Ruttes knieval voor het Nederlandse slavernijverleden: een komma en geen punt – Hans Ramsoedh

De politiemoord op de 46-jarige Afro-Amerikaan George Floyd in de Verenigde Staten (VS) in mei 2020 is in tweeërlei opzicht een kantelpunt in de aandacht voor racisme en discriminatie in Nederland en voor het Nederlandse slavernijverleden. Deze racistische moord leidde in de VS en daarbuiten tot veel protesten (Black Lives Matter-protesten-BLM). Ook in Nederland waren er grote demonstraties tegen het racistische politiegeweld in de VS en racisme en discriminatie in eigen land. De Anti-Zwarte Piet-beweging in Nederland kreeg de wind in de rug mee. Daar waar premier Rutte aanvankelijk over Zwarte Piet zei dat deze nu eenmaal zwart is en hij daar niets aan kan doen, verklaarde hij na de BLM-protesten meer begrip te hebben voor mensen die zich gediscrimineerd voelen door Zwarte Piet. Ook erkende hij dat niet alleen in de VS sprake is van racisme en discriminatie, maar ook in Nederland. In dat verband sprak Rutte over ‘systemisch racisme’. Inmiddels is Zwarte Piet in Nederland min of meer ‘gedenormaliseerd’, met uitzondering van enkele plaatsen in de provincie waarbij uitbanning van Zwarte Piet wordt gezien als een ‘aanslag op de Nederlandse cultuur’.

Premier Mark Rutte biedt aan excuses voor slavernijverleden.
Excuses slavernijverleden
De BLM-protestdemonstraties waren ook een kantelpunt in het denken over het Nederlandse slavernijverleden. Vanuit Afro-Surinaamse kringen klinkt al langer de roep om excuses door de Nederlandse overheid. Sinds 2002 hadden Nederlandse ministers bij de slavernijherdenking op 1 juli in het Oosterpark namens het Nederlandse kabinet ‘diepe spijt’ uitgesproken over het Nederlandse slavernijverleden. Tot het maken van excuses kwam het echter niet. Het kabinet-Rutte zag weinig in Nederlandse excuses. In de optiek van premier Rutte zouden excuses polariserend werken: ‘Als ik het zal doen, voor wie doe ik het dan, aan wie bied ik ze dan aan? En hoe ver moeten we dan teruggaan?’ aldus Rutte in februari 2021.
De gemeentes Amsterdam (1 juli 2021), Rotterdam (10 december 2021), Utrecht (23 februari 2022) en Den Haag (20 november 2022) boden excuses aan vanwege de rol van het stadsbestuur bij het systeem van slavernij en de wereldwijde handel in tot slaaf gemaakten. Deze gemeentes, alsmede ABNAMRO en De Nederlandse Bank, hebben inmiddels ook onderzoek laten verrichten naar de rol van hun bestuurders bij de slavenhandel. Inmiddels heeft ook het Nederlandse koningshuis aangekondigd onderzoek te laten verrichten naar zijn rol hierbij.

Vrijverklaring van de slavernij in Suriname in 1863
Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden
Rutte worstelde lange tijd met het vraagstuk van de excuses. De BLM-protesten leidden uiteindelijk bij hem tot inkeer. Op 1 juli 2020 installeerde de Nederlandse regering een Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden om te rapporteren over het Nederlandse slavernijverleden. Aanleiding voor de regering voor de samenstelling van dit adviescollege was haar voornemen om een dialoog te houden over het slavernijverleden en de doorwerking daarvan in de hedendaagse samenleving. In de optiek van de Nederlandse regering zou de dialoog moeten leiden tot verbinding en een bredere erkenning en inbedding van het gedeelde verleden. Dit adviescollege bracht op 1 juli 2021 zijn rapport uit met een aantal concrete voorstellen zoals: de oprichting van een nationaal slavernijmuseum, verankering van het slavernijverleden op alle niveaus in het onderwijscurriculum, de bestrijding van institutioneel racisme op de arbeidsmarkt, de woningmarkt, het onderwijs en de politie. Het Adviescollege riep de Nederlandse regering ook op om eenduidig te erkennen dat de slavenhandel en slavernij die direct of indirect onder Nederlands gezag hebben plaatsgevonden misdrijven tegen de menselijkheid waren.
Naar aanleiding van dit rapport verklaarde de Nederlandse regering dat 2023 een herdenkingsjaar (150/160 jaar herdenking afschaffing slavernij) van het Nederlandse slavernijverleden zal zijn. Ook komt er geld voor een slavernijmuseum en een speciaal ‘bewustwordingsfonds’.

Standbeeld Kwakoe in Paramaribo. Foto Eric Kastelein
Excuses-soap
In november jongstleden lekte uit dat premier Rutte op 19 december excuses zou uitspreken wat betreft het Nederlandse slavernijverleden. Dit bericht zorgde voor veel commotie en het aanbieden van excuses kreeg hierdoor het karakter van een soap. Die commotie ontstond omdat Ruttes aankondiging als een donderslag bij heldere hemel kwam. De verwachting was dat de Nederlandse regering pas op 1 juli 2023 haar excuses zou aanbieden. Op geen enkel moment maakte Rutte duidelijk waarom hij koos voor 19 december in plaats van 1 juli 2023, een datum die voor de Afro-Caraïbische groepen grote symbolische of haast sacrale betekenis heeft.
Verschillende actiegroepen voelden zich dan ook overvallen door het nieuws. Tegelijkertijd maakte Rutte bekend dat zeven bewindslieden van zijn kabinet de boodschap gingen overbrengen naar de (voormalige) overzeese delen van Koninkrijk. Het doel van hun reis was dat zij aansluitend op de toespraak van Rutte in gesprek gingen met de aanwezigen over Ruttes woorden en de betekenis daarvan in betreffende gebiedsdelen. Minister Franc Weerwind (minister voor Rechtsbescherming) nam Paramaribo voor zijn rekening. Dat uitgerekend minister Weerwind (met Afro-Surinaamse roots) naar Suriname zou afreizen kon niet op instemming van sommige Afro-organisaties rekenen.
Naar aanleiding van de ontstane commotie in Nederland (ook in Suriname bij een enkele actiegroep en bisschop Choennie) reisde minister Kaag van Financiën (tevens vicepremier) naar Suriname voor spoedoverleg om de Surinaamse regering, de volksvertegenwoordiging en maatschappelijke vertegenwoordigers te overtuigen van de goede Nederlandse bedoelingen. Van Surinaamse zijde kreeg minister Kaag te horen dat het aanbieden van excuses op 19 december wordt gezien als ‘het begin van een traject’ met daarbij een ‘integrale en holistische benadering van het koloniaal verleden’. In tegenstelling tot Nederland leeft het excuses-vraagstuk in Suriname (en trouwens ook op de Antilliaanse eilanden), met uitzondering van enkele activistische groepen, niet of nauwelijks. Het is met name de economische malaise die daar de gemoederen bezighoudt en niet het wachten op Nederlandse excuses voor het slavernijverleden.

Minister Sigrid Kaag en president Santokhi in Paramaribo, december 2022. Foto Kabinet van de President
Enkele Surinaamse organisaties in Nederland trachtten nog via een kort geding te verhinderen dat Rutte zijn excuses zou aanbieden op 19 december. De rechter oordeelde echter dat het de Nederlandse regering vrijstond op de door haar gewenste datum excuses te maken voor het slavernijverleden aangezien het een ethische zaak betrof en geen juridische. Wat eerst bekend werd als het maken van excuses op 19 december werd vervolgens door Rutte genoemd als ‘een betekenisvol moment’.
Dat het aanbieden van excuses het karakter van een soap kreeg hangt voor een deel ook samen met de rol van een aantal Afro-Caraïbische organisaties. Daar waar in het verleden het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) en het Landelijk Platform Slavernijverleden fungeerden als spreekbuis namens Afro-Caraïbische groepen, waren er opeens tientallen organisaties, veelal zelfbenoemde opperhoofden zonder Indianen, die zeiden te spreken namens een deel van de eigen gemeenschap en die vervolgens aanschoven voor overleg in het Catshuis. Van een gezamenlijk standpunt was geen sprake. Een aantal belangengroepen heeft, vanuit een profileringsdrang, een eisenpakket neergelegd als voorwaarde om akkoord te gaan met excuses van het kabinet over het slavernijverleden. Zo moet er een herstelfonds komen voor nazaten van de slachtoffers van de slavernij (€ 40.000 voor iedere nazaat van tot slaaf gemaakten!), moet het woord neger strafbaar worden gesteld, moet Zwarte Piet verdwijnen en de staatsschulden van de (voormalige) rijksdelen overzee worden kwijtgescholden.
“Tide mi wani taki pardon’
Rutte bleef bij zijn standpunt om op 19 december zijn toespraak te houden. Dit deed hij in aanwezigheid van een groot aantal ministers en vertegenwoordigers van organisaties die zich sterk maken voor erkenning van de gevolgen van slavernij. Als locatie koos hij voor het Nationaal Archief in Den Haag omdat daar het Nederlandse nationale geheugen ligt opgeslagen en derhalve in zijn optiek dé plek is voor nationaal gewetensonderzoek.
Over de ontstane commotie rond de datum van 19 december was Rutte heel kort: ‘Er is niet één goed moment voor iedereen, niet de juiste woorden voor iedereen en niet één juiste plaats voor iedereen’. Hij erkende wel dat de aanloop naar 19 december beter had gekund. Niet uitgesloten dient te worden dat Rutte niet wilde wachten tot 1 juli 2023 aangezien er in maart 2023 Provinciale Statenverkiezingen worden gehouden. De nieuwe Provinciale Staten kiezen vervolgens de nieuwe Eerste Kamer. De uitkomst van deze verkiezing kan politieke consequenties hebben voor de huidige regeringscoalitie waarbij er dan mogelijk geen politiek draagvlak zal zijn voor het aanbieden van excuses voor het slavernijverleden.
Ruttes ‘betekenisvol moment’ had als rode draad erkenning en excuses. Hij bood namens de Nederlandse regering excuses aan voor het handelen van de Nederlandse staat in het verleden: postuum aan alle tot slaaf gemaakten die wereldwijd onder dat handelen hebben geleden en al hun nazaten tot in het hier en nu. De expliciete excuses deed hij ook in het Engels, Papiamento en Sranan Tongo (Tide mi wani taki pardon- vandaag bied ik mijn excuses aan). Hij veroordeelde in zijn toespraak slavenhandel en slavernij expliciet als misdaad tegen de menselijkheid, als een misdadig systeem, dat wereldwijd onnoemelijk veel mensen onnoemelijk veel en groot leed heeft gebracht en dat doorwerkt in de levens van mensen hier en nu. Hij erkende ook volmondig hoe eeuwen van onderdrukking en uitbuiting doorwerken in het hier en nu: in racistische stereotypen, in discriminerende patronen van uitsluiting en in sociale ongelijkheid.
Rutte was ook open over zijn persoonlijke verandering in het denken over excuses voor het slavernijverleden. Lange tijd dacht hij dat het niet goed mogelijk was op een betekenisvolle manier verantwoordelijkheid te nemen voor iets dat zo lang geleden is gebeurd en waar niemand van onszelf bij is geweest: het slavernijverleden als geschiedenis die achter ons lag. ‘Maar ik had het mis. Want eeuwen van onderdrukking en uitbuiting werken door in het hier en nu’, aldus Rutte. Ook kondigde hij aan dat de koning aanwezig zal bij de herdenking op 1 juli 2023.
Tegelijkertijd met Ruttes toespraak op 19 december presenteerde de Nederlandse regering aan de Tweede Kamer haar visie voor een nadere uitwerking van de geboden adviezen van het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden. Door het kabinet-Rutte is reeds eerder aangegeven dat er geld beschikbaar komt voor een slavernijmuseum (€29 miljoen) en een bewustwordingsfonds (totaal €200 miljoen): een subsidieregeling voor maatschappelijke initiatieven gericht op de omgang met het trans-Atlantisch slavernijverleden (€100 miljoen) en maatregelen voor bewustwording, betrokkenheid en doorwerking (€100 miljoen). Daarnaast komt er onder meer een Staatscommissie met als opdracht het doen van een brede doorlichting op discriminatie en etnisch profileren bij de overheid. Voorts zal het kabinet structureel een jaarlijkse bijdrage van €8 miljoen beschikbaar stellen voor de ondersteuning van de werkzaamheden van een op te richten Nationaal Herdenkingscomité Slavernijverleden. Over eventuele herstelbetaling aan nazaten van tot slaaf gemaakten wordt in de kabinetsreactie niet gerept. Premier Rutte had namelijk al eerder herstelbetaling door de Nederlandse staat uitgesloten en nazaten van tot slaaf gemaakten hoefden volgens hem ook niet te rekenen op uitkeringen van achterstallig salaris.
Een komma en geen punt
Ruttes ‘knieval’ kan worden beschouwd als een groots gebaar richting nazaten van tot slaaf gemaakten. Een groots gebaar omdat zijn toespraak getuigde van oprechte en diepe spijt, oproep tot dialoog, erkenning en heling. Het was ook een historisch moment waarbij Nederland eindelijk het eigen pijnlijke verleden onder ogen kwam. ‘Samen de weg vooruit vinden, niet alleen het verleden delen, maar ook de toekomst die uiteindelijk moet leiden tot een gedeeld verleden en een gezamenlijke toekomst. Dus zetten we vandaag een komma, geen punt’, aldus Rutte. Welke invulling er nog volgt na de komma is nog onduidelijk.
De opstelling van vertegenwoordigers van organisaties die zich sterk maken voor erkenning van de gevolgen van slavernij zal de komende tijd duidelijk maken waar het eigenlijk om draait in deze kwestie: de erkenning van de Nederlandse regering voor haar aandeel in de slavenhandel, de wandaden jegens de tot slaaf gemaakten en de pijn die de nazaten nog vandaag voelen of gaat het daarbij ook om financiële compensatie? Profileringsdrang van activistisch ingestelde personen en groepen kan een belangrijke sta-in-de-weg zijn in het proces naar een gedeeld verleden en een gezamenlijke toekomst. Deze pijnlijke geschiedenis draait om dialoog, erkenning en heling.
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
30 jaar Hindostaanse ouderenzorg in Utrecht en omgeving – Hindorama.com
Donderdag 15 december 2022 is op feestelijke wijze het 30-jarig bestaan van het Ontmoetingsproject Hindostaanse Ouderen van de Utrechtse stichting Asha gevierd. Sinds 1992 verzamelen zich iedere donderdagmiddag zo’n 70 tot 80 senioren uit Utrecht en naburige gemeenten in het buurtcentrum Oase. Ze komen er om elkaar te ontmoeten, niet alleen voor de gezelligheid en om praatjes over familie, vrienden en Suriname uit te wisselen. Stichting Asha zorgt ervoor dat de senioren up to date worden geïnformeerd over ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving. Naast het nieuws van de dag gaat het om voor hen relevante zaken als gezondheid, inkomen, huisvesting, veiligheid en welzijn. Stichting Asha heeft een goed netwerk onder professionele instellingen die hun mensen sturen om de ouderen van de juiste informatie te voorzien. Zo zijn veel ouderen verder gekomen met, bijvoorbeeld, het aanvragen van speciale voorzieningen voor senioren bij de gemeente Utrecht.

Radj Ramcharan en Ronald Kalka Foto: Sampreshan/Hindorama
De senioren tonen zich zeer content over het aanbod aan informatie. “We hadden het, bijvoorbeeld, over orgaandonatie. Dat was heel interessant. Ik heb de informatie mee naar huis genomen om er goed over na te denken. Ook praten we over discriminatie van LHBT-personen. We krijgen ook rondleidingen in het provinciehuis, de rechtbank en andere instellingen,” aldus een van de ouderen. Daarnaast krijgen de ouderen ook ondersteuning om mee te kunnen met de ontwikkelingen op het gebied van digitalisering. Daartoe accommodeert Asha tientallen hbo- en mbo-stagiairs. Deze ontmoeting tussen generaties zorgt ervoor dat de ouderen computervaardigheden opdoen (waaronder mailen en online spullen kopen) en dat de jongeren door hun omgang met de ouderen sociale vaardigheden leren. Op hun beurt doen de ouderen ook veel vrijwilligerswerk. Asha benut met veel enthousiasme en toewijding alle mogelijkheden en kansen om de ouderen een mooie oude dag te geven. Bij de viering waren ruim 150 mensen aanwezig. Oud, jong, professionals, vertegenwoordigers uit politiek en maatschappelijke organisaties. De sfeer was geweldig en ontlokte een Utrechts gemeenteraadslid achter in de zaal de opmerking: “Zo wil ik ook oud worden. Wat een plezier hebben deze mensen.”

Ronald Kalka met mw. N. Ramdin-Gangaram Panday (90 jaar)
Vermeldenswaard is dat Asha niet afhankelijk is van overheidssubsidie. In het begin wel, maar toen deze werd afgebouwd heeft Asha andere wegen bewandeld om dit belangrijke ouderenproject te kunnen voortzetten. Zo is er samenwerking aangegaan met de Rabobank en ING. De gemeente Utrecht en Welzijnsinstelling Dock ondersteunen met de locatie, met name Buurtcentrum Oase. Ook de bibliotheek en musea in Utrecht dragen bij met taalcursussen, rondleidingen en informatie. Digitale partners zijn met name Digiwijs en de landelijke organisatie Allemaal Digitaal die ondersteuning bieden met werkprogramma’s, methodieken/computerlessen en het aanschaffen van laptops en tablets voor een schappelijke prijs. Buurtteam Utrecht, U-Centraal en een aantal afdelingen van de gemeente Utrecht zorgen voor informatievoorziening over actuele thema’s zoals energievergoedingen, gezondheid en bewegen, armoedebestrijding en schuldenproblematiek. Ook met de Voedselbank Leidscherijn onderhoudt Asha goede contacten, want ook al praat men niet graag over armoede, het bestuur van Asha verneemt daar wel degelijk over. Elk jaar ontvangen de ouderen een kerstpakket. Naast voedingsmiddelen zat er dit jaar ook een kalender bij met historische foto’s over de migratie van Hindostanen ter gelegenheid van de 150ste viering en herdenking in 2023 van de Hindostaanse immigratie in Suriname.

Sabiet Balwantgir en Rattan Hoeba van Voedselbank Leidscherijn op de foto samen met andere vrijwilligers en het bestuur Stichting Asha.
Tijdens de feestelijke bijeenkomst werd ook stilgestaan bij de voorouders van de Hindostanen die vanuit India naar Suriname trokken en bij de migratie van de ouderen vanuit Suriname naar Nederland. De vraag blijft hoe het de jonge generatie die straks oud wordt in de toekomst zal vergaan. Blijven religie en cultuur intact? Zal de taal blijven? En is dat goed of niet? De aanwezige ouderen willen graag de eigen cultuurbagage behouden, maar gaat dat altijd goed samen met het leven in Nederland? Op dit moment zet stichting Asha zich er vooral voor in dat de ouderen zoveel mogelijk gebruik kunnen maken van alle voorzieningen. “Maar om dit succesvolle project ook voor de nabije toekomst in stand te houden, is het belangrijk dat jongeren meedoen en meehelpen. Asha heeft een mooi voorbeeld neergezet niet alleen voor ouderen uit ook andere minderheidsgroeperingen, maar zeker ook voor autochtone ouderen. Helpen om vereenzaming van onze ouderen tegen te gaan. Dat is wat zij verdienen,” aldus voorzitter Ronald Kalka, tezamen met secretaris Radj Ramcharan al decennialang de motor van stichting Asha.
Foto’s: Radjin Thakoerdin (Sampreshan/Hindorama), Willem Debipersad en St. Asha
Bekijk de fotogalerie door te klikken op een foto.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland
Soerdjan Parohi: kunstenaar en prominent Surinaamse cultuurdrager – Chan Choenni

Op 17 oktober 2022 overleed Soerdjan Parohi op 84-jarige leeftijd te Paramaribo. Hij stond zowel nationaal als internationaal bekend om zijn veelzijdig kunstenaarschap. Dit artikel over deze bijzondere Surinamer is mede gebaseerd op onderzoek, waaronder een interview met hem dat ik samen met mijn zuster wijlen Gharietje Choenni (1951-2022) in 2011 heb gehouden in het kader van het vastleggen van de geschiedenis van Hindostanen. Soerdjan Parohi was vooral bekend als pottenbakker, maar hij was ook dichter, liedjesschrijver en voordrachtskunstenaar alsook toneelschrijver en toneelspeler. Parohi schreef gedichten in het Sarnami, Hindi, Nederlands en Sranan tongo. Hij heeft aan verschillende exposities deelgenomen en tientallen prijzen en medailles gekregen voor zijn verdiensten. Voor een overzicht daarvan verwijs ik naar een kleine autobiografie die hij in 2010 heeft samengesteld getiteld Biografie van Soerdjan Parohi en Gouden huwelijksjubileum.
Achtergrond
Soerdjan Parohi was afkomstig uit een pottenbakkersgeslacht uit India. Zijn ájá (paternale grootvader) die van beroep pottenbakker was, arriveerde in 1895 in Suriname met het zeilschip Grecian II als contractarbeider onder contractnummer 900X. Zijn áji (paternale grootmoeder) Budhni kwam in 1899 in Suriname aan met het zeilschip Avon I onder contractnummer 393b. Zij hebben elkaar in Suriname ontmoet, waarna ze trouwden en vijf kinderen kregen. Hun oudste zoon, Narsing Parohi, werd geboren in 1905. Hij leerde het pottenbakkersvak van zijn vader en zo werd dit vak in de familie voortgezet. Narsing was de vader van Soerdjan, die op 22 februari 1938 het district Saramacca werd geboren. In hetzelfde jaar overleed zijn ájá. Hij vertelde dat zijn áji en ájá altijd in Post Groningen in het district Saramacca zijn blijven wonen. Wij zijn Sarmacca Hindostanen.
De moeder van Soerdjan was Mahangoe Jagranie. Zij was in 1915 geboren in Suriname en bereikte de hoge leeftijd van 92 jaar. Over zijn moeder vertelde Soerdjan onder meer:
Mijn náná (maternale grootvader) kwam als contractarbeider uit India, maar mijn náni (maternale grootmoeder) was in Suriname geboren. Mijn náni was weduwe toen ze met mijn náná trouwde. Hun dochter, mijn moeder, werd geboren in het district Beneden-Para. Zij was een zeer krachtige en kàtin (dominante) vrouw. Ze bleef bij ons wonen en tot haar dood controleerde ze alles. Als ik ergens naar toe ging, zelfs toen ik ouder dan 70 jaar was en een gezin, kinderen en kleinkinderen had, moest ik toch verantwoorden waar ik naar toe ging. En hoe laat ik terug kwam; of ik per bromfiets of met de auto ging; of ik zelf ging rijden en meer van dat soort dingen. Voor haar bleef ik altijd haar zorg ongeacht mijn leeftijd. Tot het laatste moment – op haar 92ste– was ze zelfstandig. Zij heeft altijd gewerkt, zorgde voor de paar koeien die wij hadden en deed het huishouden. Toen mijn ouders van Saramacca naar de stad verhuisden, hebben wij een zware tijd gehad. De kosten voor levensonderhoud waren hoger. Allerlei producten, zoals rijst, groenten en fruit, die wij op Saramacca zelf verbouwden, moesten we nu kopen. Toen mijn vader ons in 1957 kwam te ontvallen heeft zij in haar eentje het gezin draaiende gehouden.

Kunstenaar Soerdjan Parohi werd vooral bekend als pottenbakker. Dia’s werden vooral tijdens het hindoefeest Diváli ontstoken.
Pottenbakken
In India hadden zich niet alleen landbouwers als contractarbeiders laten rekruteren, maar ook personen die andere beroepen hadden. Ajá Parohi pakte na afronding van zijn contractperiode in Suriname het beroep van pottenbakker weer op. Al tijdens zijn contractperiode maakte hij naast het reguliere werk op de plantage dia’s (kleine aarden kommetjes) en ander aardewerk dat de mensen nodig hadden. Ghív (geklaarde boter) werd, bijvoorbeeld, gemaakt in een katora (diepe koperen schaal). Dit proces duurde een paar dagen en de gekookte melk werd tijdens het proces in aarden potten bewaard.
Over zijn ájá vertelde Soerdjan Parohi het volgende:
Mijn ájá werkte als pottenbakker. Hij had het vak in Bharat (India) geleerd. Waar hij zelf geen dia’s naar toe kon sturen, adviseerde hij de mensen ‘maak dia’s van matti (zachte aarde) en gooi er dan olie in. Je hoeft de aarde niet te drogen want als de aarde niet is gebakken wordt alle olie erin opgezogen. Het is beter de dia’s te gebruiken wanneer de matti nog nat is’. Het was vroeger moeilijk om dia’s te bezorgen in de verschillende ganv’s (de dorpen en vestigingsplaatsen -C.C.). Deze waren alleen per boot te bereiken. Mensen wisten niet hoe ze dia’s moesten bakken, dus was het makkelijker om de dia’s te vormen en direct te gebruiken. Mijn ájá zocht naar goede aarde om mee te kunnen werken. Als hij zo een plek in Saramacca had gevonden, ging hij daar wonen. Hij lette er dus heel erg op of de kwaliteit van de aarde geschikt was voor het pottenbakken.
Dia’s worden gebruikt bij het hindoefeest Diváli (ook bekend als het lichtjesfeest) dat jaarlijks in oktober/november wordt gevierd. Toentertijd werden dia’s in Suriname ook veel gebruikt omdat er in de huizen nauwelijks elektrisch licht was. In de dia werden twee gerolde watten lontjes kruiselings gelegd en overgoten met ghív waarna de lontjes werden aangestoken. Op de avond van Diváli zorgde dat destijds symbolisch ‘voor het licht in het donker’ en voor een feeërieke sfeer. Jarenlang hebben hindoes in Suriname de dia’s van de familie Parohi gebruikt. Deze riepen nostalgische gevoelens op bij de Hindostaanse contractarbeiders en hun kinderen. Als kind ging Soerdjan Parohi altijd met zijn vader mee naar het district Saramacca om dia’s te verkopen. Hij vertelde dat zowel zijn ájá als zijn vader als een pandit werd behandeld: ze kregen ook sidhá (gift), zoals padie (ongepelde rijst), rijst, dál (gele erwten), álu (aardappelen) en geld. Nog steeds worden bij veel nakomelingen emotionele gevoelens en herinneringen opgeroepen bij het zien van dergelijke dia’s als een artefact behorend bij hun cultuur.

Archief foto Soerdjan Parohi Holi Cautal Milan
Familietraditie
Toen Soerdjan Parohi’s vader in 1957 stierf, kwamen allerlei mensen die zijn vader moesten betalen langs om hun schuld af te lossen. Het ging, bijvoorbeeld, om bedragen van vijf, tien en twaalf gulden. Er waren zeker vijf mensen die hem verzekerden dat ze altijd dia’s van hem zouden kopen. Ze stimuleerden hem om het werk voort te zetten, ook al zouden de dia’s krom en scheef zijn. Volgens Soerdjan Parohi waren de mensen in Suriname vroeger veel eerlijker en als ze iets toezegden dan kon je erop rekenen. De toezeggingen van de klanten gaven hem moed en hij besloot de pottenbakkerstraditie voort te zetten. Hij was echter verwend geweest en had het vak van zijn vader nauwelijks geleerd. In die tijd moest de draaischijf om de klei te kneden met de hand worden bediend. In het begin kon hij de vereiste balans niet vinden. Na veel oefenen lukte het hem om zowel op de draaischijf als met de hand de klei tot de juiste consistentie te kneden. Zijn ijverige en dominante moeder werkte hard mee. Zij maakte zelf geen dia’s, maar leerde hem wel hoe hij de techniek onder de knie moest krijgen. Soerdjan Parohi vertelde dat hij destijds ook ingevingen kreeg van zijn overleden vader:
Mijn vader corrigeerde alle fouten. Elke avond verscheen hij in mijn dromen om mij het ambacht te leren en uit te leggen hoe ik de gebruiksvoorwerpen moest maken. Alles wat ik heb geleerd voor dit vak, heb ik geleerd dankzij zijn aanwijzingen in mijn dromen. Overdag oefende ik precies zoals wijlen mijn vader het mij de avond tevoren in de droom had uitgelegd. Zodoende kreeg ik het ambacht onder de knie. Bij het bakken van het aardewerk deed ik ook dingen verkeerd. Zo gebruikte ik niet het juiste soort hout (zacht hout in plaats van hard hout) of deed ik niet genoeg hout in de oven. Mijn vader vertelde mij ook hoe ik rekening moest houden met de windrichting voordat ik de bakoven prepareerde. Voordat ik ’s ochtends in de oven kon kijken hoe het met mijn werk van de vorige dag was gesteld, had ik ’s avonds in mijn dromen al commentaar van mijn vader gekregen. Ik kreeg dus leiding van hem vanuit een andere dimensie en ik volgde zijn aanwijzingen precies. En wonder boven wonder, het lukte steeds weer.

Archief foto Chanda Mama en Atma Chintan programma via Radio Radika
Volgens Soerdjan Parohi heeft zijn vader hem zeker zo’n tien jaar na zijn heengaan instructies gegeven in zijn dromen. Hij sprak hierover met Babu Mahatamsingh, de toenmalige cultureel attaché van India. De heer Mahatamsingh zei dat dit geen vreemd verschijnsel was, omdat hij ook in India iets soortgelijks had meegemaakt.
Het vinden van goede klei was een hele klus. Soerdjan Parohi vertelde dat hij diep moest graven voor de klei en die vervolgens helemaal vrij moest maken van schelpen, haarwortels, andere scherpe en groffe deeltjes. Aan Weg naar Zee, bijvoorbeeld, is er mooie werkaarde, maar daar moest hij heel voorzichtig mee omgaan vanwege de scherpe stukjes schaar die kleine krabben erin achterlaten.
Zijn vader en ook Soerdjan Parohi leverden dia’s aan marktlui voor verkoop. Zij verstrekten de goederen op krediet en het was dan ook onzeker wanneer ze de betaling kregen. In de tijd van zijn vader was het leven een stuk goedkoper en werd dit niet als een groot probleem ervaren. Voor hem werd het echter steeds moeilijker om als pottenbakker het hoofd boven water te houden. In de jaren zestig werd het leven duurder en hij moest dan ook een betaalde baan zoeken om een regulier inkomen te hebben. Na de lagere school had hij de Uloschool gedaan. Hij solliciteerde voor een baan bij de Politie, maar werd afgewezen omdat hij een centimeter te kort was. Intussen hadden al zijn vrienden goede banen. Klasgenoten hadden carrière gemaakt in de ambtenarij of in de handelssector. Uiteindelijk heeft Soerdjan Parohi eerst vijf jaar als chauffeur bij de ambulancedienst van het bauxietbedrijf Suralco gewerkt en later als ambtenaar bij de Voogdijraad en als voorlichter bij het ministerie van Openbare Werken. Hij werd als stafambtenaar B, 2e klasse op zijn zestigste levensjaar gepensioneerd in 1998.

Archief foto Biografie Soerdjan Parohi en Gouden huwelijksjubileum
Zijn aardewerk bleef een product waar vraag naar was. Zonder dia’s kon men geen Diváli vieren, zonder kalsa (aarden drinkvat) kon men vroeger geen puja (offerdienst) doen en zonder een aarden pot kon men geen ghív (geklaarde boter) bewaren. Soerdjan Parohi bleef daarom naast zijn reguliere baan als pottenbakker werken en specialiseerde zich naderhand:
Ik heb mij in de loop der jaren zo gespecialiseerd dat ik ruim 900 modellen aardewerk kan maken. Als iemand een model meeneemt, hoef ik er alleen maar naar te kijken om het precies te kunnen namaken. Tegenwoordig is er een nieuwe trend om bedankjes te maken voor feestjes. Dan krijg ik bestellingen en ik lever ze op de afgesproken data af. Dat gaat prima. Hele kleine waterkruikjes bijvoorbeeld. Op een gegeven moment kwam er iemand uit Nederland voor een demonstratie van aardewerk/pottenbakken op het Jaarbeursterrein. Deze pottenbakker kreeg te horen dat ‘wij in Suriname ook een hele goede pottenbakker hadden. Hij is er helaas niet meer maar zijn zoon zet het werk van de vader op waardige wijze voort’. Toen moest ik laten zien wat ik kon, zoals in vijf minuten tijd vijf verschillende aardewerken voorwerpen maken. De man was onder de indruk en zei: ‘Kom naar mijn pottenbakkerij in Leiden (Holland) en ik zal je nog wat kneepjes leren’. Ik legde de uitnodiging naast mij neer, omdat ik als enige zoon voor mijn moeder moest zorgen. Later kwam er opnieuw een uitnodiging. Een Hindostaanse academicus bemoeide zich er toen mee en zei: ‘Ga maar. Wij zorgen hier wel dat alles goed loopt’. Kort daarna ben ik naar Nederland vertrokken. Daar heb ik verschillende technieken geleerd.
Soerjdan Parohi kon al de technieken helaas niet gebruiken in Suriname. Voor het glazuren zijn speciale ovens nodig waarvoor weer een transformator nodig is die alleen al 15.000 gulden kostte. Dat kon hij niet opbrengen. Ook een veldoven was onbetaalbaar. Achteraf dacht hij dat het beter zou zijn geweest om naar Brazilië te gaan want het verschil tussen Suriname en Brazilië is niet zo groot. De middelen die in Nederland worden gebruikt, zijn minder geschikt voor Suriname. Samen met enkele beeldende kunstenaars heeft hij onderzocht hoeveel delen ijzer en welk percentage aluminium in de aarde zit. Dat is van belang te weten want glazuren gebeurt boven de 1.000 graden. Het ijzergehalte mag dan niet hoog zijn omdat ijzer al bij 800-900 graden smelt. Het aardewerk wordt dan zacht en raakt misvormd.
De Encyclopedie van Suriname (1977: 118) betitelde Soerdjan Parohi als de belangrijkste pottenbakker van Suriname en refereerde aan zijn vindingrijkheid:
De draaischijf is gemoderniseerd, want Soerdjan heeft een oude automotor aan de as gekoppeld, zodat de schijf nu op vier versnellingen draait. Er wordt geen glazuur gebruikt, doch om glimmende sierceramiek te krijgen beschildert Soerdjan de voorwerpen met felle kleuren en zilver. Daar gaat dan nog een vernislaagje over, zodat de sobere potjes een kermisachtig uiterlijk krijgen.

Echtgenote Yvonne Parohi heeft ook het pottenbakken geleerd. Soerdjan Parohi in zijn atelier.
Teloorgang van het pottenbakkersambacht
Er werden steeds vaker dia’s en andere aarden gebruiksvoorwerpen geïmporteerd die goedkoper waren. Tevens werden aluminium pannetjes gebruikt voor puja’s. Deze ontwikkelingen waren medebepalend voor de teloorgang van het pottenbakkersambacht. Volgens Soerdjan Parohi ging met de toegenomen welvaart in Suriname ook de creativiteit verloren. Hij paste zich aan aan de veranderingen:
Alle voorwerpen waren vroeger van aarde: potten, pannen, borden, bekers, noem maar op. Nu al die voorwerpen zijn vervangen, kun je amper iets verdienen met het maken van dia’s alleen. Daarom, maar ook om de klant tegemoet te komen, verkopen we bij de dia’s ook pakketten met watten, wierookstokjes en ghív. Eigenlijk alles wat je nodig hebt voor de Divali-viering. En een paar keer per jaar maken we bedankjes voor de bruidsparen. De meeste pottenbakkers zeggen vanuit commercieel oogpunt dat je de voorwerpen niet meer dan een keer moet gebruiken. Na gebruik hoor je het kapot te maken, want het is jutthá (vervuild door het -eenmalig- gebruik). Ik heb als voordeel gehad dat ik -toen ik als pottenbakker werkte- steeds ook een andere baan erbij had.

Soerdjan Parohi en Chan Santokhi
Soerdjan Parohi leerde al zijn kinderen het pottenbakkersvak, maar zij hebben er niet hun beroep van gemaakt. Hij heeft zijn best gedaan om zijn kennis breder te delen door, bijvoorbeeld, pottenbakkers uit de districten Nickerie en Commewijne aan te bieden meer technieken bij hem te leren. Ze gingen daar niet op in, omdat er toen niet zoveel belangstelling was om professioneler te werken. Hij heeft wel lessen in pottenbakken aan kinderen gegeven en hun geleerd om dia’s te maken. Verder hielp hij leerlingen die een werkstuk of scriptie maakten over het ambacht van pottenbakker.
Hoewel sommige hindoes zeiden dat hij van de hoogste kaste was, omdat hij religieuze voorwerpen zoals dia’s en kalsa’s maakte, benadrukte Soerdjan Parohi dat hij het denken in kasten en ongelijkheid tussen mensen verafschuwde.
Je hebt sommige conservatieve Hindostanen die vinden dat dit werk voorbehouden is aan hindoes of aan een bepaalde kaste, maar ik ben het daar niet mee eens. Voor mij is het kunst en dat is niet gebonden aan kleur, cultuur, kaste of wat dan ook. Ik maak geen onderscheid en geef les aan iedereen die dat wil met welke culturele of religieuze achtergrond dan ook. Een heleboel hindoes hebben helemaal geen interesse in het maken van dia’s. Ik ben blij dat ik mijn kennis en kunde kan overdragen. Toen een dia bijna niets kostte- vroeger kocht je een dia voor een cent per stuk- zijn wij ze blijven maken. Nu betalen de mensen er een gulden (één Surinaamse dollar -C.C.) voor, maar niemand wil dit werk doen, omdat het niet genoeg geld opbrengt.
Soerdjan Parohi heeft het altijd jammer gevonden dat de overheid weinig deed voor kunstenaars. Een verzoek om een instelling waar klei kan worden getest en onderzocht, is onvervuld gebleven.

Soerdjan Parohi Museum. Met dank aan Bhagwan Gangaram Panday voor deze foto.
Nationalistisch
Naast het pottenbakken waren poëzie en toneel zijn hartstocht. Soerdjan Parohi heeft negen (kleine) gedichtenbundels geschreven onder het pseudoniemen Rini Shtiam. Rini betekent schuld/verplichting. Hij voelde zich verplicht om zijn land en volk te dienen. Shtiam heeft te maken met zijn naam en geloof. Hij was onder meer lid van de Surinaamse Schrijversgroep 1977 en bracht bij de viering van het eerste lustrum van deze schrijversgroep een van zijn gedichten in het Sranan tongo ten gehore. Hij maakte zijn debuut met de gedichtenbundel Mohini (Betovering, 1975) gevolgd door Piendjré Ké Panchhie (De vogel in de kooi, 1976) en Yaadgaar (In memoriam, 1977) geschreven ter nagedachtenis van de dramatische verdrinkingsdood van zeven Hindostaanse padvinders. De Surinaamse literatuurkenner Michiel van Kempen (2003: 1066-1067) schreef over zijn gedichten onder meer:
Mohini bevat poëzie geschreven in Hindi sterk vermengd met Sarnami, waarbij de bedoeling van de auteur niet duidelijk is: beheerst hij het Hindi niet voldoende (schrijft hij met andere woorden ‘Hindi’ zoals dat ook vaak door Surinaamse Hindostanen gesproken wordt), of past hij zijn Hindi bewust aan de in Suriname gesproken taal aan? […] De motieven zijn van zwaar nationalistisch kaliber: de opofferingen die men zich moet getroosten voor de opbouw van de natie, de bodemschatten en vruchtbaarheid van het land, de eenheid van alle bevolkingsgroepen […] oproepen om het land toch niet te verlaten.
Zijn gedichten zijn bepaald niet excellent, maar Soerdjan Parohi was wel een uitstekende voordrachtskunstenaar en verhalenverteller. Hij presenteerde sinds 1970 op radio Radika het programma Chanda mama (Moeder maan) voor jeugdigen. In deze verhalen kwamen normen en waarden aan bod. Hij bracht in 1983 ook een luisterplaat met deze titel uit. Hij schreef op verzoek toneelstukken voor Divali en andere feestdagen. Ook heeft hij liedjes geschreven die door verschillende zangers nog steeds worden gezongen, zoals Surinam ke dharti par en Sharaab ke nakhra.
Soerdjan Parohi stond voor eenheid onder Surinamers en verachtte onderlinge discriminatie. In zijn gedichten staat de oprechte Surinamer centraal. Over zijn ervaring met de denigrerende term ‘koelie’ zei hij:
De Creolen zeiden vroeger altijd ‘koelie’ tegen mij en dat stoorde mij. Op een dag raapte ik al mijn moed bij elkaar en zei: ‘Luister, je moet niet alleen tegen mij koelie zeggen, want mijn voorouders hebben met dezelfde houwers waarmee jullie de bossen openkapten hetzelfde werk gedaan. Zij hadden geen schop meegenomen uit India. Neen: die schop die de plantagehouder ons in de hand drukte, had jouw grootvader een paar dagen eerder gebruikt om die loostrens te graven. Dus jullie zijn net zo goed koelies. Als je mij wil beledigen dan moet je iets anders bedenken, want wij deden geen ander werk dan jullie.

Aanbieding gedichtenbundel aan dr. Johan Ferrier, de eerste President van Suriname door Soerdjan Parohi. In zijn korte autobiografie worden zijn gedichtenbundels, toneelstukken, optredens en prijzen genoemd.
Soerdjan Parohi Museum
Soerdjan Parohi hekelde de neiging bij veel Hindostanen om waardevolle spullen die niet direct bruikbaar waren, weg te gooien. Dat er weinig is overgebleven van de gebruiksvoorwerpen van de Hindostaanse contractarbeiders betreurde hij. Vroeger maakte men zelf koperen spullen, borden, kommetjes en dergelijke. Kapotte voorwerpen werden omgesmolten en men maakte nieuwe gebruiksvoorwerpen. Hij heeft geprobeerd zoveel mogelijk historische spullen te bewaren voor het nageslacht. In februari 2022 rond zijn 84ste verjaardag, werd het Soerdjan Parohi Museum geopend bij zijn woning op de hoek van de Leysweg en Commissaris Weythingweg. De veelzijdige kunstenaar overleed op 17 oktober 2022, een week voor de viering van het Divali-feest wat voor hem altijd een heel bijzondere periode was. Met zijn heengaan verliest de Surinaamse gemeenschap een groot cultuurdrager, die een onuitwisbaar stempel heeft gedrukt op de Surinaams-Hindostaanse cultuur.
Literatuur
Blog Werkgroep Caribische letteren, Onderscheiding voor pottenbakker en dichter Soerdjan Parohi.
Brochure (2010), Biografie van Soerdjan Parohi en gouden huwelijksjubileum, Paramaribo.
Choenni, C.E.S. (2006), Hindostaanse Contractarbeiders, Volendam: LM Publishers.
Encyclopedie van Suriname (1977), Paramaribo: Elsevier.
Kempen, Michiel van (2003), Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, Breda: De Geus deel II,.
Kemink, Pieter Keramiekworkshop Suriname: Soerdjan Parohi, in: Blog Werkgroep Caribische letteren.
Parbode (2022), Meesterpottenbakker Soerdjan Parohi: ‘Mijn hobby is mijn beroep geworden Paramaribo: 10 januari 2022
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Suriname, Taal & Literatuur
40 jaar verder – Kanta Adhin

Het is nu 40 jaar geleden dat in Suriname de zogenoemde Decembermoorden plaatsvonden. Het hoger beroep in de strafzaak tegen de in eerste instantie veroordeelde hoofdverdachte D. Bouterse loopt nog en de rechtszaak geeft nog altijd veel stof tot discussie. Voor nabestaanden van de slachtoffers en Surinamers die rechtsstatelijke principes hoog houden, is het niet meer dan normaal dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de moorden berecht en bestraft worden. Er zijn echter ook andere meningen.
Fanatieke aanhangers van de hoofdverdachte, die zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld tot een politiek leider die zelfs tweemaal president is geweest, geloven niet dat er strafrechtelijke feiten zijn gepleegd ondanks keiharde bewijzen die op het tegendeel wijzen. Ze geloven slaafs wat door hun leider wordt verkondigd. Anderen zien wel in dat er moorden zijn begaan, maar menen dat vanwege de positie van betrokkene berechting en bestraffing zorgen voor polarisatie in de samenleving en daarom niet zouden moeten worden nagestreefd. Ook hoor je geluiden dat het allemaal al zo lang duurt – ‘Laten we ophouden met dat ding’. In haar recent uitgebrachte film Beste meneer Bouterse onderzoekt de 32-jarige filmmaker Ananta Khemradj hoe de na 1982 geboren generatie in Suriname moet omgaan met de nasleep van de militaire periode met als dieptepunten de moorden op 8 december 1982 en het bloedbad in Moiwana op 29 november 1986 tijdens de binnenlandse oorlog. Haar generatie heeft Bouterse in 2010 en 2015 aan de macht geholpen. Zij ervaart een diep verdeelde samenleving in Suriname en wil graag een dialoog die zo snel mogelijk de verschillende kampen tot elkaar moet brengen.
Moedig, maar ook ambitieus gezien de diepe wonden die zijn geslagen tijdens de militaire repressie en terreur. In tegenstelling tot de oudere generatie kunnen de jongeren zich daar niets bij voorstellen. Zo zijn er nu in Nederland generaties die zich niets kunnen voorstellen bij de verschrikkingen tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog en geen unheimisch gevoel hebben bij nazi-achtig gedachtegoed. Dat blijkt uit stemgedrag waardoor personen met bedenkelijke ideeën in de Tweede Kamer komen. Dit leidt al tot de nodige polarisatie, terwijl het hier niet eens personen betreft die, bijvoorbeeld, als NSB’ers verantwoordelijk zijn geweest voor de moord op diverse verzetsstrijders.
Heden ten dage gaan we in Nederland verder de geschiedenis in. Er is er volop discussie over excuses die Nederland moet aanbieden voor het slavernijverleden. Hier gaat het om misdaden die generaties geleden hebben plaatsgevonden. Noch de daders noch de slachtoffers en directe nabestaanden leven nog. Een strafzaak heeft dan ook geen zin. De huidige nazaten van de toenmalige slaven menen echter dat de pijn tot in het heden doorwerkt en dat een vorm van gerechtigheid op zijn plaats is. Na diverse onderzoeken en reeds aangeboden excuses door een aantal gemeenten en de Nederlandse Bank, heeft de Nederlandse regering op aandringen van de Tweede Kamer recent eindelijk besloten excuses aan te bieden (voorheen was slechts spijt betuigd). Het voornemen is dit op 19 december 2022 in de Caribische delen van het Koninkrijk en Suriname door verschillende bewindslieden te laten doen. Nu spelen er vragen of het om welgemeende of om pro forma excuses gaat. In Suriname is men ook niet tevreden met het eenzijdige besluit, de arbitraire datum van 19 december – 1 juli 2023 is veel passender – en het niveau van de afvaardiging. Het gaat om een gevoelige zaak en men wenst dat daar zorgvuldig mee wordt omgegaan.
Ik wil maar zeggen: Als er nu nog steeds gevoeligheden spelen met betrekking tot het koloniale verleden, hoe realistisch is het om de periode van de militaire terreur en repressie alsook de binnenlandse oorlog zo snel te willen gladstrijken. De Surinaamse samenleving is klein. Er zijn veel mensen met enorme pijn door het verlies van geliefden, door ontheemding, door onzekerheid vanwege afbraak van de rechtsstaat en daarmee gepaard gaande mensenrechtenschendingen. Er zijn kinderen die tegen wil en dank buiten Suriname zijn opgegroeid, de binding met Suriname hebben gemist en als het ware tussen wal en schip zijn geraakt. Ga zo maar door. De pijn wordt nog eens verergerd doordat de hoofdpersoon zichzelf welbewust met veel list en bedrog heeft gemanoeuvreerd in een prominente politieke positie. Echter, het land naar een betere bestemming besturen heeft hij nooit gedaan; hij heeft het land naar de afgrond geleid. Zijn positie heeft hij wel gebruikt om obstructie te voeren waardoor het Decembermoordenproces zo lang voortsleept. Hij heeft nooit enige oprechte wroeging getoond. Integendeel laat hij niet na de slachtoffers te ridiculiseren.
In een moderne samenleving is het niet meer dan normaal dat daders worden berecht en bestraft. Daar moeten we geen eeuwen over laten heengaan om dan excuses te gaan eisen van latere generaties. Recent hebben we gezien dat in landen als Argentinië en El Salvador personen worden berecht en bestraft voor grove misdaden gepleegd in de jaren tachtig. Niet normaal is dat een dader welbewust misbruik maakt van goedgelovigheid en van het gebrek aan historische kennis bij jongere generaties om met gebruikmaking van staatsmiddelen verdeeldheid te blijven zaaien met als doel: het ontlopen van straf. Ik hoop dat Ananta Khemradj dat gesprek met haar generatiegenoten zal voeren.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
25 november: Onafhankelijkheid Suriname – Eric Kastelein
In Paramaribo staan veel gedenktekens die herinneren aan de onafhankelijkheid op 25 november 1975. Loop mee naar het Vaillantsplein, Fort Zeelandia, het Onafhankelijkheidsplein, de Mr. Dr. de Mirandastraat, de Kleine Combéweg en de Palmentuin. Deze geschiedenissen zijn gebaseerd op het boek ‘Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed’.
Carillon op het Vaillantsplein
Op zaterdagmiddag 25 februari 1978 – ruim 2 jaar na de overhandiging van het schaalmodel –verzamelen zich duizenden belangstellenden op het Vaillantsplein voor het feestelijk in gebruik nemen van het carillon. Het is een geschenk van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, ter herinnering aan de onafhankelijkheid op 25 november 1975. Het carillon bestaat uit 24 klokken die in een stalen klokkenstoel hangen, gemaakt door klokkengieterij Koninklijke Eijsbouts. De muziek begint en eindigt met het Surinaamse volkslied. In de loop van de jaren zijn het gebouw en carillon drie keer grondig gerenoveerd. Het onderhoud wordt uitgevoerd door Telesur.
I love SU bij Fort Zeelandia
Dit gedenkteken van de Surinaamse kunstenaar George Struikelblok herinnert aan 35 jaar onafhankelijkheid. Het oorspronkelijke werk is van hout en wordt op 25 november 2010 onthuld. Omdat het materiaal niet bestand is tegen het tropische klimaat staat er sinds 6 juli 2011 een betonnen exemplaar. Hoewel de plek waar het staat veel bezwaar oproept – in de historische binnenstad, de Unesco Werelderfgoedlijst – is het een toeristische attractie geworden. Binnen- en buitenlandse bezoekers maken foto’s en selfies.
40 jaar Staatkundige Onafhankelijkheid op het Onafhankelijkheidsplein
President Desi Bouterse en first lady Ingrid Bouterse-Waldring onthullen op 25 november 2015 de plaquette 40 jaar Staatkundige Onafhankelijkheid, die met vier bouten aan een granietblok is bevestigd. Het aandenken aan srefidensiligt recht tegenover het Presidentieel paleis op het Onafhankelijkheidsplein. Het is de plek waar in 1904 het borstbeeld van oud-gouverneur T.A.J. van Asch van Wijck stond en waar van 31 augustus 1923 tot 22 november 1975 het standbeeld van koningin Wilhelmina de omgeving domineerde. De plaquette is in 2017 fris, in 2019 verweerd, in 2022 vernield. Het wachten is op herstel.
Statuutboom, Wilhelmina, Jagernath Lachmon, Henck Arron, Trefossa
Het eerste signaal van een naderende onafhankelijkheid is de afkondiging op 29 december 1954 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden. De overzeese gebiedsdelen, waaronder Suriname, krijgen meer zelfstandigheid en bepalen voortaan hun eigen binnenlands beleid en de financiën. Een gelijkwaardig rijksdeel, een oud-kolonie maar nog niet onafhankelijk. De Statuutboom, een groenhart die herinnert aan die gebeurtenis, staat in de Mr. Dr. J.C. de Mirandastraat.
In de nacht van vrijdag op zaterdag 22 november 1975 wordt het acht ton wegende beeld van Wilhelmina weggetakeld en overgebracht naar het Prins Bernhard Kampement. Dat niet iedereen het eens is met die actie vertelt dagblad Trouw met de kop Surinamers boos over weghalen beeld Wilhelmina. Het standbeeld staat sinds 31 augustus 1976 bij Fort Zeelandia, langs de oever van de Surinamerivier. Jagernath Lachmon en Henck Arron zijn de politieke hoofdrolspelers bij de onafhankelijkheid. Hun handdruk en brasa maken 25 november mogelijk. Het beeld van Lachmon (2002) bevindt zich op het Onafhankelijkheidsplein. Henck Arron (2008) staat 200 meter verderop, aan de Kleine Combéweg, bij de ingang van de Palmentuin. Het borstbeeld van Trefossa (2012) – srefidensi – heeft op een steenworp afstand zijn plek gevonden, op de hoek van de Kleine Combéweg en het Onafhankelijkheidsplein. De laatste drie werken zijn van de Surinaamse kunstenaar Erwin de Vries.

Jagernath Lachmon

Henck Arron

Trefossa
Foto’s: Eric Kastelein
- Published in BIBLIOTHEEK
President Venetiaan: een miskend staatsman – Hans Ramsoedh

President Ronald Venetiaan (Vene) is de langstzittende president van Suriname. Hij diende drie termijnen (1991-1996, 2000-2005 en 2005-2010), geldt als de man van moreel-ethische principes en met ‘tien schone vingers’. In de Surinaamse politieke context zijn deze kwalificaties hoogst uitzonderlijk. In zijn vijftien jaar als president kwam hij steeds aan de macht toen het land er slecht voor stond. In 1991 en 2000 slaagde hij erin op eigen kracht het land uit het sociaaleconomische moeras te halen en in 1991 wist hij het machtsvraagstuk op te lossen door de oude legertop geleid door Desi Bouterse weg te zuiveren. Onder zijn presidentschap werd in augustus 1992 formeel de binnenlandse oorlog beëindigd. Ondanks deze uitzonderlijke staat van dienst wist Venetiaan echter niet het hart van het Surinaamse volk te winnen. In deze bijdrage bespreek ik een aantal verdiensten van deze president en waarom hij niet de waardering kreeg die hij verdiende.

President Ronald Venetiaan. Foto: Nationale Voorlichtingsdienst
Achtergrond Venetiaan en ministerschap
Venetiaan (18 juni 1936) is geboren in het district Para. Na de mulo bezocht hij de Algemene Middelbare School (AMS) die hij in 1955 afrondde. In dat jaar vertrok hij naar Nederland om in Leiden wis- en natuurkunde te studeren. In deze universiteitsstad was hij actief binnen de Surinaamse Studenten Vereniging (SSV) en was een van de redacteuren van het door deze vereniging uitgegeven blad Mamjo (lappendeken). Tijdens zijn studietijd schreef hij liedjes, cabaret en toneelscènes. Ook publiceerde hij poëzie onder het pseudoniem VENE. Enkele van zijn gedichten waarin het leed van de slavernij en de vrijheidsdrang belangrijke motieven vormen verschenen later in het literair tijdschrift Moetete (1968). Na zijn studie keerde Venetiaan in 1964 terug in Suriname en werd hij docent aan de AMS. Van 1969 tot 1973 maakte hij deel uit van de directie van deze middelbare school.
Ondanks zijn vriendschap met nationalistische dichters als Dobru was Venetiaan geen lid van een politieke partij. Naar we mogen aannemen zal hij affiniteit hebben gehad met de culturele en politieke idealen van de Partij Nationalistische Republiek (PNR) van Eddy Bruma, maar van een lidmaatschap van deze partij was geen sprake. In de jaren zestig kon namelijk een lidmaatschap van de PNR belangrijke negatieve gevolgen hebben voor de carrière van personen in overheidsdienst. De grootste Creoolse partij, de Nationale Partij Suriname (NPS), was namelijk met de PNR in een concurrentiestrijd verwikkeld om de gunst van de Creoolse kiezer.
Toen de Nationale Partij Kombinatie (NPK, Creools eenheidsfront) in 1973 aan de macht kwam werd Venetiaan tot zijn verrassing door Henck Arron (premier tussen 1973 en 1980) gevraagd om minister van Onderwijs te worden. Hoewel er binnen de NPS enig wantrouwen heerste tegen een ministerschap van Venetiaan (hij was toen nog geen lid van deze partij en werd gezien als iemand met PNR-sympathieën) wist Arron diens kandidatuur aan de partij te verkopen door te refereren aan het feit dat Venetiaan evenals Jopie Pengel (de vroegere leider van de NPS) uit Para afkomstig was en dus uit het ‘goede hout’ was gesneden. Het district Para was traditioneel een NPS-district, maar voor Arron was doorslaggevend dat Venetiaan tijdens de algemene stakingen in Suriname in 1969 en tussen 1971-1973 een leidersrol had vervuld. Venetiaan bekleedde het ministerschap van Onderwijs van 1973 tot februari 1980 toen de militairen onder leiding van Desi Bouterse de regering-Arron wegschoten. In tegenstelling tot veel ministers inclusief premier Arron die onderdoken toen de militairen de macht grepen, ging Venetiaan de dag na de staatsgreep onverschrokken naar zijn ministerie om zich aan zijn taken te houden. Hij had een houding van: ‘Ik hoor wel van de militairen of mijn aanwezigheid op het ministerie wel of niet gewenst is’. Tijdens de eerste maanden van de staatsgreep kreeg Venetiaan huisarrest opgelegd. Na opheffing van het huisarrest was hij als docent verbonden aan de Anton de Kom universiteit.
Herdemocratisering onder militaire escorte
Hoewel de militairen in 1987 terugkeerden naar de kazerne en de democratie weer werd hersteld, werd het echter een herdemocratisering onder ‘militaire escorte’. Zo kreeg het leger in de nieuwe grondwet van 1987 een politieke en juridische macht: het Nationaal Leger werd de militaire voorhoede van het volk van Suriname en belast met de bescherming van de hoogste rechten en vrijheden van land en volk. Ook werd het de militairen toegestaan met een eigen politieke partij aan de verkiezingen deel te nemen met aldus een bevelhebber die de kazerne tevens als politiek podium zou gebruiken. Formeel was de president opperbevelhebber van het leger, maar zijn zeggenschap was nihil. Met de nieuwe grondwet in 1987 kreeg Suriname een executieve president. De politieke leiders van de Front-coalitie ( Front voor Democratie en Ontwikkeling, een coalitie van de Creoolse NPS, de Hindostaanse VHP en de Javaanse KTPI) waren beducht voor Bouterse en het leger. Bouterse stak in eigen kring zijn minachting voor president Shankar nauwelijks onder stoelen of banken. Symbolisch voor de zwakte van de burgerregering was de wijze waarop zij op kerstavond 1990 van het toneel verdween. Op kerstavond 1990 was een door Bouterse zorgvuldig geregisseerd telefoontje van het Militair Gezag in Fort Zeelandia voldoende om de gekozen burgerregering naar huis te sturen. Hiermee was de ‘kerst- of telefooncoup’ een feit. De militairen maakten een eind aan de illusie van Suriname als democratische rechtsstaat. Na de telefooncoup formeerde het leger een zakenkabinet dat volledig door de NDP werd gedomineerd met de bejaarde John Kraag als president en Jules Wijdenbosch als vicepresident. De nieuwe regering gebruikte zonder terughoudendheid de staatskas als verkiezingskas en trachtte de bevolking voor zich te winnen door goedkoop voedsel op de markt te brengen, grond uit te geven, ambtenarensalarissen en ouderdomsvoorziening fors te verhogen. De maatregelen leidden tot een explosie van het overheidstekort.
Venetiaan als president 1991-1996
Bij de verkiezingen in 1991 kwam het Nieuw Front voor Democratie en Ontwikkeling, kortweg Nieuw Front (naast de drie eerder genoemde etnische partijen had de Surinaamse Partij van de Arbeid -SPA- zich aangesloten bij deze coalitie) als grootste winnaar uit de bus, zij het dat de verkiezingswinst nu lager uitviel dan in 1987. De NPS droeg Ronald Venetiaan voor als president. De kandidaatstelling van Venetiaan als president werd pas twee dagen vóór de verkiezingen in mei 1991 op een slotbijeenkomst van het Nieuw Front gepresenteerd. Bij een aantal VHP-prominenten bestond weinig enthousiasme voor Venetiaan die men beschuldigde van ‘etnocentrisch denken’ en ‘racisme’. Hij werd namelijk beschouwd als een exponent van het Creools nationalisme in de jaren zestig en zeventig en een persoon die niet onsympathiek stond tegenover Black Power en Malcolm X.
Ondanks dit verzet binnen de VHP werd Venetiaan voorgedragen als presidentskandidaat. Om de overwegend Hindostaanse kiezers in het district Saramacca te weerhouden om op het Nieuw Front te stemmen werden er in verband met de kandidaatstelling van Venetiaan verkiezingsaffiches verspreid met daarop een baviaan afgebeeld en de tekst ‘wilt u deze baviaan als president van Suriname?’ De NDP en VHP’ers die anti-Venetiaan waren, werden ervan verdacht achter deze actie te staan.

Politieke leiders Nieuw Front. Vlnr: Fred Derby (SPA), Jagernath Lachmon (VHP) en Ronald Venetiaan (NPS). Foto: Ram Soekhlal
Economisch herstel 1991-1996
De nieuwe regering-Venetiaan gaf grote prioriteit aan de hervorming van de economie, de terugdringing van de rol van het leger in de politiek, waarmee de weg vrij zou komen voor hervatting van de Nederlandse ontwikkelingshulp, en de beëindiging van de Binnenlandse Oorlog.
In november 1991 en januari 1992 confereerden Suriname en Nederland op Bonaire over hervatting van de ontwikkelingshulp, bestrijding van de drugshandel, militaire samenwerking en versterking van de democratie. Een van de uitkomsten van het overleg op Bonaire was de opstelling van een Raamverdrag waarin een intensievere samenwerking tussen Nederland en Suriname zou worden vastgelegd. Het Raamverdrag behelsde een structurele band op velerlei terrein. In juni 1992 werd het Raamverdrag door premier Lubbers en president Venetiaan in Den Haag ondertekend waarmee de betrekkingen tussen beide landen werden verbreed en verdiept. Het bevatte hoofdlijnen voor afspraken over onder meer ontwikkelingssamenwerking, buitenlands en veiligheidsbeleid, technische bijstand op het gebied van defensie, versterking van de rechtsstaat, bestrijding van grensoverschrijdende misdaad en culturele samenwerking.

Omslag boek Drie miljard verwijten, R. de Groot 2004.
Nederland bleef echter strikte voorwaarden verbinden aan hervatting van de ontwikkelingshulp. Het betekende dat het royaal beschikbaar stellen van Nederlands ontwikkelingshulp tussen 1975 en 1982 werd vervangen door een restrictief beleid: een procedurebundel, een recept voor economische herstructurering en accountantscontrole op de besteding van de Nederlandse hulp: Suriname moest een structureel aanpassingsprogramma (SAP) ontwerpen om zijn economie te hervormen. Venetiaan verwierp echter de Nederlandse wens om het oordeel van het IMF te betrekken bij de hervatting van de betalingsbalanssteun. Monitoring door het IMF stelde hij gelijk aan het internationaliseren van het ontwikkelingsverdrag van 1975. Hij beschouwde de Nederlandse eisen van ´monitoring’ door het IMF als Haagse bedilzucht en postkoloniale bevoogding. Daarnaast vreesde zijn regering voor verdere toename van de sociale problemen als de adviezen van het IMF werden opgevolgd. De regering-Venetiaan koos voor een structureel aanpassingsprogramma gebaseerd op een nuloptie (met nul gulden Nederlandse financiële ondersteuning) met monitoring door het Britse Warwick Research. In vier jaar tijd kon de regering-Venetiaan een sluitende staatsbegroting presenteren, de inflatie en wisselkoers stabiliseren en bogen op een flinke hoeveelheid aan goud en buitenlandse valuta in de staatskas. Daarmee heeft Suriname onder de regering-Venetiaan op eigen kracht de structurele aanpassing van de overheidsfinanciën gerealiseerd. De regering-Venetiaan was echter niet in staat om de sociale gevolgen van het deels uitgevoerde aanpassingsprogramma op te vangen. De inflatie versnelde bijna dagelijks en bereikte in 1994 het trieste record van bijna 370 procent, de wisselkoers deprecieerde fors, het nationaal inkomen groeide niet en de koopkracht van loontrekkers kalfde zo snel af dat medio 1995 het reële loon een tiende bedroeg van dat van tien jaar daarvoor. De verpaupering van de bevolking nam zienderogen toe. De sluimerende onvrede werd enigszins gecompenseerd door de talrijke voedselpakketten uit Nederland. Circa veertig tot vijftig procent van de Surinaamse bevolking was afhankelijk van deze steun door familieleden in Nederland.
Zuivering van de legertop
President Venetiaan pakte het machtsvraagstuk voortvarend aan. In maart 1992 werd door De Nationale Assemblée een grondwetswijziging aangenomen die het leger zijn politieke taken ontnam. Daarnaast werd het Bouterse verboden de kazerne als politieke arena te gebruiken. De definitieve afrekening met de legerleiding volgde in november 1992 toen Bouterse min of meer gedwongen werd ontslag te nemen. Binnen het leger ontstond er een broeierige situatie. President Venetiaan dreigde met militaire steun uit Nederland en de Verenigde Staten om het conflict tussen legerleiding en regering op te lossen. Loyale onderdelen binnen het leger werden door Nederland in het diepste geheim van extra wapens voorzien om de commando-overdracht in april 1993 zonder problemen te laten plaatsvinden. Bij monde van zijn minister van Buitenlandse Zaken verklaarde de Nederlandse regering een eventueel verzoek van de Surinaamse om militaire assistentie serieus te nemen. De ‘Haagse bluf’ was aanleiding voor het leger om in te binden. De oude legerleiding werd aan de kant geschoven. Met het Raamverdrag als ruggensteun kon de Surinaamse regering voorkomen dat de militairen voor de derde maal naar de macht grepen.
Beëindiging binnenlandse oorlog
President Venetiaan maakte een eind aan de Binnenlandse Oorlog toen in augustus 1992 een definitieve vrede werd bereikt met het Jungle Commando, de Tucayana Amazones en enkele kleine rebellerende groepen door inschakeling van de OAS. Er werd een Overeenkomst voor Nationale Verzoening en Ontwikkeling (ook wel het Akkoord van Lelydorp genoemd) in 1992 ondertekend die voorzag in de ontwapening van de rebellerende groepen, de oprichting van een speciale politiemacht voor het binnenland bestaande uit ex-leden van het Jungle Commando en de Tucayana. Voor de regering-Venetiaan betekende het vredesakkoord een politieke overwinning en een belangrijke stap naar herstel van de democratische rechtsorde.
Venetiaan en de kapitaalcoup 1996
Bij de verkiezingen in mei 1996 kon de regering-Venetiaan wijzen op het macro-economisch herstel, maar dit herstel had niet direct geleid tot lotsverbetering voor de bevolking. Het Nieuw Front zakte verder terug maar bleef met 42 procent van de stemmen toch de grootste partij met vierentwintig zetels. De NDP onder aanvoering van Bouterse groeide gestaag en behaalde met 26 procent van stemmen zestien zetels, maar dit was niet voldoende om een rol van betekenis te kunnen spelen.
Binnen de VHP was met name bij de handelselite het verzet tegen Venetiaan niet afgenomen. Achter de schermen bleek zij onder aanvoering van Atta Mungra, Pretaap Radhakishun en rijke kroonprinsen als Dilip Sardjoe (die sinds jaren geldt als de rijkste man van Suriname en toentertijd penningmeester van de VHP was) betrokken bij een schimmig spel om alsnog een eigen presidentskandidaat naar voren te schuiven bij de verkiezingen in 1996. Deze rijke kroonprinsen (door Venetiaan aangeduid als tarantula’s) hadden weinig op met president Venetiaan die bekend stond om zijn onkreukbaarheid en ‘tien schone vingers’. Hij vormde een sta-in-de-weg voor hun zakelijke belangen. Zij vonden dat Venetiaan in 1996 plaats moest maken voor Lachmon als presidentskandidaat. Door deze groep werd in 1996 een stille Lachmon for president campagne gevoerd. Lachmon weigerde echter na de verkiezingen die functie te aanvaarden en bood die aan de NPS aan op voorwaarde dat hij dan weer voorzitter van DNA mocht worden. Deze handelselite uit de VHP begon binnen de partij een Beweging voor Vrijheid en Democratie (BVD) en startte daarnaast in het geheim onderhandelingen met Bouterse over de vorming van een regering met enkele afgescheiden splintergroeperingen. Met de flamboyante Wijdenbosch (voorzitter van de NDP) viel voor deze handelselite meer te ‘ritselen’ dan met Venetiaan. Via omkoping werd Jules Wijdenbosch van de NDP in de Verenigde Volksvergadering in 1996 met een krappe meerderheid gekozen tot president met Radhakishun als vicepresident. De kapitaalcoup was hiermee een feit en een ‘geslaagde’ actie om Venetiaan de pas af te snijden.

Oud-president Jules Wijdenbosch Foto: SRHerald
Het beleid van de regering-Wijdenbosch (1996-2000) stortte Suriname in de grootste economische crisis in de historie van het land en heeft het land in een kort tijdsbestek totaal verarmd en de economie vrijwel kapot gemaakt. In een in mei 1999 door het IMF uitgebrachte rapport kreeg de regering-Wijdenbosch zelfs een brevet van ongeschiktheid om leiding te geven aan het land. Deze regering gaf ongebreideld geld uit. Het begrotingstekort werd volledig monetair gefinancierd met als gevolg een torenhoge inflatie, het omhoog jagen van de wisselkoers, een stagnatie van de economische groei, een forse toename van het financieringstekort en zelfs de verkoop van het goud van de Centrale Bank.
In mei 1999 barstte de bom. Naar schatting tussen vijftig- en zeventigduizend mensen, de grootste demonstratie in de geschiedenis van Suriname en getypeerd als de mars der dwaze burgers, gingen de straat op om te protesteren tegen de enorme stijging van de kosten van levensonderhoud en het aftreden van de regering te eisen. President Wijdenbosch zag zich gedwongen vervroegd verkiezingen uit te schrijven in 2000.
Presidentschap Venetiaan 2000-2005 en 2005-2010
De volksopstand in 1999 tegen de regering-Wijdenbosch bracht het Nieuw Front bij de verkiezingen in mei 2000 weer terug in het machtscentrum. Met Venetiaan voor de tweede maal als president kroop Suriname in sociaaleconomisch opzicht langzaam uit een diep dal. Hij bracht weer economische en monetaire stabiliteit, op zich een opmerkelijke prestatie mede gezien de failliete boedel die zijn regering in 2000 overnam. Hoewel deze regering een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de versterking van de democratische rechtsstaat en van onder meer het IMF en de Wereldbank voor haar monetair en economisch beleid veel lof kreeg toegezwaaid, heeft zij als gevolg van falende armoedebestrijding niet het vertrouwen weten te winnen van grote delen van de bevolking. De saneringsmaatregelen die nodig waren voor het economisch herstel troffen de bevolking hard. Het NF kwam electoraal gezien in een glijbaan terecht, terwijl de NDP ondertussen werkte aan een herstel van vertrouwen bij de kiezers, hoewel bij een groot deel van de kiezers nog grote ambivalentie bestond tegenover de politieke ambities van Bouterse.

Vicepresident Ram Sardjoe en president Ronald Venetiaan. Foto: Nickerie.net
In 2005 werd Venetiaan herkozen als president en verwierf daarmee een derde termijn. Ook in de periode 2005-2010 slaagde de regering-Venetiaan erin macro-economisch gezien orde op zaken te stellen. Tussen 2000 en 2010 kende Suriname een economische groei van gemiddeld vijf procent die hoofdzakelijk te danken was aan de stijgende prijzen van goud en de olie-inkomsten. In tien jaar tijd wist de regering-Venetiaan een monetaire reserve op te bouwen van bijna nul in 2000 tot meer dan USD zevenhonderd miljoen in 2010. De tussen 2000-2010 bereikte economische stabiliteit en groei konden echter niet verhullen dat op het terrein van werkloosheid, armoedebestrijding, huisvesting en onderwijs sprake was van stagnatie. Corruptie, incompetentie en een falend sociaal beleid hebben de onvrede onder brede lagen van de bevolking alleen maar versterkt. Malversaties op het ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer (RGB) belast met de uitgifte van domeingronden zetten bij velen kwaad bloed. Ook vonden velen in de samenleving dat Venetiaan uit machtsbehoud zaken op het ministerie van RGB op hun beloop liet en daarmee bij zijn coalitiepartners in een houdgreep lag. Bij de kiezers wekte dat langzamerhand de indruk van gebrekkig leiderschap. Uit diverse opiniepeilingen kreeg de regering-Venetiaan stelselmatig een onvoldoende voor haar beleid. Voor een niet onbelangrijk deel hing dit ook samen met een falend beleid op het gebied van de public relations. De regering-Venetiaan wist de bevolking niet ervan te overtuigen dat de door haar uitgezette koers de beste was. De afstandelijke regeerstijl van Venetiaan maakte het de NDP en Bouterse gemakkelijk zich te profileren als de belangenbehartiger van het volk. De Nieuw Front-regeringen onder president Venetiaan hadden weliswaar stabiliteit gebracht, maar de kiezers gingen haar leiders langzamerhand als dinosauriërs beschouwen en associeerden deze coalitie met stilstand, stagnatie, immobilisme, vriendjespolitiek en corruptie.
Het conservatieve concept van propagandavoering van het Nieuw Front was nauwelijks gericht op jongeren die meer dan de helft van de kiezers uitmaakten. Het belangrijkste wapenfeit van de Nieuw Front-coalitie tijdens verkiezingscampagnes was het wijzen op het gevaar Bouterse, een mantra die na drie decennia bij een groot deel van de kiezers was uitgewerkt. De Nieuw Front-coalitie werd voor veel kiezers symbool voor oude politiek en etnische politiekvoering.
Venetiaan en de relatie met Nederland
Venetiaans nationalistische inborst maakte dat zijn opstelling jegens Nederland in belangrijke mate door wantrouwen werd bepaald. In 1968 schreef hij in een pamflet: ‘De Hollander wordt overschat. Als het hem in Suriname te veel wordt, pakt hij zijn biezen’.
Nederland ging bij de verkiezingen in mei 1991 een grote rol spelen door het ‘uitlekken’ in februari 1991 van het Gemenebest-plandat een intensieve associatie en een nauw bondgenootschap met Suriname behelsde. Hierbij zou Nederland opnieuw een deel van de verantwoordelijkheid die het vóór 1975 had op zich nemen. Dit plan was expliciet bedoeld als issue voor de verkiezingen in 1991 en kreeg nooit een officiële status. Het werd in de pers als proefballon opgelaten met de bedoeling om te polsen hoe er in Suriname op gereageerd zou worden in de campagne voor de Surinaamse verkiezingen in mei 1991. Venetiaan en zijn NPS wilden echter geen duimbreed onafhankelijkheid inleveren. Immers, de totstandkoming van een gemenebestrelatie zou in de optiek van Venetiaan en zijn NPS het failliet betekenen van de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 hetgeen deze partij beschouwde als haar belangrijkste wapenfeit. Desalniettemin kwam dit plan de frontpolitici niet ongelegen. Zij wisten welke aantrekkingskracht het Koninkrijk der Nederlanden had op de Surinaamse kiezer: stem op ons, dan stem je voor goede relaties met Nederland.

Premier Jan Balkenende en president Ronald Venetiaan in het presidentieel paleis in 2005. Foto: Roy Khemradj
Wellicht geïnspireerd door het gesloten Raamverdrag in 1992 verscheen in oktober 1993 het Manifest voor de redding van Suriname, ondertekend door vijftien Nederlandse Surinamers uit de wereld van de wetenschap, journalistiek en cultuur onder wie Albert Helman, Theo Para en Anil Ramdas. In dit manifest werd gepleit voor het houden van een referendum in Suriname over de staatkundige verhouding met Nederland. De bevolking moest volgens de ondertekenaars alsnog de mogelijkheid krijgen zich uit te spreken over de staatkundige verhouding met Nederland. De reactie van Venetiaan was ijselijk en hij noemde de vijftien ondertekenaars ‘landverraders’.
Venetiaan en zijn NPS waren gekant tegen elke vorm van verandering in de staatkundige positie van Suriname die in hun optiek een rekolonisatie door Nederland zou betekenen. Hun wantrouwen werd mede ingegeven door de Nederlandse opstelling jegens de staatsgreep in 1980. Nederland koos voor een ‘welwillende terughoudendheid’ en gaf de door de militairen ingestelde burgerregering het voordeel van de twijfel. De burgerregering onder leiding van Chin A Sen kreeg van de Nederlandse regering vijfhonderd miljoen gulden van de verdragsmiddelen voor de uitvoering van een ‘Urgentieprogramma’ gericht op de leniging van sociale noden. Dit versterkte bij de NPS het vermoeden dat de Nederlandse regering heimelijk de coup had toegejuicht. Dit vermoeden bij de NPS werd verder versterkt toen vervolgens in de media berichten verschenen over de rol van kolonel Valk, hoofd van de Nederlandse Militaire Missie in Suriname, als geestesvader van de coupplegers. Het stak de NPS ook dat de Nederlandse regering geen enkele poging had ondernomen om ex-premier Henck Arron vrij te krijgen nadat hij door de militairen in 1980 gevangen was gezet.
Indicatief voor deze houding van Venetiaan jegens Hollanders is een voorval met de Nederlandse ambassadeur in Suriname waarover de publicist Anil Ramdas in een van zijn publicaties het volgende schreef. Al jaren liep de klok in de toren van het Ministerie van Financiën op het Onafhankelijkheidsplein achter. De Nederlandse ambassadeur die als hobby klokkenmaker was, besloot op eigen houtje in de toren van Financiën te klimmen om te zien wat de oorzaak was: het defect had te maken met de aandrijving van de klok en door deze één keer in de maand een slag te geven zou het probleem zijn verholpen. Hierna ging hij bij president Venetiaan langs en vertelde hem over zijn bevindingen met betrekking tot de klok en stelde hij hem voor dat hij bereid was één keer in de maand in de toren te klimmen en de aandrijving van de klok een slag te geven waardoor de klok de precieze tijd zou blijven aangeven. Hierop antwoordde Venetiaan koeltjes over ‘zoveel Hollandse bemoeizucht’: ‘In Suriname maken wijzelf uit wat de tijd is’.
Een ander voorbeeld van de opstelling van Venetiaan jegens Nederland betreft de publicatie van een evaluatierapport over de besteding van de Nederlandse ontwikkelingshulp in Suriname tussen 1975 en 2000. Het kreeg als titel mee Een belaste relatiewaarmee de auteurs (Dirk Kruijt en Marion Maks) de stroeve en meestal moeilijke politieke en hulprelatie aanduidden. De publicatie ervan had heel wat voeten in de aarde. Van Nederlandse zijde werd geklaagd dat Suriname de openbaarmaking van de studie twee jaar lang ophield omdat president Venetiaan kritische conclusies in de tussenrapportage onwenselijk achtte. Ondanks de gezamenlijke Surinaamse en Nederlandse verantwoordelijkheid werkte president Venetiaan persoonlijk het onderzoek tegen en distantieerde hij zich publiekelijk van het rapport dat hij als te Nederlands karakteriseerde. ‘Als het zover is, dan schrijven wij ons eigen rapport’, aldus Venetiaan. Gedurende zijn hele presidentschap zou wantrouwen jegens Nederland de houding van Venetiaan bepalen.

Ex-president Venetiaan krijgt hoogste onderscheiding van president Santokhi bij 45 jaar Srefidensie in 2020. Foto: SRHerald
Venetiaan en Bouterse
De Nieuw Front- coalitie kreeg in 2010 een electorale dreun te verwerken, terwijl de politieke combinatie van Bouterse een grote verkiezingswinst behaalde. De verkiezingswinst van Bouterses NDP moet voor een belangrijk deel op conto van jongeren worden geschreven. Zij kennen de militaire repressie en de decembermoorden slechts uit verhalen van ouderen. In de Surinaamse geschiedenisboekjes is er slechts anderhalve pagina aandacht voor de periode 1980-1987. De NDP stond voor vernieuwing, verjonging en vitaal leiderschap. Jonge kiezers hadden behoefte aan verandering, aan een new car smell. De NDP profileerde zich vanaf haar oprichting als een multi-etnische partij waarbij zij zich keerde tegen etnische politiek die gericht was op machtsbehoud van etnische elites, synoniem was met corruptie en vriendjespolitiek en de ontwikkeling van het land belemmerde. De NDP afficheert zich met nationalisme, antikolonialisme in de zin van beëindiging van de Surinaamse hulpverslaving aan Nederland. De opmars van Bouterses NDP sedert de jaren negentig hangt samen met het feit dat deze partij, in tegenstelling tot de andere politieke partijen, niet is opgericht als een emancipatiebeweging van een bevolkingsgroep en dus niet langs etnische lijnen is georganiseerd. Deze partij profiteerde van de gevolgen van het structureel aanpassingsprogramma van de regering-Venetiaan I, II en III. Tegenover de plechtstatigheid van Venetiaan wierp de flamboyante Bouterse met zijn charisma en oratorische kwaliteiten zich op als de hoop van Suriname. Als geen ander politicus wist Bouterse tijdens de verkiezingscampagne in 2010 de aandacht op zich te vestigen door het reservoir van gevoelens van marginalisering, sociaaleconomisch en politiek onbehagen bij grote delen van de bevolking aan te boren en politiek te kanaliseren.
Op 19 juli 2010 werd Desi Bouterse in DNA tot president gekozen. Scheidend president Venetiaan was bij de stemming in DNA aanwezig en mocht voor de allerlaatste keer het vertegenwoordigend college toespreken. Felicitaties aan het adres van zijn opvolger kreeg hij echter niet over zijn lippen. Hij nam op zijn vertrouwde eigengereide manier met een laatste sneer aan het adres van zijn aartsrivaal Bouterse afscheid: ‘Springen om een tak vast te grijpen is niet moeilijk. De tak blijven vasthouden, dat is de kunst’, oreerde de scheidende Venetiaan. Hij verliet direct na de toespraak van Bouterse het parlement, maakte een kleine buiging voor de voorzitter van DNA, Jennifer Simons, maar keurde zijn opvolger geen blik waardig. Op 12 augustus 2010 vond de officiële inauguratie van Bouterse als president plaats. Venetiaan was daarbij aanwezig als vertrekkend president, maar hij weigerde zijn opvolger persoonlijk de ambtsketen om te hangen, een ceremoniële taak die uiteindelijk door de DNA-voorzitter werd volbracht. Na zijn presidentschap werd Venetiaan lid van DNA, een lidmaatschap dat hij tot 2013 bekleedde. In 2012 droeg Venetiaan na negentien jaar het voorzitterschap van de NPS over aan Gregory Rusland.
Ter afsluiting
Imago of beeldvorming is een cruciale factor in de politiek. De beeldvorming over president Venetiaan werd in zijn derde ambtstermijn (2005-2010) overschaduwd door zijn overmatig behoedzaam en weinig doortastend optreden, een president die maar bleef wikken en wegen. Zijn critici verweten hem besluiteloosheid waarbij dringende beslissingen uitbleven wegens gebrek aan politieke moed. Hoewel hij gold als de man met de ‘tien schone vingers’, vonden mensen in zijn directe politieke omgeving dat het tijd werd dat hij ‘vuile handen’ ging maken, in de betekenis van doortastend handelen en knopen doorhakken.

Oud-president Venetiaan bij 73-jarig bestaan van de NPS in 2019. Foto: SR Herald
In zijn derde ambtstermijn werd hij inmiddels gezien als een in zichzelf gekeerde, afstandelijke bestuurder die dringend toe was aan pensioen, een president die inmiddels slechts op de winkel paste. Hij had een elitaire uitstraling, sprak op een plechtstatige toon en miste ook ten enenmale male het charisma en de oratorische kwaliteiten van zijn voorgangers binnen zijn eigen partij zoals Jopie Pengel en Henck Arron. Mede hierdoor vervreemdde hij zich van de traditionele achterban van zijn partij, de Creoolse volksklasse, die massaal overliep naar de NDP van Bouterse. Met andere woorden, na vijftien jaar was er bij de bevolking sprake van een ‘Vene-moeheid’. Hoewel hij zich in 2010 niet meer beschikbaar stelde voor een vierde termijn werd de Frontcoalitie inmiddels door de kiezers beschouwd als een coalitie van dinosaurussen, politici van wie de houdbaarheidsdatum was verstreken.
De beeldvorming over president Venetiaan in zijn derde termijn kwam als een deken te liggen over zijn gehele presidentschap. Hierdoor kreeg hij ten onrechte niet de waardering die hij verdiende. Als president wist Venetiaan iedere keer weer het puin te ruimen dat zijn voorgangers achterlieten en Suriname op eigen kracht uit de blubber te halen. Wat betreft zijn onkreukbaar imago doet het verhaal de ronde dat hij in 2010 een dag na zijn aftreden als president naar het Kabinet van de President reed om een vulpen terug te brengen die hij staatsbezit beschouwde.
Het presidentschap van Desi Bouterse (2010-2020) betekende het moreel-ethische en financieel-economische failliet van Suriname en de huidige president Chan Santokhi (2020-) grossiert in loze beloftes. Venetiaans onkreukbaar imago, moreel-ethische principes, ‘tien schone vingers’, prestaties op macro-economisch gebied en op het terrein van versterking van de democratische rechtsstaat maken dat hij als een van de beste presidenten van Suriname kan worden beschouwd.
Headerfoto: Bina Makhan
- Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Suriname
Regeringscommissaris Baldewsingh bezoekt Eekta – Rosita Drigpal

Bestuur Eekta samen met Rosita Drigpal (moderator 3e van links).
Op 6 november 2022 bracht de heer Rabin Satnarainsingh Baldewsingh, Regeringscommissaris belast met de functie van Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR), een bezoek aan het cultureel centrum Eekta aan de Boylestraat in Den Haag. Hij informeerde het publiek over zijn functie en over de mogelijkheden die er zijn als je last hebt van racistische en/of discriminerende situaties. Dat was ook nodig, aangezien uit diverse vragen vanuit het publiek bleek, hoe weinig men bekend was met het werk van de NCDR.
Op verzoek van de Tweede Kamer stelde het kabinet de functie van NCDR op 15 oktober 2021 in en Baldewsingh werd als eerste in deze functie benoemd. Hij is in 1962 geboren in Paramaribo en woont al 47 jaar in Nederland. Hij staat in Den Haag bekend als een politicus die voor de PvdA 12 jaar als wethouder heeft gediend, en hedendaags nog steeds bekend als schrijver, dichter en filmproducent.
Hoe is hij in deze functie gerold is een vraag die bij velen speelt.
Baldewsingh vertelt dat hij na een korte break om bij te komen hoorde dat het kabinet zocht naar een regeringscommissaris om de aanpak tegen discriminatie te versterken. “Ik heb toen mijn vinger opgestoken. Sommige mensen denken dat je wordt gekozen op basis van een ons kent ons verhaal, je daar wordt neergezet en ga je gang. Zo is het dus niet gegaan. Het is een zware functie waar je op moest solliciteren; er zijn nogal wat selectierondes geweest. Ik vind het ontzettend eervol dat ik, als regeringscommissaris door het kabinet benoemd, de functie van Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme mag vervullen om ervoor te zorgen dat wij Nederland wat inclusiever gaan maken.”
Er zijn drie gebeurtenissen die voor de Tweede Kamer aanleiding waren het kabinet te vragen deze functie in het leven te roepen, vervolgt Baldewsingh. Ook de Tweede Kamer was van mening dat een functie als regeringscommissaris nodig is om discriminatie aan te pakken.
- De grote Black Lives Matter In coronatijd is het ongekend geweest dat zo een 60.000 mensen gewoon de straat op gingen om te protesteren tegen discriminatie en racisme, de ongelijkwaardigheid die grote groepen in de samenleving ervaren.
- De toeslagenaffaire, waar heel nadrukkelijk van de kant van de overheid systemische racisme heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat de overheid die ons eigenlijk moet beschermen tegen discriminatie daar zelf toe is overgegaan door het maken van lijsten op basis van bepaalde kenmerken die de grondwet verbiedt.
- De erkenning door premier Rutte, pas na ongeveer 7 jaar waarin het debat speelt, dat er sprake is van racisme in Nederland. Tijdens de discussies over Zwarte Piet weigerde hij dat te erkennen. Want het blijft Piet “it is Black Piet” zei hij ook nog op CNN. Hij heeft dat heel lang vol gehouden en toch ging hij begin vorig jaar om. Dit is ook een belangrijke verschuiving in de discussie over de erkenning van het slavernijverleden van Nederland.
Wat zijn nou de taken en de werkwijze van de NCDR?
Baldewsingh heeft tot taak te komen tot een nationaal programma. Niet een advies maar een programma. Advies kun je namelijk in de lade stoppen en hoef je niet over te nemen. Een nationaal programma is een afspraak tussen het kabinet en de samenleving. Input van alle betrokken partijen in de samenleving is hierbij heel belangrijk. Maar dit houdt niet in dat het bureau van de NCDR een klachtenbureau is. De NCDR houdt zich bezig met de grote vraagstukken van de samenleving. Baldewsingh geeft aan dat het belangrijk is dit verschil te maken. “Als u op school van uw kind discriminatie ervaart, is daar een aparte route voor. Sterker nog, het NCDR-bureau mag uw klacht niet in behandeling nemen, omdat daarvoor al een antidiscriminatievoorziening bestaat. Maar zijn er bijvoorbeeld 50 ouders die dit ervaren dan wordt het vraagstuk anders. Dan moeten wij ons afvragen of het schoolsysteem bijvoorbeeld wel goed genoeg is ingericht voor onze kinderen. Zo een vraagstuk komt bij bureau NCDR binnen. Maar dat betekent niet dat de heer Rabin Baldewsingh uw verhaal niet wilt horen.”
Baldewsingh legt uit welke stappen moeten worden ondernomen in een geval als hierboven genoemd. “Als u de leraar, directeur en raad van toezicht heeft gesproken en dat niet het gewenste effect heeft, ga je naar de onderwijsinspectie. Maar als dat ook niet werkt dan?
Dan gaat u naar de Antidiscriminatievoorziening. Elke regio/gemeente heeft zo een voorziening. In Den Haag is dat bijvoorbeeld Den Haag Meldt. Als u daar niet tevreden bent gaat u naar de gemeentelijke ombudsman of de nationale ombudsman. Als dat niet werkt gaat u naar Utrecht naar het College voor de Rechten van de Mens. Dat zijn echt drie stappen die bij wet verankerd zijn voor de aanpak van discriminatie. Als u vindt dat er in het onderwijs bepaalde ongewenste situaties zijn, trends zijn, waarvan u vindt dat de NCDR daar rekening mee moet houden, stuur dan een mail naar postbus@bureauncdr.nl.”
Een interessante vraag die werd gesteld was: Wat kan de NCDR doen om de vooroordelen bij kunstmatige intelligentie (artificial intelligence, AI) tegen te gaan?
Baldewsingh zegt dat dit ook tot zijn taak behoort om dit onderwerp te agenderen bij instellingen en de vooroordelen weg te nemen. Met expertmeetings probeert hij de nodige kennis te verwerven. Er zijn regelmatig overleggen met professoren uit Nederland die allerlei aspecten van dit onderwerp bekijken. Daarbij moet vooral het ethische aspect niet uit het oog worden verloren. Ook heeft hij nauw contact met Autoriteit Persoonsgegevens. Want daar zijn ook de nodige uitdagingen zoals bij de Rijksoverheid. Daar heeft men al een opdracht om de systemen af te stemmen op de doorsnee bevolking van Nederland. Waar de NCDR zich echt zorgen om maakt, zijn de financiële instellingen. Zij zijn vrij eenzijdige instellingen met autonome systemen. “We zijn net ermee begonnen; überhaupt als Nederland zijn we daar maar net mee begonnen. ‘Elk nadeel heb z’n voordeel’, zei groot filosoof Johan Cruijff ooit. Het toeslagenschandaal is natuurlijk afschuwelijk, maar we leren er veel van. Dit schandaal heeft ervoor gezorgd dat AI op de kaart staat en laat ons inzien hoe belangrijk het is om niet alleen te kijken naar de uitkomst maar ook naar wat erin gestopt wordt. Het blijft een systeem. Dit gaat allemaal nog wel even duren want er zit veel regelgeving aan vast, niet alleen nationaal maar ook Europees. Online discriminatie is wereldwijd een probleem, ook in Nederland. Het is moeilijk de mensen daarachter te vinden en hen er verantwoordelijk voor te houden. Er gaat veel onderzoek, geld en tijd in zitten,” aldus Rabin Baldewsingh.
Kortom, genoeg grote uitdagingen voor iemand die pas een jaar met deze nieuwe functie is begonnen. Baldewsingh heeft dan ook niet de illusie dat de NCDR het probleem zo oplost. De aanpak vergt een lange adem en heel veel inzet. Is de droom van Maarten Luther King uitgekomen? Helaas nog niet, maar laten wij met zijn allen wel alles eraan doen om discriminatie en racisme op de agenda te houden. Mocht u tegen iets aan lopen wat op racisme of discriminatie duidt, meldt u het dan ook. Want alleen dan worden ongewenste situaties opgepikt door onze coördinator en zijn team. Laten wij dit samen doen.
Foto’s: Radjin Thakoerdin (Sampreshan/Hindorama)
Voor meer informatie: www.bureauncdr.nl
- Published in BIBLIOTHEEK
Gemeente Den Haag: excuses voor het koloniale en slavernijverleden – Hindorama.com

Burgemeester Jan van Zanen neemt het boek Het koloniale en slavernijverleden van Hofstad Den Haag in ontvangst.
Honderden betrokkenen en belangstellenden waren op zondagmiddag 20 november aanwezig bij de presentatie van het onderzoek naar het koloniale en slavernijverleden van Den Haag. Op het podium van de Koninklijke Schouwburg bood burgemeester Jan van Zanen excuses aan voor de rol die de gemeente Den Haag hierin heeft gehad. In een oprechte speech stond hij stil bij onder andere de elite die in het verleden het systeem van kolonialisme en slavernij had gesteund. Veel bestuurders hadden een financieel belang bij de slavernij. Van Zanen had ook aandacht voor de Brits-Indische contractarbeiders die van 1873 tot 1916 naar Suriname zijn overgebracht om de tot slaaf gemaakten op de plantages te vervangen. En vaak onder slechte omstandigheden.
Onderzoek
Het onderzoek in opdracht van Den Haag is uitgevoerd door het Koninklijk Instituut voor Taal-, land- en Volkenkunde (KITLV in Leiden. Onder leiding van Esther Captain (KITLV), Gert Oostindie (tot 2022 directeur KITLV) en Valika Smeulders (hoofd geschiedenis Rijksmuseum) zijn de resultaten vastgelegd in Het koloniale en slavernijverleden van Hofstad Den Haag (Boom, 2022). Niet alleen de koloniale belangen – van o.a. het huis van Oranje-Nassau – komen aan bod, ook wordt stil gestaan bij antikoloniaal activisme en de migratie na de Tweede Wereldoorlog vanuit de koloniën naar Den Haag. Een fraaie invalshoek zijn de verhalen van huidige burgers van de gemeente. Zij vertellen wat dit verleden met hen vandaag de dag doet. Zo zijn er onder meer de verhalen over de impact van het slavernijverleden, over de Surinaams-Hindostaanse cultuurbeleving, over het Surinaams-Javaanse erfgoed en over de vergeten slavernij van de Inheemsen (‘rode slavernij’).
Foto’s: Radjin Thakoerdin en Eric Kastelein
Bekijk de fotogalerie van de presentatie door te klikken op een foto.
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Nederland
150 jaar Hindostaanse immigratie JAARKALENDER 2023
30×30 cm | historische wandkalender | wire-o (metalen spiraal) met ophanghaakje | gesealed
HERDENKINGSJAAR 2023 CADEAU !
Een historische kalender uitgebracht door SAMPRESHAN i.s.m. Jnan Adhin Instituut (JAI) t.g.v. 150 jaar Hindostaanse immigratie in 2023. In één blik overzie je de maand (met de mogelijkheid voor dagnotities) en zie je data van feest- en hoogtijdagen en van enkele belangrijke gebeurtenissen in geschiedenis van de Hindostanen. Deze wandkalender is op groot formaat gedrukt met 24 prachtige historische foto’s. Leuk voor jezelf en om (kerst)cadeau te doen. Prijs 5,- euro per stuk. Verkrijgbaar per setje van vijf (5 x 5,- euro plus 6,75 euro verzendkosten*). OP=OP! Ga naar www.sampreshan.com. Wil je slechts een kalender of meer dan drie neem dan contact op via e-mail: info@sampreshan.com. [* Verzending per DHL en alléén in Nederland]
BESTEl bij SAMPRESHAN.COM
VERKOOPPUNTEN
Losse verkoopprijs 5 euro
(nog enkele kalenders beschikbaar!)
Regio Den Haag (Den Haag, Rijswijk, Leidschendam-Voorburg, Ypenburg, Pijnacker-Nootdorp en Delft) GRATIS BEZORGING voor regio Den Haag Bestel en laat gratis bezorgen door Eric Kastelein • Orchidee 11 Nootdorp • 06 18087627 • eric.kastelein.ek@gmail.com
Den Haag Eekta • Boylestraat 20 Den Haag • 070 3653903
Zoetermeer GRATIS BEZORGING Bestel per mail en laat het bezorgen door Sampreshan • Schoenerkade 89 Zoetermeer • info@sampreshan.com
Zoetermeer Rams Travel Service • Piet Heinstraat 22 Zoetermeer • 079 3190413
Rotterdam/Hoogvliet Suribooks.com • Anil Jagroep • Steenhouwerstraat 110 Hoogvliet Rotterdam • 085 0210126/mob. 06 54918853
Rotterdam SME Shipping • Korte Bajonetstraat 56 Rotterdam • 010 4366922
Utrecht Buurtcentrum Oase / St. Asha • Radj Ramcharan • Cartesiusweg 11 Utrecht • 06 26618770 • radj.ramcharan.utrecht@gmail.com
Leeuwarden • St. Cultureel Centrum Mahatma Gandhi • Adiep Autar • Oldegalileën 129 Leeuwarden • 06 48182233 • koemaradvies@live.nl
Tilburg Glen Nabibaks • Superior de Beerenstraat 188 Tilburg • 06 21802802 • glennn@ziggo.nl
Voor meer informatie: info@sampreshan.com
- Published in BIBLIOTHEEK
OneLove: echte of sociaal wenselijke liefde? – Kanta Adhin

De OneLove-campagne in het voetbal is bedoeld om alle vormen van discriminatie en intolerantie tegen te gaan. Een terecht streven gezien de vele uitingen van racisme tegenover zwarte spelers, antisemitisme, homofobie en wat dies meer zij. Dit speelt zich niet op het veld af, maar op de tribune. Is het dan aan de aanvoerders van clubs om al dan niet vrijwillig de functie van rolmodel te vervullen door een OneLove band te dragen? Ik plaats daar vraagtekens bij. Vernietigende kritieken aan het adres van de aanvoerders van Feyenoord en Excelsior die besloten de band niet te dragen in het kader van de LGBT Coming out dag, vind ik misplaatst. En voor zover die dan ook nog gepaard gingen met hatelijke opmerkingen schieten ze totaal het doel van de campagne voorbij. Vanwege de ontstane commotie heeft de KNVB de voor november geplande herhaling van de OneLove-actie geschrapt. Ik ben geen ingewijde in de voetbalwereld, maar als leek denk ik dat de actie wellicht zou kunnen doorgaan, alleen op een andere manier. Nu lijkt er een te grote nadruk op LGBT-solidariteit te liggen, terwijl de campagne bestrijding van alle vormen van discriminatie omvat.

Foto: onsvoetbalisvaniedereen.nl
De OneLove-campagne ging in 2020 van start met de gedachte dat de liefde voor het voetbal van zowel spelers als voetballiefhebbers als verbindende kracht moet worden gebruikt om zodoende verschillen tussen mensen naar de achtergrond te laten verdwijnen. De kleuren rood / zwart / groen van het OneLove-logo symboliseren ras en afkomst en roze/geel/blauw alle genderidentiteiten en seksuele geaardheden. Aanvoerders in het betaald en amateur voetbal spelen dan met de OneLove-band om omdat de aanvoerder een rolmodel is. Nu had Feyenoord-aanvoerder Kökçü er geen behoefte aan de band om te doen ter gelegenheid van de Coming Out dag op 11 oktober, de dag waarop LGBT-personen worden gestimuleerd uit de kast te komen. Hij wilde daar geen ‘uithangbord’ voor zijn omdat dit tegen zijn diepste geloof ingaat. Aanvoerder El Yaakoubi van Excelsior wilde de boodschap krachtiger en allesomvattend maken. Hij droeg in plaats van de OneLove-band een band met driemaal het woord ‘respect’.
Niemand kan worden gedwongen om als rolmodel te fungeren om een bepaalde zaak te promoten. En voetballers moeten vooral doen waar ze goed in zijn – voetballen – en daarbij laten zien dat zij een hecht team zijn waar geen plaats is voor discriminatoir of intolerant gedrag. Maken zij zich daar wel schuldig aan, dan mag ik aannemen dat clubs daar zware consequenties aan verbinden. Respectvol gedrag is belangrijker dan het dragen van een band als uiting van een sociaal wenselijke boodschap, niet per se van een innerlijke overtuiging. Dat de kleuren veel overeenkomst vertonen met de LGBT-regenboogkleuren maakt dat snel het misverstand ontstaat dat OneLove alleen voor LGBT-solidariteit staat. Vanwege de nauwe band met de LGBT-lobby lijkt het accent ook daarop te liggen, maar de campagne omvat de bestrijding van alle vormen van discriminatie.
Bij mij rijst de vraag wanneer van aanvoerders wordt verwacht de band om te doen. Naast de LGBT-dagen zijn er andere dagen die in het teken van de bestrijding van discriminatie en intolerantie staan. Ik noem bijvoorbeeld: 27 januari – herdenking van de holocaust slachtoffers; 15 maart – internationale dag ter bestrijding van islamofobie; 21 maart- internationale dag voor de uitbanning van rassendiscriminatie; 22 augustus – internationale dag ter herdenking van slachtoffers van geweld vanwege hun godsdienst of overtuiging. En dan zijn er nog andere solidariteitscampagnes, zoals Black Lives Matter. Selectieve aandacht voor een bepaald thema is niet bevorderlijk voor het draagvlak van de campagne.
Daarom zou het beter zijn de actie anders in te richten door de bredere boodschap uitdrukkelijker en voortdurend uit te dragen. Het gebeurt al dat spelers speldjes op hebben, zoals bij de Olympische spelen. Maar hier zou de actie eigenlijk moeten worden verplaatst naar de plek waar het probleem zich op grove wijze manifesteert, de tribune. In dat verband vraag ik me af of het niet mogelijk zou zijn om OneLove-polsbandjes te gebruiken als bewijs van toegang tot de wedstrijd en, net als bij festivals, de toeschouwers te vragen het bandje om te doen. Zo een actie heeft wellicht meer impact dan een aanvoerder op door de KNVB en clubs uitgekozen momenten op te zadelen met de functie van rolmodel voor sociaal wenselijk gedrag.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN