Boekbespreking De herontdekking van de schrijver Edgar Cairo – Hans Ramsoedh
De Surinaamse schrijver Edgar Cairo (7 mei 1948-november 2000) ken ik hoofdzakelijk van zijn in 1976 gepubliceerde roman Kollektieve schuld (opgenomen in de Derde Spreker-serie van ontwikkelingsorganisatie Novib) en zijn wekelijkse columns in de Volkskrant tussen 1978 en 1981. Hoewel ik incidenteel nog wat van Cairo las verdween hij langzamerhand uit mijn literaire blikveld. Zijn recent heruitgegeven roman Kopzorg. Het verhaal van vader en zoon was voor mij in zekere zin niet alleen een grote literaire verrassing, maar ook een juweel wat betreft de Surinaamse literatuur. Ik heb zelden een roman gelezen waarin het Creoolse leven op de achtererven (het ‘negerschap’ en het ‘negerverdriet’ in de woorden van Cairo) zo treffend en beeldend wordt beschreven. De term ‘Neger’ was trouwens voor Cairo geen scheldwoord maar een geuzennaam, een woord dat voor hem de trots op het zwart-zijn uitschreeuwde.
Kopzorg is de vierde versie die voor het eerst als novelle onder de titel Temekoe door Bureau Volkslectuur in Suriname werd uitgegeven. In 1979 verscheen van Temekoe in Nederland in een langere versie een vertaling én herschrijving in het Surinaams-Nederlands dat kenmerkend was voor Cairo, ook wel het ‘Cairojaans’ genoemd dat wil zeggen een soort Nederlands dat sterk is gekleurd door het Surinaams-Nederlands en verrijkt met talrijke taalvondsten en nieuwvormingen die soms een letterlijke vertaling zijn uit het Sranan. In 1988 verscheen een nieuwe versie van Kopzorg maar nu helemaal omgezet naar het Nederlands met als nieuwe titel Kopzorg. Het verhaal van vader en zoon. Deze roman onderging dus drie taalverschuivingen, van Sranan naar het Surinaams-Nederlands en uiteindelijk naar het Nederlands.
Cairo werd geboren te Paramaribo. Zijn ouders waren Paranen (afkomstig van plantage Vierkinderen in het district Para). Na de middelbare school in Suriname vertrok hij in 1968 naar Nederland om in Amsterdam Nederlands en algemene literatuurwetenschap te studeren. Hij werd in Suriname en in Nederland bekend met zijn bovengenoemde roman Kollektieve schuld die handelt over winti-perikelen in een Creoolse familie. Cairo bouwde een omvangrijke oeuvre in verschillende genres (romans, toneelstukken, columns, poëzie), was ook de eerste zwarte schrijver die een column kreeg in de Volkskrant (1978-1981) en in het weekblad De Groene Amsterdammer (1981). Het waren typisch Cairojaanse columns. In Surinaamse kringen was er echter over het algemeen weinig appreciatie voor het ‘Cairojaans’ omdat het niet als Surinaams-Nederlands herkend werd.
Ondanks zijn ruim veertig publicaties meende Cairo dat hij niet de lof kreeg waar hij recht op dacht te hebben. Hij was in de jaren ’70 en ’80 wellicht zijn tijd te ver vooruit en naar alle waarschijnlijkheid was het literaire klimaat in Nederland nog niet rijp voor een schrijver met zijn eigen taal, zijn eigen woorden en zijn eigen vertelstructuren. Cairo’s boodschappen zouden vandaag de dag in Nederland in veel betere aarde vallen, aldus de recensent Rasit Elibol in De Groene Amsterdammer (9 september 2020).
In zijn laatste boeken eind jaren ’80 openbaarde zich een ernstige psychose. Hij dacht dat hij Jezus was. In 1988 liet hij een advertentie in de Volkskrant plaatsen met de tekst: ‘Wereldnieuws: Jezus terug op aarde. Edgar Cairo, Gods Zoon, spreekt alle talen met Jaweh’s stem en doet grote wonderen’, inclusief telefoonnummer en postbus voor wie een onderonsje wilde met Cairo als Jezus. Cairo raakte in vergetelheid.
Met de heruitgave van Kopzorg in 2024 is er sprake van een herontdekking en wellicht van een herwaardering van Edgar Cairo. Besprekingen van Kopzorg in de Nederlandse boekenrecensies waren lovend: ‘Het heeft als Doornroosje al die decennia liggen wachten op een nieuwe wereld waarin het eindelijk wakker gekust kon worden (Rob Schouten, Trouw, 18 juli 2024). Kopzorg wordt gerekend tot ‘de top van de naoorlogse Nederlandse literatuur’ (Stephan Sanders in De Groene Amsterdammer van 21 augustus 2024). In dezelfde bespreking kwalificeert Sanders Cairo’s roman als ‘Falek goed’ [gevaarlijk goed].
In Kopzorg, het verhaal van vader en zoon vertelt de ik-figuur over zijn vader Nelis in Para. Vader Nelis is al op vrij jonge leeftijd een wees en wordt in huis opgenomen door een kinderloze tante. Van een gelukkige jeugd is echter geen sprake. De tante vond de jonge Nelis een ‘satanskreng’, een ‘oerbosbroedsel’ die zij met haar harde hand trachtte te temmen. Na de zoveelste mishandeling besluit hij zijn geluk te beproeven in de grote stad Paramaribo. Het leven in de stad is zwaar voor hem en hij hopt van baantje naar baantje. We spreken over Paramaribo in de jaren dertig, veertig en vijftig. Nelis krijgt een relatie met een vrouw die al zeven kinderen heeft. Met deze vrouw krijgt hij een kind: dat is de ik-verteller. Nelis vereert zijn zoon, maar die liefde maakt later plaats voor een totale onverschilligheid en een algehele aversie tegenover de wereld en zijn eigen zoon die hij altijd op handen droeg en meer liefhad dan zijn stiefkinderen. Vader Nelis wordt op zijn oude dag een in zichzelf gekeerde man. De zoon probeert de vervreemding tussen hem en zijn vader te doorgronden: ‘Allemaal opgekropte haat! Tegen z’n negerafkomst en de Para, wat al niet! Nelis verkrampt, verkronkeld!’ (pagina 255).
De relatie tussen vader en zoon speelt zich af met het leven van Creolen uit de volksklasse op de achtererven als decor. Cairo beschrijft dat leven niet alleen op een humorvolle en indringende wijze, maar maakt ook duidelijk hoe het slavernijverleden op het leven van leden van de Creoolse volksklasse doorwerkt: onderdanig gedrag tegenover bazen, onderling wantrouwen, zelfhaat, fatalisme, gebrek aan zelfrespect en zelfvertrouwen. Kortom, in de woorden van Cairo het ‘negerverdriet’ in al zijn facetten. Dit maakt Kopzorg dan ook actueel tegen de achtergrond van de huidige discussies over doorwerking van het slavernijverleden in het heden.
Met zijn omvangrijke oeuvre behoort Edgar Cairo tot een van de belangrijkste chroniqueurs van het Creoolse volksleven en de cultuur. Als een van de weinigen slaagde hij erin om met zijn oeuvre het ‘negerschap’ en het ‘negerverdriet’ diepgaand en veelzijdig te analyseren. Kopzorg is een juweel en kan worden gerekend tot een van de klassiekers van de Surinaamse literatuur.
In de Van Lierlezing 2024 gehouden door Charl Landvreugd wordt ingegaan op Cairo’s novelle Temeku en generationeel trauma.
https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/tekst-van-lerlezing-2024-door-charl-landvreugd/
Edgar Cairo, Kopzorg. Het verhaal van vader en zoon. Amsterdam Cossee, 2024, 270 pp. € 22,99
Headerfoto Edgar Cairo: Nationaal Archief (Rob Bogaerts/Anefo)
- Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
Rol van politieke partijen in een democratische rechtsstaat – Hindorama.com
Op 21 september 2024 organiseerde het wetenschappelijk bureau van VHP-Nederland voor de negende maal de Jagernath Lachmon lezing. Deze werd gehouden door mr. drs. Kanta Adhin en had als titel: Verkiezingen in een democratische rechtsstaat – Rol van politieke partijen.
In haar voordracht ging mevrouw Adhin in op de cruciale rol van politieke partijen in een democratische rechtsstaat. Ze besprak aspecten die van wezenlijk belang zijn voor het vertrouwen in politieke partijen en de politiek in het algemeen. Daarna werd gekeken naar de praktijk, met name in Suriname en met bijzondere aandacht voor de VHP.
Zij benadrukte dat democratie geen doel is op zich, maar een middel om de burgers een waardig bestaan te kunnen bieden. Het is dan ook van groot belang dat politieke partijen hun rol als instrumenten van democratie en ontwikkeling serieus nemen. Ze moeten niet alleen in actie komen vlak voor verkiezingen om stemmen te vergaren, en de bevolking aldus slechts te zien als stemvee om hen in het zadel te helpen of te houden. Ze hebben een rol in educatie en bewustmaking van de burgers met betrekking tot democratische processen en nationale aangelegenheden.
Doordat Suriname een geschiedenis van politieke partijen op etnische basis kent, heeft het vaak geschort aan een eenduidige focus op nationaal belang. Maar ook politieke partijen op niet-etnische basis, zoals de NDP, maken zich hieraan schuldig. Het beschermen van de persoon van de leider is daar belangrijker dan het beschermen van de democratische rechtsstaat.
Behalve etnische scheidslijnen die nog steeds een rol spelen in Suriname, zijn er ook andere verschillen: de enorme kloof tussen rijk en arm en, als doorwerking van de militaire periode, tussen rechtsstatelijk- en niet-rechtsstatelijkgezinden. Het is aan politieke partijen om legitieme groepsbelangen in te kaderen in het gemeenschappelijk belang. Als politieke partijen maar een fractie van de door Jagernath Lachmon doorleefde politiek van onderlinge acceptatie van en respect voor alle groepen, politieke samenwerking en besef van nationale eenheid laten zien, zal Suriname er beter bij varen.
Foto’s Ranjan Akloe en Radjin Thakoerdin
Tijdens de bijeenkomst was er ook een videoboodschap van President Santokhi van Suriname.
Hieronder volgt de volledige tekst van de lezing.
Verkiezingen in een
democratische rechtsstaat
De rol van politieke partijen
(9e Jagernath Lachmon Lezing door
mr. drs. Kanta Adhin
Breukelen, 21 september 2024)
[Inleiding]
Elk volk krijgt de leiders die het verdient. Een bekend gezegde.
Deze woorden – Toute nation a le gouvernement qu’il mérite – zijn van de Franse aristocraat, filosoof en politicus Joseph de Maistre die leefde ten tijde van de Franse revolutie (1753-1821). Hij keerde zich fel tegen het idee van de revolutie dat een volk zijn eigen staat kan vormgeven. De veelheid aan individuele meningen zou volgens hem onvermijdelijk tot verdeeldheid en instabiliteit leiden. Hij geloofde sterk in het ongeschreven goddelijke recht. De Goddelijke Voorzienigheid zou ervoor zorgen dat het volk de juiste regeerders krijgt, in de vorm van een monarch.
Beste mensen,
Heden ten dage is het principe dat de wil van het volk de grondslag zal zijn voor het gezag van de regering niet meer weg te denken. Dit is in 1948 vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en daarna in mensenrechtenverdragen en grondwetten.
In een democratische staat kiest de bevolking haar leiders. Tegenwoordig vormen de woorden van De Maistre een gezegde waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat de leiders van een land de keuzes en waarden van de bevolking weergeven. Indien deze niet geschikt blijken, moet men dus ook bij zichzelf te rade gaan. Periodieke en eerlijke verkiezingen bieden de mogelijkheid om de keuze aan te passen of juist te bestendigen.
In een rechtsstaat is de overheid gebonden aan het recht met als doel burgers te beschermen tegen machtsmisbruik. Daarom wordt de macht in drieën verdeeld en bij verschillende instellingen belegd: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht.
[Suriname democratische rechtsstaat]
Suriname is een democratische rechtsstaat. Artikel 1 van de Grondwet van 1987 bepaalt uitdrukkelijk – in tegenstelling tot die van 1975 – dat de Republiek Suriname een democratische Staat is gebaseerd op de soevereiniteit van het volk en op eerbiediging en waarborging van fundamentele rechten en vrijheden. Voorts is vastgelegd dat het volk via algemene, vrije en geheime verkiezingen de volksvertegenwoordigende organen en de Regering samenstelt. Het parlement, De Nationale Assemblée, vertegenwoordigt het volk en is het hoogste orgaan van de Staat.
De wetgevende macht berust bij de Assemblée en de Regering; de uitvoerende macht berust bij de President die het staatshoofd en regeringsleider is; de regering is verantwoording schuldig aan de Assemblée. Daarnaast is er de rechterlijke macht belast met de rechtsprekende functie. Elke inmenging in opsporing, vervolging en zaken die bij de rechter aanhangig zijn, is verboden.
In de meeste landen, zo ook in Suriname, laat het volk zich vertegenwoordigen door middel van politieke partijen. Daarmee zijn politieke partijen een belangrijke actor in een democratische rechtsstaat. In de Surinaamse grondwet worden ze uitdrukkelijk genoemd. Er wordt dan van politieke organisatie gesproken.
In mijn voordracht zal ik ingaan op de rol van politieke partijen. Daarbij zal ik kijken naar aspecten die belangrijk zijn voor het vertrouwen in politieke partijen en, tot slot, naar de praktijk, met name in Suriname en met bijzondere aandacht voor de VHP.
[Rol politieke partijen]
De rol van politieke partijen is een brug te vormen tussen het volk en de overheid, waarbij ze verschillende standpunten vertegenwoordigen. Bij een verkiezing stellen ze kandidaten op om een openbaar ambt te winnen. Bij winst vormen ze de regering en bepalen het overheidsbeleid. Bij verlies voeren ze de oppositie en proberen overheidsbeleid bij te stellen. Stelsels waarbij uit meer dan één partij kan worden gekozen, worden beschouwd als essentiële voorwaarden voor een democratie.
Er kunnen bij wet wel voorwaarden worden gesteld aan politieke partijen om aan verkiezingen te kunnen meedoen, bijvoorbeeld het hebben van een minimale aanhang. De voorwaarden mogen er nooit toe leiden dat de politieke macht is voorbehouden aan bepaalde partijen en andere partijen daarvan worden weerhouden. Interessant is dat recent in Suriname het Constitutioneel Hof zich heeft uitgesproken tegen een forse verhoging van de te storten waarborgsom door politieke partijen. Kleine partijen zouden hierdoor disproportioneel worden geraakt hetgeen een inbreuk op het kiesrecht betekent.
Beste mensen,
Democratie is geen doel op zich, maar een middel om de burgers een waardig bestaan te kunnen bieden. Het is dan ook van groot belang dat politieke partijen hun rol als instrumenten van democratie en ontwikkeling serieus nemen. Ze moeten niet alleen in actie komen vlak voor verkiezingen om stemmen te vergaren, en de bevolking aldus slechts te zien als stemvee om hen in het zadel te helpen of te houden.
Wanneer politieke partijen de staatsmacht slechts zien als middel tot zelfverrijking of begunstiging van slechts een bepaalde groep of groepen, vormen zij een bedreiging voor de democratische rechtsstaat. Deze is er voor het welzijn van alle burgers. In de woorden van Michael Manley, voormalig premier van Jamaica: “Als het doel van politiek is het verdelen van gunsten, kun je er maar beter voor zorgen dat er genoeg gunsten zijn voor iedereen.”
[International IDEA]
In de jaren negentig was ik namens Nederland betrokken bij de oprichting van de internationale organisatie International Institute for Democracy and Electoral Assistance (International IDEA). De oprichting was een initiatief van een Zweedse politicus en werd ondersteund door een aantal internationale kopstukken. Onder hen was de onlangs overleden Guyanese staatsman Shridath Ramphal die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor economische samenwerking tussen ontwikkelingslanden. Hij stond aan de wieg van CARICOM en vormde de groep van Afrikaanse, Caraïbische en Stille Oceaan (Pacific) landen (ACS / ACP) voor een betere onderhandelingspositie met de Europese Unie bij het aangaan van handelsovereenkomsten. De nieuwe organisatie noemde hij altijd een Excellent IDEA.
In de jaren negentig zagen we namelijk een golf van democratiseringsprocessen na de val van de muur. Maar ook in landen waar burgeroorlogen werden beëindigd, alsook in Zuid-Afrika waar de apartheid werd afgeschaft. Vaak was er een nadruk op verkiezingen, maar periodieke verkiezingen alleen zijn geen garantie voor een gezonde democratie. International IDEA werd opgericht als een centrum voor kennisverzameling en -opbouw. In de loop der tijd zijn er diverse publicaties tot stand gekomen. Uit de veelheid aan materiaal heb ik een zevental punten gedistilleerd met betrekking tot politieke partijen.
In een ideale situatie zien we graag het volgende van politieke partijen:
- Ze moeten ervoor zorgen dat de veelheid aan individuele meningen wordt gestructureerd. Zij mobiliseren burgers en ontwikkelen een gevoel van betrokkenheid met het politieke systeem en de democratie. Ze betrekken burgers bij de partij en bij nationale aangelegenheden. Daarbij kunnen ze zich al dan niet laten leiden door een bepaalde ideologie.
- Zij zetten de burgers aan tot actieve deelname aan het verkiezingsproces en bieden via partij- en verkiezingsprogramma’s de mogelijkheid tot het maken van een geïnformeerde keuze.
- Ze werven leiders voor de regering en via de partij kunnen potentiële leiders en ander kader zich ontwikkelen.
- De interne organisatie is democratisch. Er is aandacht voor goede interne communicatie – leden voelen zich gehoord – en voor externe communicatie; de partij zit niet in een cocon. Er is sprake van transparantie, o.a. over partijfinanciering. De partij heeft corrigerend vermogen.
- De partij vervult zijn rol in het parlement – het hoogste staatsorgaan – op waardige wijze. De controle op het overheidsbeleid wordt op serieuze wijze uitgevoerd.
- De regerende partij zorgt voor samenhang en eenheid binnen de regering. Er is een regeerprogramma en de leden van de regering werken als één geheel om gemeenschappelijke doelen te bereiken. Er wordt serieus omgegaan met de verantwoordingsplicht aan het parlement.
- Omdat er vaak sprake is van coalities, moeten politieke partijen verder kijken dan alleen naar hun eigen programma om gemeenschappelijke belangen te kunnen bundelen. Ze moeten in staat zijn coalities te sluiten om een zo breed mogelijk draagvlak vanuit verschillende groepen te creëren.
Dit zijn belangrijke punten voor vertrouwen van burgers in politieke partijen en de politiek in het algemeen. En daarmee voor een stabiele democratie. Maar het gaat zeker niet om een uitputtende opsomming. Aan de hand van deze punten zal ik een aantal ontwikkelingen in Suriname bespreken met speciale aandacht voor de VHP.
[Punt 1: Individuele meningen structureren en burgers mobiliseren]
In het algemeen speelt bij de vorming van politieke partijen vaak een reeds bestaande verdeeldheid in de samenleving een rol. Het kan dan gaan om een scheidslijn tussen klassen, religieuze of etnische groepen waarvan politieke belangenbehartiging ter hand wordt genomen. In Suriname zijn politieke partijen langs etnische lijnen ontstaan, omdat er sprake was van ongelijkheid tussen etnische groepen; zowel sociaal-maatschappelijke als politieke ongelijkheid.
Begin jaren veertig werd door Nederland zelfbestuur in het vooruitzicht gesteld (resulterend in de totstandkoming van het Statuut in 1954, waarbij Suriname een gelijkwaardig rijksdeel werd). Er ontstonden toen organisaties die het nationaal en politiek bewustwordingsproces onder de verschillende bevolkingsgroepen bevorderden. Genoemd kunnen worden de Unie Suriname bij de lichtgekleurde Creolen en de Hindostaans-Javaanse Centrale Raad. Uit de Unie kwam in 1946 de Nationale Partij Suriname (NPS) voort en uit de Centrale Raad enkele Hindostaanse en Javaanse partijen. In 1949 werd uit een bundeling van drie partijen de Verenigde Hindostaanse Partij (VHP) opgericht. Het betrof een bundeling van de Moslim Partij, de Hindostaans-Javaanse Partij en de Hindoe partij. Je ziet dat er bij de Hindostanen ook sprake was een religieuze scheiding die met de VHP werd opgeheven. Bij de Javanen kwam in dat jaar de KTPI tot stand. Deze drie partijen (NPS, VHP en KTPI) speelden lange tijd een dominante rol in de Surinaamse politiek. Bij alle drie partijen heeft ontevredenheid binnen de partij tot afsplitsingen geleid en de vorming van nieuwe op etnische leest geschoeide partijen (PNP, Actiegroep, HPP, SRI, Pendawalima, Pertjajah Luhur).
Bij etnische partijen is er doorgaans geen sprake van een leidende ideologie die de aanhangers met elkaar verbindt. Classificaties als links-rechts, conservatief – liberaal – socialistisch zijn dan ook niet van toepassing. Als zogenoemde catch all of big tent parties richten zij zich op de groep als geheel met als voornaamste doel niet te worden overheerst door een andere etnische groep.
Bij de NPS kon je wellicht spreken van Creools nationalisme. De lichtgekleurde Creolen zagen zich als de natuurlijke bestuurlijke opvolger van de kolonisator. Later was het Creools nationalisme sterk aanwezig bij de Partij Nationalistische Republiek (PNR) die in 1961 werd opgericht en onafhankelijkheid op korte termijn nastreefde.
De Hindostanen en Javanen die tot eind jaren veertig niet als volwaardige burgers van Suriname werden beschouwd, moesten strijden tegen hun politieke achterstand. Ook na de invoering van het algemeen kiesrecht in 1948 woog hun stem minder zwaar dan dat van de Creolen. Bij de VHP en de KTPI ging het dan ook vooral om emancipatie- en identiteitspolitiek. Toen de Inheemsen en Marrons begin jaren zestig ook effectief kiesrecht hadden – nadat ze waren geregistreerd – ontstonden ook etnische Marron partijen, zoals de Algemene Bosneger Partij en de Progressieve Bosnegerpartij. Later kreeg je de BEP, waarvan ABOP een afsplitsing is.
Na de onafhankelijkheid kwamen er enkele ideologische partijen van intellectuelen die met het communisme en marxisme sympathiseerden. Zij hadden weinig aanhang. Tijdens de militaire dictatuur zagen zij hun kans op politieke invloed schoon (PALU en RVP). Daarnaast zijn er diverse partijen opgericht uit ontevredenheid met gevoerd beleid die niet op etnische basis zijn geschoeid. Denk bijvoorbeeld aan DA’91, DOE en meer recent PRO en STREI.
Van een andere orde is de NDP die in 1987 na de militaire periode werd opgericht. Met deze partij streefden de (ex) militairen naar voortzetting van de macht, nu via democratische weg. Deze partij vertoont trekken van wat men in de literatuur een persoonlijke partij (personal party) noemt. Dit is een type politieke partij die door een persoon wordt opgericht om zijn eigen belangen te bevorderen. Denk aan hoe Bouterse zijn politieke functie heeft gebruikt, misbruikt, om het Decembermoordenproces waarin hij als hoofdverdachte terechtstond, te frustreren.
[Van etnisch naar nationaal]
Het gevaar van etnische politieke partijen is dat hun focus op etnische belangenbehartiging ten koste gaat van oog voor het nationale belang. Ze schromen niet om de etnische verdeeldheid in de samenleving aan te scherpen om politieke macht te verwerven.
In de jaren zestig had de VHP (samen met de NPS) regeermacht. De kwestie van onafhankelijkheid van Suriname kwam steeds meer op de agenda. Inmiddels had de Hindostaanse bevolkingsgroep al een behoorlijke emancipatoire slag gemaakt. Men besefte dat een verschuiving van groepsbelang naar nationaal belang diende plaats te vinden. Dit besef leidde onder andere tot verandering van de naam in 1966 in Vatan Hitkari Party (Partij ter bevordering van het Nationaal Welzijn). Deze Hindi naam had echter nog steeds een etnische lading. Met de toenemende polarisatie tussen Creolen en Hindostanen begin jaren ’70 wilde men er geen misverstand over laten bestaan dat de VHP geen besloten Hindostaanse partij meer was. In 1973 werd de naam Vooruitstrevende Hervormingspartij.
In zijn Lachmon lezing in 2016 uitte Ruben Gowricharn zich erg negatief over de naamsverandering; hij schreef deze toe een bijna pathologische behoefte van partijleider Lachmon om niet voor etnisch te worden uitgemaakt. Je kunt het misschien ook gewoon voortschrijdend inzicht noemen.
Inmiddels positioneert de VHP zich als een sociaaldemocratische, sociaalliberale en ‘groene’ partij. De huidige coalitiegenoten van de VHP – ABOP en PL – maken er geen geheim van dat zij nog steeds etnisch mobiliseren. Recent zijn ze gefuseerd tot een partij de ABOP-PL: Alternatief voor het Bevorderen van Ontwikkeling, Productiviteit, Participatie van alle Landgenoten.
De huidige leider Chan Santokhi heeft veel inspanningen verricht om de partij een multi-etnisch karakter te geven en zich te richten tot alle Surinamers. Bij de verkiezingen in 2020 kon de partij ook rekenen op veel stemmen vanuit andere groepen. In de praktijk blijkt het toch lastig voor de partij zich van een etnisch imago te ontdoen. Voor velen staat de H in VHP nog voor Hindostaans.
[Punt 2: Aanzetten tot actieve deelname aan verkiezingen en geïnformeerde keuze]
In Suriname komt het nog te vaak voor dat politieke partijen geen moeite doen om kiezers op te voeden en voor te lichten zodat zij een goed geïnformeerde stem kunnen uitbrengen. Het is maar een kleine groep die serieus verkiezingsprogramma’s doorneemt. Partijen rekenen te veel op etnische loyaliteit of blindelingse adoratie van de partijleider. Zeker van één die mooie praatjes verkoopt als U vraagt wij draaien, zonder zich te storen aan rechtsstatelijke kaders.
Daarnaast wordt steun vaak gekocht door beloftes voor benoeming in overheidsdienst, een terrein, een vergunning, of door gewoon pakketjes uit te delen of letterlijk met geld te strooien.
Verkiezingsleuzen bevatten ook vaak beloftes die moeilijk waar te maken zijn. Dit gold met name bij de afgelopen verkiezingen. De miserabele staat waarin Suriname verkeerde, kon onmogelijk in een handomdraai worden verbeterd. Toch wekte de VHP met de slogan Wo set’en de indruk dit wel te kunnen fixen. Kiezers voelen zich dan snel bedrogen als zij niet snel verbetering zien.
[Punt 3: Voortbrengen van politiek leiders]
Bij politieke partijen die voortkomen uit verzetsgroepen, zijn de leiders over het algemeen ook degenen die daar een leidende of anderszins prominente rol hebben vervuld. Bij de VHP was dat de heer Lachmon. Hij vervulde in de jaren veertig een prominente rol in de sociaal-culturele organisatie Djagaran (Ontwaakt) die de leefomstandigheden van de districtsbewoners ter discussie stelde. En in de Hindostaans-Javaanse Centrale Raad die streed tegen de achtergestelde politieke positie van de Hindostanen en Javanen. Hij was een van leidende figuren in de strijd voor algemeen kiesrecht in Suriname. Volgens Evert Gonesh, die een politieke biografie van Lachmon schreef, viel het leiderschap van de VHP hem in de schoot. Er waren geen rivalen.
Lachmon is daarna tot aan zijn overlijden in 2001 de politiek leider van de VHP geweest: 52 jaar lang. Hij mag zeker worden geroemd om wat hij heeft betekend voor Suriname:
- een democraat die met zijn verbroederingsideologie ijverde voor onderlinge acceptatie van alle groepen, voor politiek samengaan, voor het kweken van een besef van nationale eenheid en gezamenlijke lotsbestemming. Hij verwierf de bijnaam Papa Lach.
- Hij was de staatsman met gezag die Suriname uit de militaire periode heeft geloodst.
Maar wat betekent zijn 52 jaar leiderschap ook? Het wijst op een weinig stimulerende omgeving binnen de partij voor kritiek en ontwikkeling van potentieel leiderschap.
Voor Lachmon was zijn verbroederingspolitiek een diep gevoelde politiek. Het was als het ware de wet van zijn wezen, waarvoor hij bereid was veel concessies te doen. Aan de andere zijde ontbrak dit diepe gevoel en ging het puur om politiek en macht. Binnen de partij was er ook kritiek op deze ‘onderdanige politiek’. Voor critici leek er echter geen andere weg dan zich af te splitsen (denk aan Actiegroep, HPP, BVD- Beweging voor Vrijheid en Democratie). Velen keerden uiteindelijk terug.
Het gebrek aan nieuw leiderschap wreekte zich toen de VHP na de militaire periode de president leverde. Lachmon zelf was daar niet voor beschikbaar, omdat hij voor zichzelf altijd de positie van parlementsvoorzitter koos. In die rol kon hij zijn principes en waarden blijven uitdragen; als regeringsleider zou hij in een kwetsbare positie kunnen komen en zijn principes geen gestand kunnen doen. In het politiek testament van Lachmon dat Roy Khemradj optekende, is te lezen dat hij de positie van president aan de NPS had aangeboden. Uit goed fatsoen kon die partij op dat moment dat aanbod niet accepteren. De uiteindelijk naar voren geschoven VHP-er Shankar ontbrak het, met alle respect, aan de politieke statuur die in die periode broodnodig was.
Lachmon was geen machtspoliticus in tegenstelling tot Pengel en Arron. Maar binnen zijn partij was hij oppermachtig. Maha Sabhapati – Grote Voorzitter. Zijn opvolgers kozen wel voor een prominente rol in de regering. Zijn opvolger, Ram Sardjoe, dankte de positie aan het feit dat hij meer dan 40 jaar als trouwe rechterhand, als het ware de schaduw van Lachmon was geworden. Hij volgde Lachmon ook op als parlementsvoorzitter, maar koos in 2005 voor het vicepresidentschap. De huidige leider, Santokhi verwierf grote populariteit nationaal en internationaal vanwege zijn daadkrachtig optreden als minister van Justitie en Politie tegen zware criminaliteit, met name drugscriminaliteit. Eenmaal president kon hij deze reputatie niet vasthouden; hij ging in zee ging met Brunswijk als vicepresident, de politiek leider van ABOP die onder meer gelieerd is aan drugshandel. In Nederland en Frankrijk is hij daar zelfs voor veroordeeld. In de afgelopen jaren heeft hij zich ook laten kennen als iemand die er niet voor terugdeinst de rechterlijke macht en journalisten te intimideren.
Onder Santokhi heeft de VHP vernieuwing ondergaan. Met zijn moderner leiderschap zal er hopelijk nu wel sprake zijn van ontwikkeling van potentieel leiderschap en kan de partij zich goed voorbereiden op de grote uitdagingen waar Suriname voor staat.
[Punt 4: Partijorganisatie]
De Surinaamse grondwet schrijft voor dat de interne organisatie van politieke partijen democratisch moet zijn. Dit moet in de statuten tot uiting komen. In Suriname zou een PVV niet worden erkend als politieke organisatie. De VHP-statuten zijn in 2016 gewijzigd. Er bestond al en tijdje onvrede binnen de partij over de interne organisatie. Na het aantreden van Santokhi in 2011 zijn veranderingen aangebracht. Met de gewijzigde statuten is er volgens de partij nu sprake van volledige moderniteit, democratie en transparantie. Er is onder andere een beperking ingevoerd op het aantal termijnen dat personen een functie kunnen bekleden. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken.
Ik wil niet te diep ingaan op de structuur van partijen, maar hier het volgende opmerken. In Suriname is het gebruikelijk dat de functies van politiek leider en partijvoorzitter samenvallen. Dat geldt ook voor de VHP. In de situatie dat de partijvoorzitter ook president van het land is, is het normaal dat deze minder aandacht kan besteden aan partij-aangelegenheden. Als dit binnen de partij niet adequaat kan worden opgevangen, kan dit tot ontevredenheid leiden.
T.a.v. externe communicatie: Politieke partijen hebben een speciale rol, maar zijn niet gescheiden van de maatschappij. Ze moeten ook goed communiceren met maatschappelijke organisaties, als vakbonden, vrouwenorganisaties en dergelijke. Ik heb het niet over innige banden, want het is niet de bedoeling dat deze organisaties verlengstukken van politieke partijen zijn. In Suriname zien we dat vaak met vakbonden. Politieke partijen moeten hun standpunten toetsen bij zulke organisaties en waar nodig bijstellen.
Een heel belangrijke en gevoelige kwestie is transparante partijfinanciering.
De Grondwet schrijft voor dat politieke partijen jaarlijks informatie moeten publiceren over hun inkomstenbronnen en rekeningen. Maar er is geen toezichthoudende instantie en er zijn geen sancties als de informatie niet op tijd wordt ingediend, nietszeggend of zelfs onnauwkeurig is.
Politieke partijen in Suriname ontvangen geen enkele vorm van directe of indirecte overheidsfinanciering. Er zijn geen regels voor particuliere financiering; anonieme bijdragen zijn toegestaan. Dit maakt de weg vrij voor schimmige relaties met financiers die invloed op het beleid willen uitoefenen en/of hun bijdrage dubbel en dwars terug willen via vergunningen, aanbestedingen en dergelijke. Nog ernstiger is wanneer het om drugsgelden of ander crimineel geld gaat. Dit kan een directe bedreiging voor de rechtsstaat betekenen. In een kleine samenleving als Suriname is het niet makkelijk zaken geheim te houden. Maar onduidelijkheid leidt alleen maar tot speculaties over invloed van deze en gene.
Het is ook niet expliciet verboden in de wet voor regeringspartijen om publieke middelen te gebruiken om hun kandidaten te promoten. Het zou regeringspartijen echter sieren als ze dit niet beschouwen als een vrijbrief om dit wel te doen, en de verschillende rollen goed weten af te bakenen.
[Punt 5: Rol in parlement]
Het parlement controleert het regeringsbeleid. In de praktijk zien we vaak dat deze controle wordt uitgelegd als het onderuit halen van elk regeringsbeleid omdat het van de tegenpartij is. Of het steunen van elk beleid omdat het van de eigen partij is. Een beoordeling op basis van nationaal belang en beginselen van de rechtsstaat blijft dan achterwege. De amnestiewet van 2012 is een berucht voorbeeld.
Het komt overigens regelmatig voor dat een partij in de oppositie regeringsbeleid afkeurt, maar eenmaal aan de knoppen hetzelfde doet. Ook de VHP heeft zich hieraan schuldig gemaakt met het zogenoemde Friends & Familybeleid.
De voorzitter van het parlement speelt een belangrijke rol in het bewaken van de waardigheid van dit college. Hij of zij moet boven partijen kunnen staan. Lachmon heeft deze functie vijfmaal vervuld en werd alom gerespecteerd. In 2020 werd er echter een loopje genomen met dit hoge ambt, toen de ABOP-leider dit maar voor een dag vervulde en vervolgens naar de functie van vicepresident overstapte. Dit, om tweemaal een record op zijn naam te vestigen: dat van eerste parlementsvoorzitter en eerste vicepresident van Marron afkomst.
Het Surinaamse parlement heeft sowieso bepaald geen goede naam. Er wordt niet serieus gedebatteerd. Veel leden hebben ook niet de kennis voor een inhoudelijke discussie. Ze spelen het daarom op de man of vrouw of proberen de lachers op hun hand te krijgen. Niet zelden zijn er ordinaire scheldpartijen. De serieuze leden binnen een partij worden dan overschaduwd door de incapabelen, de jokers en de straatvechters. Dat leidt tot denigrerende aanduidingen van het parlement als circus stupido en keskes sani (apentoestanden).
Parlementsleden die beseffen wat dit hoge ambt betekent, zouden los van partijpolitiek met de voorzitter moeten optrekken om te trachten het niveau in dit college op een hoger plan te brengen. Vooropgesteld dat de voorzitter inderdaad boven partijen staat.
Er zijn politieke partijen, zoals de VHP, die hun mensen trainen voor hun vertegenwoordigende rol. Partijen die dat niet zelf doen, en zichzelf wel serieus nemen, kunnen wellicht terugvallen op trainingen van externe instituten.
[Punt 6: Eenheid van beleid]
In Suriname is er doorgaans geen sprake van één regerende partij. Maar ook in samenwerking met meer partijen is eensgezindheid belangrijk. Dat dit in de praktijk een grote uitdaging kan zijn, behoeft geen betoog. We hoeven nu ook maar even naar Den Haag te kijken!
Regelmatig worden samenwerkingsverbanden verbroken, omdat er geen overeenstemming is ten aanzien van beleid. In Suriname zagen we vorig jaar dat de NPS uit de coalitie trad, omdat de partij zich niet voldoende betrokken voelde bij beleidsbeslissingen.
Maar ook binnen een partij gebeurt het dat bewindslieden niet eensgezind optrekken. Dit kan door gebrekkige coördinatie komen; maar niet zelden zijn het ego’s die een rol spelen. Binnen een partij kunnen er individuele bewindslieden zijn met eigen ambities die niet per se parallel lopen met het regeringsbeleid. Ook kan het zijn dat een regeringsleider zich door personen buiten de partij laat beïnvloeden en een spoor uitzet dat niet of niet volledig gedragen wordt binnen de partij.
Hier wil ik in dit verband het diasporabeleid van de regering Santokhi noemen, omdat de gemeenschap in Nederland daar direct bij betrokken is. Terwijl de president dit met verve uitdraagt, stagneert de uitvoering. Niet alleen omdat dit beleid misschien veel beter moet worden uitgewerkt, maar ook omdat het niet door iedereen wordt gedragen. Binnen de regering niet, maar ook binnen de VHP niet. In Suriname is er nog altijd een grote gevoeligheid om kennis en kunde van de diaspora te betrekken. Laat staan kapitaal, waarmee deze zich een invloedrijke positie zou kunnen verschaffen.
[Punt 7: Coalities met zo breed mogelijk draagvlak]
Beste mensen,
Ik kom nu aan het laatste punt en daarna tot een afronding.
Ik gaf al aan dat er in Suriname in de regel sprake is van coalities van twee of meer partijen. Voor stabiele coalities is een focus op het gemeenschappelijk belang essentieel. Met zijn verbroederingspolitiek propageerde Lachmon het ideaal van nationale eenheid met daarin ruimte voor verscheidenheid maar met het besef van gezamenlijke lotsbestemming.
Behalve etnische scheidslijnen die nog steeds een rol spelen, zijn er ook andere. Bijvoorbeeld, de enorme kloof tussen rijk en arm en, als doorwerking van de militaire periode, tussen rechtsstatelijk- en niet-rechtsstatelijkgezinden. De uitdaging is om legitieme groepsbelangen in te kaderen in het gemeenschappelijk belang. Starre ideologieën of partijbeginselen zijn niet bevorderlijk voor brede coalities. Men moet af en toe over zijn eigen schaduw heen kunnen springen.
Ontwikkeling van een bepaalde sector waar een groep dominant in aanwezig is, is niet per se bevoordeling van die groep, als het een vehikel is voor nationale economische groei. In het verleden zijn te vaak activiteiten in de districten onderontwikkeld gebleven, terwijl het ambtenarenapparaat in Paramaribo tot een waterhoofd uitgroeide.
De aanpak van ongebreidelde houtkap en goudwinningsactiviteiten in het binnenland, of van witwaspraktijken van rijke ondernemers is geen benadeling van een bepaalde groep. Maar bescherming van Suriname tegen ernstige milieuvervuiling en georganiseerde misdaad.
Het is aan politieke partijen om burgers bewust te maken van de beginselen van de democratische rechtsstaat in het belang van nationale groei en welzijn. Het is ook een opdracht van de Grondwet aan hen.
[Tot slot]
De goeroe van Jagernath Lachmon, Julius Caesar de Miranda, die in 1949 de eerste premier van Suriname werd, sprak in 1946 bij zijn afscheid als Statenlid de volgende woorden:
De democratie eischt groepsopvattingen, doch daarenboven staan de belangen van de gemeenschap. Verstaat elkander want dan komt gij veel verder dan nu. Laat ons zoeken wat ons vereenigt en afwerpen hetgeen ons scheidt.
Deze woorden zijn nog steeds onverkort geldig. Jagernath Lachmon heeft deze woorden in zijn verbroederingsideologie geïncorporeerd en doorleefd. Als alle politieke partijen maar een fractie van dat commitment laten zien, zal Suriname de leiders kunnen krijgen die het verdient. Leiders, die een land dat gezegend is met vruchtbare grond, met waardevolle grondstoffen, met een tropisch regenwoud en dat vrij is van natuurrampen, ontwikkelen tot een land waarin alle Surinamers een waardig bestaan hebben.
Ik dank de organisatie VHP Nederland voor het kunnen houden van deze voordracht. En u allen voor het willen luisteren.
- Published in BIBLIOTHEEK
Domweg de slimste – Kanta Adhin
Ik vind het altijd wel leuk naar het tv-programma De Slimste Mens te kijken, al verwonder ik me wel vaker over de kennis die kandidaten worden verondersteld te hebben. Vragen over ins en outs van reality tv-programma’s of wie met wie een relatie heeft zijn aan mij beslist niet besteed. Ook niet aan het eenmansjurylid Maarten van Rossem; hij laat het niet na zich laatdunkend over dergelijke zaken uit te laten. Hij is historicus/amerikanist en bij vragen over geschiedenis leeft hij wat op, voor zover je dat kan zien bij hem. Hij zit er altijd als een zoutzak bij, een bewust gekozen imago waar hij niet weinig voor wordt betaald: futloos, maar alleswetend. Hoewel? Ook hij geeft blijk van selectieve kennis van de geschiedenis.
In de aflevering van 2 augustus stelde presentator Philip Freriks de vraag in welk land het Johan Adolf Pengel International Airport ligt. Voor de drie kandidaten een compleet raadsel. Zuid-Afrika, Duitsland en Oostenrijk waren de landen die zij noemden. Namen als Johan Adolf zetten je natuurlijk makkelijk op het verkeerde been. Freriks was toch wat verbaasd. “Suriname”, zei hij met klem en vervolgde: “Het vliegveld is vernoemd naar de eerste president van Suriname.” Dat verifieerde hij nog even bij Van Rossem. Deze beaamde dat Pengel de eerste president was van Suriname. Beide heren zijn kennelijk onbekend met het feit dat op 25 november 1975, toen Suriname onafhankelijk werd van Nederland, Johan Ferrier als eerste president van Suriname werd geïnstalleerd. Dat de kandidaten, onder wie een met Surinaamse roots, het antwoord op de vraag niet wisten, kan ik door de vingers zien. Het vliegveld van Suriname staat veelal bekend onder de oorspronkelijke naam Zanderij. Eerlijk gezegd vind ik deze naam ook te prefereren boven de gebezigde afkorting JAPI-airport, die erg makkelijk respectloze associaties oproept met het woord yapi dat in het Sranantongo aap betekent.
Pengel was geen president, maar minister-president. In 1963 was hij de eerste zwarte minister-president afkomstig uit de groep van Volkscreolen, in tegenstelling tot de lichtgekleurde Creoolse elite die tot dan de politieke macht uitoefende. Hij overleed in 1970 en was dus niet meer in beeld ten tijde van de onafhankelijkheid van Suriname. Dat Van Rossem die als allesweter wordt gepresenteerd, niet weet wie Pengel was – hij had het vooraf ook kunnen opzoeken – geeft eens te meer niet alleen het gebrek aan kennis van, maar ook de onverschilligheid ten opzichte van de koloniale geschiedenis aan.
Ik ben benieuwd hoeveel kandidaten bij De Slimste Mens zouden weten waar de datum van 17 augustus 1945 voor staat. Het zal me niet verbazen als deze wordt verward met 15 augustus 1945. Op deze datum, die als het formele einde van de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der Nederlanden geldt, worden jaarlijks bij het Indisch Monument in Den Haag de slachtoffers van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië herdacht. Dat twee dagen daarna op 17 augustus de onafhankelijkheid van Indonesië werd uitgeroepen door Indonesische vrijheidsstrijders, is minder bekend en nog minder dat deze onafhankelijkheidsverklaring niet door Nederland werd geaccepteerd en met een wrede oorlog werd bestraft. Misschien is het wel bekend dat de uiteindelijke soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 plaatsvond, maar minder dat dit onder grote internationale druk gebeurde; wellicht is nog minder bekend dat Indonesië Nederland heeft moeten betalen om onafhankelijk te worden. Nederland eiste zelfs te worden gecompenseerd voor een oorlog die het zelf was begonnen, maar werd door de VS tot orde geroepen. Als expert op het gebied van Amerikaanse geschiedenis – zeer zeker niet van de koloniale geschiedenis – zal Van Rossem dit misschien wel weten.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Ishata Rostamkhan, een gepassioneerde jonge vrouw: “Ik krijg erg veel energie van mijn vrijwilligerswerk.” – Hindorama.com
Ishata Rostamkhan is een in Nederland geboren Hindostaanse vrouw van de generatie Z (geboren tussen 1996 en 2012). Zij is recent 21 jaar geworden en zoals veel Hindostaanse jongeren studeert zij. Echter, niet primair om een titel te behalen – zoals je vaak hoort – als wel om zich nog beter te kunnen inzetten voor haar passie: het promoten van duurzaamheid. Inderdaad, nog beter, want Ishata is er al vanaf haar 15e jaar druk mee. “Het begon met kleine projecten als het schoonhouden van de omgeving. Vanaf mijn 18e jaar ben ik betrokken geraakt bij internationale inspanningen op het gebied van duurzaamheid.”
Zo is Ishata actief bij Conscious Planet, een door Sadhguru geleide wereldwijde beweging om het menselijk bewustzijn te verhogen en verantwoordelijke actie te inspireren. Conscious Planet voert verschillende grootschalige projecten uit op het gebied van milieu, onderwijs en gezondheid op het platteland, en het nieuw leven inblazen van gemeenschappen. “Ik houd me als Youth Representative (jeugdvertegenwoordiger) bezig met het verhogen van bewustzijn op het gebied van bodemdegradatie. Dat doe ik in Nederland, de Caribische delen overzee en in Suriname. Zo heb ik op Curaçao vrijwilligerswerk gedaan op een aloë vera plantage. Curaçao staat bekend om aloë vera producten en de plant wordt er organisch gekweekt. Dat is belangrijk om degradatie van de bodem tegen te gaan.”
Ishata’s inspanningen zijn gekoppeld aan SDG 15 (leven op land), een van de doelen van de duurzaamheidsagenda van de Verenigde Naties. De in totaal 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG’s) zijn een dringende oproep tot gezamenlijke actie van alle landen – ontwikkelde en ontwikkelingslanden – om armoede en andere ellendige situaties tegen te gaan. Het gaat om een integrale aanpak met strategieën die gezondheid en onderwijs verbeteren, ongelijkheid verminderen en economische groei stimuleren. Tegelijkertijd moet klimaatverandering worden aangepakt en worden gewerkt aan het behoud van onze oceanen en bossen. SDG 15 richt zich op de verschillende bedreigingen waar onze planeet mee te maken krijgt, zoals ontbossing, verwoestijning, landdegradatie en het verlies aan biodiversiteit. Naast jeugdvertegenwoordiger van Conscious Planet is Ishata als SDG Voice betrokken bij SDG Nederland. “Het mooie van duurzaamheid is dat het verschillende kanten heeft. Het gaat niet alleen over klimaat of milieu, maar bijvoorbeeld ook over economische groei, gelijke kansen, kwaliteitsonderwijs. Deze aspecten zijn ook inbegrepen bij SDG 15. Leven op land betekent voor mij niet alleen het tegengaan van bodemdegradatie, maar ook geen honger, geen voedselverspilling en goede educatie.”
Binding met Suriname
Ishata’s vader en moeder zijn in Suriname geboren. Voelt zij zichzelf ook nog verbonden met Suriname? “Ik heb zeker een connectie met Suriname. Daarom wil ook iets bijdragen. Ik wil graag iets terugdoen voor het land waar mijn ouders en voorouders vandaan komen.” Als ze met haar ouders naar Suriname gaat, onderneemt ze diverse activiteiten. Hoe ziet zij de discussie over contractarbeid en het koloniaal verleden? “Ik vind het belangrijk om niets te verzwijgen en kennis over het verleden over te dragen aan volgende generaties. Sommige jongeren schamen zich voor hun verleden en zwijgen liever daarover. Als ze eenmaal een bepaalde positie hebben bereikt lijken ze erg tuk op succes, status en uiterlijk vertoon. Ik vind dat jammer. Wij hebben veel te danken aan onze voorouders en waar je vandaan komt, is belangrijk voor je identiteit. Verzwijgen van je afkomst is een soort verraad.” Ishata is dan ook trots dat haar moeder, Sjardha Ramsodit, een van de initiatiefnemers is van de stichting Eerherstel Mariënburg die zich inzet voor het vergroten van bewustwording van de geschiedenis van de contractarbeiders en, in het bijzonder, voor erkenning van de opstand op Mariënburg in 1902 waarbij 24 dodelijke slachtoffers vielen.
Ishata is nu twee keer in Suriname geweest, in 2022 en begin 2024. “De eerste keer heb ik ook de president ontmoet. Ik vond het bijzonder met hem te mogen spreken over duurzaamheid.” Ishata heeft toen ook het Kinderhuis Elim van de Heer (Houttuin) bezocht. “Daar verblijven weeskinderen en andere kinderen die verwaarloosd zijn of een handicap hebben. Om de boodschap van Conscious Planet te verspreiden moet je iedereen betrekken. Daarom wilde ik ook graag naar het Kinderhuis.” Toen zij afgelopen februari weer in Suriname was, heeft zij op de Shri Vishnu School en een openbare school op Uitvlugt een presentatie en workshop gegeven. “Mijn moeder heeft vroeger op de Shri Vishnu School gezeten en ze wilde graag dat ik daar wat zou doen. Ik was erg blij met de interesse die er was. Het was een hele interactieve bijeenkomst. Op de andere school merkte ik dat ik veel meer op mijn persoon dan op mijn boodschap werd beoordeeld. Ik merkte een soort vijandigheid. Niet van de leerkrachten, maar van de leerlingen. Ook onderling gingen de leerlingen respectloos met elkaar om. Ik vond het geen prettige ervaring.” Ishata hield ook nog presentaties op de Nederlandse en de Indiase ambassade in Paramaribo. “Ik ben daar goed ontvangen en kreeg positieve reacties. Maar zelf vind ik presentaties op scholen leuker, omdat je daar een grotere impact op jongeren kan maken.”
Buiten de gebaande paden
Ishata studeert Entrepreneurship & Innovation (Ondernemerschap & Innovatie) in Amsterdam. Ze gaat haar laatste jaar tegemoet. Het is de praktische insteek van de opleiding die haar erg aanspreekt. “Ik wil later een eigen onderneming starten die zich richt op duurzaamheid en sociale impact. Je hoeft als ondernemer niet per se alleen gericht te zijn op economische impact. Ik streef een combinatie van economische en sociale impact na.” Met al haar vrijwilligerswerk naast haar studie heeft Ishata niet veel tijd over voor andere dingen. Wordt het soms niet te veel? “Er zijn zeker momenten waarop ik denk hoe ik alles kan combineren. Ik offer eigenlijk het sociale studentenleven op om het vrijwilligerswerk te doen. Ik ga, bijvoorbeeld, niet stappen met vrienden. Mijn sociale uitjes zijn events van hindoejongeren, zoals bijeenkomsten van de studentenvereniging HSFN en van de community Mijn Hindoeïsme. Daar ga ik om de zoveel tijd naar toe. Ik vind het echt niet erg om niet naar feesten ofzo te gaan. Ik krijg erg veel energie van het vrijwilligerswerk. Mijn ouders ondersteunen mij in het werk dat ik doe en zolang ik het kan combineren met mijn studie, vinden zij het OK.”
In het dagelijks leven merkt Ishata wel dat zij een heel ander perspectief heeft op het leven dan andere mensen. “Veel mensen zijn gestrest, druk druk druk. Ik sta er heel neutraal en in die neutraliteit vind ik mijn rust. Veel mensen zijn erg gecharmeerd of worden geraakt door wat anderen doen. ‘Kijk wat hij of zij doet.’ Ze raken daardoor een beetje verdwaald. Ik geloof echt in mijn innerlijke kompas. Dat wat ik doe, hoeft niet per se te zijn wat iemand anders doet. Voor mij is belangrijk om mijn eigen intuïtie te volgen en me niet gek te laten maken door de externe omgeving.” Vanaf haar 13e jaar is Ishata met spiritualiteit bezig. Ze doet aan yoga pránáyáma meditatie. Door de juiste ademhalingstechnieken toe te passen, kun je je levensenergie (prána) in balans brengen. Dit heeft een kalmerend effect op het zenuwstelsel waardoor stress wordt verminderd en emotioneel evenwicht bevorderd. Dat is ook wel te merken. Ze praat heel beheerst en doordacht.
Waardering voor vrijwilligerswerk
Binnen de Hindostaanse gemeenschap merkt Ishata niet echt waardering voor haar vrijwilligerswerk, zoals blijkt uit opmerkingen als ’Kan je niet gewoon iets anders doen?’ ‘Geniet je wel van je leven? Waarom ga je niet uit, naar feestjes?’ Ze maakt zich daar niet druk om. “Dit is mijn manier van genieten. Soms accepteren mensen gewoon niet als je buiten het verwachte patroon valt. Vooral als vrouw heb je daar meer last van dan als man. Mensen bemoeien zich te veel met wat anderen doen. Ik denk dat dat een belangrijke reden is waarom Hindostaanse jongeren zich niet anders opstellen en dingen doen die buiten het gemiddelde veld vallen.”
Waardering krijgt ze wel van de gemeente Haarlemmermeer, waar zij woont. In april van dit jaar mocht zij een prijs in ontvangst nemen: de Dik Trom Award, een unieke gemeentelijke onderscheiding voor jongeren tot 24 jaar uit Haarlemmermeer die zich op een bijzondere manier inzetten voor anderen, voor de buurt of voor een goed doel. Burgemeester Marianne Schuurman noemde de toen nog 20-jarige Ishata “een inspirerende jonge vrouw die met haar vastberadenheid en passie de wereld een beetje mooier maakt.” En voorts: “Je bent een voorbeeld voor de jeugd van morgen. Jouw werk is niet alleen een stimulans voor anderen, maar het laat ook zien wat de kracht van één individu allemaal teweeg kan brengen.”
Gerichtheid op persoonlijke ontwikkeling
De bijeenkomsten die Ishata bezoekt houden vaak verband met religie. Ze ziet dat Hindostaanse studenten wel belangstelling hebben voor het hindoeïsme en verklaart dit als volgt: “Veel jongeren zijn gefocust op hun eigen persoonlijke ontwikkeling en religie is belangrijk voor je persoonlijke ontwikkeling en je identiteit. Op zulke bijeenkomsten zijn er geen discussies over maatschappelijke vraagstukken. Daar heb je weer een ander forum voor nodig. Ik vind het belangrijk om je mening te uiten. Dat hoeft niet op een beledigende wijze. We moeten respectvol met elkaar omgaan.” Ishata denkt dat het veel met de opvoeding te maken heeft dat jongeren zich niet actief roeren in maatschappelijke discussies. “Onze ouders leren ons om te luisteren en in te stemmen, heel belangrijk. Maar dat heeft ook een averechts effect. Je hebt de buitenwereld en thuis. In de buitenwereld hoef je je niet per se te gedragen zoals thuis en hoef je niet overal ja op te zeggen. Je moet ook nee kunnen zeggen. Behalve dat de opvoeding bescheidenheid in de hand werkt, speelt de angst om anders te zijn dan de gemeenschap mee. Hindostanen zijn zo gericht op een bepaald patroon: studeren, werken, trouwen, dit en dat en ik mag niet buiten dat veld komen. Ik merk heel vaak dat er zoveel intelligente Hindostanen zijn, maar dat ze niet naar buiten komen met hun intelligentie. We hebben zoveel te bieden, maar we moeten ook durven te praten. Dan worden we vanzelf beter gerepresenteerd in de media en op andere vlakken van de samenleving. Als ik zelf kinderen heb later, zou het mooi zijn als ik hun voorbeeldfiguren kan laten zien in de Hindostaanse gemeenschap. Dat we elkaar kunnen vinden in een persoon en zeggen ‘Kijk dit is ook mogelijk voor ons.’”
Geen doelloos gepraat
Doet ze wel af en toe iets gezelligs? “Ik ga niet zomaar ergens gezellig naar toe. Ik ben geen persoon die ergens kan zitten en niets doen. Dan denk ik al gauw: ‘In deze tijd had ik dit of dat kunnen doen.’ Mijn ontspanning is niet om omringd te zijn met mensen en praten als er geen doel achter is. Dan zit ik liever gewoon in mijn kamer, mediteer ik of ga ik lekker buiten de natuur in. Ik vind het wel inspirerend te luisteren naar mensen die iets te vertellen hebben, wat ze hebben meegemaakt. Bijeenkomsten van de hindoestudentenvereniging zijn ook leuke en informatieve events met verschillende doelen: educatie, netwerken, kennis delen.” Ishata gelooft niet zo in tijdelijke, voorbijgaande vriendschappen: “Vrienden zijn vrienden en ze zijn er niet voor altijd. Ik geloof er meer in dat jezelf sterk moet zijn en dat je een goede band met je familie moet hebben. Ik heb nauwelijks vrienden, maar mijn netwerk is best wel breed. Ik heb veel connecties opgebouwd.” Is het niet berekenend dat contact met anderen altijd een doel moet hebben? “Ik neem niet alleen, ik geef ook graag iets terug. Dat zal ik ook doen als ik mijn eigen onderneming heb. Elkaar helpen, daar geloof ik wel in. Niet per se dat mensen in je privéleven zitten, maar zakelijk geven en nemen.”
Bollywood en gepraat over celebreties, daar heeft Ishata niets mee. Als het over historie, hindoeïsme en cultuur gaat, heeft ze wel interesse. “Heel leuk vond ik de tv-serie Ramayan van 2008. Die is een van mijn inspiraties voor het werk dat ik doe. Mijn moeder liet mij en mijn broer ernaar kijken toen ik 5 jaar was. Dat is iets heel dieps voor mij, voor mijn normen en waarden.” Heeft ze misschien politieke ambities? “Ik was toevallig laatst naar een raadsvergadering in de gemeente. Ik vond het erg interessant. Later zou ik misschien wel de politiek in willen gaan, maar nu nog niet.”
Voor meer informatie:
instagram: @isha.on.journey en website: www.ishaonjourney.com
Zie ook https://consciousplanet.org/en en https://www.sdgnederland.nl/
Foto’s Ishata Rostamkhan
- Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW, NIEUWS
Tweede herdenking in Den Haag van de opstand op plantage Mariënburg – Hindorama.com
Op dinsdag 30 juli 2024 werden in Den Haag door ruim 250 aanwezigen de dodelijke slachtoffers van de opstand op suikerplantage Mariënburg 122 jaar geleden plechtig herdacht. Dit was de tweede herdenking in Nederland georganiseerd door de stichting Eerherstel Mariënburg.
Op woensdag 30 juli 1902 werd door Nederlandse militairen een bloedbad aangericht onder Hindostaanse contractarbeiders die werkzaam waren op Mariënburg. Ruim 200 contractarbeiders wilden hun gearresteerde broeders bevrijden. Deze waren in de ochtend opgepakt en opgesloten in het fabriekscomplex omdat zij ervan werden verdacht de dag ervoor de Schotse plantagedirecteur James Mavor te hebben doodgekapt met houwers. Ongenoegen over machtsmisbruik en onderdrukking door de leidinggevenden, korting op lonen en seksuele intimidatie van vrouwelijke contractarbeiders had tot deze agressieve daad geleid. Bij de opstand waren zowel Hindostaanse als Javaanse contractarbeiders betrokken, maar laatsten trokken zich terug nadat er waarschuwingsschoten waren gelost. Toen er gericht werd geschoten, vielen er 24 doden van wie 16 ter plekke stierven. Hun lijken werden in een massagraf gestort en overgoten met ongebluste kalk zodat de beenderen snel zouden vergaan en er geen herinneringsplek zou ontstaan.
Het massagraf is tot heden niet teruggevonden. Tijdens de herdenkingsplechtigheid werden de namen van de 24 slachtoffers een voor een opgenoemd en werden bloemen gelegd bij het paneel waarop de namen stonden vermeld. De herdenking vond plaats in het gebouw van de VAHON Hindoe Basisschool in Den Haag en ging gepaard met een lezing en poëzievoordrachten. Vanuit Suriname was er een videoboodschap van president Santokhi en een live verbinding met Mariënburg, waar op dat moment een kleine herdenkingsceremonie werd gehouden. In Suriname organiseert men in principe geen jaarlijkse herdenking; in 2022 was er de 120ste herdenking en in 2027 zal een 125ste herdenkingsbijeenkomst plaatsvinden.
De Nederlandse stichting Eerherstel Mariënburg ijvert voor aandacht voor deze zwarte bladzijde in Nederlandse koloniale geschiedenis en streeft in nauwe samenwerking met Surinaamse partners ernaar de overgebleven gebouwen op de plantage te renoveren en een nuttige bestemming te geven. Zo zou de oude directeurswoning kunnen worden ingericht als museum voor contractarbeid in Suriname, contractarbeid van Chinezen, Hindostanen en Javanen, en ook van een kleine groep personen van Caribische eilanden, waaronder Barbados en Sint Lucia. Aangezien de stichting zich hiervoor inzet met vrijwilligers en zeer beperkte financiële middelen, is steun welkom. Zie voor meer informatie: Eerherstel Mariënburg
(eerherstel-marienburg.nl)
Foto’s: Ashwari Akloe en Radjin Thakoerdin
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, NIEUWS
Influencer Seema Anand over de Kama Shastra – Mahesvari Autar
De hindoegemeenschap is aan zet! Het westen heeft zich begrippen uit de hindoefilosofie, zoals Ayurveda, Mantra, Yogaen Ka(r)ma volledig eigen gemaakt, maar vaak zonder de bron te erkennen. Het is daarom aan hindoes om de dieperliggende essentie in hapklare TikTok-taal te verspreiden door het eerst zelf goed te leren duiden. Dan is het best mogelijk om de media een stap voor te zijn en hen nog steviger te voorzien van repliek, zeker als de media feitelijke onjuistheden publiceren over aan het hindoeïsme gerelateerde thema’s. Met dit als achterliggend motief introduceert cultuurplatform DesiYUP de baanbrekende Britse influencer Seema Anand aan het Nederlandse publiek. Zij geeft op 5 oktober een inspiratielezing over de Kama Shastra (Kama Sutra) tijdens de tweede editie van het festival Eindeloos India in Rotterdam.
Op 24 april van dit jaar organiseerde de werkgroep ‘Hindoes in de Media’ een dialoogbijeenkomst voor hindoes en journalisten/mediamakers. Deze bijeenkomst was een eye-opener voor veel hindoes en ontrafelde blinde vlekken in de Nederlandse journalistiek over het hindoeïsme en hindoes. Een van de oorzaken is het lage kennisniveau bij redacties, journalisten en debatpodia over de complexiteit van hindoespiritualiteit, -rituelen én -geschriften. De meeste redacties hebben geen expert op het gebied van het hindoeïsme. Dit verklaart dan ook voor een groot deel de stroom aan vastgeroeste vooringenomen beeldvormingen over hindoes en hindoetradities in de Nederlandse media. Om dit te doorbreken organiseert cultuurplatform DesiYUP op zaterdag 5 oktober een inspiratielezing van Seema Anand in de Doelen.
Seema Anand is een autoriteit op het gebied van hindoegeschriften, in het bijzonder, van de Kama Shastra; ze heeft hier het boek Arts of Seduction over geschreven. In een interactieve setting zal de geprezen TEDx storyteller over de filosofische en Puranische perspectieven van de Kama Sutra vertellen en vragen over liefde, relaties en intimiteit beantwoorden. Kama kan op verschillende manieren worden vertaald, zoals: genot, begeerte, levensvreugde. In het Westen is Kama Sutra gecommercialiseerd en gereduceerd tot slechts de fysieke seksuele daad, gestript van de spirituele en filosofische componenten. Seema vliegt daarom de wereld over om de authentieke filosofie van de Kama Shastra te verspreiden. Haar missie is om de oorspronkelijke kennis van Kama weer nieuw leven in te blazen tegen de stroom van westerse oppervlakkigheid en platheid in.
Onze samenleving is zodanig geconditioneerd dat Kama ongemak oproept bij mensen, zo stelt Anand. Dit is naar alle waarschijnlijkheid ook een erfenis van het koloniaal verleden. Velen beginnen te giechelen, blozen of zelfs grapjes over de Kama Sutra te maken om maar een houding aan te nemen, maar voor Seema is Kama een serieuze zaak. Haar missie om seksualiteit en sensualiteit bespreekbaar te maken, komt voort uit een diepe wens om moeders en dochters in staat te stellen te communiceren over seksualiteit zonder schaamte. Door de bron van ons bestaan te normaliseren en openhartig vragen te stellen kan veel ellende voorkomen worden, vooral voor vrouwen. Zo helpt het hen bij het maken van een goede partnerkeuze. Ook voor koppels is kennis over Kama essentieel voor een harmonieus liefdesleven. De inspiratielezing zal dieper inzicht geven in de verschillende facetten van het werk van de Indiase filosoof Vatsyana die de Kama Shastra in de derde eeuw heeft geschreven. Seema stipt de kernprincipes van het boek aan met als eindresultaat dat bezoekers met een flinke dosis kennis naar huis zullen gaan. De lezing is geschikt voor alle doelgroepen en gezinssamenstellingen met kinderen vanaf 16 jaar.
De lezing is bedoeld om het tij van eenzijdige en negatieve berichtgeving over hindoespiritualiteit te keren en er is een collectieve taak weggelegd voor alle Nederlandse hindoes om mee te doen. Door zelf aan de slag te gaan met het delen van kennis over de pluriforme en eeuwenoude hindoebeschaving en zich deze verhalen met trots toe te eigenen, kan bewustwording zich als een olievlek gaan verspreiden en de tendens van negatieve beeldvorming doen kantelen.
Met ‘kama’ als onderwerp kan het niet anders dan dat er aandacht komt vanuit redacties en journalisten. Immers voor hen is het een ‘spannend of ‘exotisch’ onderwerp waar ze over kunnen schrijven. Ik ben ervan overtuigd dat Seema Anands lezing een perfecte voet tussen de deur is om te laten zien wat wij als hindoegemeenschap aan waardevolle perspectieven als culturele baggage in huis hebben.
Zie een Tedx video van Seema Anand:
https://youtu.be/jnS66SszwEs?si=acbSsDdv7L3Hr-i0
Voor meer praktische informatie over de inspiratielezing tijdens het Eindeloos India festival bezoek de website:
https://desiyup.com/eindeloos-india-festival-2024-nl/
Mahesvari Autar is oprichter van het cultuurplatform DesiYUP en initiatiefnemer van ‘Hindoes in de Media’.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, LIFESTYLE
De kokosnoot is uit de boom gevallen – Kanta Adhin
Al tijden zijn de ogen gericht op de aankomende Amerikaanse presidentsverkiezingen in november van dit jaar. Dat de strijd ging tussen twee (hoog)bejaarde witte heren vond ik een mismoedige vertoning, allesbehalve een teken van een dynamische democratie. Daar is nu verandering in gekomen, nadat Joe Biden zijn kandidatuur voor de Democratische partij terugtrok. Met vicepresident Kamala Devi Harris – vrouw, 59 jaar, van Jamaicaans-Indiase afkomst – nu in de race is alles in een andere context komen te staan. En wie had gedacht dat wijze woorden van haar overleden moeder, Shyamala Gopalan, zo belangrijk zouden worden in haar campagne. ‘You think you just fell out of a coconut tree?’ hebben heel wat los gemaakt. Ze zijn nu echter behoorlijk uit hun context gehaald en leiden als ‘coconut meme’ een eigen leven.
Harris haalde de woorden van haar moeder aan tijdens een toespraak in mei 2023 in het kader van een initiatief van het Witte Huis om onderwijs- en economische kansen voor Latino’s te vergroten. Daarbij ging ze in op manieren om Latino studenten te ondersteunen en hoe deze ondersteuning zich zou kunnen uitstrekken tot hun families en gemeenschappen “omdat niemand van ons in een silo leeft”. “Alles heeft een context”, zei Harris en toen vertelde ze wat haar overleden moeder haar en haar jongere zus voorhield: ‘Ik weet niet wat er mis is met jullie jonge mensen. Denken jullie dat jullie net uit een kokosnootboom zijn gevallen? Je bestaat in de context van alles waarin je leeft en wat er voor je kwam.’
Videoclips van de toespraak werden via sociale media verspreid, maar in februari van dit jaar werd het citaat van de kokosnootboom eruit gelicht en door de Republikeinen geridiculiseerd. Terwijl Trump Kamala Harris graag als “lunatic”, “insane” en “crazy” omschrijft, is de kokosnoot meme inmiddels uitgegroeid tot een viraal symbool van steun aan haar (“KHive”). Media in de VS melden dat de meme wordt verspreid door beroemdheden, contentmakers en Democraten in berichten op sociale media die miljoenen keren zijn bekeken. Zo staat in een steunbetuiging op X van Senator Brian Schatz: “Mevrouw de vicepresident, we zijn klaar om te helpen” met een foto waarop hij in een kokospalm klimt. De post is ongeveer vier miljoen keer bekeken. Een video op TikTok van Alexandria Ocasio-Cortez, lid van het Huis van Afgevaardigden, met de woorden “Het kan me niet schelen of je uit een kokosnootboom bent gevallen. God zegene je” is al ruim 1,5 miljoen keer bekeken. Zangers als Kesha en Charli XCX hebben de meme verder gepopulariseerd op TikTok en X. Verder zie je vrolijke berichten van contentmakers als “Het is kokosnoottijd baby, Joe Biden is afgehaakt.” “Denk je dat zijn terugtreding uit een kokosnootboom is gevallen?”
Voor Harris is het natuurlijk geweldig dat de kokosnoot meme zo positief uitpakt voor haar campagne. Volgens Michael Franklin, een communicatiestrateeg uit Washington DC en oprichter van Words Normalize Behavior, is het voordeel van de meme in het bijzonder de zonnige uitstraling die nu eenmaal uitgaat van een palmboom en een kokosnoot. Dat maakt het moeilijk er een negatieve wending aan te geven. Hij denkt dan ook dat “Project Coconut Tree” zeker helpt om jonge kiezers aan te trekken, vooral degenen die normaal niet geïnteresseerd zijn in politiek. Daarnaast gaat er ook iets menselijks van uit, namelijk een herinnering van Harris aan haar moeder.
Memes zijn een belangrijke manier waarop de jongere generatie communiceert. Het is aan de ene kant dan ook begrijpelijk dat daarop wordt ingespeeld. Een beetje plezier, vooral niet te serieus. Aan de andere kant is het jammer dat er geen aandacht is voor de diepere boodschap achter de woorden van Harris’ moeder, die uit Tamil Nadu afkomstig was. Ik denk dat zij met haar woorden de hindoeïstische boodschap van Vasudhaiv Kutumbakam heeft willen overbrengen: de eenheid en onderlinge verbondenheid van al het bestaande. Alles maakt deel uit van één realiteit. We moeten ons er dus van bewust zijn dat wat we doen altijd wel impact heeft op iemand of iets anders. Het zou mooi zijn als de kiezers in de VS, maar ook anderen, iets meer van deze spirituele boodschap meekrijgen en er niet alleen op sun en fun wordt gefocust.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Ram Rambaratsingh : “Ik zal onrecht met recht bestrijden” – Hanna Mitra
Ramnarain (Ram) Rambaratsingh is een bijzondere man. Een stille kracht die zich als lobbyist en mensenrechtenactivist al 49 jaar onbaatzuchtig inzet voor tal van zaken die de Surinaamse Nederlanders raken. Actueel is nu de AOW-compensatie die onlangs aan een groep ouderen is uitbetaald. Maar ook kwesties zoals dure vliegtickets naar Suriname, visumplicht, 100% controle op Schiphol, studiegeld en gezinshereniging van ouderen heeft hij aan de orde gesteld. Kleinere doelgroepen hebben ook zijn aandacht. In het verpleeghuis De Schildershoek in Den Haag, waar 50% van de populatie uit Hindostanen bestaat, heeft hij ervoor gezorgd dat er een keer per week roti met kip op het menu staat voor de bewoners. Momenteel is hij bestuurslid van de Stichting Platform Surinaamse Diaspora (PSD). Naast zijn eigen vrijwilligerswerk doneert hij ook aan vier mandirs in Nederland. Ik vind het een eer dat ik hem mag spreken. Hij heeft zich goed voorbereid en heeft alle achtergrondinformatie van twaalf onderwerpen die zijn vrijwilligerswerk voor Surinaamse zaken betreffen, gedocumenteerd.
Rambaratsingh werd in 1948 in het toenmalige district Suriname geboren. Voordat hij in september 1975 naar Nederland verhuisde, was hij zo een twee en half jaar in actieve politiedienst. In Nederland heeft hij vanaf 1976 tot aan zijn pensioen in 2013 gewerkt bij de rijksoverheid, eerst als administratief, financieel en junior beleidsmedewerker bij de Rijksgebouwendienst van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (1976-2010) en daarna drie jaar als financieel medewerker bij het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties.
AOW-gat
Vanaf 1980 heeft Rambaratsingh zich ingezet om het AOW-gat te dichten. Het gaat hierbij om ouderen van Surinaamse herkomst die voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975 naar Nederland zijn gekomen. Deze ouderen hebben geen volledige AOW opgebouwd, omdat de jaren dat men in Suriname woonde niet meetellen voor de AOW-opbouw. Rambaratsingh legt uit: “In de preambule van de AOW-wet van 1957 staat: ‘Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen vast te stellen inzake een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering tegen geldelijke gevolgen van ouderdom.’ In artikel 2 staat dat een ingezetene in de zin van deze wet is degene, die binnen het Rijk woont. ‘Het Rijk’ is de afkorting van ‘Het Koninkrijk der Nederlanden’. Volgens het Statuut van 15 december 1954 bestond het Koninkrijk uit Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen.” (onderstreping toegevoegd).
Hij vertelt dat hij veel tegenwerking heeft ervaren omdat er geen juridische gronden zouden zijn voor compensatie van het AOW-gat. “De afdeling advisering van de Raad van State en de rechters in Nederland zeggen dat de AOW-wet alleen is bedoeld voor de mensen die in Nederland hebben gewoond. Het woord Nederland staat nergens in de wet genoemd. Artikel 2 zegt ‘het Rijk’. Mijn punt is dat de mensen die geboren zijn in de periode 1 januari 1957 tot 25 november 1975 hebben gewoond binnen ‘het Rijk.’” Uiteindelijk heeft het kabinet in mei 2023 besloten tot een eenmalige onverplichte tegemoetkoming als gebaar van erkenning. Bij het schrijven van dit artikel is net de uitbetaling van een ‘schamel’ bedrag van start gegaan. Rambaratsingh: “19.363 mensen in Nederland en wat remigranten in Suriname hebben in juli een brief gekregen over de compensatieregeling, in totaal 24.000 personen.” Niet iedereen komt voor de eenmalige uitkering van €5.000 in aanmerking. “Er zijn harde grenzen getrokken. Zo moest je bij aankomst in Nederland vóór of op 25 november 1975, 18 jaar of ouder zijn en daarna minimaal 20 jaar in Nederland gewoond hebben.” Hij komt veel mensen tegen die buiten de boot zijn gevallen en spoort hen nu aan zelf het heft in handen te nemen en hun beklag te doen bij de Raad van State.
Zelf heeft Rambaratsingh de Sociale Verzekeringsbank (SVB) – die de AOW uitkeert – op eigen titel tot drie keer toe voor de rechter gedaagd en uit eigen zak €6.300 aan proceskosten betaald. In hoger beroep zei de rechter tegen hem dat hij niet de SVB, maar de minister voor de rechter had moeten dagen. Ook nadat de Raad van State in 2021 een advies had uitgebracht dat er geen juridische gronden aanwezig zijn voor reparatie en ook niet voor een eenmalige uitkering, gaf Rambaratsingh niet op. Hij stuurde een brief naar minister Carola Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen waarin hij verzocht haar te spreken. Na lang soebatten lukte dat eindelijk. De minister gaf aan dat ze naast Rambaratsingh een aantal organisaties wilde spreken en een paar mensen die echt in armoede leven. “In dat gesprek hebben de mensen echt van zich laten horen hoe het is om van €400 AOW en daarnaast een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) in Nederland te leven, terwijl hun voorouders verschrikkelijke dingen zijn aangedaan: van mens tot slaafgemaakt en hoe dat nog steeds doorwerkt.”
De minister kwam in oktober 2023 met een bedrag van €5.000 als eenmalige tegemoetkoming. Enkele weken later kreeg Rambaratsingh een mail van de griffier van de Tweede Kamer dat er op 17 november 2023 een AOW-debat zou zijn. Hij deed een oproep op de radio aan Surinaamse Nederlanders om dit debat bij te wonen. Het viel hem op dat er alleen vanuit Amsterdam elf bussen vol mensen kwamen om het debat te volgen. Vanuit Den Haag en andere steden was er nauwelijks tot geen belangstelling. Aangezien op de tribune slechts plaats is voor 80 personen, konden de andere geïnteresseerden het debat via grote schermen zien. Het debat duurde bijna drie uur en de inbreng per politieke partij was goed te volgen. De eerste vier partijen gaven aan dat ze het dossier van Rambaratsingh hadden gebruikt voor hun informatie.
De eenmalige uitkering is nu een feit, maar Rambaratsingh is nog niet klaar met deze kwestie. Hij zegt er het volgende over: “Naast de eenmalige tegemoetkoming van €5.000,- heb ik nog een verzoek lopen bij het ministerie van Sociale Zaken om toch het AOW-gat voor 100% te repareren én uit te zoeken waar staat dat de AOW indertijd alleen voor mensen in Nederland was bedoeld.”
Gedreven lobbyist
Het AOW-gat en andere onderwerpen heeft Rambaratsingh opgepakt naast zijn 40-urige baan. Zijn vrouw en twee dochters hebben wel geleden onder zijn gedrevenheid, want hij was elke avond tot in de kleine uurtjes bezig met het uitzoeken van de informatie over de onderwerpen. Het verwijt dat hij thuis krijgt is, dat hij de enige is die zich kopzorgen maakt over deze zaken. “Waar is de rest?” wordt hem dan gevraagd.
In de jaren ’90 heeft hij zich hard gemaakt voor meerdere lijnvluchten op het traject Amsterdam – Paramaribo en vice versa (Open-sky), zodat er concurrentie zou komen en de vliegprijzen zouden dalen. “Dit ging heel moeizaam, want het bleek dat de KLM sinds 1930 het monopolie had op dat traject. Na veel lobbywerk, werd er in 2006 een Memorandum of Understanding getekend waarin staat dat er drie luchtvaartmaatschappijen uit Europa en drie uit de Caricom op het traject mogen vliegen.”
De 100% controle op Schiphol van passagiers uit Suriname zorgde in mei 2005 voor protesten vanwege de mensonterende toestanden waaronder die controle door de Koninklijke Marechaussee werd uitgevoerd. Rambaratsingh werd benaderd door een advocatenbureau uit Haarlem die drie dossiers met zulke feiten had verzameld. “De advocaat uit Haarlem had tientallen zaken van mensen die op onmenselijke manier waren behandeld, voor de rechter gebracht. De vrouwen hebben elk een bedrag van €300 aan smartengeld ontvangen. Toen al bleek dat de Nederlandse overheid verkeerd bezig was.” Aan Rambaratsingh werd gevraagd om dit issue onder de aandacht van de politiek te brengen. Vanwege zijn netwerk slaagde hij erin een debat in de Tweede Kamer te laten plaatsvinden. “Door dit debat is er direct een einde gekomen aan de misstanden op Schiphol.”
Voor studenten met een Surinaams paspoort aan de Open Universiteit heeft Rambaratsingh zich ingezet om een fikse korting te krijgen op het inschrijfgeld dat gerelateerd is aan het inkomen. Hij is blij dat hij Surinaamse studenten de mogelijkheid heeft laten krijgen om in hun eigen tijd en op eigen tempo te kunnen studeren. “Dat vind ik het mooiste wat ik in mijn leven gedaan heb.”
Wat is het geheim van zijn successen? “Je moet zorgen voor de juiste ingang. Netwerken bij politieke partijen in de Tweede Kamer. Een kopje koffie drinken met de portefeuillehouder. Leg goed uit waar het om gaat. Je moet lobbyen om dingen te bereiken. Zorg er wel voor dat je zelf lid bent van een politieke partij.”
Nog meer taaie dossiers
Namens Stichting Satya Dharma heeft Rambaratsingh een petitie ‘Visumvrij reizen voor Surinamers naar Schengenlanden’ bij de Tweede Kamer ingediend. Hij heeft daarvoor bijna 5.400 handtekeningen verzameld en veel lobbywerk verricht bij Kamerleden. “De politieke partijen staan sympathiek tegenover deze petitie, maar het is aan Suriname om aan de EU een verzoek te richten, daarna kunnen de politieke partijen het verzoek ondersteunen. Het is echter nog steeds niet zover.”
Ook gezinshereniging van alleenstaande Surinaamse 65-plussers met kinderen in Nederland is een onderwerp waar Rambaratsingh zich mee heeft beziggehouden. Tot oktober 2012 was er een regeling voor vreemdelingen van 65 jaar en ouder (onder wie Surinaamse ouderen) van wie de partner was komen te overlijden, dat de overgebleven partner zich kon herenigen met kinderen en kleinkinderen in Nederland. “Ik heb bij de Nederlandse politieke partijen veel lobbywerk verricht om de regeling voor Surinaamse 65-plussers te herintroduceren. Ook heb ik veel brieven en e-mails geschreven naar de politieke partijen. De politieke wil is echter niet aanwezig. In oktober 2021 heb ik nog een brief geschreven aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Ook toen was de politieke wil niet aanwezig. Ik heb mijn uiterste best gedaan bij het ministerie van Justitie en de politieke partijen, maar het is mij niet gelukt.”
Dan is er ook de Toescheidingsovereenkomst van 25 november 1975 tussen Nederland en Suriname die Rambaratsingh kopzorgen geeft. Hij geeft aan dat Suriname de overeenkomst niet wil naleven. Waarom, weet hij ook niet. Het gaat daarbij om het tweede lid van artikel 5 waarin is bepaald dat Nederlanders van Surinaamse afkomst die voldoen aan de gestelde criteria het recht hebben te allen tijde met hun gezin onvoorwaardelijk tot de Republiek Suriname te worden toegelaten en daar in alle opzichten als Surinamer te worden behandeld. Bij een wijziging van de overeenkomst in 1994 is de laatste zin van het tweede lid komen te vervallen (“Zij verkrijgen van rechtswege de Surinaamse nationaliteit, indien zij gedurende twee jaren in de Republiek Suriname hetzij woonplaats, hetzij werkelijk verblijf hebben.”) Op 10 februari 2004 heeft Rambaratsingh een petitie aangeboden aan de Tweede Kamer over de Toescheidingsovereenkomst waarin wordt verzocht voldoende druk op Suriname uit te oefenen om het bepaalde in artikel 5 lid 2 na te leven. “Daarnaast heb ik vele gesprekken gevoerd met het ministerie van Buitenlandse zaken. Ik heb het ministerie verzocht Suriname onder druk te zetten om de Toescheidingsovereenkomst na te leven, echter nog steeds zonder enig resultaat.”
Bestrijder van onrecht
Op de vraag wat hem beweegt om al deze onderwerpen ter hand te nemen, zegt Rambaratsingh: “Mijn motto is: ik zal onrecht met recht bestrijden.” Zijn grote voorbeelden zijn Pieter Omtzigt, Peter R. de Vries en John van den Heuvel. Hij legt uit waarom hij het vrijwilligerswerk doet. “Toen ik in politiedienst was, heb ik weinig boetes uitgedeeld. Mijn ervaring is, praten met mensen heeft veel meer effect dan een boete uitschrijven. Ik heb al die onderwerpen opgepakt, omdat ik zag dat niemand het deed. U kunt aan die onderwerpen zien, waarom andere mensen het niet aandurven ze op te pakken. Wij waren in 1975 in een vreemd land gekomen. Wij moesten het wiel opnieuw uitvinden. Ik ben in een opvangcentrum van het ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM) opgevangen. Ook in het opvangcentrum heb ik de mensen begeleid. Ik was de woordvoerder van de hele groep. Er is op iedereen die door CRM is opgevangen een spreidingsbeleid toegepast. Dit spreidingsbeleid was niet in een wet vastgelegd, maar in een ministerieel besluit. Toen het kabinet Rutte IV in juli 2023 viel op het onderwerp spreidingsbeleid, ben ik bij het Rijksarchief op zoek gegaan naar de grondslag voor het spreidingsbeleid van Surinamers indertijd. Mij is toen medegedeeld dat er geen wet bestaat.”
Nog werk genoeg dus voor activist en lobbyist Rambaratsingh. Toen hij vijf jaar lid was van de cliëntenraad van het verpleeghuis De Schildershoek in Den Haag viel het hem op dat niemand onbetaald in zo’n raad zitting wilde nemen. Laat staan het onbaatzuchtig oppakken van lastige dossiers!
Drs. Johanna S. (Hanna Mitra) Rambaran is docent Bestuurskunde / Overheidsmanagement / International Public Policy & Leadership
- Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW
Sarnámi, taalbehoud of taalverlies? – Roy Ramautarsing
Iets meer dan de helft – ongeveer 3.660 – van alle nu levende talen in de wereld, wordt bedreigd, is stervende of zo goed als dood. Dit blijkt uit een overzichtsstudie van taalkundigen, onder wie Frank Seifart van de Universiteit van Amsterdam (UvA, 2018). Andere bronnen melden dat elke paar maanden een taal uitsterft.
Hoe staat het ervoor met het Sarnámi in Suriname?
Het behoeft geen betoog dat bovenstaande ontwikkelingen – zoals uit onderzoeken blijkt – zorgelijk zijn, want taal is cultuur en andersom geldt het uiteraard ook, beide zijn complementair aan elkaar. Het Sarnámi, onze taal, staat er ook middenin. Vooralsnog mag aangenomen worden – helemaal zeker weet je het nooit – dat het voortbestaan van het Sarnámi in Suriname ‘in zekere zin’ gegarandeerd is. Dit komt, omdat er voldoende sprekers in het thuisland Suriname garanties bieden voor het voortbestaan van de taal. Ouders en grootouders van Hindostaanse kinderen en jongeren dragen bij aan de versterking van de eigen identiteit en taal is daarbij erg belangrijk. Maar hoe zit het op de langere termijn, na zo’n 70 tot 100 jaar? De voorspelling of het Sarnámi dan nog behouden blijft is op zijn Hollands gezegd koffiedik kijken. Er zijn talloze factoren die een rol spelen.
Denk bijvoorbeeld, aan de status van het Nederlands. Als je gaat voor schoolsucces of carrière wilt maken is een goede beheersing van het Nederlands een pré. We kennen dan ook de verhalen en anekdotes van het spreken van het Nederlands dat moet prevaleren boven de andere omringende talen: het Sarnámi, het Sranantongo, het Javaans, het Chinees om er enkele te noemen. Ook is het niet verbazingwekkend dat door aanraking met andere talen sprake is van taalmenging. Trinidad en Mauritius zijn daar sprekende voorbeelden van. Daarenboven kunnen het Hindi en Sanskriet op nogal wat aanzien rekenen bij veel Hindostanen.
De tweede factor is dat, geografisch gezien, Suriname in Zuid-Amerika ligt waar het Spaans nogal dominant aanwezig is. In de naaste toekomst zou deze taal van invloed kunnen zijn op de officiële landstaal, het Nederlands, én het Sarnámi. Strikt genomen zou iedereen dan Spaans moeten spreken, waardoor het Sarnámi in de verdrukking zou komen te staan. Een andere factor is het huwen buiten de eigen etnische groep, exogamie geheten. Stel dat de jongvolwassen kinderen in Suriname in het huwelijk treden met niet-Hindostanen, dan trek ik het spreken van het Sarnámi in twijfel en hoe zit het met de kinderen die uit zo’n huwelijk voortkomen? Zien de ouders dan het belang en de noodzaak om het Sarnámi te leren?
Ook kan het zo zijn, dat een plotseling invallende gebeurtenis de complete taalsituatie op zijn kop kan zetten, denk aan supermogendheden die het land volledig in bezit nemen en langzamerhand hun taal aan het volk opleggen. Hierdoor zou het Sarnámi verder worden teruggeduwd in de plantage waarin al talloze talen verloren gingen. Zo raakten, bijvoorbeeld, door de Russische overheersing de talen in de Baltische staten in de verdrukking. Na hun onafhankelijkheid ontworstelden zij zich aan de druk van Rusland en hebben zij de Russische taal weggedaan. Ondanks dergelijke sombere scenario’s verwacht ik niet dat het Sarnámi in Suriname thans onder druk staat, maar over langere tijd durf ik niet te voorspellen welke kant het op zal gaan – taalbehoud of taalverlies – de bovenstaande factoren in beschouwing nemend.
En zijn er garanties dat het Sarnámi in Nederland een levende taal blijft?
Wat in Suriname gaande is op de taaldomeinen, in het bijzonder het Sarnámi, gaat in feite ook op in de Nederlandse taalsituatie. Alleen staan we naast de hogere statuspositie van het Nederlands – hoger dan in Suriname – te midden van andere immigrantentalen. Ter illustratie: in Rotterdam zien we 175 culturen; in Amsterdam 180. Dit schetst al een beeld van de hoeveel talen die er gesproken worden in de thuissituatie, in familiekring en op feesten. Het Sarnámi wordt in Nederland in belangrijke mate door de ouderen productief gebruikt, veel meer dan bij de jongeren het geval is. De ouderen hebben de taal als het ware geëxporteerd naar Nederland wat het Sarnámi-taalgebruik ten goede komt. Bij de jongeren ligt dat weer anders. Zij die rond de puberteit of eerder naar Nederland kwamen spreken de taal nog wel, maar de Hindostaanse jongeren die hier te lande geboren zijn, spreken de taal in veel mindere mate. Hun beheersing van het Sarnámi is receptief, dat wil zeggen dat zij het niet spreken maar wel begrijpen.
Een andere, zeker niet weg te denken factor is codewisseling (code switching): het afwisselend gebruik van twee of meer talen in de dagelijkse context. Een simpel voorbeeld is: “Beti, láde to, aré ká bolehe hypotheekakte.” (“Dochterlief, breng mij eens, hoe heet het, de hypotheekakte.”) In deze Sarnámi zin zie je een Nederlands woord: hypotheekakte (ook wordt vaak het achtervoegsel wa bij Nederlandse woorden gebruikt: hypotheekaktwa). Vaker maken we binnen en tussen zinnen gebruik van twee of meer talen, soms ook Sranantongo, zonder dat we het in de gaten hebben of daarbij stilstaan. Laten we kijken naar enkele andere voorbeelden die de tweetaligheid illustreren:
“Hamár báp landbouwer rahá aur torwálá temremaan.” (“Mijn vader was landbouwer en de jouwe timmerman.”)
“Tab u verlengde rastwa mein rahá.” (“Het lag in het verlengde van de straat.”)
Er zijn taalwetenschappers die beweren dat codewisseling een voorbode is van taalverlies, weer anderen weerleggen deze uitspraak. In 2005 deed ik onderzoek naar code switching en ik zie dit fenomeen als een waardevol taalkundig hulpmiddel dat niet willekeurig gebruikt wordt. Er zit meestal een doel en logica in het veranderen van talen. Hierbij kunnen we, bijvoorbeeld, denken aan woordvindingsproblemen (als het ene woord niet paraat is in de ene taal switchen we naar een andere taal), uitdrukking van de (multipele) identiteit, de mogelijkheid van taalkeuze, sociale motivatie, enzovoort. Michael Clyne, een hoogleraar in Australië, noemt zelfs 25 redenen waarom mensen codewisselen (Dynamics of Language Contact. (2009). Cambridge University). Wereldwijd is er sprake van codewisseling, omdat immigrantengemeenschappen overal nadrukkelijk aanwezig zijn. Ik zie het Sarnámi in Nederland wel als het zorgenkindje in de naaste toekomst, omdat niet met zekerheid is te zeggen of er voldoende animo zal zijn om de taal te leren of te spreken door de jongere generaties.
Zijn er parallellen te trekken met de Turkse en Marokkaanse taalgemeenschap in Nederland?
Dat is een lastige vraag, omdat het nogal complex is en generaliseren op de loer ligt. Wel kan ik er het een en ander over zeggen: in de Turkse gemeenschap is er veel meer sprake van endogamie, het huwen binnen de eigen etnische groep. Dat zorgt ervoor dat de Turkse taal vitaal blijft. Let wel, uit onderzoek blijkt dat het Turks een van de meest vitale talen ter wereld is. Dat wil zeggen dat waar ter wereld Turken elkaar tegenkomen zij altijd hun eigen taal zullen spreken. Sedert de beginjaren zeventig kwamen Turken en Marokkanen naar Nederland om er te werken in de hoedanigheid van gastarbeider met de terugkeergedachte: geld verdienen en teruggaan naar het thuisland. Dat bracht mee, dat er geen noodzaak was om het Nederlands te leren. In 2004 heb ik een onderzoek gedaan naar de relatie tussen Nederlandse taalvaardigheid en sociaal culturele oriëntatie bij Turkse en Marokkaanse leerlingen en hun ouders in Rotterdam-Zuid. De voornaamste conclusie uit dat onderzoek was dat de Turkse leerlingen en hun ouders meer georiënteerd waren op het thuisland. Terwijl de Marokkaanse leerlingen en hun ouders meer georiënteerd waren op de Nederlandse samenleving. Nu, twintig jaar later is door intergenerationele verschillen – de terugkeergedachte heeft plaats gemaakt voor een blijvend perspectief – ook het taalgebruik veranderd. In de eerste plaats door het onderwijs van de kinderen, dat twee- of meertaligheid een extra stimulans gaf.
Laten we eens kijken naar de wijze waarop twee Turkse leerlingen hun tweetaligheid demonstreren:
“Mesela okul-da iki tane kız da bana verkering sor-du.” (“Twee meisjes op school hebben mij bijvoorbeeld mee uit gevraagd.”)
“Sen-de kalkman lazım onlarla en hoe moet je dan op de rest letten?” (“Jij moet ook met hen opstaan en hoe moet je dan op de rest letten?”).
In de thuissituatie en op school (bijvoorbeeld in de pauze) worden de thuistalen met enige regelmaat gesproken. In mijn onderwijspraktijk bemerkte ik dat er drie berbertalen én Marokkaans Arabisch werden gesproken, waardoor de Marokkaanse kinderen elkaar niet konden verstaan. Dan ligt het voor de hand om te kiezen voor het Nederlands als gemeenschappelijke taal. Daardoor kan de verschijningsvorm van de taal betekenisvol verschillen van de Turkse kinderen:
“Hij zeggen tegen mij, ik ga naar oom-ha.” (Hij zei tegen mij: “Ik ga naar oma.”) Opvallend in deze uiting is dat het werkwoord zeggen niet wordt verbogen (geen inflectie). En oom-ha kan duiden op een interferentiefout (De eerste taal, het Arabisch, stoort de tweede taal, het Nederlands). Marokkaanse kinderen spreken of Nederlands met elkaar of de thuistaal. Af en toe wordt er een leenwoord geactiveerd zoals in het volgende voorbeeld, waarbij twee vriendinnen in gesprek zijn: “Ze zeggen dat Marokkaanse vrouwen rashom qaseh hebben.” (“Ze zeggen dat Marokkaanse vrouwen een harde kop hebben.” (Bedoeld wordt: koppig zijn).
De Hindostaanse taalgemeenschap kun je in beginsel heden ten dage deels associëren met de Turkse en Marokkaanse gemeenschap. Met name als we kijken naar de jongeren, ten aanzien van de Nederlandse taalvaardigheid en sociaal culturele oriëntatie. Alle drie de immigrantengroepen zijn – grosso modo – georiënteerd op Nederland met een goede beheersing van de Nederlandse taalvaardigheid. Anders dan bij hun Turkse en Marokkaanse evenknieën die wel hun thuistaal spreken, merken we bij de Hindostaanse jongeren dat zij zich nauwelijks bedienen van het Sarnámi in productieve zin, zowel in het private als in het publieke domein. Dat is een punt van zorg en verdient veel meer aandacht. Niet enkel en alleen het begrijpen van de taal, maar ook het spreken ervan. Met de taal gaat ook een deel van jezelf verloren en met allerlei kunst- en hulpmiddelen een verloren taal nieuw leven inblazen, is een onmogelijke opgave. Zo ver mag het niet komen.
Roy Ramautarsing is neerlandicus, taal- en cultuurwetenschapper.
Het onderzoek A code switching research of Sarnámi-Hindustani language use in the Dutch context (2004/2005) is hier te vinden.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi, Taal & Literatuur
BOEKPRESENTATIE 150 jaar Hindostanen 1873-2023 – Een geschiedenis van twee migraties – Chan Choenni en Kanta Adhin
Op 1 juni 2024 vond in het Nationaal Archief de presentatie plaats van het boek 150 jaar Hindostanen 1873-2023 – Een geschiedenis van twee migraties van Chan Choenni en Kanta Adhin.
Tijdens de 150ste herdenking van de Hindostaanse Immigratie op 5 juni 2023 in Den Haag constateerde Minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap dat de geschiedenis van Hindostanen in Nederland nog te onbekend is. Velen krijgen vroeg of laat de vraag: Waar kom je vandaan? Uit India? “En wat antwoord je dan? Nee, althans, ja, je voorouders komen uit India, maar zelf ben je geboren in Suriname, of in Nederland. Zo’n vraag laat zien dat het verhaal van de Hindostanen nog te onbekend is, misschien ook doordat ze zo geruisloos integreerden in de Nederlandse samenleving”, aldus de minister.
In hun boek geven de auteurs zowel een historisch als een actueel overzicht van de Hindostanen in Suriname en in Nederland en de relaties door de tijd heen met India, het land van de voorouders. Aan bod komen onder meer het wel en wee van de contractarbeiders, burgerschap, integratie, cultuur, religie, politieke participatie, de onderlinge relaties en de ontstane driehoeksrelatie met India. Persoonlijke verhalen en foto’s verlevendigen het beeld. Daarnaast krijgt de lezer een indruk van de samenhang van de verschillende delen van de geschiedenis en de doorwerking naar het heden.
Hindostanen zijn de nakomelingen van de contractarbeiders die vanuit toenmalig Brits-Indië naar Suriname werden overgebracht om er na de afschaffing van de slavernij op de plantages te werken. In 1870 sloot Nederland een overeenkomst met Groot-Brittannië en op grond daarvan arriveerden van 1873 tot 1916 ruim 34.000 arbeiders met een vijfjarig contract in Suriname, de zogenoemde Brits-Indische immigranten die zich later Hindostani noemden. Daartoe gestimuleerd door de koloniale overheid, vestigde ruim twee derde zich in Suriname na afloop van het contract. Begin jaren zeventig van de twintigste eeuw waren Hindostanen de grootste bevolkingsgroep in het multi-etnische Suriname. In het proces naar de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 werden zij echter politiek buitengesloten. Dit leidde tot een tweede migratie uit angst voor de ongewisse toekomst. Voorafgaand aan de onafhankelijkheid arriveerden ongeveer 40.000 Hindostanen in Nederland. Daarna kwamen nog kleinere aantallen. Anno 2023 is het aantal Hindostanen meer dan verviervoudigd en vormen zij de grootse groep onder de Surinamers in Nederland. En toch worden ze vaak niet met het Nederlands-Surinaamse koloniale verleden geassocieerd.
Tijdens de discussie kwamen onder meer verschillen tussen de contractarbeid en slavernij aan de orde, alsook het behoud en de ontwikkeling van de Hindostaanse cultuur en de taal, het Sarnámi, in Nederland. In dit verband memoreerde Chan Choenni dat de website Hindorama.com die in 2019 werd gelanceerd, precies vijf jaar bestaat.
Het eerste exemplaar van 150 jaar Hindostanen werd in ontvangst genomen door burgemeester Jan van Zanen van Den Haag, de stad met het grootste aantal Hindostanen. Namens minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap nam Christianne Mattijssen, directeur Erfgoed en Kunsten, een exemplaar in ontvangst. De minister nam zelf een exemplaar in ontvangst op 5 juni tijdens de herdenkingsbijeenkomst van de Hindostaanse Immigratie op het Hobbemaplein in Den Haag. Daar werd het boek tevens aangeboden aan ambassadeur Rajendre Khargi van Suriname en ambassadeur Reenat Sandhu van India.
Hieronder volgen de inleiding van Kanta Adhin tijdens de boekpresentatie op 1 juni en het dankwoord van burgemeester Jan van Zanen.
Inleiding door KANTA ADHIN bij de presentatie van 150 jaar Hindostanen 1873-2023- een geschiedenis an twee migraties in het Nationaal Archief te Den Haag, 1 juni 2024
Geachte burgemeester en andere aanwezigen, lieve vrienden,
Waarom weer een boek over de Hindostanen en de contractarbeid van de voorouders? Er zijn in de loop der jaren al vele publicaties verschenen. Ook van de heer Chan Choenni. Hij heeft menig lijvig boekwerk geproduceerd. Daarnaast zijn er ook diverse deelstudies en persoonlijke verhalen.
Toch constateerde minister Dijkgraaf vorig jaar dat de geschiedenis van Hindostanen nog te onbekend is, en dat het 150steherdenkingsjaar moest worden aangegrepen om ook aan deze geschiedenis een stem te geven. We besloten daarom de geschiedenis nogmaals voor het voetlicht te brengen.
Niet alleen vanuit het idee frappez-toujours, maar ook om iets meer te brengen. Namelijk een historisch én actueel overzicht over 150 jaar. De drie grote onderdelen van het boek zijn: het systeem van contractarbeid en de contracttijd in Suriname, de vestiging en ontwikkeling van Hindostanen in Suriname en de vestiging en ontwikkeling in Nederland. Daarbij is er onder meer aandacht voor identiteitsontwikkeling, integratie, cultuur, religie, sociale problematiek, vrouwenemancipatie, politieke participatie.
In Nederland worden Hindostanen vaak niet geassocieerd met Suriname. Dat heeft wellicht te maken met de driehoeksrelatie Suriname – Nederland – India waarbij de Indiase cultuur en spiritualiteit altijd een belangrijke rol zijn blijven spelen. Hindostanen in Nederland zijn zowel op Suriname als op India georiënteerd. En er is sprake van een toenemende oriëntatie op India. Vooral bij de niet in Suriname geboren generaties. Ook deze ontwikkeling vormt een onderdeel van het boek.
De laatste tijd zie je toch dat veel meer Hindostanen in Nederland, ook jongeren, zich bezighouden met het lot van hun voorouders die in Suriname als contractarbeider hebben gewerkt op de plantages, nadat de slavernij was afgeschaft. Zij willen ook erkenning van dat deel van de koloniale geschiedenis. En terecht. De contractarbeiders waren uit toenmalig Brits-Indië naar Suriname overgebracht onder een door Groot-Brittannië en Nederland gecreëerd systeem. Zij kwamen als immigranten binnen. Hun navelstreng is dan misschien niet in Suriname begraven, maar hun bloed, zweet en tranen zijn wel degelijk vermengd met de Surinaams aarde.
Alle nakomelingen hebben een eigen persoonlijke geschiedenis. Bij het op zoek gaan spelen er vragen, zoals: Zijn onze voorouders tegen hun wil in geronseld? Hadden zij misschien een bepaalde reden om uit India te vertrekken? Hoe werden zij behandeld? Waarom besloten zij zich in Suriname te vestigen? Allemaal vragen die lang niet altijd te beantwoorden zijn, omdat er vaak niet over werd gesproken. Voor de één kan het gaan om een succesverhaal, voor de ander om een verdrietig verhaal.
Meer bekendheid met de geschiedenis is niet alleen van belang in het kader van de reflectie op het koloniale verleden in Nederland. Ook voor de nakomelingen is het van belang dat zij naast het eigen familieverhaal, kennis hebben van het bredere plaatje. Contractarbeid was zonder meer een systeem van uitbuiting. Maar onze voorouders waren geen willoze slachtoffers. Ze kwamen op voor hun rechten, getuige diverse opstanden waarvan sommige bloedig zijn beëindigd. Daarnaast zagen velen in de contractarbeid ook kansen op een beter bestaan.
De tweede migratie vanuit Suriname naar Nederland begin jaren zeventig is van een andere orde. In Suriname waren Hindostanen op dat moment de grootste bevolkingsgroep; bij de laatste volkstelling in 2012 waren zij dat nog steeds. Hier vormen zij nu ongeveer een procent van de bevolking.
Je ziet wel parallellen in de ontwikkeling, zoals een focus op sociaaleconomische vooruitgang, een sterke gerichtheid op de eigen cultuur. Maar bijvoorbeeld ook het liever niet praten over problemen. Vaak wordt gezegd dat Hindostanen geruisloos zijn geïntegreerd.
Het boek bevat een beschrijving van al deze aspecten met tussendoor korte persoonlijke verhalen en foto’s. Het is gebaseerd op het vele werk dat Chan Choenni eerder heeft verricht. Nu herschreven voor een breder publiek, aangevuld en geactualiseerd, en geplaatst in de bredere discussie over het koloniaal verleden en de doorwerking daarvan.
Wij hebben ook gebruikgemaakt van informatie verkregen via activiteiten van het Jnan Adhin Instituut (JAI) en de website Hindorama.com. JAI bestaat dit jaar 20 jaar. De activiteiten zijn gericht op kennisverzameling en overdracht, met name kennis over de Hindostaanse geschiedenis en cultuur en over de multiculturele samenleving. De website Hindorama.com bestaat nu precies vijf jaar en legt zich toe op informatie over Hindostanen, maar bevat ook bredere informatie over Suriname en andere Surinaamse bevolkingsgroepen.
Met deze publicatie willen wij bijdragen de Hindostaanse geschiedenis een plek te geven in de gezamenlijke geschiedenis. Het gaat ons niet om een beladen plek, maar om een vanzelfsprekende plek. Hindostanen, evenals andere Surinaamse bevolkingsgroepen, zijn immers al zo een 50 jaar deel van de Nederlandse samenleving.
In dit verband citeer ik, tot slot, graag uit een gedicht van Jit Narain die de grootste Sarnámi dichter kan worden genoemd. Sarnámi is een van de talen van Suriname die is voortgekomen uit Indiase streektalen. Jit Narain overleed in februari van dit jaar. Dit fragment komt uit zijn laatste bundel getiteld mijn plek wil wonen die in 2022 verscheen.
dari khojilá jahal ná
khuleám ham rahibe
ná bans ke dar se
ná puráná bhár ke dabáw se
een plek zoek ik, geen gevang
in alle openheid zal ik leven
zonder angst voor mijn komaf
niet onder druk van oude lasten
* * *
Dankwoord door JAN VAN ZANEN bij de boekpresentatie 150 jaar Hindostanen – een geschiedenis van twee migraties, 1 juni 2024
Goedemiddag allemaal,
Geachte Chan Choenni en Kanta Adhin,
Van harte gefeliciteerd met de presentatie van uw nieuwe boek.
Uitgever Thakoerdin, m’n complimenten.
Dank voor dit boek over de geschiedenis van de twee migraties.
Van Brits-Indië naar Suriname, van uitzichtloze armoede naar de contractarbeid na de afschaffing van de slavernij.
Van Suriname tot en met de komst naar Nederland in de jaren zeventig van de vorige eeuw.
Het kan niemand ontgaan zijn dat het afgelopen jaar 150 jaar Hindostaanse immigratie werd herdacht.
We kijken terug op een jaar met diverse succesvolle bijeenkomsten en evenementen.
Het heeft de geschiedenis en het heden van de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap vol in het licht gezet.
Het was de herdenking van een dubbele migratie.
Eerst de migratie naar Suriname die begon met de reis van de eerste contractarbeiders met het schip de Lallah Rookh in 1873.
Honderd jaar later volgde de migratie van grote aantallen Hindostaanse Surinamers naar Nederland en Den Haag in het bijzonder.
Den Haag zou ermee uitgroeien tot hoofdstad van de Hindostaanse gemeenschap in Nederland.
Naar die migratie heeft u beide veel onderzoek gedaan.
U heeft er over geschreven en gesproken. Met het verschijnen van dit boek wordt dit herdenkingsjaar passend afgesloten.
De geschiedenis van de Hindostaanse gemeenschap gaat ondertussen gewoon door.
In Suriname en hier in Den Haag waar de Hindostanen een gewaardeerd onderdeel vormen van de diverse samenleving.
Dank u wel.
Burgemeester Jan van Zanen van Den Haag nam tijdens de boekpresentatie het eerste exemplaar in ontvangst (1 juni 2024, Nationaal Archief Den Haag).
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis