365 Ramayana Quotes: Een Dagelijkse Reis naar Inspiratie en Wijsheid – Hindorama.com
“In de moderne tijd lijkt het gebruik van prachtige spreuken en citaten, gebaseerd op de Ramayana, te vervagen. Het is zeldzaam geworden om deze diepgaande wijsheid rechtstreeks van onze ouders te horen. Het is precies om deze reden dat ik geloof dat dit boek van onschatbare waarde is. Laat dit boek dienen als een bewaarplaats van deze waardevolle citaten en als een brug tussen de oude generatie die deze kennis koesterde en de jongeren zoals ik, die er opnieuw naar verlangen.” Di’Quinto Lachmansingh is een jonge student die het moderne Nederlandse leven verbindt met de eeuwenoude wijsheid van de Ramayana. Als een jonge geest die gedijt op zowel academische kennis als tijdloze religieuze wijsheid, hoopt hij anderen te inspireren om de diepte van de Ramayana te omarmen en de rijkdom van deze eeuwenoude leringen te ervaren. Op 17 december 2023 presenteerde hij een boek waarin hij 365 citaten uit de Ramayana in het Nederlands heeft bijeengebracht.
Hij beschouwt de Ramayana niet slechts als een episch verhaal, maar als een tijdloze gids voor de mensheid, waarin God Vishnu in de vorm van Shri Ram op aarde verschijnt om dharma te herstellen. Dharma is een veelomvattend begrip voor ethisch gedrag. Voor Di’Quinto is rechtvaardigheid het fundament van zijn zoektocht naar dagelijkse inspiratie en diepgaande wijze lessen. Hij verwijst in dit verband ook naar de Bhagavad Gita, waar Shri Krishna als incarnatie van God Vishnu verschijnt.
यदा यदा हि धर्मस्य ग्लानिर्भवति भारत ।
अभ्युत्थानमधर्मस्य तदात्मानं सृजाम्यहम् ॥४-७॥
Hoofdstuk 4, Verse 7, Bhagavad Gita
“Wanneer er een afname is in deugdzaamheid en een toename van onrechtvaardigheid, O Bharata, dan daal Ik neer. Om de deugdzamen te beschermen, om de onrechtvaardigheid te vernietigen en om deugdzaamheid te herstellen, verschijn Ik millennium na millennium.”
In de huidige tijd waar het lezen van een omvangrijk werk als de Ramayana met zijn 24.000 verzen ontmoedigend kan lijken, heeft hij voor een doelgerichte aanpak gekozen: 365 zorgvuldig geselecteerde citaten die hij beschouwt als een dagelijkse bron van inspiratie en, zoals hij het noemt, de management of life.
Volgens Di’Quinto biedt de Ramayana een schat aan lessen op het gebied van leiderschap, ethiek, relaties en zelfrealisatie. “De principes die in dit eeuwenoude epos worden belicht, kunnen naadloos worden toegepast op moderne contexten. De rol van Ram als een rechtvaardige leider, de toewijding van Hanuman en de veerkracht van Sita in tijden van beproeving bieden waardevolle inzichten voor leiderschap en teamdynamiek. Dit maakt de Ramayana niet alleen een episch verhaal, maar een realistische les voor de mensheid, waarbij het omgaan met uitdagingen en het nastreven van rechtvaardigheid centraal staan.”
Di’Quinto heeft, na grondige analyse van zowel de Ramayana van Valmiki als de Ramcharitmanas van Tulsidas 365 citaten geselecteerd die hem persoonlijk aanspreken en inspireren. Deze zorgvuldig gekozen citaten dienen als een toegankelijke ingang tot de rijke lessen van de Ramayana als een dagelijkse bron van inspiratie. De essentie van Di’Quinto’s project ligt niet alleen in het verzamelen van citaten, maar vooral om de lessen te internaliseren en te actualiseren. Het doel is niet alleen te lezen, maar ook te begrijpen, te reflecteren en te groeien.
Di’Quinto nodigt lezers uit om de Ramayana niet te zien als een verre mythe, maar als een levende bron van wijsheid die elke dag kan worden verkend. Hij benadrukt dat niet alle citaten voor iedereen even relevant zullen zijn, en dat is prima. Juist in die variatie ligt de schoonheid van de individualiteit van interpretatie en inspiratie. Het gaat erom de lessen te ontdekken die resoneren met persoonlijke reis en groei. Di’Quinto verwijst naar de woorden van Tulsidas om te benadrukken dat de interpretatie van de Ramayana een zeer persoonlijke en subjectieve ervaring is, die past bij iemands eigen levensfase, persoonlijkheid en doelen.
जिन्ह के रही भावना जैसी। प्रभु मूरति तिन्ह देखी तैसी।।
Baal Kand 241.2, Tulsidas Ramcharitmanas
“Ieder ziet Shri Ram op zijn eigen manier, vanuit zijn emotie of referentiekader “
Het erkennen van deze individualiteit opent de deur naar het putten van inspiratie die past bij iemands eigen levensfase, persoonlijkheid en doelen.
Op 17 december vond de feestelijke boeklancering plaats tijdens een Ramayana seminar in Bharat Kings, de spirituele geloofswinkel aan de Paul Krugerlaan. Het evenement trok een levendige menigte van nieuwsgierige jongeren, van wie een aantal ook hun ouders had gemotiveerd mee te komen. Di’Quinto is trots op de rijke traditie van kennis en citaten vanuit de Ramayana die de oudere generaties Hindostanen in Suriname koesterden en als een kostbare schat van generatie op generatie werd doorgegeven. “Voor mijn ájá (grootvader) die in 1969 naar Nederland kwam en in 1972 de winkel Bharat BP Lachmansingh opende was de Ramayana een bron van wijsheden. De quotes en gezegden die hij in zijn dagelijkse conversaties met mijn vader deelde, leken aanvankelijk slechts woorden. Het heeft jaren geduurd voordat mijn vader besefte dat deze uitspraken niet alleen reflecties waren van de persoonlijke levenswijsheden van zijn vader, maar ook een erfenis van tijdloze kennis die met ons werd gedeeld. Een van de spreuken die mijn ájá vaak herhaalde, weerklinkt nog steeds in de gedachten van mijn vader: ‘Ram naam ki loot hai, loot sake to loot, ant samay pachatayega, jab praan chayenge choot’ – ‘Noem de naam van Ram (mediteer) zo vaak als je kunt, want wanneer de tijd ten einde komt en je je laatste adem uitblaast, zul je spijt hebben en zou je willen zijn naam te kunnen noemen.’”
Met oprechte dankbaarheid deelt Di’Quinto Lachmansingh de 365 Ramayana Quotes met de lezers en nodigt hen uit om de lessen van de Ramayana te ontdekken, nieuwsgierig te worden naar de context van de verzen en deze toe te passen in hun eigen leven.
365 Ramayana Quotes – Nederlandse editie • Initiatiefnemer: Di’Quinto I.R. Lachmansingh • Den Haag 2023: Bharat Kings, Paul Krugerlaan 194, Den Haag • ISBN 9789083390703 • 365 pp. gebonden • €22,50
Foto’s: Di’Quinto Lachmansingh
- Published in BIBLIOTHEEK, Boeken, CULTUUR, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur
‘Recht en waarheid maken vrij’. Eindelijk een afsluiting van het Decemberproces in Suriname – Hans Ramsoedh
41 Jaar lang wist Desi Bouterse de dans te ontspringen voor zijn betrokkenheid bij en aandeel in de Decembermoorden in 1982. ‘Deze slimme indiaan krijgen ze nooit te pakken’ was een bekende uitspraak van hem. Al die jaren hield hij Suriname in een ijzeren greep. Het land raakte verdeeld in pro en contra Bouterse. Op 20 december 2023 viel het doek toch nog voor deze ‘slimme indiaan’, dat is zeventien jaar na het begin van het decemberproces. Dat de afsluiting van het decemberproces jaren in beslag nam hangt samen onderbezetting van de rechterlijke macht én juridische spitsvondigheden door de verdediging van Bouterse.
Het Hof van Justitie (HvJ) legde hem, conform de eis van het Openbaar Ministerie, twintig jaar cel op. Vier medestanders van hem werden elk veroordeeld tot vijftien jaar straf. Hoewel het HvJ aanvankelijk levenslange straf overwoog zag het gelet op de leeftijd van de hoofdverdachte (78 jaar) hiervan af. Op die leeftijd komt twintig jaar celstraf feitelijk neer op levenslang zal het Hof gedacht hebben. Bij het vonnis werd echter door het Hof geen directe gevangenneming gehonoreerd omdat het Openbaar Ministerie (OM) dit verzoek in onvoldoende mate had onderbouwd. Het HvJ oordeelde wel dat aangezien het een eindvonnis betrof het OM tot executie van dit vonnis dient over te gaan. De veroordeling door het HvJ hield een bevestiging in van de eerdere veroordeling door de Krijgsraad in november 2019 waarbij Bouterse eveneens tot twintig jaar werd veroordeeld.
Obstructie
Dat Bouterse 41 jaar de dans wist te ontspringen en dat het decemberproces bijkans zeventien jaar heeft geduurd heeft te maken met de angst in de Surinaamse samenleving na de gruwelijke moorden in 1982. Politiek Suriname had na het herstel van de democratie in 1987 niet de moed deze kwestie aan te pakken. Ook na herstel van de democratie bleef Bouterse namelijk een machtsfactor in de Surinaamse samenleving en zijn geest hing als een donkere wolk boven het land.
Op allerlei manieren heeft hij getracht het decemberproces te saboteren. Het onderzoek naar de Decembermoorden begon op 1 november 2000 toen het HvJ, na aandringen van nabestaanden en de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede(OGV), het besluit nam om een onderzoek in te stellen. Eind 2004 was het gerechtelijk vooronderzoek afgerond en in november 2007 ging het proces van start. Het duurde echter nog vijf jaar alvorens het OM de strafeis had afgerond en de Krijgsraad de zaak kon gaan behandelen.
Ondertussen was in 2010 een nieuwe politieke situatie in Suriname ontstaan toen Bouterse in dat jaar werd verkozen tot president. Dit had zijn weerslag op de voortgang van het decemberproces. Als een Houdini in de Surinaamse politiek gebruikte Bouterse zijn macht om het decemberproces, door hem consequent aangeduid als ‘dat ding’, op allerlei manieren te dwarsbomen.
In 2012 nam het parlement (De Nationale Assemblée) een Amnestiewet aan waarbij de verdachten van de Decembermoorden vrijuit gingen. De aanname van deze wet betekende niets anders dan een grove inmenging van de politiek in de rechtspleging in Suriname en was daarmee strijdig niet alleen met de Surinaamse grondwet, maar ook met het internationaal recht dat amnestie verbiedt bij ernstige mensenrechtenschendingen. In 2016 droeg Bouterse als president op grond van artikel 148 van de Surinaamse grondwet de procureur-generaal op om de vervolging stop te zetten. In de samenleving rezen protesten tegen deze saboterende maatregelen die het karakter hadden van een halve militaire coup. Bouterse kwalificeerde personen die zich tegen deze maatregelen keerden als ‘vijanden van de staat’. Dankzij de moed van de drie (vrouwelijke) rechters van de Krijgsraad kon het Decemberproces niet worden afgesloten. In juni 2016 stelde de Krijgsraad dat de Amnestiewet een inmenging betekende in een lopend strafproces en dat de regering misbruik had gemaakt van artikel 148 om het proces te saboteren. De obstructie door Bouterse mislukte en de Krijgsraad gaf de auditeur-militair opdracht zijn requisitoir (in juni 2017) te houden in het Decemberstrafproces.
Het in 2020 opgerichte Constitutioneel Hof oordeelde trouwens in juli 2021 dat de Amnestiewet in strijd was met de grondwet en met internationale verdragen.
Vonnis Krijgsraad 2019
In november 2019 sprak de Krijgsraad eindelijk vonnis in het decemberproces. Volgens de Krijgsraad was wettig en overtuigend bewezen dat onder regie van Bouterse vijftien gearresteerden standrechtelijk waren geëxecuteerd: ‘het draaiboek voor de executies was ‘zorgvuldig voorbereid’ en de verdachten hadden zich de hoedanigheid van rechter en beul aangemeten’. ‘Pijnlijk’ voor Bouterse was dat hij bij de veroordeling door de Krijgsraad op dat moment op staatsbezoek was in China. Bouterse tekende verzet aan tegen het verstekvonnis (in zijn afwezigheid bij de rechtbank geveld) van de Krijgsraad. Op 31 augustus 2021 bevestigde de Krijgsraad het verstekvonnis waartegen Bouterse hoger beroep had aangetekend. Ook tegen dit vonnis ging de advocaat van Bouterse in hoger beroep bij het Hof van Justitie.
Gratieverzoek als wanhoopsdaad en ontsnappingsclausule?
Ik keer hier terug naar het vonnis van het HvJ op 20 december 2023. Een dag na het eindvonnis hebben Bouterse en de andere vier veroordeelden bij president Santokhi een gratieverzoek ingediend. In de Surinaamse grondwet is de bepaling opgenomen (artikel 109) dat de president het recht heeft gratie te verlenen voor straffen opgelegd door de rechter. Daarbij geldt dat hij dit recht uitoefent na het advies te hebben ingewonnen van de rechter die het vonnis heeft gewezen. Dit gratieverzoek moet echter worden gezien als een wanhoopsdaad en ontsnapping aan detentie. Het gratieverzoek dient binnen acht dagen na het vonnis te worden gedaan en het is niet voorstelbaar dat de rechter daags na het eindvonnis tot een ander oordeel zal komen. Bovendien heeft de president in diverse interviews (onder meer in Nieuwsuur, NPO-2, 21 december 2023) aangegeven dat hij geen andere keuze heeft dan over te gaan tot uitvoering van het door het HvJ uitgesproken vonnis: ‘Gratie heeft niet als doel om de overwegingen van het HvJ bij zijn eindvonnis onderuit te halen’, aldus de president in Nieuwsuur.
Gratie is daarnaast uit moreel-ethisch oogpunt niet aan de orde bij Bouterse die de afgelopen jaren, ondanks de bewijslast, iedere betrokkenheid bij de Decembermoorden heeft ontkend. Bij kritische vragen hierover simuleerde hij geheugenverlies: ‘tis zo lang geleden’. Hij schoof de verantwoordelijkheid hiervoor op zijn inmiddels overleden medecouplegers (Horb en Bhagwandas): a no mi, na den trawan [mij treft geen blaam, het zijn anderen die schuldig zijn]. Daarnaast gaf hij blijk van minachting voor de democratische rechtsstaat in Suriname. Het Decemberproces heeft hij altijd betiteld als een ‘politiek proces met een politieke veroordeling’. Rechters waren in zijn ogen ‘politici in toga’. Bouterse waande zich 41 jaar onaantastbaar en had een houding van ‘kom me maar halen als je durft’. Of zoals hij een week na de veroordeling door de Krijgsraad in 2019 op een politieke bijeenkomst in Coronie vol bravoure verklaarde: ‘Mi taygi yu eerlijk. Den man no man sroto mi. Echte, echte. Den no man. A no bigi mi du’ [Ik zeg het je eerlijk, ze gaan mij nooit kunnen opsluiten. Echt niet. Het gaat ze niet lukken. Dit is geen grootspraak]. Over een eventuele opsluiting zei hij: ‘Nooit, niemals, jamais, nunca!’
Op de bres voor de democratische rechtstaat in Suriname
De magistratuur in Suriname is niet gezwicht voor dreigementen van de voormalige putschist en zijn adepten. Na het uitgesproken vonnis door het HvJ heerste er dan ook grote opluchting bij de nabestaanden van de slachtoffers van de Decembermoorden en hen die de democratische rechtsstaat in Suriname een warm hart toedragen. Ook internationaal werd met instemming gereageerd op de uitspraak van het Hof in Suriname dat onder zeer uitdagende omstandigheden de rechtsstaat in Suriname heeft gehandhaafd en gerechtigheid heeft gebracht voor de vijftien slachtoffers en hun families. Ook werd de onafhankelijkheid en de integriteit van de Surinaamse rechterlijke macht geprezen. Volgens de vertegenwoordiger van de Internationale Commissie van Juristen (ICJ), Reed Brody, aanwezig tijdens het proces op 20 december, verdienden de rechters die het vonnis hebben geveld en ook de rechters van de Krijgsraad een applaus voor hun onafhankelijkheid, hun durf en hun standvastigheid. De Surinaamse rechters hebben getoond dat ze ondanks alle vertragingen en dwars door alle inmengingen de mantel van rechterlijke onafhankelijkheid met trots dragen en dat niemand boven de wet staat, aldus Broody (geciteerd in Starnieuws, 20 december 2023).
Dat de rechtsstaat in Suriname overeind is gebleven is ook mede te danken aan de nabestaanden van de slachtoffers van de Decembermoorden die de afgelopen decennia onvermoeibaar bleven strijden voor recht en waarheid, mensenrechtenorganisaties in Suriname (Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV), Stichting 8 December 1982), verdedigers van de democratische rechtsstaat en de kritische media in Suriname.
Het was Bouterses persoonlijke missie de Surinaamse geschiedenisboeken in te gaan als een ‘living legend’, de populaire vader des vaderlands en niet als de ex-dictator die in de jaren tachtig tegenstanders koelbloedig uit de weg liet ruimen. Het recht in het decemberproces kreeg uiteindelijk na 41 jaar zijn beloop en de uitspraak van het HvJ (en eerder van de Krijgsraad) illustreert de kracht en vitaliteit van de democratische rechtsstaat in Suriname: niemand staat boven de wet!
- Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Suriname
Promotie Anita Ramcharan: Een cultuur vol liederen en een liedkunst vol cultuur
Op donderdag 21 december verdedigde Anita Ramcharan haar proefschrift Een cultuur vol liederen, liedkunst vol cultuur: De positie van vrouwen in Hindostaanse liedkunst. Ramcharan heeft onderzocht hoe Hindostaanse vrouwen de liedtraditie bij de hindoerituelen rond de geboorte, het huwelijk en het overlijden hebben bewaard, aangepast en overgedragen.
Een orale traditie
Door te zingen tijdens belangrijke momenten creëerden zangeressen een sfeer die past bij een bepaald ritueel. In deze rol namen zij de taak op zich om een stemming van betrokkenheid te scheppen, waarin alle partijen hun eigen rol hadden. De zangeressen hebben de traditie van de liedopvoeringen en hun repertoire doorgegeven aan de volgende generaties. Zij hebben de bijdrage die hun moeders en oma’s hebben geleverd aan het vormen van de hindoegemeenschap voortgezet en verder ontwikkeld in Suriname en later in Nederland.
Hierin hebben vrouwen van de volgende generaties elke keer opnieuw keuzes gemaakt tussen bewaren en vernieuwen. Hoewel er tegenwoordig zeker bij minder momenten liedopvoeringen worden verzorgd dan vroeger, hebben vrouwen deze traditie levend weten te houden.
Zoals andere orale tradities is ook deze traditie van vrouwen bij hindoerituelen dynamisch. Zowel de inhoud als de vorm is constant in beweging en dat laat zien hoe zangeressen in de steeds veranderende wereld omgaan met deze vrouwentraditie. Door die traditie te blijven vernieuwen behouden zij deze liedkunst. Deze vernieuwingen illustreren hoe vrouwen creatief zijn binnen dit constante koorddansen tussen adaptatie en innovatie, terwijl zij nog steeds respectvol bezig zijn met een eeuwenoude literaire traditie.
Liederen
Tijdens de geboorte-, huwelijks- en overlijdensrituelen zingen zangeressen, net als hun voormoeders uit India, bijvoorbeeld over de handelingen die verricht worden, de voorwerpen die gebruikt worden en de mensen die de handelingen verrichten.
Hun liederen zijn dus niet alleen bedoeld voor de persoon die is geboren, in het huwelijk treedt of is overleden, maar ook voor anderen die eretaken verrichten bij deze rituelen. Zo zingen vrouwen voor specifieke personen ook plaagliederen die ze van hun voormoeders hebben geleerd. Deze bijzondere liederen tonen aan hoe vrouwen vormen van beeldspraak hanteren in het spel om binnen de grenzen te blijven en toch niet. Daarmee laten zij zien hoe zij in deze liedtraditie met bestaande hiërarchieën omgaan.
Proefschrifttitel: Een cultuur vol liederen of liedkunst vol cultuur: De positie van de vrouw in Hindostaanse liedkunst
Promotoren: Prof. dr Berteke Waaldijk en Prof. dr Michiel van Kempen
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
Wandelend museumstuk in Silicon Valley – Mahesvari Autar
In het 150ste gedenkjaar van de Hindostaanse immigratie in Suriname vertelt Mahesvari Autar, oprichter van het cultuurplatform DesiYUP, over identiteit en hoe bijzonder de Hindostaanse gemeenschap is. Zelf gebruikt ze de benaming ‘Hindoestanen’ voor de vanuit India naar Suriname geëmigreerde contractarbeiders en hun nakomelingen. In dit artikel conformeert ze zich aan de door Hindorama gebezigde benaming ‘Hindostanen’, de inclusieve benaming voor deze personen ongeacht hun religie of overtuiging (hindoe, moslim, christen, atheïst).
In het hart van Silicon Valley deel ik mijn verhaal, waarin mijn Nederlandse, Hindostaanse en Indiase identiteiten samensmelten tot een levendig geheel.
“Ik wandel als een levend museumstuk door Silicon Valley”, deel ik met een zweem van trots mee aan een onbekende Indiër in het centrum van de hightechindustrie. In deze regio, waar innovatie en vooruitgang samenkomen, vertegenwoordig ik de levende geschiedenis van de Nederlandse Hindostanen.
In een gezellige Indiase kledingwinkel, gelegen in een van de karakteristieke winkelblokken die vaak worden bezocht door Indiase kennismigranten, maak ik kennis met Dipesh, een man van ongeveer 60 jaar. Te midden van kleurrijke sari’s die de winkel van plint tot plafond vullen, word ik verontschuldigend aangesproken vanwege mijn rollende Rotterdamse ‘R’. Al snel ontstaat er een ongedwongen gesprek waar tijd vervaagt en haast geen plaats heeft.
Manhattan aan de Maas
Ik vertel Dipesh over mijn stad, ‘Manhattan aan de Maas’. Tijdens mijn reis in New York, enkele dagen voor mijn bezoek aan Silicon Valley, viel het me op dat de overeenkomsten tussen New York en Rotterdam verder reiken dan alleen het visuele aspect van iconische hoogbouw.
In New York ervoer ik een gevoel van herkenning toen ik voor de ingang van Central Park een kunstwerk zag met kenmerken uit de hindoeïstische iconografie. Het kunstwerk, genaamd Ancestor, is gemaakt door de Brits-Indiase Bharti Kher en introduceert de bewonderaar aan een eeuwenoude Indiase traditie: het vereren van de scheppende kracht, de Universele Moeder.
De godin in het kunstwerk is gehuld in een rode sari, draagt gouden oorbellen en heeft gevlochten haren. In haar hand houdt ze het symbool voor het leven vast, een lotusbloem. De samengeklonterde hoofden symboliseren ‘al haar kinderen’, inclusief wijzelf, en de ‘meervoudige rollen die de vrouw vervult’. Zoals Kher in een van haar interviews opmerkte: “De Universele Moeder heeft met niemand een probleem. Iedereen is voor haar hetzelfde.”
Afgezien van de herkenning, vertoont het metershoge beeld opvallende overeenkomsten met het nieuwe bronzen beeld genaamd Moments Contained, gemaakt door Thomas J. Price. Dit beeld staat voor Rotterdam Centraal. Een jonge, zwarte vrouw gekleed in een joggingbroek, T-shirt en gympen, haar handen nonchalant in haar broekzakken gestoken.
De overeenkomst tussen beide kunstwerken is de plaatsing; ze zijn op prominente locaties in de stad te bewonderen. Het plaatsen van beelden van “vrouwen met een migratie-achtergrond” op drukbezochte locaties zendt een positief signaal uit naar de samenleving. Of de vrouw nu wordt afgebeeld als godin of alledaags, maakt in wezen niks uit. Ze mogen er allebei zijn en gezien worden! Hierdoor ontstaat vanzelf een transformatieproces in het denken. (H)erkenning van identiteit is in dit kroonjaar van 150 jaar Hindostaanse immigratie een belangrijk thema.
De verschuiving van Dipesh’s verwarde blik naar een nieuwsgierige glimlach markeert het ontstaan van een waardevolle connectie. Zijn vraag volgt snel: “Hoe is het om als Hindostaan/Indiër in Nederland te wonen?” Ik kijk de eerste generatie kennismigrant uit Silicon Valley bedachtzaam aan en besluit hem meer te vertellen over mijn perspectief van de Hindostaanse diaspora.
Het beloofde land van Rama
Om bij het begin te beginnen. Er was ooit eens een schip Lalla Rookh, dat de eerste Indiase contractarbeiders bracht naar het beloofde land van koning Rama, het land Suriname. Dipesh vraagt verbaasd: “Suriname?” Het is ook elke keer een feestje om Indiase expats te vertellen dat er 150 jaar geleden al Indiërs waren die migreerden naar het toen nog onbekende continent Zuid-Amerika.
Deze Indiërs kwamen vooral uit de deelstaten Uttar Pradesh en Bihar, waar koning Rama groots wordt vereerd. Rama symboliseert voor velen vastberadenheid en rechtschapenheid. Hij wordt 150 jaar later nog steeds bezielend aanbeden door veel Nederlandse hindoes in mandirs (tempels) of in huizen. Betreden van het beloofde land van koning Rama vereiste een vijfjarig contract voor mijn voorouders. Ze maakten lange dagen op plantages en hadden maar weinig voorzieningen. Met maar weinig middelen moesten ze zichzelf zien te redden. Dipesh vraagt nieuwsgierig door: “Wat gebeurde er na die vijf jaar?”
Na het contract kregen de arbeiders van de Nederlandse kolonialisten de keuze: in Suriname blijven wonen waar ze een stuk land en wat geld kregen, of met een bescheiden bedrag terugkeren naar het land van herkomst. India bood destijds weinig hoop voor de allerarmsten onder de Britse koloniale heerschappij. Daarom kozen mijn voorouders ervoor om zich na hun contractperiode in Suriname te vestigen, in de hoop op een betere toekomst voor de volgende generaties. De beslissing van mijn voorouders heeft voor mij buitengewoon gunstig uitgepakt. Ik woon nu in een land waar ik talloze mogelijkheden heb om mezelf verder te ontwikkelen. Dit geldt uiteraard voor alle Nederlandse Hindostanen.
Het aanpassingsproces aan een nieuwe omgeving wordt treffend beschreven in het nieuwe boek van Salman Rushdie, Victory City. “Elke nieuwe plek waar mensen besluiten te wonen, voelt vreemd aan, en het kan generaties duren voordat het echt thuis wordt. De eerste mensen arriveren met afbeeldingen van de wereld in hun bagage, met dingen van elders die hun gedachten vullen, maar de nieuwe plek voelt vreemd. Het is moeilijk voor hen om erin te geloven, ook al hebben ze nergens anders heen te gaan en niemand anders te zijn.”
Geboren in het nieuwe Rama Bhoomi (land van Rama) koos mijn moeder toch om te vertrekken naar Nederland. Zij was op zoek naar stabiliteit en nieuwe kansen, en de politiek- economische situatie in Suriname maakte het onmogelijk voor haar om verder te bouwen aan een toekomst. Dit dachten wel meer landgenoten en dit leidde tot een tweede migratiegolf. Velen vertrokken rond de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 naar Nederland.
Tentoonstelling Een onvoltooid verleden
Mijn gesprek met Dipesh roept vragen bij mij op. Ik dwaal af en vraag me af wat de 24-jarige contractarbeider Mohamudkan Woozeerun van de situatie zou vinden anno 2023. Zou ze blij zijn met de Hindostaanse gemeenschap?
Het verhaal van de contractarbeiders kreeg voor mij in Woozeerun een gezicht tijdens mijn bezoek aan het Haags Historisch Museum in april. Daar bezocht ik de tentoonstelling Koloniaal Den Haag – een onvoltooid verleden. Daar las ik haar naam op een doek; zij reisde mee op het eerste schip uit India. In een vitrinekast lag een schipperslogboek met namen van passagiers, hun fysieke kenmerken en geschatte leeftijd. Deze namen van toen leven voort in het DNA van de 180.000 Hindostanen in Nederland.
Zou Woozeerun zich verheugen over het feit dat meisjes in Nederland nu naar school gaan, hun eigen partner kiezen, carrières opbouwen en steeds meer economisch zelfstandig worden? Zou ze het waarderen dat vrouwen nu vrijelijk beslissen over de invulling van hun leven, of het nu betekent dat ze een nacht lang feesten of de avond doorbrengen met het lezen van een boek? Zou Woozeerun gebruikmaken van het stemrecht dat vrouwen tegenwoordig hebben? Of zou ze zelf een politieke carrière overwegen? Zou ze zich zorgen maken over de nog steeds kwetsbare positie van vrouwen in Nederland, wetende dat 45 procent van alle vrouwen ooit te maken krijgt met fysiek en/of seksueel geweld? Onder dit percentage vallen ook Hindostaanse vrouwen en meisjes.
Ik concentreer me weer op het gesprek met Dipesh. De koers van ons gesprek verandert. “Spreken jullie nog steeds Hindi?” Ik krijg het gevoel dat hij mijn migratieverhaal vergelijkt met het verhaal van zijn eigen kinderen (tweede generatie).
Taal als verbindende factor van emoties
Taal is de sleutel die de deuren opent naar begrip, verbinding en het delen van de diepste gedachten en emoties tussen mensen. Mijn náni, oma van moederskant, heeft mij vanaf mijn jeugd het belang van taal meegegeven. Taal fungeerde voor haar als een doorgeefluik van traditionele Hindostaanse gebruiken, filosofische inzichten en dulár (liefde dekt niet eens de lading van dit woord). Het is puur emotie! Omdat náni de Nederlandse taal beperkt sprak, was het voor mij vrij normaal om Sarnámi met haar te praten. Ook al spreek ik Sarnámi met een Nederlandse tongval, het weerhield mij er niet van om van alles met haar te bespreken.
Het spreken van meerdere talen is vrij normaal. We spreken Engels, Duits, Spaans, Frans, dus waarom ook niet Sarnámi of Hindi? Het leren van een taal is waardevol om culturele nuances mee te krijgen. Taal is voor mij een geweldig middel geworden om mezelf te positioneren in de samenleving. Mijn beheersing van het Sarnámi en het Hindi heeft mij enorm geholpen bij de oprichting van mijn cultuurplatform DesiYUP. En het is mij gelukt om een Nederlands kinderboek Radha’s eerste concert uit te brengen, waarin woorden voorkomen die ik van náni heb geleerd. Zo ontstaat er herkenning bij met name Hindostaanse kinderen. Door middel van dit boek wil ik ze een gevoel van trots meegeven en ervoor zorgen dat ze de taal omarmen en koesteren.
Sinds een paar jaar besef ik namelijk hoe bijzonder onze Hindostaanse gemeenschap in Nederland is. Ik kreeg hulp bij deze realisatie. Vanwege mijn werk kom ik veel in aanraking met Indiase artiesten. Een van de artiesten was verbouwereerd toen hij hoorde dat een deel van onze gemeenschap elkaar begroet met ‘Rám Rám’. Zelfs bij een groet leggen we de link met de heroïsche koning Rama en het geschrift Ramayana. “Zeggen mensen dit nog steeds?” vraagt Dipesh net zo verbaasd. In India is alles met Rama gepolitiseerd, maar de ware essentie van de Ramayana en de schoonheid van de verhalen is bij de hindoegemeenschap in Nederland nu nog in veilige handen.
De hindoecontractarbeiders haalden kracht uit de verhalen van het rijke epos. De eenvoudige toegankelijkheid van het verhaal in de taal Avadhi, maakte het voor velen makkelijk te begrijpen. En doordat het boek universele vragen poëtisch weet te beantwoorden, is het zelfs 150 jaar later nog springlevend. Dit gegeven onderstreepte de Indiase president Narendra Modi in 2017, toen hij voor het eerst een toespraak gaf op Nederlandse bodem. Het eerste wat hij deed, was de Hindostaanse gemeenschap complimenteren. Hij prees ons voor het behouden van de taal en het doorgeven van ons religieus-cultureel erfgoed, zonder afbreuk te doen aan onze integratie in Nederland.
Dat vindt Dipesh interessant. Hij zegt dat zijn kinderen niet zo actief bezig zijn met cultuurbehoud. Ze zijn nu eenmaal de dominante minderheidsgroep in Silicon Valley, waardoor er een ander soort van ‘eenheidsgevoel’ heerst onder expat Indiërs. Zo zoeken ze elkaar eerder op als ze uit dezelfde streek of staat komen of dezelfde taal delen. Zo zullen de Punjabi’s niet snel contact initiëren met Zuid-Indiase kennismigranten. Ze zijn meer in zichzelf gekeerd en voelen zich eerder thuis in een subgemeenschap binnen de dominante minderheidsgroep van kennismigranten uit India. Dit fenomeen zie je ook terug bij de Indiase expats in Nederland en hier schuilt dan ook het gevaar in, omdat het juist segregatie bevordert. Hierin verschillen Hindostanen in Nederland wezenlijk van de expat Indiërs. Het is niet zo dat Hindostanen uit een polder enkel met poldergenoten omgaan. Het is hooguit leuk om te constateren op een verjaardagsfeestje dat iemand uit Nickerie komt, maar daar blijft het ook bij. Hindostanen zoeken elkaar eerder op, op basis van leefstijlen. Bijvoorbeeld volgers van Hindorama delen gezamenlijke culturele waarden en dat kan al gecategoriseerd worden tot een specifieke levenshouding.
En volgens de Indiase onderzoeker Roshni Sengupta, gespecialiseerd in de Hindostaanse gemeenschap in Nederland, speelt muziek een cruciale rol in het behoud van onze culturele identiteit. Haar paper Negotiating Minority Identities in Europe Through Cultural Preservation: Music as Heritage among the Dutch Hindustani Diaspora in the Netherlands benadrukt de maatschappelijke meerwaarde van cultuur en muziek. “Als een culturele minderheid zich in een grotendeels witte omgeving begeeft, is muziek een van de belangrijkste bindende factoren geworden voor de Nederlandse Hindostaanse gemeenschap, en draagt het bij aan het voortdurende thuisgevoel in het nieuwe thuisland.”
Bitterzoet 150 jaar Hindostaanse immigratie
Dit jaar staat de Hindostaanse gemeenschap in Nederland groots stil bij de 150 jaar Hindostaanse immigratie. Ik heb zelf een rol gespeeld door het organiseren van het herdenkingsfestival Eindeloos India. Het afgelopen jaar is het mij opgevallen dat de aandacht groots was. Er was ruimte voor het bittere verhaal van ontberingen en onderdrukking met een activistische ondertoon. En er was ook ruimte om het zoete en geromantiseerde heldenverhaal van overlevingskracht en verbinding te delen. Mijn voorkeur gaat uit naar het delen van het zoete verhaal.
Beide perspectieven, bitter en zoet, benadrukken de culturele kenmerken van de gemeenschap, zoals taal, dans, muziek, de Hindostaanse keuken, traditionele klederdracht en sieraden. De combinatie van al deze elementen is uniek. Het maakt ons als gemeenschap bijzonder en dat mogen we best koesteren. De zichtbaarheid van de gemeenschap kan ook anders gemeten worden. Sociaal-maatschappelijk zijn we als gemeenschap goed gepositioneerd en ja, het kan altijd op het niveau van politiek, sport en entertainment een tandje meer, maar zichtbaarheid kent vele aspecten. Het feit dat we een rijk cultureel erfgoed hebben dat dit jaar volop is geëtaleerd op verschillende manieren, draagt bij aan zichtbaarheid en (h)erkenning in de Nederlandse samenleving.
Terwijl Dipesh en ik spreken over het verleden en de toekomst, voel ik de rijke erfenis van mijn voorouders en de transformatie die mijn identiteit heeft doorgemaakt. Als een brug tussen werelden draag ik het epos Ramayana uit India met mij mee. Koester ik de Hindostaanse taal die gevormd is in Suriname. En prijs ik mezelf gelukkig met de titel ‘Rotterdamse cultuurmaker’. Ik heb mijn plekje gevonden in de Nederlandse samenleving.
Mijn gesprek met Dipesh in Silicon Valley eindigt met de erkenning van mijn wandelende museumstukstatus. Terwijl ik afscheid neem van hem in de sari-winkel, besef ik dat mijn reis naar Amerika niet alleen mijn persoonlijke reis is, maar ook een reis waarin mijn Nederlandse, Hindostaanse en Indiase identiteiten harmonieus samenvloeien, verrijkt door de gedeelde ervaringen en verbondenheid met het verleden en heden.
Foto’s: Mahesvari Autar
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, LIFESTYLE
Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland: jongere generatie zet cultuur voort – Kanta Adhin (voorzitter JAI)
Tijdens een goedbezochte studiemiddag in Rotterdam van het Jnan Adhin Instituut (JAI) op 3 december 2023 vond een levendige discussie plaats over ontwikkelingen binnen de Hindostaanse gemeenschap in Nederland. Met deelnemers uit de oudere en jongere generatie werd gesproken over onderwerpen als beleving van de Surinaams-Hindostaanse cultuur, Hindostaanse identiteit, sociaal-maatschappelijke uitdagingen, de relatie tussen jongeren en ouderen en de sociale cohesie van de gemeenschap als geheel. De jongste deelnemer was 17 en de oudste 80.
De studiemiddag, getiteld ‘De Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland anno 2023’ vond plaats in het kader van het 150ste herdenkingsjaar van de Hindostaanse immigratie in Suriname en was bedoeld om te kijken naar de Hindostaanse gemeenschap in Nederland pakweg 50 jaar na de tweede migratie van Suriname naar NL. Sinds kort blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat het aantal in Suriname geboren Hindostanen versneld is afgenomen en dat de in Nederland geboren generaties nu de overhand hebben. Hieronder volgt een korte impressie van de discussie.
Erkend werd dat het best moeilijk is om jongeren te porren naar Hindostaanse bijeenkomsten te komen, maar dat daaruit niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat zij niet met de cultuur, de religie of de Sarnámi taal bezig zijn. Cultuur is altijd in beweging, zeker wanneer er van migratie sprake is. De eerste prioriteit is dan om te integreren en een goede sociaal-maatschappelijke positie te verwerven. Voor de eerste generatie waren culturele activiteiten van belang om niet geheel los te raken van het culturele leven dat zij in Suriname gewend waren. In de loop der tijd is er echter onvoldoende aandacht geweest voor aansluiting bij de leefwereld van jongeren.
In het digitale en sociale media-tijdperk zijn er communities van jongeren die op hun manier aan het uitvinden zijn wat voor hen werkt. Zij komen op een gegeven moment zelf erachter wat zij missen en welke elementen van de cultuur hen aanspreken. Zo zijn er verschillende initiatieven op het gebied van taal, zang, muziek en religie. De oudere generatie zou best iets meer vertrouwen mogen hebben in het vermogen van de tweede generatie om de cultuur verder te dragen en daarmee ook de Hindostaanse identiteit vorm te geven. Het gaat dan veelal om een hybride identiteit waar elementen uit de Surinaamse, Nederlandse en Indiase cultuur een rol spelen. Denk daarbij, bijvoorbeeld, aan baithak gáná zang en muziek die verder worden gecultiveerd, maar ook aan zaken meer in de individuele sfeer, zoals het geven van Hindostaanse namen aan kinderen. Een trend die wordt geconstateerd is dat de eerste generatie die misschien niet heel bewust cultuur aan de kinderen heeft doorgegeven, dat nu wel met de kleinkinderen doet.
Met de tijd zijn sociaal-maatschappelijke uitdagingen waar de Hindostaanse gemeenschap vroeger mee te maken had, verminderd. Maar jongeren van nu ervaren nog steeds prestatiedruk. Soms gaat het om een zelf opgelegde druk (‘ik wil mijn ouders trots maken’). Verder lijken ze wel vaker een eigen keuze te kunnen maken, maar ervaren dan toch onbegrip van de omgeving. Jonge vrouwen kunnen wel carrière maken, maar de omgeving heeft vaak meer interesse in hun huwelijksplannen. Niet moet worden vergeten dat schrijnende problematiek als incest ook nog steeds voorkomt en dat er nog altijd een schaamtecultuur heerst. Manai ká bóli (wat zullen de mensen zeggen) speelt nog steeds een rol, zij het dat assertievere jongeren zich daar minder van aantrekken. Er zijn netwerken waar men onderling ervaringen met elkaar deelt.
Er zou binnen de Hindostaanse gemeenschap beter samengewerkt kunnen worden om de cultuur krachtiger uit te dragen. Veel activiteiten en initiatieven blijven intern gericht en missen daardoor een externe uitstraling die nodig is om de cultuur op langere termijn in te bedden in de Nederlandse samenleving.
3 december was ook de Internationale Dag van Personen met een Beperking (kortweg “Wereld Gehandicapten Dag”), een thema dat binnen de Hindostaanse gemeenschap zelden ter sprake komt. Vaak is het een onderwerp dat in de sfeer van medelijden zit en wordt er niet gekeken naar de kansen voor optimale ontplooiing. Twee personen, een uit de eerste en een uit de tweede generatie, deelden hun ervaringen. Beiden gaven blijk van een enorme wilskracht en te zien en te horen was hoe succesvol zij zich hebben opgewerkt tot ver boven het niveau dat werd verwacht.
Aan het eind van de studiemiddag zijn met aanwezige vertegenwoordigers van jongerenplatforms afspraken gemaakt voor follow-up met het oog op bundeling van inspanningen om zo beter inzicht te krijgen in de ontwikkelingen binnen de Hindostaanse gemeenschap in Nederland.
Al met al was het een leerrijke studiemiddag waarvan de resultaten in een publicatie zullen worden verwerkt. De discussie verliep aan de hand van een aantal stellingen. Het is nog steeds mogelijk op deze stellingen te reageren die hier kunnen worden gedownload. Stuur uw reactie vóór 31 januari 2024 naar: adhin-instituut@ziggo.nl
VIDEOVERSLAG (duur 2:25)
Bekijk een foto-impressie door te klikken op een van de foto’s © Copyright Jnan Adhin Instituut [foto’s Ranjan Akloe en Radjin Thakoerdin]
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Nederland, Studiemiddag JAI 2023
Jnan Adhin Instituut (JAI)
Inleiding
Het Jnan Adhin Instituut (JAI) is op 2 april 2004 opgericht. De algemene doelstelling van JAI is om aan alles wat verband houdt met de Surinaams-Hindostaanse, cultuur bekendheid te geven, alsook dit te verzamelen, te documenteren en te doen uitgeven. Zodoende wordt mede bijgedragen aan vergroting van kennis over de achtergrond van Hindostanen en hun evenwichtige integratie in de brede Nederlandse samenleving.
Vanaf 2000 is de toon in Nederland met betrekking tot de multiculturele samenleving negatiever geworden. De integratie van culturele minderheden zou zijn mislukt omdat deze groepen te veel in staat zouden zijn gesteld hun eigen cultuur te behouden ten koste van hun integratie in de Nederlandse samenleving. Het überhaupt kunnen bestaan van een multiculturele samenleving wordt door sommigen in twijfel getrokken. Een dergelijk uitgangspunt wordt niet zinvol geacht. Immers, als naar de feitelijke situatie wordt gekeken, kan de aanwezigheid van groepen met een andere cultuur niet worden ontkend. In grote steden in Nederland zijn er al gauw tientallen groepen met een eigen culturele bagage te vinden. Uit Suriname afkomstige personen behoren tot een van deze groepen. Het is bekend dat zij zich in hoge mate aanpassen aan de Nederlandse samenleving. Tegelijk zijn de verschillende uit Suriname afkomstige bevolkingsgroepen, waaronder de Hindostanen, zich bewust van hun eigen cultuur en beleven die ook al dan niet in groepsverband. De Hindostaanse feestdagen Holi (lente-/nieuwjaarsfeest) en Diváli (lichtjesfeest) hebben inmiddels de status van immaterieel Nederlands erfgoed verkregen. Deze feesten worden met name in grote steden in de openbaarheid gevierd (bijvoorbeeld fontein in Rotterdam met gekleurd water tijdens Holi en fakkeloptochten tijdens Diváli).
Visie en missie
Beleving van de eigen cultuur door minderheden in een samenleving is een van rechten van de mens zoals vervat in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en het VN-verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten. Het uitgangspunt is dat in een democratische samenleving geen uniformiteit kan worden geëist. De uitdaging is om beleving van de eigen cultuur en interactie met de heersende cultuur op harmonieuze wijze te laten plaatsvinden. Betrokken groeperingen hebben daar zelf een grote rol in te spelen. Niet alles is afhankelijk van de overheid; elke groepering heeft haar eigen verantwoordelijkheid waaraan op constructieve wijze invulling moet worden gegeven met inachtneming van de heersende rechtsorde. Kennis van en reflectie op de eigen cultuur en tradities zijn daartoe essentieel. De missie van JAI is dan ook om informatie en kennis over de Hindostaanse cultuur te verspreiden en aan te moedigen tot weloverwogen cultuurbeleving.
De visie en missie zijn nauw verbonden met de naamgever van de stichting. Dr.mr.drs. Jnan Adhin (1927-2002) staat bekend om zijn bijzondere verdiensten voor het behoud en ontwikkeling van de Hindostaanse cultuur in Suriname. Als groot kenner van de hindoefilosofie, met name de Vedanta, introduceerde hij de vedantische visie van Eenheid in verscheidenheid in Suriname in een tijd dat vertegenwoordigers van het Creools (Afro-Surinaams) nationalisme de Surinaamse cultuur wensten gelijk te stellen met de Creoolse cultuur, daarbij voorbijgaand aan de belangrijke aanwezigheid van andere bevolkingsgroepen. Met steun van anderen is de opvatting dat Suriname een bloementuin is waarin alle soorten bloemen kunnen bloeien nu gemeengoed geworden. Door middel van colleges, lezingen en publicaties heeft Jnan Adhin zich tot het laatst ingezet om zijn kennis over te dragen. Hij wilde anderen graag op weg helpen, maar men moest zelf verantwoordelijkheid dragen voor te maken keuzes. Zijn boodschap was: “Lees en luister maar neem niet klakkeloos aan wat anderen zeggen. Denk vooral zelf goed na!” Adhin waarschuwde ook altijd tegen het verstarren van tradities en gewoonten. Met behoud van de kern moet men openstaan voor aanpassingen al naar gelang tijd en plaats. Het logo van JAI, een lotus en een potlood, staat symbolisch voor de missie. In het oude India werd op lotusbladeren geschreven en zodoende informatie overgedragen. De lotus staat op zichzelf voor voorspoed, zuiverheid en vernieuwing.
Strategie
JAI vindt het van belang om:
– constructief bij te dragen aan debatten in de samenleving die aan de positie van minderheden raken;
– kennis van de Hindostaanse geschiedenis en cultuur, als onderdeel van de Surinaamse geschiedenis en cultuur, te vergaren en te verspreiden o.a. middels onderzoek, artikelen, lezingen, uitgave van boeken en brochures en het opzetten van een documentatiecentrum;
– samen te werken met andere organisaties.
JAI werkt voornamelijk met vrijwilligers. Waar nodig en mogelijk wordt subsidie aangevraagd. Voor de publicaties wordt samengewerkt met Sampreshan, uitgever van diverse publicaties op het gebied van Hindostaanse cultuur en geschiedenis. Een overzicht van uitgebrachte publicaties is HIER te vinden. Samen met Sampreshan onderhoudt JAI de website Hindorama.com die sinds 2019 operationeel is (en kan worden gezien als een vervolg op het tweemaandelijkse magazine Hindorama dat van 2000-2004 verscheen). De exploitatie is in handen van Sampreshan en JAI levert vooral inhoudelijke expertise. Op deze website worden informatieve artikelen alsook opinies gepubliceerd. Lezingen alsook thema- en studiemiddagen worden gehouden in samenwerking met Hindostaanse organisaties in diverse steden.
In de komende periode zal primair langs bovengenoemde lijn blijven worden gewerkt aan digitale informatie- en kennisoverdracht via de website Hindorama.com en daaraan gekoppelde sociale media en het uitbrengen van hard copy publicaties.Daarnaast zullen de activiteiten in het teken staan van het herdenkingsjaar 2023, wanneer het 150 jaar geleden is dat de eerste Hindostaanse contractarbeiders vanuit het toenmalige Brits-Indië in Suriname aankwamen. Tevens is het dan 160 jaar geleden dat de slavernij in Suriname formeel werd afgeschaft, maar de voormalige slaven nog werden geacht tien jaren op de plantages te werken onder staatstoezicht. Deze periode wordt tegenwoordig ook tot de slavernij gerekend en aldus spreekt men van 150 jaar afschaffing in 2023. Over de slavernij van Afrikanen is in Nederland steeds meer bekend en er is een tendens om de Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis gelijk te stellen aan het slavernijverleden. Dit doet geen recht aan de geschiedenis van de andere bevolkingsgroepen die, op de Inheemsen na, door de koloniale machthebbers naar Suriname werden overgebracht. Als over slavernij in Suriname wordt gesproken, vergeet men vaak de zogenoemde ‘rode slavernij’ van de Inheemsen – toen Indianen genoemd. Naderhand is slavenarbeid vervangen door contractarbeiders uit Azië (China, India, Indonesië) naar Suriname te verschepen en op de plantages te werk te stellen.
In de komende periode wil JAI een meer inclusieve benadering van de gedeelde Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis voor het voetlicht brengen, onder andere door:
- een tweede herziene druk van het in 2021 in samenwerking met uitgeverij Sampreshan uitgebrachte boek De geschiedenis van de Hindostanen 1873-2015, voorzien van talrijke historische foto’s, van auteur Chan Choenni;
- een tweede herziene druk van het boek Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed van Eric Kastelein;
- een publicatie over de ontwikkeling van Afro-Surinamers na de afschaffing van de slavernij in 1863;
- een (kinder)prentenboek over de slavernij en de Hindostaanse contractarbeid;
- een serie van artikelen op de website Hindorama.com over de geschiedenis van andere Surinaamse bevolkingsgroepen alsook een handzaam boek over deze bevolkingsgroepen;
- binnen de website Hindorama.com een aparte, voor scholieren toegankelijke webpagina te ontwikkelen over de Hindostaanse migratiegeschiedenis;
- lezingen, voordrachtbijeenkomsten e.d. – in samenwerking met plaatselijke Hindostaanse organisaties en bibliotheken in diverse steden – aan de hand van de hierboven genoemde boeken en artikelen met gebruikmaking van (educatief) beeldmateriaal, zoals fotopanelen met tekst, educatieve kleurplaten, roll-up banners, flyers, posters e.d.
Terugblik 2017-2021
De ambitie van JAI wordt geleid door kwaliteit, niet door kwantiteit. Vanaf 2017 heeft JAI de omslag gemaakt om naast hard copy publicaties te werken aan digitale informatie- en kennisoverdracht. Met uitgeverij Sampreshan is gewerkt aan het in 2019 operationeel maken van de website www.hindorama.com. Naast nieuwe artikelen zijn reeds bestaande publicaties, met name publicaties van naamgever Jnan Adhin, digitaal toegankelijk gemaakt.
Voorts is in augustus 2020 in Den Haag een studiemiddag georganiseerd met als centrale vraag wat de invloed van eigentijdse communicatiemedia is voor de sociale cohesie binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap.
In augustus 2021 is in samenwerking met JAI de publicatie (368 pagina’s) uitgebracht van dr. Chan Choenni, voormalig bijzonder hoogleraar Hindostaanse migratie op de Lalla Rookh leerstoel aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Dit boek is voorzien van talrijke historische foto’s mede verzameld naar aanleiding van een eerder gedane oproep van JAI daartoe. In oktober 2021 is aan de presentatie van het boek een studiemiddag in Utrecht gekoppeld in samenwerking met de Utrechtse stichting Asha.
Op basis van het verzamelde materiaal voor bovengenoemde publicatie De geschiedenis van de Hindostanen 1873-2015 zijn twee brochures gemaakt: een waarin de geschiedenis in vogelvlucht wordt weergegeven en een toegespitst op de verdiensten van vrouwelijke Hindostaanse contractarbeiders.
In 2021 is een aanvang gemaakt met informatie over andere Surinaamse bevolkingsgroepen op de website Hindorama.com.
Het bestuur
Het bestuur bestaat uit:
Kanta Adhin – voorzitter
Yashvir Sukul – secretaris
Akash Baboeram – penningmeester
Raj Ramcharan – lid/tweede secretaris
E-mailadres: adhin-instituut@ziggo.nl
Website: www.adhin-instituut.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Studiemiddag JAI 2023
Media en de Hindostaanse identiteit – Dr. Jaswina Elahi
(Dit artikel is de derde bijdrage t.b.v. een studiemiddag van het Jnan Adhin Instituut (JAI) op 3 december 2023 te Rotterdam. Eerder zijn bijdragen van dr. Chan Choenni en dr. Ruben Gowricharn gepubliceerd. Zie meer informatie over de studiemiddag onder het artikel.)
Een vraag die telkens weer gesteld wordt, is hoe we als Hindostaanse gemeenschap onze cultuur en identiteit kunnen behouden. Het is geen nieuwe vraag en ook niet een vraag die alleen de Hindostaanse gemeenschap bezighoudt, maar verschillende etnische minderheidsgroepen in Nederland. Het is ook geen vraag die makkelijk te beantwoorden is. Identiteit is namelijk een complex en veelzijdig concept dat wordt gevormd door verschillende sociale, culturele en politieke factoren. Daarbinnen dient ook een verschil te worden gemaakt tussen de etnische en culturele identiteit van personen. Etnische identiteit wordt bepaald door gemeenschappelijke afkomst, cultuur en geschiedenis. Culturele identiteit verwijst naar de kunst, gewoonten, waarden en de taal die iemand heeft overgenomen van de cultuur waarin hij of zij is opgegroeid of leeft. Een persoon kan dus meerdere culturele identiteiten hebben, afhankelijk van de verschillende culturen waarmee hij of zij in contact komt. Een etnische identiteit daarentegen is meestal stabieler en minder veranderlijk, omdat deze gebaseerd is op een gedeeld gevoel van oorsprong en geschiedenis. De leden van etnische groepen kunnen sterk variëren in hun gevoel van etnische identiteit. Wanneer een persoon in verschillende situaties verkeert en andere mensen ontmoet, kunnen de etnische en culturele identiteit belangrijker of juist minder belangrijk worden voor die persoon.
Verschillende disciplines houden zich bezig met onderzoek naar de etnische identiteit, en deze wordt dan ook op verschillende manieren bekeken en beschreven. Terwijl sociologen en antropologen processen met betrekking tot etnische identiteit op groepsniveau hebben onderzocht, hebben psychologen zich meer gericht op de ontwikkeling van etnische identiteit van individuen. In deze perspectieven geniet het aanbod van de media beperkte aandacht. In deze bijdrage ga ik in op de rol en invloed van etnische media op de etnische identiteitsvorming van Hindostanen. Ik beperk mij tot drie media: radio, Bollywoodfilms en digitale media. Bij de bespreking hiervan ontkom ik niet aan een historische schets van de ontwikkelingen.
Hindostaanse radio
In Suriname doet de eerste Surinaamse radio-omroep op 8 juni 1935 zijn intrede, de Algemene Vereniging Radio Omroep Suriname (AVROS). Het duurt zes jaar voordat de Surinaamse Hindostanen hun ‘eigen’ uitzendtijd op de zender krijgen, namelijk 1 september 1941. Vervolgens is er wekelijks een uitzending op de zaterdagavond. De Hindostaanse gemeenschap krijgt in de eigen taal informatie, nieuwtjes en updates over huwelijken, geboortes en overlijdens. Hierdoor zijn de Hindostanen beter op de hoogte van wat zich in de gemeenschap afspeelt in de gebieden waar men anders niet zo makkelijk komt, behalve als er familie woont. De radio (en de technologische mogelijkheden om muziekrecords op te nemen) vergroot ook de bekendheid van Hindostaanse artiesten en Hindostaanse muziek. Hun muziek is nu thuis te beluisteren, terwijl dit voorheen vooral bij fysieke bijeenkomsten en gelegenheden buitenshuis het geval was. Ook muziek van Hindostaanse artiesten uit Trinidad en Guyana, de zogenoemde Indo-Trinidadianen en de Indo-Guyanezen, en van Hindi films uit India wordt gedraaid. Via de radio wordt niet alleen een bredere Hindostaanse doelgroep bereikt, maar de muziek komt ook onder de aandacht van luisteraars met een andere etnische achtergrond.
Al deze muzikale invloeden inspireren een nieuwe generatie opgroeiende Hindostaanse muzikanten. Deze beginnen ook instrumenten te bespelen uit andere culturen, zoals de bongo, trompet en saxofoon. Dit leidt tot vernieuwing binnen de Hindostaanse muziek in de jaren ‘50 en ’60 wat ook goed is te horen in de baithak gáná muziek uit die tijd. Denk aan het gebruik van de bongo en de toegenomen snelheid in de muziek. En naast de baithak gáná groepjes ontstaan in de jaren ‘50 en ‘60 andersoortige muziekgroepjes, de ‘orchestra’s’, waarin westerse instrumenten de boventoon voeren. Deze groepen zijn te vergelijken met ‘coverbandjes’. Zij zijn thuis in een ruime variatie aan muzieksoorten, zoals Hindi filmmuziek, westerse en Caribische muziek. Het wijst op een veelzijdigheid van de Hindostaanse muzikanten die je weinig ziet bij andere artiesten.
De behoefte om vaker eigen radio te beluisteren dan alleen op de zaterdag is groot. In 1962 wordt Radio Radika, het eerste Hindostaanse radiostation, opgericht. Het draait vooral, maar niet uitsluitend, Hindostaanse en Hindi filmmuziek en de voertaal is Sarnámi Hindostáni. Zodoende is de radiozender van belang voor instandhouding van de Sarnámi taal en om Hindostanen een podium te bieden. Niet alleen qua muziek, maar ook qua politieke ideeën. Nadat halverwege de jaren ’70 en begin jaren ’80 – rondom en na de onafhankelijkheid van Suriname – steeds meer Hindostanen migreren naar Nederland, worden ook in Nederland Hindostaanse radiostations opgericht. Het format verschilt niet veel van dat van de Hindostaanse radio in Suriname. Maar strikte wet- en regelgeving zorgt ervoor dat de gevoerde taal steeds meer Nederlands wordt. Sommige Nederlands-Hindostaanse zenders beginnen eind jaren ’90 ook uit te zenden in Suriname, waardoor de twee overzeese Hindostaanse gemeenschappen met elkaar verbonden worden. Met de komst van het internet is de radio ook digitaal gegaan. Ook het aantal digitale radiozenders is toegenomen. Deze zijn ongeacht woonplaats overal te beluisteren. Daardoor is het “overzee” uitzenden niet meer alleen voorbehouden aan slechts enkele Hindostaanse radiostations.
Tegenwoordig worden Hindostaanse radiostations vooral door ouderen beluisterd. Tijdens culturele en religieuze feestdagen en andere feestelijke gelegenheden is het luisterpubliek wat breder. Onder de jongere generatie Hindostanen in Nederland is het luisteren naar de Hindostaanse radio aanzienlijk minder populair. Oorzaken hiervoor zijn onder andere: de veranderde leefstijl in Nederland, waardoor Hindostanen voor een groot deel van de dag buitenshuis zijn (bijvoorbeeld vanwege werk en school), de concurrentie met andere media (YouTube en Spotify), het achterblijven van radiostations in de tijd en hun focus op oudere muziek. Dat laatste punt wijst op een generatiekloof. Huidige (desi)muzikanten die wereldwijd populariteit genieten, worden in Nederland nauwelijks gedraaid op de Hindostaanse radio, maar bijvoorbeeld wel op een Nederlands radiostation als Funx. Deze artiesten zijn ook te beluisteren via sociale media kanalen en muziekstreamingsdiensten zoals Spotify.
Bollywoodfilms
De Hindi films worden ook wel Bollywoodfilms genoemd. Deze films maken sinds halverwege de jaren ‘50 van de vorige eeuw steeds meer deel uit van het leven van Hindostanen. Bollywoodfilms zijn commerciële films gemaakt en geproduceerd in India. De huidige films zijn het resultaat van een lang proces van politieke en maatschappelijke onderwerpen in de Indiase samenleving. Soms betreft het imitatie en aanpassing van Hollywoodfilms. In Bollywoodfilms zijn de muziek, playbackzang en dans onderdeel van het verhaal. De films hebben vaak een held/heldin en het kwaad (vaak in de gedaante van een slechterik) dat overwonnen moet worden. Kenmerkend is ook dat de films vaak een ‘happy end’ hebben.
In Suriname worden de films begin jaren ’50 nog incidenteel vertoond in enkele theaters in Paramaribo. Deze voorstellingen zijn zo een succes dat de filmvertoningen in aantal toenemen en op meerdere locaties plaatsvinden. In 1975 zijn er ongeveer tien bioscopen die voornamelijk Hindi films vertonen. Tijdens de schoolvakanties zijn er per dag zelfs drie voorstellingen. Voor Hindostanen zijn deze filmvertoningen een van de belangrijkste uitgaansmogelijkheden waar ze elkaar ontmoeten.
De films geven Surinaamse Hindostanen een inkijkje in hun ‘homeland’. Verschillende studies wijzen uit dat door de films culturele en religieuze gewoontes (wat meer voor hindoes geldt dan voor moslims) worden geïntensiveerd. Zo worden enkele tradities overgenomen, zoals het vieren van raksha bandhan en karva chauth, en worden bij huwelijk en overlijden filmliederen op de radio gedraaid om uitdrukking te geven aan vreugde en verdriet. Voor de generaties Hindostanen in de jaren ‘50 en ‘60 bieden de films ook inspiratie aan muzikanten en legitimatie aan jonge Hindostanen om in publieke ruimte te mogen dansen.
Eind jaren ‘60 komen de eerste groepen Hindostanen naar Nederland. In deze periode worden de films incidenteel vertoond in Den Haag. Nadat duidelijk wordt dat de belangstelling voor de films groeiende is, worden contacten gelegd met de Indiase gemeenschap in Engeland waardoor men sneller aan meer films kan komen. Vanaf 1973-1976 vindt bijna iedere zondag in bioscoop Roxy een filmvertoning plaats. Vanwege de sluiting van de bioscoop komt hier een eind aan. Toch worden daarna nog regelmatig films vertoond en vanwege de spreiding van (het in aantal toegenomen) Hindostanen in Nederland, nu ook in Rotterdam, Amsterdam, Utrecht en Groningen. De opkomst van de videorecorder in de jaren ’80 maakt een eind aan deze succesperiode, ook voor de filmvertoningen in Suriname. In Nederland stappen veel organisatoren van de filmvertoningen over naar de videotheek business. Met de komst van de videobanden worden de films in huis gehaald en worden de videotheken de ontmoetingsplekken.
Toch hebben de videotheken achteraf gezien maar kort bestaan. De opkomst van het internet in de jaren ’90, die de mogelijkheid biedt om films en muziek te downloaden, te kopiëren en te verspreiden, leidt ertoe dat de videotheken, en daarmee ook de plekken waar de sociale ontmoetingen plaatsvinden, langzaam verdwijnen. De behoefte om Bollywoodfilms in bioscopen te zien leeft weer op. Die is opgepakt door de bioscoopketen Pathé, die sinds begin 2000 deze films draait. In eerste instantie incidenteel, maar als blijkt dat er een groot publiek is (onder meer bestaande uit Hindostanen, Indiërs, Pakistanen, Turken, Marokkanen), worden de films opgenomen in de reguliere programmering.
De films hebben bij veel jonge mensen in Nederland de wens vergroot om te dansen op liedjes, vooral op verjaardagen, huwelijken en culturele festivals. Dit leidt tot de opkomst Bollywooddansscholen in de jaren ‘90. De dansscholen verbinden de kinderen en jongeren via hun dansinteresse met elkaar, maar verbinden ook hun ouders via de danslessen en optredens. De dansscholen kennen hun piek in de jaren ‘90 en ’00. Maar net zoals met de videotheken, blijkt het internet concurrerend. Om te leren dansen hoef je niet meer naar een dansschool. Met de komst van sociale media worden Bollywooddanstutorials aangeboden door verschillende dansers en dansgroepjes. Voor veel dansscholen die het al moeilijk hadden, wordt het moeilijker om financieel het hoofd boven water te houden. Vele stoppen noodgedwongen.
De films hebben ook bijgedragen aan de mode-ontwikkeling. Probeerden de Hindostanen in de jaren ’50 en ’60 simpelweg kapsels te imiteren, tegenwoordig zijn er hele outfits gebaseerd op de kleding in films. Op huwelijken zien de bruid en bruidegom eruit als de sterren op het doek. Op religieuze en culturele feestdagen kleedt men zich modieus naar de laatste Bollywoodtrends. Het maakt de bijeenkomsten glanzend en kleurrijk, en vooral kostbaar.
Etnische websites en sociale media
Begin 2000 ontstaat in het geheel van Nederlandse websites een aantal etnische websites. Dit zijn websites die ingebed en onderdeel zijn van de leefwereld van etnische groepen. De inhoud komt tegemoet aan de culturele behoeften van etnische groepen. Zo ontstaan begin 2000 ook enkele Hindostaanse websites die veelvuldig door Hindostaanse jongeren worden bezocht. Hier kunnen zij op het forum, dat vaak onderdeel is van de websites, met elkaar in gesprek gaan over verschillende onderwerpen zoals religie en tradities, en worden muziek, Bollywoodnieuws, Hindostaanse recepten enzovoort uitgewisseld. Wanneer er online een klik tussen bezoekers ontstaat, worden de gesprekken vaak ‘privé’ op msn voortgezet. De tijd van online dating is aangebroken. Deze manier van het leggen van contacten vervangt ten dele de bemiddeling door pandits en bevriende ouderen en kennissen.
Het internetgebruik is vooral kenmerkend voor de jongere generatie Hindostanen. Maar met de ontwikkeling van sociale media die vooral begin ’00 sterk toeneemt, zoals Facebook, is dit gebruik van online culturele uitwisseling, online ontmoeten en met elkaar daten toegankelijker geworden voor alle leeftijdsgroepen. Door de snelle technologische ontwikkelingen die zich op andere vlakken ondertussen voordoen, zoals mobiele telefoons en apps, breidt het culturele online leven zich gestaag uit. Ook steeds meer ouderen gebruiken digitale media voor culturele uitwisseling en online netwerken. Anders dan een etnische website, waar alle culturele informatie bij elkaar te vinden is (zoals in een lifestyle-magazine), is Facebook onderverdeeld naar bijvoorbeeld één pagina voor religie, herinneringen aan Suriname of Hindostaanse recepten en leveren facebookgebruikers (die zelf ook een eigen pagina hebben) zelf de content aan. Op deze manier worden individuele geïnteresseerden op zo een facebookpagina met elkaar verbonden. Andersom wordt Facebook gebruikt door organisaties of bedrijven om een eigen event, product of merk te adverteren. Zo gebruiken Hindostaanse radiozenders en andere Hindostaanse culturele en religieuze verenigingen sociale media om mensen te bereiken en aan zich te binden. Andere sociale media, zoals Instagram en TikTok werken op vergelijkbare manier. Wat op Tiktok anders is, is dat deze door individuen wordt gebruikt om een eigen community te creëren. Er worden filmpjes op geplaatst waarin wordt gezongen, gedanst en geacteerd. Bollywood- en Desicultuur vieren hoogtij op TikTok. Sociale media (inclusief whatsapp) blijkt ook een middel voor Hindostanen om verbondenheid met hun culturele achtergrond aan te halen en te bestendigen, onder meer vanwege de informatie die via dit medium verspreid kan worden, en om te netwerken en content te creëren en te delen.
Conclusie
De Hindostaanse radio, Bollywoodfilm en sociale media hebben bijgedragen aan de verbinding tussen Hindostanen, in de gemeenschap zelf (tussen individuen, tussen districten en tussen de gemeenschappen in Nederland en Suriname), maar ook binnen de diaspora met verwante culturen. Dit is van invloed geweest op de etnische en culturele identiteitsvorming die door de media op gang zijn gebracht en in stand worden gehouden. Media bieden een podium aan eigen artiesten, eigen muziek en eigen nieuws en hebben een hele muziekindustrie op gang gebracht. Behalve hun belang voor de muziekindustrie hebben Bollywoodfilms tradities en gewoontes nieuw leven ingeblazen en de manier waarop feestdagen gevierd worden, beïnvloed. Een dansopvoering op een huwelijk en de kleding vertonen opvallende gelijkenis met Bollywoodscenes.
Kortom, de verschillende media hebben bijgedragen aan het sociale en culturele leven van Hindostanen. Zij boden mogelijkheden om (digitale) ontmoetingen te hebben en om Hindostaanse netwerken en communities te vormen en deze cultureel in te vullen. Met de toegenomen variatie aan media, de toepassingen en mogelijkheden die nieuwe media aan gebruikers bieden, is het voor Hindostanen tevens mogelijk geworden om hun etnische en culturele identiteit op verschillende manieren te beleven. Daarbij moeten we de generatieverschillen die leiden tot verschillen in voorkeuren en behoeften, in acht nemen. Elke generatie heeft zo haar eigen voorkeuren voor specifieke media en dit leidt tot verschillend gebruik van dezelfde media. Anders gezegd, het gebruik van media is gefragmenteerd en daarmee raakt ook de Hindostaanse gemeenschap cultureel gedifferentieerd.
Voor mij persoonlijk begon het leven in Nederland, maar ik heb mij vaak afgevraagd hoe de Hindostaanse gemeenschap eruit zou hebben gezien als er geen Hindostaanse radio in Suriname was geweest of als de Hindi film in Suriname niet zou hebben gedraaid. Ik durf te stellen dat er geen bidái liedje ‘Babul ke duayen leti ja’ van zanger Mohammed Rafi zou zijn gezongen op Hindostaanse huwelijken. En de feesten zouden zeker een stuk saaier zijn zonder de bandjes, de Bollywooddansoptredens en de kleurrijke kleding van het bruidspaar en de gasten. Zonder de radio, Bollywoodfilm en nieuwe media, zouden we niet zijn wie we nu zijn.
* * * * *
Studiemiddag De Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland anno 2023
3 December 2023, Theater Zuidplein Rotterdam
In het kader van 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname en 50 jaar in Nederland zal worden gesproken over ontwikkelingen van de laatste 10 jaar binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland.
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat het aantal in Nederland geboren Hindostanen – de tweede generatie – in toenemende mate het aantal in Suriname geboren Hindostanen (de eerste generatie) overstijgt. Als ook nog wordt gekeken naar de derde generatie, de in Nederland geboren kinderen uit in Nederland geboren ouders, dan kan rustig worden gesteld dat er sprake is van een demografische transitie binnen de Hindostaanse gemeenschap. Deze verandering heeft gevolgen op uiteenlopende terreinen. Denk aan: cultuurbehoud en -ontwikkeling; religie; ouderen; jongeren; genderverhoudingen en emancipatie; sociaal-maatschappelijke issues.
Met deelnemers uit de eerste, tweede en derde generatie zal gediscussieerd worden over de positie van de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland nu de generaties geboren in Nederland de meerderheid vormen. Enkele vragen zijn: In hoeverre speelt afkomst nog een rol voor hun identiteit? Hoe gaan zij ermee om? Met welke specifieke problemen kampen zij? Hoe is de relatie tussen ouderen en jongeren?
Deelnemers ontvangen van tevoren meer informatie en stellingen op verschillende deelonderwerpen. Tijdens de studiemiddag zullen er geen lezingen worden gehouden, maar zal in huiskamersetting over verschillende thema’s worden gesproken.
De studiemiddag vindt plaats in Zaal Z van Theater Zuidplein van 13:00 – 18:00. Het aantal deelnemers is aan een strikt maximum gebonden. Belangstellenden kunnen vóór 1 november 2023 een e-mail sturen aan adhin-instituut@ziggo.nl met daarin vermeld: naam en de generatie waartoe u behoort. U krijgt voor medio november bericht over mogelijke deelname.
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Studiemiddag JAI 2023
De Hindostaanse gemeenschap in Nederland: Verleden en heden – Dr. Ruben Gowricharn
(Dit artikel is de tweede bijdrage t.b.v. een studiemiddag van het Jnan Adhin Instituut (JAI) op 3 december 2023 te Rotterdam. Eerder is een bijdrage van dr. Chan Choenni gepubliceerd en er volgt nog een bijdrage van dr. Jaswina Elahi. Zie meer informatie over de studiemiddag onder het artikel.)
In het kader van 150 jaar Hindostaanse immigratie hebben we veel gehoord over de geschiedenis en de vooruitgang van de Hindostanen. Hierbij worden vaak beweringen gedaan die relativering behoeven en die de vraag oproepen in hoeverre Hindostanen heden ten dage hun voorouders koesteren of hen vooral beschouwen als opstap naar materiële vooruitgang. Hieronder volgt een summiere uiteenzetting gevolgd door een drietal stellingen.
Historische achtergrond
De geschiedenis van Hindostanen is in grote lijnen bekend: we zijn afstammelingen van contractarbeiders die tussen 1873 en 1916 uit Brits-Indië naar Suriname zijn vervoerd om op de plantages te werken. Het gaat om 64 scheepstransporten over een periode van 43 jaar, dus bijna een halve eeuw. Het aantal aangevoerde arbeiders bedroeg ca 34.300, dus gemiddeld zo’n 800 per jaar. Over de hele periode bezien was de verhouding man-vrouw 100 op 40. Ongeveer een derde keerde terug, maar dat aantal bestond ook uit kinderen die in Suriname waren geboren of groot geworden.
Sommige auteurs stellen het leven op de plantages voor als een en al ellende. Enkele nuancerende opmerkingen zijn wel op hun plaats. Het werk op de suikerplantages was het zwaarst, maar er bestonden ook koffie-, cacao-, katoen-, tabak-, hout- en andere plantages. Omdat de geschiedschrijving zich vooral, zo niet uitsluitend, baseert op ervaringen op de suikerplantages (die het grootst waren in aantal), is het beeld van het plantageleven een beetje overdreven. Aan de andere kant wordt het leven op de plantages soms geromantiseerd. Volgens die vertelling werkten de arbeiders in het veld, kwamen naar hun barakken en gingen zich te buiten aan drank, muziek en dansen. De oorsprong en ontwikkeling van de baithak gáná zou volgens sommigen op deze manier hebben plaatsgevonden. Was het maar zo toegegaan. In die periode waren veel arbeiders zwak of ziek, veel lust en ruimte voor vrolijkheid en plezier was er niet. Het plantageleven was zo uitputtend dat maar weinig arbeiders een nieuw contract afsloten. Na hun contractperiode verlieten zij dan ook de plantages.
Zij konden dat ook doen omdat de koloniale overheid gronden ter beschikking stelde aan de arbeiders om zich als boer te vestigen. Die mogelijkheid was gebaseerd op een wet die in 1842 was aangenomen. Volgens die wet konden vrijverklaarde slaven een stuk grond krijgen in de omgeving van Paramaribo om er schapen, geiten en pluimvee op na te houden en groenten te verbouwen. Als zij dat naar tevredenheid van de overheid hadden gedaan, konden zij een premie van 100 tot 500 gulden krijgen. Op grond van deze regeling kregen de Brits-Indische arbeiders ook een stuk grond en 100 gulden als zij zich als boer vestigden. Dit beleid, om de voormalige contractarbeiders te bewegen zich in Suriname te vestigen, begon officieel in 1895, dus 22 jaar na de start van de immigratie.
Hindostanen roepen vaak dat ze blij zijn dat hun (over)grootouders – God-zij-dank – India hebben verlaten om zich in Suriname te vestigen. Ook dit is een misvatting. De arbeiders kwamen om te werken en met spaargeld terug te gaan. Zij bleven echter om diverse redenen in Suriname. India was een wrede maatschappij voor met name vrouwen en leden van lagere kasten. Weduwes, sommige ongetrouwde stellen, en anderen die op de vlucht waren hadden geen reden terug te gaan. Anderen vonden een partner buiten hun kaste of godsdienst en achten de kans gering om zich na terugkeer in de Indiase samenleving in te passen. En ook in Suriname geboren of groot geworden kinderen hadden geen of een zwakke binding en vormden een rem op de terugkeer. De redenen om zich in Suriname te vestigen waren dus uiteenlopend en er was zeker geen sprake van een keuze tussen India en Suriname, zoals soms wordt voorgesteld.
De boeren
De boeren vestigden zich op vestigingsplaatsen. Dat waren verlaten plantages die de overheid in stukken van 1 à 1,5 hectare ter beschikking stelde. Maar steeds meer boeren vestigden zich buiten deze vestigingsplaatsen waar ze grotere stukken grond konden krijgen. Niet dat ze daar wat aan hadden. De gronden waren overwoekerd en het kostte veel arbeid om die te bebouwen. Het was moeilijk om gezinnen te vormen (er waren onvoldoende vrouwen) en een joint familie was – behalve in Nickerie waar vrouwen uit Brits-Guyana werden gehaald – zelden mogelijk. De gezinsarbeid bleef dus beperkt. De boeren teelden – voor eigen gebruik en verkoop – groenten, rijst, mais, napi, cassave, bananen, bacoven, kokosnoten en fruit, en hielden er pluimvee, koeien, geiten en schapen op na. Ook de visvangst en jacht waren niet zonder betekenis.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog stagneerde de import van voedsel. Daardoor ontstond een grote vraag naar rijst en groeiden de Hindostaanse boeren uit tot de nationale rijstproducenten. Desondanks bleef de armoede hen teisteren. Rijst werd door diverse waarnemers zelfs een paupercultuur genoemd. De boeren zochten alternatieven in het opzetten van een winkel, werden karreman, barbier, kleermaker, goudsmid, vastgoedhandelaren of gingen in dienst bij iemand anders. Deze langzame maar toenemende uitwaaiering van beroepen werd kort voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog versneld. Toen nam de werkgelegenheid spectaculair toe door allerlei oorlogsactiviteiten, ontwikkelingsplannen en de uitbreiding van het overheidsapparaat. Veel boeren en boerenkinderen trokken naar de stad en zeiden vaarwel tegen de landbouw en tegen hun nog daar wonende ouders en andere verwanten.
Vanaf het begin van de immigratie leefden Hindostanen vreedzaam met elkaar. Opmerkelijk waren de relaties tussen hindoes en moslims, het wegvallen van het kastenstelsel en het ontstaan van een Sarnámi Hindostáni. De huwelijksrituelen binnen de hindoegemeenschap verschilden weinig van elkaar en dat gold ook voor allerlei andere culturele gebruiken. Maar verschillen waren er, al werden die niet hoog opgespeeld. Toen zij in groten getale naar de stad trokken, ontstonden nieuwe verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap. Die kwamen tot stand door het westers onderwijs en het contact met de stadscreoolse bevolking. Hindostanen werden stedelijke inwoners en spraken (ook thuis) steeds meer Nederlands en zelfs Sranantongo.
De moderne tijd
De oprichting in 1949 van een Hindostaanse politieke partij, de Verenigde Hindostaanse Partij (VHP), een fusie van verschillende kleine Hindostaanse partijen (vandaar ‘Verenigde’), was een bijzondere ontwikkeling die de moderne tijd markeerde. Deze partij verenigde lange tijd de Hindostaanse bevolking op het nationale niveau tot één etnische groep. Maar na de militaire coup bleek bij de verkiezingen in 1987 dat Hindostanen om verschillende redenen niet meer als één blok achter de VHP stonden. De band met de VHP werd vooral verzwakt door het nationalisme dat vooral tijdens de militaire periode was opgekomen. Het was daarom geen toeval dat de grootste leegloop richting de Nationale Democratische Partij, de partij van de militairen, plaatsvond.
Nog een belangrijke ontwikkeling in de geschiedenis van de Hindostanen was de massale emigratie naar Nederland. Hindostanen zijn door hun politieke leiders altijd bang gemaakt dat Creolen hen zullen onderdrukken als die aan de macht zouden komen. De toen bekende voorbeelden waren het buurland Guyana dat in de beginjaren zestig raciale botsingen heeft gekend, en Oeganda waar in de jaren zeventig Indiërs door de regering het land werden uitgezet. De voorstelling van zaken was dat (haast alle) Creolen stonden te springen om Hindostanen en andere groepen Suriname uit te schoppen. Dus was de onafhankelijkheid een goede reden om het land te verlaten. Dat is nog steeds een zeer gevoelige kwestie. Emigratie, vrijwillig of niet – waar ligt de grens overigens – is altijd een verlies: van familie, een land, een verleden en soms van herinneringen. Het leidt ook tot verdriet, gevoelens van verlaten of in de steek gelaten te zijn, van schuld en van wrok. Dat is vooral te merken als Hindostanen uit Nederland ‘op vakantie’ gaan naar Suriname. Het is wel zo dat deze gevoelens in de loop van de tijd afzwakken, maar de relaties ondervinden wel schade.
Hindostanen in Nederland onderhielden banden met verwanten in Suriname via geldovermakingen, het verzenden van postpakketten en familiebezoeken. Op die manier maakten zij ook ‘Nederlandse cultuur’ over. Voor de tweede generatie is dat een ander verhaal. Zij hebben de ervaring van migratie en verlies niet meegemaakt, al kunnen ze dat soms invoelen als ze emotioneel dicht bij hun ouders staan. Voor deze generatie is Suriname minder aantrekkelijk, deels omdat Suriname als (vakantie)land weinig interessant is, maar vooral omdat het alternatief India aan het worden is. De identificatie met India is makkelijker vanwege Bollywood, de grote variatie aan cultuur (geschiedenis, yoga, ayurvedische praktijken, filosofie, muziek, zang, dans, mode e.d.) en ook door de ontwikkeling van dat land tot een economische en politieke wereldmacht.
Zodoende werd de bestaande culturele verhouding tussen gemeenschappen in India, Suriname en Nederland versterkt. India was van oudsher aanwezig, hoewel de Hindostaanse cultuur in de loop van anderhalve eeuw, ondanks de periodieke opleving van Indiaas chauvinisme in Suriname en de invloed van Bollywood, aardig wat wijzigingen had ondergaan. De Surinaamse Hindostaanse cultuur was vercreoliseerd of verwesterd, wat onder meer tot uiting kwam in het frequente gebruik van Sarnámi en Sranantongo, de kleding, het eten, de muziek, de omgangsvormen, de humor, de afnemende religiositeit en het toenemend aantal gemengde stellen. En in Nederland zijn de Hindostanen sterk aan het verhollandsen, op ongeveer dezelfde punten als de vercreoliseerde Hindostanen in Suriname.
Het zelfbeeld
‘Wij zijn vooruitgegaan’, hoor je veel Hindostanen zeggen. Deze overtuiging is gebaseerd op twee elementen. Het eerste is de blijvende vestiging van onze voorouders in Suriname. Waren zij teruggekeerd naar India, zo is het verhaal, dan zouden wij nu leven zoals de mensen op het platteland van Uttar Pradesh en Bihar. Deze redenering veronderstelt dat de arme sloebers van de plantages en de boeren zich in Suriname hebben opgewerkt. Maar niet die in India. Daar zou het leven hetzelfde zijn gebleven als honderdvijftig jaar geleden. Dit is echter geen houdbare veronderstelling. Zoals de plantagearbeiders en de boeren in Suriname, zijn ook plattelanders in India naar de steden getrokken, hebben ondernemingen opgezet, onderwijs gevolgd, zijn de politiek ingegaan of zijn op een andere manier vooruitgegaan. Op het Indiase platteland zien we een deel van de achterblijvers, niet degene die ‘vooruit’ zijn gegaan. Let wel: een deel van de achterblijvers. Want daar woonden ook welgestelde grootgrondbezitters die niet tot de achterblijvers gerekend kunnen worden, omdat ze niet van plan waren in het buitenland te gaan werken. Op het platteland in Uttar Pradesh, bijvoorbeeld, zijn tal van ondernemingen, scholen en dienstverlenende bedrijven gevestigd.
Het tweede element van het Hindostaanse vooruitgangsgeloof bestaat uit een vergelijking met Creolen, die vooral door Hindostanen van de oudere generatie wordt gemaakt. Het heet dat Creolen weinig ambitieus zijn, voor de makkelijke weg kiezen, liefst profiteren, niet (kunnen) sparen en al hun geld graag uitgeven aan plezierige activiteiten. Hindostanen daarentegen zouden harde werkers zijn, die zuinig omgaan met geld, flink sparen en nadenken over de toekomst. Als dit verschil tussen de twee groepen inderdaad heeft bestaan, dan is het in elk geval sterk afgenomen. Met name de jongere Hindostanen, zowel in Suriname als in Nederland, verschillen nauwelijks van het Creoolse beeld. Hindostanen showen graag met grote huizen, dure auto’s, vakanties en feesten, ook religieuze feesten. Hun behoefte om te ‘laten zien’ is vermoedelijk het allerhoogste van alle Surinaamse groepen.
Zijn de Hindostanen vooruitgegaan? Deze vraag noodzaakt tot een vergelijking tussen twee momenten in de geschiedenis of tussen twee groepen. Ik betwijfel of wij vooruit zijn gegaan vergeleken met de mensen in India, maar we zijn wel vooruitgegaan ten opzichte van de boeren en arbeiders. Een dergelijke historische vergelijking geldt echter voor bijna alle opeenvolgende generaties in de wereld, dus ook voor de Creolen. Zijn we dan vooruitgegaan ten opzichte van de Creolen? Sinds de militaire staatsgreep zijn Creolen (en ook tal van Hindostanen) op verschillende manieren rijk geworden. De politiek bood hen toegang tot de staatskas, vergunningen, gronden, maar er zijn ook Creolen die zijn gaan studeren en medisch specialist, apotheker, advocaat of hoogleraar zijn.
Hindostanen kloppen zichzelf niet alleen graag op de borst, maar zijn ook gauw tevreden met hun resultaten. De ambitie is beperkt tot het behalen van een diploma, zelden om bovengemiddeld te presteren. We hebben iets van een Januskop: we zijn sterk gericht op de gemeenschap en laten graag weten wat de familie of kinderen (materieel) hebben bereikt, dus hoe goed wij het als ouders hebben gedaan. Anderzijds zijn we erg individualistisch. We geven weinig om andere families of etnische groepen. In die zin hebben Nederlanders gelijk als ze zeggen dat Hindostanen een naar binnen gekeerde groep vormen. Daarnaast valt op dat we weinig in de richting van creatieve beroepen gaan. De enkele schilder, zanger, danser, sporter of filmmaker vormen onvoldoende massa om te zeggen dat we als gemeenschap onze potentie over een breed front ontwikkelen. Juist in deze segmenten van de samenleving zien we, in Suriname en Nederland, meer Creolen. Is dat soms geen vooruitgang? Vooruitgang gaat niet alleen om geld, ook om wat je als gemeenschap in huis hebt.
Stellingen
Op grond van voorgaande summiere uiteenzetting van ontwikkelingen in het verleden en heden kan het volgende worden gesteld.
- Hindostanen eren hun voorouders nauwelijks. Afgezien van het verhaal dat onze voorouders met de Lalla Rookh in Suriname zijn gearriveerd en enkele klaagliederen, zijn wij weinig begaan met de offers en het lijden van onze voorouders. Creolen doen dat veel meer, zij koesteren als het ware het lot van de slaven.
- Hindostanen kennen weinig solidariteit. Onderling is dit sociaal gebrek bijvoorbeeld te zien aan de haast afwezige hulp aan hulpbehoevende individuele gezinnen of aan het geringe aantal donateurs voor goede doelen. Ook in de betrekkingen naar andere groepen zijn wij weinig coöperatief: aan stakingen en demonstraties doen wij niet mee, maar profiteren graag van de maatschappelijke resultaten.
- De vooruitgang van Hindostanen is eenzijdig, middelmatig en is al decennialang blijven steken. Dat is te zien aan het ondernemerschap, het intellectuele niveau en de artistieke beroepen. Wij spiegelen ons graag aan India, met name Bollywood, maar wat betreft eigen creatie zijn we niet verder gekomen dan de baithak gáná en een bruisend uitgaansleven.
* * * * *
Studiemiddag De Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland anno 2023
3 December 2023, Theater Zuidplein Rotterdam
In het kader van 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname en 50 jaar in Nederland zal worden gesproken over ontwikkelingen van de laatste 10 jaar binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland.
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat het aantal in Nederland geboren Hindostanen – de tweede generatie – in toenemende mate het aantal in Suriname geboren Hindostanen (de eerste generatie) overstijgt. Als ook nog wordt gekeken naar de derde generatie, de in Nederland geboren kinderen uit in Nederland geboren ouders, dan kan rustig worden gesteld dat er sprake is van een demografische transitie binnen de Hindostaanse gemeenschap. Deze verandering heeft gevolgen op uiteenlopende terreinen. Denk aan: cultuurbehoud en -ontwikkeling; religie; ouderen; jongeren; genderverhoudingen en emancipatie; sociaal-maatschappelijke issues.
Met deelnemers uit de eerste, tweede en derde generatie zal gediscussieerd worden over de positie van de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland nu de generaties geboren in Nederland de meerderheid vormen. Enkele vragen zijn: In hoeverre speelt afkomst nog een rol voor hun identiteit? Hoe gaan zij ermee om? Met welke specifieke problemen kampen zij? Hoe is de relatie tussen ouderen en jongeren?
Deelnemers ontvangen van tevoren meer informatie en stellingen op verschillende deelonderwerpen. Tijdens de studiemiddag zullen er geen lezingen worden gehouden, maar zal in huiskamersetting over verschillende thema’s worden gesproken.
De studiemiddag vindt plaats in Zaal Z van Theater Zuidplein van 13:00 – 18:00. Het aantal deelnemers is aan een strikt maximum gebonden. Belangstellenden kunnen vóór 1 november 2023 een e-mail sturen aan adhin-instituut@ziggo.nl met daarin vermeld: naam en de generatie waartoe u behoort. U krijgt voor medio november bericht over mogelijke deelname.
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Studiemiddag JAI 2023
Onthulling van het borstbeeld Dr.Mr.Drs. Jnan Hansdev Adhin
SURINAME • 10 november 2023
Onthulling borstbeeld Dr.Mr.Drs. Jnan Hansdev Adhin
Dr. Sophie Redmondstraat (t.o. de A.T. Calorschool)
Programma
10.30 – 11.00 Inloop / Ontvangst gasten – Soekdew Chotoe & Rakesh Adhin
11.00 – 11.10 Welkomstwoord MC / Enige woorden over het leven van J.H. Adhin – Mr. Carlo Jadnanansing
11.10 – 11.20 Toespraak Vertegenwoordiger van de familie – Rakesh Adhin
11.20 – 11.25 Toespraak Voorzitter Stg. Jnan Adhin Monument – Soekdew Chotoe
11.25 – 11.35 Toespraak vertegenwoordiger Minister van Onderwijs, Wetenschap & Cultuur – Mr. Ranu Ramautar
(Directeur Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs)
11.35 – 11.45 Toespraak President – Z.E. Chandrikapersad Santokhi
11.45 – 11.50 Kort gebed – Pt. Nitin Jagbandhan
11.50 – 11.55 Onthulling borstbeeld – President Chandrikapersad Santokhi
11.55 – 12.00 Omhanging mala’s – President Santokhi, Voorzitter Chotoe, Kinderen
12.00 – 12.30 Informeel samenzijn
LIVESTREAMING
Onthulling van het borstbeeld van Dr. Mr. Drs. Jnan Hansdev Adhin
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Suriname
Mijn ontdekking van Mauritius – Radjin Thakoerdin
Om mij heen hoorde ik vaker van familie, vrienden dat die naar Mauritius waren geweest met vakantie. Het deed mij niet zoveel. ‘Wat moet ik daar op een klein eiland gaan doen. Ik ben er binnen twee dagen uitgekeken’, dacht ik. Ja, Mauritius is een klein eiland in de Indische Oceaan, iets groter dan de provincie Utrecht. Het is zo een twaalf uur vliegen daarnaartoe. Dan ga ik liever naar India, Thailand of Maleisië. In 2000 had Rabin Baldewsingh in de eerste uitgave van het tweemaandelijkse tijdschrift Hindorama dat ik uitgaf, een reisverslag over Mauritius geschreven. Een paar dingen daaruit waren mij bijgebleven. Als liefhebber van het Sarnámi (de aan het Bhojpuri verwante Surinaamse taal) was hij vol enthousiasme naar Mauritius gereisd, omdat hij daar een levendige Bhojpuri-sprekende gemeenschap verwachtte aan te treffen. Daarin werd hij teleurgesteld. Verder was het eiland net getroffen door een cycloon en maakte een tamelijk troosteloze indruk. Bovendien had ik van een familielid een keer begrepen: “Huá kuch na bá, kháli bajár gaili.” (Daar is niets, ik ben alleen naar de markt gegaan).
Zo is het jarenlang gebleven dat ik geen interesse had naar Mauritius te gaan, totdat in 2022 Vinod Busjeet zijn boek Silent Winds, Dry Seas onder mijn aandacht bracht. Geboren en getogen in Mauritius en woonachtig in de VS, had hij een roman geschreven die zich voor het grootste deel afspeelt in Mauritius in de jaren ’50 tot begin ’70 van de vorige eeuw. Via onze gemeenschappelijke vriend Raj Mohan, had hij over mij en de website Hindorama gehoord. Hij vroeg zich af of ik aandacht zou willen geven aan zijn boek, omdat hij meende dat het verhaal bij veel Indiërs in de diaspora een gevoel van herkenning teweeg zou brengen. Dat leek mij een goed idee. Daarna werd ik door schrijver en dichter Walter Palm, die een recensie van de roman had geschreven, op het idee van een Nederlandse vertaling gebracht. Na wat wikken en wegen, dacht ik: ‘Waarom niet.’ Zeker met het oog op het 150ste herdenkingskaar van de Hindostaanse immigratie in Suriname en de aandacht voor het slavernij- en bredere koloniale verleden. Daar paste meer bekendheid met andere multiraciale maatschappijen als gevolg van westerse koloniale politiek goed in (Mauritius is achtereenvolgens door Nederland, Frankrijk en Engeland gekoloniseerd). Bovendien is Mauritius, vanwege de witte stranden, helderblauwe zee, unieke flora en fauna én een aangename temperatuur door het hele jaar heen een paradijselijke vakantiebestemming voor de geboren Nederlanders. Meer kennis over de achtergrond van zo een land en de bevolking is natuurlijk nooit weg.
In het boek kwam ik herkenbare personages en gebeurtenissen tegen en het stond voor mij vast dat ik het land van nabij zou willen leren kennen. Van de zomer heb ik er met vrouw en zoon twee weken doorgebracht. Het was daar winter, met een voor mij voortreffelijke temperatuur van rond de 25 graden. Het was geen orkaanseizoen en ik kwam tig mensen tegen met wie ik Bhojpuri kon praten. Velen vonden het enorm fijn dat te kunnen doen met een ‘buitenlander’. De geschiedenis wordt gekoesterd met de Aapravasi Ghat in Port Louis, waar de Indiase contractarbeiders voet aan wal zetten. Een plek die op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat, evenals Le Morne Brabant in het zuiden waar je het zware lot van de slaafgemaakten voelt. Grand Bassin oftewel Ganga Talao lijkt een stukje India. De veelkleurige aarde in Black River en Chamarel is een stukje nationale trots en symboliseert als het ware de verbondenheid en liefde van alle bevolkingsgroepen met de grond van Mauritius. En dan is er de internationaal vermaarde SSR botanische tuin, vernoemd naar Seewoosagur Ramgoolam, de politiek leider die het land in 1968 naar onafhankelijkheid leidde en de eerste minister-president was (het vliegveld en nog een aantal ander instituten zijn ook naar hem vernoemd). In deze tuin is er een enorme verscheidenheid aan inheemse tropische planten. Met een vriend van Vinod Busjeet hebben we een aantal plekken bezocht die in het boek worden beschreven met grappige namen als Madame Lolo en Trois Boutiques. Maar ook grotere plaatsen als Mahébourg, Curepipe en Quatres Bornes.
In de jaren ‘50/’60 waarin het verhaal van Stille Winden, Droge Zeeën zich grotendeels afspeelt, waren er nog weinig auto’s; nu staan de soms smalle wegen vol en kom je nauwelijks vooruit. En vooral niet wanneer orthodoxe aanhangers van Shiva een processie houden, waarbij ze een groot beeld van hun godheid op een kar voorttrekken. En tot ergernis van velen gebeurt dat niet meer een of twee keer per jaar, maar in sommige delen van het eiland wekelijks, met steun van lokale politici die zich van herverkiezing willen verzekeren. Men praat ook veel over corrupte politici. En over pandits (zeg maar bandits) die gelovigen voor de gek houden en alleen maar voor het geld gaan. Bij het bepalen van een datum voor een huwelijk worden zogenaamd de horoscopen geraadpleegd; de datum wordt in werkelijkheid gekozen aan de hand van de agenda van de pandit. Erger is het verhaal van een pandit die een keten van hardware winkels heeft en die gelovigen voorhoudt dat hij voor ceremonies spullen nodig heeft die alleen daar te koop zijn. Na de ceremonie neemt hij de spullen mee om die vervolgens weer te koop te zetten in zijn winkels. Volgens sommigen stappen meer en meer hindoes over tot het christendom.
Toevallig hebben we ook een hindoehuwelijk mogen meemaken van een Gujrati-Tamil koppel. Van 10.00-12.00 uur op de vrijdagochtend (dat was de tijd die waarschijnlijk als meest geschikt uit de horoscoop naar voren kwam). Er was veel gelijkenis met de huwelijken zoals wij die kennen, maar veel korter (twee uur was in principe al lang). Opmerkelijk was dat de pandits de rituelen in het Sanskriet en Hindi deden en vervolgens het paar en de aanwezigen in het Creools toespraken (de op het Frans gebaseerde gangbare taal in Mauritius, naast de officiële talen Frans en Engels). De lunch werd geserveerd op kunst bananenbladeren.
Eten op bananenbladeren is voor Mauritianen een nostalgisch iets. Als het maar even kan, doen ze het. De vele nog intact zijnde suikerrietvelden door het hele land, geven ook een sterk gevoel van verbondenheid met het verleden. Hoe lang dit nog zo zal zijn, is de vraag. We hoorden van verschillende mensen dat, als het aan de regering ligt, het hele land wordt volgebouwd om toeristen en expats te accommoderen. Er heeft zich een offshore banking sector ontwikkeld waar veel Zuid-Afrikanen werken. Het schijnt ook dat veel blanke Zuid-Afrikanen zich nu in Mauritius vestigen omdat ze zich in Zuid-Afrika niet meer veilig voelen. We hoorden dat zij, met de witte Franco-Mauritiaanse bevolking, op de mooiste plekken van het eiland wonen.
Er was genoeg te doen en te beleven, en zeker niet alleen de markt! De bazaars in Port Louis en Grand Baie waren overigens zeker een bezoekje waard. Zo ook de stranden van Grand Baie, Mont Choisy, Perybere en Trou aux Biche en, niet te vergeten, de vele eetgelegenheden. Mijn zoon had al snel de beste restaurants in Grand Baie, waar wij verbleven, ontdekt. Zo hebben we kunnen genieten van de lekkere seafood-, kerrie-, Creoolse en Chinese keuken. En konden we zien hoe een visser op een brommer zijn net gevangen tonijn kwam bezorgen bij het seafoodtentje waar we zaten (in een omgebouwde garage, leek het wel). Uit de Indiase keuken zijn dal puri en farata (soorten roti) dé streetfood gerechten waar mensen in een lange rij voor staan. Ook lekker en herkenbaar waren de gateaux piments (chili cakejes), eigenlijk gewoon onze phlauri. Grappig was te zien dat die ook in de vorm van onze bara’s worden gemaakt.
Waar Mauritius mij eerder niet kon boeien, denk ik eraan nog een keer te gaan en mij nog meer te dompelen in het leven daar. De mensen zijn erg vriendelijk en ik heb er nieuwe vriendschappen gesloten. Ik ontkwam er niet aan steeds een vergelijking met Suriname te maken. Het gaat om twee heel verschillende landen, maar met een vergelijkbare koloniale geschiedenis die tot een multi-etnische samenleving heeft geleid. Naar Mauritius is indertijd de grootste groep Indiase contractarbeiders verscheept (ongeveer een half miljoen). Deze kwamen uit verschillende delen van India. Van de thans meer dan een miljoen inwoners vormen hun nazaten bijna twee derde deel, waaronder veel afkomstig uit Zuid-India. De Creolen (nazaten van slaafgemaakten uit met name Mozambique en Madagaskar) vormen ongeveer een kwart van de bevolking en de rest wordt gevormd door Chinezen en afstammelingen van Franse kolonisten.
De roman Stille Winden, Droge Zeeën is naast het verhaal van de hoofdpersoon die opgroeit in Mauritius, ook het verhaal van het land, de weg naar onafhankelijkheid, corruptie en nepotisme. Geluiden die nog steeds klinken, maar tot nu toe wordt Mauritius gerekend tot een van de meest succesvolle ontwikkelingslanden. Tijdens de boekpresentatie op 9 november in Amsterdam zal meer te horen zijn over de geschiedenis van het land en zijn bevolking en anekdotes die overeenkomsten en verschillen met Suriname tonen.
Foto’s: Radjin Thakoerdin
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis