enkele tradities overgenomen, zoals het vieren van raksha bandhan en karva chauth, en worden bij huwelijk en overlijden filmliederen op de radio gedraaid om uitdrukking te geven aan vreugde en verdriet. Voor de generaties Hindostanen in de jaren ‘50 en ‘60 bieden de films ook inspiratie aan muzikanten en legitimatie aan jonge Hindostanen om in publieke ruimte te mogen dansen.
Eind jaren ‘60 komen de eerste groepen Hindostanen naar Nederland. In deze periode worden de films incidenteel vertoond in Den Haag. Nadat duidelijk wordt dat de belangstelling voor de films groeiende is, worden contacten gelegd met de Indiase gemeenschap in Engeland waardoor men sneller aan meer films kan komen. Vanaf 1973-1976 vindt bijna iedere zondag in bioscoop Roxy een filmvertoning plaats. Vanwege de sluiting van de bioscoop komt hier een eind aan. Toch worden daarna nog regelmatig films vertoond en vanwege de spreiding van (het in aantal toegenomen) Hindostanen in Nederland, nu ook in Rotterdam, Amsterdam, Utrecht en Groningen. De opkomst van de videorecorder in de jaren ’80 maakt een eind aan deze succesperiode, ook voor de filmvertoningen in Suriname. In Nederland stappen veel organisatoren van de filmvertoningen over naar de videotheek business. Met de komst van de videobanden worden de films in huis gehaald en worden de videotheken de ontmoetingsplekken.
Toch hebben de videotheken achteraf gezien maar kort bestaan. De opkomst van het internet in de jaren ’90, die de mogelijkheid biedt om films en muziek te downloaden, te kopiëren en te verspreiden, leidt ertoe dat de videotheken, en daarmee ook de plekken waar de sociale ontmoetingen plaatsvinden, langzaam verdwijnen. De behoefte om Bollywoodfilms in bioscopen te zien leeft weer op. Die is opgepakt door de bioscoopketen Pathé, die sinds begin 2000 deze films draait. In eerste instantie incidenteel, maar als blijkt dat er een groot publiek is (onder meer bestaande uit Hindostanen, Indiërs, Pakistanen, Turken, Marokkanen), worden de films opgenomen in de reguliere programmering.
De films hebben bij veel jonge mensen in Nederland de wens vergroot om te dansen op liedjes, vooral op verjaardagen, huwelijken en culturele festivals. Dit leidt tot de opkomst Bollywooddansscholen in de jaren ‘90. De dansscholen verbinden de kinderen en jongeren via hun dansinteresse met elkaar, maar verbinden ook hun ouders via de danslessen en optredens. De dansscholen kennen hun piek in de jaren ‘90 en ’00. Maar net zoals met de videotheken, blijkt het internet concurrerend. Om te leren dansen hoef je niet meer naar een dansschool. Met de komst van sociale media worden Bollywooddanstutorials aangeboden door verschillende dansers en dansgroepjes. Voor veel dansscholen die het al moeilijk hadden, wordt het moeilijker om financieel het hoofd boven water te houden. Vele stoppen noodgedwongen.
De films hebben ook bijgedragen aan de mode-ontwikkeling. Probeerden de Hindostanen in de jaren ’50 en ’60 simpelweg kapsels te imiteren, tegenwoordig zijn er hele outfits gebaseerd op de kleding in films. Op huwelijken zien de bruid en bruidegom eruit als de sterren op het doek. Op religieuze en culturele feestdagen kleedt men zich modieus naar de laatste Bollywoodtrends. Het maakt de bijeenkomsten glanzend en kleurrijk, en vooral kostbaar.
Etnische websites en sociale media
Begin 2000 ontstaat in het geheel van Nederlandse websites een aantal etnische websites. Dit zijn websites die ingebed en onderdeel zijn van de leefwereld van etnische groepen. De inhoud komt tegemoet aan de culturele behoeften van etnische groepen. Zo ontstaan begin 2000 ook enkele Hindostaanse websites die veelvuldig door Hindostaanse jongeren worden bezocht. Hier kunnen zij op het forum, dat vaak onderdeel is van de websites, met elkaar in gesprek gaan over verschillende onderwerpen zoals religie en tradities, en worden muziek, Bollywoodnieuws, Hindostaanse recepten enzovoort uitgewisseld. Wanneer er online een klik tussen bezoekers ontstaat, worden de gesprekken vaak ‘privé’ op msn voortgezet. De tijd van online dating is aangebroken. Deze manier van het leggen van contacten vervangt ten dele de bemiddeling door pandits en bevriende ouderen en kennissen.
Het internetgebruik is vooral kenmerkend voor de jongere generatie Hindostanen. Maar met de ontwikkeling van sociale media die vooral begin ’00 sterk toeneemt, zoals Facebook, is dit gebruik van online culturele uitwisseling, online ontmoeten en met elkaar daten toegankelijker geworden voor alle leeftijdsgroepen. Door de snelle technologische ontwikkelingen die zich op andere vlakken ondertussen voordoen, zoals mobiele telefoons en apps, breidt het culturele online leven zich gestaag uit. Ook steeds meer ouderen gebruiken digitale media voor culturele uitwisseling en online netwerken. Anders dan een etnische website, waar alle culturele informatie bij elkaar te vinden is (zoals in een lifestyle-magazine), is Facebook onderverdeeld naar bijvoorbeeld één pagina voor religie, herinneringen aan Suriname of Hindostaanse recepten en leveren facebookgebruikers (die zelf ook een eigen pagina hebben) zelf de content aan. Op deze manier worden individuele geïnteresseerden op zo een facebookpagina met elkaar verbonden. Andersom wordt Facebook gebruikt door organisaties of bedrijven om een eigen event, product of merk te adverteren. Zo gebruiken Hindostaanse radiozenders en andere Hindostaanse culturele en religieuze verenigingen sociale media om mensen te bereiken en aan zich te binden. Andere sociale media, zoals Instagram en TikTok werken op vergelijkbare manier. Wat op Tiktok anders is, is dat deze door individuen wordt gebruikt om een eigen community te creëren. Er worden filmpjes op geplaatst waarin wordt gezongen, gedanst en geacteerd. Bollywood- en Desicultuur vieren hoogtij op TikTok. Sociale media (inclusief whatsapp) blijkt ook een middel voor Hindostanen om verbondenheid met hun culturele achtergrond aan te halen en te bestendigen, onder meer vanwege de informatie die via dit medium verspreid kan worden, en om te netwerken en content te creëren en te delen.
Conclusie
De Hindostaanse radio, Bollywoodfilm en sociale media hebben bijgedragen aan de verbinding tussen Hindostanen, in de gemeenschap zelf (tussen individuen, tussen districten en tussen de gemeenschappen in Nederland en Suriname), maar ook binnen de diaspora met verwante culturen. Dit is van invloed geweest op de etnische en culturele identiteitsvorming die door de media op gang zijn gebracht en in stand worden gehouden. Media bieden een podium aan eigen artiesten, eigen muziek en eigen nieuws en hebben een hele muziekindustrie op gang gebracht. Behalve hun belang voor de muziekindustrie hebben Bollywoodfilms tradities en gewoontes nieuw leven ingeblazen en de manier waarop feestdagen gevierd worden, beïnvloed. Een dansopvoering op een huwelijk en de kleding vertonen opvallende gelijkenis met Bollywoodscenes.
Kortom, de verschillende media hebben bijgedragen aan het sociale en culturele leven van Hindostanen. Zij boden mogelijkheden om (digitale) ontmoetingen te hebben en om Hindostaanse netwerken en communities te vormen en deze cultureel in te vullen. Met de toegenomen variatie aan media, de toepassingen en mogelijkheden die nieuwe media aan gebruikers bieden, is het voor Hindostanen tevens mogelijk geworden om hun etnische en culturele identiteit op verschillende manieren te beleven. Daarbij moeten we de generatieverschillen die leiden tot verschillen in voorkeuren en behoeften, in acht nemen. Elke generatie heeft zo haar eigen voorkeuren voor specifieke media en dit leidt tot verschillend gebruik van dezelfde media. Anders gezegd, het gebruik van media is gefragmenteerd en daarmee raakt ook de Hindostaanse gemeenschap cultureel gedifferentieerd.
Voor mij persoonlijk begon het leven in Nederland, maar ik heb mij vaak afgevraagd hoe de Hindostaanse gemeenschap eruit zou hebben gezien als er geen Hindostaanse radio in Suriname was geweest of als de Hindi film in Suriname niet zou hebben gedraaid. Ik durf te stellen dat er geen bidái liedje ‘Babul ke duayen leti ja’ van zanger Mohammed Rafi zou zijn gezongen op Hindostaanse huwelijken. En de feesten zouden zeker een stuk saaier zijn zonder de bandjes, de Bollywooddansoptredens en de kleurrijke kleding van het bruidspaar en de gasten. Zonder de radio, Bollywoodfilm en nieuwe media, zouden we niet zijn wie we nu zijn.
* * * * *
Studiemiddag De Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland anno 2023
3 December 2023, Theater Zuidplein Rotterdam

Dr. mr. drs. Jnan H. Adhin
In het kader van 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname en 50 jaar in Nederland zal worden gesproken over ontwikkelingen van de laatste 10 jaar binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland.
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat het aantal in Nederland geboren Hindostanen – de tweede generatie – in toenemende mate het aantal in Suriname geboren Hindostanen (de eerste generatie) overstijgt. Als ook nog wordt gekeken naar de derde generatie, de in Nederland geboren kinderen uit in Nederland geboren ouders, dan kan rustig worden gesteld dat er sprake is van een demografische transitie binnen de Hindostaanse gemeenschap. Deze verandering heeft gevolgen op uiteenlopende terreinen. Denk aan: cultuurbehoud en -ontwikkeling; religie; ouderen; jongeren; genderverhoudingen en emancipatie; sociaal-maatschappelijke issues.
Met deelnemers uit de eerste, tweede en derde generatie zal gediscussieerd worden over de positie van de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland nu de generaties geboren in Nederland de meerderheid vormen. Enkele vragen zijn: In hoeverre speelt afkomst nog een rol voor hun identiteit? Hoe gaan zij ermee om? Met welke specifieke problemen kampen zij? Hoe is de relatie tussen ouderen en jongeren?
Deelnemers ontvangen van tevoren meer informatie en stellingen op verschillende deelonderwerpen. Tijdens de studiemiddag zullen er geen lezingen worden gehouden, maar zal in huiskamersetting over verschillende thema’s worden gesproken.
De studiemiddag vindt plaats in Zaal Z van Theater Zuidplein van 13:00 – 18:00. Het aantal deelnemers is aan een strikt maximum gebonden. Belangstellenden kunnen vóór 1 november 2023 een e-mail sturen aan adhin-instituut@ziggo.nl met daarin vermeld: naam en de generatie waartoe u behoort. U krijgt voor medio november bericht over mogelijke deelname.
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Studiemiddag JAI 2023