Hindorama

Let's get IN(fo)SPIRED!
  • HOME
  • ACTUEEL
  • CULTUUR
  • COLUMN
  • INTERVIEW
  • JAI
    • JNAN ADHIN INSTITUUT (JAI)
    • BIBLIOTHEEK
      • INFOSITE / EEN OVERZICHT
      • JNAN HANSDEV ADHIN
      • MIGRATIEGESCHIEDENIS
  • OVER ONS
    • CONTACT
    • WEBSHOP Sampreshan.com
    • VRIENDEN van HINDORAMA
    • ADVERTEREN
    • NUTTIGE LINKS | DOWNLOAD
WEBSHOP

President Venetiaan: een miskend staatsman – Hans Ramsoedh

woensdag, 23 november 2022 by Redactie Hindorama

Dr. Hans Ramsoedh publicist en historicus

President Ronald Venetiaan (Vene) is de langstzittende president van Suriname. Hij diende drie termijnen (1991-1996, 2000-2005 en 2005-2010), geldt als de man van moreel-ethische principes en met ‘tien schone vingers’. In de Surinaamse politieke con­text zijn deze kwalifi­ca­ties hoogst uitzonderlijk. In zijn vijftien jaar als president kwam hij steeds aan de macht toen het land er slecht voor stond. In 1991 en 2000 slaagde hij erin op eigen kracht het land uit het sociaaleconomische moeras te halen en in 1991 wist hij het machtsvraagstuk op te lossen door de oude legertop geleid door Desi Bouterse weg te zuiveren. Onder zijn presidentschap werd in augustus 1992 formeel de binnenlandse oorlog beëindigd. Ondanks deze uitzonder­lijke staat van dienst wist Venetiaan echter niet het hart van het Surinaamse volk te winnen. In deze bijdrage bespreek ik een aantal verdiensten van deze president en waarom hij niet de waardering kreeg die hij verdiende.

President Ronald Venetiaan. Foto: Nationale Voorlichtingsdienst

Achtergrond Venetiaan en ministerschap
Venetiaan (18 juni 1936) is geboren in het district Para. Na de mulo bezocht hij de Algemene Middelbare School (AMS) die hij in 1955 afrondde. In dat jaar vertrok hij naar Nederland om in Leiden wis- en natuurkunde te studeren. In deze universiteitsstad was hij actief binnen de Surinaamse Studenten Vereniging (SSV) en was een van de redacteuren van het door deze vereniging uitgegeven blad Mamjo (lappendeken). Tijdens zijn studietijd schreef hij liedjes, cabaret en toneelscènes. Ook publiceerde hij poëzie onder het pseudoniem VENE. Enkele van zijn gedichten waarin het leed van de slavernij en de vrijheidsdrang belangrijke motieven vormen verschenen later in het literair tijdschrift Moetete (1968). Na zijn studie keerde Venetiaan in 1964 terug in Suriname en werd hij docent aan de AMS. Van 1969 tot 1973 maakte hij deel uit van de directie van deze middelbare school.
Ondanks zijn vriendschap met nationalistische dichters als Dobru was Venetiaan geen lid van een politieke partij. Naar we mogen aannemen zal hij affiniteit hebben gehad met de culturele en politieke idealen van de Partij Nationalistische Republiek (PNR) van Eddy Bruma, maar van een lidmaatschap van deze partij was geen sprake. In de jaren zestig kon namelijk een lidmaatschap van de PNR belangrijke negatieve gevolgen hebben voor de carrière van personen in overheidsdienst. De grootste Creoolse partij, de Nationale Partij Suriname (NPS), was namelijk met de PNR in een concurrentiestrijd verwikkeld om de gunst van de Creoolse kiezer.

Toen de Nationale Partij Kombinatie (NPK, Creools eenheidsfront) in 1973 aan de macht kwam werd Venetiaan tot zijn verrassing door Henck Arron (premier tussen 1973 en 1980) gevraagd om minister van Onderwijs te worden. Hoewel er binnen de NPS enig wantrouwen heerste tegen een ministerschap van Venetiaan (hij was toen nog geen lid van deze partij en werd gezien als iemand met PNR-sympathieën) wist Arron diens kandidatuur aan de partij te verkopen door te refereren aan het feit dat Venetiaan evenals Jopie Pengel (de vroegere leider van de NPS) uit Para afkomstig was en dus uit het ‘goede hout’ was gesneden. Het district Para was traditioneel een NPS-district, maar voor Arron was doorslaggevend dat Venetiaan tijdens de algemene stakingen in Suriname in 1969 en tussen 1971-1973 een leidersrol had vervuld. Venetiaan bekleedde het ministerschap van Onderwijs van 1973 tot februari 1980 toen de militairen onder leiding van Desi Bouterse de regering-Arron wegschoten. In tegenstelling tot veel ministers inclusief premier Arron die onderdoken toen de militairen de macht grepen, ging Venetiaan de dag na de staatsgreep onverschrokken naar zijn ministerie om zich aan zijn taken te houden. Hij had een houding van: ‘Ik hoor wel van de militairen of mijn aanwezigheid op het ministerie wel of niet gewenst is’. Tijdens de eerste maanden van de staatsgreep kreeg Venetiaan huisarrest opgelegd. Na opheffing van het huisarrest was hij als docent verbonden aan de Anton de Kom universiteit.

Herdemocratisering onder militaire escorte
Hoewel de militairen in 1987 terugkeerden naar de kazerne en de democratie weer werd hersteld, werd het echter een herdemocratisering onder ‘militaire escorte’. Zo kreeg het leger in de nieuwe grondwet van 1987 een politieke en juridische macht: het Nationaal Leger werd de militaire voorhoede van het volk van Suriname en belast met de bescherming van de hoogste rechten en vrijheden van land en volk. Ook werd het de militairen toegestaan met een eigen politieke partij aan de verkiezingen deel te nemen met aldus een bevelhebber die de kazerne tevens als politiek podium zou gebruiken. Formeel was de president opperbevelhebber van het leger, maar zijn zeggenschap was nihil. Met de nieuwe grondwet in 1987 kreeg Suriname een executieve president. De politieke leiders van de Front-coalitie ( Front voor Democratie en Ontwikkeling, een coalitie van de Creoolse NPS, de Hindostaanse VHP en de Javaanse KTPI) waren beducht voor Bouterse en het leger. Bouterse stak in eigen kring zijn minachting voor president Shankar nauwelijks onder stoelen of banken. Symbolisch voor de zwakte van de burgerregering was de wijze waarop zij op kerstavond 1990 van het toneel verdween. Op kerstavond 1990 was een door Bouterse zorgvuldig geregisseerd telefoontje van het Militair Gezag in Fort Zeelandia voldoende om de gekozen burgerregering naar huis te sturen. Hiermee was de ‘kerst- of telefooncoup’ een feit. De militai­ren maakten een eind aan de illusie van Suriname als democra­tische rechtsstaat. Na de telefooncoup formeerde het leger een zakenkabinet dat volledig door de NDP werd gedomineerd met de bejaarde John Kraag als president en Jules Wijdenbosch als vicepresident. De nieuwe rege­ring gebruikte zonder terughoudendheid de staatskas als verkiezingskas en trachtte de bevolking voor zich te winnen door goedkoop voed­sel op de markt te brengen, grond uit te geven, ambte­na­rensalarissen en ouderdomsvoorziening fors te verhogen. De maatregelen leidden tot een explosie van het overheidstekort.

Venetiaan als president 1991-1996
Bij de verkiezingen in 1991 kwam het Nieuw Front voor Democratie en Ontwikkeling, kortweg Nieuw Front (naast de drie eerder genoemde etnische partijen had de Surinaamse Partij van de Arbeid -SPA- zich aangesloten bij deze coalitie) als grootste winnaar uit de bus, zij het dat de verkiezingswinst nu lager uitviel dan in 1987. De NPS droeg Ronald Venetiaan voor als president. De kandidaatstelling van Venetiaan als president werd pas twee dagen vóór de verkiezingen in mei 1991 op een slotbijeenkomst van het Nieuw Front gepresenteerd. Bij een aantal VHP-prominenten bestond weinig enthousiasme voor Venetiaan die men beschuldigde van ‘etnocentrisch denken’ en ‘racisme’. Hij werd namelijk beschouwd als een exponent van het Creools nationalisme in de jaren zestig en zeventig en een persoon die niet onsympathiek stond tegenover Black Power en Malcolm X.

Ondanks dit verzet binnen de VHP werd Venetiaan voorgedragen als presidentskandidaat. Om de overwegend Hindostaanse kiezers in het district Saramacca te weerhouden om op het Nieuw Front te stemmen werden er in verband met de kandidaatstelling van Venetiaan verkiezingsaffiches verspreid met daarop een baviaan afgebeeld en de tekst ‘wilt u deze baviaan als president van Suriname?’ De NDP en VHP’ers die anti-Venetiaan waren, werden ervan verdacht achter deze actie te staan.

Politieke leiders Nieuw Front. Vlnr: Fred Derby (SPA), Jagernath Lachmon (VHP) en Ronald Venetiaan (NPS). Foto: Ram Soekhlal

 Economisch herstel 1991-1996
De nieuwe regering-Venetiaan gaf grote prioriteit aan de hervorming van de economie, de terugdringing van de rol van het leger in de politiek, waarmee de weg vrij zou komen voor hervatting van de Nederlandse ontwikkelings­hulp, en de beëindiging van de Binnenlandse Oorlog.

In novem­ber 1991 en januari 1992 confereerden Suriname en Nederland op Bonaire over her­vat­ting van de ont­wikkelingshulp, bestrijding van de drugshan­del, militaire samenwerking en versterking van de democratie. Een van de uitkomsten van het overleg op Bonaire was de opstelling van een Raamverdrag waarin een intensievere samenwerking tussen Nederland en Suriname zou worden vastgelegd. Het Raamverdrag behelsde een structurele band op velerlei terrein. In juni 1992 werd het Raamverdrag door premier Lubbers en president Venetiaan in Den Haag ondertekend waarmee de betrekkingen tussen beide landen werden verbreed en verdiept. Het bevatte hoofdlijnen voor afspraken over onder meer ontwikkelingssamenwerking, buitenlands en veiligheidsbeleid, technische bijstand op het gebied van defensie, versterking van de rechtsstaat, bestrijding van grensoverschrijdende misdaad en culturele samenwerking.

Omslag boek Drie miljard verwijten, R. de Groot 2004.

Nederland bleef echter strik­te voorwaarden verbin­den aan hervatting van de ontwikkelingshulp. Het be­teken­de dat het royaal beschikbaar stellen van Nederlands ontwikkelings­hulp tussen 1975 en 1982 werd vervangen door een res­tric­tief beleid: een pro­cedure­bundel, een recept voor economische herstruc­tu­re­ring en accountants­­controle op de besteding van de Nederlandse hulp: Suriname moest een structureel aanpassings­program­­ma (SAP) ontwerpen om zijn economie te hervormen. Venetiaan verwierp echter de Nederlandse wens om het oordeel van het IMF te be­trekken bij de hervat­ting van de betalingsbalans­steun. Monitoring door het IMF stelde hij gelijk aan het inter­nationali­se­ren van het ontwikkelings­verdrag van 1975. Hij beschouwde de Nederlandse eisen van ´monitoring’ door het IMF als Haagse bedilzucht en postkoloniale bevoog­ding. Daarnaast vreesde zijn regering voor verdere toena­me van de socia­le pro­blemen als de adviezen van het IMF werden opge­volgd. De regering-Venetiaan koos voor een structureel aanpassingspro­gram­ma gebaseerd op een nuloptie (met nul gulden Nederlandse financiële ondersteuning) met monitoring door het Britse Warwick Research. In vier jaar tijd kon de regering-Venetiaan een sluitende staats­begroting presenteren, de inflatie en wisselkoers stabiliseren en bogen op een flinke hoeveelheid aan goud en buitenlandse valuta in de staatskas. Daarmee heeft Suriname onder de regering-Venetiaan op eigen kracht de structurele aanpassing van de overheidsfinanciën gerealiseerd. De regering-Venetiaan was echter niet in staat om de sociale gevolgen van het deels uitgevoerde aanpassingsprogram­ma op te vangen. De inflatie versnelde bijna dage­lijks en bereikte in 1994 het trieste record van bijna 370 procent, de wisselkoers depre­cieerde fors, het nationaal inkomen groeide niet en de koop­kracht van loontrekkers kalfde zo snel af dat medio 1995 het reële loon een tiende bedroeg van dat van tien jaar daarvoor. De verpaupe­ring van de bevolking nam ziender­ogen toe. De slui­meren­de onvre­de werd enigszins gecompenseerd door de talrijke voedsel­pakket­ten uit Neder­land. Circa veertig tot vijftig procent van de Suri­naamse bevol­king was afhanke­lijk van deze steun door familieleden in Neder­land.

Zuivering van de legertop
President Venetiaan pakte het machtsvraagstuk voort­varend aan. In maart 1992 werd door De Nationale Assemblée een grond­wetswij­ziging aange­nomen die het leger zijn poli­tieke taken ontnam. Daarnaast werd het Bouter­se verbo­den de kazerne als poli­tieke arena te ge­bruiken. De definitieve afrekening met de legerleiding volgde in november 1992 toen Bouterse min of meer gedwongen werd ontslag te nemen. Binnen het leger ontstond er een broeierige situatie. Presi­dent Venetiaan dreigde met militaire steun uit Nederland en de Verenigde Staten om het conflict tussen legerleiding en rege­ring op te lossen. Loyale onderdelen binnen het leger werden door Nederland in het diepste geheim van extra wapens voorzien om de commando-overdracht in april 1993 zonder problemen te laten plaatsvinden. Bij monde van zijn minister van Bui­tenlandse Zaken verklaarde de Nederlandse regering een eventueel verzoek van de Surinaamse om militaire assistentie serieus te nemen. De ‘Haagse bluf’ was aanleiding voor het leger om in te binden. De oude leger­leiding werd aan de kant geschoven. Met het Raamverdrag als ruggensteun kon de Surinaamse regering voorkomen dat de militairen voor de derde maal naar de macht grepen.

Beëindiging binnenlandse oorlog
President Venetiaan maakte een eind aan de Binnenlandse Oorlog toen in augustus 1992 een definitieve vrede werd bereikt met het Jungle Commando, de Tucayana Amazones en enkele kleine rebellerende groepen door inschakeling van de OAS. Er werd een Overeenkomst voor Nationale Verzoening en Ontwikkeling (ook wel het Akkoord van Lelydorp genoemd) in 1992 ondertekend die voorzag in de ontwapening van de rebellerende groepen, de oprichting van een speciale politiemacht voor het binnenland bestaande uit ex-leden van het Jungle Commando en de Tucayana. Voor de regering-Venetiaan betekende het vredesakkoord een politieke overwinning en een belangrijke stap naar herstel van de democratische rechtsorde.

Venetiaan en de kapitaalcoup 1996
Bij de verkiezingen in mei 1996 kon de regering-Venetiaan wijzen op het macro-economisch herstel, maar dit herstel had niet direct geleid tot lotsverbetering voor de bevolking. Het Nieuw Front zakte verder terug maar bleef met 42 procent van de stemmen toch de grootste partij met vierentwintig zetels. De NDP onder aanvoering van Bouterse groeide gestaag en behaalde met 26 procent van stemmen zestien zetels, maar dit was niet voldoende om een rol van betekenis te kunnen spelen.

Binnen de VHP was met name bij de handelselite het verzet tegen Venetiaan niet afgenomen. Achter de schermen bleek zij onder aanvoering van Atta Mungra, Pretaap Radhakishun en rijke kroonprinsen als Dilip Sardjoe (die sinds jaren geldt als de rijkste man van Suriname en toentertijd penningmeester van de VHP was) betrokken bij een schimmig spel om alsnog een eigen presidents­kandi­daat naar voren te schuiven bij de verkiezingen in 1996. Deze rijke kroonprinsen (door Venetiaan aangeduid als tarantula’s) hadden weinig op met president Venetiaan die bekend stond om zijn onkreukbaarheid en ‘tien schone vingers’. Hij vormde een sta-in-de-weg voor hun zakelijke belangen. Zij vonden dat Venetiaan in 1996 plaats moest maken voor Lachmon als presidentskandidaat. Door deze groep werd in 1996 een stille Lachmon for president campagne gevoerd. Lachmon weigerde echter na de verkiezingen die functie te aanvaarden en bood die aan de NPS aan op voorwaarde dat hij dan weer voorzitter van DNA mocht worden. Deze handelselite uit de VHP begon binnen de partij een Beweging voor Vrijheid en Democratie (BVD) en startte daarnaast in het geheim onderhande­lingen met Bouterse over de vorming van een regering met enkele afgescheiden splintergroeperingen. Met de flamboyante Wijdenbosch (voorzitter van de NDP) viel voor deze handelselite meer te ‘ritselen’ dan met Venetiaan. Via omkoping werd Jules Wijdenbosch van de NDP in de Verenigde Volksvergadering in 1996 met een krappe meerderheid gekozen tot president met Radhakishun als vicepresident. De kapitaalcoup was hiermee een feit en een ‘geslaagde’ actie om Venetiaan de pas af te snijden.

Oud-president Jules Wijdenbosch Foto: SRHerald

Het beleid van de regering-Wijdenbosch (1996-2000) stortte Suriname in de grootste economische crisis in de historie van het land en heeft het land in een kort tijdsbestek totaal verarmd en de economie vrijwel kapot gemaakt. In een in mei 1999 door het IMF uitgebrachte rapport kreeg de regering-Wijdenbosch zelfs een brevet van ongeschiktheid om leiding te geven aan het land. Deze regering gaf ongebreideld geld uit. Het begrotingstekort werd volledig monetair gefinancierd met als gevolg een torenhoge inflatie, het omhoog jagen van de wisselkoers, een stagnatie van de economische groei, een forse toename van het financieringstekort en zelfs de verkoop van het goud van de Centrale Bank.

In mei 1999 barstte de bom. Naar schatting tussen vijftig- en zeventigduizend mensen, de grootste demonstratie in de geschiedenis van Suriname en getypeerd als de mars der dwaze burgers, gingen de straat op om te protesteren tegen de enorme stijging van de kosten van levensonderhoud en het aftreden van de regering te eisen. President Wijdenbosch zag zich gedwongen vervroegd verkiezingen uit te schrijven in 2000.

Presidentschap Venetiaan 2000-2005 en 2005-2010
De volksopstand in 1999 tegen de regering-Wijdenbosch bracht het Nieuw Front bij de verkiezingen in mei 2000 weer terug in het machtscentrum. Met Venetiaan voor de tweede maal als president kroop Suriname in sociaal­economisch opzicht langzaam uit een diep dal. Hij bracht weer economische en monetaire stabiliteit, op zich een opmerkelijke prestatie mede gezien de failliete boedel die zijn regering in 2000 overnam. Hoewel deze regering een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de versterking van de democratische rechtsstaat en van onder meer het IMF en de Wereldbank voor haar monetair en economisch beleid veel lof kreeg toegezwaaid, heeft zij als gevolg van falende armoedebestrijding niet het vertrouwen weten te winnen van grote delen van de bevolking. De saneringsmaatregelen die nodig waren voor het economisch herstel troffen de bevolking hard. Het NF kwam electoraal gezien in een glijbaan terecht, terwijl de NDP ondertussen werkte aan een herstel van vertrouwen bij de kiezers, hoewel bij een groot deel van de kiezers nog grote ambivalentie bestond tegenover de politieke ambities van Bouterse.

Vicepresident Ram Sardjoe en president Ronald Venetiaan. Foto: Nickerie.net

In 2005 werd Venetiaan herkozen als president en verwierf daarmee een derde termijn. Ook in de periode 2005-2010 slaagde de regering-Venetiaan erin macro-economisch gezien orde op zaken te stellen. Tussen 2000 en 2010 kende Suriname een economische groei van gemiddeld vijf procent die hoofdzakelijk te danken was aan de stijgende prijzen van goud en de olie-inkomsten. In tien jaar tijd wist de regering-Venetiaan een monetaire reserve op te bouwen van bijna nul in 2000 tot meer dan USD zevenhonderd miljoen in 2010. De tussen 2000-2010 bereikte economische stabiliteit en groei konden echter niet verhullen dat op het terrein van werkloosheid, armoede­bestrij­ding, huisvesting en onderwijs sprake was van stagnatie. Corruptie, incompetentie en een falend sociaal beleid hebben de onvrede onder brede lagen van de bevolking alleen maar versterkt. Malversaties op het ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer (RGB) belast met de uitgifte van domeingronden zetten bij velen kwaad bloed. Ook vonden velen in de samenleving dat Venetiaan uit machtsbehoud zaken op het ministerie van RGB op hun beloop liet en daarmee bij zijn coalitiepartners in een houdgreep lag. Bij de kiezers wekte dat langzamerhand de indruk van gebrekkig leiderschap. Uit diverse opiniepeilingen kreeg de regering-Venetiaan stelselmatig een onvoldoende voor haar beleid. Voor een niet onbelangrijk deel hing dit ook samen met een falend beleid op het gebied van de public relations. De regering-Venetiaan wist de bevolking niet ervan te overtuigen dat de door haar uitgezette koers de beste was. De afstandelijke regeerstijl van Venetiaan maakte het de NDP en Bouterse gemakkelijk zich te profileren als de belangenbehartiger van het volk. De Nieuw Front-regeringen onder president Venetiaan hadden weliswaar stabiliteit gebracht, maar de kiezers gingen haar leiders langzamerhand als dinosauriërs beschouwen en associeerden deze coalitie met stilstand, stagnatie, immobilisme, vriendjespolitiek en corruptie.

Het conservatieve concept van propagandavoering van het Nieuw Front was nauwelijks gericht op jongeren die meer dan de helft van de kiezers uitmaakten. Het belangrijkste wapenfeit van de Nieuw Front-coalitie tijdens verkiezings­campagnes was het wijzen op het gevaar Bouterse, een mantra die na drie decennia bij een groot deel van de kiezers was uitgewerkt. De Nieuw Front-coalitie werd voor veel kiezers symbool voor oude politiek en etnische politiekvoering.

Venetiaan en de relatie met Nederland
Venetiaans nationalistische inborst maakte dat zijn opstelling jegens Nederland in belangrijke mate door wantrouwen werd bepaald. In 1968 schreef hij in een pamflet: ‘De Hollander wordt overschat. Als het hem in Suriname te veel wordt, pakt hij zijn biezen’.

Nederland ging bij de verkiezingen in mei 1991 een grote rol spelen door het ‘uitlekken’ in februari 1991 van het Gemenebest-plandat een intensieve associatie en een nauw bondgenootschap met Suriname behelsde. Hierbij zou Nederland opnieuw een deel van de verant­woorde­lijk­heid die het vóór 1975 had op zich nemen. Dit plan was expliciet bedoeld als issue voor de verkiezingen in 1991 en kreeg nooit een officiële status. Het werd in de pers als proefballon opgelaten met de bedoeling om te polsen hoe er in Suriname op gereageerd zou worden in de campagne voor de Surinaamse verkiezingen in mei 1991. Venetiaan en zijn NPS wilden echter geen duimbreed onafhankelijkheid inleveren. Immers, de totstandkoming van een gemenebestrelatie zou in de optiek van Venetiaan en zijn NPS het failliet betekenen van de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 hetgeen deze partij beschouwde als haar belangrijkste wapenfeit. Desalniettemin kwam dit plan de frontpolitici niet ongelegen. Zij wisten welke aantrek­kingskracht het Koninkrijk der Nederlanden had op de Surinaam­se kiezer: stem op ons, dan stem je voor goede relaties met Nederland.

Premier Jan Balkenende en president Ronald Venetiaan in het presidentieel paleis in 2005. Foto: Roy Khemradj

Wellicht geïnspireerd door het gesloten Raamverdrag in 1992 verscheen in oktober 1993 het Manifest voor de redding van Suriname, ondertekend door vijftien Nederlandse Surinamers uit de wereld van de wetenschap, journalistiek en cultuur onder wie Albert Helman, Theo Para en Anil Ramdas. In dit manifest werd gepleit voor het houden van een referendum in Suriname over de staatkundige verhouding met Nederland. De bevolking moest volgens de ondertekenaars alsnog de mogelijkheid krijgen zich uit te spreken over de staatkundige verhouding met Nederland. De reactie van Venetiaan was ijselijk en hij noemde de vijftien ondertekenaars ‘landverraders’.

Venetiaan en zijn NPS waren gekant tegen elke vorm van verandering in de staatkundige positie van Suriname die in hun optiek een rekolonisatie door Nederland zou betekenen. Hun wantrouwen werd mede ingegeven door de Nederlandse opstelling jegens de staatsgreep in 1980. Nederland koos voor een ‘welwillende terughoudendheid’ en gaf de door de militairen ingestelde burgerregering het voordeel van de twijfel. De burgerregering onder leiding van Chin A Sen kreeg van de Nederlandse regering vijfhonderd miljoen gulden van de verdragsmiddelen voor de uitvoering van een ‘Urgentieprogramma’ gericht op de leniging van sociale noden. Dit versterkte bij de NPS het vermoeden dat de Nederlandse regering heimelijk de coup had toegejuicht. Dit vermoeden bij de NPS werd verder versterkt toen vervolgens in de media berichten verschenen over de rol van kolonel Valk, hoofd van de Nederlandse Militaire Missie in Suriname, als geestesvader van de coupplegers. Het stak de NPS ook dat de Nederlandse regering geen enkele poging had ondernomen om ex-premier Henck Arron vrij te krijgen nadat hij door de militairen in 1980 gevangen was gezet.

Indicatief voor deze houding van Venetiaan jegens Hollanders is een voorval met de Nederlandse ambassadeur in Suriname waarover de publicist Anil Ramdas in een van zijn publicaties het volgende schreef. Al jaren liep de klok in de toren van het Ministerie van Financiën op het Onafhankelijkheidsplein achter. De Nederlandse ambassadeur die als hobby klokkenmaker was, besloot op eigen houtje in de toren van Financiën te klimmen om te zien wat de oorzaak was: het defect had te maken met de aandrijving van de klok en door deze één keer in de maand een slag te geven zou het probleem zijn verholpen. Hierna ging hij bij president Venetiaan langs en vertelde hem over zijn bevindingen met betrekking tot de klok en stelde hij hem voor dat hij bereid was één keer in de maand in de toren te klimmen en de aandrijving van de klok een slag te geven waardoor de klok de precieze tijd zou blijven aangeven. Hierop antwoordde Venetiaan koeltjes over ‘zoveel Hollandse bemoeizucht’: ‘In Suriname maken wijzelf uit wat de tijd is’.

Een ander voorbeeld van de opstelling van Venetiaan jegens Nederland betreft de publicatie van een evaluatierapport over de besteding van de Nederlandse ontwikkelingshulp in Suriname tussen 1975 en 2000. Het kreeg als titel mee Een belaste relatiewaarmee de auteurs (Dirk Kruijt en Marion Maks) de stroeve en meestal moeilijke politieke en hulprelatie aanduidden. De publicatie ervan had heel wat voeten in de aarde. Van Nederlandse zijde werd geklaagd dat Suriname de openbaarmaking van de studie twee jaar lang ophield omdat president Venetiaan kritische conclusies in de tussenrapportage onwenselijk achtte. Ondanks de gezamenlijke Surinaamse en Nederlandse verantwoordelijkheid werkte president Venetiaan persoonlijk het onderzoek tegen en distantieerde hij zich publiekelijk van het rapport dat hij als te Nederlands karakteriseerde. ‘Als het zover is, dan schrijven wij ons eigen rapport’, aldus Venetiaan. Gedurende zijn hele presidentschap zou wantrouwen jegens Nederland de houding van Venetiaan bepalen.

Ex-president Venetiaan krijgt hoogste onderscheiding van president Santokhi bij 45 jaar Srefidensie in 2020. Foto: SRHerald

Venetiaan en Bouterse
De Nieuw Front- coalitie kreeg in 2010 een electorale dreun te verwerken, terwijl de politieke combinatie van Bouterse een grote verkiezingswinst behaalde. De verkiezingswinst van Bouterses NDP moet voor een belangrijk deel op conto van jongeren worden geschreven. Zij kennen de militaire repressie en de decembermoorden slechts uit verhalen van ouderen. In de Surinaamse geschiedenisboekjes is er slechts anderhalve pagina aandacht voor de periode 1980-1987. De NDP stond voor vernieuwing, verjonging en vitaal leiderschap. Jonge kiezers hadden behoefte aan verandering, aan een new car smell. De NDP profileerde zich vanaf haar oprichting als een multi-etnische partij waarbij zij zich keerde tegen etnische politiek die gericht was op machtsbehoud van etnische elites, synoniem was met corruptie en vriendjespolitiek en de ontwikkeling van het land belemmerde. De NDP afficheert zich met nationalisme, antikolonialisme in de zin van beëindiging van de Surinaamse hulpverslaving aan Nederland. De opmars van Bouterses NDP sedert de jaren negentig hangt samen met het feit dat deze partij, in tegenstelling tot de andere politieke partijen, niet is opgericht als een emancipatiebeweging van een bevolkingsgroep en dus niet langs etnische lijnen is georganiseerd. Deze partij profiteerde van de gevolgen van het structureel aanpassingsprogramma van de regering-Venetiaan I, II en III. Tegenover de plechtstatigheid van Venetiaan wierp de flamboyante Bouterse met zijn charisma en oratorische kwaliteiten zich op als de hoop van Suriname. Als geen ander politicus wist Bouterse tijdens de verkiezingscampagne in 2010 de aandacht op zich te vestigen door het reservoir van gevoelens van marginalisering, sociaaleconomisch en politiek onbehagen bij grote delen van de bevolking aan te boren en politiek te kanaliseren.

Op 19 juli 2010 werd Desi Bouterse in DNA tot president gekozen. Scheidend president Venetiaan was bij de stemming in DNA aanwezig en mocht voor de allerlaatste keer het vertegenwoordigend college toespreken. Felicitaties aan het adres van zijn opvolger kreeg hij echter niet over zijn lippen. Hij nam op zijn vertrouwde eigengereide manier met een laatste sneer aan het adres van zijn aartsrivaal Bouterse afscheid: ‘Springen om een tak vast te grijpen is niet moeilijk. De tak blijven vasthouden, dat is de kunst’, oreerde de scheidende Venetiaan. Hij verliet direct na de toespraak van Bouterse het parlement, maakte een kleine buiging voor de voorzitter van DNA, Jennifer Simons, maar keurde zijn opvolger geen blik waardig. Op 12 augustus 2010 vond de officiële inauguratie van Bouterse als president plaats. Venetiaan was daarbij aanwezig als vertrekkend president, maar hij weigerde zijn opvolger persoonlijk de ambtsketen om te hangen, een ceremoniële taak die uiteindelijk door de DNA-voorzitter werd volbracht. Na zijn presidentschap werd Venetiaan lid van DNA, een lidmaatschap dat hij tot 2013 bekleedde. In 2012 droeg Venetiaan na negentien jaar het voorzitterschap van de NPS over aan Gregory Rusland. 

Ter afsluiting
Imago of beeldvorming is een cruciale factor in de politiek. De beeldvorming over president Venetiaan werd in zijn derde ambtstermijn (2005-2010) overschaduwd door zijn overmatig behoedzaam en weinig doortastend optreden, een president die maar bleef wikken en wegen. Zijn critici verweten hem besluiteloosheid waarbij dringende beslissingen uitbleven wegens gebrek aan politieke moed. Hoewel hij gold als de man met de ‘tien schone vingers’, vonden mensen in zijn directe politieke omgeving dat het tijd werd dat hij ‘vuile handen’ ging maken, in de betekenis van doortastend handelen en knopen doorhakken.

Oud-president Venetiaan bij 73-jarig bestaan van de NPS in 2019. Foto: SR Herald

In zijn derde ambtstermijn werd hij inmiddels gezien als een in zichzelf gekeerde, afstandelijke bestuurder die dringend toe was aan pensioen, een president die inmiddels slechts op de winkel paste. Hij had een elitaire uitstraling, sprak op een plechtstatige toon en miste ook ten enenmale male het charisma en de oratorische kwaliteiten van zijn voorgangers binnen zijn eigen partij zoals Jopie Pengel en Henck Arron. Mede hierdoor vervreemdde hij zich van de traditionele achterban van zijn partij, de Creoolse volksklasse, die massaal overliep naar de NDP van Bouterse. Met andere woorden, na vijftien jaar was er bij de bevolking sprake van een ‘Vene-moeheid’. Hoewel hij zich in 2010 niet meer beschikbaar stelde voor een vierde termijn werd de Frontcoalitie inmiddels door de kiezers beschouwd als een coalitie van dinosaurussen, politici van wie de houdbaarheidsdatum was verstreken.

De beeldvorming over president Venetiaan in zijn derde termijn kwam als een deken te liggen over zijn gehele presidentschap. Hierdoor kreeg hij ten onrechte niet de waardering die hij verdiende. Als president wist Venetiaan iedere keer weer het puin te ruimen dat zijn voorgangers achterlieten en Suriname op eigen kracht uit de blubber te halen. Wat betreft zijn onkreukbaar imago doet het verhaal de ronde dat hij in 2010 een dag na zijn aftreden als president naar het Kabinet van de President reed om een vulpen terug te brengen die hij staatsbezit beschouwde.
Het presidentschap van Desi Bouterse (2010-2020) betekende het moreel-ethische en financieel-economische failliet van Suriname en de huidige president Chan Santokhi (2020-) grossiert in loze beloftes. Venetiaans onkreukbaar imago, moreel-ethische principes, ‘tien schone vingers’, prestaties op macro-economisch gebied en op het terrein van versterking van de democratische rechtsstaat maken dat hij als een van de beste presidenten van Suriname kan worden beschouwd.

Headerfoto: Bina Makhan

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Suriname
No Comments

Regeringscommissaris Baldewsingh bezoekt Eekta – Rosita Drigpal

dinsdag, 22 november 2022 by Redactie Hindorama

Bestuur Eekta samen met Rosita Drigpal (moderator 3e van links).

Op 6 november 2022 bracht de heer Rabin Satnarainsingh Baldewsingh, Regeringscommis­saris belast met de functie van Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR), een bezoek aan het cultureel centrum Eekta aan de Boylestraat in Den Haag. Hij informeerde het publiek over zijn functie en over de mogelijkheden die er zijn als je last hebt van racistische en/of discriminerende situaties. Dat was ook nodig, aangezien uit diverse vragen vanuit het publiek bleek, hoe weinig men bekend was met het werk van de NCDR.

Op verzoek van de Tweede Kamer stelde het kabinet de functie van NCDR op 15 oktober 2021 in en Baldewsingh werd als eerste in deze functie benoemd. Hij is in 1962 geboren in Paramaribo en woont al 47 jaar in Nederland. Hij staat in Den Haag bekend als een politicus die voor de PvdA 12 jaar als wethouder heeft gediend, en hedendaags nog steeds bekend als schrijver, dichter en filmproducent.

Hoe is hij in deze functie gerold is een vraag die bij velen speelt.
Baldewsingh vertelt dat hij na een korte break om bij te komen hoorde dat het kabinet zocht naar een rege­rings­commissaris om de aanpak tegen discriminatie te versterken. “Ik heb toen mijn vinger opgestoken. Sommige mensen denken dat je wordt gekozen op basis van een ons kent ons verhaal, je daar wordt neergezet en ga je gang. Zo is het dus niet gegaan. Het is een zware functie waar je op moest solliciteren; er zijn nogal wat selectierondes geweest. Ik vind het ontzettend eervol dat ik, als rege­rings­commissaris door het kabinet benoemd, de functie van Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme mag vervullen om ervoor te zorgen dat wij Nederland wat inclusiever gaan maken.”

Er zijn drie gebeurtenissen die voor de Tweede Kamer aanleiding waren het kabinet te vragen deze functie in het leven te roepen, vervolgt Baldewsingh. Ook de Tweede Kamer was van mening dat een functie als rege­rings­commissaris nodig is om discriminatie aan te pakken.

  • De grote Black Lives Matter In coronatijd is het ongekend geweest dat zo een 60.000 mensen gewoon de straat op gingen om te protesteren tegen discriminatie en racisme, de ongelijk­waardigheid die grote groepen in de samenleving ervaren.
  • De toeslagenaffaire, waar heel nadrukkelijk van de kant van de overheid systemische racisme heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat de overheid die ons eigenlijk moet beschermen tegen discriminatie daar zelf toe is overgegaan door het maken van lijsten op basis van bepaalde kenmerken die de grondwet verbiedt.
  • De erkenning door premier Rutte, pas na ongeveer 7 jaar waarin het debat speelt, dat er sprake is van racisme in Nederland. Tijdens de discussies over Zwarte Piet weigerde hij dat te erkennen. Want het blijft Piet “it is Black Piet” zei hij ook nog op CNN. Hij heeft dat heel lang vol gehouden en toch ging hij begin vorig jaar om. Dit is ook een belangrijke verschuiving in de discussie over de erkenning van het slavernijverleden van Nederland.

Wat zijn nou de taken en de werkwijze van de NCDR?
Baldewsingh heeft tot taak te komen tot een nationaal programma. Niet een advies maar een programma. Advies kun je namelijk in de lade stoppen en hoef je niet over te nemen. Een nationaal programma is een afspraak tussen het kabinet en de samenleving. Input van alle betrokken partijen in de samenleving is hierbij heel belangrijk. Maar dit houdt niet in dat het bureau van de NCDR een klachtenbureau is. De NCDR houdt zich bezig met de grote vraagstukken van de samenleving. Baldewsingh geeft aan dat het belangrijk is dit verschil te maken. “Als u op school van uw kind discriminatie ervaart, is daar een aparte route voor. Sterker nog, het NCDR-bureau mag uw klacht niet in behandeling nemen, omdat daarvoor al een anti­discri­minatievoorziening bestaat. Maar zijn er bijvoorbeeld 50 ouders die dit ervaren dan wordt het vraagstuk anders. Dan moeten wij ons afvragen of het schoolsysteem bijvoorbeeld wel goed genoeg is ingericht voor onze kinderen. Zo een vraagstuk komt bij bureau NCDR binnen. Maar dat betekent niet dat de heer Rabin Baldewsingh uw verhaal niet wilt horen.”

Baldewsingh legt uit welke stappen moeten worden ondernomen in een geval als hierboven genoemd. “Als u de leraar, directeur en raad van toezicht heeft gesproken en dat niet het gewenste effect heeft, ga je naar de onderwijsinspectie. Maar als dat ook niet werkt dan?

Dan gaat u naar de Antidiscriminatievoorziening. Elke regio/gemeente heeft zo een voorziening. In Den Haag is dat bijvoorbeeld Den Haag Meldt. Als u daar niet tevreden bent gaat u naar de gemeentelijke ombudsman of de nationale ombudsman. Als dat niet werkt gaat u naar Utrecht naar het College voor de Rechten van de Mens. Dat zijn echt drie stappen die bij wet verankerd zijn voor de aanpak van discriminatie. Als u vindt dat er in het onderwijs bepaalde ongewenste situaties zijn, trends zijn, waarvan u vindt dat de NCDR daar rekening mee moet houden, stuur dan een mail naar postbus@bureauncdr.nl.”

Een interessante vraag die werd gesteld was: Wat kan de NCDR doen om de vooroor­delen bij kunstmatige intelli­gentie (artificial intelligence, AI) tegen te gaan?
Baldewsingh zegt dat dit ook tot zijn taak behoort om dit onderwerp te agenderen bij instellingen en de voor­oor­delen weg te nemen. Met expertmeetings probeert hij de nodige kennis te verwerven. Er zijn regelmatig overleggen met professoren uit Nederland die allerlei aspecten van dit onderwerp bekijken. Daarbij moet vooral het ethische aspect niet uit het oog worden verloren. Ook heeft hij nauw contact met Autoriteit Persoonsgegevens. Want daar zijn ook de nodige uitdagingen zoals bij de Rijksoverheid. Daar heeft men al een opdracht om de systemen af te stemmen op de doorsnee bevolking van Nederland. Waar de NCDR zich echt zorgen om maakt, zijn de financiële instellingen. Zij zijn vrij eenzijdige instellingen met autonome systemen. “We zijn net ermee begonnen; überhaupt als Nederland zijn we daar maar net mee begonnen. ‘Elk nadeel heb z’n voordeel’, zei groot filosoof Johan Cruijff ooit. Het toeslagenschandaal is natuurlijk afschuwelijk, maar we leren er veel van. Dit schandaal heeft ervoor gezorgd dat AI op de kaart staat en laat ons inzien hoe belangrijk het is om niet alleen te kijken naar de uitkomst maar ook naar wat erin gestopt wordt. Het blijft een systeem. Dit gaat allemaal nog wel even duren want er zit veel regelgeving aan vast, niet alleen nationaal maar ook Europees. Online discriminatie is wereldwijd een probleem, ook in Nederland. Het is moeilijk de mensen daarachter te vinden en hen er verantwoordelijk voor te houden. Er gaat veel onderzoek, geld en tijd in zitten,” aldus Rabin Baldewsingh.

Kortom, genoeg grote uitdagingen voor iemand die pas een jaar met deze nieuwe functie is begonnen. Baldewsingh heeft dan ook niet de illusie dat de NCDR het probleem zo oplost. De aanpak vergt een lange adem en heel veel inzet. Is de droom van Maarten Luther King uitgekomen? Helaas nog niet, maar laten wij met zijn allen wel alles eraan doen om discriminatie en racisme op de agenda te houden. Mocht u tegen iets aan lopen wat op racisme of discriminatie duidt, meldt u het dan ook. Want alleen dan worden ongewenste situaties opgepikt door onze coördinator en zijn team. Laten wij dit samen doen.

Foto’s: Radjin Thakoerdin (Sampreshan/Hindorama)

Voor meer informatie: www.bureauncdr.nl

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK
No Comments

Gemeente Den Haag: excuses voor het koloniale en slavernijverleden – Hindorama.com

maandag, 21 november 2022 by Redactie Hindorama

Burgemeester Jan van Zanen neemt het boek Het koloniale en slavernijverleden van Hofstad Den Haag in ontvangst.

Honderden betrokkenen en belangstellenden waren op zondagmiddag 20 november aanwezig bij de presentatie van het onderzoek naar het koloniale en slavernijverleden van Den Haag. Op het podium van de Koninklijke Schouwburg bood burgemeester Jan van Zanen excuses aan voor de rol die de gemeente Den Haag hierin heeft gehad. In een oprechte speech stond hij stil bij onder andere de elite die in het verleden het systeem van kolonialisme en slavernij had gesteund. Veel bestuurders hadden een financieel belang bij de slavernij. Van Zanen had ook aandacht voor de Brits-Indische contractarbeiders die van 1873 tot 1916 naar Suriname zijn overgebracht om de tot slaaf gemaakten op de plantages te vervangen. En vaak onder slechte omstandigheden.

Onderzoek
Het onderzoek in opdracht van Den Haag is uitgevoerd door het Koninklijk Instituut voor Taal-, land- en Volkenkunde (KITLV in Leiden. Onder leiding van Esther Captain (KITLV), Gert Oostindie (tot 2022 directeur KITLV) en Valika Smeulders (hoofd geschiedenis Rijksmuseum) zijn de resultaten vastgelegd in Het koloniale en slavernijverleden van Hofstad Den Haag (Boom, 2022).  Niet alleen de koloniale belangen – van o.a. het huis van Oranje-Nassau – komen aan bod, ook wordt stil gestaan bij antikoloniaal activisme en de migratie na de Tweede Wereldoorlog vanuit de koloniën naar Den Haag. Een fraaie invalshoek zijn de verhalen van huidige burgers van de gemeente. Zij vertellen wat dit verleden met hen vandaag de dag doet. Zo zijn er onder meer de verhalen over de impact van het slavernijverleden, over de Surinaams-Hindostaanse cultuurbeleving, over het Surinaams-Javaanse erfgoed en over de vergeten slavernij van de Inheemsen (‘rode slavernij’).

Foto’s: Radjin Thakoerdin en Eric Kastelein 

Bekijk de fotogalerie van de presentatie door te klikken op een foto.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK
No Comments

150 jaar Hindostaanse immigratie JAARKALENDER 2023

dinsdag, 01 november 2022 by Redactie Hindorama

30×30 cm | historische wandkalender | wire-o (metalen spiraal) met ophanghaakje | gesealed

HERDENKINGSJAAR 2023 CADEAU !

Een historische kalender uitgebracht door SAMPRESHAN i.s.m. Jnan Adhin Instituut (JAI) t.g.v. 150 jaar Hindostaanse immigratie in 2023. In één blik overzie je de maand (met de mogelijkheid voor dagnotities) en zie je data van feest- en hoogtijdagen en van enkele belangrijke gebeurtenissen in geschiedenis van de Hindostanen. Deze wandkalender is op groot formaat gedrukt met 24 prachtige historische foto’s. Leuk voor jezelf en om (kerst)cadeau te doen. Prijs 5,- euro per stuk. Verkrijgbaar per setje van vijf (5 x 5,- euro plus 6,75 euro verzendkosten*). OP=OP!  Ga naar www.sampreshan.com. Wil je slechts een kalender of meer dan drie neem dan contact op via e-mail: info@sampreshan.com. [* Verzending per DHL en alléén in Nederland]

BESTEl bij SAMPRESHAN.COM 

VERKOOPPUNTEN
Losse verkoopprijs 5 euro
(nog enkele kalenders beschikbaar!)

Regio Den Haag (Den Haag, Rijswijk, Leidschendam-Voorburg, Ypenburg, Pijnacker-Nootdorp en Delft) GRATIS BEZORGING voor regio Den Haag Bestel en laat gratis bezorgen door Eric Kastelein • Orchidee 11 Nootdorp • 06 18087627 • eric.kastelein.ek@gmail.com

Den Haag Eekta • Boylestraat 20 Den Haag • 070 3653903

Zoetermeer GRATIS BEZORGING Bestel per mail en laat het bezorgen door Sampreshan • Schoenerkade 89 Zoetermeer • info@sampreshan.com

Zoetermeer Rams Travel Service • Piet Heinstraat 22 Zoetermeer • 079 3190413

Rotterdam/Hoogvliet Suribooks.com • Anil Jagroep • Steenhouwerstraat 110 Hoogvliet Rotterdam • 085 0210126/mob. 06 54918853

Rotterdam SME Shipping • Korte Bajonetstraat 56 Rotterdam • 010 4366922

Utrecht Buurtcentrum Oase / St. Asha • Radj Ramcharan • Cartesiusweg 11 Utrecht • 06 26618770 • radj.ramcharan.utrecht@gmail.com

Leeuwarden • St. Cultureel Centrum Mahatma Gandhi • Adiep Autar • Oldegalileën 129 Leeuwarden • 06 48182233 • koemaradvies@live.nl

Tilburg Glen Nabibaks • Superior de Beerenstraat 188 Tilburg • 06 21802802 • glennn@ziggo.nl

Voor meer informatie: info@sampreshan.com

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK
No Comments

OneLove: echte of sociaal wenselijke liefde? – Kanta Adhin

donderdag, 27 oktober 2022 by Redactie Hindorama

Kanta Adhin

De OneLove-campagne in het voetbal is bedoeld om alle vormen van discri­minatie en intolerantie tegen te gaan. Een terecht streven gezien de vele uitingen van racisme tegen­over zwarte spelers, anti­semitisme, homo­fo­bie en wat dies meer zij. Dit speelt zich niet op het veld af, maar op de tribune. Is het dan aan de aanvoerders van clubs om al dan niet vrijwillig de functie van rolmodel te vervullen door een OneLove band te dragen? Ik plaats daar vraagtekens bij. Vernietigende kritieken aan het adres van de aanvoerders van Feyenoord en Excelsior die besloten de band niet te dragen in het kader van de LGBT Coming out dag, vind ik misplaatst. En voor zover die dan ook nog gepaard gingen met hatelijke opmerkingen schieten ze totaal het doel van de campagne voorbij. Vanwege de ontstane commotie heeft de KNVB de voor november geplande herhaling van de OneLove-actie geschrapt. Ik ben geen ingewijde in de voetbalwereld, maar als leek denk ik dat de actie wellicht zou kunnen doorgaan, alleen op een andere manier. Nu lijkt er een te grote nadruk op LGBT-solidariteit te liggen, terwijl de campagne bestrijding van alle vormen van discriminatie omvat.

Foto: onsvoetbalisvaniedereen.nl

De OneLove-campagne ging in 2020 van start met de gedachte dat de liefde voor het voetbal van zowel spelers als voetballiefhebbers als verbindende kracht moet worden gebruikt om zodoende verschillen tussen mensen naar de achtergrond te laten verdwijnen. De kleuren rood / zwart / groen van het OneLove-logo symboliseren ras en afkomst en roze/geel/blauw alle genderidentiteiten en seksuele geaardheden. Aanvoerders in het betaald en amateur voetbal spelen dan met de OneLove-band om omdat de aanvoerder een rolmodel is. Nu had Feyenoord-aanvoerder Kökçü er geen behoefte aan de band om te doen ter gelegenheid van de Coming Out dag op 11 oktober, de dag waarop LGBT-personen worden gesti­muleerd uit de kast te komen. Hij wilde daar geen ‘uithangbord’ voor zijn omdat dit tegen zijn diepste geloof ingaat. Aanvoerder El Yaakoubi van Excelsior wilde de boodschap krachtiger en allesomvattend maken. Hij droeg in plaats van de OneLove-band een band met driemaal het woord ‘respect’.

Niemand kan worden gedwongen om als rolmodel te fungeren om een bepaalde zaak te promoten. En voetballers moeten vooral doen waar ze goed in zijn – voetballen – en daarbij laten zien dat zij een hecht team zijn waar geen plaats is voor discriminatoir of intolerant gedrag. Maken zij zich daar wel schuldig aan, dan mag ik aannemen dat clubs daar zware consequenties aan verbinden. Respectvol gedrag is belangrijker dan het dragen van een band als uiting van een sociaal wenselijke boodschap, niet per se van een innerlijke overtuiging. Dat de kleuren veel overeenkomst vertonen met de LGBT-regenboogkleuren maakt dat snel het misverstand ontstaat dat OneLove alleen voor LGBT-solidariteit staat. Vanwege de nauwe band met de LGBT-lobby lijkt het accent ook daarop te liggen, maar de campagne omvat de bestrijding van alle vormen van discriminatie.

Bij mij rijst de vraag wanneer van aanvoerders wordt verwacht de band om te doen. Naast de LGBT-dagen zijn er andere dagen die in het teken van de bestrijding van discriminatie en intolerantie staan. Ik noem bijvoorbeeld: 27 januari – herdenking van de holocaust slachtoffers; 15 maart – internationale dag ter bestrijding van islamofobie; 21 maart- internationale dag voor de uitbanning van rassendiscriminatie; 22 augustus – internationale dag ter herdenking van slachtoffers van geweld vanwege hun godsdienst of overtuiging. En dan zijn er nog andere solidariteitscampagnes, zoals Black Lives Matter. Selectieve aandacht voor een bepaald thema is niet bevorderlijk voor het draagvlak van de campagne.

Daarom zou het beter zijn de actie anders in te richten door de bredere boodschap uitdrukkelijker en voortdurend uit te dragen. Het gebeurt al dat spelers speldjes op hebben, zoals bij de Olympische spelen. Maar hier zou de actie eigenlijk moeten worden verplaatst naar de plek waar het probleem zich op grove wijze manifesteert, de tribune. In dat verband vraag ik me af of het niet mogelijk zou zijn om OneLove-polsbandjes te gebruiken als bewijs van toegang tot de wedstrijd en, net als bij festivals, de toeschouwers te vragen het bandje om te doen. Zo een actie heeft wellicht meer impact dan een aanvoerder op door de KNVB en clubs uitgekozen momenten op te zadelen met de functie van rolmodel voor sociaal wenselijk gedrag.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
No Comments

Boekpresentatie DIVINE SUNDAYS – Hindorama.com

vrijdag, 14 oktober 2022 by Redactie Hindorama

Divine Sundays is de tweede gedichtenbundel van Jay A. Lecton, pseudoniem van Jane Arifa Badoella. De lancering van de bundel vond plaats op zondag 9 oktober 2022 in Zoetermeer, waar Jane een paar jaar geleden vanuit Amsterdam naar toe verhuisde. Haar eerste bundel What is Love? kwam uit in 2018.

Jane overhandigt een exemplaar aan haar moeder en zoon.

Jay A Lecton’s werk staat sterk in het teken van volhouden, niet opgeven. Maar ook: elkaar niet links laten liggen, maar om elkaar geven, elkaar betrekken. In het dagelijks leven is zij erg bezig met het thema diversiteit en inclusie. Zelf geeft zij een zo rijk mogelijke invulling aan haar leven ondanks haar slechtziendheid. Ze spreekt niet van een visuele beperking, maar zegt dat zij “visueel uniek” is. Het woord “beperking” schrapt zij het liefst uit haar vocabulaire. Je moet de weg naar je bestemming door niets laten beperken, vindt zij. Dit brengt zij ook tot uiting in het gedicht Ik leef door geloof en niet door zicht.

Jay A. Lecton noemt zichzelf ook een divers mens. Dat blijkt ook uit haar werk. De titels van haar bundels zijn in het Engels. Zij dicht in het Nederlands, Engels, Hindi, Frans, Spaans, al naar gelang de taal waarin het gedicht wil worden geschreven. Voor de gedichten zelf put zij uit de diversiteit van het leven. Liefde, haat, mens, dier, plant, land en nog meer komen in haar gedichten aan bod. Daarbij kan ze heel scherp en dan weer honingzoet uit de hoek komen. De soms lange en soms heel korte gedichten variëren ook in diepgang. Sommige lezen heel eenvoudig, bij andere moet je wat verder zoeken.

Het gedicht Het nut van de rotonde beschrijft de ergernis over het niet (kunnen) kiezen in een relatie. De laatste twee strofen luiden als volgt:

Het nut van de rotonde,
Is het nietsnutten.
Om daarvoor nooit afgerekend of gestraft te worden,
welke richting je ook opgaat.
De goede of de slechte!

Eeuwig cirkelend om de rotonde.
Geef mij dan maar liever het kruispunt!
Linksaf, rechtsaf, rechtdoor?
Oftewel simpelweg stoppen bij rood!

Hadiatou Barry en Joy Bindraban droegen gedichten voor.

Het titelgedicht Divine Sundays (Goddelijke zondagen) waarvan het origineel in het Engels is geschreven, bouwt voort op dit thema:

Het leven zit vol rotondes,
oversteekplaatsen en kruispunten.
Als schepen in de nacht door het donker varend,
de mens altijd hekelend zijn levenspad kiezend.

Het levenspad kan goed of fout zijn.
De menselijke richting kan hard of zacht zijn.
De cirkel van het leven is recht door zee gaand.
Onderwijl, genietende en ervarende de Goddelijke Zondagen!

Violiste Shauntell Baumgard zorgde voor muzikale omlijsting.

De schrijfster is in Suriname geboren en kwam in 1985 naar Nederland voor onderzoek naar haar visuele aandoening en voor studie. Zij heeft jarenlang bij de gemeente Amsterdam gewerkt, onder meer als loop­baanadviseur en vicevoorzitter van het Diversiteits­plat­form. In 2020 werd zij politiek actief voor D66 en was zij kandidaat-Kamerlid bij de verkiezingen in 2020 en kandidaat in Zoetermeer bij de gemeente­raads­verkie­zingen in 2022. De reden voor haar om politiek actief te worden is de verharding in de maatschappij. Zij wil mensen juist verbinden en vindt het een slechte zaak dat groepen mensen lijnrecht tegenover elkaar staan. Daarnaast is zij maatschappelijk zeer actief, onder meer als voorzitter van de Stichting Meerdanjijdenkt en voorzitter van de Stichting All-4U Development 2013.

Rabin Baldewsingh en Jane Arifa Badoella

Afkomst en familie zijn voor Jay A. Lecton ook erg belangrijk. De gedichten Mijn Moeder en Mijn Vader geven hiervan blijk. De bundel bevat tevens een gedicht van haar zoon als gastdichter “Sadat”. Haar pseudoniem Jay (afgeleid van de eerste letter van haar naam Jane en op zijn Engels uitgesproken) is ook Hindi voor ‘overwinning’. Met deze naam wil ze dan ook graag haar Hindostaanse komaf eren. Lecton is de naam van haar biologische grootvader, die naast haar moeder een belangrijke rol in haar leven heeft gespeeld. Zij heeft Divine Sundays ook opgedragen aan haar Moeder en aan Opa Lecton. Tijdens de presentatie overhandigde de schrijfster de eerste twee exemplaren van haar nieuwe bundel aan haar moeder en zoon. Exemplaren werden ook overhandigd aan Rabin Baldewsingh als Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme, tevens dichter, aan de Surinaamse dichter Jit Narain en aan de Surinaamse jeugdboekenschrijver en literatuurcriticus Effendi Ketwaru. Zij droeg zelf het gedicht Pyar ka Gam (Het verdriet van de liefde) uit haar eerste bundel What is Love? voor.

Jay A. Lecton’s eerste bundel was vooral een boost voor zichzelf na een moeilijke tijd. Ze verwoordt dit in het dankwoord van What is Love? met: “Mijn wedergeboorte in het woord is nu een feit!” Met Divine Sundays vervolgt ze de zoektocht naar zichzelf en haar bestemming, maar wil zij ook nadrukkelijk verbinding maken. Zoals zij zelf zegt, wil zij graag de harten van de lezers raken en als deze moeilijkheden ervaren, hoopt zij hen met haar woorden warm te houden. Divine Sundays is zowel in het Nederlands als in het Engels uitgebracht.

Jay A. Lecton | Sampreshan, Zoetermeer 2022 | ISBN 978-90-8319-962-7 | 48 pagina’s | € 17,95

Foto’s: Vincent van Kleef en Radjin Thakoerdin 

Lees alle recensies op: https://j-a-l.nl/media/

Bekijk de fotogalerie van de feestelijke presentatie door te klikken op een foto.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Taal & Literatuur
No Comments

Hoofdtolk Sitalpersad: de eerste Hindostaanse leider – Chan Choenni

maandag, 03 oktober 2022 by Redactie Hindorama

Hurdutt Sitalpersad Doobay (1866-1923) die in India was geboren, kan worden beschouwd als de eerste leider van de Hindostanen in Suriname. Hij stond alom bekend als Sitalpersad en werd door veel Hindostaanse immigranten respectvol aangesproken als Sital(persad) Maharaj (Grote koning).

Prof. Chan Choenni

Sitalpersad gebruikte zel­den zijn geslachtsnaam Doobay/Doo­bai, dat kenner van twee Veda’s betekent (de vier Veda’s zijn heilige boeken van het hindoe­ïsme). Hij werd ook vaak aangeduid als Sital Persad of als Sital Prasad. Sitalpersad kwam als jonge contractarbeider naar Suri­name en werd te­werk­gesteld op de cacao­plan­tage Jagtlust aan de rechteroever van de Surinamerivier, aan de overkant van het huidige Paramaribo Noord. De eigenaar was Barnet Lyon. Deze machtige witte man was toen ook plaatsvervangend procureur-generaal en volgde in 1884 Cateau van Rosevelt, na diens overlijden, op als Agent-generaal van de (Hindostaanse) immigratie. Barnet Lyon adopteerde de 15-jarige Sitalpersad als zijn zoon. Mede daardoor kon Sitalpersad zich in educatief opzicht goed ontwikkelen en schopte hij het later tot hoofdtolk. Toentertijd beheersten slechts weinig Hindostanen het Nederlands. Enkelen, die goed geschoold waren in het Nederlands, werden tolk, destijds een prestigieuze functie binnen de Hindostaanse gemeenschap. Sitalpersad was verbonden aan het Immigratiedepartement en verdiende een goed salaris. Samen met de Agent-generaal ving hij de pas gearriveerde Hindostaanse contractarbeiders uit India op in het zogeheten Koeliedepot te Paramaribo, waar zij enige tijd verbleven voordat zij werden toebedeeld aan de plantages. Naast het Hindi en het Nederlands beheerste hij het Engels. Hij werd tevens adviseur van zowel de koloniale overheid als van veel contractarbeiders en trad ook regelmatig op als bemiddelaar in conflicten en bij de koop van eigendomsgronden. Zo werd hij gaandeweg de meest gezaghebbende vertegenwoordiger van de Hindostanen, zat in besturen van verschillende organisaties en werd de eerste belangrijke leider van de zich formerende Hindostaanse gemeenschap. Sitalpersad Maharaj was niet onomstreden. Hij was ook een ijdele man, die zich voor zijn dood -in navolging van M.K. Gandhi die hij in 1920 in India had ontmoet- liet uitroepen tot Mahatma (grote geest) van Suriname.

In dit artikel komt eerst zijn achtergrond en in het bijzonder de redenen voor zijn vertrek uit India aan bod. Daarna wordt de rol van zijn witte pleegvader Barnet Lyon besproken. Vervolgens wordt stilgestaan bij zijn gezin en overige familie. Zijn zoon Harry schopte het tot eerste stuurman. Zijn dochter Alice Elizabeth Bhagwandy(e) verhuisde na haar huwelijk met de arts J. B. Singh naar Brits-Guyana, waar het echtpaar een toonaangevende rol speelde in de Indo-Guyanese gemeenschap. Alice Bhagwandy heeft een korte autobiografie in het Engels geschreven, waaruit uitgebreid wordt geciteerd om ook de sfeertekening van het leven begin twintigste eeuw weer te geven. Voorts wordt stilgestaan bij de verschillende functies die Sitalpersad uitoefende. Sitalpersad werd in 1913 door de Nederlandse regering naar India gestuurd om een adequaat beeld te geven over het leven van Hindostanen in Suriname. Hij heeft een summier rapport van zijn reis geschreven in het Engels waarnaar ook wordt verwezen.

Sitalpersad was een donkergekleurde en een vrij korte man. Zijn moeder Mai Phuljaree op oudere leeftijd.

Afkomst
Sitalpersad werd geboren in 1866 in India in de regio Basti, gelegen in de deelstaat Uttar Pradesh in Noord-India. Hij arriveerde op 9 januari 1882 met het zeilschip Ailsa III als 15-jarige jongeman (Contractnummer K/23) in Suriname met zijn moeder die weduwe was. In zijn zes pagina’s tellend rapport opgesteld in november 1913, schreef Sitalpersad dat hij afkomstig was van het dorp Baitee, vier mijlen verwijderd van de stad Faizabad (waar indertijd een subdepot voor emigratie naar Suriname was gevestigd). Tijdens zijn promotiereis naar India in oktober 1913 had hij Baitee bezocht. Sitalpersad schreef dat de dorpelingen zeer verheugd waren hem te zien. Hij gaf hun informatie over het leven in Suriname en velen wilden met hem mee naar Suriname. Tijdens zijn reis logeerde hij bij Malimiro Dutt Bahadur, de Raja (Koning) van het vorstendom Khujarhut. Sitalpersad’s vader was een Brahmaanse priester aan het hof van een Raja. Niet duidelijk is of Sitalpersad in hetzelfde vorstendom heeft gelogeerd van de Raja waar zijn vader had gediend.

Na het overlijden van zijn vader ging Sitalpersad met zijn moeder bij een familielid wonen. Zijn moeder Phuljaree ook bekend als Phuljariya was de enige dochter van een Pandit in Jyrabad, nabij de heilige stad Ayodhya. Volgens Alice Bhagwandy was haar áji (paternale grootmoeder) Phuljaree die door iedereen Mai werd genoemd, knap en hooghartig. Mai vertelde dat Sitalpersad op zijn vader leek. Sitalpersad had een jongere zus en een broer die in India al in hun kinderjaren waren gestorven.

De deelstaat Uttar Pradesh in India. De steden Faizabad en Ayodhya grenzen aan de regio Basti waar veel Hindostaanse contractarbeiders zijn geworven.

Emigratiereden
Bepaalde Brahmaanse weduwen werden in India destijds gedwongen om sati (suttee) te worden. Dat hield in dat zij na de dood van hun echtgenoot samen met hem werden verbrand als teken van eeuwige trouw aan hem. Blijkbaar werd er druk uitgeoefend op Phuljaree, als Brahmaanse weduwe, om hiertoe over te gaan. Mevrouw Nita Dwarka Panday geboren in 1912, die zowel haar áji Phuljaree als haar dada (vaders oudere broer) Sitalpersad heeft gekend en in 2012 door mij is geïnterviewd, vertelde over Sitalpersad en de familie:

Mijn áji noemden wij Mai. Zij kwam met mijn dada Sitalpersad uit India. In Suriname is zij hertrouwd met Dwarka. Wij noemden hem Baba. Dat was mijn ájá (paternale grootvader). Zij kregen samen een zoon, mijn vader en de halfbroer van Sitalpersad. Mai is gevlucht omdat zij als weduwe zichzelf moest verbranden volgens de hindoerituelen van die tijd. […] Zij wilde echter niet verbrand worden. Daarom is zij gevlucht met haar zoon Sitalpersad. Hij heeft Mai zelfs op zijn schouders gesjouwd in de buurt van Benares tijdens een bedevaart […] Weet u: Mai was veel jonger dan haar man in India. Wij begrepen echt niet hoe zij levend verbrand zou worden; mijn zuster en ik spraken vaak daarover.

Alice Bhagwandy bevestigt in haar autobiografie het verhaal dat haar vader en grootmoeder Mai Phuljaree met andere familieleden naar een bedevaart gingen. In de grote menigte raakten zij van elkaar gescheiden. Haar vader, Mai en twee andere familieleden bleven bij elkaar. Zij kwamen al snel ‘aardige’ mensen tegen die hen zouden helpen hun verloren familieleden terug te vinden. Na een paar dagen reizen kwamen zij met zijn vieren echter terecht in het emigratiedepot van Calcutta. Daar werd hun een leven van melk en honing beloofd in een nieuw land, aldus Alice Bhagwandy. Er zat niets anders op dan het voorstel te accepteren en naar Suriname af te reizen. Aan boord van het zeilschip Ailsa III informeerde Mai Phuljaree naar haar twee andere familieleden, maar ze kreeg te horen dat die op een ander schip waren terechtgekomen.

Het zeilschip Ailsa dat viermaal Hindostaanse immigranten naar Suriname heeft vervoerd. Bron: wrecksite.eu

Sitalpersad had verteld dat hij een levendige herinnering aan de reis had. Hij was bang aan boord  omdat Mai Phuljaree ‘altijd problemen maakte.’ Zij was niet tevreden met het leven aan boord, terwijl Sitalpersad niet altijd door had wat er precies aan de hand was. Hij vertelde aan zijn dochter dat de scheepsarts op een dag bij hen op het tussendek langskwam en Mai Phuljaree verantwoordelijk maakte voor het handhaven van de orde onder de alleenstaande vrouwen op het schip. Alice Bhagwandy schrijft dat Mai nogal bazig was en dat de alleenstaande vrouwen het niet makkelijk zullen hebben gehad met haar als hun toezichthouder.

Muzikaal eerbetoon – let op de lange trompet en de dhapla (grote trom) – aan Barnet Lyon (in het midden met tropenhelm) en Sitalpersad rechts met colbert en pochet.

Pleegvader Barnet Lyon
Na aankomst in Suriname werden Sitalpersad en Mai Phuljaree aan de cacaoplantage Jagtlust toebedeeld. Haar áji vertelde aan Alice Bhagwandy dat ze hevig was geschrokken toen ze een kleine kamer kreeg toegewezen om samen met haar zoon in te wonen. Toen haar vervolgens werd opgedragen om in het veld te gaan werken en zij een houwer aangereikt kreeg, liet ze haar kleine zachte handen zien. Daarna ging ze gewoon zitten en weigerde te bewegen. De opzichter vroeg aan Sitalpersad of dit wel de handen waren van iemand die gewend was om het land te bewerken. Zij was immers geselecteerd als contractarbeidster om op het land te werken. Sitalpersad vertelde de opzichter over de afkomst van zijn moeder. Omdat Phuljaree jong, knap en strijdbaar was, kwam plantage-eigenaar Barnet Lyon haar tegemoet. Ze werd assistent-verpleegster in het ziekenhuis van plantage Jagtlust. Sitalpersad moest zijn vijfjarig contract (1882 tot 1887) uitdienen. Barnet Lyon adopteerde hem als zijn pleegzoon. Hoewel Mai Phuljaree niet wilde dat haar zoon Nederlands leerde en hem in het Hindi onderwees, leerde Sitalpersad niettemin de Nederlandse taal. Sitalpersad werd later overigens als een Hindi-geleerde beschouwd en werd vaak aangesproken als Pandit(ji) (Rahman Khan 2003). Alice Bhagwandy vermeldt dat haar vader de beste opleiding had gevolgd op de toenmalige Hollandse School. Hoogstwaarschijnlijk was dat de pas opgerichte Hendrikschool, een achtjarige muloschool. In hoeverre hij deze opleiding al tijdens zijn contractperiode volgde, is niet duidelijk. Tijdens haar contractperiode trouwde Phuljaree volgens de wet met Dwarka Dauri, die later de naam Dwarka Panday aannam. Ze kregen een zoon, Ramanand Dwarka Panday.

Het in 2017 verwijderde borstbeeld van Barnet Lyon; het beeld van de Hindostaanse heldin Janey Tetary kwam daarvoor in de plaats.

Vermeldenswaard is dat Barnet Lyon zijn functie als Agent-generaal in 1902 heeft opgegeven na het bloedig neerslaan van de opstand op plantage Mariënburg (30 juli 1902). Hij vertrok met groot verlof naar Nederland en keerde niet meer terug. Hij had geprotesteerd tegen het gooien van de 16 lijken van de doodgeschoten Hindostanen in een massagraf. In hoeverre deze traumatische gebeurtenis voor hem de reden was om niet meer terug te keren naar Suriname, is niet bekend. Wel heeft Sitalpersad daarna ervoor geijverd dat er ter ere van zijn pleegvader een borstbeeld werd opgericht. Hij zamelde geld in en het borstbeeld werd op 7 januari 1908 onthuld op de hoek van de Grote Combéweg en de Gravenstraat vlakbij het toenmalige Gouvernementsplein. In 2017 heeft dit beeld plaats moeten maken voor het beeld van Janey Tetary die tijdens een opstand in 1884 op plantage Zorg en Hoop werd doodgeschoten.

Gezin en familie
Sitalpersad huwde in 1888 met Mary Dulley, een christelijke Hindostaanse vrouw die toen 21 jaar oud was. Zij was de dochter van een tolk afkomstig uit Bengalen in India, die op het Caribische eiland Grenada woonde. Het echtpaar Sitalpersad kreeg drie kinderen. De oudste zoon Henrie Luchmidutt, beter bekend als Harry, werd in 1889 geboren. Op advies van Barnet Lyon ging hij in Nederland navigatie studeren. Harry schopte het later tot eerste stuurman. Hij hield van mooie kleding en uniformen. Alice Bhagwandy schrijft over haar broer die toen in Rotterdam studeerde:

Harry was homoseksueel en had veel vrienden, vooral vriendinnen. Elk van hen verwachtte met hem te trouwen. Toen hij student was in Rotterdam, schreef hij naar huis dat hij een fietsongeluk had gehad en dat zijn zomerpak zwaar beschadigd. Hij moest een nieuwe pak bestellen. Natuurlijk hadden pa en ma medelijden met hem en stuurden meteen het geld voor een nieuw pak.

Harry overleed in 1919 toen zijn schip een drijvende mijn raakte. Hij was slechts 30 jaar oud. Het ongeluk gebeurde in de buurt van Bordeaux toen het schip richting Engeland voer. Harry zou na terugkeer in Suriname worden aangesteld als kapitein op een van de stoomschepen die van Paramaribo naar Brits-Guyana voeren. Alice Elizabeth Bhagwandy werd als tweede kind in 1892 geboren. Zij mocht overigens als 15-jarige Hindostaanse jongedame in 1908 het borstbeeld van Barnet Lyon officieel onthullen. In 1896 werd het derde kind geboren, Willem Mihunduth. Alice Bhagwandy schrijft dat hij gehandicapt raakte toen hij als baby van vier maanden van het hoge mahoniehouten bed van Mai Phuljaree viel. Hij kon niet lopen en praten; de familie raakte ondergedompeld in verdriet. De familie Sitalpersad woonde met Mai, de halfbroer Ramanand (van Sitalpersad) en een pleegkind in een huis van twee verdiepingen aan de Sommelsdijkskreek, dichtbij het Koeliedepot. Zij werden destijds beschouwd als een welvarende Hindostaanse familie. Alice Bhagwandy schrijft over hun woning in het begin van twintigste eeuw:

Pa liet in ons huis gaslicht aanleggen. De meter werd onder de traptrede geplaatst die naar de tweede verdieping leidde. Welnu, toen de eerste keer ons huis verlicht zou worden, bevond ma zich al lang voor zes uur ’s avonds thuis. Ma hield van haar oude meubels. Ze gebruikte zelfs op haar bed een wollen dekbed, dat we in die tijd een “moltow-deken” noemden.

Zoals gezegd, trouwde Alice Bhagwandy met de geneesheer Jung Bahadur Singh uit Brits-Guyana. Het was in 1910 een ‘glamarous‘ bruiloft. Er was een wettelijk huwelijk en een grote receptie mede gefinancierd door de rijke zakenman Lutchman Sing. In het koeliedepot werd tevens een groot Hindostaans huwelijksfeest gegeven volgens de (Sanatan Dharm) hindoeriten. Volgens de journalist Harry Van Ommeren die het als een ‘geruchtmakend huwelijk‘ omschreef waren er 2.500 gasten aanwezig, omdat per advertentie dagen van tevoren alle Hindostanen in de kolonie waren uitgenodigd. Zelfs van de ‘verre districten’ Coronie en Nickerie waren gasten aanwezig (krant Suriname, 25 februari 1910). Alice Bhagwandy schreef:

Op 23 februari op een woensdag trouwden we op het kantoor van de huwelijksambtenaar – dit noemen we de Burgerlijke stand. We gingen naar boven, ik en Pa, goed gekleed en gevolgd door de twee getuigen, de ene was de Agent-generaal, de andere weet ik niet meer. Er was een koets met mijn Ma en twee bloemenmeisjes, gevolgd door twee bruidsmeisjes. Van daaruit regelde Ma dat we naar de kerk gingen voor de zegening. Hierna was er een galareceptie in het grote huis van Babu Lutchman Sing, een rijke landeigenaar en een goede vriend van mijn Pa. Maar het echte feest was ’s avonds; mijn hindoehuwelijk. Dit was een schitterende gebeurtenis. Het Koeliedepot werd voor de gelegenheid uitgeleend en helemaal versierd. De maro (huwelijksprieel – C.C.) was oh zo mooi. Er waren honderden genodigden, Hindostanen en anderen. Hierna was er vuurwerk, muziek en een feest. Na de ceremonie moesten we naar Brits-Guyana varen – de boot vertrok om 2 uur ’s nachts.

Jung Bahadur Singh en Alice Bhagwandy. Biografie Jung Bahadur Singh gepubliceerd door B. Ramharack.

Na het huwelijk reisde het echtpaar per stoomschip af naar Georgetown. Alice Bhagwandy werd de zeer gerespecteerde echtgenote van de geneesheer en politiek leider J.B. Singh. Vermeldenswaard is dat het echtpaar tussen 1914-1917 in Edinburgh woonde, waar J.B. Singh zijn universitaire medische specialisatie afrondde. In 1917 meerde het schip van haar broer Harry aan bij Glasgow. Hij reisde per trein naar Edinburgh waar Alice Bhagwandy hem op het station Waverly ophaalde. Harry logeerde twee weken bij hen. Na terugkeer in Brits-Guyana werden Alice Bhagwandy en Jung Bahadur belangrijke leiders van de Indo-Guyanese gemeenschap. Jung Bahadur werd onder meer voorzitter van de British Guiana East Indian Association (B.G.E.I.A.), de representatieve organisatie van de Indo-Guyanese gemeenschap, en lid van het Guyanese parlement. Bijzonder was dat J.B. Singh als scheepsarts terugkeertransporten naar India, onder meer in 1938 met het grote stoomschip Ganges, heeft begeleid. Alice Bhagwandy werd voorzitter van verschillende culturele organisaties. Een van haar dochters, Rajkumari Singh (1923-1979) werd een schrijver, politiek activist, en cultureel leider. Zij woonde in New York en organiseerde onder meer jaarlijks diasporabijeenkomsten die bekend stonden als ‘kedgeree parties’. De kleinkinderen van Alice Bhagwandy beheren het cultureel centrum The Rajkumari Cultural Center in New York alwaar een grote Indo-Guyanese gemeenschap woont.

Sitalpersad heeft geen directe nakomelingen in Suriname. Zijn halfbroer Ramanand werd de stamvader van de familie Dwarka Panday. Hij werd, na een afgebroken studie medicijnen in New York, hospitaaltechnicus in het Militair Hospitaal en trouwde met een vrouw van Chinees-Franse afkomst. Een van zijn dochters, Nita, heb ik in 2012 geïnterviewd toen zij in een ouderentehuis in Lelystad verbleef; zij was toen 100 jaar en nog helder van geest. Bij haar zoon Ronald Alrack heb ik enkele unieke foto’s kunnen verzamelen. Nita’s zus Esseline leek heel erg op Mai Phuljaree. Nita vertelde dat Mai lange witte rokken droeg met diepe zakken. Daar bewaarde zij pruimtabak die zij regelmatig kauwde. Haar zus graaide vaak in de zakken van haar grootmoeder omdat zij dacht dat het snoep was. ‘Ahre hath’ (wegwezen) zei Mai en sloeg haar hand weg, aldus Nita. Esseline ging in de jaren dertig werken in de toenmalige bloeiende stad Moengo en kwam terug met een Creoolse man. Deze relatie zorgde toentertijd voor grote consternatie in de familie. Uiteindelijk werd hij toch geaccepteerd. Een van hun tweelingzonen, Paul Texel, is een bekende operazanger geworden in Italië.

Alice Bhagwandy in gala dress (links) in Georgetown in 1921

Verschillende functies
In 1889 werd Sitalpersad aangesteld als tolk bij het Immigratiedepartement. Binnen een jaar had hij voldoende indruk gemaakt en kreeg hij een vaste aanstelling. In 1907 werd hij hoofdtolk. Omstreeks 1910 had Suriname een bevolking van 92.000, waarvan ongeveer 20.000 Hindostanen. Als deskundige die zowel het Hindi als het Nederlands beheerste werd Sitalpersad een intermediair tussen de groeiende Hindostaanse gemeenschap en de rest van de bevolking. Hij werd adviseur betreffende Hindostaanse aangelegenheden, in het bijzonder voor de koloniale bestuurders. Vanwege zijn goede beheersing van het Hindi en zijn Brahmaanse afkomst, alsook zijn goede verstandhouding met de bestuurders, werd hij vertrouwensman en adviseur van de Hindostanen. Hij ontwikkelde zich ook tot belangenbehartiger. Volgens Alice Bhagwandy consulteerde iedereen hem als het ging om zaken betreffende de Hindostanen. Vaak zochten Hindostanen hem in het weekend thuis op en volgens zijn nicht Nita zat hij dan ‘als een soort heilige’ in een sofa. De Hindostanen raakten zijn voeten aan voordat zij om advies vroegen. Toentertijd bestonden er hiërarchische verhoudingen en Hindostanen die zijn advies of iets ‘geregeld’ wilden hebben, bogen voor hem en gaven hem soms geschenken. De Klerk (1953: 144) vermeldt in dit verband:

Ongetwijfeld hebben tolken, zoals Sitalpersad, hun invloed aangewend, om kleine misverstanden uit de weg te ruimen en de immigranten ertoe te brengen de verwezenlijking van hun wensen alleen langs wettelijke weg na te streven. Hun door deze bemiddeling juist groeiende invloed werd echter bedenkelijk, waar hun persoonlijke interesse in het spel kwam. Inderdaad is het veelvuldig voorgekomen, dat het resultaat van een klacht, door een immigrant ingebracht, afhing van de goede of kwade gezindheid van de tolk tegenover de appellant en van het persoonlijk voor- of nadeel, dat de tolk van de uitslag kon verwachten. Ook in het Indische gebruik, Brahmanen bij de paulagi (voetverering) geschenken aan te bieden school een reëel gevaar, wanneer het werd toegepast bij tolken, die Brahmanen waren. Het was moeilijk uit te maken, of het geld, dat belanghebbende Brits-Indiërs bij die gelegenheid tussen het schoeisel van de tolk stopten, een bewijs was van louter eerbiedbetuiging ofwel als steekpenning bedoeld was.

Nita Dwarka Panday (derde rij tweede van links) werd 103 jaar en behoorde tot de eerste lichting verpleegsters in Suriname. Zij poseren voor s Landshospitaal temidden van inspecteur van Gezondheid met kepi (pet).

Licenties en verzoeken van allerlei aard werden door Sitalpersad behandeld en bij de koop van de landerijen was hij adviseur en getuige. Een voorbeeld is het verzoek van ene Ramphul om allerlei goederen te verkopen die van de ene plaats naar de andere gaan. Het werd ondertekend door Sitalpersad op 16 februari 1899 (Egger 2022; Nationaal archief Suriname, Inventarisnummer 97). Een ander voorbeeld geeft de schrijver Rahman Khan die de ‘heer pandit Shitalprasad’ in april 1910 inschakelde, omdat hij en zijn vrouw ten onrechte door pandit Bhawanibikh van diefstal waren beschuldigd en waren gedagvaard (Rahman Khan 2003: 242-245). Sitalpersad was ook bemiddelaar en getuige bij de koop van landerijen. Zo was hij in 1915 getuige van de verkoop van een groot deel van plantage Vreeland (gelegen naast plantage Laarwijk), namelijk ruim 68 hectare. De eigenaar La Parra verkocht het aan 30 Hindostanen: onder wie 29 contractarbeiders en mijn paternale grootvader Soekdew Choenni, die in Suriname in 1893 was geboren. Onder deze contract­arbeiders waren de bekende stamvaders van de familie Hindori en van de familie Gajraj (de worstelaar Shankar). Interessant is dat hoogstwaarschijnlijk allen ruim 2 hectare en maximaal 2,5 hectare hebben gekocht, terwijl vroeger ten onrechte werd beweerd dat bepaalde families ‘hele grote stukken land in eigendom op Vreeland hebben’. Opscheppen over grondbezit was niet vreemd onder Hindostanen.

Tekst uit koopakte van plantage Vreeland door 30 Hindostanen in 1915 met de naam van Sitalpersad geschreven als Sital Prasad.

Sitalpersad zat in verschillende besturen, zoals van het Weldadigheidsgesticht Lands grond Boniface (Lansigron), het Groene Kruis en de Gezondheids­verzekering maat­schappij de Uitkomst. Maar de belangrijkste bestuursfunctie die Sitalpersad verwierf, was het voorzitter­schap van de Surinaamsche Immigranten Vereeniging (afgekort SIV) die in 1910 op instigatie van Agent-generaal C. van Drimmelen werd opgericht. Het hoofddoel was het dienen en bevorderen van de belangen van de immigranten in Suriname. Ook wilde de SIV immigranten stimuleren om zich met de rest van de samenleving te identificeren en hun kinderen naar school te sturen. Schalkwijk (2011: 354,355) rekent Sitalpersad dan ook als behorend tot de toenmalige elite van de kolonie Suriname.

Dat Sitalpersad toentertijd een belangrijke man was, blijkt uit het feit dat de krant Suriname op 2 februari 1915 een artikel over hem schreef toen hij zijn 25-jarig jubileum als (hoofd) tolk vierde (zie ook: Egger 2022).

Hoe belangrijk Sitalpersad toentertijd was, blijkt uit het feit dat toen hij zijn 25 jaar jubileum als (Hoofd) tolk vierde de krant Suriname over hem op 2 februari 1915 een artikel schreef (zie ook: Egger 2022).

Sitalpersad met witte colbert in het Koeliedepot en pas gearriveerde Hindostaanse immigranten. Links van hem zijn echtgenote Mary Dulley en rechts van hem zijn dochter Alice Bhagwandy (Foto uit Zijlmans; Fotografieën van Suriname).

Rechtszaak
Door zijn invloedrijke positie kon niemand om Sitalpersad heen. Maar Sitalpersad was niet onomstreden. Door tegenstanders werd hij beschuldigd van heulen met Agent-generaal C. van Drimmelen en corruptie. Zo werd beweerd dat Sitalpersad de f 100 premie in verband met permanente vestiging in Suriname niet uitkeerde aan bepaalde Hindostanen van de lage kasten (De Klerk 1953: 173). Uit mijn berekening bleek echter dat de grote meerderheid deze ’jahaz ke paisa’ (terugkeerpremie) wel heeft ontvangen (Choenni 2016: 472). Er werden ook klachten over omkoping, diefstal van voedsel uit het depot, nepotisme en verbaal geweld tegenover immigranten ingediend bij het immigratiedepartement. Een onderzoek, met inbegrip van getuigenverhoren, leverde geen substantieel en geloofwaardig bewijs op. Ter onder­steuning van Sitalpersad werd in december 1910 een petitie, ondertekend door 750 Hindostanen, aangeboden aan de toemalige gouverneur Dirk Fock (krant Suriname 11 december 1910). De tegenstanders van Sitalpersad kwamen uit een toenmalige ‘kritische groep’ die zich op 11 juni 1911 verenigde in Ekhtiyar aur Hak ook bekend als de Surinaamse Britsch-Indische Bond. Het doel was ’Bescherming, Verbroedering en Inburgering van de Br.-Indiërs zonder onderscheid’. De organsatie was de tegenhanger van de SIV en werd ondersteund door de witte activiste mevrouw Grace Howard-Schneiders en de invloedrijke EBG-dominee Julius Theodoor Wenzel. Zij lobbyden bij de Nederlandse regering om de levens­omstandigheden van Hindostanen te verbeteren. Zij ageerden tegen Sitalpersad en -in hun ogen- de toenmalige Hindostaanse elite verenigd in het SIV. De SIV was tegen terugkeer naar India en pleitte ervoor dat Hindostanen niet als vreemdelingen moesten worden beschouwd maar als burgers van Suriname. Voorts streefde SIV ernaar dat Hindostanen ‘rustige en nuttige burgers’ zouden worden en niet ‘telkens met allerelei vermeende grieven komen opdagen’ (Fokken 2018: 315). Toen de vader van de penningmeester van Ekhtiyar aur Hak werd vermoord, suggereerde mevrouw Schneiders dat de moordenaar door Sitalpersad tot zijn daad zou zijn aangezet. Sitalpersad kwalificeerde dit als laster en spande een rechtszaak aan die hij won. De rechtszaak diende in juni 1912 en de rechter achttte de ‘beschuldigingen’van mevrouw Schneiders ongegrond, Zij kreeg twee maanden gevan­genisstraf en een boete van f 25 (krant Suriname, 2 juli 1912). De Klerk (1953: 174) schreef in dit verband:

Op 14 Aug. 1911 werd een zekere Br. Indiër Bunsie (de vader van de Penningmeester van de Bond) te Paramaribo op straat door een andere Br. Indiër gewond, tengevolge waarvan hij nog diezelfde avond overleed. Op 19 Aug. verscheen een artikel in “De West” van de hand van Mevr. Schneiders, waarin betoogd werd, dat deze misdaad op instigatie van de hoofdtolk Sitalpersad was gepleegd. Sitalpersad klaagde Mevr. Schneiders voor laster aan en de gerechtelijke vervolging liep op bovenvermelde veroor­deling van de schrijfster uit. Dit vonnis betekende praktisch ook het eind van de Bond, ofschoon niet van de oppositiepartij.

Sitalpersad staand in het midden met snor naast Mevrouw Howard Schneiders omstreeks 1900. Het Hindostaanse meisje zittend voor hem is hoogstwaarschijnlijk Alice Bhagwandy: Collectie Surinaams Museum.

Het kan als opmerkelijk worden beschouwd dat toentertijd ondanks ongelijke machtsverhoudingen een Hindostaanse leider erin slaagde een witte plantersdochter veroordeeld te krijgen.

Promotiereis naar India in 1913
In 1913 werd Sitalpersad door de Nederlandse regering naar India gezonden om onder meer de emigratie van Indiase immigranten naar Suriname te bevorderen. Hij reisde met het stoomschip Oranje-Nassau via Amsterdam naar India (krant Suriname, 19 oktober 1913). De bedoeling was dat hij daarna regelmatig India zou bezoeken met dit doel, maar het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) verhinderde dit. Sitalpersad was overigens al vóór 1913 tweemaal als begeleider op terugkeerschepen naar India geweest, waaronder in 1911 op het stoomschip Sutlej (krant De West, 17 februari 1911). Hij had toen al in India een positief beeld geschetst van de situatie van Hindostaanse contractarbeiders in Suriname. Eerder verdedigde hij het koloniale Nederlandse bestuur en stelde: ‘Ik denk niet dat men ergens anders een welwillender en vaderlijker Gouvernement zal vinden (krant Suriname, 10 April 1908). Sitalpersad’s voorgenomen promotiereis in oktober 1913 naar India werd zelfs vermeld in de Nederlandse kranten (Algemeen Handelsblad van 19 september 1913 en Het Vaderland van 20 september 1913). Sitalpersad stelde zijn zes pagina’s tellende rapport, gedateerd 3 november 1913, in het Engels op en ondertekende het met ‘Your most obedient servant Sital Persad’. Nadat hij het had aangeboden aan de Emigratie-agent L. Grommers van de Emigration Agency for Surinam, zond deze het rapport op 12 november 1913 naar de Agent-generaal C. van Drimmelen in Suriname met het advies om Sitalpersad ‘bij tusschenpoozen -om de 2 of 3 jaar bijv- dergelijke reizen te laten doen’.

In zijn rapport schreef Sitalpersad onder meer dat hij na aankomst in Calcutta de trein nam van het station Howrah richting Delhi. Hij ontmoette verschillende tegenstanders van de Hindostaanse immigratie in de trein en gaf hun informatie. Er was grote onwetendheid over de kolonie Suriname signaleerde Sitalpersad. Hij sprak met belangrijke personen in de deelstaten Bihar en Uttar Pradesh en kreeg de indruk dat men dacht dat Hindostanen in Suriname meer als beesten dan als mensen werden behandeld. Er zou ‘penal servitude’ voor 5 jaar zijn en velen meenden dat de contractarbeiders in Suriname als semi-slaven weren behandeld. Vaak was deze informatie gebaseerd op de negatieve ervaringen van Indiase immigranten in Zuid-Afrika. Sitalpersad gaf hun de juiste informatie en vertelde ook dat men in Suriname vrij was om de eigen religie uit te oefenen en dat in principe reguliere communicatie via brieven met familie in India mogelijk was. Dat er terugkeerders besmet met malaria en zogeheten paupers naar India werden teruggestuurd door de overheid in Suriname had mede gezorgd voor een negatief imago. Sitalpersad overtuigde zijn gesprekspartners van de goede behandeling in Suriname en zij beloofden emigratie naar Suriname te stimuleren. Op de terugreis met de trein richting Calcutta bezocht Sitalpersad het subdepot van Faizabad en zijn geboortedorp Baitee. Hij kreeg de kans om ook in Faizabad een groep invloedrijke personen te spreken tijdens een bijeenkomst in de woning van Babu Mahadeo Singh. Daar legde hij het systeem van lonen uit en vertelde dat alleenstaande vrouwen en weduwen mochten trouwen en dat de gratis retourpassagegelden mede door de plantage-eigenaren werden betaald. Er bestond een onjuist beeld dat de 100 gulden retourpassage werd afgetrokken van het loon. Sitalpersad vertelde ook dat, wanneer men zich na de contractperiode in Suriname vestigde, men land kon krijgen vrij van huur voor zes jaar. Hij concludeerde echter dat er grote druk was om de emigratie van contractarbeiders te stoppen en stelde dat het goed zou zijn als er regelmatig door vertegenwoordigers van Suriname informatie zou worden gegeven. Hij stelde voor dat vrije immigranten – boerenfamilies – zich zouden vestigen in Suriname. Hij was ook getuige geweest van de slechte situatie in India voor velen. Meer dan 300 naar India teruggekeerde personen wilden terug naar Suriname. Sitalpersad selecteerde 45 die met hem terugkwamen (Egger 2022; Krant Suriname, 15, 20 januari en 11 februari 1914).

Pleidooi heropening Hindostaanse immigratie
In 1917 stopte de Brits-Indiase regering mede onder invloed van Mahama Gandhi de emigratie van contractarbeiders naar de koloniën. Voorts werd het immigratietractaat met Suriname op 18 maart 1918 opgezegd. In de Hindostaanse gemeenschap in Suriname werd dit besluit betreurd. De SIV organiseerde een grote manifestatie in 1919 in Paramaribo om de Hindostaanse emigratie naar Suriname te heropenen (krant De West, 24 april 1919). Er werd besloten om een vierhoofdige delegatie naar India af te vaardigen die zou pleiten voor heropening van de contractarbeid in Suriname en voor de emigratie van vrije emigranten. Onder leiding van Sitalpersad gingen mee: de zakenman en SIV-voorzitter Lutchman Sing, de immigratie-ambtenaar Harjali Hajari en de arts Jung Bahadur Singh. Zij vertrokken in maart 1920 met het gecharterde Neder­landse stoomschip Madioen samen met 974 terugkeerders en kwamen op 18 april 1920 aan in Calcutta. Sitalpersad vertelde na terugkeer in Suriname dat het was gelukt om een van de fervente tegenstanders van de contractarbeid, Pandit Madan Mohan Malviya, over te halen. Maar Mahatma Gandhi kon niet worden overtuigd om de contractarbeid te heropenen en evenmin om emigratie van vrije emigranten toe te staan (krant Suriname, 26 oktober 1920). Voorts signaleerde hij dat in de Indiase krant Bharat Mitra de situatie van Hindostaanse immigranten in Suriname als zeer slecht werd voorgesteld. Een terugkeerder had in een ingezonden stuk gesteld: ‘Suriname was geen land voor menschen, maar voor beesten. De behandeling was erger dan in Fiji, enz’. Voorts dat Indiërs in Suriname werden tegengewerkt door de hoofdtolk Sitalpersad. Sitalpersad had eind april 1920 met de redacteur in Calcutta een gesprek gehad hierover. Samen met de Emigratie-agent L. Grommers in Calcutta zou een campagne worden gevoerd om de juiste informatie te geven. Of dat ook is gebeurd, wordt niet vermeld. Sitalpersad vertelde voorts over de teleurstelling onder veel terugkeerders na aankomst in Calcutta. Zij werden opgevangen in het emigratiedepot. De meegenomen sieraden, die in beheer waren van de kapitein, werden teruggegeven. Er onstond echter consternatie toen werd medegedeeld dat de terugkeerders hun gestorte bedrag pas over een paar dagen zouden ontvangen. Toen ook nog bleek dat het bedrag door de ongunstige koers van de gulden ten opzichte van de Indiase roepie minder was, ontstond grote onte­vredenheid. De Emigratie-agent moest zelf de hulp van de politie inroepen om de gemoedern te bedaren. Het leven in India was ook duurder geworden en op dat moment heerste er ook nog een ondraaglijke hitte. Veel terugkeerders wilden weer terug naar Suriname. Sitalpersad deelde hun mede dat dat niet meer kon op overheidskosten. Hij had trouwens afgeraden om terug te gaan naar India en in Suriname al medegedeeld dat de waarde van de roepie was gestegen. Een deel van de terugkeerders wilde op eigen kosten terug en zou daartoe een deel van het gespaarde geld aanwenden. Zij waren verbolgen toen werd gezegd dat een terugreis vanuit India niet meer f 102, 50 kostte; de prijs was verhoogd tot f 430. (De West, 29 oktober 1920; Het Vaderland, 12 januari 1921). In juli 1921 vertrok Sitalpersad voor de laaste maal als begeleider van terugkeerders met het stoomschip Sutlej dat in september 1921 in India aakwam. Hij pleitte andermaal tevergeefs voor het toestaan van vrije emigratie naar Suriname. Op 23 december 1921 was hij terug in Suriname samen met 21 spijtoptanten  die het gelukt was om op eigen kosten terug te keren naar Suriname (De West, 23 december 1921; De Avondpost, 22 januari 1922).

Mahatma van Suriname
Sitalpersad was een ijdele man en vrij westers georiënteerd in zijn levensstijl in tegenstelling tot de meeste Hindo­stanen. Veel Hindostanen noemden hem respectvol Sital(persad) Maharaj. Alice Bhagwandy schreef:

Pa had zijn eigen methode om door het leven te gaan. Wat betreft zijn lichaam was hij netjes en schoon, hij trok elke middag een schoon pak aan. Zijn pakken, wit of zijde, ondergoed, sokken, enz., waren allemaal geparfumeerd en genummerd, en deze genummerde kledingstukken werden nooit gemengd […] hij verfde zijn grijzende haar en snor, scheerde zich elke dag. Hij droeg dichtgeknoopte tuniekjassen, onder de tuniekkraag was een rechte kraag, en een gouden kraagknoop gluurde door de haak en bovenste knoop van de tuniek. Hij gebruikte nooit andere dan witte zakdoeken. Eau de Cologne was zijn parfum. Zijn schoenen waren altijd smetteloos en in alle tinten bruin. Hij rookte altijd sigaren, hij had een sigarenzakje. […] Als hij ging eten, kwam zijn hond – geen aardige hond! – Indal, bij zijn stoel aan de linkerkant zitten en zijn kat Mimi zat aan de rechterkant. Hij eindigde zijn maaltijd altijd met dal en een beetje rijst. En als hij dat kon krijgen, voegde hij er dahee aan toe – wat een mengsel!

De SIV riep hun voormalige voorzitter Sitalpersad in een ceremonie, bijgewoond door Gouverneur Gerard Johan Staal, de directeur van de Surinaamsche bank en drie districtscommissarissen, uit tot Mahatma van Suriname. In een artikel in de krant Suriname van 9 januari 1923 werd gesteld: ‘Wat de heer Sitalpersad in die 41 jaar heeft kunnen bereiken en doen in het belang van de kolonie Suriname en zijn landgenoten behoeft geen nadere uitleg.’ Er werden hem ook nog vele jaren toegewenst, zodat hij zich kon blijven inzetten voor de kolonie, het volk en zijn familie. Sitalpersad overleed echter een paar maanden daarna op 16 mei 1923 op 57-jarige leeftijd. In de autobiografie van Alice Bhagwandy is te lezen dat Sitalpersad op 27-jarige leeftijd diabetes kreeg. Daar was in die tijd geen remedie voor. Zijn medicijn kwam tegen hoge kosten uit Duitsland, maar hij kwam er nooit overheen. Zijn 100-jarige nicht Nita vertelde in 2012:

Dada, had longontsteking en is vroeg overleden. Mijn vader kreeg na het overlijden van dada een grote mand met drie hoeden. Een zwarte tophat en twee andere hoeden. Deftige kleding was vroeger heel belangrijk.

Grafsteen Sitalpersad op begraafplaats Oud Linasrust

Opmerkelijk is dat Sitalpersad werd begraven op de christelijke begraafplaats Oud Lina’s Rust, gevestigd aan de toemalilge Wanicastraat in Paramaribo, volgens de riten van de Arya Samaj. Dit, terwijl hij tot de orthodoxe stroming van het hindoeïsme behoorde en zich graag liet voorstaan op zijn Brahmaanse afkomst. Het erfelijk kastenstelsel wordt door de Arya Samaj juist verworpen (Karsten 1933: 167). Er zijn geen aanwijzingen dat Sitalpersad zijn leven als christen leidde, of dat hij lid was van de Arya Samaj. In de krant De West van 18 mei 1923 werd hij in een rouwadvertentie aangeduid als ‘Matahma Sital Persad Doobai‘ en er werd vermeld dat hij door de Nederlandse regering was gedecoreerd in de Orde van Oranje-Nassau. De krant Suriname publiceerde op 18 mei 1923 zijn levensbeschrijving en stelde: ‘onder zijn landgenoten was hij de meeste geziene man, de leider […] een zeer verdienstelijk man in onze kleine samenleving is heengegaan.’

Al met al kan worden vastgesteld dat Sitalpersad Doobay grote verdiensten heeft gehad voor de Hindostaanse contractarbeiders en de zich formerende Hindostaanse gemeenschap in Suriname. Hoewel hij niet onomstreden was, werd hij de eerste grote leider van de Hindostanen in Suriname en werd ook door de bestuurders en de rest van de bevolking als zodanig erkend.

Met dank aan Ronald Alrack (achterneef van Sitalpersad) en Prem Girjasing voor het ter beschikking stellen van foto’s en Eric Kastelein voor zijn ondersteuning bij het zoeken naar kranten­artikelen op www.Delpher.nl.

Gebruikte literatuur

Choenni, Chan E.S. (2016), Hindostaanse Contractarbeiders 1873-1920. Volendam: LM Publishers

De Klerk, Cornelis J.M. (1953), De immigratie der Hindostanen in Suriname, Amsterdam: Urbi et Orbi.

Egger, J. (2016), Elisabeth Bhagwandye Singh: A Surinamese – Guyanese Female Voice in Migration History, in: M. Hassankhan, L. Roopnarine and H. Ramsoedh (eds.) The Legacy of Indian Indenture. Historical and Contemporary Aspects of Migration and Diaspora. New Delhi: Manohar.

Egger, J. (2022), Sitalpersad, a British Indian Interpreter in Colonial Surinam, in: Gounder, F, B. Brereton, J. Egger and H. Neus (eds). Collective Memory, Identity and the Legacy of Slavery and Indenture. New Delhi: Manohar.

Fokken, Margriet (2018), Beyond Being Koelies and Kantráki, Groningen; Universiteit van Groningen.

India Office Records (IOR), Relevant files in British Library, London.

Karsten, R. (1930). De Britsch. Indiërs in Suriname, ’s Gravenhage: Martinus Nijhoff.

Mosessite.blogspot.com, Autobiography of Alice Bhagwandy Sital Persaud (1892-1958.)

Schalkwijk, J.W.M. (2011), The Colonial State in the Caribbean. Structural Analysis and Changing Elite Networks in Suriname, 1650-1920, Den Haag: Amrit/Ninsee.

Rahman Khan, Munshi (2003), Het dagboek van Munshi Rahman Khan, Den Haag: Amrit.

Ramharack, Baytoram (2019), Jung Bahadur Singh, Trinidad and Tobago: Chakra.

Rapport Sitalpersad, Nationaal Archief, inventaris nr.1138, nr.77.

www.Delpher.nl, Kranten Suriname, De West, Het Vaderland, Algemeen Handelsblad, de Avondpost.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, Suriname, Taal & Literatuur
No Comments

Jagernath Lachmon: “Hamke hinyá se nikár. Haal me hier weg.” – Stuart Rahan

woensdag, 21 september 2022 by Redactie Hindorama

Stuart Rahan

Als Jagernath Lachmon en Jopie Pengel mochten kie­zen of er een standbeeld van hen moest komen, had Jopie Pengel als eerste zijn vinger opgestoken: “Ja, voor mij zeker een standbeeld.” Hij zou er zelfs op gestaan hebben en ook nog de plek hebben aangewezen: het Oranjeplein. Onafhankelijkheid van Suriname was voor de gewezen premier geen gedecideerde zaak dus had hij niet kunnen weten dat niet lang na zijn dood het Oranjeplein zou worden omgedoopt tot het Onafhankelijkheidsplein. Jopie Pengel stierf op 5 juni 1970.

Jagernath Lachmon (foto Ranjan Akloe)

Jagernath Lachmon zou in eerste instantie afwijzend hebben gereageerd. “Nee, liever niet maar nu jullie het toch vragen, doe maar. Ik kan jullie er echter niet toe verplichten.” Een voor hem gebruikelijke, bijna plichtmatige nederigheid. Voor de rest zou hij zich er niet mee bemoeien. Na zijn dood (19 oktober 2001) kreeg Jack van Oranje (een geuzenaam vanwege Lachmon’s onvoor­waarde­lijke liefde voor het Nederlandse Oranje koningshuis) ook zijn standbeeld. Helaas niet op zijn Oranjeplein maar op het Onafhankelijkheidsplein. Zo hartvochtig kan het leven ook zijn.

Jagernath Lachmon en Jopie Pengel waren twee eigenwijze politieke karakters van hun tijd. Zij spraken tot de verbeelding, een impact waar Suriname soms met genoegen op terugkijkt. Althans, het hangt ervan af door welke bril je deze mannen bekijkt. De standbeelden van deze twee grote Surinaamse zonen op het Onafhankelijk­heids­plein hebben zo ook hun eigen karakteristieke trekken meegekregen. Hun beeltenis, gemaakt door de kunstenaars Stuart Robles de Medina (Jopie Pengel) en Erwin de Vries (Jagernath Lachmon), vertellen ons hoe hun scheppers hen zich verbeeldden. Beide opdrachtgevers kregen waar voor hun geld. Het Surinaamse volk betaalde via Lanti/NPS (1974) voor het standbeeld van Pengel terwijl voor Lachmon elke Surinaamse dollar die de VHP minder wilde besteden, ook een krampachtigere versie van zijn imago betekende.

Toen Erwin de Vries de opdracht kreeg van de VHP, de partij waar Lachmon tot aan zijn dood voorzitter van was, stond daar een bedrag tegenover. Wat de VHP wilde geven was bij lange na niet toereikend aan de grootheid die Lachmon voorstelde. Voor schepper Erwin de Vries was deze opdracht maar om het even. Zijn imago was ondergeschikt aan de Surinaamse dollar: Jagernath Lachmon werd het kind van de rekening door zijn eigen VHP. Niet dat de partij onvoldoende geld had. Het was hun krenterigheid die maakte dat hun partijleider en trekker van de verbroederingspolitiek nu in de schaduw van Jopie Pengel staat. “Je krijgt waar je voor betaalt.” Dat was het compromis.

(foto Eric Kastelein)

Bij de uitwerking echter, ontbreken ook nog typische karakteristieke trekken of voegden de kunstenaars iets toe. Jopie Pengel staat er bij als een goochelaar die elk moment met een stok een konijn uit zijn hoge hoed kan toveren. In zijn politieke loopbaan gedroeg hij zich vaak ook als zodanig. Jagernath Lachmon staat er in opgerolde mouwen terwijl hij altijd in witte overhemden met korte mouwen rondliep in het warme Suriname. Wezenlijk verschil voor een man die niet letterlijk met zijn handen in de modder ploeterde. Je ziet ook een opgehouden linkerhand, het typisch bedelende beeld waar hij altijd het Huis van Oranje om hulp vroeg. Wederom: je krijgt waar je voor betaalt. Dat getuigt van hoe de Surinaamse politiek kunst slash cultuur bejegent. En de VHP hoeft zich ook niet te schamen voor de elefantiasis-benen van hun grote leider. Die waren zijn eigendom en deel van zijn persoonlijkheid. Die benen zijn vakkundig door de kunstenaar weggewerkt als onderdeel van het compromis tussen de VHP en de kunstenaar.

Waarom moest Lachmon ook nog een plek krijgen op het Onafhankelijkheidsplein? Het antwoord is voor cultuur- en kunstbarbaren zonder ruimtelijk inzicht heel simpel: omdat Jopie Pengel er staat! Beide Surinamers hebben zich inderdaad samen ingezet voor verbroedering tussen de verschillende etniciteiten in Suriname, met name tussen de Afro- en Hindostaanse Surinamers. Had dan het stand­beeld van Lachmon zodanig ontworpen dat hij hand in hand met Pengel als vaders van de natie de toekomst inwandelt. Niet dat hun verbroederingspolitiek hen niet kenmerkt. Kijken we echter naar hun politieke loopbanen dan is er één wezenlijk verschil: Lachmon bleef de bescheiden parlementariër, Pengel vrat zich vol met politieke functies.

Kijkend naar de twee beelden op zich dan valt Lachmon in het niet ten opzichte van de imposante Pengel. Groots, naar zijn tijdgeest. De iele Lachmon valt in het niet daartegenover. Doe Jagernath Lachmon dit niet aan, ook al is nederigheid zijn toonbeeld geweest. “Hamke hinyá se nikár, bháio.” Haal het beeld weg. Geef Lachmon de plek die de geschiedenis hem vanaf zijn intrede in de politiek reeds had toebedeeld: het terrein van De Nationale Assemblee. “Huwán ham ghare báti. Daar hoor ik thuis.” Ruimte genoeg om er voort te leven in de Surinaamse politieke geschiedenis. Zijn as mag er ook gestrooid worden.

Stuart Rahan: taknangami@live.nl

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
No Comments

Het Suriname-gevoel – Kanta Adhin

dinsdag, 30 augustus 2022 by Redactie Hindorama

Kanta Adhin

Onlangs werd een lied van de Suri­naam­se zanger Ruben del Prado weer onder de aan­dacht ge­bracht. Het is een lied dat hij in 1986 schreef ten tijde van de binnen­land­se oorlog in Suriname toen hij als arts werkzaam was op de artsenpost Dyumu en het onme­te­lijk lijden, verdriet en ellende van de bin­nenland­bewoners moest aanschouwen. In Wan kodo pisi u di mundu bezingt hij de schoonheid van Suriname en doet een oproep het land niet te verliezen door strijd. Nu, anno 2022, is dit lied opnieuw uitgebracht. Suriname bevindt zich in een moeilijke periode en hij doet een muzikale oproep tot eenheid (Starnieuws, 17 augustus 2022). De beelden die in de video worden vertoond roepen veel weemoedige gevoelens op. Voor mij een ander Suriname-gevoel dan wat je krijgt bij festivals als Kwaku en Milan.

Na vele jaren was ik afgelopen periode weer naar een Surinaams festival. Op Kwaku was er een boekenstand van uitgeverij Sampreshan, waar ik twee keer heb gestaan. Het was ontegenzeggelijk gezellig. Ik kwam oude bekenden tegen met wie herinneringen aan familie en kennissen werden opgehaald en ik heb ook nieuwe contacten kunnen leggen. Er was muziek. Maar het was vooral eten en nog eens eten. De gevulde bará’s, satés, nasi goreng, moksi alesi en talrijke lekkere Surinaamse koekjes en cakes werden in groten getale verkocht. Er stonden rijen mensen voor al het lekkers bij de ontelbare eetstands. Dat was wel anders bij de boekenstand. En het gebeurde weleens dat kinderen naar de boeken kwamen kijken, maar de ouders hen wegtrokken omdat ze zich naar een eetgelegenheid wilden begeven. Sommige kinderen persisteerden en kwamen terug waardoor vader of moeder zich gedwongen voelde het gewilde boek toch aan te schaffen. Om de prijs hoefden ze het niet te laten, want voor het eten betaalden ze vele malen meer dan voor een klein boekje.

Kwaku 2022

Er waren zeker ook mensen die geïnteresseerd waren in de boeken en deze ook kochten. Anderen zagen in de boeken een aanleiding om even gezellig bij te praten over Suriname, te vertellen hoe lang ze al in Nederland woonden en hoe lang ze niet naar Suriname waren gegaan en zich erg verheugden op een aankomende vakantie. Wat ze er allemaal gingen doen. Sommigen zouden het binnenland opzoeken, anderen zouden weer rustig ergens verblijven en zich vooral aan de lekkere sappige vruchten te goed doen. Sommigen zagen Suriname alleen maar als een goedkope bestemming voor eurohouders, waar dan ook nog lekker kan worden gegeten.

Het waren vaak leuke, ontspannende gesprekken, maar ik kon niet altijd heel gezellig meepraten omdat Suriname voor mij helemaal niet meer is wat het was. Niet meer het land waar ik mijn jeugd heb doorgebracht en waar ik na mijn studie in Nederland in 1978 weer naar toe ging om te werken en te helpen het land op te bouwen zodat het als een democratische rechtsstaat internationaal te boek zou staan. En met het ontwikkelingsbedrag dat Suriname had meegekregen, als een land waar tenminste in de basisbehoeften van eenieder zou kunnen worden voorzien. In die tijd kwam ik Ruben del Prado, een oude school­genoot, weer tegen. Hij studeerde toen nog medicijnen en trad ook op in hotel Torarica waar hij onder meer ballads van Billy Joel zong. De klanken van het lied Honesty galmden door de zaal… “Honesty is such a lonely word. Everyone is so untrue.” Veelzeggende woorden als we kijken naar hoe het Suriname is vergaan sedert de onafhankelijkheid met politici die het totaal niet meenden met het land en het zelfs in een militaire dictatuur hebben gestort met alle consequenties van dien waar het land nog steeds van te lijden heeft.

Het lied Wan kodo pisi di mundu, een ballad in de stijl van Billy Joel, is in het Saamaka, de taal van het gebied waar Ruben in 1986 in het binnenland werkte. Hij zingt: “Er is een prachtig land. Ze noemen het Suriname. Oh, wat een heerlijke plek is dit. Met haar hoofdstad. De boten op de rivieren. De stroomversnellingen. De bomen in het bos. Mooie vrouwen, knappe mannen en kinderen.” Melan­cho­lisch. Ik hoop dat hij met zijn oproep alle vrouwen, mannen en kinderen van nu ertoe kan bewegen zich ten volle in te zetten om te bewijzen dat honesty not such a lonely word is.

Foto’s: Kanta A. – Joshua Bolwerk • Kwaku – Sampreshan • Headerfoto Ruben del Prado tijdens de opname van ‘Da lobi fu wi kondre’ – Starnieuws.com

Beluister en bekijk: “Wan kodo pisi u di mundu” – © Ruben del Prado Dyuumu 1986, Paramaribo 2022

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
No Comments

Diaspora pas op stoom als Suriname eerst zichzelf helpt – August Choenni

dinsdag, 30 augustus 2022 by Redactie Hindorama

Dr. August Choenni

Er is al veel gezegd en geroepen over de diaspora als ontwikkelingsbron voor Suriname. En het ‘diaspora­kapitaal’ dat maar niet naar Suriname wil toevloeien ondanks de gewekte ver­wachtingen. Daar is al veel teleurstelling over geuit. Er is ook de spot mee ge­dreven alsof het allemaal leugens of luchtkastelen zouden zijn. Van recente datum zijn de gevallen in de media van diasporapersonen die juist plukken en de zwakke Surinaamse staat pootje zouden lichten. Van Surinaamse zijde wordt zo nu en dan ook geklaagd over de aanhoudende stroom negativiteit vanuit de diaspora over de Surinaamse gang van zaken. “Waarom gaan ze dan niet terug?”

Het is zonder meer waar dat de diaspora als troef is ingezet tijdens de laatstgehouden verkiezingen van 2020 en er zeer onjuiste verwachtingen zijn gewekt. Op basis van opper­vlakkigheden zijn bergen aan zegeningen over de diaspora over de hoofden van de Surinamers uitgestort. Nu verwachtingen niet uitkomen is de neiging het andere uiterste te zoeken. Onlangs heeft Dagblad Suriname in een redactioneel commentaar (24 augustus 2022) onder de kop “Diasporabeleid doodgeboren kind of miskraam?” de diaspora helemaal afgeserveerd. Te midden van alle rumoer en ruis vind ik het gepast om eens koel en nuchter te kijken hoe het werkelijk zit en wat een realistisch verhaal over de diaspora kan zijn. Hopelijk zijn kreten als “we gaan samen met een miljoen Surinamers dit land tot ontwikkeling brengen” dan beter in perspectief te plaatsen en is er minder ruimte voor hippe wildwest verhalen.

Proclamatie Diaspora Instituut Nederland (DIN) met president Chan Santokhi (Amsterdam, 11 september 2021).

Kan de diaspora een ontwikkelingsbron zijn?
Op papier ziet het er prachtig uit. Nog geen 600.000 Surinamers in het thuisland en zo’n 360.000 in één van de rijkste landen ter wereld. Appeltje eitje zou je zeggen. Vanuit dat gegeven was het, bijvoorbeeld, voor Jawla Rambarran uit Trinidad (Paper Global Conference Diaspora Studies and Policies, 2017) hoogst verwonderlijk dat Suriname zich in 2016 tot de internationale kapitaalmarkt wendde om te lenen tegen woekerrentes van 10% terwijl in zijn ogen de diaspora genoegen had genomen met percentages van 2 of 3%. Die simpele associatie kan ook Surinamers niet ontzegd worden. Zo zijn er versimpelde rekensommen over vele miljarden aan diasporakapitaal gepresenteerd die met gemak zouden zijn in te schakelen. Dat er diasporapotentieel bestaat, is zonder meer waar, maar van meer van belang is om de vinger te leggen op de condities waaronder de diaspora overdrachtsbetrekkingen met Suriname zou willen onderhouden en wat hen drijft.
Met overdrachtsbetrekkingen wordt gedoeld op betrekkingen en transacties die ten goede komen aan Suriname, zoals: familie/vriendenbezoeken, vakantiebe­zoe­ken, geldzendingen, pakketzendingen, rituele retraites of tourneebezoeken, hervestiging, ondernemen of in loondienst treden, pensioen doorbrengen, aankopen van grond of onroerend goed, kapitaal verschaffen en zo meer.

Dat een diasporatoeloop zeker tot de mogelijkheden kan behoren laten bijvoorbeeld migratiecijfers uit 2013 en 2014 zien. In die beide jaren vestigden zich meer personen vanuit Nederland in Suriname dan andersom (332 respectievelijk 458, dagblad De West, 9 september 2015). Waar doorgaans het patroon een trek is van personen uit Suriname naar, in dit geval, Nederland, is het in 2013 en 2014 voorgekomen dat de trend net andersom was. Als deze ontwikkeling zich duurzaam zou voordoen met een breed palet activiteiten om geld te laten rollen en kennis en kunde over te dragen, zou dat een manier kunnen zijn om de diaspora als ontwikkelingsbron te benutten. De vraag is nu wat bepaalt in hoeverre er potentieel is onder de diaspora om tot een dergelijke ontwikkeling te komen en welke condities daarvoor vereist zijn. Dan betreft het dus uitbouw van de huidige overdrachten met de bestaande stroom aan geldovermakingen, hulp en pakketzendingen en de reizigersbezoeken. Wat mag op grond van het diasporaprofiel verwacht worden?

Diasporaprofiel
In hoeverre is er potentieel onder de Surinaamse diaspora om op een betekenisvolle schaal overdrachtsbetrekkingen met Suriname aan te gaan en zo een ontwikkelingsbron te vormen en onder welke voorwaarden? Het antwoord op deze vragen is mede afhankelijk van het profiel van de diaspora. Nu wordt in algemene termen gesproken over de diaspora die beschikbaar zou zijn. Daardoor wordt de gehele numerieke diaspora er met de haren bijgesleept alsof zij allen de warme band met Suriname delen en bereid en in staat zouden zijn om zich te voegen naar de diaspora-ontwikkelingsgedachte. Zo is het niet. Het gaat namelijk om een heterogene en gemêleerde groep met uiteenlopende achtergronden die op verschillende golflengtes kunnen zitten als het gaat om de gerichtheid op Suriname.

Kijken wij bijvoorbeeld naar de migratiegeschiedenis dan zijn er zeer diverse segmenten en karakteristieken te onderscheiden. Er zijn de vroege migranten en er zijn de latere migranten, zij die hier geboren zijn en zij die na remigratie weer teruggekeerd zijn. Feit is dat een grote groep Surinamers vanwege de naderende onaf­hanke­lijkheid min of meer gevlucht is en soms nog met trauma’s over Suriname zit. Onder hen zijn er categorieën die zich mede daardoor hebben afgekeerd van Suriname. Zij zijn als het ware alleen in naam een diaspora. De politieke instabiliteit, economische grilligheid en feilen van het politiek-bestuurlijk bestel bevestigt voor hen, en ook andere categorieën diaspora-Surinamers, zoals terugge­keerde remigranten, de juistheid van de beslissing om Suriname te verlaten. Daar staan weer categorieën tegenover bij wie juist de prettige herinneringen aan Suriname de boventoon voeren en die maar al te graag de vroegere sfeer opzoeken, de herinneringen opnieuw willen beleven, of er de oude dag willen doorbrengen. Anderen zouden er willen wonen en werken of gewoon iets terug doen (‘giving back’) om bij te dragen aan een opgaande trend voor Suriname.

Bijzondere migratiekarakteristiek
Een bijzondere migratiekarakteristiek om mee rekening te houden is dat het bij Surinamers in zeer grote mate gaat om gezins- en familiemigratie. De focus werd betrekkelijk snel gelegd op het opbouwen van een nieuw bestaan in Nederland. Er is sprake van relatief weinig achtergebleven leden van het kerngezin die ‘geholpen’ zouden moeten worden. Dit is anders dan bijvoorbeeld landen waarvan kostwinners of maar een klein deel van de familie is vertrokken die vervolgens veel geld en goederen zenden naar het herkomstland. Volgens een Barometer uit 2014 ontving maar 11,9% van de Surinaamse bevolking hulp uit het buitenland, waarmee op de lijst van landen die meededen een 8ste plaats werd ingenomen. Het illustreert dat door de migratieachtergrond in relatieve zin niet veel geld en goederen vanuit de diaspora terugvloeien naar Suriname. In 2014 werden particuliere geld- en hulpovermakingen geschat op circa USD 155 miljoen, zo’n 3.5% van het toenmalig nationaal inkomen. Anno 2022 wordt uitgegaan van een totaal bedrag van 300 miljoen Euro, inclusief het deel dat via het informele circuit loopt. Een respectabel bedrag, maar om verschil te maken zou het om een grotere impulswaarde moeten gaan.

Om een ontwikkelingsbron voor Suriname te zijn, moeten dus bredere lagen uit de diaspora een gerichtheid op Suriname koesteren met de wens om er uiteenlopende activiteiten te ontplooien. Hoe groot is dat potentieel? Wordt gekeken naar de maatschappelijke inworteling over een verblijfsduur van 50 jaar van grote groepen Surinamers die zich overzee vestigden, dan is bij veel van hen de band met Suriname er één op afstand geworden. Zij hebben zich verbonden in nieuwe relaties en verbanden, met de aanwezige familie, aangetrouwden, nieuwgeborenen, vrienden, buurtgenoten, beroeps­col­lega’s. Velen hebben zich ingevlochten in de nieuwe samenleving en nieuwe opvattingen geïnternaliseerd. Diepe wortels hebben zich intussen vastgezet op Nederlandse bodem. De vermenging, met name met de autochtone Nederlandse bevolking, is onder Surinamers sterk en groeiende.

De grote meerderheid heeft een plek gevonden in de nieuwe samenleving, ook omdat er meer ontvankelijkheid komt voor het historisch erfgoed. Er is door hen een landelijk dekkende infrastructuur van religieuze voorzieningen opgebouwd. Ook ruimtelijke incorporatie van historisch erfgoed begint wortel te schieten door vernoeming van straten en pleinen naar Surinaamse historische figuren, straks met representatie van herinneringsartefacten (musea). In de ruim 50 jaar aanwezigheid van de Surinaamse diaspora in Nederland heeft een niet onaanzienlijk deel een goede maatschappelijke klim gemaakt met opbouw van hulpbronnen als kennis, kunde, ervaring, niveau van inkomen en vermogen. Naast werkenden in bijna het gehele beroepenspectrum, zijn er vrije beroeps­beoefenaren en geslaagde ondernemers. Onder de ondernemers zijn er echter nog weinig echt grote. Grote kapitalen zijn nog niet opgebouwd. Een deel van de Surinamers is, ook vanuit lagere sociale strata, opgeschoven naar de (lagere en ook hogere) middenklasse. Voor velen is Suriname niet meer dan een vakantieland geworden. Ook al voelen ze zich verbonden met het land van herkomst, terugkeer is geen reëel perspectief.

Gerichtheid op Suriname
Het zijn meer specifieke categorieën die motieven hebben voor een actieve dan wel een meer passieve gerichtheid op Suriname met de wens om er activiteiten te ontplooien. In de eerste plaats degenen met primaire banden in de gezinssfeer of met eerste en tweedegraads familie met een hulprelatie. Zij zijn verantwoordelijk voor het gros van de geldovermakingen en hulpzendingen. Dan zijn er de diasporamensen die in verenigingsverband zijn betrokken bij sociale, maatschappelijke of medische hulpverlening. Er zijn ook kleinere categorieën van commerciële dienst­verleners en ondernemers. Een groep van enige omvang zijn de pendelpensionado’s die onroerend goed hebben gekocht dan wel huren om er tijdelijk te verblijven. Verder vaste en periodieke bezoekerscategorieën: familie- of vriendenbezoekers, rituele retraitées, tourneegangers, hulpverleners/ondersteuners en een brede schakering Surinaamse toeristen.

Uit peilingen, secundaire en informele bronnen blijkt een groep van behoorlijke omvang onder voorwaarden op één of andere wijze betrokken te raken in of met Suriname. Om te bezoeken, er te werken, ondernemen, ondersteuning te bieden, grond en ander onroerend goed te kopen, of de oude dag door te brengen, en zo meer. Zo zou volgens het rapport ‘Presidentieel advies diaspora’ (Kabinet President, 2021) zo’n 30.000 ouderen in Nederland bereid zijn om ‘financieel naar Suriname te verhuizen’. Deze tweede categorie met sluimerende of passieve motieven heeft een gelaagde samenstelling, er zitten ook goed opgeleiden en bemiddelden tussen, maar de wens is voorwaardelijk, facultatief, namelijk mits de condities in Suriname (aanzienlijk) verbeteren.

De Surinaamse context
Er is sprake van een groot welvaartsverschil met Nederland. Dat betekent dat inkomens, voorzieningen, kansen en mogelijkheden karig of ondermaats zijn ten opzichte van het rijke Nederland. Dat verschil alleen al oefent weinig trekkracht uit op de brede lagen van de diaspora-Surinamers om terug te keren. Aan de andere kant zijn er vele niet-materiële positieve kanten: de geuren, smaken en sfeer van vroeger, het gemoedelijke levens­ritme, de overzichtelijkheid, het knusse, de menselijke maat, de weldadige natuur, rust en ruimte. Die positieve kanten kunnen bij sommige categorieën, zoals ouderen, de boventoon gaan voeren.

Een factor van bijzonder belang in de Surinaamse context is het politiek-bestuurlijk bestel. De algemene consensus, ook onder de Surinamers in Suriname, is dat de status quo daarvan veel ongemak, maatschappelijk bederf en hindernissen voor Suriname’s ontwikkeling met zich brengt. Het vertrouwen in de politiek, politici en instituties is laag. Suriname is, zoals dat heet, een ‘low trust society’. Doorgaans wordt het huidige Surinaamse bestel gekarakteriseerd als een systeem van slecht bestuur en slecht beleid. Vele diaspora-Surinamers zien daarin mede een reden voor hun vertrek en de keuze voor blijvende vestiging in de nieuwe samenleving. Daarbij komt dat in het algemeen de belevingswerelden van Surinamers in Suriname en Surinamers in de diaspora zijn komen te verschillen. De laatsten hebben door het lange verblijf en socialisatie in de Nederlandse samenleving andere opvattingen geïnternaliseerd over hiërarchische verhou­dingen, sociale rechtvaardigheid, werkethiek, werktempo, en doelmatigheid. De doorsnee diaspora-Surinamer verwondert zich al snel over de gang van zaken in Suriname, ook als zij in het verleden moeiteloos in die context hebben gefunctioneerd. Hun nieuwe bril leidt bij de Surinamers in Suriname weleens tot wrevel en irritatie en verwijten van aanstellerij en opklopperij.

Een basispotentieel en een reservepotentieel
Het diasporaprofiel en de Surinaamse context in aanmerking nemend valt er qua diasporapotentieel – de mate van gerichtheid om vanuit de diaspora zogeheten overdrachtsbetrekkingen met Suriname aan te gaan – onderscheid te maken tussen een basispotentieel en een reservepotentieel. Bij overdrachtsbetrekkingen gaat het om betrekkingen vanuit de diaspora met Suriname die ten goede komen aan Suriname. Dan kan het, zoals eerder aangegeven, gaan om een breed palet. Het basispotentieel wordt gedreven door actieve – soms dringende – motieven. In deze categorie vallen de onderhoudsplicht, hulp aan familie, naasten, sociale, maatschappelijke en medische hulp vanuit georganiseerd diasporaverband, familie- en vriendenbezoek, rituele retraites, pensionadoverblijf/ pendelpensionado’s, en vakantiegangers. De jaarlijkse impulswaarde wordt geschat op zo’n 300 miljoen Euro.

Het reservepotentieel vertegenwoordigt dan de categorie personen met sluimerende en meer passieve motieven die ook een gerichtheid op Suriname hebben en graag iets met en voor Suriname zouden willen doen maar, zoals hierboven al aangegeven, daarin voorwaardelijk en facultatief zijn. In deze categorie zitten ook goed opgeleiden en beter bemiddelden. Zij willen graag maar worden weerhouden door de ongunstige condities in Suriname, kortom wat wordt getypeerd als het systeem van slecht bestuur en slecht beleid. Gezien de schaal van de Surinaamse samenleving kan dit reservepotentieel bij verzilvering toch een ontwikkelingsbron van belang zijn. De impulswaarde kan een veelvoud van het basispotentieel zijn. Daarvoor is wel transformatie naar duurzaam goed bestuur en goed beleid en (mede daardoor) economische opleving gewenst. Van deze zich wijzigende conditie zal een sterke appélkracht op het reservepotentieel uitgaan. Naarmate het gedroomde betere Suriname dichterbij komt, zullen personen met sluimerende, passieve motieven zich getriggerd en geactiveerd voelen. De mooie kanten van Suriname komen dan meer op de voorgrond. Dat zal leiden tot veel meer verkeer naar en activiteiten gericht op Suriname. Zoals de uitbouw van vakantie­bezoek/toerisme, familie, vrienden en institutionele bezoeken; alsook meer ondernemerschap en loon­betrekkingen vanwege de nieuwe kansen en mogelijkheden, meer pensionado’s/ouderen die zich (nu wel) willen vestigen of pendelen, aankopen van grond en onroerend goed, kapitaalparticipaties in Surinaamse bedrijven of publieke sector en zo meer.

Minister Albert Ramdin

Diaspora als ontwikkelingsbron: organisch of organisatie?
Als de overdrachtsbetrekkingen door de zich wijzigende condities in Suriname op grote (re) schaal en over een breed palet tot stand komen, betekent het dat vele diaspora-Surinamers van alles en nog wat doen in en met Suriname. Mede door de multiplier en spin-offs krijgen de diasporabetrekkingen een betekenis van belang voor welvaart en welzijn in Suriname. De rijdende trein kan zo aanzienlijke vaart krijgen door een flinke diasporaduw. Suriname zal zich wel eerst zelf moeten helpen met de transformatie naar duurzaam goed bestuur en goed beleid. De toenemende groei van de ontwikkelbijdrage vanuit de diaspora kan vervolgens vanzelf tot stand komen, inspelend op de verbeterende condities, kansen en mogelijkheden. Dat zou dan een organisch proces zijn. Het komt vanzelf tot stand naarmate de voorwaarden in de goede richting wijzen.

Daar staat tegenover het organisatietraject: het doel­bewust organiseren en op sleeptouw nemen van de diaspora voor Suriname’s ontwikkeling. In dit organisatietraject worden er instituten en voorzieningen opgezet om het potentieel te oogsten. Uiteindelijk is er een diaspora-infrastructuur, met mobilisatie, activering, facilitering, matching, productontwikkeling en project­ont­wikkeling. Het is wel de vraag of zo’n aanpak goed past bij het geschetste diasporaprofiel en de heersende Surinaamse context. Het model van de huidige regering heeft veel weg van een dergelijke aanpak en is naar de mening van velen voorlopig op een mislukking uitgedraaid. Ook dit model kan er niet om heen dat Suriname eerst haar zaken op orde moet hebben. Een Surinamer zei in de media naar aanleiding van de teleurstelling over het uitblijven van de diasporatoeloop: “Ze zullen pas komen als het hier goed gaat, maar nu we ze juist nodig hebben laten ze het afweten”. Zo zwart-wit is het niet. Naarmate Suriname haar zaken goed op orde brengt, zal het vertrouwen groeien en meer en meer de diaspora-Surinamers aanspreken.

Foto’s: Ranjan Akloe

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS
No Comments
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Search

  • EN | Colofon | Adverteren [About us]
  • Gebruikersvoorwaarden
  • Privacy- en cookiebeleid
  • Contact | e-mail: info@hindorama.com
  • Sitemap

Schrijf je in voor onze Hindorama Nieuwsbrief

Door u in te schrijven voor onze GRATIS NIEUWSBRIEF blijft u op de hoogte van de meest recente informatie.

Is de Hindostaanse gemeenschap sterk genoeg met elkaar verbonden?

https://youtu.be/1f2v0db5gao
Hindorama

© 2023 Sampreshan/Hindorama
Jnan Adhin Instituut (JAI) | All rights reserved |

TOP