Hindorama

Let's get IN(fo)SPIRED!
  • HOME
  • ACTUEEL
  • CULTUUR
  • COLUMN
  • INTERVIEW
  • JAI
    • JNAN ADHIN INSTITUUT (JAI)
    • BIBLIOTHEEK
      • INFOSITE / EEN OVERZICHT
      • JNAN HANSDEV ADHIN
      • MIGRATIEGESCHIEDENIS
  • OVER ONS
    • CONTACT
    • WEBSHOP Sampreshan.com
    • ADVERTEREN
    • NUTTIGE LINKS | DOWNLOAD
WEBSHOP

Het afscheid van professor Michiel van Kempen – Hans Ramsoedh

vrijdag, 20 december 2024 by Redactie Hindorama

Als er één iemand is geweest die de Caraïbische literatuur in Nederland op de literaire kaart heeft gezet dan is het wel Michiel van Kempen. Op vrijdag 31 januari 2025 houdt hij zijn afscheidscollege aan de Universiteit van Amsterdam onder de titel ‘Zwarte pracht: Caraïbische cultuur in tijden van transitie’ waarin hij zal ingaan op de verschuivingen in de Surinaamse en Nederlands-Caraïbische cultuur.

Van Kempen studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Radboud Universiteit). Na zijn afstuderen werkte hij tussen 1980 en 1982 als leraar Nederlands aan het Stedelijk Gymnasium in Nijmegen. Het was een tijdelijke baan. Aangezien het in die jaren moeilijk was om een vaste aanstelling in het onderwijs te krijgen, besloten hij en zijn echtgenote (die ook docente Nederlands was) in 1983, kort na de Decembermoorden, te solliciteren op een advertentie voor docenten Nederlands in Suriname. Na het sollicitatie­gesprek moesten hij en zijn vrouw voor een medische keuring naar Scheveningen. Twee Surinaamse artsen op leeftijd stelden hun enkele routinevragen; een trok er aan het elastiek van de onderbroek van zijn vrouw, liet het terugpetsen en zei: ‘Dat ziet er goed uit’. En ze waren goedgekeurd, zoals Michiel mij hierover mailde.

Zes weken na het sollicitatiegesprek zaten ze in Suriname. Tussen 1983 en 1987 was hij in verschillende functies werkzaam daar: als docent Nederlands, als docent literatuurwetenschap en ‘creative writing’ aan de Academie voor Hoger Kunst- en Cultuuronderwijs en als coördinator van de Sectie Literatuur, van de afdeling Algemene Culturele Zaken van het Ministerie van Onderwijs en Cultuur. Omdat in Suriname het literatuuronderwijs bizar genoeg nog zowat helemaal op Nederland was gericht met schrijvers als Gerard Reve en Willem Frederik Hermans, begon hij zelf met het samenstellen van een Surinaamse literatuurgeschiedenis. Hij leerde al gauw veel Surinaamse schrijvers kennen en begon in Suriname hun werk gepubliceerd te krijgen. In Suriname nam hij in 1986 het initiatief tot het oprichten van De Ware Tijd Literair, een wekelijkse literaire pagina waarvan hij de eerste redacteur werd. Tot dan werd er mondjesmaat in de Surinaamse pers over literatuur geschreven.

Michiel van Kempen

Terug in Nederland werd Van Kempen ambassadeur en de grote promotor van de Caraïbische literatuur. Van 1991 tot 1995 was hij de coördinator van het Suriname-project aan de Bibliotheek van de Universiteit Amsterdam dat (samen met Kees van Doorne) resulteerde in de Suriname-catalogus (1995) waarin bijkans 8.000 titels zijn opgenomen van in deze bibliotheek aanwezige werken.

Van Kempen promoveerde op 5 juni 2002 aan de Universiteit van Amsterdam op een vijfdelig proefschrift Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Hij heeft twintig jaar gewerkt aan deze imposante studie. In 2003 verscheen een tweedelige handelseditie van dit proef­schrift waarin hij in maar liefst 1.400 pagina’s de orale en geschreven literatuur van Suriname tussen 1596 en 2000 beschrijft. Van Kempens proefschrift is echter meer dan een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, het is eigenlijk een geschiedenis van de Surinaamse cultuur. Hij beschrijft hierin namelijk niet alleen de literatuur en de literaire infrastructuur, maar bijvoorbeeld ook het genootschapsleven, het toneelwezen, kranten en perio­dieken, het nationalisme. Met andere woorden, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur is een monumentale studie die niet snel overtroffen zal worden en een onmisbare bron voor onze kennis van de Surinaamse geschiedenis en cultuur. Belangwekkend is ook zijn biografie (863 pp.!) over Albert Helman in 2016 (Rusteloos en overal. Het leven van Albert Helman), de nestor van de Surinaamse literatuur.

Daarnaast verschenen van zijn hand tal van artikelen in de bekende Nederlandse literaire tijdschriften (zoals Maat­staf, De Gids, Ons Erfdeel), kwali­teitskranten (de Volks­krant, NRC Handelsblad) en week­bladen (Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer). Ook publi­ceerde hij verscheidene weten­schappe­lijke studies over de Caraïbische literatuur. Het literaire werk van Van Kempen omvat romans, dichtbundels, kinderboeken en verschillende verhalenbundels. Hij was of is voorts redacteur van verschillende tijdschriften. Op 1 september 2006 werd Van Kempen benoemd tot bijzonder hoogleraar Nederlands-Caraïbische Letteren aan de Universiteit van Amsterdam; hij was de eerste die deze post bekleedde. Als hoogleraar was hij promotor van een aantal promovendi, onder wie Karin Amatmoekrim die een biografie schreef over de publicist Anil Ramdas waarmee zij de Nederlandse Biografieprijs in 2024 won. Geïnteres­seerden in Van Kempens literaire activiteiten en oeuvre verwijs ik naar https://nl.wikipedia.org­/wiki/­Michiel_van_­Kempen

Voor zijn verdiensten voor de Surinaamse/Caraïbische letteren ontving Van Kempen diverse prijzen waaronder in 1987 de Rahmān Khān-prijs (een Surinaamse literatuurprijs vernoemd naar de eerste Surinaams-Hindostaanse dichter) en in 2009 de Gaanman Gazon Matodja Award voor de aandacht aan de literatuur van de Marrons. In 2005 werd hij bij de 30ste verjaardag van de Surinaamse onafhanke­lijk­heid benoemd tot Officier in de Ere-Orde van de Gele Ster. In 2007 werd hij in Nederland benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In juni 2023 ontving hij een Erepenning van de Universiteit van Amsterdam wegens zijn bijzondere inzet voor diversiteit binnen de universiteit, het introduceren van zwarte literatuur binnen het curriculum en het slaan van bruggen tussen samenleving en universiteit. Hij ontving ook wel eens een prijs waarvan hij het bestaan niet eens wist zoals hij mij appte naar aanleiding van mijn felicitatie toen hij in 2024 de Everwinus Wassenbergh Penning ontving voor zijn niet aflatende inzet om de Nederlands-Caraïbische letteren grotere bekend­heid te geven binnen de Nederlandse neerlandistiek.

Michiel van Kempen met Nobelprijswinnaar Derek Walcott, 2008 Foto Usha Marhé

Michiel staat bekend als iemand die wars is van omfloerst taalgebruik. In zijn bespreking van publicaties is hij heel direct, draait hij nooit om de hete brij heen en pent hij neer wat hij ervan vindt. Het leverde hem in het verleden weleens het verwijt op van de ‘arrogante bakra’ [Neder­lander]. In Surinaamse kring is het hebben van ‘lange tenen’ een niet ongebruikelijke kwaal waarbij een kritische bespreking niet zelden wordt opgevat als een persoonlijke aanval. Ik denk echter niet dat Van Kempen daarvan onder de indruk was. Met zijn onvermoeibare literaire arbeids­drift heeft hij in Nederland de weg geplaveid voor Caraïbische schrijvers in Nederland. Niet minder dan veel lof voor deze Brabantse professor uit Oirschot, gelegen in de zanderige streek Kempen (vroeger Kempenland), die van de literaire verbeelding van Surinamers en schrijvers uit de Caraïben met een grote betrokkenheid en passie zijn levenswerk heeft gemaakt.

Afscheidscollege van Michiel van Kempen
Datum: vrijdag 31 januari 2025
Tijd: 16:30 uur exact
Locatie:
Aula – Lutherse kerk,
Singel 411, 1012 WN Amsterdam
Toegang vrij

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
No Comments

Schrijver Amitav Ghosh over doorwerking van koloniale geschiedenis – Radjin Thakoerdin

zondag, 01 december 2024 by Redactie Hindorama

Afgelopen weekend waren mijn vrouw en ik naar Hoorn aan het Markermeer. De regio daar heet West-Friesland, maar ligt in de provincie Noord-Holland. De aanleiding om daar naar toe te gaan was een bijeenkomst met de winnaar van de Erasmusprijs 2024, Amitav Ghosh. Hij is een Indiase schrijver die zich in allerlei historische aspecten van de klimaatcrisis heeft verdiept en de huidige crisis verklaart uit de koloniale politiek van uitbuiting. Uitbuiting van mensen en van de aarde. De bijeenkomst Echo’s uit het verleden, visies op de toekomst: Amitav Ghosh in gesprek met Margot Dijkgraaf was georganiseerd door de Stichting van de Erasmusprijs, het Westfries Museum, de gemeente Hoorn en Writers Unlimited.

Hoorn is een oude stad en vanwege de ligging aan de vroe­gere Zuider­zee een belang­rijke han­dels­stad vanwaar­uit de Ver­enig­de Oost-Indische Compag­nie opereerde. De stad vertoont nog veel tekenen van de rijkdom die in Gouden Eeuw werd vergaard. Hoorn is ook de geboortestad van Jan Pieterszoon Coen (1587-1629) die begin 17e eeuw Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië was. Zijn standbeeld domineert het plein De Roode Steen, het historische handelscentrum.

Markermeer en Heavens Hotel

Het hotel dat we hadden geboekt, lag in het centrum. Wel handig zo, dachten we, als we al wandelend de historische monumenten willen bekijken. Het was nog een hele toer om daar te komen via allerlei smalle straatjes. De navigatie bracht ons naar de plaats van bestemming, maar het hotel was niet te zien. Elke keer kwamen we uit bij een grote kerk, totdat het begon te dagen: het hotel was in de kerk. Ja, Heavens Hotel, we hadden het kunnen weten! Ik appte aan een goede vriendin in Frankrijk, die dol is op kerken bezichtigen, dat ik in een kerk verbleef. Zij had dat niet eerder gezien, een hotel in een kerk. “Nou”, appte ze terug, “je zult wel slapen als een engeltje.” Een wandeling langs het Markermeer was niet zo prettig die zaterdag. Het regende en waaide, maar toch trotseerden we het weer, omdat je niet in Hoorn kan verblijven zonder ook langs het meer te hebben gelopen. Daarna zijn we relaxt gaan rijden op de Zuiderdijk langs verschillende kleine plaatsen tot aan Medemblik, de oudste stad van West-Friesland. Zondag was het weer stukken prettiger en gingen we de bin­nen­stad verkennen.

Gewelddadig monopolie op handel in nootmuskaat
Om drie uur ’s mid­dags zou de bij­een­komst met Ghosh beginnen, een inter­view met hem over zijn werk en dan vooral over zijn boek The Nutmeg’s Curse. Parables for a Planet in Crisis. In 2023 verscheen hiervan de Nederlandse vertaling: De vloek van de nootmuskaat. Boodschap aan een planeet in crisis. Hoorn was een goede plek om daarover te praten vanwege de rol van Jan Pieterszoon Coen. Hij richtte op de Molukse Banda-eilanden een bloedbad onder de bevolking aan. Ghosh vertelde dat hij Banda in 2016 bezocht en zich toen helemaal niet bewust was van deze gruwelijke gebeurtenis. Hij hoorde er pas van toen hij daar was; hij aanschouwde een zeer eenvoudig monument naast een put. In het voorwoord schrijft hij: “Hierin werden de uiteengereten lichamen van zo’n vierenveertig Bandanese oudsten gegooid, nadat een Nederlandse vloot onder leiding van Jan Pieterszoon Coen in 1621 de eilandengroep was binnengevallen en had veroverd. Daarbij werd bijna de gehele inheemse bevolking van de eilanden, zo’n vijftienduizend mensen, uitgeroeid – velen werden gedood, sommigen stierven van de honger, sommigen werden tot slaaf gemaakt, en een paar honderd wisten te ontsnappen naar naburige eilanden. Coen wilde met zijn verovering het monopolie op de handel in de producten van de nootmuskaatboom voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie veiligstellen, en daarin is hij ruimschoots geslaagd.”

Het contrast viel mij direct op: een eenvoudig monument voor zoveel slachtoffers in Banda en een groot pronkerig beeld van de dader in Hoorn. Het standbeeld dat in 1893 werd onthuld is al heel lang aan kritiek onderhevig. Ook voor de onthulling in 1893 werd door critici gewezen op zijn gewelddadige acties. Vanuit de Molukse gemeenschap zijn er ook protesten geweest. Toen het beeld in 2011 door een ongeluk met een kraanwagen werd beschadigd, werd discussie gevoerd over het al dan niet terugplaatsen ervan. Na een publiek debat is toen in 2012 een informatiebord op de sokkel geplaatst. Daarop is naast zijn hedendaden ook informatie te lezen over zijn gewelddadig optreden bij het verwerven van handelsmonopolies. Er wordt tevens vermeld: “Onomstreden is het standbeeld niet. Volgens critici verdient Coens gewelddadige handelspolitiek in de Indische archipel geen eerbetoon.” Ik sprak met een gemeenteambtenaar en zij vertelde dat er nog stads­ge­sprekken in de planning staan over wat er uiteindelijk met het beeld moet gebeuren. Het is een slepende kwestie. Het lijkt niet voorhanden dat het beeld verwijderd zal worden.

Margot Dijkgraaf en Amitav Ghosh in Noorderkerk.

Het interview van Margot Dijkgraaf met Amitav Ghosh vond plaats in een volle zaal in de Noorderkerk. Zij probeerde van hem een uitspraak te ontlokken over wat er met het standbeeld zou moeten gebeuren. Hij liet zich er niet over uit, maar verwonderde zich over de hang naar grote protserige standbeelden. Hij merkte op dat het geweld van Coen op Banda ook in die tijd niet door de beugel kon en dat hij daar formeel op was aangesproken. Het beeld kwam na meer dan twee en een halve eeuw na zijn dood. Toen was er blijkbaar alleen oog voor zijn bijdrage aan de rijkdom van Nederland.

Amitav Ghosh signeert voor Kanta Adhin en Radjin Thakoerdin.

Crimineel handelsimperium in opium
Ghosh staat bekend om zijn scherpe, kritische benadering van de hedendaagse wereld. Volgens hem is de moderne wereldorde gebaseerd op vier principes: white supremacy, genocide, oorlog en handel. De zucht naar grondstoffen en de handel erin hebben geleid tot genocide en ecocide. In zijn in 2023 uitgebrachte Smoke and Ashes schrijft hij over de geschiedenis van opium. Hoe de Nederlanders als eerste de handelswaarde van opium zagen en hoe de Britten opiumteelt door boeren in India afdwongen – ten koste van de teelt van voedselproducten – om handel met China te kunnen drijven. En dat terwijl China helemaal geen opium wilde, maar via oorlogen ertoe werd gedwongen. Ghosh meent dat de opiumhandel van de Britten niets anders was dan het opzetten van een crimineel netwerk waar de wereld nu nog de negatieve gevolgen van ondervindt. De Nederlandse vertaling Rook en As – De verborgen geschiedenis van opium verscheen in 2024. Ghosh merkte op dat de noordelijke regio’s in India waar de gedwongen opiumteelt plaatsvond nog steeds tot de armste in India behoren. Voor mij was dat ook een link met de contractarbeiders die naar Suriname vertrokken; de meesten kwamen uit die regio’s (Bihar en Uttar Pradesh).

Bina Makhan, Chan Choenni (l) en Raj Mohan tijdens signeersessie. (Foto rechts Maltie Ramsingh)

Scherp en rustig
Voor wat betreft de klimaatcrisis merkte hij onder meer het volgende op: “Zwarte en bruine mensen hebben het meest te lijden van de klimaatcrisis. Er zijn witte politici die het bestaan ervan ontkennen, of het niet nodig vinden iets eraan te doen. Dat is omdat zij menen dat zwarte en bruine mensen misbaar zijn. Ze zeggen het misschien niet hardop, maar ze denken het wel.” Dat Aziatische landen weer belangrijker worden op het wereldtoneel ziet Ghosh als een “restoration of the balance of power in time”.

Ik vond het een indrukwekkend interview en was aange­naam verrast door de scherpe opmerkingen van Ghosh, maar de zeer rustige manier waarop hij deze maakte. In de zaal zat er overwegend wit publiek; er waren enkele personen van Molukse afkomst, een enkele Indiër en een paar Surinamers.

Foto’s: Radjin Thakoerdin

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
No Comments

Frank Essed. De mobilisatie van het eigene. Biografie van een Surinaamse visionair – Hans Ramsoedh

donderdag, 28 november 2024 by Redactie Hindorama

Politiek Suriname is als sinds enige jaren in de ban van de miljarden aan olie- en gasinkomsten na 2028. Het betekent ook dat de verkiezingen in mei 2025 in het teken zullen staan van het ‘beheer en besteding’ van deze gelden. Er is echter nog steeds geen ontwikkelingsplan over hoe deze gelden aangewend zullen worden om Suriname tot ontwikkeling te brengen. Juist nu wordt iemand als Frank Essed gemist, de visionair en denker, iemand wiens gehele werkzame leven dag en nacht in het teken stond van de ontwikkeling van land en volk. Roy Khemradj, oud-jour­nalist bij de Wereldomroep en destijds eindredacteur van het programma Zorg en Hoop bij NOS-radio, schreef over Essed een lijvige biografie van wel 590 pp.: Frank Essed. De mobilisatie van het eigene. Biografie van een Surinaamse visionair. Hieronder bespreek ik eerst Esseds politieke carrière, gevolgd door zijn betekenis voor de economische ontwikkeling van Suriname.

Politieke carrière
Na de mulo volgde Essed in Suriname de opleiding tot land­meter waarna hij op 21-jarige leeftijd in dienst trad van de overheid als gouver­ne­ments­land­meter. In 1950 vertrok hij met een studieopdracht naar Wageningen om aan de landbouw­hoge­school bosbouwkunde te studeren. In 1955 studeerde hij cum laude af. Aan deze universiteit promoveerde hij twee jaar later ook cum laude. Gelijk na zijn promotie jaar keerde hij terug naar Suriname waar hij een aanstelling kreeg als Houtvester (iemand die waakt over het bos en zorgt voor duurzaam beheer). Zijn terugkeer naar Suriname in 1957 viel samen met die van andere afgestudeerde Surinaamse bursalen. Door de politieke partijen werd getrokken aan deze intellectuelen met wie zij goede sier konden maken. Essed koos voor de NPS van Jopie Pengel, een partij die in zijn optiek de volksklasse representeerde. In het kabinet-Emanuels (1958-1963) werd Essed minister van Opbouw. Na de verkiezingen in 1963 (met Pengel nu als premier) keerde Essed niet terug als minister. Hij werd vervolgens directeur van het Planbureau van 1963 tot 1967.

In 1967 kwam er breuk binnen de NPS. Pengel werd in de samenleving en binnen zijn partij gezien als een autoritaire leider met een attitude van l’ état, c’est moi [de staat, dat ben ik]. De dissidenten binnen de NPS, onder wie Essed en Jules Sedney, scheidden zich af van de NPS en richtten de Progressieve Nationale Partij (PNP) op.

Na de verkiezingen in 1969 was hij weer in beeld voor een politieke functie. De VHP-PNP-regering (ook wel genoemd de regering-Lachmon-zonder Lachmon) trad aan. Voor Lachmon was Essed de beoogde premier, maar door allerlei intriges binnen de PNP werd niet hij, maar Jules Sedney premier. Essed werd in deze regering wederom de minister van Opbouw. Bij de verkiezingen 1973 kwam de NPK-coalitie (NPS, PNR, PSV en de KTPI) als winnaar uit de bus. Essed werd door premier Arron benoemd tot regeringsadviseur voor de ontwikkelingssamenwerking met Nederland. Voor Arron was Essed geen controversiële persoon aangezien hij zich na zijn breuk met de NPS nimmer had bezondigd aan moddergooien naar deze partij. Na de onafhankelijkheid werd de Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland Suriname (CONS) opgericht die tot taak had te toetsen of de project­voor­stellen die zij van de Surinaamse regering ter goedkeuring voorgesteld kreeg, voldeden aan de voorwaarden die Nederland daaraan stelde. Essed werd in 1975 voorzitter van de Surinaamse sectie binnen de CONS.

Bij de militaire staatsgreep in februari 1980 werd Essed samen met andere politieke kopstukken gearresteerd. De coupplegers wilden hiermee vooral bewijzen dat de staatsgreep gerechtvaardigd was door een eind te maken te maken aan grootschalige corruptie. Hij bracht twee keer in gevangenschap door (in totaal negen maanden in 1980 en 1981). Het corruptieonderzoek had overigens niets opgeleverd en de beschuldiging tegen hem werd uit­eindelijk in 1983 geseponeerd. Na de herdemo­cra­tisering in 1987 werd Essed wederom benoemd als regerings­adviseur.

Ontwikkelingsvisie
Er zijn twee projecten waaraan ontegenzeggelijk de naam van Frank Essed is verbonden: Operatie Sprinkhaan en het West-Surinameplan. Een van zijn eerste daden als minister van Opbouw in 1957 was de systematische inventarisatie van de natuurlijke productiebronnen in Suriname. Er was tot dan weinig bekend over het uitgestrekte achterland. Een expeditie naar het zuiden van Suriname via de rivieren was een kwestie van maanden. Om dat probleem op te lossen werden zeven airstrips in het binnenland aangelegd van waaruit de exploratie ter hand kon worden genomen. Deze Operatie Sprinkhaan gaf een belangrijke impuls aan de exploratie van grondstoffen in de Surinaamse bodem. Door de aanleg van de airstrip te Kabalebo en de exploratie van de omgeving daar kwam het bauxietpotentieel in het Bakhuisgebied in beeld.

Operatie Sprinkhaan leidde in 1965 tot Esseds driedelig Nationaal Ontwikkelingsplan Suriname (NOP) waarin hij zijn gedachten uitte over de ontwikkelingsmogelijkheden in het westen van Suriname. Het was het eerste door Suriname zelf opgesteld nationale ontwikkelingsplan. Een belangrijk doel in het NOP was spreiding van economische activiteiten over het hele land om daarmee de inefficiënte geografische spreiding van de economische en demogra­fische activiteiten tegen te gaan.

Uitvoering van het West-Surinameplan was hiertoe volgens Essed een belangrijke stap: winning van bauxiet in het Bakhuisgebied, bouw van twee waterkrachtwerken in de Kabaleborivier, aanleg van een 72 km lang spoorbaan van het Bakhuisgebergte naar Apoera, vestiging te Apoera van een aluinaardefabriek en een aluminiumsmelter, aanleg van een nieuwe stad te Apoera voor circa vijftigduizend inwoners. Bij dit plan hoorden ook landbouw-, bosbouw- en veeteeltprojecten. Het zou nog een decennium duren alvorens Esseds droom van West-Suriname ter hand zou worden genomen.

Muurschildering Frank Essed Zus & Zo in Paramaribo. Foto Enrico Smit

Begin jaren zeventig werd de kwestie van de onafhanke­lijkheid van Suriname steeds actueler. Essed die zich bewust was van de tijdgeest, publiceerde vervolgens in 1973 zijn zelfstandigheidsplan Een volk op weg naar Zelfstandigheid. Deze publicatie is een momentopname van Suriname op economisch, politiek en maatschappelijk gebied aan het begin van de jaren zeventig met daarbij de vraag naar de uitdagingen voor de toekomst. Deze publicatie beschouwde Essed als ‘een hoogtepunt in zijn loopbaan’. Met de onafhankelijkheid in zicht zag Essed kansen voor realisatie van zijn West-Surinameplan. De Surinaamse regering stelde een Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP) op, waarin plannen waren opgenomen voor de sociaaleconomische ontwikkeling van Suriname gefinancierd uit de Nederlandse hulpgelden van Nf 3,5 miljard (€ 1.6 miljard) verkregen bij de onafhankelijkheid. Esseds West-Surinameplan werd in 1974 als bijlage opgenomen in het MOP met als titel De Mobilisatie van het Eigene. Een ruimtelijke-fysieke bijdrage aan de Integrale Planning. In de Mobilisatie van het Eigene werden acht concentratiegebieden onderscheiden voor ontwikkeling.

Essed kreeg voor het West-Surinameplan Nf 400 miljoen toegekend voor diverse infrastructurele projecten waar­onder de aanleg van de spoorlijn naar Apoera. Over de aangelegde spoorlijn heeft echter nimmer een trein gereden waarvoor het uiteindelijk bedoeld was. Deze spoorlijn (‘een spoorlijn van ergens naar nergens’) werd hét symbool van verspilling van Nederlands ontwikkelings­hulpgeld. De regering-Arron legde infra­structuur aan terwijl er op dat moment geen buitenlandse bauxietmaatschappij (meer) was met interesse. Voor de Surinaamse regering was echter doorslaggevend dat de Nederlandse ontwikkelingshulp niet waardevast was, reden voor Essed en Arron om te werken aan een voortvarende uitvoering van de ontwikkelings­plannen. Het West-Surinameplan werd steeds meer gezien als één grote mislukking. Na de staatsgreep in 1980 koos de regering-Chin A Sen voor een radicale koerswijziging in het ontwikkelingsbeleid. Het West-Surinameplan werd afgeserveerd.

Het failliet van het West-Surinameplan wordt in de beeldvorming gekoppeld aan Essed. Er was ook veel kritiek op dit plan: een megalomaan project met een marginale impact op de werkgelegenheid. Deze kritiek kwam vooral van Surinaamse oud-studenten die in de jaren zeventig in een andere tijdgeest in Wageningen hadden gestudeerd en ook een andere visie hadden op ontwikkeling. Hun focus lag op onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg, klein­schalige economische projecten et cetera. Essed had echter weinig op met deze jonge academici en stond niet open voor het debat over nieuwe trends in het denken over economische ontwikkeling, de rol van multinationals in de Derde Wereld en ontwikkelingssamenwerking, zoals Khemradj schrijft (p. 512). Leek na 1980 het West-Surinameplan definitief afgeschreven te zijn, de regering-Santokhi trachtte na 2020 investeerders te interesseren voor exploratie van de bauxiet in het Bakhuisgebergte. Op 25 november jl. maakte de regering-Santokhi bekend dat er een overeenkomst getekend zal worden met Chinalco, een bauxietgigant uit China, om het bauxietproject West-Suriname in ontwikkeling te brengen.

Frank Essed heeft ontegenzeggelijk zijn stempel gedrukt op het ontwikkelingsdenken in Suriname tussen 1958 en 1980; hij was een langetermijnplanner en een persoon die wel erg technocratisch dacht. Hoewel hij tweemaal minister van Opbouw was, was Essed geen raspoliticus in de zin van de eigen politieke carrière veilig stellen. De politiek was, zoals oud-journalist Wilfred Lionarons hem typeerde, voor hem een instrument om zijn ontwikkelingsvisie te realiseren. Hans Lim A Po citerend schrijft Khemradj: ‘Er zijn weinig ministers in de actieve politiek die zoveel gepresteerd hebben als minister Frank Essed. Er zijn weinig in de actieve politiek die zoveel hebben nagedacht over onze ontwikkeling en zoveel constructieve ideeën en plannen hebben geformuleerd en uitgewerkt’ (p. 533).

Maatschappelijke betrokkenheid
Naast zijn werk was Essed maatschappelijk een zeer betrokken persoon. Elke vereniging of sociaal-maat­schappelijke organisatie wilde pronken met Essed als bestuurslid, aldus Khemradj (p. 428). Hierover schreef de eerdergenoemde Lionarons in 1975 met het hem kenmerkend sarcasme: ‘Het schijnt dat geen enkele kommissie of bestuur in Suriname mogelijk is zonder dat Dr. Ir. Frank Essed erbij is. Wat zullen we beginnen als onze Frank, die alles weet eens zou doodgaan? .. de hele ontwikkeling van het land klapt in elkaar. Grote duisternis over Suriname, want ons eeuwig licht is gedoofd’ (geciteerd op p. 427-8). Essed overleed op 22 december 1988 bij een tragisch verkeersongeval bij het verlaten van de kerstviering van de NPS aan de Wanicastraat (thans J.A. Pengelstraat). Op zijn grafsteen kwam te staan: Heri lebi te na dede. A ben feti gi Sranan [Tot aan de dood heeft hij zijn hele leven lang gevochten voor Suriname]. In 1995 kreeg het Regeringsgebouw, waar het Planbureau en het Kabinet van de vice-president zijn gevestigd, Esseds naam (Dr. Ir. Frank Essed Regeringsgebouw). Tegelijkertijd werd er op het plein voor dit gebouw een borstbeeld op een sokkel van hem geplaatst. In 1988 werd daarnaast het voetbal­stadion aan de Jagernath Lachmonstraat naar hem vernoemd (Frank Essed Stadion). Essed was van 1964 tot 1974 voorzitter van de Surinaamse voetbalbond (SVB).

Tot slot
Aan het verzoek van de echtgenote van Frank Essed (Eva Essed-Fruin) om een ‘leesbaar boek’ te schrijven over wat haar man heeft betekend voor de ontwikkeling van het land heeft Khemradj ruim voldaan. Deze biografie is een uitvoerige studie over Frank Essed als visionair en denker van formaat. Daarnaast is het een goede aanvulling op onze kennis van de economische en politieke geschiedenis van Suriname tussen 1958 en 1980. Roy Khemradj verdient veel lof met deze biografie die een breed lezerspubliek verdient.

Roy Khemradj, Frank Essed. De mobilisatie van het eigene. Biografie van een Surinaamse visionair. Volendam 2025: LM Publishers, 590 pp. € 34,50

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
No Comments

Excuses – Kanta Adhin

woensdag, 20 november 2024 by Redactie Hindorama

Kanta Adhin

Suriname viert volgende week zijn 50ste Onaf­han­ke­lijk­­heidsdag. Op 25 novem­ber 1975 werd de staat­kundige band met Neder­land verbroken. Volgend jaar is het dus 50 jaar geleden dat het land onafhankelijk werd, maar omdat de dag voor het eerst in 1975 werd gevierd, zal dit op 25 november 2024 voor de 50ste keer gebeuren. Dat is ook een goed moment voor reflectie. Echt onaf­hankelijk is geen enkel land. Economisch is de hele wereld van elkaar afhan­kelijk, het ene land meer dan het andere. Sommige, zoals Suriname, hebben het IMF-infuus nodig om orde op zaken te kunnen stellen, omdat ze dat zelfstandig niet voor elkaar krijgen. Voor Suriname was er wel enige hoop op een redelijk ontwikkelingsniveau gezien het bedrag van ruim vier miljard gulden dat bij de start werd meegegeven door Nederland. Zoals de toenmalige premier Arron placht te zeggen ”Moni de” (Geld is er). Helaas ontbrak het aan de mentaliteit om er dingen mee te doen die de hele bevolking ten goede zouden komen en een duurzame basis voor verdere ontwikkeling zouden leggen.

Sterker, het ontbrak indertijd ook aan een mentaliteit van inclusie: het gezamenlijk bouwen aan een samenleving van en voor iedereen. Immers, bij het proces naar de onafhankelijkheidsverklaring werd de op dat moment grootste bevolkingsgroep in Suriname, de Hindostanen, bewust politiek buitengesloten. In plaats van een zo belangrijke stap in de ontwikkeling van een land in een ver­trou­wen­wekkende sfeer te laten plaatsvinden, werd gekozen voor uitsluiting en polarisatie. Het gevolg: een massale uit­stroom uit Suriname van kader dat het land goed had kunnen gebruiken. Het waren zeker niet alleen Hindo­stanen die geen vertrouwen hadden in wat hun te wachten stond na 25 november 1975. Ook een grote groep Creolen verliet het land, alsook kleinere aantallen van andere Surinaamse bevolkingsgroepen.

In de discussies over het koloniale verleden hoor je veel over trauma’s waar huidige generaties nog steeds last van hebben. In navolging van excuses voor het slaver­nij­verleden hebben enkele personen recent ook excuses van de koning geëist voor de contractarbeid van Brits-Indiërs. De schadelijke gevolgen daarvan zouden nog steeds doorwerken op de Hindostaanse nakomelingen in Nederland. Ik weet niet precies op welk onderzoek dit is gebaseerd en om welke schadelijke gevolgen het gaat die nu nog steeds een rol spelen. Verder vraag ik me af of ook breder wordt gekeken naar de impact van de contract­arbeid op huidige generaties van nakomelingen met name in het Verenigd Koninkrijk. Dit land is immers de grote boosdoener met landen als Nederland en Frankrijk als meelifters.

In Suriname werd en wordt de dag van de Hindostaanse Immigratie gevierd als een feestelijk gebeuren. Er wordt ook stilgestaan bij de bijdrage van Hindostanen aan de ontwikkeling van Suriname. Velen hadden zich willen blijven inzetten voor het land, ware het niet dat zij zich door het etnisch gepolariseerde klimaat rondom de onafhankelijkheid niet meer veilig voelden. Een heleboel families die in Suriname een goed bestaan hadden opgebouwd, verkochten hun bezittingen vaak voor een appel en ei of lieten die in beheer van anderen achter om zo snel mogelijk het land te kunnen verlaten. Eenmaal in Nederland moesten zij opnieuw beginnen in een koud klimaat, opgesloten in vaak oude tochtige huizen, zich een weg zoekend in een totaal andere samenleving. Eén waarin hun tradities niet werden omarmd en waar de brandweer werd gebeld als er een pujá werd gehouden; waar zij niet meer even bij familie en vrienden konden langsgaan zoals ze voorheen gewend waren: gewoon lekker even langsrijden en kijken of er iemand onder het huis of op balkon zit; waar het spreidingsbeleid van de regering zorgde voor verwijdering van elkaar en mensen terechtkwamen in plaatsen als Beerta, Lutjebroek, Tietjerksteradeel, waar geen Surinamer ooit van had gehoord.

Thans worden Hindostanen in Nederland wel als een goed geïntegreerde groep gezien. Maar velen denken terug aan wat ze hebben achtergelaten en wat ze in Nederland ervoor terug hebben gekregen. In economische zin zijn velen erop vooruitgegaan; er waren ook goede scholings­mogelijkheden voor de kinderen. Maar wat niet altijd zichtbaar is, is dat mensen klimatologische, sociaal­maat­schap­pelijke, ruimtelijke omstandigheden hebben ver­dragen (in het Sarnámi: sahe) en zich hebben ingezet om vooruit te komen. In Nederland ben je vaak een nummertje, terwijl in Suriname je bijdrage al gauw zichtbaar is. Door sommigen wordt dat gemis met veel opschepperij (gedjaf) gecompenseerd. Voor anderen is er een gemis aan het gevoel van innerlijke trots dat ze daadwerkelijk een verschil maken.

Dat Surinamers in groten getale in Nederland aanwezig zijn en discriminatie en andere vernederingen ervaren, is een direct gevolg van de wijze waarop de onafhankelijkheid van Suriname tot stand is gekomen. Als we het hebben over de doorwerking van het koloniale verleden – het slavernij­verleden en de contractarbeid – laten we op de 50ste Onafhankelijkheidsdag vooral niet vergeten de trauma’s van de doorbreking van de koloniale banden. Van wie willen we daarvoor excuses?

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
No Comments

Kindernomie: speelse financiële educatie – Sampreshan.com

dinsdag, 05 november 2024 by Redactie Hindorama

In de Surinaams-Nederlandse gemeenschap bestaat vaak een bijzondere relatie met geld, die zowel cultureel als maatschappelijk verankerd is. Binnen de verschillende Surinaamse groepen is er namelijk regelmatig sprake van een mate van financiële afhankelijkheid in gezins- of familieverband. Daarnaast tonen deze groepen een ondernemende geest. Er is dus een zekere bewustheid op financieel gebied, maar toch is er ruimte voor een positieve stimulans in de opvoeding van kinderen. Om dit te bevorderen heeft Archie Groenewoud het project Kindernomie ontwikkeld. Hiermee worden kinderen al op jonge leeftijd geholpen om na te denken over de keuzes die ze maken met geld. Archie is ervan overtuigd dat financiële educatie al vroeg moet beginnen. Deze vroege kennismaking draagt namelijk bij aan de vorming van volwaardige burgers, die niet alleen beter met hun eigen financiën kunnen omgaan, maar ook bewuster in de maatschappij staan. Financiële zelfred­zaam­heid is immers een van de pijlers van welzijn en welvaart, en Kindernomie is ontworpen om deze pijler te versterken.

Archie Groenewoud

Archie Groenewoud is een gedreven community developer met een unieke achtergrond als Bachelor of Laws en brede ervaring als ondernemer, reclasseringswerker, gedrags­trainer, bewindvoerder en schuldstabilisator. Financiële educatie en community empowerment vormen de kern van zijn werk en projecten. Door jarenlange ervaring in het ondersteunen en versterken van anderen heeft Archie diepgaande kennis opgebouwd in community develop­ment, waarbij zijn focus steeds weer ligt op de kracht van economische en financiële bewustwording op microniveau. Met het door hem opgerichte platform New Dutch Net streeft hij ernaar mensen in hun kracht te zetten op allerlei vlakken. Hieruit ontstond het project Kindernomie.

Avontuurlijk

Kindernomie maakt kinderen vanaf acht jaar op een speelse, maar educatieve manier bekend met basis­principes van het maken van keuzes met het geld dat ze beschikbaar hebben. In het project staan de hoofd­figuren Ibad en Uzo centraal. Zij gaan samen met hun vader op ontdekkingsreis in de wereld van geld, keuzes en economische principes. Via hun avonturen maken kinderen kennis met die wereld. De verhalen zijn gebaseerd op waargebeurde verhalen van kinderen en ouders en geïnspireerd op de kinderen van Archie. De avonturen van Ibad en Uzo zijn uitgewerkt in twee kinderboeken: Kindernomie, De Economische Avonturen van Ibad en Uzo – deel 1 en deel 2. Samen verkennen ze concepten als sparen, rente, investeringen en zelfs cultureel gebonden economische waarden. Door het project op deze manier op te zetten, leren kinderen niet alleen de waarde van geld, maar ook de impact van hun keuzes op de langere termijn.

In deel 1 maken Ibad en Uzo op een laagdrempelige manier kennis met de basis van economie. In gesprekken met hun vader ontdekken ze wat een bedrijf is, wat het verschil is tussen goederen en diensten, en leren ze over sparen, rente en ondernemingsplannen. Dit gebeurt op een interactieve en verhalende wijze, waarbij de kinderen telkens uitgedaagd worden om mee te denken en eigen keuzes te maken. Deel 2 gaat dieper in op complexe onderwerpen als beleggen, investeren, belastingen en culturele aspecten van economie. Ook thema’s als persoonlijke vaardigheden, doelen stellen en eigendom komen aan bod. Deze worden op een speelse en aansprekende manier behandeld. Door Ibad en Uzo kennis te laten maken met deze begrippen, biedt Kindernomie aan kinderen een compleet en cultureel afgestemd kader van economische basisprincipes.

Uitgebreide, speciale editie

In samenwerking met uitgeverij Sampreshan verschijnt binnenkort een uitgebreide, speciale editie waarin de twee afzonderlijke delen van Kindernomie zijn gebundeld. De auteur vindt de samenwerking met Sampreshan erg waardevol. “Sampreshan heeft een sterke connectie met de Surinaams-Nederlandse gemeenschap en begrijpt de culturele context waarin Kindernomie opereert. Dankzij hun uitgebreide netwerk en ervaring in het uitgeven van cultureel relevante werken, kan Sampreshan, Kindernomie helpen om een breder en specifiek publiek te bereiken. Door deze samenwerking kan Kindernomie worden verspreid binnen gemeenschappen die traditioneel minder aandacht krijgen op het gebied van financiële educatie. Het project kan zo nog meer impact hebben en bijdragen aan het welzijn en de welvaart van kinderen en hun ouders, in het bijzonder Surinaams-Nederlandse kinderen en hun ouders.”

Het samengestelde boek biedt een complete beleving en maakt het voor ouders en kinderen nog makkelijker om de verhalen op een toegankelijke manier te doorlopen. De speciale uitgave bevat bovendien enkele aanpassingen en aanvullingen, waarmee de auteur de educatieve waarde van Kindernomie heeft vergroot. “Met de speciale editie van Kindernomie, De Economische Avonturen van Ibad en Uzo, hopen we ouders en kinderen nog beter in staat te stellen om samen op ontdekkingsreis te gaan in de wereld van economie – een reis die niet alleen nuttig, maar ook plezierig is.” Aldus de auteur die met onuitputtelijke inzet en plezier werkt aan het bouwen van een gemeenschap rond Kindernomie waar financiële educatie toegankelijk en boeiend wordt gemaakt.

Toekomstgericht

Kindernomie is meer dan alleen een project; het is een investering in de toekomst van de Surinaams-Nederlandse gemeenschap. Door kinderen te inspireren tot financiële zelfredzaamheid, wordt bijgedragen aan de opbouw van een generatie die verstandige financiële beslissingen kan nemen en waarde hecht aan een solide financiële basis en welzijn.

Kindernomie Deel 1 & 2 speciale editie •Archie Groenewoud • Illustraties Jennefer Kempenaar en Rossel Chaslie • Sampreshan: Zoetermeer 2024 • ISBN 9789083345123 • hardcover • 64 pagina’s • Verkrijgbaar in alle (online) boekhandels en BOL [Bibliotheken]

RECENSIE:
Shelly Roso Op economisch avontuur

Boekpresentatie DE BIEB ZAANDAM
Datum: zondag 16 maart 2025
Tijd: vanaf 11:30
Locatie: De Bieb
Plaats: Zaandam

https://docs.google.com/forms/d/e/1FAIpQLSfGsCcgrLKS0Dkrkzr4PdDJMizIYcXANAFEiAggOqp1Ephigw/viewform

Andere data en steden worden nog bekend gemaakt.

Website: https://kindernomie.nl

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
No Comments

In de schaduw van de niemboom – Kanta Adhin

donderdag, 31 oktober 2024 by Redactie Hindorama

Kanta Adhin

Onlangs was ik na lange tijd in Suriname voor een kort verblijf. Het was hart­ver­warmend om na lange tijd weer familie en vrienden te zien. Uiter­aard kwamen er herin­ne­rin­gen op, leuke en min­der leuke. Er waren ook nieuwe ervaringen, leuke en min­der leuke. En dan waren er natuurlijk de vele verhalen over het reilen en zeilen in Suriname.

Pas ben ik thuis nog erg bezig geweest met het laten snoeien van de haag voor ons huis. Deze was erg groot geworden en begon naar mijn mening te veel over het trottoir te komen. Daarom viel het mij op, dat het in Suriname heel normaal is dat iedereen op de berm voor zijn huis bomen of struikjes kan planten. Als je vruchtenbomen hebt geplant, kun je niet vreemd opkijken dat de rijpe vruchten zijn geplukt door voorbijgangers voordat je er zelf de kans toe hebt gehad. Maar dat is all in the game. Waar ik logeerde, was er een niemboom geplant. In de hitte – want heet was het de afgelopen periode –  zag ik voetgangers en bromfietsers even in de schaduw rusten alvorens hun weg te vervolgen. Ook auto’s stopten er soms, wellicht omdat de bestuurder even wilde bellen of appen en dat op een beschut plekje wilde doen.

Sowieso moeten bewoners de stukken overheidsgrond voor hun huis zelf onderhouden, want er komt echt niemand om dit te doen ondanks het feit dat er bij de plantsoenendienst legio mensen werken. Bij een zware regenbui zijn grote delen van Paramaribo en daarbuiten onder water omdat het de overheid niet boeit kreken, sloten, goten en trenzen regelmatig te laten ophalen. Als je iemand bij de overheid kent, kan die misschien regelen dat dit in jouw buurt wel gebeurt.

Niemboom in Paramaribo – foto Hindorama

Het enorme ambtenarenapparaat biedt altijd gespreksstof. Bijna 60 procent van de Surinaamse beroepsbevolking is in overheidsdienst. Een groot deel functioneert niet of nauwelijks. De tijd die mensen kwijt zijn aan balies bij overheidskantoren! Er zijn vaak genoeg ambtenaren aanwezig, maar allen met iets anders bezig dan hun werk: een privételefoongesprek, de krant lezen of een broodje eten. Het lijkt er soms op dat de competentie klant­vriendelijkheid nog moet worden uitgevonden. Daaren­tegen is de competentie assertiviteit – voor zichzelf opkomen – bij klantonvriendelijken en de ondermaats presteerenden niet zelden goed ontwikkeld (“Zie je niet dat ik eet; je moet wachten!”). Als er overuren kunnen worden geclaimd, staan ze in de voorste rij; bij acties om salarisverhoging roepen zij het hardst.

Uiteraard wil ik degenen die hun werk serieus nemen niet te kort doen. Want zulke mensen zijn er zeker ook. Ik zag tijdens een evenement personen van een aantal over­heids­diensten die voorlichting gaven onder meer over onderwijs, bosbeheer en de aankomende verkiezingen (in mei 2025). Zij waren erg vriendelijk en geduldig en wisten waar ze het over hadden. Het is dan ook jammer dat goedwillenden die hun werk serieus doen en resultaten willen neerzetten, moeten verkeren tussen personen die door deze of gene politicus zijn geregeld en van wie verder niet wordt verwacht dat ze het werk doen waar ze zogenaamd voor zijn aangenomen. Sterker, deze laatsten zitten de goedwillenden in de weg. Ze creëren een enorme blubber of organiseren chaos waar serieuze mensen zich dagelijks doorheen moeten ploeteren. Sommigen gaan stug door; anderen taaien af naar het bedrijfsleven of naar het buitenland. Een deel valt echter ten prooi aan de blubber en chaos en gaat uit zelfbehoud daaraan meedoen.

Suriname is een land met veel potentie vergeleken met menig ander land. Het is gezegend met vruchtbare grond, met waardevolle grondstoffen, met een tropisch regenwoud en is vrij van natuurrampen. Met een bevolking van iets meer dan een half miljoen mensen zou in theorie iedereen een goed bestaan kunnen hebben. Echter, door de jaren heen is door opeenvolgende regeringen een bestuurscultuur gecreëerd waardoor een groot deel van de bevolking denkt dat je alleen maar via de politiek of het ambtenarenapparaat een graantje (soms kilo’s granen!) welvaart kan meepikken. De olievondsten stemmen in dat opzicht dan ook niet tot optimisme. In welke zakken zullen de opbrengsten verdwijnen, is de vraag die menigeen bezighoudt. De bestuurders van het land zouden echt even de tijd moeten nemen om in de schaduw van een niemboom te verpozen om vervolgens een goede weg in te slaan. De niemboom wordt ook wel wonderboom genoemd vanwege de vele medicinale toepassingen. Surinamers zeggen vaker: “Bij God en in Suriname is alles mogelijk.” Laten we hopen dat in Suriname de wonderen de wereld nog niet uit zijn.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
No Comments

Warm bad – Kanta Adhin

maandag, 30 september 2024 by Redactie Hindorama

Kanta Adhin mocht oud-Trisser Pieters kepie even lenen.

“Bent u een Trisser?” werd mij een paar keer gevraagd toen ik een maand ge­leden in de Johannes Postka­zerne in Ha­vel­te (pro­vincie Dren­the) was. Op 30 au­gus­­tus vond daar een reünie plaats van Nederlanders die in de periode 1945-1975 hun militaire dienstplicht in Suriname vervulden bij de Nederlandse Troepenmacht in Suriname (TRIS). Er waren wel zeker tegen de 800 mensen aanwezig. Met de vraag aan mij werd beoogd vast te stellen of ik bij een oud-Trisser hoorde. “Nee, nee”, riep ik gauw. “Ik vergezel iemand van de pers.” Daarmee liep ik wel een paar gadgets mis. De oud-Trissers werden namelijk vergast op speldjes, armbandjes en als klap op de vuurpijl een kepie met een mooi embleem. Iets wat ze nooit hadden gekregen toen ze in dienst waren. Waarom, was niet duidelijk, maar nu werd dat goedgemaakt. De organisator Ad van Wingerden van de Stichting TRIS Kontakten was trots op de mooie bijeen­komst die in stijl plaatsvond, en met de nodige nostalgie.

Tijdens gesprekken met verschillende oudgedienden, allemaal (ruim) over de zeventig, een enkele net daaronder, viel het op met hoeveel warmte zij aan hun tijd in Suriname terugdachten. Een dacht met veel liefde terug aan zijn bijdrage aan de bouw van een ziekenpost in het binnenland. Ik dacht toen: Ja, Surinamers zelf waren vaak niet bereid in het binnenland te werken. En ook nu is de stichting van Ad van Wingerden druk met projecten in Suriname. Nog steeds is er een drive om een bijdrage aan de opbouw van Suriname te leveren.

Net een dag ervoor had ik een gesprek met een kennis die met zijn familie terug was van een vakantie in Suriname. De negativiteit waar hij me mee overlaadde! Niets was goed in dat land. Ik had gewoon geen zin meer om te luisteren. Ik woon in Nederland en heb vanwege de Decembermoorden een beladen relatie met Suriname, maar ik kan niet tegen zo een zielloze betrokkenheid met je land van herkomst. Die gesprekken met de oud-Trissers voelden in vergelijking daarmee als een warm bad. Er zullen vast mensen zijn die nu denken dat ik nog vastzit in een koloniale mentaliteit. Maar ach, ook met dat soort mensen heb ik niets, want het is hun zogenaamde gedekoloniseerde geest die vanaf 1975 voor veel ellende heeft gezorgd, waardoor Suriname zich ondanks het aanwezige potentieel, niet heeft kunnen optrekken naar een redelijk economisch niveau.

Het viel me op dat in de brochure van de Stichting TRIS Kontakten die ter gelegenheid van de reünie is uitgegeven, ook een item is gewijd aan de snelle ontwikkeling van Singapore. Ik zou Suriname zeker niet willen vergelijken met deze staat die op een oppervlakte van 716 km² ruim zes miljoen inwoners herbergt, terwijl Suriname met een oppervlak van meer dan tweehonderd keer zo groot nog maar net meer dan een half miljoen inwoners telt. Er zijn nog tal van andere verschillen te bedenken. Maar ik zag wel wat men duidelijk wilde maken: Singapore heeft er indertijd werk van gemaakt om op zoek te gaan naar kennis en ervaring in het buitenland om het ontwikkelingsniveau van het land te verhogen. Ook Nederlanders hebben een bijdrage ge­leverd. Een hint dus aan Suriname om zich ook open te stellen voor kennis en ervaring van buitenaf.

Een andere factor voor de economische groei van Singapore is het door de overheid ontwikkelde sterke arbeidsethos gecombineerd met weinig corruptie. Van de 180 gemeten landen op de index van Transparency International stond Singapore in 2023 op de 5e plaats van minst corrupte landen; Suriname op de 87ste plaats. Ook hier dus werk aan de winkel voor Suriname, want los van welke vergelijking met welk land dan ook zijn arbeidsethos en een integere overheid waarden waarnaar elk land moet streven. En dan zien we liever geen mensen die alleen maar negativiteit uitstralen, maar mensen die het land een warm hart toedragen en blij en trots zijn als ze na jaren een kepie krijgen die hun weer met Suriname verbindt.

Foto’s: Radjin Thakoerdin

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
No Comments

Boekbespreking De herontdekking van de schrijver Edgar Cairo – Hans Ramsoedh

zaterdag, 28 september 2024 by Redactie Hindorama

De Surinaamse schrijver Edgar Cairo (7 mei 1948-november 2000) ken ik hoofdzakelijk van zijn in 1976 gepubliceerde roman Kollektieve schuld (opgenomen in de Derde Spreker-serie van ontwikkelingsorganisatie Novib) en zijn wekelijkse columns in de Volkskrant tussen 1978 en 1981. Hoewel ik incidenteel nog wat van Cairo las verdween hij langzamerhand uit mijn literaire blikveld. Zijn recent heruitgegeven roman Kopzorg. Het verhaal van vader en zoon was voor mij in zekere zin niet alleen een grote literaire verrassing, maar ook een juweel wat betreft de Surinaamse literatuur. Ik heb zelden een roman gelezen waarin het Creoolse leven op de achtererven (het ‘negerschap’ en het ‘negerverdriet’ in de woorden van Cairo) zo treffend en beeldend wordt beschreven. De term ‘Neger’ was trouwens voor Cairo geen scheldwoord maar een geuzennaam, een woord dat voor hem de trots op het zwart-zijn uitschreeuwde.

Kopzorg is de vierde versie die voor het eerst als novelle onder de titel Temekoe door Bureau Volkslectuur in Suriname werd uitgegeven. In 1979 verscheen van Temekoe in Nederland in een langere versie een vertaling én herschrijving in het Surinaams-Nederlands dat kenmer­kend was voor Cairo, ook wel het ‘Cairojaans’ genoemd dat wil zeggen een soort Nederlands dat sterk is gekleurd door het Surinaams-Nederlands en verrijkt met talrijke taal­vondsten en nieuwvormingen die soms een letterlijke vertaling zijn uit het Sranan. In 1988 verscheen een nieuwe versie van Kopzorg maar nu helemaal omgezet naar het Nederlands met als nieuwe titel Kopzorg. Het verhaal van vader en zoon. Deze roman onderging dus drie taalver­schuivingen, van Sranan naar het Surinaams-Nederlands en uiteindelijk naar het Neder­lands.

Edgar Cairo Foto: Uitgeverij Cossee

Cairo werd geboren te Paramaribo. Zijn ouders waren Paranen (afkomstig van plantage Vierkinderen in het district Para). Na de middelbare school in Suriname vertrok hij in 1968 naar Nederland om in Amsterdam Nederlands en algemene literatuurwetenschap te studeren. Hij werd in Suriname en in Nederland bekend met zijn boven­ge­noemde roman Kollektieve schuld die handelt over winti-perikelen in een Creoolse familie. Cairo bouwde een omvangrijke oeuvre in verschillende genres (romans, toneel­stukken, columns, poëzie), was ook de eerste zwarte schrijver die een column kreeg in de Volkskrant (1978-1981) en in het weekblad De Groene Amsterdammer (1981). Het waren typisch Cairojaanse columns. In Surinaamse kringen was er echter over het algemeen weinig appreciatie voor het ‘Cairojaans’ omdat het niet als Surinaams-Nederlands herkend werd.

Ondanks zijn ruim veertig publicaties meende Cairo dat hij niet de lof kreeg waar hij recht op dacht te hebben. Hij was in de jaren ’70 en ’80 wellicht zijn tijd te ver vooruit en naar alle waarschijnlijkheid was het literaire klimaat in Nederland nog niet rijp voor een schrijver met zijn eigen taal, zijn eigen woorden en zijn eigen vertelstructuren. Cairo’s boodschappen zouden vandaag de dag in Nederland in veel betere aarde vallen, aldus de recensent Rasit Elibol in De Groene Amsterdammer (9 september 2020).

In zijn laatste boeken eind jaren ’80 openbaarde zich een ernstige psychose. Hij dacht dat hij Jezus was. In 1988 liet hij een advertentie in de Volkskrant plaatsen met de tekst: ‘Wereldnieuws: Jezus terug op aarde. Edgar Cairo, Gods Zoon, spreekt alle talen met Jaweh’s stem en doet grote wonderen’, inclusief telefoonnummer en postbus voor wie een onderonsje wilde met Cairo als Jezus. Cairo raakte in vergetelheid.

Met de heruitgave van Kopzorg in 2024 is er sprake van een herontdekking en wellicht van een herwaardering van Edgar Cairo. Besprekingen van Kopzorg in de Nederlandse boekenrecensies waren lovend: ‘Het heeft als Doornroosje al die decennia liggen wachten op een nieuwe wereld waarin het eindelijk wakker gekust kon worden (Rob Schouten, Trouw, 18 juli 2024). Kopzorg wordt gerekend tot ‘de top van de naoorlogse Nederlandse literatuur’ (Stephan Sanders in De Groene Amsterdammer van 21 augustus 2024). In dezelfde bespreking kwalificeert Sanders Cairo’s roman als ‘Falek goed’ [gevaarlijk goed].

In Kopzorg, het verhaal van vader en zoon vertelt de ik-figuur over zijn vader Nelis in Para. Vader Nelis is al op vrij jonge leeftijd een wees en wordt in huis opgenomen door een kinderloze tante. Van een gelukkige jeugd is echter geen sprake. De tante vond de jonge Nelis een ‘satanskreng’, een ‘oerbosbroedsel’ die zij met haar harde hand trachtte te temmen. Na de zoveelste mishandeling besluit hij zijn geluk te beproeven in de grote stad Paramaribo. Het leven in de stad is zwaar voor hem en hij hopt van baantje naar baantje. We spreken over Paramaribo in de jaren dertig, veertig en vijftig. Nelis krijgt een relatie met een vrouw die al zeven kinderen heeft. Met deze vrouw krijgt hij een kind: dat is de ik-verteller. Nelis vereert zijn zoon, maar die liefde maakt later plaats voor een totale onverschilligheid en een algehele aversie tegenover de wereld en zijn eigen zoon die hij altijd op handen droeg en meer liefhad dan zijn stiefkinderen. Vader Nelis wordt op zijn oude dag een in zichzelf gekeerde man. De zoon probeert de vervreemding tussen hem en zijn vader te doorgronden: ‘Allemaal opgekropte haat! Tegen z’n negerafkomst en de Para, wat al niet! Nelis verkrampt, verkronkeld!’ (pagina 255).

De relatie tussen vader en zoon speelt zich af met het leven van Creolen uit de volksklasse op de achtererven als decor. Cairo beschrijft dat leven niet alleen op een humorvolle en indringende wijze, maar maakt ook duidelijk hoe het slavernijverleden op het leven van leden van de Creoolse volksklasse doorwerkt: onderdanig gedrag tegenover bazen, onderling wantrouwen, zelfhaat, fata­lisme, gebrek aan zelfrespect en zelfvertrouwen. Kortom, in de woorden van Cairo het ‘negerverdriet’ in al zijn facetten. Dit maakt Kopzorg dan ook actueel tegen de achtergrond van de huidige discussies over doorwerking van het slavernijverleden in het heden.

Met zijn omvangrijke oeuvre behoort Edgar Cairo tot een van de belangrijkste chroniqueurs van het Creoolse volksleven en de cultuur. Als een van de weinigen slaagde hij erin om met zijn oeuvre het ‘negerschap’ en het ‘negerverdriet’ diepgaand en veelzijdig te analyseren. Kopzorg is een juweel en kan worden gerekend tot een van de klassiekers van de Surinaamse literatuur.

In de Van Lierlezing 2024 gehouden door Charl Landvreugd wordt ingegaan op Cairo’s novelle Temeku en genera­tioneel trauma.

https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/tekst-van-lerlezing-2024-door-charl-landvreugd/

Edgar Cairo, Kopzorg. Het verhaal van vader en zoon. Amsterdam Cossee, 2024, 270 pp. € 22,99

Headerfoto Edgar Cairo: Nationaal Archief (Rob Bogaerts/Anefo)

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
No Comments

Rol van politieke partijen in een democratische rechtsstaat – Hindorama.com

maandag, 23 september 2024 by Redactie Hindorama

Op 21 september 2024 organiseerde het wetenschappelijk bureau van VHP-Nederland voor de negende maal de Jagernath Lachmon lezing. Deze werd gehouden door mr. drs. Kanta Adhin en had als titel: Verkiezingen in een demo­cra­tische rechtsstaat – Rol van politieke partijen.

Kanta Adhin

In haar voordracht ging mevrouw Adhin in op de cruciale rol van politieke partijen in een democratische rechtsstaat. Ze besprak aspecten die van wezenlijk belang zijn voor het vertrouwen in politieke partijen en de politiek in het algemeen. Daarna werd gekeken naar de praktijk, met name in Suriname en met bijzondere aandacht voor de VHP.

Zij benadrukte dat democratie geen doel is op zich, maar een middel om de burgers een waardig bestaan te kunnen bieden. Het is dan ook van groot belang dat politieke partijen hun rol als instrumenten van democratie en ontwikke­ling serieus nemen. Ze moeten niet alleen in actie komen vlak voor verkiezingen om stemmen te vergaren, en de bevolking aldus slechts te zien als stemvee om hen in het zadel te helpen of te houden. Ze hebben een rol in educatie en bewustmaking van de burgers met betrekking tot democratische processen en nationale aange­legen­heden.

Mr. Rajen Budhu Lall (dagvoorzitter) en panelleden dr. Bharti Girjasing en drs. John Brewster

Doordat Suriname een geschiedenis van politieke partijen op etnische basis kent, heeft het vaak geschort aan een eenduidige focus op nationaal belang. Maar ook politieke partijen op niet-etnische basis, zoals de NDP, maken zich hieraan schuldig. Het beschermen van de persoon van de leider is daar belangrijker dan het beschermen van de democratische rechtsstaat.

Kanta Adhin ontvangt de Award VHP Nederland uit handen van de voorzitter mr. dr. Lachman Soedamah.

Behalve etnische scheids­lijnen die nog steeds een rol spelen in Suriname, zijn er ook andere verschillen: de enorme kloof tussen rijk en arm en, als doorwerking van de militaire periode, tussen rechts­statelijk- en niet-rechts­statelijkgezinden. Het is aan politieke partijen om legitieme groepsbelangen in te kaderen in het gemeen­schap­pelijk belang. Als politieke partijen maar een fractie van de door Jagernath Lachmon doorleefde politiek van onderlinge acceptatie van en respect voor alle groepen, politieke samenwerking en besef van nationale eenheid laten zien, zal Suriname er beter bij varen.

V.l.n.r. Henk Lalji (VHP NL), John Brewster, Soerin Mahesh (vz. Wetenschappelijk Bureau VHP NL), Kanta Adhin, Roy Ashruf (secr. Wetenschappelijk Bureau VHP NL), Bharti Girjasing, Lachman Soedamah (vz. VHP NL) en Rajen Budhu Lall

Foto’s Ranjan Akloe en Radjin Thakoerdin

Tijdens de bijeenkomst was er ook een videoboodschap van President Santokhi van Suriname.

Hieronder volgt de volledige tekst van de lezing.

Verkiezingen in een
democratische rechtsstaat
De rol van politieke partijen

 (9e Jagernath Lachmon Lezing door
mr. drs. Kanta Adhin
Breukelen, 21 september 2024)

 [Inleiding]

Elk volk krijgt de leiders die het verdient.  Een bekend gezegde.

Deze woorden – Toute nation a le gouvernement qu’il mérite – zijn van de Franse aristocraat, filosoof en politicus Joseph de Maistre die leefde ten tijde van de Franse revolutie (1753-1821). Hij keerde zich fel tegen het idee van de revolutie dat een volk zijn eigen staat kan vormgeven. De veelheid aan individuele meningen zou volgens hem onvermijdelijk tot verdeeldheid en instabiliteit leiden. Hij geloofde sterk in het ongeschreven goddelijke recht. De Goddelijke Voorzienigheid zou ervoor zorgen dat het volk de juiste regeerders krijgt, in de vorm van een monarch.

Beste mensen,

Heden ten dage is het principe dat de wil van het volk de grondslag zal zijn voor het gezag van de regering niet meer weg te denken. Dit is in 1948 vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en daarna in mensenrechtenverdragen en grondwetten.

In een democratische staat kiest de bevolking haar leiders. Tegenwoordig vormen de woorden van De Maistre een gezegde waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat de leiders van een land de keuzes en waarden van de bevolking weergeven. Indien deze niet geschikt blijken, moet men dus ook bij zichzelf te rade gaan. Periodieke en eerlijke verkiezingen bieden de mogelijkheid om de keuze aan te passen of juist te bestendigen.

In een rechtsstaat is de overheid gebonden aan het recht met als doel burgers te beschermen tegen machts­misbruik. Daarom wordt de macht in drieën verdeeld en bij verschillende instellingen belegd: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht.

[Suriname democratische rechtsstaat]

Suriname is een democratische rechtsstaat. Artikel 1 van de Grondwet van 1987 bepaalt uitdrukkelijk – in tegen­stel­ling tot die van 1975 – dat de Republiek Suriname een democratische Staat is gebaseerd op de soevereiniteit van het volk en op eerbiediging en waarborging van fundamentele rechten en vrijheden. Voorts is vastgelegd dat het volk via algemene, vrije en geheime verkiezingen de volksvertegenwoordigende organen en de Regering samenstelt. Het parlement, De Nationale Assemblée, vertegenwoordigt het volk en is het hoogste orgaan van de Staat.

De wetgevende macht berust bij de Assemblée en de Regering; de uitvoerende macht berust bij de President die het staatshoofd en regeringsleider is; de regering is verantwoording schuldig aan de Assemblée. Daarnaast is er de rechterlijke macht belast met de rechtsprekende functie. Elke inmenging in opsporing, vervolging en zaken die bij de rechter aanhangig zijn, is verboden.

In de meeste landen, zo ook in Suriname, laat het volk zich vertegenwoordigen door middel van politieke partijen. Daarmee zijn politieke partijen een belangrijke actor in een democratische rechtsstaat. In de Surinaamse grondwet worden ze uitdrukkelijk genoemd. Er wordt dan van politieke organisatie gesproken.

In mijn voordracht zal ik ingaan op de rol van politieke partijen. Daarbij zal ik kijken naar aspecten die belangrijk zijn voor het vertrouwen in politieke partijen en, tot slot, naar de praktijk, met name in Suriname en met bijzondere aandacht voor de VHP.

[Rol politieke partijen]

De rol van politieke partijen is een brug te vormen tussen het volk en de overheid, waarbij ze verschillende stand­punten vertegenwoordigen. Bij een verkiezing stellen ze kandidaten op om een openbaar ambt te winnen. Bij winst vormen ze de regering en bepalen het overheids­beleid. Bij verlies voeren ze de oppositie en  proberen overheids­beleid bij te stellen. Stelsels waarbij uit meer dan één partij kan worden gekozen, worden beschouwd als essentiële voorwaarden voor een democratie.

Er kunnen bij wet wel voorwaarden worden gesteld aan politieke partijen om aan verkiezingen te kunnen meedoen, bijvoorbeeld het hebben van een minimale aanhang. De voorwaarden mogen er nooit toe leiden dat de politieke macht is voorbehouden aan bepaalde partijen en andere partijen daarvan worden weerhouden. Interessant is dat recent in Suriname het Constitutioneel Hof zich heeft uitgesproken tegen een forse verhoging van de te storten waarborgsom door politieke partijen. Kleine partijen zouden hierdoor disproportioneel worden geraakt hetgeen een inbreuk op het kiesrecht betekent.

Beste mensen,

Democratie is geen doel op zich, maar een middel om de burgers een waardig bestaan te kunnen bieden. Het is dan ook van groot belang dat politieke partijen hun rol als instrumenten van democratie en ontwikkeling serieus nemen. Ze moeten niet alleen in actie komen vlak voor verkiezingen om stemmen te vergaren, en de bevolking aldus slechts te zien als stemvee om hen in het zadel te helpen of te houden.

Wanneer politieke partijen de staatsmacht slechts zien als middel tot zelfverrijking of begunstiging van slechts een bepaalde groep of groepen, vormen zij een bedreiging voor de democratische rechtsstaat. Deze is er voor het welzijn van alle burgers. In de woorden van Michael Manley, voormalig premier van Jamaica: “Als het doel van politiek is  het verdelen van gunsten, kun je er maar beter voor zorgen dat er genoeg gunsten zijn voor iedereen.”

[International IDEA]

In de jaren negentig was ik namens Nederland betrokken bij de oprichting van de internationale organisatie International Institute for Democracy and Electoral Assistance (Inter­na­tional IDEA). De oprichting was een initiatief van een Zweedse politicus en werd ondersteund door een aantal internationale kopstukken. Onder hen was de onlangs overleden Guyanese staatsman Shridath Ramphal die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor economische samenwerking tussen ontwikkelings­landen. Hij stond aan de wieg van CARICOM en vormde de groep van Afrikaanse, Caraïbische en Stille Oceaan (Pacific) landen (ACS / ACP) voor een betere onderhandelingspositie met de Europese Unie bij het aangaan van handels­over­een­komsten. De nieuwe organi­satie noemde hij  altijd een Excellent IDEA.

In de jaren negentig zagen we namelijk een golf van democratiseringsprocessen na de val van de muur. Maar ook in landen waar burgeroorlogen werden beëindigd, alsook in Zuid-Afrika waar de apartheid werd afgeschaft. Vaak was er een nadruk op verkiezingen, maar periodieke verkiezingen alleen zijn geen garantie voor een gezonde democratie. International IDEA werd opgericht als een centrum voor kennisverzameling en -opbouw. In de loop der tijd zijn er diverse publicaties tot stand gekomen. Uit de veelheid aan materiaal heb ik een zevental punten gedistilleerd met betrekking tot politieke partijen.

In een ideale situatie zien we graag het volgende van politieke partijen:

  1. Ze moeten ervoor zorgen dat de veelheid aan individuele meningen wordt gestructureerd. Zij mobiliseren burgers en ontwikkelen een gevoel van betrokkenheid met het politieke systeem en de democratie. Ze betrekken burgers bij de partij en bij nationale aangelegenheden. Daarbij kunnen ze zich al dan niet laten leiden door een bepaalde ideologie.
  2. Zij zetten de burgers aan tot actieve deelname aan het verkiezingsproces en bieden via partij- en verkiezingsprogramma’s de mogelijkheid tot het maken van een geïnformeerde keuze.
  3. Ze werven leiders voor de regering en via de partij kunnen potentiële leiders en ander kader zich ontwikkelen.
  4. De interne organisatie is democratisch. Er is aandacht voor goede interne communicatie – leden voelen zich gehoord – en voor externe commu­ni­catie; de partij zit niet in een cocon. Er is sprake van transparantie, o.a. over partijfinanciering. De partij heeft corrigerend vermogen.
  5. De partij vervult zijn rol in het parlement – het hoogste staatsorgaan – op waardige wijze. De controle op het overheidsbeleid wordt op serieuze wijze uitgevoerd.
  6. De regerende partij zorgt voor samenhang en eenheid binnen de regering. Er is een regeer­programma en de leden van de regering werken als één geheel om gemeenschappelijke doelen te bereiken. Er wordt serieus omgegaan met de verantwoordingsplicht aan het parlement.
  7. Omdat er vaak sprake is van coalities, moeten politieke partijen verder kijken dan alleen naar hun eigen programma om gemeenschappelijke belangen te kunnen bundelen. Ze moeten in staat zijn coalities te sluiten om een zo breed mogelijk draagvlak vanuit verschillende groepen te creëren.

Dit zijn belangrijke punten voor vertrouwen van burgers in politieke partijen en de politiek in het algemeen. En daarmee voor een stabiele democratie. Maar het gaat zeker niet om een uitputtende opsomming. Aan de hand van deze punten zal ik een aantal ontwikkelingen in Suriname bespreken met speciale aandacht voor de VHP.

[Punt 1:  Individuele meningen structureren en burgers mobiliseren]

In het algemeen speelt bij de vorming van politieke partijen vaak een reeds bestaande verdeeldheid in de samenleving een rol. Het kan dan gaan om een scheidslijn tussen klassen, religieuze of etnische groepen waarvan politieke belangenbehartiging ter hand wordt genomen. In Suriname zijn politieke partijen langs etnische lijnen ontstaan, omdat er sprake was van ongelijkheid tussen etnische groepen; zowel sociaal-maatschappelijke als politieke ongelijkheid.

Begin jaren veertig werd door Nederland zelfbestuur in het vooruitzicht gesteld (resulterend in de totstandkoming van het Statuut in 1954, waarbij Suriname een gelijkwaardig rijksdeel werd). Er ontstonden toen organisaties die het nationaal en politiek bewustwordingsproces onder de verschillende bevolkingsgroepen bevorderden. Genoemd kunnen worden de Unie Suriname bij de lichtgekleurde Creolen en de  Hindostaans-Javaanse Centrale Raad. Uit de Unie kwam in 1946 de Nationale Partij Suriname (NPS) voort en uit de Centrale Raad enkele Hindostaanse en Javaanse partijen. In 1949 werd uit een bundeling van drie partijen de Verenigde Hindostaanse Partij (VHP) opgericht. Het betrof een bundeling van de Moslim Partij, de Hindostaans-Javaanse Partij en de Hindoe partij. Je ziet dat er bij de Hindostanen ook sprake was een religieuze scheiding die met de VHP werd opgeheven. Bij de Javanen kwam in dat jaar de KTPI tot stand. Deze drie partijen (NPS, VHP en KTPI) speelden lange tijd een dominante rol in de Surinaamse politiek. Bij alle drie partijen heeft ontevre­den­heid binnen de partij tot afsplitsingen geleid en de vorming van nieuwe op etnische leest geschoeide partijen (PNP, Actiegroep, HPP, SRI, Pendawalima, Pertjajah Luhur).

Bij etnische partijen is er doorgaans geen sprake van een leidende ideologie die de aanhangers met elkaar verbindt. Classificaties als links-rechts, conservatief – liberaal – socialistisch zijn dan ook niet van toepassing. Als zogenoemde catch all of big tent parties richten zij zich op de groep als geheel met als voornaamste doel niet te worden overheerst door een andere etnische groep.

Bij de NPS kon je wellicht spreken van Creools nationa­lis­me. De lichtgekleurde Creolen zagen zich als de natuurlijke bestuurlijke opvolger van de kolonisator. Later was het Creools nationalisme sterk aanwezig bij de Partij Nationalistische Republiek (PNR) die in 1961 werd opgericht en onafhankelijkheid op korte termijn nastreefde.

De Hindostanen en Javanen die tot eind jaren veertig niet als volwaardige burgers van Suriname werden beschouwd, moesten strijden tegen hun politieke achterstand. Ook na de invoering van het algemeen kiesrecht in 1948 woog hun stem minder zwaar dan dat van de Creolen. Bij de VHP en de KTPI ging het dan ook vooral om emancipatie- en identiteitspolitiek. Toen de Inheemsen en Marrons begin jaren zestig ook effectief kiesrecht hadden – nadat ze waren geregistreerd – ontstonden ook etnische Marron partijen, zoals de Algemene Bosneger Partij en de Progressieve Bosnegerpartij. Later kreeg je de BEP, waarvan ABOP een afsplitsing is.

Na de onafhankelijkheid kwamen er enkele ideologische partijen van intellectuelen die met het communisme en marxisme sympathiseerden. Zij hadden weinig aanhang. Tijdens de militaire dictatuur zagen zij hun kans op politieke invloed schoon (PALU en RVP). Daarnaast zijn er diverse partijen opgericht uit ontevredenheid met gevoerd beleid die niet op etnische basis zijn geschoeid. Denk bijvoorbeeld aan DA’91, DOE en meer recent PRO en STREI.

Van een andere orde is de NDP die in 1987 na de militaire periode werd opgericht. Met deze partij streefden de (ex) militairen naar voortzetting van de macht, nu via democratische weg. Deze partij vertoont trekken van wat men in de literatuur een persoonlijke partij (personal party) noemt. Dit is een type politieke partij die door een persoon wordt opgericht om zijn eigen belangen te bevorderen. Denk aan hoe Bouterse zijn politieke functie heeft gebruikt, misbruikt,  om het Decembermoordenproces waarin hij als hoofdverdachte terechtstond, te frustreren.

[Van etnisch naar nationaal]

Het gevaar van etnische politieke partijen is dat hun focus op etnische belangenbehartiging ten koste gaat van oog voor het nationale belang. Ze schromen niet om de etnische verdeeldheid in de samenleving aan te scherpen om politieke macht te verwerven.

In de jaren zestig had de VHP (samen met de NPS) regeermacht. De kwestie van onafhankelijkheid van Suriname kwam steeds meer op de agenda. Inmiddels had de Hindostaanse bevolkingsgroep al een behoorlijke emancipatoire slag gemaakt. Men besefte dat een verschuiving van groepsbelang naar nationaal belang diende plaats te vinden. Dit besef leidde onder andere tot verandering van de naam in 1966 in Vatan Hitkari Party (Partij ter bevordering van het Nationaal Welzijn). Deze Hindi naam had echter nog steeds een etnische lading. Met de toenemende polarisatie tussen Creolen en Hindostanen begin jaren ’70 wilde men er geen misverstand over laten bestaan dat de VHP geen besloten Hindostaanse partij meer was. In 1973 werd de naam Vooruitstrevende Hervormingspartij.

In zijn Lachmon lezing in 2016 uitte Ruben Gowricharn zich erg negatief over de naamsverandering; hij schreef deze toe een bijna pathologische behoefte van partijleider Lachmon om niet voor etnisch te worden uitgemaakt. Je kunt het misschien ook gewoon voortschrijdend inzicht noemen.

Inmiddels positioneert de VHP zich als een sociaal­democratische, sociaalliberale en ‘groene’ partij. De huidige coalitiegenoten van de VHP – ABOP en PL –  maken er geen geheim van dat zij nog steeds etnisch mobiliseren. Recent zijn ze gefuseerd tot een partij de ABOP-PL: Alternatief voor het Bevorderen van Ontwikkeling, Productiviteit, Participatie van alle Landgenoten.

De huidige leider Chan Santokhi heeft veel inspanningen verricht om de partij een multi-etnisch karakter te geven en zich te richten tot alle Surinamers. Bij de verkiezingen in 2020 kon de partij ook rekenen op veel stemmen vanuit andere groepen. In de praktijk blijkt het toch lastig voor de partij zich van een etnisch imago te ontdoen. Voor velen staat de H in VHP nog voor Hindostaans.

[Punt 2: Aanzetten tot actieve deelname aan verkie­zingen en geïnformeerde keuze]

In Suriname komt het nog te vaak voor dat politieke partijen geen moeite doen om kiezers op te voeden en voor te lichten zodat zij een goed geïnformeerde stem kunnen uitbrengen. Het is maar een kleine groep die serieus verkiezingsprogramma’s doorneemt. Partijen rekenen te veel op etnische loyaliteit of blindelingse adoratie van de partijleider. Zeker van één die mooie praatjes verkoopt als U vraagt wij draaien, zonder zich te storen aan rechtsstatelijke kaders.

Daarnaast wordt steun vaak gekocht door beloftes voor benoeming in overheidsdienst, een terrein, een vergun­ning, of door gewoon pakketjes uit te delen of letterlijk met geld te strooien.

Verkiezingsleuzen bevatten ook vaak beloftes die moeilijk waar te maken zijn. Dit gold met name bij de afgelopen verkiezingen. De miserabele staat waarin Suriname verkeerde, kon onmogelijk in een handomdraai worden verbeterd. Toch wekte de VHP met de slogan Wo set’en de indruk dit wel te kunnen fixen. Kiezers voelen zich dan snel bedrogen als zij niet snel verbetering zien.

[Punt 3: Voortbrengen van politiek leiders]

Bij politieke partijen die voortkomen uit verzetsgroepen, zijn de leiders over het algemeen ook degenen die daar een leidende of anderszins prominente rol hebben vervuld. Bij de VHP was dat de heer Lachmon. Hij vervulde in de jaren veertig een prominente rol in de sociaal-culturele organisatie Djagaran (Ontwaakt) die de leef­omstandig­heden van de districtsbewoners ter discussie stelde. En in de Hindostaans-Javaanse Centrale Raad die streed tegen de achtergestelde politieke positie van de Hindostanen en Javanen. Hij was een van leidende figuren in de strijd voor algemeen kiesrecht in Suriname. Volgens Evert Gonesh, die een politieke biografie van Lachmon schreef, viel het leiderschap van de VHP hem in de schoot. Er waren geen rivalen.

Lachmon is daarna tot aan zijn overlijden in 2001 de politiek leider van de VHP geweest: 52 jaar lang. Hij mag zeker worden geroemd om wat hij heeft betekend voor Suriname:

  • een democraat die met zijn verbroederingsideologie ijverde voor onderlinge acceptatie van alle groepen, voor politiek samengaan, voor het kweken van een besef van nationale eenheid en gezamenlijke lots­bestemming. Hij verwierf de bijnaam Papa Lach.
  • Hij was de staatsman met gezag die Suriname uit de militaire periode heeft geloodst.

Maar wat betekent zijn 52 jaar leiderschap ook? Het wijst op een weinig stimulerende omgeving binnen de partij voor kritiek en ontwikkeling van potentieel leiderschap.

Voor Lachmon was zijn verbroederingspolitiek een diep gevoelde politiek. Het was als het ware de wet van zijn wezen, waarvoor hij  bereid was veel concessies te doen. Aan de andere zijde ontbrak dit diepe gevoel en ging het puur om politiek en macht.  Binnen de partij was er ook kritiek op deze ‘onderdanige politiek’. Voor critici leek er echter geen andere weg dan zich af te splitsen (denk aan Actiegroep, HPP, BVD- Beweging voor Vrijheid en Democratie). Velen keerden uiteindelijk terug.

Het gebrek aan nieuw leiderschap wreekte zich toen de VHP na de militaire periode de president leverde. Lachmon zelf was daar niet voor beschikbaar, omdat hij voor zichzelf altijd de positie van parlementsvoorzitter koos. In die rol kon hij zijn principes en waarden blijven uitdragen; als regeringsleider zou hij in een kwetsbare positie kunnen komen en zijn principes geen gestand kunnen doen. In het politiek testament van Lachmon dat Roy Khemradj optekende, is te lezen dat hij de positie van president aan de NPS had aangeboden. Uit goed fatsoen kon die partij op dat moment dat aanbod niet accepteren. De uiteindelijk naar voren geschoven VHP-er Shankar ontbrak het, met alle respect, aan de politieke statuur die in die periode broodnodig was.

Lachmon was geen machtspoliticus in tegenstelling tot Pengel en Arron. Maar binnen zijn partij was hij opper­machtig. Maha Sabhapati – Grote Voorzitter. Zijn opvolgers kozen wel voor een prominente rol in de regering. Zijn opvolger, Ram Sardjoe, dankte de positie aan het feit dat hij meer dan 40 jaar als trouwe rechterhand, als het ware de schaduw van Lachmon was geworden. Hij volgde Lachmon ook op als parlementsvoorzitter, maar koos in 2005 voor het vicepresidentschap. De huidige leider, Santokhi verwierf grote populariteit nationaal en internationaal vanwege zijn daadkrachtig optreden als minister van Justitie en Politie tegen zware criminaliteit, met name drugscriminaliteit. Eenmaal president kon hij deze reputatie niet vasthouden; hij ging in zee ging met Brunswijk als vicepresident, de politiek leider van ABOP die onder meer gelieerd is aan drugshandel. In Nederland en Frankrijk is hij daar zelfs voor veroordeeld. In de afgelopen jaren heeft hij zich ook laten kennen als iemand die er niet voor terugdeinst de rechterlijke macht en journalisten te intimideren.

Onder Santokhi heeft de VHP vernieuwing ondergaan. Met zijn moderner leiderschap zal er hopelijk nu wel sprake zijn van ontwikkeling van potentieel leiderschap en kan de partij zich goed voorbereiden op de grote uitdagingen waar Suriname voor staat.

[Punt 4: Partijorganisatie]

De Surinaamse grondwet schrijft voor dat de interne organisatie van politieke partijen democratisch moet zijn. Dit moet in de statuten tot uiting komen. In Suriname zou een PVV niet worden erkend als politieke organisatie. De VHP-statuten zijn in 2016 gewijzigd.  Er bestond al en tijdje onvrede binnen de partij over de interne organisatie. Na het aantreden van Santokhi in 2011 zijn veranderingen aangebracht. Met de gewijzigde statuten is er volgens de partij nu sprake van volledige moderniteit, democratie en transparantie. Er is onder andere een beperking ingevoerd op het aantal termijnen dat personen een functie kunnen bekleden. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken.

Ik wil niet te diep ingaan op de structuur van partijen, maar hier het volgende opmerken. In Suriname is het gebruikelijk dat de functies van politiek leider en partijvoorzitter samenvallen. Dat geldt ook voor de VHP. In de situatie dat de partijvoorzitter ook president van het land is, is het normaal dat deze minder aandacht kan besteden aan partij-aangelegenheden. Als dit binnen de partij niet adequaat kan worden opgevangen, kan dit tot ontevreden­heid leiden.

T.a.v. externe communicatie: Politieke partijen hebben een speciale rol, maar zijn niet gescheiden van de maat­schappij. Ze moeten ook goed communiceren met maatschappelijke organisaties, als vakbonden, vrouwen­organi­saties en dergelijke. Ik heb het niet over innige banden, want het is niet de bedoeling dat deze organisaties verlengstukken van politieke partijen zijn. In Suriname zien we dat vaak met vakbonden. Politieke partijen moeten hun standpunten toetsen bij zulke organisaties en waar nodig bijstellen.

Een heel belangrijke en gevoelige kwestie is transparante partijfinanciering.

De Grondwet schrijft voor dat politieke partijen jaarlijks informatie moeten publiceren over hun inkomstenbronnen en rekeningen. Maar er is geen toezichthoudende instantie en er zijn geen sancties als de informatie niet op tijd wordt ingediend, nietszeggend of zelfs onnauwkeurig is.

Politieke partijen in Suriname ontvangen geen enkele vorm van directe of indirecte overheidsfinanciering. Er zijn geen regels voor particuliere financiering; anonieme bijdragen zijn toegestaan. Dit maakt de weg vrij voor schimmige relaties met financiers die invloed op het beleid willen uitoefenen en/of hun bijdrage dubbel en dwars terug willen via vergunningen, aanbestedingen en dergelijke. Nog ernstiger is wanneer het om drugsgelden of ander crimineel geld gaat. Dit kan een directe bedreiging voor de rechtsstaat betekenen. In een kleine samenleving als Suriname is het niet makkelijk zaken geheim te houden. Maar onduidelijkheid leidt alleen maar tot speculaties over  invloed van deze en gene.

Het is ook niet expliciet verboden in de wet voor regeringspartijen om publieke middelen te gebruiken om hun kandidaten te promoten. Het zou regeringspartijen echter sieren als ze dit niet beschouwen als een vrijbrief om dit wel te doen, en de verschillende rollen goed weten af te bakenen.

[Punt 5:  Rol in parlement]

Het parlement controleert het regeringsbeleid. In de praktijk zien we vaak dat deze controle wordt uitgelegd als het onderuit halen van elk regeringsbeleid omdat het van de tegenpartij is. Of het steunen van elk beleid omdat het van de eigen partij is. Een beoordeling op basis van nationaal belang en beginselen van de rechtsstaat blijft dan achterwege. De amnestiewet van 2012 is een berucht voorbeeld.

Het komt overigens regelmatig voor dat een partij in de oppositie regeringsbeleid afkeurt, maar eenmaal aan de knoppen hetzelfde doet. Ook de VHP heeft zich hieraan schuldig gemaakt met het zogenoemde Friends & Familybeleid.

De voorzitter van het parlement speelt een belangrijke rol in het bewaken van de waardigheid van dit college. Hij of zij moet boven partijen kunnen staan. Lachmon heeft deze functie vijfmaal vervuld en werd alom gerespecteerd. In 2020 werd er echter een loopje genomen met dit hoge ambt, toen de ABOP-leider dit maar voor een dag vervulde en vervolgens naar de functie van vicepresident over­stapte. Dit, om tweemaal een record op zijn naam te vestigen: dat van eerste parlementsvoorzitter en eerste vicepresident van Marron afkomst.

Het Surinaamse parlement heeft sowieso bepaald geen goede naam. Er wordt niet serieus gedebatteerd. Veel leden hebben ook niet de kennis voor een inhoudelijke discussie. Ze spelen het daarom op de man of vrouw of proberen de lachers op hun hand te krijgen. Niet zelden zijn er ordinaire scheldpartijen. De serieuze leden binnen een partij worden dan overschaduwd door de incapabelen, de jokers en de straatvechters. Dat leidt tot denigrerende aanduidingen van het parlement als circus stupido en keskes sani (apentoestanden).

Parlementsleden die beseffen wat dit hoge ambt betekent, zouden los van partijpolitiek met de voorzitter moeten optrekken om te trachten het niveau in dit college op een hoger plan te brengen. Vooropgesteld dat de voorzitter inderdaad boven partijen staat.

Er zijn politieke partijen, zoals de VHP, die hun mensen trainen voor hun vertegenwoordigende rol. Partijen die dat niet zelf doen, en zichzelf wel serieus nemen, kunnen wellicht terugvallen op trainingen van externe instituten.

[Punt 6: Eenheid van beleid]

In Suriname is er doorgaans geen sprake van één regerende partij. Maar ook in samenwerking met meer partijen is eensgezindheid belangrijk. Dat dit in de praktijk een grote uitdaging kan zijn, behoeft geen betoog. We hoeven nu ook maar even naar Den Haag te kijken!

Regelmatig worden samenwerkingsverbanden verbroken, omdat er geen overeenstemming is ten aanzien van beleid. In Suriname zagen we vorig jaar dat de NPS uit de coalitie trad, omdat de partij zich niet voldoende betrokken voelde bij beleidsbeslissingen.

Maar ook binnen een partij gebeurt het dat bewindslieden niet eensgezind optrekken. Dit kan door gebrekkige coördinatie komen; maar niet zelden zijn het ego’s die een rol spelen. Binnen een partij kunnen er individuele bewindslieden zijn met eigen ambities die niet per se parallel lopen met het regeringsbeleid. Ook kan het zijn dat een regeringsleider zich door personen buiten de partij laat beïnvloeden en een spoor uitzet dat niet of niet volledig gedragen wordt binnen de partij.

Hier wil ik in dit verband het diasporabeleid van de regering Santokhi noemen, omdat de gemeenschap in Nederland daar direct bij betrokken is. Terwijl de president dit met verve uitdraagt, stagneert de uitvoering. Niet alleen omdat dit beleid misschien veel beter moet worden uitgewerkt, maar ook omdat het niet door iedereen wordt gedragen. Binnen de regering niet, maar ook binnen de VHP niet. In Suriname is er nog altijd een grote gevoeligheid om kennis en kunde van de diaspora te betrekken. Laat staan kapitaal, waarmee deze zich een invloedrijke positie zou kunnen verschaffen.

[Punt 7: Coalities met zo breed mogelijk draagvlak]

Beste mensen,

Ik kom nu aan het laatste punt en daarna tot een afronding.

Ik gaf al aan dat er in Suriname in de regel sprake is van coalities van twee of meer partijen. Voor stabiele coalities is een focus op het gemeenschappelijk belang essentieel. Met zijn verbroederingspolitiek propageerde Lachmon het ideaal van nationale eenheid met daarin ruimte voor verscheidenheid maar met het besef van gezamenlijke lotsbestemming.

Behalve etnische scheidslijnen die nog steeds een rol spelen, zijn er ook andere. Bijvoorbeeld, de enorme kloof tussen rijk en arm en, als doorwerking van de militaire periode, tussen rechtsstatelijk- en niet-rechtsstatelijk­gezinden. De uitdaging is om legitieme groepsbelangen in te kaderen in het gemeenschappelijk belang. Starre ideologieën of partijbeginselen zijn niet bevorderlijk voor brede coalities. Men moet af en toe over zijn eigen schaduw heen kunnen springen.

Ontwikkeling van een bepaalde sector waar een groep dominant in aanwezig is, is niet per se bevoordeling van die groep, als het een vehikel is voor nationale economische groei. In het verleden zijn te vaak activiteiten in de districten onderontwikkeld gebleven, terwijl het ambte­naren­apparaat in Paramaribo tot een waterhoofd uitgroeide.

De aanpak van ongebreidelde houtkap en goudwinnings­activiteiten in het binnenland, of van witwas­praktijken van rijke ondernemers is geen benadeling van een bepaalde groep. Maar bescherming van Suriname tegen ernstige milieuvervuiling en georganiseerde misdaad.

Het is aan politieke partijen om burgers bewust te maken van de beginselen van de democratische rechtsstaat in het belang van nationale groei en welzijn. Het is ook een opdracht van de Grondwet aan hen.

[Tot slot]

De goeroe van Jagernath Lachmon, Julius Caesar de Miranda, die in 1949 de eerste premier van Suriname werd, sprak in 1946 bij zijn afscheid als Statenlid de volgende woorden:

De democratie eischt groepsopvattingen, doch daaren­boven staan de belangen van de gemeenschap. Verstaat elkander want dan komt gij veel verder dan nu. Laat ons zoeken wat ons vereenigt en afwerpen hetgeen ons scheidt.

Deze woorden zijn nog steeds onverkort geldig. Jagernath Lachmon heeft deze woorden in zijn verbroederings­ideologie geïncorporeerd en doorleefd. Als alle politieke partijen maar een fractie van dat commitment laten zien, zal Suriname de leiders kunnen krijgen die het verdient. Leiders, die een land dat gezegend is met vruchtbare grond, met waardevolle grondstoffen, met een tropisch regenwoud en dat vrij is van natuurrampen, ontwikkelen tot een land waarin alle Surinamers een waardig bestaan hebben.

Ik dank de organisatie VHP Nederland voor het kunnen houden van deze voordracht. En u allen voor het willen luisteren.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK
No Comments

Domweg de slimste – Kanta Adhin

zondag, 18 augustus 2024 by Redactie Hindorama

Kanta Adhin

Ik vind het altijd wel leuk naar het tv-programma De Slimste Mens te kijken, al verwonder ik me wel vaker over de kennis die kandi­daten worden veronder­steld te hebben. Vragen over ins en outs van reality tv-programma’s of wie met wie een relatie heeft zijn aan mij beslist niet besteed. Ook niet aan het eenmans­jurylid Maarten van Rossem; hij laat het niet na zich laatdunkend over dergelijke zaken uit te laten. Hij is historicus/amerikanist en bij vragen over geschiedenis leeft hij wat op, voor zover je dat kan zien bij hem. Hij zit er altijd als een zoutzak bij, een bewust gekozen imago waar hij niet weinig voor wordt betaald: futloos, maar alleswetend. Hoewel? Ook hij geeft blijk van selec­tieve kennis van de geschiedenis.

Beeld: website NPO/Start

In de aflevering van 2 augustus stelde presentator Philip Freriks de vraag in welk land het Johan Adolf Pengel International Airport ligt. Voor de drie kandidaten een compleet raadsel. Zuid-Afrika, Duitsland en Oostenrijk waren de landen die zij noemden. Namen als Johan Adolf zetten je natuurlijk makkelijk op het verkeerde been. Freriks was toch wat verbaasd. “Suriname”, zei hij met klem en vervolgde: “Het vliegveld is vernoemd naar de eerste president van Suriname.” Dat verifieerde hij nog even bij Van Rossem. Deze beaamde dat Pengel de eerste president was van Suriname. Beide heren zijn kennelijk onbekend met het feit dat op 25 november 1975, toen Suriname onafhankelijk werd van Nederland, Johan Ferrier als eerste president van Suriname werd geïnstalleerd. Dat de kandidaten, onder wie een met Surinaamse roots, het antwoord op de vraag niet wisten, kan ik door de vingers zien. Het vliegveld van Suriname staat veelal bekend onder de oorspronkelijke naam Zanderij. Eerlijk gezegd vind ik deze naam ook te prefereren boven de gebezigde afkorting JAPI-airport, die erg makkelijk respectloze associaties oproept met het woord yapi dat in het Sranantongo aap betekent.

Pengel was geen president, maar minister-president. In 1963 was hij de eerste zwarte minister-president afkomstig uit de groep van Volkscreolen, in tegenstelling tot de lichtgekleurde Creoolse elite die tot dan de politieke macht uitoefende. Hij overleed in 1970 en was dus niet meer in beeld ten tijde van de onafhankelijkheid van Suriname. Dat Van Rossem die als allesweter wordt gepresenteerd, niet weet wie Pengel was – hij had het vooraf ook kunnen opzoeken – geeft eens te meer niet alleen het gebrek aan kennis van, maar ook de onverschilligheid ten opzichte van de koloniale geschie­denis aan.

Ik ben benieuwd hoeveel kandidaten bij De Slimste Mens zouden weten waar de datum van 17 augustus 1945 voor staat. Het zal me niet verbazen als deze wordt verward met 15 augustus 1945. Op deze datum, die als het formele einde van de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der Nederlanden geldt, worden jaarlijks bij het Indisch Monument in Den Haag de slachtoffers van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië herdacht. Dat twee dagen daarna op 17 augustus de onafhankelijkheid van Indonesië werd uitgeroepen door Indonesische vrijheidsstrijders, is minder bekend en nog minder dat deze onafhankelijkheidsverklaring niet door Nederland werd geaccepteerd en met een wrede oorlog werd bestraft. Misschien is het wel bekend dat de uiteindelijke soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 plaatsvond, maar minder dat dit onder grote internationale druk gebeurde; wellicht is nog minder bekend dat Indonesië Nederland heeft moeten betalen om onafhanke­lijk te worden. Nederland eiste zelfs te worden gecompen­seerd voor een oorlog die het zelf was begon­nen, maar werd door de VS tot orde geroepen. Als expert op het gebied van Amerikaanse geschiedenis – zeer zeker niet van de koloniale geschiedenis – zal Van Rossem dit misschien wel weten.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
No Comments
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Search

  • EN | Colofon | Adverteren [About us]
  • Gebruikersvoorwaarden
  • Privacy- en cookiebeleid
  • Contact | e-mail: info@hindorama.com
  • Sitemap

Is de Hindostaanse gemeenschap sterk genoeg met elkaar verbonden?

https://youtu.be/1f2v0db5gao
Hindorama

Copyright © 2025 St. Jnan Adhin Instituut (JAI) | Sampreshan

TOP