Hindorama

Let's get IN(fo)SPIRED!
  • HOME
  • ACTUEEL
  • CULTUUR
  • COLUMN
  • INTERVIEW
  • JAI
    • JNAN ADHIN INSTITUUT (JAI)
    • BIBLIOTHEEK
      • INFOSITE / EEN OVERZICHT
      • JNAN HANSDEV ADHIN
      • MIGRATIEGESCHIEDENIS
  • OVER ONS
    • CONTACT
    • WEBSHOP Sampreshan.com
    • VRIENDEN van HINDORAMA
    • ADVERTEREN
    • NUTTIGE LINKS | DOWNLOAD
WEBSHOP

Mahesvari Autar organiseert amusement met diepgang “Geen Manoranjan, maar Manobhanjan” – Bina Makhan

zondag, 21 augustus 2022 by Redactie Hindorama

Op donderdag 29 september 2022 organiseert DesiYUP Media Productions in de Doelen in Rotterdam ”Een ode aan klassieke Indiase muziek”. DesiYUP is in 2011 opgericht door Mahesvari Autar en inmiddels uitgegroeid tot een internationale muziekorganisatie. Het komende evenement in De Doelen is de aanleiding voor een kort interview met Mahesvari over haar beweegredenen om zich in te zetten voor het realiseren van een plaats voor de klassieke Indiase muziek op de reguliere podia in de Nederlandse theaters.

Mahesvari verwijst in dit verband naar een artikel dat zij geschreven heeft in het online blad “Om Rise Online”: Bhaja Govindam: Reduce Stress Through Indian Classical Music. Daarin beschrijft zij dat wetenschappelijk is bewezen dat het bezig zijn met muziek (luisteren, maken of zingen) de aanmaak van het knuffelhormoon oxytocine stimuleert. Zij maakt zich sterk voor het delen van betekenisvolle muziek met zoveel mogelijk mensen. “Hierdoor kun je je opladen en tot rust komen waardoor je weer geheeld verder kunt.”

Dit vind ik een nobel streven en probeer met dit korte artikel haar inzet onder uw aandacht te brengen. Want hoe je het ook draait of keert, alle inzet van gemotiveerden om klassieke muziek onder de aandacht van de gemeenschap te brengen staat of valt met onze bereidheid om kennis te willen nemen van het aanbod. Ja, in het begin is het vast even wennen om geen populaire Bollywoodmuziek voorgeschoteld te krijgen, maar heuse Ragas. Maar als je je er eenmaal voor openstelt, begint de schoonheid van de klanken je te omarmen.

Premier Modi en Mahesvari Autar

Mahesvari, kun je iets over jezelf en DesiYUP vertellen?
“Ik ben in Nederland geboren. Mijn moeder is in Suriname geboren en mijn vader in India. Ik heb Media en Journalistiek gestudeerd aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en heb de titel Master in Arts behaald. Ik heb DesiYUP in 2011 in de Kamer van Koophandel inge­schreven. Er zijn drie DesiYUP teamleden die tien jaar samen met mij actief zijn: Ashis Mathura, Dimitri Woei en Victor Joseph. Desi Yup bestaat uit drie onderdelen. Een onderdeel organiseert concerten, een ander onderdeel houdt zich bezig met communicatie advies en het derde onderdeel doet veel aan visuele ondersteuning. Het eerste concert hebben we in 2012 georganiseerd. In de afgelopen elf jaar hebben we meer dan 50 evenementen/optredens gedaan voor theaters, festivals en culturele organisaties. Ik ben ook Master of Ceremony geweest tijdens het bezoek van de president van India in 2022. In 2017 heb ik samen met ongeveer 20 mensen deelgenomen aan een meet and greet met premier Modi van India. Tussen al de mannelijke CEO’s van grote bedrijven was ik daar de jongste vrouw. In 2019 was ik een van de drie genomineerden voor Rotterdamse zakenvrouw van het jaar in de categorie ZZP.”

Hoe kwam je op het idee om DesiYUP op te richten?
“Het idee om DesiYUP op te richten kreeg ik tijdens het filmen voor de Organisatie Hindoe Media van de inauguratie van professor Chandersen Choenni in 2010 als bijzonder hoogleraar Hindostaanse Diasporastudies aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Ik weet niet meer of het zijn inaugurele rede was of de bijeenkomst zelf. Ik denk dat het een combinatie van factoren was waardoor ik mij realiseerde dat er een gat hier in Nederland is als het gaat om het ervaren van kunst en cultuur. Aan de ene kant heb je de traditionele manier van organiseren van events. Het gaat dan aan de ene kant om volksmuziek en -vermaak, zoals de Ram Lila of anderzijds om programmering in het Tropentheater van Indiase klassieke concerten. Maar het was altijd bedoeld voor een bepaald publiek en niet toegankelijk voor een breed publiek. Want waar zijn de jongeren, waarom komen ze niet? De jongeren gingen meer naar de Bollywoodconcerten of Hindi-pop feestjes. Dus iets wat daartussen lag, ontbrak naar mijn mening. Voor mijn eigen entertainment ging ik naar Londen. Daar bruiste het. Daar had je meer variatie op het gebied van kunst, cultuur, theatervoorstellingen en festivals. Het was daar veel groter, diverser en exclusiever. Hier in Nederland werden wel pogingen gedaan, maar er kwam niets duurzaams van de grond. Ik dacht toen: dit ga ik nu zelf doen! Ik ga het gewoon proberen. Ik wil andere vormen van kunst en cultuur en entertainment voor jonge mensen van mijn leeftijd (midden twintig toen) voor het voetlicht brengen. Zo ben ik begonnen. Ik had geen ervaring met het organiseren van concerten. Wist niet hoe het werkte bij theaters en wist niets van muziek. Ik ben gewoon in het diepe gesprongen. En 11 jaar later sta ik er nog steeds en hoor van mensen dat ik geen Manorandjan organiseer maar Manobhajan.”

Wie of wat geeft jou inspiratie dat je het na elf jaar nog volhoudt?
“Dat is de muziek zelf! Mijn drijfveer om de Hindostaanse gemeenschap op een positieve manier onder de aandacht te brengen kwam uit de muziek. Ik kijk niet weg van de problemen die ook onder de gemeenschap leven. Daar heb ik ook altijd aandacht voor gevraagd. Maar de Hindo­staanse gemeenschap is zo uniek. Ik denk dat we te bescheiden zijn. We moeten meer gebruikmaken van onze soft power. We moeten meer erkenning geven aan onze eigen talenten. We hebben veel amateurtalenten die zonder conservatorium opleiding mooie prestaties neerzetten. Deze parels hebben kansen, mogelijkheden en podia nodig om te laten zien wat ze kunnen. Ik wil hier een bijdrage aan leveren door hun een podium te bieden.”

Wat wil je nog meer bereiken?
“Naast het bieden van een podium aan onze jongeren wil ik ook aan mensen buiten onze gemeenschap laten zien dat wij ook kunnen organiseren. Dat wij ook in mooie theaters mooie voorstellingen kunnen maken. We hebben een moeilijke start gehad, maar kijk waar we nu zijn beland. Ik heb drie werelden in mij. De Surinaamse, de Indiase en de Nederlandse. Daar kan ik tussen laveren.”

Concert in De Doelen

Mahesvari vertelt wat het concert Muses of Mindfulness op 29 september 2022 te bieden heeft. In het eerste stuk krijgt het publiek het percussie instrument dholak te horen in een klassieke setting. Het concert begint met een instrumentaal stuk gespeeld op bánsuri (fluitinstrument) door Aura Rascón. Zij is leerling van Pandit Hariprasad Chaurasia en is afgestudeerd aan Codarts Rotterdam (gerenommeerde Hogeschool voor Kunsten waar men op bachelor niveau Indiase muziek kan studeren). Dit stuk is een energizer. Hier komen mensen na een drukke week van werk en afspraken tot rust. Je agenda laat je even voor wat het is.

In het tweede stuk, Celebrate Life, maken de luisteraars kennis met de bezielende stem van Diepak Ramjiawan. Hij is een jonge getalenteerde zanger uit de Surinaams- Hindostaanse gemeenschap. Spirituele muziek is Diepak letterlijk met de paplepel ingegoten. Hij komt uit een muzikaal gezin en heeft zijn vocale talenten door middel van zanglessen geperfectioneerd. De combinatie van deze klassieke zangtechnieken, zijn unieke stemgeluid en zijn verfijnd gevoel voor esthetiek maken het luisteren naar Diepak tot een waar genot. Aravinda Tedjai gaat Diepak op dholak begeleiden.

Het derde stuk heet Inner Calling. De aardse stem van Codarts Alumnus Prewien bekoort de harten van de luisteraars met Indiase Ragas. Ook tijdens zijn deel speelt Aravinda de dholak. Dit doet hij solo en in duo met de Indiase tablaspeler Tarang Poddar. Tijdens Muses of Mindfulness komen muziekwerelden samen: baithak, bhajans, mantra’s en rágas hoor je in het slotstuk. De kroon van deze voorstelling is een explosieve versmelting van emoties, tradities en technieken.

Dit klinkt mij geweldig in de oren en ik hoop dat nu meer mensen nieuwsgierig zijn geworden en onze jongeren binnen de Hindostaanse gemeenschap de erkenning geven voor hun bijdrage aan het willen behouden en doorleven van de cultuur die onze voorouders uit India meegenomen hebben.

DesiYup.com

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW
No Comments

De Hindostaanse opstand op Mariënburg in 1902 – Prof. Chan Choenni

donderdag, 28 juli 2022 by Redactie Hindorama

Prof. Chan Choenni

Inleiding
Op 30 juli 2022 is het precies 120 jaar geleden dat de grote opstand van Hindostanen op plantage Mariënburg met veel bloed­vergieten werd neer­ge­sla­gen. Op woensdagochtend 30 juli 1902 hadden Hindo­staanse opstandelingen de vrijlating geëist van de veertien vermeende schuldigen die op dinsdag 29 juli 1902 de plantagedirecteur James Mavor met houwers (kapmessen) hadden ‘doodgekapt’. Deze waren in de vroege ochtend van woensdag 30 juli 1902 door de Nederlandse koloniale regering met ondersteuning van de inderhaast van Paramaribo naar Mariënburg overgebrachte militairen gearresteerd in de zogeheten ‘koelielines’. Daar lagen aan de overkant, en op enige afstand van het fabriekscomplex en de woning van James Mavor, de immigrantenwoningen van de arbeiders. Enige uren na hun arrestatie rukten opstandelingen met geslepen houwers en stokken op naar het fabriekscomplex om de vrijlating van de veertien arrestanten te eisen die ter plekke werden vastgehouden. De autoriteiten, onder wie de procureur-generaal, ver­hinderden met ondersteuning van gewapende militairen dat zij het complex betraden. Na herhaaldelijke waar­schuwingen via tolken om het complex niet te naderen werd het vuur geopend op de opstandelingen. Ter plekke stierven zestien Hindostaanse contractarbeiders en later bezweken nog eens acht gewonden aan hun verwondingen. Deze zeer bloedige afloop kan als de zwartste bladzijde in de geschiedenis van de Hindostaanse contractarbeid worden beschouwd. Er waren overigens ongeveer veertig grote en kleine opstanden van de Hindostaanse contractarbeiders tijdens de contracttijd (1873-1920). Een andere grote opstand was in 1884 op plantage Zorg en Hoop – ook met een dodelijke afloop. Maar de opstand op plantage Mariënburg was bloediger en had meer traumatische gevolgen. De Hindostanen mochten hun doden niet zelf begraven. De zestien lijken werden in een massagraf gedumpt.

Plantage Mariënburg

Ter herdenking geef ik een reconstructie van deze grote opstand. Eerst wordt een korte beschrijving van plantage Mariënburg gegeven. Vervolgens komt het zogeheten voorspel aan bod: namelijk enkele ontwikkelingen die voorafgingen aan deze grote opstand. Tevens wordt de rol van James Mavor, de directeur van plantage Mariënburg besproken. Daarna wordt stilgestaan bij de redenen voor deze opstand, zoals de eis om meer loonsverhoging. Tot slot volgt een pleidooi voor compensatie door de voormalige eigenaar van plantage Mariënburg en de Nederlandse regering voor deze wreedheden.

De plantages Mariënburg en Alliance gelegen aan de Commewijnerivier.

Plantage Mariënburg
Plantage Mariënburg is gelegen aan de linkeroever van de Commewijnerivier in het district Commewijne. Deze plantage werd in 1745 gesticht door de weduwe Maria de la Jaille als investering. In 1754 bestond plantage Mariënburg uit 120 ‘akkers’ (ongeveer 4.000 vierkante meter) met koffiebomen plus een aantal kostgronden waarop bananen, tajerblad en koren werden verbouwd, alsmede een perceel met slavenhuizen (‘neegerhuysen’). Er werkten toen 133 Afrikaanse slaafgemaakten. In de jaren daarna verdubbelde hun aantal (Van Fulpen 2021: 90). Na diverse malen van eigenaar te zijn gewisseld, werd plantage Mariënburg in de negentiende eeuw een grote koffieplantage, maar werd vervolgens verwaarloosd. In 1880 werd de verlaten plantage Mariënburg samen met enkele omliggende plantages gekocht door de Nederlandsche Handels Maatschappij (NHM). De NHM vestigde hier een centrale suikerfabriek die het suikerriet van Mariënburg en de omliggende plantages moest verwerken. De in cultuur gebrachte plantage met het bedrijf Mariënburg CF werd in 1882 geopend en werd daarna een zeer succesvolle onderneming in Suriname. In de wandelgangen werden de plantage en het bedrijf kortweg aangeduid als Mariënburg. Voor de aanvoer van het suikerriet van de omliggende plantages naar de centrale fabriek en vandaar na verwerking in de fabriek naar de rechteroever van de Surinamerivier, werd een spoorweg aangelegd. Bij de plaats Belwaarde werd aan de haven een opslagloods gebouwd. De schepen konden daar aanmeren om de ruwe suiker in te slaan en te vervoeren naar Europa, waar de suiker werd geraffineerd.

Plattegrond spoorlijn. Van Fulpen 2021:17

 De raffinagefabrieken in Nederland deden goede zaken en veel Nederlanders vonden er emplooi. De NHM maakte dan ook grote winsten en floreerde. Het hoofdkantoor van de NHM was gevestigd in Amsterdam in een kapitaalpand aan de Vijzelstraat. De NHM werd na een fusie met de Twentsche Bank in 1964 een bankbedrijf onder de naam Algemene Bank Nederland (ABN). De ABN fuseerde vervolgens met AMRO-bank. ABNAMRO is nu een van de grootste bankbedrijven in Nederland.

Voormalig hoofdkantoor van de NHM aan de Vijzelstraat in Amsterdam; tegenwoordig bekend als gebouw De Bazel. De ingang van de Bazel met beelden van twee vrouwen uit de Koloniën.

Bedrijf Mariënburg
Na de nodige investeringen -zoals de aanplant van suikerriet- werd Mariënburg in 1884 operationeel als suikeronderneming en kon ongeraffineerde suiker worden geëxporteerd. Het aantal hectaren in cultuur gebracht land groeide gestaag van 108 hectaren in 1890 tot 2.600 hectaren in 1933. Het aantal tonnen suiker nam toe van ongeveer 30.000 ton in 1890 tot 190.000 ton in 1932.

De NHM was voordat het bedrijf Mariënburg werd opgezet al eigenaar van suikerplantage De Resolutie (luslusi) in het district Commewijne. Deze suikerplantage was gelegen aan de rechteroever van Commewijnerivier tegenover de plaats Nieuw Amsterdam. Omdat deze plantage dichtbij een zwampgebied lag en de opbrengst van suikerriet gaandeweg begon terug te lopen, besloot de NHM deze plantage op te heffen. Op plantage De Resolutie hadden Afrikaanse slaafgemaakten gewerkt en later werkten er een klein aantal Chinese contractarbeiders. Hindostaanse contractarbeiders namen vervolgens het werk over. Na het besluit om plantage De Resolutie op te heffen moesten de Hindostaanse contractarbeiders verhuizen naar Mariën­burg waar zij werden tewerkgesteld. Velen gingen onder protest mee omdat zij hun zelf aangelegde moestuinen moesten verlaten.

Het suikerriet werd per trein vervoerd (1922).

Het aantal arbeiders op Mariënburg groeide uit van 541 in 1890 tot meer dan 3.000 in 1930. Naast contractarbeiders werkten er ook zogeheten vrije arbeiders. In het begin werkten er vrijwel uitsluitend Hindostaanse arbeiders maar na 1890 werden gaandeweg steeds meer Javaanse arbeiders aangesteld. In het jaar 1900 -twee jaar voor de grote Hindostaanse opstand- werkten er 2.648 arbeiders, onder wie 1.6.32 contractarbeiders en 1.016 vrije arbeiders. Het aantal vrije arbeiders nam echter af; in 1920 waren van de in totaal 2916 arbeiders 142 vrije arbeiders en 2.772 contractarbeiders (Hoefte 1987). Gemiddeld heeft 20% van de Hindostaanse contractarbeiders en 25% van de Javaanse contractarbeiders in Suriname voor Mariënburg gewerkt. Daarmee is Mariënburg de grootste werkgever geweest van deze immigranten. Zoals vermeld lagen de immigrantenwoningen (de koelielines) aan de ene kant van de weg en aan de overkant, gescheiden door een sloot, lag het fabriekscomplex annex kantorencomplex. Daar bevond zich ook de directeurswoning. De arbeiders moesten een brug oversteken om dit complex te bereiken. De directeurswoning was op hoge neuten en van daar had men goed zicht op een groot deel van het terrein alsook op de koelielines aan de overkant.

Het kantorencomplex Mariënburg met een hek. De directeurswoning op Mariënburg.

Staking op plantage Alliance
Voordat de grote opstand op plantage Mariënburg eind juli 1902 uitbrak was het al flink onrustig geweest op de verder gelegen suikerplantage Alliance, waar eveneens Hindo­staanse contractarbeiders werkten. Alliance ligt stroom­opwaarts aan de rechteroever van de Commewijne­rivier. De Hindostaanse contractarbeiders van beide suikerplantages hadden contact met elkaar. Er werden doorgaans roeiboten gebruikt, maar er waren toen al ook stoomboten in de vaart die stopten bij de verschillende plantages. De arbeiders waren in het weekeinde vrij en hadden bovendien relatief veel vrije feestdagen; de hindoes hadden 32 feestdagen en de moslims 16 feestdagen per jaar. Eind juni 1902 waren er problemen tussen de Hindostaanse arbeiders en de leiding van plantage Alliance, waar de Schot A.G. Knott directeur was. De humaan ingestelde gezagvoerder Alex Shedden ging in het voorjaar van 1902 met een kortstondig verlof naar Europa en over zijn waarnemer waren veel arbeiders ontevreden. Zij klaagden over ‘een sedert het vertrek van den gezagvoerder ingevoerde aanmerkelijke verlaging der loonen en over minder goede behandeling door een der Hindostaanse hoofdlieden’. De klacht betrof dus loonsverlaging en het optreden van de sardaar Abdoolah. In deze regio waren er toentertijd twee districts­commis­sarissen aangesteld. Op de plaats Ephrata zetelde districtscommissaris H. J. Kremer voor het gebied Cottica en Boven-Commewijne waar plantage Alliance onder viel. Deze districtscommissaris was niet geliefd onder de arbeiders. Districtscommissaris H. Van Breen van Beneden-Commewijne, waar plantage Mariënburg onder viel, had wel oor voor de klachten van arbeiders en genoot meer vertrouwen. De Hindostaanse contractarbeiders mochten klachten indienen bij de districts­­commis­saris over hun behandeling door de leidinggevenden van hun plantage. Op zaterdag 28 juni 1902 staakten Hindostaanse en Javaanse arbeiders op plantage Alliance het werk. Een 137-tal, namelijk 100 Hindostanen en 37 Javanen gingen zonder toestemming van de waarnemende gezagvoerder van plantage Alliance en ‘met voorbijgang van hunnen op Ephrata wonenden districtscommissaris’ Kremer naar het nabijgelegen Frederiksdorp waar districts­commis­saris Van Breen zetelde. Zij klaagden bij hem over te zwaar werk ‘in verband met het geringe loon en over den hoofdman’ (Koloniaal Verslag 1903, bijlage M). Van Breen hoorde hun grieven aan. Hij raadde hun aan terug te keren naar hun plantage en het werk te hervatten. Zij werden met een stoomboot teruggestuurd. De houwers die zij hadden meegenomen werden zekerheidshalve in beslag genomen, in zakken verpakt en teruggestuurd. De ontevreden arbeiders bereikten om 11.00 uur in de ochtend op 29 juni 1902 hun plantage die -zoals gezegd- formeel onder het gezag van districtscommissaris Kremer viel. Op zondagochtend 29 juni 1902 bezocht Kremer vergezeld van een tolk en twee politiebeambten daarom plantage Alliance om een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de werkstaking.

Trolley op een spoorbaan.

Jumpa Raygaroo
De waarnemend gezagvoerder liet districtscommissaris Kremer weten dat de contractarbeider Jumpa Raygaroo de leider (de ‘hoofdopruier’) van de werkstaking was. Daarop liet Kremer Raygaroo arresteren, namelijk hem ‘binden’. Het Koloniaal Verslag 1903 vermeldt dat daarna:

de overige koelies onrustig werden en begonnen te roepen dat, als hun makker werd gebonden, zij ook wilden gebonden worden, want dat deze niets meer had gedaan dan zij. Toen op hun geroep Jumpa Raygaroo niet werd losgelaten, begonnen zij tegen het gebouw op te dringen, waar zich, behalve de districts-commissaris, ook nog 2 politiebeambten, een tolk, de waarnemende gezagvoerder en een opzichter der plantage bevonden, en eindelijk met steenen en flesschen in het kantoor te werpen.

Kremer voelde zich onveilig en liet eerst door de politie­beambten zes revolverschoten

‘op de koelies lossen, gaf daarna last om Jumpa Raygaroo los te laten, verliet vervolgens met allen die bij hem waren, door een achterdeur het kantoor en vluchtte in de bottelarij van de gezagvoerderswoning, waar de koelies hem echter ontdekten en met stokken mishandelden. Na die mishandeling verlieten ze hem, doch kort daarop kwam één hunner, die een schot in de bil had gekregen, hem zeggen, dat hij niet bang meer behoefde te zijn en niet meer mishandeld zou worden, waarop die koelie hem naar de woning van den eigenaar der plantage bracht. De waarnemende gezagvoerder, de opzichter en de politie-beambten, die tegelijk met den districts-commissaris Kremer uit het kantoor waren gevlucht, werden eveneens door de koelies achterhaald en zoodanig met stokken geranseld, dat zij zeer ernstige verwondingen opliepen.

Gezien de mishandelingen van deze autoriteiten kwam in de middag van 29 juni 1902 om vier uur districts­commis­saris Van Breen aan op plantage Alliance om de orde te herstellen. Het lukte hem ‘met den besten uitslag de koelies tot kalmte’ aan te manen en langzamerhand werden de gemoederen ‘tot bedaren’ gebracht. Vanuit Paramaribo waren op dezelfde dag ook de procureur-generaal en agent-generaal Barnet Lyon met een detachement van 26 militairen en politieagenten vertrokken met een stoombarkas. Toen zij ’s avonds om half negen in de buurt van plantage Alliance arriveerden, vernamen ze van districtscommissaris Van Breen, die hen ‘een eindweegs was tegemoet gevaren’, dat de rust op Alliance was hersteld. Er werd besloten het detachement door te zenden naar de naburige plantage Nieuw Meerzorg en zelf daar te gaan overnachten. Op beide volgende dagen werd door de procureur-generaal, op diens verzoek bijgestaan door districtscommissaris Van Breen en de agent-generaal een nauwkeurig onderzoek ingesteld naar de oorzaken van de ontevredenheid. Op plantage Alliance werd spoedig een andere gezagvoerder aangesteld en de lonen voor enkele werkzaamheden werden iets meer verhoogd. Daarna was de rust teruggekeerd dankzij de bijzondere inspanningen van districtscommissaris Van Breen. Niettemin werd een rechtszaak gevoerd over deze opstand van Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders. Bij vonnis van het Hof van Justitie van 4 oktober 1902, n°. 24, werden:

‘één Nederlandsche en zestien Britsch-Indische immi­grant­en van de plantage Alliance schuldig bevonden aan weerspannigheid door aantasting van een ambtenaar en ondergeschikte ambtenaren van politie, handelende ter uitvoering van algemeene verordeningen gepleegd door meer dan twintig gewapende personen en deswege onder aanneming van verzachtende omstandigheden ieder veroordeeld tot gevangenisstraf voor den tijd van zes maanden, met bepaling dat zij buiten de gevangenis aan openbare werken zullen mogen worden te werk gesteld en hoofdelijk in de kosten van het geding.’ (Koloniaal Verslag 1903, bijlage M).

Directeur James Mavor
De directeur van plantage Alliance, de eerdergenoemde Knott was in 1882 gepolst om directeur van de nieuwe suikerplantage Mariënburg te worden. Hij weigerde echter en de NHM moest buiten Suriname op zoek gaan naar een geschikte directeur die deze grote onderneming zou gaan leiden. In het naburige Brits-Guyana werd de directeur van de grote suikerplantage Rosehall, de Schot James Mavor, bereid gevonden om deze taak op zich te nemen. Mavor werd beschreven als een grote persoonlijkheid die in staat was met ‘koelies en negers’ te werken. Mavor vertrok op 17 juli 1883 naar Suriname en was toen 38 jaar. Hij begon met de opbouw van Mariënburg. Mavor wist tot zijn gewelddadige dood op 29 juli 1902 deze onderneming succesvol te leiden. Hij verdiende 10.000 guldens per jaar en had naast een riante woning recht op allerlei extra’s, zoals een verloftoelage van 5.000 guldens per jaar. Ter vergelijking: het gemiddelde loon van mannelijke Hindostaanse contractarbeiders was iets minder dan 200 guldens per jaar. Mavor werd toentertijd als een machtige man in Suriname beschouwd vanwege de grote inkomsten uit de belasting die werd geheven op de export van suiker. Directeur James Mavor en zijn staf voerden echter op plantage Mariënburg een streng regime. Vooral toen de zogeheten suikercrisis uitbrak moesten bezuinigingen worden doorgevoerd. Er werd gepoogd om tegen een zo laag mogelijk loon maximale arbeidsprestaties te bereiken. Over de arbeidsprestaties van Hindostaanse contract­arbei­ders was men doorgaans zeer tevreden.

Er werd terdege ingezien dat de koelies het uiterste van zichzelf vergden door 4 uur in de ochtend op te staan, een eenvoudige maaltijd te gebruiken, van 6 uur inde ochtend tot en met 4 uur in de middag veldarbeid of 10 uur per dag fabrieksarbeid te verrichten, daarna in hun moestuinen of op percelen tot voorbij het vallen van de avond door te werken, alles in en om hun woningen in goede orde te onderhouden; daar was niets op aan te merken (Ferrier 1998: 112).

Bij overtreding van de regels van het arbeidscontract, zoals het niet beschikbaar zijn voor arbeid (werkweigering) en desertie waren er zware straffen. Er waren om de twee weken rechtszittingen, waarbij een zogeheten omme­gaan­de rechter straffen oplegde. De directeur en de opzichters mochten de arbeiders niet zelf straffen; dat gebeurde doorgaans pas na een rechtszitting. Na veroordelingen werden degene die een gevangenisstraf kregen en zich opstandig gedroegen soms veroordeeld tot de zogeheten kromboei. De Britse consul die in Paramaribo zetelde en moest toezien op de naleving van de rechten van de Hindostaanse contractarbeiders klaagde daarover. De gouverneur en agent-generaal durfden echter niet te veel tegen Mavor in te gaan vanwege de grote inkomsten die door Mariënburg werden gegenereerd. Mavor werd Massa Mewa genoemd. Massa is verbastering van het Sranan woord Masra dat baas betekent. Mavor genoot respect. Hij was echter niet geliefd bij de arbeiders. Er waren soms ook communicatieproblemen. De tolken konden niet altijd alles goed vertalen, vooral wanneer het emoties en agressie betrof.

Eis voor loonsverhoging
Het minimumloon was 60 cent per dag voor mannen en 40 cent voor vrouwen. Men werkte meestal volgens het principe van de werktaak. De veldarbeiders moesten onder meer het suikerriet (af)kappen van de toppen en het riet (uit)dragen en tevens ook de trenzen schoonmaken. Het werk werd verdeeld per ‘bed’ (een bepaald oppervlakte). Op plantage Mariënburg klaagden de arbeiders dat het werk te zwaar was en er werd ook per afgeronde werktaak betaald. Bovendien was er een tekort aan arbeiders omdat er in India een uitbraak was van de pest. In 1900 was een zending van Hindostaanse contractarbeiders geannuleerd. Volgens het Koloniaal Verslag van 1903 had het bedrijf Mariënburg in 1901 mede daarom werkovereenkomsten gesloten

met een aantal koelies, afkomstig van Demerara en Trinidad, die altijd over te zwaar werk klaagden en den slechten geest onder het volk niet weinig aanwakkerden. Alle pogingen door den agent-generaal en den districts-commissaris van Beneden-Commewijne aangewend, om de loonen te doen verhogen, waren tevergeefs.

Er waren loonsverlagingen ingevoerd per werktaak en de eerdergenoemde districtscommissaris Van Breen pleitte voor loonsverhogingen. Het lukte mannelijke veldarbeiders niet meer om 80 cent of meer per dag te verdienen. Zo vertelde de contractarbeider Emambux (afkomstig uit Brits-Guyana) dat hij vroeger (vóór 1900) vier, vijf of zelfs zes gulden per week kon verdienen. Er werd in principe vijf dagen per week gewerkt. De laatste jaren was het loon minder geworden en de week vóór de opstand verdiende hij f3,30 per week (Ferrier 1998: 106, 108). Op 27 juli 1902 weigerde een groep rietkappers om hun werktaak uit voeren. Er werd 15 cent per ‘bed’ betaald. De opzichter Hermelijn kon Mavor ervan overtuigen een loonsverhoging toe te kennen voor de ‘langste bedden’. Zijn argument was ‘omdat arbeiders over zo’n verren afstand het riet hadden uit te dragen’. Hermelijn kondigde deze voorgenomen loonsverhoging tot 24 cent per ‘bed’ aan. De arbeiders waren daar echter niet tevreden mee en zochten Mavor op in zijn kantoor. Zij gedroegen zich daarbij ordelijk (Bhagwanbali 2011: 107). Mavor besloot daarop om zelf naar het veld te gaan om de ‘bedden’ te inspecteren.

Bedrijfslogo Mariënburg. Directeur James Mavor op poster van Film Het geheim van Mariënburg.

Op dinsdag 29 juli 1902 kwam Mavor te paard om de ‘bedden’ te inspecteren. In het Koloniaal Verslag 1903 staat het volgende:

De heer Mavor beloofde zelf naar het werk te komen kijken en met dat doel begaf hij zich ’s middags omstreeks 3 uur te paard naar het veld. Daar aangekomen liet hij door eenige rietkappers een vaam suikerriet opstapelen, waarna hij beloofde het loon nog iets te zullen verhoogen.

 Een deel van de rietkappers, zowel Hindostaanse als Javaanse contractarbeiders, weigerde echter tegen de geringe loonsverhoging verder te werken. Het waren voornamelijk arbeiders die op ‘de langen bedden waren geplaatst’; zij zaten of op de dam of in het rietveld. Zij wilden districtscommissaris Van Breen hierover spreken en kregen van Mavor te horen dat drie van hen daarvoor een verlofpas konden krijgen. Daarna volgde de dramatische gebeurtenis. Het Koloniaal Verslag vermeldt:

Toen de heer Mavor zich daarop wilde verwijderen, begonnen eenige Britsch-Indische immigranten naar hem rietstokken te werpen en te vervolgen. Ook de hem vergezellende opzichters werden op dezelfde wijze aangevallen. De gezagvoerder (Mavor -C.C.) sprong toen op zijn paard en reed hard weg, de opzichters op een aldaar wachtende locomotief, gevolgd door een tweehonderdtal razende en tierende, met houwers gewapende koelies, uit wier geschreeuw van maro, maro! (slaan, slaan) nu ten duidelijkste bleek, wat ze in hun schild voerden. Voor het kantoor steeg de heer Mavor van het paard, liep even naar binnen om den zich aldaar bevindenden mede-agent der Handelsmaatschappij mede te deelen, wat er gebeurd was en na dezen verzocht te hebben om hulp te telephoneeren, begaf hij zich naar de suikerfabriek. De inmiddels uit het veld aangekomen koelies, wier aantal aanmerkelijk was toegenomen, begonnen nu de telephoonpalen af te hakken, waardoor de telephonische gemeenschap tusschen het kantoor en het op 15 minuten afstand gelegen politiestation werd verbroken en deden een aanval op het kantoor en den winkel.

Directeur Mavor gewelddadig omgebracht
De woedende arbeiders kwamen zo dreigend op directeur Mavor af dat hij naar de fabriek vluchtte. In de fabriek haastte het personeel zich naar de bovenverdieping toen ze de directeur, gevolgd door de opstandige menigte, zagen aankomen. De arbeiders stonden schreeuwend en scheldend buiten. Om te voorkomen dat ze de boel zouden stukslaan, ging Mavor naar buiten. Zij ‘vielen den heer Mavor met houwers aan, waarna zij hem bloedend en verwond op de meest barbaarsche wijze afmaakten’. Mavor kreeg van alle kanten houwer- en stokslagen en was een kwartier later dood door 47 kap- en steekwonden. Sommige bronnen melden overigens dat Mavor in de fabriek bleef en daar werd gedood (Hira 1982; Hoefte 1987). Uit de getuigenverhoren over de dood van Mavor die vier dagen in beslag namen, blijkt dat de eerste houwerslag op het hoofd hem buiten was toegebracht. Wel waren er stenen naar hem gegooid toen hij zich in de fabriek bevond en was hij toen al gewond geraakt aan het hoofd. Bloedend kwam hij naar buiten en verzocht de opstandelingen tevergeefs hem niet te doden (Ferrier 1998: 106). De woedende menigte bekogelde vervolgens schreeuwend alle stafhuizen met stenen en flessen. Het zij opgemerkt dat Mavor zich ongewapend te paard begaf en ook na zijn vlucht zich niet terugtrok in zijn huis, maar naar de fabriek ging. Hij kon thuis boven de hoge trap zijn Winchester rifle (geweer) ter hand nemen en eventueel schieten. Maar ‘hij begaf zich naar de opgewondenen… erop rekenende, dat zijn invloed groot genoeg was om hen tot bezinning te brengen.’ (Waller 1965: 109). Mavor had vanwege zijn negentien jaar ervaring met de Hindostaanse contractarbeiders blijkbaar niet verwacht dat zij ertoe over zouden gaan hem te doden. Hij was er overigens van overtuigd dat er geen opstand op Mariënburg zou uitbreken onder zijn strakke leiding. Het zij vermeld dat de NHM (te Amsterdam) vanwege bezuinigingen opdracht had gegeven de lonen te verlagen en Mavor had terug­ge­schreven dat loonsverlaging niet mogelijk was. Toch werd het laden van suikerriet van 20 cent per ton teruggebracht tot 15 cent.

Detachement militairen
Het verminkte lijk van Mavor met vele kapwonden werd naar zijn woning gebracht. Districts­commissaris Van Breen riep de hulp van de autoriteiten in Paramaribo in met een bericht: ‘Opstand op Mariënburg! Directeur is vermoord!’. Hij stelde voorts de gouverneur via een telefoonbericht op de hoogte van de gewelddadige dood van Mavor, de vernielingen en de wanorde op plantage Mariënburg en de nabijgelegen plantage Zoelen. In Paramaribo werd besloten hardhandig op te treden tegen de opstande­lingen. Er werden snel twee stoombarkassen in gereedheid gebracht van de dienst Koloniale Vaartuigen. Samen met de procureur-generaal, de advocaat-generaal, agent-generaal Barnet Lyon en 30 politieagenten vertrok een groot detachement bestaande uit 94 militairen om 18.00 uur uit Paramaribo richting Mariënburg. Ook vanuit het Fort Nieuw Amsterdam vertrok een detachement van 29 militairen richting Mariënburg. Er waren berichten dat de opstandige arbeiders gewapend met houwers zich op Mariënburg en de nabijgelegen plantage Zoelen ophielden. In de avond omstreeks 21.00 uur kwamen de autoriteiten en de 123 militairen op plantage Mariënburg aan. De in 1895 geboren heer Bhola die als jongen op plantage Zoelen woonde, gaf het volgende beeld van de sfeer:

Op deze dag bevond ik mij op weg naar de winkel van de Chinees Yaw om boodschappen te doen. Plotseling zag ik soldaten van het regiment Nieuw-Amsterdam op de weg, richting Mariënburg gaan…zag ik boten bemand met soldaten die vanuit de stad kwamen en de Comme­wijnerivier opvoeren. Ik snelde naar huis …Mijn ouders haasten zich naar Zoelen om mijn broertjes op te halen. Op Zoelen dreigde er ook een opstand uit te breken. De arbeiders maakten een plan om de gehate Sardaar, de koeliehoofdman Ramharak, op te ruimen. Maar door de reeds aangekomen troepenmacht op Mariënburg zagen ze hiervan af. Op Jaglust (Aklos) werd er ook een Sardaar gekapt… Mavor heb ik gezien. Hij bereed een groot bruin paard. Om zijn hoofd had hij een doek en daarop een grote hoed. Hij had geen al te groot postuur. (Djwalapersad & Mac Donald 1988: 24).

Direct na aankomst van de autoriteiten en de militairen op Mariënburg werd alles geïnspecteerd en een strategie bepaald om de verdachten te arresteren.

Woningen van contractarbeiders te Mariënburg. Foto J.F. Hennequin

Gewelddadige confrontatie
Op woensdagochtend 30 juli 1902 werd om 5.30 uur in de ochtend opdracht gegeven tot een zogeheten reveille (ontwaken). Het detachement marcheerde om 5.45 uur naar het (hoofd)kantoor van de plantage Mariënburg. Omdat er grote problemen werden verwacht bij het arresteren van de daders en hun leiders werd de gezaghebbende districtscommis­sa­ris Van Breen hiermee belast, daarbij ondersteund door veertien politiemannen en twintig militairen. Men wilde de arbeiders niet provoceren. Niettemin werden meer dan zestig militairen op afstand -en gewapend- als reserve gehouden. Omstreeks 7.45 uur werden de arbeiders geacht naar de suikerrietvelden te vertrekken om te werken. Districtscommissaris Van Breen vertrok naar de koelielines om de verdachte arbeiders te arresteren. Hij keerde met veertien arrestanten terug die door enkele getuigen als de hoofddaders waren aangewezen, onder wie ook een Javaan. Bij de arrestatie had Van Breen geen verzet ondervonden. Enkele arbeiders hadden hem wel toe gesnauwd: ‘Aph kaun tjied ke wagti kare hai? Soeroe karde ham log ke djaan lene ko’. (Waarop wachten jullie nu op? Begin ons te doden). Om 8.00 uur werden enkele contractarbeiders verhoord door de procureur–generaal.

De arbeiders weigerden aan het werk te gaan. Bij de brug over de looskreek die de koelielines scheidde van het kantoorcomplex en stafwoningen merkte districtscommis­saris Van Breen dat een groot aantal Hindostanen en Javanen de daar staande slijpstenen in gebruik had genomen om houwers te slijpen. ‘Verscheidene koelies waren toen bezig hunnen houwers te scherpen’, terwijl zij allen ’s morgens hardnekkig hadden geweigerd aan het werk te gaan, aldus het Koloniaal Verslag. Uit het geroep, het heen-en-weer geloop en geschreeuw van de grote groep leidde Van Breen af dat verzet op handen was. Om 8.45 uur begonnen de arbeiders zich te verzamelen. Districtscommissaris Van Breen was met de arrestanten bij het hoofdkantoor aangekomen toen gemeld werd dat van alle zijden woedende arbeiders met houwers naderden. Het gerucht ging dat drie groepen arbeiders, elk ettelijk honderden personen sterk, van verschillende zijden op het hoofdkantoor afkwamen waar de autoriteiten zich ophielden. Het was inmiddels 10.00 uur. De militairen en politie waren al gewapend aangetreden. De Javanen en de Hindostanen vormden elk een groep die van de rechterzijde naderde. Verder naderde een heel grote groep Hindostanen vanaf de hoofdweg het terrein van het hoofdkantoor. Allen eisten vrijlating van de arrestanten. Via een tolk werden de arbeiders verzocht rustig naar huis te gaan, maar dat had een averechtse uitwerking. Zij bleven nog harder schreeuwen om vrijlating van de arrestanten. Het demonstratief laden van geweren en het opzetten van de bajonetten maakten geen indruk op de woedende menigte.

De procureur-generaal gaf in drie talen, het Hindostaans, het Sranan (Neger-Engels) en het Javaans, via de tolken de opdracht aan de arbeiders om terug te keren naar de koelielines. Maar hun houding werd steeds dreigender. Zij hieven een oorverdovend geschreeuw aan en eisten vrijlating van de arrestanten. De procureur-generaal wilde niet meteen de aanval openen. Hij liet de sommatie om terug te keren nog tweemaal herhalen. De militaire commandant, luitenant Pet, schatte in dat de gevolgen niet te overzien zouden zijn wanneer zijn detachement frontaal in botsing zou komen met de grote overmacht van woedende arbeiders. De procureur–generaal liet de tolken nogeens tweemaal de eerdere sommatie herhalen. Maar de arbeiders drongen langzaam op richting de brug die toegang gaf tot het kantorencomplex. Zij riepen: ‘maro, maro’ (slaan, slaan). De Javaanse groep drong niet verder op. Zij namen een afwachtende houding aan en bleven op een ‘eerbiedige afstand’ staan.

24 doden
Er werd bevolen het gebied van het kantoorcomplex niet te betreden. Toen de opstandelingen ‘over de tevoren vastgestelde lijn’ gingen, gaf Luitenant Pet het middelste detachement opdracht het vuur te openen, en daarna aan de rechtervleugel van het detachement. Er volgde een salvo. De linkervleugel heeft niet gevuurd omdat de Javaanse groep massaal op de vlucht sloeg na het horen van het eerste schot. Het Koloniaal Verslag 1903 (bijlage M) geeft het volgende relaas:

De procureur-generaal, den hachelijken toestand ziende, waarin het detachement militairen en de ambtenaren zich bevonden gaf verlof om te vuren. De menigte tot vijf malen toe gesommeerd om uit elkaar te gaan en zich rustig te gedragen, antwoordde daarop met ‘gehoe’ een eigenaardig geschreeuw, dat minachting beduidt. De immigranten, waarschijnlijk in de overtuiging dat, er niet geschoten mocht worden, drongen steeds meer en meer op, en toen moest eindelijk van de vuurwapenen gebruik worden gemaakt. Zeventien Britsch-Indische immigranten werden gedood en 39 gewond. Van de gewonden stierven er later nog zeven. Dit optreden der militairen maakte een diepen indruk op de oproérige menigte. Zij stoof onmiddellijk uit elkaar en den volgenden morgen hervatte het grootste deel der arbeiders het werk.

Hoewel er slechts één salvo was gegeven, waren sommige militairen blijven doorvuren. Met enige moeite was het commandant Pet gelukt om het vuren te doen staken. Een commandant van de troepen in Suriname, F. Boissevain, liet op 3 augustus 1902 aan de gouverneur weten:

Die rapporten geven mij aanleiding op te merken dat de troep…teveel patronen verschoten heeft. De commando’s zijn goed gegeven …Daar slechts één salvo is bevolen hadden hoogstens 40 patronen verschoten mogen zijn: nu zijn er op dat oogenblik 91 verbruikt… Door de manschap­pen van luitenant Brandt zijn er 26 verbruikt (zie verder: Bhagwanbali 2011: 100-125).

In totaal werden er 117 schoten op de arbeiders gelost en vielen meer dan zestig Hindostaanse arbeiders neer. De overige opstandelingen vluchtten naar de koelielines. Dertien Hindostaanse arbeiders waren ter plekke dood; twee overleden kort daarna en een overleed onderweg naar het hospitaal. Naast deze zestien doden zijn later nog acht Hindostaanse arbeiders overleden in het militair hospitaal in Paramaribo. Sommige bronnen, zoals het Koloniaal Verslag 1903, hebben het over zeventien doden en zeven gewonden die later overleden. Er werden twintig vlijmscherp geslepen houwers op het slagveld in handen van de doden en gewonden of naast hen op de grond aangetroffen. Na de slachting was alles rustig. In de fabriek van Mariënburg werden nog enige werkzaamheden verricht en de militairen hielden de wacht op strategische posten.

Ongebluste kalk
De lijken van de omgekomen arbeiders werden op een rij naast elkaar gelegd en enige tijd zo gelaten om als een afschrikwekkend voorbeeld te dienen. Daarna werden ze vervoerd op een trolley (trollie), een spoorwagen die met de hand wordt bediend. Zij werden in een massagraf gegooid en met twee lagen ongebluste kalk (calciumoxide) overdekt, zodat de beenderen snel zouden vergaan (Jhauw 1984: 65). Agent-generaal Barnet Lyon heeft nog tevergeefs geprotesteerd tegen deze ‘begrafenismethode’, omdat geen rekening werd gehouden met hindoe- en moslim­gebruiken en -tradities. De autoriteiten wilden echter alle herinneringen uitwissen en geen pelgrimsplek laten ontstaan. Barnet Lyon vertrok spoedig daarna naar Nederland met groot verlof en is niet meer teruggekomen naar Suriname. Djwalapersad & Mac Donald (1988: 8, 24) stelden over de plek van het massagraf:

De lijken van de doorgeschoten arbeiders werden gedumpt in een grote kuil (barka garjiha) en overgoten met tjuna, ongebluste kalk. Dit graf ligt vermoedelijk aan de overkant van de houtzagerij in Mariënburg…de doden werden met de trollie (spoorwagen) vervoerd. In de fabriek werd ongebluste kalk gebruikt bij het zuiveringsproces van de suiker.

Archeoloog Ben Mitrasingh bij de verroeste machines op Mariënburg.

Er zijn pogingen ondernomen om dit massagraf te vinden. De Hindostaanse archeoloog B. Mitrasingh heeft tot april 2016 tevergeefs gezocht naar de plek van het massagraf.

Consternatie
22 gewonde arrestanten werden in de voormiddag van 30 juli 1902 samen met het lijk van Mavor -op verzoek van zijn echtgenote- per boot naar Paramaribo overgebracht. Daar werd de boot aan de Waterkant opgewacht door een nieuwsgierige en opgewonden menigte. De in India geboren Mahadew Gangaram Panday die als jongen in Paramaribo heeft gewoond, maakte de komst van het lijk van Mavor in Paramaribo mee:

Op de middag van 30 juli 1902 slenterde Mahadew langs de Waterkant. Hij zag toen ter hoogte van het Politiebureau, lontu house, bij de platte brug een grote oproerige menigte. Mahadew wilde er meer van weten en ging een kijkje nemen. Toen schrok hij hevig en deinsde terug. De menigte was woedend en deed lelijke uitlatingen aan het adres van de Brits Indiërs…terwijl de menigte bij de platte brug stond, arriveerde een barkas met soldaten, politieagenten, gewonde Hindostaanse arbeiders en een lijkkist. De menigte was woedend en gooide met stenen naar de gewonde arbeiders, en wilde hen te lijf gaan. De jonge Mahadew snelde, geschrokken door dit alles, naar huis…Mavor werd begraven op Jacobus Rust, een nu verdwenen begraafplaats. (Djwalapersad & Mac Donald 1988: 31).

De brute aanslag op Mavor bracht veel consternatie met zich mee en de Hindostaanse contractarbeiders raakten erdoor in diskrediet. Jhauw (1984: 65):

De lijkstoet en de brancards en rijtuigen met gewonden trokken veel belangstellenden. De stemming was zeer verbitterd. Beesten, ellendelingen, bloedhonden, moorde­naars, dat waren de namen waarmee het publiek de gewonde immigranten ontving. Om te voorkomen dat het op baldadigheden zou uitlopen had men goede maatregelen getroffen voor een snel transport. Voorts was op de dag van de begrafenis de vlag van het gouverne­ments­hotel halfstok gehesen.

Hindostanen werden in de straten van Paramaribo ‘getart, uitgejouwd, gemolesteerd en zelfs aangevallen’. Op 31 augustus 1902, de jaarlijkse konverjari (Koninginnedag) werd flink gefeest, gedronken en gescholden op de koelies. De autoriteiten deden een beroep op de gemeenschap om zich te beheersen. Niettemin werd gepleit voor het invoeren van ‘catting’: het geselen met een zweep (chatkun) van contractarbeiders die de wet overtraden. De rechtszitting begon op 18 oktober 1902 en het vonnis volgde op 5 november 1902. De voorstanders van het geselen stelden dat de straffen te licht waren. De discussie over invoering van het geselen was al opgelaaid toen in 1891 een contractarbeider de directeur van plantage St. Barbara had doodgekapt. Gouverneur Savornin Lohman verbood echter destijds de invoering van ‘catting’ dat wel werd toegepast in Brits-Guyana. De doodstraf noch geseling werd ingevoerd na het vonnis in 1902. Overigens was Mavor wel voorstander van geseling als straf (Ferrier 1998: 109, 110,125).

In 1940 werd de begraafplaats Jacobsrust in Paramaribo waar Mavor begraven lag, ontruimd om woningen te bouwen voor de opvang van Joodse vluchtelingen. De resten van Mavor zijn toen herbegraven op de begraafplaats Karangsarie bij plantage Mariënburg, waar ook andere directeuren van Mariënburg waren begraven.

Grafsteen van Mavor bij Mariënburg.

Redenen
De rechtszittingen namen vier dagen in beslag en de arrestanten verklaarden dat er ontevredenheid bestond over het loon. Van hen werden acht schuldig be­vonden aan ‘doodslag in vereniging’ en werden veroordeeld tot twaalf jaar dwangarbeid in de gevan­ge­nis. De namen van de veroordeelden zijn: Deokali, Budree, Mohan­goo, Natha, Ganpat, Charru, Sheosing en Herdith. De overige veertien werden vrijge­sproken. Een van de ver­oor­deelden was de opstandeling Dhoen-Dhoen. Hij zou de hoofddader zijn geweest; hij zou Mavor als eerste hebben ‘doodgekapt’. Tijdens het proces werd Budree als hoofdader aangewezen; dit was hoogstwaarschijnlijk de achternaam van Dhoen-Dhoen. Er werd beweerd dat Mavor ‘een buitenechtelijke affaire’ zou hebben gehad met de vrouw van Dhoen-Dhoen en dat was voor hem de directe reden geweest voor het doden van Mavor (Ferrier 1998: 105, 130). Dhoen-Dhoen kreeg later gratie van koningin Wilhelmina en werd een vrij man. Omdat Dhoen-Dhoen jarenlang was geketend kon hij niet meer lopen; hij was mank geworden. Een informante van 85 jaar vertelde in 2012 dat zij Dhoen–Dhoen heeft gekend:

Dhoen-Dhoen sleepte zich voort op handen en voeten. Ik heb hem gezien in de Jodenbreestraat. (Ham dekhli Dhoen-Dhoen kaise raha Jodenbreestratwa me). Zijn ellebogen en knieën bloedden telkens bij het voortslepen. Een maráthin (halfblanke) vrouw had medelijden met hem. Zij heeft hem naar een schoenmaker gebracht. De schoenmaker heeft voor hem leren omhulsels laten maken voor knieën en ellebogen, zodat zijn lichaam niet in contact kwam met de grond en hij daardoor niet telkens verwond raakte.

Later bewoog Dhoen-Dhoen zich voort op een wagentje op wielen door Paramaribo. Dhoen-Dhoen werd geres­pecteerd door de contractarbeiders vanwege zijn vermeende eerwraak. Volgens een informante die op Mariënburg in 1924 was geboren had Mavor ook een Hindostaanse ‘buitenvrouw’ die op Alkmaar woonde en had kinderen met haar. Ferrier (1998: 130) stelde dat in de archieven van NHM die hij heeft bestudeerd niets hierover is terug te vinden, maar hij acht dit ‘als meer dan heel en zeer waarschijnlijk’.

Het gewelddadige optreden van de militairen op Mariënburg had veel beroering teweeggebracht, ook bij de autoriteiten en plantage-eigenaren. Men zag in dat het ingrijpen van het leger wel erg rigoureus was geweest. De soldaten, zo werd aangenomen, waren in het nauw gedreven en hadden in paniek gehandeld. Een Schotse planter, eigenaar van plantage Burnside in Coronie, eiste een grondig onderzoek. Hij meende dat de immigratie van Britse onderdanen moest worden stopgezet zolang dit onderzoek niet was verricht. Hij stelde dat Hindostaanse opstandelingen wisten dat er op hen zou worden geschoten en de gevolgen daarvan hadden aanvaard. Een andere planter meende echter dat de opstandelingen dachten dat de geweren met los kruit waren geladen. Daarom weigerden zij gehoor te geven aan de sommaties (Ferrier 1998). Leden van de Tweede Kamer in Nederland stelden nog vragen aan de Minister van Koloniën. De Minister van Koloniën, A.W.F. Idenburg verklaarde onomwonden dat de misstanden van de kant van de leidinggevenden op Alliance en Mariënburg tot deze opstanden hadden geleid (Hoefte 1987). Maar men ondernam geen actie om dergelijke excessen in de toekomst te voorkomen. De officiële rapporten spraken over een loonconflict dat uit de hand was gelopen. De werkelijke problemen op de plantages, zoals de slechte werk- en leefomstandigheden en machtsmisbruik door eigenaren en opzichters werden niet onderkend. Van de zijde van Hindostaanse contractarbeiders is -zoals gezegd- betoogd dat Mavor Hindostaanse vrouwen seksueel intimideerde, hetgeen de reden was voor hun gewelddadige actie jegens hem. Het Koloniaal Verslag 1903 gaf echter een welhaast racistische verklaring van de toedracht:

Een complex van oorzaken is de aanleiding geweest tot de hierboven medegedeelde gebeurtenissen, doch wat bij menschen van anderen volksaard hoogstens aanleiding zou hebben gegeven tot lijdelijk verzet of het inbrengen van klachten, leidde bij de Britsch-Indische immigranten met hun licht ontvlambaren aard tot verzet en moord.

De autoriteiten in Suriname en in Nederland vroegen zich na deze opstand nog af hoe dit geweld voorkomen had kunnen worden. Het optreden werd geëvalueerd, maar van de kant van het gezag in Suriname bekende men geen schuld en maakte men geen excuses.

Het vervallen fabrieksgebouw van Mariënburg.

Vloek?
Na deze grote opstand in 1902 op Mariënburg bleef het wat betreft collectief verzet op enkele stakingen na, tot begin jaren dertig relatief rustig. Het zij vermeld dat op Mariënburg een monument is opgericht waarop de namen van de doden staan vermeld ter herinnering van deze bloedige episode uit de Hindostaanse geschiedenis. Er is ook een monument ter nagedachtenis van de Javaanse contractarbeiders. Er werd beweerd dat door de bloedig neergeslagen opstand een vloek zou rusten op Mariënburg. Opmerkelijk genoeg kwamen de twee volgende directeuren om bij heel bizarre ongelukken. De eerdergenoemde Alex Shedden, die directeur werd van Mariënburg, kwam om bij een treinongeluk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) kon geen meel (‘blom’) worden ingevoerd in Suriname. Er was daardoor geen bakbrood in Suriname. Op 1 juli 1918 bracht het stoomschip Gorton dat suiker kwam ophalen bij Belwaarde, ook zestien zakken meel voor Mariënburg. Direct na aankomst zou het meel per trein naar Mariënburg worden gebracht, waarna het gebakken brood gratis beschikbaar zou zijn voor iedereen van plantage Mariënburg. Omdat de trein met de zakken meel niet op tijd kwam, besloot directeur Shedden persoonlijk met een zogeheten trolley/trollie naar Belwaarde te gaan om polshoogte te nemen. Onderweg kwam plots de trein de bocht om en Shedden kon niet tijdig remmen. Het remmen van de trolley moest handmatig gebeuren. Directeur Shedden kwam onder de trein terecht. Zijn lichaam werd gruwelijk verminkt. Ook de nieuwe directeur E.W.J. Juta onderging een tragisch lot. Hij maakte op 22 september 1923 een dodelijke val. Tijdens controle van de werkzaamheden in de fabriek stapte hij op een stellage, waarvan de planken los lagen. Hij viel achterover naar beneden en overleed een dag later. Er werd ook beweerd dat er vreemde dingen gebeurden op Mariënburg en dat het daar spookte (Van Fulpen 2021: 32-34).

Mariënburg Rum, Black Cat en Borgoe.

Er werd ook rum gestookt en de rumstokerij werd in 1911 vernieuwd; in 1954 werd een nieuwe grote stokerij gebouwd van zeven verdiepingen. De Mariënburg Rum werd populair alsook de Black Cat en later, toen Mariënburg al was opgeheven, werd de Surinaamse rum Borgoe populair.

In 1922 werd hele fabriek vernieuwd en rond 1930 ging het minimumloon voor mannen van 60 cent naar 80 cent en voor vrouwen van 40 cent naar 60 cent. Het bedrijf Mariënburg raakte in verval en werd –inclusief een schuld van 6 miljoen– in 1973 overgenomen door de Surinaamse overheid voor een symbolisch bedrag van 1 gulden. Het bedrijf Mariënburg ging in de jaren tachtig als bedrijf ten onder.

Monument voor de slachtoffers van Mariënburg onthuld in 2006.

Jaarlijkse herdenking
Er bestaat een Stichting Gevallen Helden 1902. Jaarlijks wordt de grote opstand van 1902 herdacht. Bij deze herdenking worden kransen en bloemen bij het monument op het Plein van 30 juli 1902 te Mariënburg gelegd, voorafgegaan door gebeden van diverse geestelijken en enkele culturele voordrachten. De namen van de zestien gedode Hindostaanse arbeiders met hun contractnummer zijn: Ashruf 846 Y, Somaro 255 Bb, Goptar 220 Ee, Asgan 1342 R, Gurdin 968 U, Jeuna 150 V, Kanisakhya 275 V, Takhurddin 108 Ee, Chadi 183 Aa, Husen-Ali 257 X, Ramautar 378 W, Ramudi 198 X, Leedar 841 X, Surajbali 364 W, Kiskun 263 W en Ramdhari 176 Aa. Later overleden acht aan hun verwondingen : Launjari 232 W, Balay 1128 W, Mohabir 173 Bb, Dayaram 220 I, Gopie 944 U, Baksenem 645 I, Budram 1130 Y en Haeseek 1228 CC (zie ook: Bhagwanbali 2010: 122,123).

Er bestaat echter geen consensus over de juistheid van de namen van deze slachtoffers die worden geëerd op het plakkaat van het monument in Mariënburg. Het zij vermeld dat de Hindostaanse filmproducent Abdul Rahman in opdracht van de toenmalige hindoe-omroep OHM een film over de opstand in Mariënburg heeft gemaakt met als titel: Het Geheim van Mariënburg. De film werd in 2014 uitgezonden op de televisie in Suriname en in Nederland.

Javaanse herdenkingsmonument plantage Mariënburg onthuld in 2010.

Eerherstel Mariënburg
De NHM en indirect de Nederlandse Staat heeft goed geld verdiend aan de arbeid van vooral Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders op Mariënburg. Er heeft zich daar ook een van de bloedigste opstanden in 1902 in de geschiedenis van Suriname voltrokken waarvoor de Nederlandse Staat en de NHM medeverantwoordelijk droegen. Compensatie lijkt dan ook geboden. Gedacht kan worden aan een project Eerherstel Mariënburg. Dat zou inhouden een renovatie van de fabriek als industrieel erfgoed. De distilleerderij van zeven verdiepingen zou kunnen worden ingericht als een uitkijktoren. De directeurswoning zou kunnen worden hersteld en als documentatiecentrum/ museum kunnen fungeren. Mariënburg zou zo meer dan thans het geval is een belangrijke toeristische functie kunnen krijgen. In het jaar 2000 werd een dergelijk plan deels uitgevoerd. In de directeurswoning werd een klein museum gevestigd.

Maar in 2004 en 2005 wordt tot verbazing van alle bewoners, de fabriek plotseling ontmanteld. Industrieel erfgoed of niet, drie maanden lang zijn slopers bezig met snijbranders de fabriek in kleine stukken te hakken. Metalen tanks, boilers en pompen worden als schroot verkocht. Bulldozers, draglines en tractoren worden weggehaald…Het museum wordt leeggehaald en de antieke meubelen die erin stonden verdwijnen spoorloos (Van Fulpen 2021: 206).

Gelukkig staat de structuur van het fabrieksgebouw en de distilleerderij overeind, alsook de fundamenten van de directeurswoning. Maar het blijft schandalig dat op deze wijze wordt omgegaan met het Nederlands en Surinaams erfgoed en de historie. De Nederlandse regering en ABNAMRO samen met de Nederlandse Bank zouden dan ook de financiering van het project Eerherstel Mariënburg voor hun rekening moeten nemen alsook het beheer voor de eerste vijf jaar.

In het kader van compensatie voor het slavernijverleden heeft op 1 juli 2022 De Nederlandse Bank terecht een bedrag van 10 miljoen euro gereserveerd voor projecten om de funeste gevolgen te compenseren. Voorts komt er een slavernijmuseum in Amsterdam onder meer gefinancierd door de gemeente Amsterdam. De Stad Amsterdam was betrokken bij de slavernij in Suriname en op de Antillen. Er is al een slavernijmuseum op Curaçao in Willemstad in de wijk Cura Hulanda dat grotendeels is gefinancierd door de filantroop Jacob Gelt Dekker. Het is merkwaardig dat in Suriname waar juist de wreedste vorm van slavernij heeft geheerst geen slavernijmuseum is! Ik heb de burgemeester van Amsterdam, mevrouw Femke Halsema, hierover aangesproken tijdens de herdenking van 149 jaar afschaffing van de slavernij in het Oosterpark te Amsterdam. Zij stelde dat zij niet gaat over een slavernijmuseum in Suriname. Dat is een vreemd standpunt. Suriname was een kolonie van Nederland. De Nederlandse Staat en de verschillende steden hebben geprofiteerd van de slavernij en zouden dan ook het tot stand brengen van een slavernijmuseum in Suriname moeten ondersteunen. Gedacht kan worden de plek naast het Fort Zeelandia in Paramaribo. Het is eveneens vreemd dat de grootste plantage van Suriname, Mariënburg, er zo verwaarloosd en verlaten bij ligt. In het kader van reparations zou de voormalige eigenaar van Mariënburg zich moeten ontfermen over het erfgoed Mariënburg. Een dergelijk project Eerherstel Mariënburg moet overigens apart worden gezien van het reparations traject over het slavernijverleden van Suriname.

Gebruikte Literatuur
Bhagwanbali, R. (2010), De nieuwe awatar van slavernij: Hindoestaanse migranten onder het indentured labour systeem naar Suriname 1873-1916, Den Haag: Amrit.

Bhagwanbali, R. (2011), Tetary, de koppige., Den Haag: Amrit.

British Library, Emigration to Surinam; practice of punishing Indians by imprisonment in irons – ref. IOR/L/PJ/6/303, File 1201 – date: 25 Jul 1891

Choenni, Chan E.S. (2016), Hindostaanse Contractarbeiders 1873-1920. Volendam: LM Publishers.

Djwalapersad, R. I. & R.W. Mac Donald (1988), De laatste stemmen van immigranten, Paramaribo; Djehaaj productions,

Ferrier, Leo H. (1998), De moord op James Mavor, in: Hindostanen, Paramaribo: Stichting Hindostaanse Immigratie.

Fulpen, Har van (2021), Leven en werken op plantage Mariënburg, Amsterdam: Uitgeverij Drukwerk.

Hira, Sandew (1983), Van Priary tot en met De Kom, Rotterdam: Futile.

Hoefte, Rosemarijn (1987), Control and resistance: indentured labor in Suriname, in: New West Indian Guide/ Nieuwe West-Indische Gids no: 1/2, p.1-22.

Internationalsteam.co.uk, The Railways of Surinam, Plantation Railways.

Hoefte, Rosemarijn (1998), In place of slavery, Gainesville: University of Florida.

Handelingen Tweede Kamer, Koloniaal Verslagen 1899, 1902 en 1903, Den Haag.

Jhauw, Ramnarain (1984), Surinam ke bharat vanschi, Paramaribo.

Mc Leod, Cynthia (1997), Tweemaal Mariënburg. Surinaamse historische roman, Schoorl: Conserve.

Morpurgo, J. (1904), Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1905, Paramaribo.

Waller, Thomas (1965), Surinaamse herinneringen van Boer Thomas, Paramaribo.

***

Bekijk op youtube TRAILER: Het geheim van Mariënburg – Cry of a cursed plantation (2013)

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Nederland, Suriname
No Comments

President Santokhi en het boemerangeffect – Hans Ramsoedh

maandag, 25 juli 2022 by Redactie Hindorama

Dr. Hans Ramsoedh publicist en historicus

Burgers staan op waar politici falen. De huidige protestdemonstraties in Suriname tegen het beleid van de regering-Santokhi getuigen daarvan. Tijdens de verkiezingen in mei 2020 beloofde Santoki en zijn partij, de Vooruitstrevende Hervormingspartij (VHP) na tien jaar wanbeleid van de regering-Bouterse een eind te maken aan financieel-economische chaos, corruptie en nepotisme. Politici die zich schuldig hadden gemaakt aan corruptie zouden worden vervolgd en het gestolen geld zou worden teruggehaald. Wo set’en [wij gaan orde op zaken stellen] was de leuze van Santokhi en zijn partij. Het was stoere en klare taal van Santokhi als oud-politiecommissaris en oud-minister van Justitie en Politie die kiezers aansprak. Hij kreeg dan ook het vertrouwen van de kiezer. Wij zijn inmiddels twee jaar verder en de president heeft zijn beloftes niet waar gemaakt: Veel geblaat en weinig wol, niet doen wat je zegt en niet zeggen wat je doet. Een groot deel van de bevolking heeft het gevoel met een pur bruku, wer bruku-scenario [van de wal in de sloot] oftewel A srefi kaka naga tra frey frey [dezelfde shit maar nu van andere strontvliegen] te maken hebben.

Boemerangeffect
We kunnen de huidige protestdemonstraties (Organic Movement) in Suriname dan ook beschouwen als een boemerang recht in het gezicht van president Santokhi. De boemerang is vooral bekend van de Aboriginals in Australië. Het is een gebogen werpstok die door zijn speciale vorm de eigenschap heeft bij de werper terug te komen. Door de Aboriginals werd de boemerang in het verre verleden gebruikt als een oorlogswapen en later als graaf- of jachtwerktuig. Inmiddels wordt de boemerang door niet-Aboriginals gebruikt om mee te spelen. In ons taalgebruik heeft de boemerang al enige tijd een plaats verworven en het begrip ‘boemerangeffect’ is inmiddels gemeengoed. Een boemerangeffect kan worden vergeleken met het gezegde ‘wat je zaait zul je oogsten’

Demonstranten voor het Kabinet van de president, 19 juli 2022 Foto: Suriname Herald

De feiten zijn bekend, maar het is wellicht goed om, zonder uitputtend te zijn, een aantal van deze zaken hier nogmaals kort te benoemen: nepotisme viert hoogtij, vriendjes­politiek bij de toekenning van domeingronden, stilzwijgend toezien dat Ronnie Brunswijk een minister (Diana Pokie) de laan uitstuurt die weigert mee te werken aan corruptieve praktijken op het Ministerie van Grondbeleid en Bosbeheer en tolereren dat de opvolgster van Pokie (Dinotha Vorswijk) feitelijk opereert als de assistente van Ronnie Brunswijk bij de toekenning van domeingronden aan zijn familie en politieke vrienden. Daarnaast zijn er nog allerlei dubieuze deals die weliswaar zijn afgeblazen maar waarover de president in gebreke is gebleven de samenleving te informeren,waaronder de oprichting van de naamloze vennootschap New Surfin om kapitaal aan te trekken en die bemenst zou worden door partijgenoten van Santokhi; de overeenkomst met een schimmige Deense onder­neming (HPSG) over de bouw van een waterstoffabriek en de intentieverklaring over het aangaan van een lening van US$ zeven miljard bij een dubieuze Italiaanse onder­neming.

Daarnaast heeft Santokhi te maken met vicepresident Ronnie Brunswijk als een ongeleid projectiel die zich weinig gelegen laat liggen aan wat de president vindt. Feitelijk heeft Suriname sinds 2020 twee kapiteins aan het roer: de ABOP-ministers die verantwoording schuldig zijn aan en geleid worden door vicepresident Ronnie Brunswijk en de VHP-ministers geleid door president Santokhi. Vanaf dag één is Santokhi, zoals de woordkunstenaar Paul Middellijn het stelt, in een aboma-brasa [omhelzing door een boa] van Brunswijk verstrikt geraakt waarbij hij er maar niet in slaagt zich hieraan te ontworstelen.
Op één terrein heeft de regering-Santokhi succes geboekt: de vervolging en veroordeling van de president van de Centrale Bank van Suriname en twee medewerkers, de directeur van de Surinaamse Postspaarbank en van oud-minister van Financiën (Hoefdraad) die verantwoordelijk worden gesteld voor de verdwijning van enkele honderden miljoenen tijdens de regering-Bouterse. Van het terughalen van de verdwenen miljoenen is echter geen sprake.

Punt is ook dat de president een kijk heeft op de sociaal­economische situatie die contrasteert met de realiteit voor de bevolking. Daar waar hij spreekt over financieel-economische stabiliteit, verkeert het land nog steeds in een diepe crisis met een inflatie van boven de zestig procent. Er stierven de afgelopen week enkele baby’s in het ziekhuis vanwege het gebrek aan neonatale zorg. Snelgroeiende onvrede onder diverse lagen van de samenleving is dan ook het gevolg. Het is dan ook niet verrassend dat langzamerhand het imago van Santokhi als crime fighter en redder van het Surinaamse volk in duigen ligt. ‘Chan is zwak, Chan is bang, jokkebrok Chan, Chan ga naar huis, je hebt jouw kansen verspeeld’ zijn veelgehoorde uitspraken op sociale media over president Santokhi.

Uitslaande veenbrand 
Langzamerhand ontstond als gevolg van het beleid van de regering-Santokhi en het gebrek aan daadkracht een smeulende veenbrand in de bodem van de Surinaamse samenleving die afgelopen week uitsloeg en bovengronds kwam. Directe aanleiding vormde het fraudeschandaal op het ministerie van Financiën waarbij de staat voor meer dan SRD zevenenveertig miljoen (circa € 1.8 miljoen) lichter kon worden gemaakt.
Onder aanvoering van jonge activisten gingen duizenden de straat op met een eisenpakket waaronder het terugdraaien van de benoemingen van vrienden en familie (zo ook de benoeming van de presidentsvrouw in verschillende functies en van Leo Brunswijk, broer van Ronnie Brunswijk), de verlaging van de brandstof- en energieprijs, adequate medische zorg en bescherming van de consument tegen woekerprijzen. De protestacties in Suriname zijn duidelijk geïnspireerd door die elders in de wereld zoals recentelijk in Sri Lanka. Afgelopen week zagen we de bestorming door duizenden betogers van de ambtswoning van de Sri Lankaanse president die vervolgens het land uitvluchtte. De leiders van de protestdemonstraties in Suriname hebben ook gekozen voor de strategie van bivakkeren op het Onaf­hanke­lijkheidsplein, zoals elders in de wereld, totdat hun eisen zijn ingewilligd.

Protestdemonstratie in Paramaribo op 19 juli 2022. Foto: Suriname Herald

Verklaarde president Santokhi aanvankelijk dat hij niet peinsde over een eventueel aftreden en dat de NDP van Bouterse achter de acties zou zitten, in een tele­visieverklaring kwam hij op zijn schreden terug en zei de boodschap van de betogers begrepen te hebben. Hij verklaarde bereid te zijn met een afvaardiging van de actievoerders in dialoog te gaan. Het dagblad De Ware Tijd schreef dat het statement van Santokhi ‘de toon had van een president die neerdaalde naar het niveau van zijn volk en bijna als een smekende vader schuld heeft bekend en verbetering heeft beloofd’ (20 juli 2022).
Feitelijk staat de president met de rug tegen de muur. De leiders van de protestdemonstraties hebben aangegeven met de president in dialoog te gaan pas nadat uitvoering is gegeven aan minimaal drie van de zeven gestelde eisen: het terugdraaien van alle onrechtmatige recente grond­uit­gifte, het terugdraaien van alle benoemingen van vrienden en familie te beginnen met de benoemingen van de presidentsvrouw en Leo Brunswijk, en het transparant oplossen van het corruptieschandaal op het ministerie van Financiën.

Met zijn oproep tot dialoog is de president bezig met damage control en de uitslaande veenbrand onder controle te krijgen. Duidelijk moge zijn dat succes afhankelijk zal zijn van de mate waarin de president erin slaagt dat te doen wat hij tijdens de verkiezingen in mei 2020 heeft beloofd: Wo set’en.
Ronnie Brunswijk trachtte zijn politieke huid te redden door aan de actievoerders te beloven dat hij binnen vierentwintig uur de benoemingen van zijn broer zal intrekken. Het is afwachten in hoeverre Brunswijk de daad bij het woord zal voegen want op eerdere kritieken op zijn benoeming van familie verklaarde hij ‘mi famiri mu njan tu’ [mijn familie mag ook wel mee eten]. Waar de president aanvankelijk weinig daadkracht toonde bij het schandaal rond toekenning van domeingronden aan politici en hun familie en vrienden verklaarde hij als reactie op de eis van de actievoerders dat van alle personen die in strijd met de procedures domeingrond hebben gekregen (Sabaku­pro­ject) de toekenningen worden ingetrokken. Het is een eerste handreiking, maar er zal nog veel meer water door de Surinamerivier moeten vloeien om de geest weer in de fles te krijgen.

Krokodillentranen van de NDP 
Het is illustratief voor het gebrek aan transparantie bij deze regering dat het fraudeschandaal door de oppositie naar buiten werd gebracht. Uit het voorlopig onderzoek komt naar voren dat de hoofddader een ambtenaar op het ministerie van Financiën is die samen met enkele medestanders verantwoordelijk is voor het fraude­schan­daal en dat van politieke betrokkenheid daarbij geen sprake is. Het zijn personen die weet hebben van het falende controlesysteem bij Financiën en vervolgens hun slag hebben geslagen. Het betekent dat er op het ministerie controlemechanismen (checks and balances) ontbreken waarvoor de minister politiek verantwoordelijk is.
In De Nationale Assemblée (DNA) is het Melvin Bouva van de NDP geweest die deze kwestie aan de orde heeft gesteld. Het is een goede zaak dat DNA-leden dit soort zaken aan het licht brengen. We ontkomen echter niet aan de indruk dat Bouva politieke munt uit deze kwestie probeert te slaan. Door het fraudeschandaal namelijk te politiseren en te doen voorkomen alsof aan de regering gelieerde personen zich schuldig hebben gemaakt aan de miljoenenfraude waarbij hij zelfs het bedrag van SRD vijfhonderd tot SRD negenhonderd miljoen (!) in plaats van 47 miljoen noemde, tracht hij de aandacht af te leiden van de honderden miljoenen USD die door de regering-Bouterse zijn leeggeroofd bij de Centrale Bank. Bouva is nota bene een van de personen die genoemd worden bij de grootschalige corruptie bij de Naschoolse Opvang (begeleiding van kinderen na schooltijd en verstrekking van voeding aan hen) tijdens de regering-Bouterse, een project dat de lading kreeg van ‘het odium van een corrupte operatie’. Het was een njan patu [zelfverrijking] voor een aantal betrokken personen onder wie Bouva. Vriend en vijand zijn het erover eens dat de corruptie tijdens de regering Bouterse nog nooit zo omvangrijk was, zelfs niet in de jaren tachtig tijdens de militaire dictatuur.
Het corruptieschandaal bij Financiën is dan ook een ‘geschenk uit de hemel’ voor de NDP om daarmee de eigen corruptieve praktijken te verdoezelen. Met andere woorden, als de NDP roept dat zij ‘ernstig bezorgd’ is over de ontstane situatie in het land, het volk verpaupert en dat de corruptie tot extreme hoogte is gestegen dan zijn dat krokodillentranen en onderdeel van haar desta­bilisatie­politiek.
Deze partij heeft bij haar vertrek na de verkie­zings­nederlaag in mei 2020 de tactiek van de verschroeide aarde toegepast. Terwijl er in juli 2020 nauwelijks geld was om salarissen van ambtenaren uit te betalen, waren in de maanden voorafgaand aan de verkiezingen circa zesduizend ambtenaren in dienst genomen en was een verhoging van vijftig procent toegekend aan alle ambtenaren. Op de valreep verhoogde de regering-Bouterse salarissen van ministers, directeuren en onderdirecteuren van departementen, werden op de verschillende ministeries honderden personen benoemd als ‘beleidsmedewerker’ of ‘beleidsadviseur’ (zelfs schoon­makers en wachters). Of ze ooit invulling hebben gegeven aan hun beleidsadviseurschap mag ernstig worden betwijfeld. Al deze maatregelen van de vertrek­kende regering-Bouterse waren bedoeld als desta­biliserende acties om vervolgens te kunnen profiteren van onvrede in de samenleving zoals dat het geval was in de jaren tachtig en negentig toen de militairen (in 1987 en 1990) en de regering-Wijdenbosch (1996-2000) een failliet land achterlieten. De immorele en onethische inborst van de vertrekkende NDP-regering bleek ook toen een imposante hoeveelheid eigendommen van lanti [overheid] verdween. De president, vicepresident en bijkans alle ministers werden geconfronteerd met haast leeg gedragen kantoren. Zo was president Santokhi onaangenaam verrast toen hij op de eerste werkdag op zijn kabinet ontdekte dat er niet eens een computer en printer meer aanwezig waren voor brieven die de deur uit moesten.

Curieus is dat op vrijdag 22 juli j.l een groep Surinamers op de Dam in Amsterdam meende te moeten protesteren over de manier waarop Suriname wordt bestuurd. Je vraagt je af waar ze waren toen de regering-Bouterse tussen 2010 en 2020 Suriname in de afgrond stortte. Blijkbaar waren ze in een diepe winterslaap verzonken in switi bakra kondre [het heerlijke Nederland] vertrouwend op Bouterse als hun Messias.

Er hoeft niet getwijfeld te worden aan de legitieme intenties van de leiders van de protestdemonstraties in Suriname, want de huidige onrust is voor een belangrijk deel het gevolg van falend bestuur. Dat mag de regering-Santokhi zich aanrekenen. Gewaakt dient te worden voor het kapen van het protest voor eigen politiek gewin door Bouterse en zijn NDP.
Gelet op het track record van de Bouterse en zijn NDP is het te hopen dat de Surinaamse bevolking geen last heeft van een korte termijn geheugen, want hun regeerverleden wordt gekenmerkt door financieel-economisch wanbeleid, machtsmisbruik, corruptie, moreel verval en diefstal van het volk op ongekende schaal. Die stank hangt nog steeds om deze partij die gedomineerd wordt door ‘baas en bazen’ (Surinostra).

Drai anu, pari a boto 
President Santokhi gaat ervan uit dat hij voor vijf jaar is gekozen no matter what. Zo werkt dat niet in de politiek. Wanneer politieke steun in het parlement wegvalt of sociale onrust escaleert zoals recent in Sri Lanka, dan is het exit president. Als de president ook nog tijdens een spoedpersconferentie op vrijdag 22 juli verklaart dat hij kijkt naar negentig procent van de zwijgende personen die nog steeds vertrouwen heeft in de regering en (vooralsnog) niet bereid is zijn wederhelft in de RVC van Staatsolie terug te draaien en af te rekenen met het benoemen van familie en vrienden op cruciale posten, dan betekent het dat hij in een eigen werkelijkheid leeft die ver staat van de huidige maatschappelijke realiteit in Suriname. Gebrek aan realiteit mag ook zijn partij worden verweten.

Een Protestbord in het Sarnami. Foto: Suriname Herald [Vert. VHP’ers, schamen jullie je niet dat door al dit gedoe jullie de eer van de oudste politieke partij in Suriname te grabbel hebben gegooid?]

De VHP beschouwt namelijk de acties als een oorlogs­ver­klaring en ziet de timing ervan als onderdeel van de strategie van de NDP om het hachje te redden van Desi Bouterse wiens hoger beroep-zaak in het Decemberproces op 29 juli plaatsvindt. Met deze opstelling geeft de partij feitelijk blijk van geen boodschap te hebben aan de eisen van de leiders van de protestdemonstraties en stuurt zij niet aan op dialoog maar op confrontatie. Een dergelijke opstelling getuigt van arrogantie van de macht die haar duur kan komen te staan. De protestacties krijgen inmiddels een sneeuwbaleffect doordat vakbonden en oppositiepartijen en studentenorganisaties deze onder­steu­nen.
Een beleidsombuiging (goed en transparant bestuur, moreel leiderschap) door de regering-Santokhi is dringend gewenst, want zoals aan het begin gesteld: burgers staan op waar politici falen. Het betekent voor hem niets anders dan drai anu, pari a boto [het roer drastisch omgooien]. Eenmaal bovengronds is een uitslaande smeulende veenbrand niet meer te blussen. De president en zijn partij dienen zich hiervan terdege bewust te zijn.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
No Comments

2023: bijzonder herdenkingsjaar – Kanta Adhin

maandag, 11 juli 2022 by Redactie Hindorama

Kanta Adhin

De maand juli staat weer volop in het teken van de afschaffing van de slavernij. Op 1 juli was het 159 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en de Nederland­se Antil­len door Nederland werd afgeschaft. En 5 juni was het 149 jaar geleden dat de eerste con­tract­arbeiders uit toenmalig Brits-Indië voet aan wal zette in Paramaribo op basis van een verdrag tussen Nederland en Engeland. Op beide fronten vinden dit jaar diverse activiteiten plaats als opmaat naar 2023 waarin de 160ste respectievelijk 150ste viering en herdenking zullen plaats­vinden.

Het is een feit dat in Nederland veel meer aandacht uitgaat naar het slavernijverleden dan naar de periode van de Hindostaanse contractarbeid. En helemaal tegen het zere been van menig Hindostaanse organisatie is dat van Afro-Surinaamse zijde nu ook wordt gemikt op een 150ste gedenkjaar met exclusieve aandacht voor het slavernij­verleden. De tien jaren waarin de vrijgekomen slaven  – onder staats­toezicht met beduidend minder dwang en op een kortlopend contract – op de plantages moesten blijven werken, wordt sinds kort ook tot de slavernijperiode gerekend. In 2013 was dit geen issue, want toen is uitgebreid stilgestaan bij 150 jaar afschaffing. Als gevolg van de Black Lives Matter demonstraties een paar jaar geleden zag men echter een duidelijk perspectief om toe te werken naar nationale excuses voor het slavernijverleden en herstelbetalingen in 2023, waarvoor een 150ste gedenkjaar blijkbaar aansprekender klinkt dan een 160ste. Nu lijkt het om een competitie te gaan. Dat is jammer, het gaat in beide gevallen om een stuk Neder­lands-Surinaamse koloniale geschiedenis.

© Copyright Sampreshan | Zoetermeer

Een competitieve benadering heeft naar mijn mening niet veel zin en zeker niet als het gaat om het aangedane leed. We hoeven niet te doen alsof de periode van de contractarbeid en het leven van de Hindostanen in Suriname daarna een en al een jubelverhaal is. De contractarbeiders werden ook uitgebuit, maar er is wel degelijk een groot verschil. Slavernij was een eeuwenlang systeem van ontmenselijking, de contractarbeid was dat niet. Ook internationaal is er veel aandacht voor het slavernijverleden en de hedendaagse doorwerking, met name zwart racisme. Sedert de Anti-Racisme Top van de Verenigde Naties in 2001 in Durban, Zuid-Afrika, zijn er internationale organen die zich speciaal bezighouden met personen van Afrikaanse afkomst (People of African Descent). De VN riep 2011 uit tot International Year for People of African Descent en in 2013 werd besloten om de periode 1 januari 2015 – 31 december 2024 uit te roepen tot de International Decade for People of African Descent: recognition, justice and development (erkenning, gerechtig­heid en ontwikkeling).

De landen waar deze personen woonachtig zijn worden opgeroepen tot tal van maatregelen om de doelstellingen van erkenning, gerechtigheid en ontwikkeling voor personen van Afrikaanse komaf te realiseren, waaronder erkenning van het aangedane leed en passende genoeg­doening. De in 2020 door de regering ingestelde Advies Dialooggroep Slavernijverleden heeft vorig jaar aanbe­velingen in dit verband gedaan. Nu zijn er Afro-Surinamers die al allerlei eurotekens in hun ogen zien en op sociale media tekeer gaan tegen Surinaamse Hindostanen die het leed van de contractarbeiders durven te vergelijken met dat van de Afrikaanse slaven. Ze zien beelden van Hindo­stanen die azen op het baar geld dat zij in handen denken te zullen krijgen. Al met al een zielige bedoening.

Hindostanen hebben niet een dergelijk (internationaal) kader waarbinnen zij aandacht voor hun zaak kunnen afdwingen. We kennen wel de term Persons of Indian Origin (PIO) maar dat is in een heel ander verband. Het gaat hier om een door de regering van India geïntro­duceerde categorie personen in de Indiase diaspora die voor een aantal privileges in aanmerking kunnen komen. De vraag is of PIO’s die nakomelingen zijn van con­tract­arbeiders de behoefte hebben aan een enorme internationale lobby om hun slachtofferschap aan te kaarten en de nakomelingen van de voormalige koloni­satoren te confronteren met schande en schuld. Ik vermoed dat een dergelijk initiatief hier niet in erg vruchtbare aarde zal vallen, te meer daar Hindostanen zich graag profileren als een veerkrachtige groep die zich op eigen kracht heeft ontwikkeld, destijds in Suriname ook ondanks discriminatie door de gevestigde Creoolse bevolkingsgroep.

Om de nodige aandacht te genereren lijkt het mij niet nodig slachtofferschap uit te dragen, maar te wijzen op hét thema van de laatste tijd, diversiteit en inclusie. De neiging om het Nederlands-Surinaams koloniale verleden gelijk te stellen aan het slavernijverleden moet dan ook een halt worden toegeroepen. Daarmee wordt immers geen recht gedaan aan andere Surinaamse bevolkingsgroepen, terwijl het ook voor hun waardigheid van belang is hun geschiedenis een plaats te geven in het collectieve geheugen. Behalve een focus in 2023 op de Hindostaanse contractarbeid als gevolg van de afschaffing van de slavernij, moet ook worden bedacht dat het dan 170 jaar geleden is dat de eerste Chinese contractarbeiders in Suriname aankwamen ter voorbereiding op de afschaffing van de slavernij. Het gaat dan ook niet om competitie, maar om een integrale en inclusieve benadering van de Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis waarbij 2023 bij uitstek het moment is daar een goede grondslag voor te leggen. Het heeft immers niet zoveel zin te reflecteren op de koloniale geschiedenis om die vervolgens weer vanuit een ander eenzijdig perspectief te bekijken.

 Afbeeldingen zijn uit het historisch prentenboek Hanna vertelt over de slavernij en de Hindostaanse immigratie.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
No Comments

Chan Santokhi: een president die liever zwijgt dan spreekt – Hans Ramsoedh

donderdag, 07 juli 2022 by Redactie Hindorama

Dr. Hans Ramsoedh publicist en historicus

Een bekend spreekwoord luidt spreken is zilver, zwij­gen is goud. Veel spreek­woorden ontstaan uit ervaringen in het (verre) verleden, maar omdat ervaringen beperkt zijn is de waarheid van een spreekwoord daarom ook beperkt. We kunnen het ook omdraaien en zeggen dat spreken goud is en zwijgen zilver of  zelfs fout. Het hangt natuurlijk van de omstandigheden af. In bepaalde gevallen moet er juist gesproken worden, met klem worden geprotesteerd (bij mensenrechtenschendingen, racisme en discriminatie) of met verontwaardiging worden tegengesproken (bij fakenieuws). In weer andere gevallen is het gewenst uit respect te zwijgen zoals in het geval van roddels, insinuaties of op grond van onvol­doen­de informatie over een bepaalde kwestie.

Naar aanleiding van een aantal belangrijke issues die op dit moment spelen in de Surinaamse samenleving ontkomen we niet aan de indruk dat President Chan Santokhi het spreekwoord spreken is zilver (en vooral) zwijgen is goud tot zijn lijfspreuk heeft gemaakt, terwijl juist in die kwesties spreken door de president dringend gewenst is en dus zwijgen ongewenst. Zijn beleid wordt gekenmerkt door een gebrek aan communicatie, ondoorzichtige besluit­vormings­processen en onbegrijpelijke besluiten, waar juist commu­nicatie een essentieel onderdeel is van vertrouwen in de politiek.

Ronnie Brunswijk en Chan Santokhi

Een zwijgende president 
De afgelopen twee jaar werd de regering-Santokhi beheerst door verschillende controverses zoals de benoeming van familie en vrienden op belangrijke posten, het uitblijven van een gerichte aanpak van corruptie, het ontslag van voormalig minister Diana Pokie van Grond en Bosbeheer (GBB) in 2021 die weigerde grond toe te kennen aan de broer van vicepresident Ronnie Brunswijk, de onthulling dat de ministers van Financiën en Buitenlandse Zaken in december 2020 een Memorandum of Under­standing hadden ondertekend met een dubieus Italiaans bouwbedrijf voor een lening van maar liefst US$ 7 miljard die echter niet doorging en de verklaring van minister Ramdin van Buitenlandse zaken dat Suriname een ambassade zou openen in Jeruzalem. Over al deze kwesties deed de president er het zwijgen toe. Recentelijk is er ophef ontstaan over uitgegeven domeingronden op het Sabaku-project in Paramaribo-Noord aan politici en hun familieleden van de regeringscoalitie waaronder de familie van vicepresident Brunswijk en familie van Mahinder Jogi, Assembléelid van de VHP. De president hield aanvankelijk nog vol dat hij niet beschikte over de lijst met namen wat betreft de toekenning van gronden op het Sabaku-project, terwijl inmiddels door publicaties van de columnisten Sookhlall en Mahabier in SRHerald (23 juni 2022) het hele land op de hoogte is van de namen van personen aan wie gronden zijn toegekend. Na de onthulling in SRHerald was het enige commentaar van de president dat hij het afkeurde dat personen die zelf grond kunnen kopen deze hebben gekregen en politici vanaf nu geen voorrang krijgen bij de uitgifte van domeingrond. De verklaring van de president betekent feitelijk niets anders dan het gedogen van grondroof onder zijn toeziend oog. Als vervolgens landje-pik-koning Mahinder Jogi in een interview met SRHerald op 21 juni 2022 verklaart dat alleen de regering-Santokhi Suriname kan redden en Ronnie Brunswijk recentelijk tijdens een meet & greet- bijeenkomst van zijn partij aangeeft zich goed te voelen in de samenwerking met Santokhi dan geven zij daarmee impliciet aan dat zij van de president niets te vrezen hebben in hun graaizucht. Het geeft ook te denken dat de president in alle talen zwijgt over de dreigende taal van Ronnie Brunswijk aan het adres van de advocaat Serena Essed en het Constitutioneel Hof over een eventuele wijziging van het kiesstelsel, een bedreiging die een ondermijning inhoudt van de democratische rechtsstaat notabene door een vicepresident.

We kunnen stellen dat de president bij belangrijke controversiële issues in de samenleving kiest voor de strategie van ‘zwijgen’ of ‘dokken’ in plaats van op een open en transparante manier over deze zaken te spreken en desgewenst corrigerend op te treden. Het leidt tot een beeld van hem dat hij geen visie en regie heeft, eerder een figurant is dan de regisseur van zijn eigen toneel­voor­stelling en een Ali Baba is die zijn rovers geen strobreed in de weg legt.

Nieuwe conquistadores van Suriname 
Door deze opstelling is de regering-Santokhi is niet bij machte het vertrouwen van de bevolking te winnen. Dit hangt in belangrijke mate samen met de ‘leegte’ van de Surinaamse politiek. De politiek in Suriname is geen strijd tussen botsende maatschappijvisies en ideeën over de inrichting van de staat en draait niet om de vraag hóe het land bestuurd moet worden, maar is primair een machtsstrijd tussen politieke coalities met als belangrijkste kenmerk: who gets what, when and how? Deze politici gedragen zich als de nieuwe conquistadores van Suriname waarbij zij in de ergste traditie van derdewereldlanden het land als een persoonlijk wingewest beschouwen en de maat­schap­pelijke orde voor hen een bijkomstigheid is.

Geloofwaardigheid 
Na de verkiezingen in mei 2020 gloorde na tien jaar wan- en plunderbeleid van de regering-Bouterse de hoop op een betere toekomst in Suriname. Met de rijke olievoorraden voor de Surinaamse kust en de verwachte miljarden aan olie-inkomsten na 2025 moet echter met de nieuwe conquistadores in het politieke machtscentrum gevreesd worden dat de olie eerder een vloek zal zijn dan een zegen. Immers, deze nieuwe conquistadores hebben geen boodschap aan rentmeesterschap in de zin van het ideaal van een verantwoord beheer zodat toekomstige generaties daar ook profijt van kunnen hebben en ethisch handelen als norm in de politiek. Een bekend Bijbelcitaat luidt: ‘waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk’. De hoop op een betere toekomst is ondanks alle retoriek van de huidige regering en haar apologeten voor een groot deel van de bevolking nog steeds een fata morgana. Een president die liever zwijgt dan spreekt ondergraaft zijn geloof­waardig­heid.

Foto’s: Ra1 Photography en Ranjan Akloe (header)

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
No Comments

Zoetermeerse organisatie herdenkt afschaffing slavernij in Suriname en Nederlandse Antillen en viert rode beschaving – Radjin Thakoerdin

woensdag, 06 juli 2022 by Redactie Hindorama

In diverse steden in Nederland zijn er activiteiten in verband met de 159ste viering en herdenking van de afschaffing van de slavernij door Nederland op 1 juli in 1863. Zo ook in Zoetermeer. De Stichting Herdenking Slavernijverleden Zoetermeer (SHSZ) meent dat zo een herdenking niet mag ontbreken in de stad waar zo een 20.000 personen van Surinaamse en Antilliaanse komaf wonen. Op 4 juli organiseerde zij een bijeenkomst ter herdenking en viering van de afschaffing van de koloniale slavernij.

SHSZ-voorzitter Diane Vlet en burgemeester Michel Bezuijen

Herdenking van de rode slaven
Het opvallende aan deze activiteit was dat er naast het slavernijverleden van personen van Afrikaanse komaf, ook nadrukkelijk aandacht was voor de rode slaven, voorouders van de Inheemsen – voorheen Indianen – in Suriname. SHSZ-voorzitter Diane Vlet meent dat de afschaffing van de slavernij ten onrechte als een exclusieve zwarte aangelegenheid wordt gezien. De rode slaven vormen een vergeten hoofdstuk in de geschiedenis. Vele Inheemse tot slaafgemaakten bezweken onder het juk van de zware arbeid waartoe zij gedwongen werden. De SHSZ herinnert de gemeenschap eraan dat de Inheemsen in verzet kwamen en dat er toen in 1686 een vredesverdrag tot stand kwam met de toenmalige gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck. Daarbij werd afgesproken dat de Inheemsen geen slavenarbeid meer hoefden te verrichten. Een ander feit dat de SHSZ  memoreert is dat het de Inheemsen waren die de gevluchte Afrikaanse slaven, Marrons, hebben leren overleven in het bos. Op het wapen van Suriname staan twee Inheemsen afgebeeld, maar toch hebben deze oorspronkelijke bewoners altijd een gemarginaliseerde positie gehad. In de zeventiende eeuw leefden er naar schatting 120.000 inheemsen in Suriname. Thans vormen zij een gemeenschap van ongeveer 20.000, verdeeld over negen stammen.

SHSZ-secretaris Muriël Kasimin en Wonny Stüger (kunstenares, inspirator van de plaquette)

“Laat het verleden niet doorleven in het heden.” 

Behalve afschaffing van de slavernij,  karakteriseerde SHSZ-secretaris Muriël Kasimin de bijeenkomst ook als een viering van de beschaving van de rode slaven. De bijeenkomst vond plaats bij het Castellum Palensteyn in Zoetermeer waar kransen werden gelegd bij de plaquette ‘De Drie Wijzen’, waarop drie vrouwen zijn te zien die hun ketenen verbreken met op de achtergrond slavenhuizen en de tekst “Laat het verleden niet doorleven in het heden” als een verwijzing naar moderne slavernij. Burgemeester Michel Bezuijen en wethouder Ingeborg ter Laak van Zoetermeer waren aanwezig en ze legden ook een krans. Daarna konden de aanwezigen genieten van poëzie, zang, dans, muziek, een Inheems ritueel en kleurrijke kleder­drachten.

Namens uitgeverij Sampreshan werden twee exemplaren van het prentenboek Hanna vertelt over slavernij en Hindostaanse contractarbeid aangeboden onder ver­mel­ding dat bij een tweede druk de Inheemsen uitdruk­ke­lijk zullen worden genoemd als de oorspronke­lijke bewo­ners van Suriname die ook tot slaaf waren gemaakt.

Hieronder ziet u een impressie van de bijeenkomst.

Foto’s: Radjin Thakoerdin (Sampreshan/Hindorama)

Bekijk de fotogalerie door te klikken op een foto.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS
No Comments

Bronwater uit Suriname INI

zondag, 03 juli 2022 by Redactie Hindorama

Mijn naam is Anand Sukhai, ik ben een Surinaams-Neder­landse ondernemer, geboren in Suriname. Tot medio 2021 ben ik werkzaam geweest als directielid van een horeca­keten. Na 24 jaar vond ik dat het tijd werd om iets anders te gaan doen. Ik had altijd het gevoel iets meer te kunnen doen met en voor Suriname. In 2020 heb ik ons import-/exportbedrijf opgericht met mijn partners Karan Sukhai en Kavita Soekhoe. Hoewel ik in Nederland woon, ben ik altijd nauw betrokken geweest bij Suriname. Ik kom er geregeld en bezoek niet alleen familie en vrienden, maar reis ook veel door het land zelf. Daardoor ken ik het land en de bewoners goed.

Anand Sukhai | Natural Resources Suriname

Suriname heeft heel veel potentie en kan producten leveren die voldoen aan westerse maatstaven. Ik wil graag meer voor Suriname kunnen betekenen: door de export breder op de kaart te zetten en in het verlengde daarvan iets terug te doen voor de lokale bevolking. Duurzaam maatschappelijk ondernemen is niet alleen een noodzaak, maar ook een passie. De focus ligt in eerste instantie meer op de achterliggende ideologie (sociale projecten in Suriname) dan op de commercie. Ik wil als individu een maatschappelijke meerwaarde bieden.

Door middel van de import en introductie van zuiver Surinaams bronwater van hele goede kwaliteit willen wij Suriname op de kaart zetten als een land met een breder exportpotentieel in hoogwaardige eindproducten. Daar­naast wordt hiermee ook de nodige werkgelegenheid gecreëerd. Het zuivere bronwater dat ik importeer heet INI en is afgeleid van het Arrowakse (oorspronkelijke bewo­ners van Suriname) woord INIABO dat “water” betekent. Dit water komt uit het ongerepte regenwoud­gebied Powakka.

INI water is het schoonste bronwater dat ik heb gemeten.
(Karel Thieme, CEO en mede-oprichter van Aquapeak BV)

Anand Sukhai (directeur) | Natural Resources Suriname C.V. | e-mail: a.sukhai@nrsu.nl | www.nrsu.nl | 06 21815045

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
No Comments

Recensie De wilde vaart; op zoek naar de veerkracht van Suriname ~ Tessa Leuwsha – Chan Choenni

maandag, 27 juni 2022 by Redactie Hindorama

De coronapandemie die de afgelopen twee jaar woedde, heeft grote negatieve ge­vol­gen voor de economie van verschillende landen gehad. Ook Suriname is dit lot niet gespaard gebleven. Vooral de toerismesector die in de lift zat en voor buitenlandse inkomsten -in Suriname valu­ta genoemd- zorgde, werd zwaar getrof­fen. Nu de pandemie grotendeels voorbij is, kan de staat van deze negatieve gevolgen worden opgemaakt. In haar onlangs uitgekomen boek getiteld De wilde vaart geeft schrijfster Tessa Leuwsha inzicht in hoe het de toerismesector in Suriname is vergaan. Zij doet dat aan de hand van haar persoonlijk verhaal. Samen met haar levenspartner, de beeldend kunstenaar Sirano Zalman, en enkele anderen was zij in 2017 mede-eigenaar geworden van het toeristenoord Frederiksdorp. Deze plantage gelegen aan de rechteroever van de Commewijnerivier was opgeknapt en de grotere plantagewoningen -onder meer van de directeur- waren in ere hersteld door de vorige en eerste eigenaar. De plantage werd omgetoverd in een toeristenoord waar men kon logeren en verpozen in de omgeving. Het verblijf was weliswaar prijzig maar men kreeg er kwaliteit voor terug. Frederiksdorp was dan ook een van de beste locaties in Suriname om de sfeer van het oude plantageleven te proeven. Vooral rijkere toeristen uit Nederland logeerden daar. Vanaf de uitbraak in 2020 van corona kwamen echter nauwelijks buitenlandse toeristen meer naar Frederiksdorp. Er waren daardoor weinig inkomsten, terwijl de voorzieningen onderhouden moesten worden. Frederiksdorp ging failliet en op de koop toe ging de boot ‘Bosrokoman’ van Leuwsha en Zalman, waarmee zij samen met toeristen boottochten maakten, ten onder. De nieuwe bootsman had de boot niet goed vastgebonden aan de steiger en de boot was gekiept, zo vertelt Leuwsha in haar boek.

Plantage en toeristenoord Frederiksdorp aan de Commewijnerivier voor uitbraak Coronapandemie. (foto vliegvakantiesuriname.nl)

Leuwsha en Zalman gingen echter niet bij de pakken neerzitten en maakten van de nood een deugd. Met een zogeheten overdekte garnalenboot van 10 meter lang en 1,5 meter breed besloten zij in 2020 een boottocht langs de Commewijne- en de Surinamerivier te maken. Zij deden daarbij bepaalde voormalige bezienswaardige plantages aan om de sfeer te proeven. Het verslag van deze vaartocht gelardeerd met relevante wetens­waardig­heden over Suriname is het onderwerp geworden van het boek De wilde vaart. De term wilde is afgeleid van de wilde kust, zoals het Surinaamse kustgebied vroeger werd aangeduid. Tijdens deze vaart gaat Leuwsha op zoek naar de veerkracht van Suriname. Zij beschrijft het land met ‘de overweldigende natuur’ en ‘een levenslustig volk van hosselaars, scharrelaars en marskramers’. Net als veel andere Surinamers heeft Leuwsha gelukkig ook een andere reguliere baan, waardoor zij een basisinkomen heeft en deze tocht kan financieren. Zij is tevens cultureel attaché op de Nederlandse Ambassade in Paramaribo en kon net als veel Surinamers daardoor net de eindjes aan elkaar knopen. Vermeldenswaard is dat Tessa Leuwsha in Amsterdam is geboren. Zij is van gemengde afkomst: haar vader is van Surinaamse en haar moeder van witte Nederlandse afkomst. Leuwsha bezocht Suriname in 1996, omdat zij een opdracht kreeg een reisgids over Suriname samen te stellen. In 1997 verscheen de eerste editie van haar Reishandboek Suriname. Deze uitgave is herzien en onder diverse titels verschenen. Leuwsha raakte echter zo gefascineerd door het land Suriname dat ze zich er vestigde als freelancejournalist. Vervolgens richtte zij met haar levenspartner een toeristisch bedrijf op. Zij vermeldt tevens in dit boek dat de Chinees aandoende familienaam Leuwsha een zogeheten vergissing is. Haar paternale grootvader was geboren op het Caribische eiland St. Lucia en emigreerde naar Suriname. Bij de inschrijving van zijn familienaam begin twintigste eeuw noemde haar grootvader St. Lucia als geboorteland. De betreffende ambtenaar verstond het niet goed. Door een misverstand schreef hij als familienaam Leuwsha op. Sommige ambtenaren wilden destijds niet te veel tijd besteden aan het goed luisteren en het precies opschrijven van ‘vreemde’ familienamen. Zo zijn veel namen, ook Hindostaanse en Javaanse namen toentertijd verkeerd geschreven.

Beladen geschiedenis
Leuwsha en haar levenspartner die overigens een volleerde bootsman is, besloten deze wilde vaart te maken door slechts een deel van Suriname: namelijk het stroomgebied van de Commewijne- en de Surinamerivier. Daar ontstonden de eerste plantages en ter oriëntatie gebruikten zij de kaarten van de cartograaf Cateau van Rosevelt -afgebeeld op pagina’s 53 en 104. Cateau van Rosevelt was tevens de eerste Agent-generaal van de Immigratie. Vanwege zijn humane inborst werd hij vrij populair onder de Hindostaanse contractarbeiders en werd ‘Koeliepapa’ genoemd. Een voorbeeld van een wetenswaardigheid in dit boek is dat Cateau van Rosevelt was getrouwd met zijn voormalige ‘slavin’ aan wie in 1849 op zeventienjarige leeftijd manumissie was verleend. Met deze vrijgekochte vrouw Josephina Leentje Haver kreeg hij zes kinderen.

De wilde vaart is een reis­verslag waarbij de be­la­den geschiedenis van slaver­nij en contractarbeid, opge­sierd met verhalen van lokale bewoners en mythen aan bod komen. Zo vertelt Leuwsha hoe ze zelf op een nacht wakker schrok uit een droom over haar Surinaamse grootmoeder Fansi. Zij zegt daarna tegen haar levenspartner Zalman: ‘We moeten een wasi doen, nú meteen.’ Een wasi (uitgesproken als: wassie) is een Afro-Surinaams ritueel om voorouders te eren en (natuur)goden tevreden te stellen. Er bestaan geen strakke voorschriften. Leuwsha voert dit ritueel samen met Zalman denkend aan haar grootmoeder Fansi uit door water in kalebassen te plengen en flarden van liedjes in het Sranan te zingen. Bijzonder is dat Leuwsha goed oog heeft voor de culturele diversiteit onder Surinamers. Anders dan bij veel schrijvers over Suriname komen de van oorsprong Aziatische bevolkingsgroepen -zoals Hindostanen en Javanen- bij haar wel aan bod. Naast namen als Roy Koorndijk en Arnold Sabajo komen wij Hindostaanse personen als Soenil en Akash en de Javaanse vrouw Miramin tegen in haar boek. Vanaf de Surinaamse kust zakken Leuwsha en Zalman op hun vaartocht eerst de Commewijnerivier af en vervolgens varen zij de Suri­namerivier op. Leuwsha observeert een vorm van eigenzinnigheid bij de oeverbewoners –veelal nazaten van mensen die eerder in slavernij of contractarbeid op de voormalige plantages leefden. Zij leven van moestuintjes, visvangst en jacht in een soort parallelle samenleving buiten Paramaribo. Na de plantages Reynsdorp (in het Sranan bekend als Bakkie), Alliance, Frederiksdorp en Nieuw Amsterdam gelegen aan de Commewijnerivier te hebben bezocht, volgen bezoeken aan bepaalde plantages gelegen aan de Surinamerivier. Langs de Surinamerivier stappen zij uit op de plaats Domburg om proviand in te slaan. Veel Surinamers komen in het weekend daar verpozen; er waait een frisse wind en er zijn eettentjes. Domburg ligt namelijk aan de windzijde van Surinamerivier. Daarna bezoeken zij aan de lijzijde de aan de overkant gelegen voormalige plantage Laarwijk. Op Laarwijk is het windstil in de namiddag en kan het er erg heet worden. Leuwsha beschrijft de landerige sfeer daar en de mannen die in de schaduw zitten. Zij wijdt een paragraaf in haar boek aan Rambo, de energieke en tenger gebouwde Hindostaanse sluiswachter. Leuwsha betrekt de actualiteit en beschrijft hoe Rambo verantwoordelijk is voor distributie van de te ontvangen voedselpakketten voor de niet meer dan honderd inwoners van dit gehucht. Dat was vroeger wel anders op deze nostalgische plantage in de vorige eeuw toen daar honderden landbouwers op Laarwijk en de aangrenzende overwoekerde plantages Vreeland en Maagdenburg woonden. Mijn paternale grootvader Mahashay Soekdew Choenni (1893-1972) was daar Lambardár (dorpshoofd). Ik bracht mijn schoolvakanties door op Laarwijk en kan mij de landerige sfeer vanwege de hitte goed herinneren.

De vaartocht aan de rechteroever van de Surinamerivier gaat door naar de Surnaukreek, want bij de bovenloop lag een groot zwampgebied  bekend als Kaimangrasi zwamp. Nog voorafgaand aan de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 hadden opstandelingen tegen het koloniale regime onder leiding van de zwarte kapitein Broos, gebruikmakend van de weerbarstige natuur, verzet geboden tegenover de overheersers. Leuwsha vertelt het een en ander over de slavernij en het verzet en daarna over het voormalige leprozengesticht Groot Chatillion dat ook aan de rechteroever van Surinamerivier lag. De aan de linkeroever gelegen voormalige bauxietstad Paranam getuigt van vergane glorie. De vaartocht gaat door naar de voormalige plantage Overbridge dat een vakantieoord is geworden. De wilde vaart van Leuwsha en Zalman eindigt bij de verlaten vestiging Jodensavanne gelegen aan rechteroever van de Surinamerivier. Dit was een van de eerste vestgingen van Joden in Suriname. Om bij de actualiteit te blijven noemt zij ook het nabijgelegen ‘Bouterseland’, een eiland die de voormalige president D. Bouterse zich heeft toegeëigend. ‘Is dit land niet van de staat, hoe komt Bouterse eraan?’ vraagt Leuwsha aan Frank die het eiland ‘beheert’. Zijn antwoord luidt: ‘Als je de baas bent…’

Al met al wordt de lezer meegenomen in een span­nende wilde vaart waarbij zowel de geschie­denis als de actualiteit aan bod komt. Dit boek is niet alleen voor Surinamers een aanwinst omdat het nieuwe inzichten verschaft, maar is vooral ook interessant voor witte Neder­landers die meer over Suriname en de geschiedenis willen weten. En vooral degenen die het land willen bezoeken, kunnen er hun voordeel mee doen. In dit verband is het aan te bevelen ook Leuwsha’s reisgids Wereldwijzer Suriname, uitgegeven bij Elmar, te lezen. De Wilde vaart is een vlot geschreven en handzaam boek van 224 pagina’s. Leuwsha heeft een vaardige pen en schrijft in een onderhoudende stijl, waardoor het boek zeer toegankelijk is. Nu de coronapandemie achter de rug is en er hopelijk geen grote uitbraak meer plaatsvindt, kan het toerisme in Suriname hopelijk weer opbloeien. Duurzaam toerisme kan een van de trekpaarden worden van de Surinaamse economie, maar meer dan voorheen moet er aandacht zijn voor kwaliteit in relatie tot de prijs.

Tessa Leuwsha, De wilde vaart; op zoek naar de veerkracht van Suriname, Amsterdam/Antwerpen: uitgeverij Augustus/Atlas contact, 2022, 224 pagina’s. Prijs: 22,99 euro

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Suriname, Taal & Literatuur
No Comments

Drukbezochte Duo Lezing Over Suriname – Forum Bibliotheek Zoetermeer

zondag, 26 juni 2022 by Redactie Hindorama

Op zondag 26 juni gaven professor Chan Choenni en historicus Eric Kastelein lezingen over respectievelijk de geschiedenis van Hindostanen 1873-2015 en het herinneringserfgoed in Paramaribo. De oproep in diverse Zoetermeerse kranten heeft gewerkt, want de opkomst met meer dan 65 belangstellenden (waaronder jongeren) was zeer groot. Aanwezig was ook Rehana Lalmahomed, auteur van het dubbel prentenboek Hanna vertelt over de slavernij en over de Hindostaanse immigratie. Uitgever Radjin Thakoerdin sloot de middag af waarna kon worden nagepraat in café Max in de bibliotheek. Een foto impressie.

Foto’s: Safoera Sheik-Zahoeri en Radjin Thakoerdin

Bekijk de fotogalerie door te klikken op een foto.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS
No Comments

Terugblik première film Aaj Tera Kal Mera Zamaana – Bina Makhan

zondag, 19 juni 2022 by Redactie Hindorama

Ik heb in deze film een bijrol als Gaitrie en heb de film net als de andere spelers niet eerder gezien.

Widjai Jiawan (2e van links), Chan Choenni ~ Meester Dukhraj, Bina Makhan ~ Gaitrie en Ryan Haripersad

Ik heb geen ervaring in de filmwereld en vind het heel spannend hoe ik op de grote doek overkom. Manu Sharma en Widjai Jiawan hebben mij vaak voor hun televisie­pro­gram­ma’s van Sarnami TV gevraagd om mijn mening over verschillende onderwerpen in discussie- of interview­verband te geven. Toen zij mij en mijn echtgenoot drie jaar geleden vroegen om een rol te spelen in de film die zij graag wilden maken, hebben wij geen moment getwijfeld aan de goede bedoelingen van dit creatieve echtpaar. Het hoofdthema van de film zou zijn de erfenis van de senior Dukhraj (de rol die mijn echtgenoot kreeg) en alle perikelen eromheen.

Op vrijdag 17 juni zag ik het resultaat in Kinepolis Leid­schendam. Ik moet beken­nen dat ik de hele film spannend vond en was benieuwd naar hoe de ontwikkelingen zich ontvouw­den. Alle acteurs zijn amateurs maar hebben in alle redelijkheid iets moois neergezet. Gaitrie was een beetje nerveus bij het eerste gesprek met Dukhraj. Dat was goed te zien. Maar de scenes daarna gaven een meer ontspannen sfeer weer en overtuigen dat Dukhraj zijn eigen weg in had geslagen met zijn vriendin.

Sarina Gajadharsing ~ Virginia

Ismael Assissi ~ Youssef (‘Loverboy’)

De drie hoofdrollen van Dukhraj, Nanda en Shirley kwamen goed uit de verf. En alle bijrollen werden mooi vertolkt. En passant werd het thema van de vooroordelen jegens Ma­rok­kaan­se Neder­landers mee­genomen.

Op een aangename manier zijn de pro­blemen van de seni­oren binnen de Hindo­staanse gemeen­schap aan­gekaart die worstelen met een­zaam­heid, hebzucht van de erfgenamen, vooroor­delen jegens andere bevol­­kings­groepen en het over­dragen van culturele waar­den en normen.

Deze film is de moeite waard om gezien te worden en leent zich ook als programmaonderdeel voor thema­dagen. Ga dit zien en wees getuige van een nieuwe generatie Hindostanen die het durven om via dit medium een boodschap over te brengen.

Productie en regie: Widjai Jiawan

Casting Directeur: Manu Sharma

Scriptschrijver: Rabin Gangadin

Cast: 
Shalini Rai – Nanda | Chan Choenni – Meester Dukhraj | Preetanji Rai – Shirley | Ismael Assissi – Youssef | Berry Damrie – Soeres | Sarina Gajadharsing – Virginia | Aniel Paragh – Sjamie | Rajni Ghiraw – Carla | Melvin Rostamkhan – Naushad | Binarai Makhan – Gaitrie | Radjesh Jagernath – Sukhdew | Anju Biseswar – Nora | Chan Ramlal – Wethouder S.J.Ganpatlal | Lalita Jagoe – Josefien | Raoul Mahboeb –Hans | Ashaniya Rai – Francis | Neal Mohabir – Neal | Nikhil Mohabir – Nikhil | Annemiek Toet – Secretaresse | Angelique Jiawan – Klant in de boetiek | Rajveer Thakoersing – zanger

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS
No Comments
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6

Search

  • EN | Colofon | Adverteren [About us]
  • Gebruikersvoorwaarden
  • Privacy- en cookiebeleid
  • Contact | e-mail: info@hindorama.com
  • Sitemap

Schrijf je in voor onze Hindorama Nieuwsbrief

Door u in te schrijven voor onze GRATIS NIEUWSBRIEF blijft u op de hoogte van de meest recente informatie.

Is de Hindostaanse gemeenschap sterk genoeg met elkaar verbonden?

https://youtu.be/1f2v0db5gao
Hindorama

© 2023 Sampreshan/Hindorama
Jnan Adhin Instituut (JAI) | All rights reserved |

TOP