Boek Jane Mahalini Haridat: Vrede sluiten met je afkomst
Onlangs is het boek Vrede sluiten met je afkomst – Mijn werkelijke waarde als vrouw van Jane Mahalini Haridat uitgekomen. Jane is een spirituele coach / schrijver / spreker / multidimensionaal medium. Haar werkwijze is erop gericht mensen te begeleiden naar een bezield leven. Het schrijven van dit boek heeft haar in staat gesteld ook met zichzelf in het reine te komen. Terwijl zij zich eerder afkeerde van haar Hindostaanse afkomst omdat zij deze associeerde met misbruik, pijn en verdriet, omarmt zij nu haar werkelijke waarde als vrouw en als Hindostaanse. Zij overstijgt de pijnlijke jeugdervaringen en sluit vrede met haar familie waardoor zij innerlijke bevrijding ervaart. Ze ziet haar jeugdervaringen als een bron van kracht die haar in staat hebben gesteld zich spiritueel te ontwikkelen. Met haar boek wil zij anderen lessen aanbieden om een pad naar liefde en compassie voor zichzelf te volgen dat uiteindelijk naar innerlijke bevrijding leidt. Naast haar eigen levensverhaal bevat het boek enkele verhalen van personen die zij heeft begeleid op de weg naar een bezield leven. Ook zijn er (korte) recensies in opgenomen van Irene van Gent (auteur van het boek Volg je eigen weg), Roy Martina (holistisch arts en auteur van de internationale bestseller Emotioneel Evenwicht) en Kanta Adhin (voorzitter Jnan Adhin instituut en columnist Hindorama). Het boek is als onderdeel van een driedelig boekenpakket in eigen beheer uitgegeven. De andere twee delen zijn een aantal startoefeningen voor degenen die zelf naar een bezield leven willen toewerken en een helende meditatie met de kracht van Hawaii (Aloha-meditatie).
Levensverhaal
In het boek vertelt Jane over haar leven. Zij is als jongste kind opgegroeid in een groot Hindostaans gezin dat in Suriname op Blauwgrond woont. Haar vader werkt bij OGEM (Surinaamse energiemaatschappij) en is voorzitter van een voetbalvereniging. Haar moeder is niet geschoold. Alhoewel ze met elf kinderen zijn (drie meisjes en acht jongens) voelt Jane zich een eenling die er niet echt bij hoort. Ze voelt geen verbondenheid en dat heeft onder meer te maken met het feit dat blijkbaar niemand door heeft wat zij doormaakt, namelijk dat zij regelmatig door een van de broers wordt misbruikt. Alleen haar náni (oma van moederszijde) die op het erf woont, blind en verminkt door lepra, laat merken dat zij weet wat er gebeurt en probeert op haar manier dat te voorkomen. Maar niemand praat erover. Jane gelooft dat haar broers en zussen haar misschien juist vanwege het misbruik niet betrekken.
Jane ervaart wel liefde en warmte van haar moeder en vader. Zij beschrijft het verdriet van haar moeder die het verlies van haar eerste dochter die als baby van zes maanden stierf, nooit te boven is gekomen. Ook ziet zij haar moeders onvrede met het feit dat zij niet geschoold is. Ze beschrijft de genegenheid van haar vader die erg trots op haar is omdat ze goed leert. Over haar oudste zus die de baas over iedereen speelt, heeft ze dubbele gevoelens. Warmte en bewondering heeft ze voor een broer en schoonzus bij wie zij gedurende haar mavo- en havo-opleiding in Nederland woont en die haar de kans hebben gegeven de thuissituatie te ontvluchten. Terug in Suriname ervaart ze een vrijere thuissituatie.
Na in Suriname een tijdje in de verpleging te hebben gewerkt, vertrekt Jane weer naar Nederland voor verdere studie. Ze trouwt met een Creoolse man die zij eerder in Suriname had ontmoet en krijgt twee kinderen. Met haar combinatiestudie Filosofie en Bedrijfskunde krijgt Jane een goede baan. Zij gaat zich echter steeds meer verdiepen in zichzelf, de zelfhaat en woede die ze voelt, haar drang om geliefd te zijn, erbij te horen. Dit leidt naar het pad van verwerking van haar jeugdtrauma’s en het terugvinden van haar Hindostaanse roots. Ze sluit zich aan bij diverse spirituele groeperingen en maakt reizen naar o.a. India en Hawaii. In Hawaii ervaart ze de universele oerkracht die haar helpt haar eigenwaarde te (her)vinden en haar seksualiteit positief te ontwikkelen. Daardoor voelt ze zich veilig en kan met vergeving en liefde terugkijken op haar jeugd. In een ode aan haar familie toont ze dankbaarheid dat zij dankzij hun lessen terug is bij zichzelf.
Vrede en harmonie
Jane beschrijft typisch Hindostaanse taferelen, zoals het bereiden van maaltijden met roti, doks en chutney, en bepaalde huwelijksgebruiken (zoals het tegenhouden bij de deur van een bruidspaar door zusjes van bruid of bruidegom die de doorgang pas vrijgeven nadat zij geschenken of geld hebben gekregen). Aangezien de familie christelijk is worden er geen religieuze Hindostaanse handelingen verricht. Jane’s náni, die voor behandeling van haar lepra was aangewezen op christelijke instellingen had zich tot het christendom moeten bekeren. Uit Jane’s verhaal blijkt dat dit haar náni parten speelde. Tijdens een spirituele reis naar India hoort zij de stem van haar náni die al twintig jaar dood is en die vraagt om een pújá voor haar te doen bij godin Durgá. Jane doet dit met blijdschap en liefde.
In de familie Haridat zijn interraciale huwelijken niet vreemd. Jane’s kennismaking met haar Creoolse schoonzus en ook Creoolse buren leidt tot verwondering bij haar over de vrijere gewoontes tegenover de vele taboes die zij binnen de Hindostaanse familie ervaart. Na de transformatie die zij doormaakt en de ontwikkeling van een universele visie, kan ze alles in perspectief plaatsen en keert ze zich niet meer af van haar Hindostaanse afkomst. Hierdoor is Jane in staat de gebeurtenissen openhartig, maar ook op neutrale wijze te beschrijven, vrij van woede, haat of ander negatief oordeel jegens degenen die haar pijn hebben bezorgd. Ze rekent niet met hen af, integendeel. Ze gaat ermee om zoals het citaat van Tony Robbins in begin van haar boek: “Don’t judge the moment. Let your worst things become your greatest gifts”.
Irene van Gent (auteur van Volg je eigen weg) schrijft in haar recensie onder meer: “Het boek leest als een trein, je wilt doorlezen hoe Jane zich door haar leven beweegt. Jane raakt je door je eerlijk en openhartig te schrijven over haar misbruikverleden. Het boek is in liefde geschreven, waarmee Jane meteen laat zien dat ze echt vrede heeft gesloten met haar verleden.”
Voor Kanta Adhin geeft het verhaal van Jane een praktisch inzicht in de levensbeschouwelijke stadia van een mens die ook het hindoeïsme kent, zoals beschreven in het boek Dharm-Karm – Inleidende ethische beschouwingen van Jnan Adhin. Zij schrijft onder meer: “[..] een klein meisje geboren en getogen op Blauwgrond, Suriname, wordt een vrouw van het universum. Een vrouw die zich vereenzelvigt met de kosmische oerkracht en komt tot innerlijke harmonie en harmonie met haar externe omgeving. [..] Doordat Jane niet in hokjes denkt, maar zich openstelt, ervaart zij het universum: de ultieme beschaving.”
Thuiskomst
Voor Jane is ‘thuiskomen’ belangrijk, terug naar jezelf, naar je ziel. In haar geval was het essentieel vrede te sluiten met haar afkomst. Deze drang ontstond nadat zij bij een persoon die zij hielp bespeurde dat die haar Indische afkomst verloochende. Maar thuiskomen is ook de juiste balans vinden tussen ratio en emotie, tussen verstand en hart, tussen man-zijn en vrouw-zijn.
Roy Martina (holistisch arts en auteur van Emotioneel evenwicht) schrijft in zijn recensie onder meer: “Voor mij is dit boek op vele punten een feest van herkenning. Dit boek herinnert mij eraan wie ik werkelijk ben. Ik identificeer me niet meer met een kleur, volk, land of etnische afkomst. Door het lezen van dit boek keer ik terug naar mijn spirituele essentie en omarm ik wie ik echt ben.”
De boekpresentatie vond plaats op 28 november 2021 in Brasserie Bijna Thuis in Rijswijk en werd opgefleurd met londa ke nác en Hawaiiaanse dans. Londá ke nác is een traditionele Hindostaanse dans uitgevoerd door een man verkleed als vrouw. Jane wilde deze dans graag als onderdeel van de boekpresentatie om twee redenen: ten eerste een eerbetoon aan haar náná (opa van moederszijde) die deze dans beoefende en ten tweede omdat hiermee het duale man-vrouw van de mens wordt uitgebeeld. Vanwege haar mystieke binding met Hawaii (dat thuiskomst betekent) kon een traditionele Hawaiiaanse dans natuurlijk niet ontbreken.
Jane Mahalini Haridat – Vrede sluiten met je afkomst – Mijn werkelijke waarde als vrouw | Uitgave Mahalini’s Productions 2021 | ISBN 9789083208008| pp. 208 | prijs 24,50 euro (excl. verzendkosten). Te bestellen via de site www.janeharidat.com/vrede-sluiten-met-je-afkomst/ of via e-mail: info@janeharidat.com
Foto’s: Annelies Diertens en Sampreshan/Hindorama
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur
Schendingen van mensenrechten en het herinneringserfgoed in Paramaribo – Eric Kastelein
Monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van schending van mensenrechten vanaf 25 februari 1980
In de middenberm van de Dr. Sophie Redmondstraat, ter hoogte van het regeringsgebouw (later Dr. Ir. Frank Essed Gebouw), verzamelen zich op dinsdag 13 juli 1993 meer dan driehonderd mensen. Hieronder bevinden zich nabestaanden van slachtoffers van schending van mensenrechten, president Ronald Venetiaan, leden van de ministerraad, de voorzitter van De Nationale Assemblée en diplomaten. Ze hebben plaatsgenomen op plastic stoeltjes en zijn getuigen van de plechtigheden rond de onthulling van het monument dat herinnert aan de slachtoffers van de schending van mensenrechten in Suriname vanaf 25 feburuari 1980. Het initiatief om een dergelijke plek te creëren komt van Ilse Labadie van de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV). Theo Para schrijft later over haar: Zij leefde de menslievende waarden en normen, demonstreerde hun levensvatbaarheid en deed ze ontkiemen in de schoot van de brede democratische volksbeweging van Suriname (…).
“Landgenoten, kondreman, NOOIT MEER”
Ceremoniemeester A. van Eick nodigt mevrouw Nirmala Rambocus uit naar het spreekgestoelte te komen. De West publiceert de toespraak van de zus van de op 8 december 1982 vermoorde Surendre Rambocus woordelijk. Voor haar, zegt ze, staat het monument symbool voor de oproep te komen tot het onderzoek naar en de berechting van de daders van de decembermoorden. Na het ontsteken van het vredesvuur en het voordragen door Orlando Emanuels van zijn protestgedicht neemt voorzitster Ilse Labadie van de OGV het woord. Ook haar toespraak wordt in de krant gepubliceerd. Het monument herinnert aan de wens en oproep dat schendingen van mensenrechten zich nooit meer mogen herhalen: (…) landgenoten, kondreman, NOOIT MEER. Vervolgens geven de dochter van de vermoorde advocaat Kenneth Gonçalves en de moeder van de vermoorde politie-inspecteur Herman Gooding een tiental vredesduiven de vrijheid. President Ronald Venetiaan houdt zijn toehoorders voor dat alle mensen recht hebben op een waardig leven, op een waardig mens-zijn en dat iedereen zich daarvoor moet inzetten. Daarna verwijdert hij het doek voor de plaquette op de sokkel van het monument.
Geld overheid geweigerd
Samen geven voor gerechtigheid is de titel van een grote inzamelingsactie die wekenlang te horen is op de radio. In combinatie met een direct mail campagne wordt geld opgehaald bij bedrijven, verenigingen en particulieren. De verkoop van prentbriefkaarten met afbeeldingen van kunstwerken van Surinaamse kunstenaars is een groot succes. Een geldelijke bijdrage van de overheid wordt door de OGV geweigerd.
Het monument is een ontwerp van William Lie A Njoek, de winnaar van de uitgeschreven prijsvraag. Ilse Labadie legt uit dat het abstracte werk een macht, een persoon verbeeldt met een schild in de hand die herhaling voorkomt van wat in het verleden heeft plaatsgevonden. Het laswerk van de koudgewalste stalen platen is van Gordon Barclay, in samenwerking met Doorson’s Constructie Bedrijf.
Nationaal Monument Bastion Veere – 8 december 1982
Op bastion Veere, één van de drie bastions van Fort Zeelandia, organiseren Stichting 8 December 1982 en Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV) op 8 december 2009 een herdenkingsdienst voor de vijftien Surinamers die daar 27 jaar geleden door de militaire machthebbers zijn doodgeschoten. Tijdens de bijeenkomst onthult president Ronald Venetiaan samen met enkele nabestaanden het Nationaal Monument Bastion Veere – 8 december 1982. De tekst luidt:
Op deze plek werden op 8 december 1982 vijftien prominente zonen van Suriname zonder vorm van proces door het militaire regime doodgeschoten. Zij stonden voor vrijheid, recht en democratie.
De slachtoffers:
John Baboeram (36) advocaat, Bram Behr (31) journalist, Cyrill Daal (46) vakbondsleider, Kenneth Gonçalves (42) advocaat, Eddy Hoost (48) advocaat, André Kamperveen (58) ondernemer, Gerard Leckie (39) psycholoog, Sugrim Oemrawsingh (42) wiskundige, Lesley Rahman (28) journalist, Soerendra Rambocus (29) militair, Harold Riedewald (49) advocaat, Jiwansingh Sheombar (25) militair, Jozef Slagveer (42) journalist, Robby Sohansingh (37) ondernemer, Frank Wijngaarde (43) journalist.
Herinneren centraal bij herdenkingsdienst 2009
Pater Karel Choennie, die de twee uur durende dienst leidt, vertelt de nabestaanden dat vergeten is ontmenselijken en dat het herinneren van de gebeurtenissen altijd moet blijven. Wordt het verleden vergeten, dan is het gedoemd zich te herhalen. President Venetiaan heeft het over de bittere herinnering die in hart en steen is gegrift en nooit meer verdwijnt: Uw last is heel zwaar, uw last is ondeelbaar. De woorden van voorzitter Betty Goede van OGV benadrukken het belang van herinneren. Alle sprekers mijden de naam Desi Bouterse. Alleen Sunil Oemrawsingh van Stichting 8 December 1982 houdt de toehoorders voor dat de misdaden toen – waaronder de executies en het in brand steken van gebouwen – gebeurden onder de goedkeurende blik van de gezaghebber. De volgende dag nemen de kranten het woord: Herdenking 8 december 82 zal nooit overbodig zijn; Nationaal monument 8 december onthuld; Staat mag nooit meer helden doden; De 15 helden worden nooit vergeten.
Jaarlijkse bijeenkomst
De herdenking in 2009 is de derde bijeenkomst in Fort Zeelandia ter nagedachtenis aan de vijftien vermoorde Surinamers. De eerste keer vond plaats in 1995 nadat de militairen het complex na dertien jaar terug hadden gegeven aan Stichting Surinaams Museum. De tweede keer was op 8 december 2002, twintig jaar na de verschrikkingen. Nabestaanden, politici, vakbondsmensen en belangstellenden liepen toen van de Sint-Petrus-en-Pauluskathedraal naar het Fort. Vanaf 2010 is er jaarlijks een herdenkingsbijeenkomst bij het monument.
Vonnis in het proces over de Decembermoorden
De krijgsraad in Suriname heeft op 29 november 2019 president Desi Bouterse, hoofdverdachte in het in 2007 begonnen proces over de Decembermoorden, bij verstek veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. De uitspraak is conform de eis van aanklager Roy Elgin. Voorzitter mevrouw Cynthia Valstein-Montnor en de twee andere rechters achten hem schuldig aan het medeplegen met voorbedachten rade van de moord op vijftien tegenstanders van het militaire regime om de macht te behouden. Als leider van het leger en de veiligheidsdiensten nam hij het besluit de mensen te elimineren. Deze veroordeling is op 30 augustus 2020 door de krijgsraad bevestigd. Bouterse en zijn advocaat zijn hiertegen in beroep gegaan.
Gedenksteen voor alle schendingen in Fort Zeelandia
Het Surinaams Museum keert op donderavond 23 november 1995, na dertien jaar eerder door het Militair Gezag te zijn weggestuurd, terug naar Fort Zeelandia, naar baka foto. Conservator Frans Fontaine van het Tropenmuseum in Amsterdam komt met het idee de slachtoffers van 8 december 1982 en van eerdere verschrikkingen in het fort blijvend te gedenken. Om geen tijd te verliezen wordt een tekst opgesteld, op een A-4tje uitgeprint en in een plastic hoesje aan een celmuur bevestigd. Een jaar later volgt de gedenksteen: Allen die in de loop der tijd in Fort Zeelandia het leven lieten willen we hier in stilte gedenken. Deze plaat bevindt zich aan de wand in een cel in gebouw vier.
De vergeten moord op twee gevangenen, 6 november 1942
Op Jodensavanne aan de Surinamerivier zitten vanaf 1942 146 Nederlandse mannen en jongens gevangen, die verdacht worden van vermeende pro-Duitse sympathieën. Ze komen uit Nederlands-Indië en zijn voor internering met het stoomschip Tjisadane naar Suriname overgebracht. Nadat vier mannen begin oktober 1942 weigeren Joodse graven te openen om op zoek te gaan naar sieraden, krijgen ze de opdracht de latrines met blote handen schoon te maken. Ook dat bevel voeren ze niet uit waarop ze geboeid naar Fort Zeelandia worden getransporteerd. Daar moeten de gevangenen zich uitkleden en worden ze geschopt en met knuppels afgetuigd.
Territoriaal-commandant kolonel Johan Kroese Meyer beslist op 6 november zonder proces over het leven van ir. L.K.A. de Raedt van Oldenbarnevelt en L.A.J. van Poelje. Hij geeft de mariniers H. Grift en J.J.H.F. Verhoeven de opdracht de gevangenen ‘op de vlucht’ dood te schieten. J.E. Stulemeyer en C.J. Kraak ontspringen deze macabere dans. Bij Stulemeyer ketst de tommygun. Kraak wordt door ingrijpen van gevangenisdirecteur W.G. Gummels gered: Hij rende naar buiten en schreeuwde dat dit ‘platte moord’ was.
Stulemeyer legt in 1978 zijn ervaringen vast in het boek Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname 1940-1946. In detail beschrijft hij in het hoofdstuk ‘De moorden van Fort Zeelandia’ hoe de vier mannen werden aangepakt. In Paramaribo aangekomen worden ze met een militaire vrachtwagen naar het Fort gebracht en in afzonderlijke cellen opgesloten. Twintig minuten na aankomst (De Raedt van Oldenbarnevelt is dan al met vijf schoten omgebracht): Nadat Van Poelje neergeschoten was werden Kraak en ik uit onze cellen gehaald. Om vermoord te worden? Zij overleven de slachting.
Enkele jaren na de oorlog wordt door waarnemend procureur-generaal mr. E.E. Grunberg officieel vastgesteld dat het om moord gaat, maar tot een proces – laat staan een veroordeling – komt het niet. Wrang genoeg krijgt Meyer in 1948 de Militaire Willems-Orde voor zijn rol bij de politionele acties in Nederlands-Indië. Advocaat A.G. Besier schrijft in het boek De groene hel uitvoerig over deze oorlogsmisdaad. Ook NRC Handelsblad van 11 maart 1995 besteedt aandacht aan deze moorden. Maar zonder gevolgen voor de drie daders, die komen ermee weg.
Gedenkzuil Binnenlandse Oorlog en de slachting in Moiwana
Tijdens deze vuile oorlog – en geen ‘conflict’ zoals verdoezelend op de herinneringszuil (2016) aan de Waterkant staat – vinden honderden onschuldige burgers de dood en moeten tienduizend inwoners van Oost-Suriname voor het meedogenloze geweld vluchten naar Frans-Guyana. Het dieptepunt wordt bereikt op 29 november 1986 in het dorp Moiwana. In een gecoördineerde actie van het Nationaal Leger, dat onder bevel staat van Desi Bouterse, worden ten minste 39 mannen, vrouwen en kinderen geliquideerd.
Vonnis uitgesproken
De moorden en de schending van de rechten van de mens worden bij vonnis op 15 juni 2005 door het Inter-Amerikaans Hof voor de rechten van de mens bewezen geacht. Maar het verplichte strafrechtelijk onderzoek naar de daders wordt niet uitgevoerd en de betalingen van schadevergoedingen aan de 130 overlevenden blijven achterwege. Stichting Fonds Ontwikkeling Moiwana-gemeenschap en Stichting 8 December 1982 roepen eind november 2021 – 35 jaar na het bloedbad, 16 jaar na het vonnis – de regering van Suriname op haar verplichting met betrekking tot het vonnis na te komen. Het wachten is nu op het nemen van verantwoordelijkheid.
***
In mei 2020 verscheen Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed. Historicus Eric kastelein reconstrueert meer dan honderd vaak vergeten geschiedenissen over bijzondere mensen en gebeurtenissen die in de afgelopen 250 jaar in Paramaribo een gedenkteken hebben gekregen. Bovenstaand verhaal is op het boek gebaseerd. De oplage van 1.000 exemplaren is vrijwel uitverkocht. Boekwinkel de Vries van Stockum Den Haag (online) heeft nog enkele exemplaren.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Afscheid van professor Ruben Gowricharn – Hans Ramsoedh
Op maandag 29 november j.l. nam professor Ruben Gowricharn afscheid als bijzonder hoogleraar Hindostaanse Diasporastudies aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Deze leerstoel is in 2010 ingesteld door de Stichting Diaspora Leerstoel Lalla Rookh met als doel het bevorderen van onderwijs in en onderzoek naar de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland, Suriname, India en daarbuiten. De benoeming van de bijzonder hoogleraar is voor een periode van vijf jaar. Van 2010 tot en met 2015 bekleedde Chan Choenni deze leerstoel. Hierna nam Gowricharn de fakkel over.
Het werd een verlaat afscheid van Gowricharn als bijzonder hoogleraar Hindostaanse Diasporastudies aangezien corona steeds roet in het eten gooide bij de planning van het afscheid eerder.
Gowricharn heeft een behoorlijke wetenschappelijke staat van dienst. Van 2002 tot 2006 bekleedde hij de FORUM/Verwey-Jonker Leerstoel aan de Universiteit van Tilburg. Van 2007 tot 2017 was hij hoogleraar Sociale Cohesie en Transnationale Vraagstukken aan dezelfde universiteit. Van zijn hand verschenen talloze wetenschappelijke boeken en artikelen.
Zijn afscheidsrede heette Wetenschap gerelativeerd. Kanttekeningen uit de leefwereld waarin hij onder meer afrekent met het zogeheten onafhankelijk en objectief karakter van onderzoek. In zijn optiek is objectief onderzoek een onhaalbaar streven omdat de subjectiviteit van de onderzoeker hoe dan ook doorwerkt in het onderzoeksresultaat. Het zijn de culturele normbeelden van onderzoekers die de interpretatie van data sterk bepalen. Met andere woorden, het streven naar objectiviteit en onafhankelijkheid is in de visie van Gowricharn pretentieus en tot mislukken gedoemd.
Na zijn afscheidsrede werd Gowricharn toegesproken door emeritus hoogleraar Frank Bovenkerk, lid van het bestuur van de Lalla Rookh Diaspora Leerstoel, die hem een door Jaswina Elahi, Sandra Trienekens en Hans Ramsoedh geredigeerd liber amicorum (vriendenboek) getiteld Against better judgement: rethinking multicultural society aanbood met bijdragen van 22 vrienden, collega’s, kinderen en oud-promovendi van Gowricharn.
Gowricharn werd ook toegesproken door Rajendre Khargi, voorzitter van de Stichting Lalla Rookh Diaspora Leerstoel, die in zijn speech de belangrijke bijdrage van hem memoreerde, zoals het op de internationale kaart zetten van Hindostaanse Diaspora door de organisatie in 2017 van een internationale diaspora conferentie in Den Haag met als resultaat de publicatie van een viertal Engelstalige wetenschappelijke bundels die handelen over verschillende aspecten van de Indiase diaspora bij de gerenommeerde uitgeverij Routledge in Engeland.
Het afscheid van Gowricharn als bijzonder hoogleraar betekent geenszins het einde van zijn ‘publicatiedrift’. Hij is op dit moment bezig met de afronding van een vergelijkende studie naar Hindostaanse boeren in Suriname, Guyana, Fiji en Mauritius die in de loop van 2022 door Oxford wordt uitgegeven. Hierna heeft hij nog andere publicaties in de planning staan die op niet al te lange termijn het daglicht zullen zien.
Gowricharn geldt als een wetenschapper pur sang maar combineert inmiddels de keurslijf of rigiditeit van wetenschap met de literaire vrijheid van de romancier om, zoals hij in zijn afscheidsrede het stelde, daarmee de beperkingen van de wetenschap te overstijgen en de werkelijkheid accurater weer te geven.
Heuglijk nieuws voor Gowricharn was dat enkele dagen voor zijn afscheidsrede er een schikking kwam in een conflict met de universiteit van Tilburg en hij van alle blaam werd gezuiverd. Begin 2019 bepaalde de Universiteit van Tilburg namelijk dat Gowricharn geen promotor of lid van een promotiecommissie meer mocht zijn. Hij zou tijdens de begeleiding van een proefschrift over de overdrachtsmechanismen van Salafisme (een Islamitische stroming) de wetenschappelijke integriteit hebben geschonden. Gowricharn heeft zowel het besluit als de sancties aangevochten. Na bijna drie jaar procederen en praten kwamen partijen op 26 november 2021 tot een schikking, Gezamenlijke verklaring | Tilburg University. Op de website van de universiteit van Tilburg staat dat ‘volgens de huidige Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit 2018 geen sprake is van een schending van de wetenschappelijke integriteit door prof. dr. R. Gowricharn.’ Daarmee is Gowricharn in eer hersteld en kan hij z’n academische loopbaan van alle blaam gezuiverd afsluiten.
In een eerdere bijdrage op deze site is een interview met Gowricharn opgenomen waarin wordt ingegaan op zijn wetenschappelijke loopbaan en publicaties.
Foto’s: Rabin Baldewsingh
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Taal & Literatuur
Recensie boek pandit Bhasker Rewti: Saṁskāra Bhāskara – de zestien Vedische Saṁskāra’s – Pandit B.W. Jaipal
Recent kwam het boek Saṁskāra Bhāskara van pandit Bhasker Rewti uit, waarin hij de tijdloze ceremonieën (sanskára’s) uit de Veda’s beschrijft alsook de Vedische begrippen dharma, artha, káma en móksha.
Al geruime tijd bestaat er behoefte om vooral onze jongeren in Nederland en Suriname te voorzien van de essentie en context van de zestien sanskára’s. Dit zijn ceremonieën die worden uitgevoerd op sacrale momenten in het leven van de mens, zoals het besluit om kinderen te nemen, de zwangerschapsperiode, de geboorte en naamgeving, het begin en het eind van de schoolperiode, het huwelijk en het overlijden. Het Sanskriet woord sanskára heeft betrekking op de manier van opvoeding of karaktervorming. De auteur is erin geslaagd om de betekenis en achtergronden van deze ceremonieën, evenals hun relatie tot de vele aanpalende aspecten van de Vedische dharma, op een prettig leesbare manier weer te geven.
Bij de aanvang van de mensheid heeft Paramátmá ons – via de vier Rishi’s (Zieners), te weten Agni, Váyu, Áditya en Angirá, de universele wijsheden van de vier Veda’s geschonken. Door verwijzingen naar de mantra’s van deze Vedás en de vele sútra’s (korte, prikkelende uitspraken) van de Vedische filosofie, maar ook door de heldere metaforen in dit boek, zijn belangrijke elementen van de Vedische kennis voor eenieder bijzonder toegankelijk geworden. Verbroedering, humaniteit, respect en opvoeding van kinderen met universele waarden en normen staan centraal in het boek. Een van de metaforen die wordt gebruikt: ”Door water op de bladeren te sproeien zal de boom niet groener worden. U zult eerst de wortels moeten bewateren om mooie groene blaadjes te krijgen.” Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat voor een goede opvoeding van kinderen de ouders eerst zelf moeten weten wat en goede opvoeding inhoudt.
Het is zuur om te constateren dat vele van de in dit boekwerk uitgelegde sanskára’s in de vergetelheid zijn geraakt. Van de zestien besproken sanskára’s wordt slechts een viertal redelijk frequent gedaan. Is hier nu sprake van onwetendheid of geen prioriteit willen stellen aan het voltrekken van deze ceremonieën voor onze kinderen? Mogelijk is het gemis aan deze sanskára’s mede een verklaring voor onze achteruit hollende samenleving, wat zich dagelijks uit in zinloos geweld, disrespect voor ouderlijk gezag, korte lontjes, generatiekloven, complottheorieën, brandhaarden en, zeker niet het minst belangrijk, het slinks aanwakkeren van sentimenten die aan ras zijn gerelateerd.
Er is een groot tekort aan literatuur waarin de Vedische filosofieën in het Nederlands zijn uiteengezet. De auteur heeft deze leegte met dit prachtig uitgevoerde boek opgevuld en in begrijpelijke taal een flink aantal diepzinnige filosofieën uit de Veda’s helder uiteengezet. Hoe langer u zich in deze onderwerpen verdiept, hoe meer u zult willen weten over de Vedische opvoeding. Ook zal u worden geprikkeld om deze sanskára’s daadwerkelijk uit te voeren. Federatie Prathinidhi Arya Sabha Nederland (PRASNE) beveelt u aan dit boek aandachtig te lezen en de inhoud te delen, maar vooral in uw leven toe te passen.
Saṁskāra Bhāskara – de zestien Vedische Saṁskāra’s en de vier levensdoelen dharma, artha, káma en móksha | Auteur/uitgave Bhaskar Rewti 2021 Zoetermeer | ISBN 9789082710649 | hardcover pp. 288 | prijs 15 euro (excl. verzendkosten). U kunt dit boek bestellen via e-mail: brewti@gmail.com
De opbrengst van dit boek gaat naar de Stichting voor Armen en Wezen ten behoeve van de inrichting van een in aanbouw zijnde polikliniek voor de allerarmsten in het dorpje Padampur (Órisa, India). Voor meer informatie over SAW zie: www.armenenwezen.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur
Exit Zwarte Piet – Hans Ramsoedh
In tegenstelling tot voorgaande jaren was er dit jaar op 13 november weinig commotie merkbaar rond de intocht van Sinterklaas met Zwarte Pieten. In plaats van Zwarte Pieten figureerden roetveegpieten als knechtjes van de heilige man. Een uitzondering hierop vormde Breda als een van de weinige steden die kozen voor een Sinterklaasintocht met grijze pieten (black face light) om volgens de organisatoren de pieten onherkenbaar te houden. Betogers van Kick Out Zwarte Piet waren bij die intocht aanwezig om te protesteren tegen de grijze pieten als schijnoplossing. Ik sluit niet uit dat in de provincie Zwarte Piet nog onderdeel vormt van de sinterklaasviering, maar het lijkt mij een achterhoedegevecht van de provincialen en een kwestie van tijd wat betreft het behoud van het fenomeen van Zwarte Piet. Het dagblad Trouw (13 november 2021) kopte in een artikel dat Nederland druk bezig is Zwarte Piet ‘uit te faseren’. Veel steden zien af van Zwarte Piet vooral om ‘gedoe’ te voorkomen en niet omdat Zwarte Piet racistisch zou zijn.
Zwarte Piet als onderdeel van de internationale blackface traditie
Over de oorsprong van Zwarte Piet bestaat geen eenduidigheid. De eerste afbeelding van Zwarte Piet, zoals wij die tegenwoordig kennen, duikt op in 1850 in een prentenboek Sint Nikolaas en zijn knecht van de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman. Een van de verklaringen die we in de literatuur tegenkomen is dat Zwarte Piet gemodelleerd zou zijn naar populaire Amerikaanse en Britse blackface-optredens uit de eerste decennia van de negentiende eeuw. Blackface is het fenomeen van het zwartmaken van een gezicht door blanke acteurs in combinatie met overdreven rode lippen om een karikatuur uit te beelden van een zwart persoon (kinderlijk, dommig, jolig, muzikaal en zorgeloos). Britse blackface-gezelschappen traden op in Nederland en hadden veel succes. De introductie van Zwarte Piet in Nederland in 1850 werd daarmee onderdeel van een internationale black face-traditie waarin een stereotype beeld van zwarte mensen wordt neergezet.
Dat door mensen van kleur Zwarte Piet als racistisch of kwetsend wordt ervaren is niet van recente datum. De eerste klachten stammen al uit 1927 toen een zwarte man voor de Rotterdamse politierechter moest verschijnen omdat hij een havenarbeider had geslagen die hem had uitgemaakt voor Zwarte Piet. In 1939 werd een zwarte onderwijzer door een moeder gesommeerd de tram in Sittard te verlaten, omdat haar zoontje moest huilen vanwege de confrontatie met deze ‘Zwarte Piet’. In de jaren hierna zijn er heel veel meldingen gedaan van vergelijkbare pesterijen in het openbaar vervoer, op de werkvloer, op het schoolplein of de openbare weg (zie https://historiek.net/geschiedenis-van-de-zwarte-piet-kritiek/84395/).
Vanaf de jaren 1970 kreeg de kritiek op Zwarte Piet een structureel karakter, mede doordat de Surinaamse populatie in Nederland inmiddels aanzienlijk was gegroeid en Surinaamse organisaties hier te lande zich op dit onderwerp gingen richten. In de eenentwintigste eeuw groeide de controverse uit tot een landelijke kwestie die het karakter kreeg van een cultuurstrijd.
Cultuurstrijd en nationale identiteit
Afgelopen decennium verkeerde Nederland in de maand november min of meer in een permanente staat van overspannenheid. Rond het verschijnsel Zwarte Piet barstte er een cultuurstrijd los tussen voor- en tegenstanders van Zwarte Piet waardoor Nederland gepolariseerd raakte. Veel steden in Nederland werden op de dag van de sinterklaasintocht omgebouwd tot een onneembare politievesting om de nationale intocht van Sinterklaas ordelijk te laten verlopen. Het protest tegen Zwarte Piet kwam in een stroomversnelling toen de activisten Quincy Gario en Jerry Afriyie tijdens de nationale herdenking van de slavernij in het Oosterpark in Amsterdam op 1 juli 2011 de ‘Zwarte Piet is racisme’-campagne lanceerden.
Het protest van de activisten luidde het begin in van een cultuurstrijd in Nederland die alles te maken had met de Nederlandse identiteit. Voorstanders van Zwarte Piet zien hem als een Nederlandse traditie en daarmee als onderdeel van de Nederlandse identiteit. Een pleidooi voor afschaffing betekent in hun optiek een aanslag op een Nederlandse traditie en daarmee op de Nederlandse identiteit. Tegenstanders van Zwarte Piet daarentegen beschouwen deze personage als een uiting van racisme.
Voor groepen die sterk vasthouden aan tradities is nationale identiteit een tijdloos en bijna heilig gegeven dat losstaat van het idee dat wij ons erover vormen. Voor deze groep is de Nederlandse nationale identiteit als het ware gestold en vastgevroren. Globalisering, multiculturalisme, islamisering en migratie worden gezien als een bedreiging voor de nationale identiteit. Deze groepen hebben het gevoel dat tradities waar ze van houden opeens besmet zijn en menen dat zij het zijn die zich moeten aanpassen aan mensen met notabene een migratieachtergrond. Deze aanhangers van de traditionele opvatting over nationale identiteit gaan echter voorbij aan het feit, zoals door veel onderzoekers gesteld, dat nationale identiteit een historische constructie is en werk in uitvoering. Interpretatie en beleving van nationale identiteit zijn namelijk niet onwrikbaar in beton gegoten: veel tradities zijn nog geen eeuw oud, sommige verdwijnen, andere worden uitgevonden, instituties worden aangepast aan de eisen van de tijd waarin wij leven et cetera. Zo betekende de toekenning van rechten aan vrouwen (zoals de toekenning in 1919 van het kiesrecht aan vrouwen en in 1956 de afschaffing van de handelingsonbekwaamheid van vrouwen in Nederland) een eind aan een traditie waarbij in de optiek van het traditioneel mannelijk bolwerk het enige recht van vrouwen het aanrecht was.
De verdedigers van Zwarte Piet voeren ook als argument aan dat het Sinterklaasfeest een kinderfeest is en dat kinderen in de zwarte knechtjes of hulpjes van de Sint geen racistisch fenomeen zien. Ook dit argument snijdt geen hout aangezien het voor kinderen geen fluit uitmaakt hoe de knecht van Sint eruit ziet. Ik heb nooit gehoord dat kinderen bij de confrontatie met roetveeg of gekleurde Pieten acuut in een depressie raakten of psychische hulp nodig hadden. Ik ontkom niet aan de indruk dat behoud van Zwarte Piet vooral door bepaalde volwassen mannen belangrijk wordt gevonden. In hun kinderjaren hebben zij naar alle waarschijnlijk veel plezier beleefd aan het ‘oenig gedrag’ van Zwarte Piet. Hun kinderen willen zij dit plezier niet onthouden. Blijkbaar willen deze volwassenen via de kinderen deze traditie uit hun verleden weer herbeleven.
Kantelmomenten
De protestdemonstraties van de activisten Gario en Afriyie bleven niet zonder succes. In 2014 nam de gemeente Amsterdam als eerste gemeente afscheid van Zwarte Piet door introductie van de roetveegpiet. In hetzelfde jaar introduceerde de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) roetveeg pieten gevolgd door RTL in 2016. Veel supermarkten en speelgoedwinkels gingen eveneens overstag en kozen voor roetveegpieten. In VN-verband werd in 2013 en 2015 gewezen op het racistische karakter van Zwarte Piet. In 2016 stelde de Kinderombudsman in Nederland in een onderzoek dat Zwarte Piet in zijn huidige racistische vorm in strijd is met het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties en schadelijk voor [zwarte] kinderen. De figuur van Zwarte Piet kan namelijk bijdragen aan pesten, uitsluiting of discriminatie, aldus de Kinderombudsman. Ook het Europees Parlement mengde zich in de Zwarte Piet-discussie. In een resolutie in juni 2020 riep het Europese landen op om te breken met racistische en afrofobische tradities als Zwarte Piet.
Een belangrijk kantelmoment in het debat over Zwarte Piet was de politiemoord op de 46-jarige Afro-Amerikaan George Floyd in de VS op 25 mei 2020 die wereldwijd leidde tot een golf van anti-racismeprotesten (Black Lives Matter). Ook in Nederland gingen in veel steden demonstranten de straat op om te protesteren tegen racisme en discriminatie. Met de tragische dood van George Floyd kreeg de Anti-Zwarte Piet-beweging in Nederland de wind mee, want waar het eerder niet lukte om duizenden op straat te krijgen om te demonstreren tegen racisme en discriminatie, lukte het nu wel. Ook in de media ontstond brede aandacht voor racisme en discriminatie in de Nederlandse samenleving. Het nieuws, de actualiteitenrubrieken op radio en tv en de kranten hebben inmiddels volop aandacht voor dit thema. Die omslag zien we ook bij premier Rutte. Daar waar hij aanvankelijk over Zwarte Piet zei dat deze nu eenmaal zwart is en daar niets aan kan doen, verklaarde hij in 2020 tijdens een debat in de Tweede Kamer naar aanleiding van de anti-racismedemonstraties meer begrip te hebben voor mensen die zich gediscrimineerd voelen door de geschminkte hulp van Sinterklaas. Hij nam afscheid van het kamp ‘zwarte Piet is zwart’. Ruttes onverwachte ontboezeming werd beschouwd als historisch. Dat was het ook toen Rutte erkende dat niet alleen in de VS sprake is van racisme en discriminatie, maar ook in Nederland. Alleen had Rutte het niet over institutioneel racisme, maar over systemische problemen in de Nederlandse samenleving.
Sinterklaasfeest en inclusiviteit
De brede aandacht voor de Black Lives Matter-beweging heeft de sensitiviteit voor racisme en discriminatie in de Nederlandse samenleving duidelijk vergroot. Het pleit rond de discussie over Zwarte Piet lijkt langzamerhand beslecht. De uitfasering van een voor gekleurde Nederlanders ervaren racistisch fenomeen binnen de Nederlandse cultuur is daarmee dan ook een kwestie van tijd. Provincialen die vasthouden aan Zwarte Piet zijn met een achterhoedegevecht bezig en gaan in tegen de tijdgeest. Het zal echter nog een aantal jaren duren voordat het pleit definitief is beslecht en het sinterklaasfeest daadwerkelijk een inclusief karakter krijgt.
Het definitieve afscheid van Zwarte Piet betekent geenszins een verloochening van een Nederlandse traditie. Tradities liggen namelijk niet voor eeuwig vast. Als bepaalde tradities maatschappelijke polarisatie tot gevolg hebben zal iedere generatie deze steeds weer tegen het licht moeten houden tegen de achtergrond van de tijdgeest. Dit geldt ook voor het sinterklaasfeest met Zwarte Pieten. In een samenleving die inmiddels schoorvoetend bezig is inclusiviteit te omarmen is er geen plaats voor tradities die als kwetsend worden ervaren door een deel van die samenleving. Voor dat deel van de samenleving staat Zwarte Piet namelijk symbool voor raciale en racistische stereotypering van groepen mensen. Het definitieve afscheid van Zwarte Piet is dan ook een kwestie van beschaving.
Foto’s: Youtube.com (2), Andere Tijden.nl (3), Facebook.com (4) en Twitter.com (5)
Srefidensi en het herinneringserfgoed in Paramaribo – Eric Kastelein
Surinaamse geschiedenissen
Op 25 november 2021 bestaat de Republiek Suriname 46 jaar. De onafhankelijkheid – srefidensi, het woord komt van de Surinaamse dichter Trefossa – heeft drie monumenten die herinneren aan dat moment in 1975. Ook staan er een paar beelden die er zijdelings mee te maken hebben. Een kleine wandeling door de stad.
Carillon op het Vaillantsplein
Op zaterdagmiddag 25 februari 1978 – ruim 2 jaar na de overhandiging van het schaalmodel – verzamelen zich duizenden belangstellenden op het Vaillantsplein voor het feestelijk in gebruik nemen van het carillon. Het is een geschenk van het Nederlandse Parlement, ter herinnering aan de onafhankelijkheid op 25 november 1975 en staat naast het Statenmonument met vijver uit 1966 van Stuart Robles de Medina.
Voor Suriname zijn aanwezig president Johan Ferrier, voorzitter Emile Wijntuin van het Parlement van Suriname, minister mr. Achmed Karamat Ali, minister Ludwig Zuiverloon, minister Soerdj Badrising, minister Cornelis Ardjosemito, kolonel Yngwe Elstak, hoofdcommissaris Jimmy Walker en veel parlementariërs. Nederland wordt vertegenwoordigd door onder andere de ondervoorzitters van de Eerste en Tweede Kamer de heren J.B. Broeksz en C.F. Kleisterlee en de Nederlandse ambassadeur drs. H. Leopold.
De Militaire kapel zwijgt als minister Karamat Ali van Openbare Werken en Verkeer rond vijf uur naar voren loopt. De afdeling Landsgebouwen van zijn ministerie heeft het ruim tien meter hoge carillon gebouwd en hij overhandigt de sleutel van het monument aan de heer Broeksz. Die legt op zijn beurt de sleutel in de handen van Emile Wijntuin. Gedrieën lopen ze de buitentrappen op naar het stokkenklavier op de bovenste verdieping. Daar speelt de Surinaamse musicus J. Emanuelson de eerste tonen en de beiaard is in gebruik.
Het carillon bestaat uit 24 klokken die in een stalen klokkenstoel hangen, gemaakt door klokkengieterij Koninklijke Eijsbouts uit Asten. Het klavier voor het handspel en de elektronische bediening staan in de speelcabine bovenin. Het carillon speelt automatisch ieder kwartier van ’s ochtends zes uur tot ’s avonds acht uur. De muziek begint en eindigt met het Surinaamse volkslied. Andere liedjes die gespeeld worden zijn Peroen Peroen mi patron, Ghori ghori, Tedang bulang en Sebie baroeba. Het carillon beschikt tegenwoordig over tientallen melodieën.
Telesur zorgt sinds midden jaren negentig voor het onderhoud van de toren. Vanaf die tijd zijn het gebouw en het carillon drie keer grondig gerenoveerd. Het bedrijf wordt hierin ondersteund door medewerkers van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed uit Nederland. Deze specialisten voeren regelmatig inspecties uit en stellen aanbevelingen op.
Dat het in het verleden mis kon gaan blijkt uit een krantenkop van de Vrije Stem in juni 1978: Stilte rond ons Carillon. Een jaar later zijn de problemen nog niet voorbij: Carillon zwijgt reeds maanden. Met die moeilijkheden heeft Telesur afgerekend.
I love SU bij Fort Zeelandia
In het grasveld langs de Abraham Crijnssenweg en in de schaduw van de ruïnes van Gebouw 1790 staat in kleurig beton het monument I love SU van de kunstenaar George Struikelblok. Het ontwerp is een ‘liefdesverklaring’ aan 35 jaar srefidensi. Meer dan veertig kleuters van de St. Elisabethschool scanderen ‘I love SU, I love SU, I love SU‘ bij de onthulling op 6 juli 2011. Verder zijn aanwezig onder andere Monique Nouch Chaia van Readytex Art Gallery, Rinaldo Klas en Hillary de Bruin van het directoraat Cultuur van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.
De oorspronkelijke onthulling vond plaats op 25 november 2010. Het kunstwerk stond toen aan de zijkant van Fort Zeelandia, in het grasveld waar het standbeeld van koningin Wilhelmina uitkijkt over de Surinamerivier. Het gedenkteken was echter van hout en niet bestand tegen het tropische klimaat.
Kritische geluiden over het monument van, onder andere, directeur Stephen Fokké van Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname richten zich vooral op de locatie in de historische binnenstad van Paramaribo die op de Unesco Werelderfgoedlijst staat. Ook gaan er stemmen op om het kunstwerk te verplaatsen. Maar die discussies krijgen de binnenlandse en buitenlandse toeristen niet mee. Een Nederlands echtpaar van rond de zestig poseert lacherig voor het rode hart. Een Hindostaanse vrouw kust haar man op de wang terwijl ze een selfie neemt. Twee dochters van een creools stel staan met de duimen omhoog tussen de poten van de U en kijken breed lachend in de richting van de smartphone van hun moeder. Een blauwe VW Transporter met daarin vijf Belgen stopt op het parkeerterrein van het Kabinet van de president. De gids wacht geduldig totdat de foto’s zijn genomen.
40 jaar Staatkundige Onafhankelijkheid op het Onafhankelijkheidsplein
President Desi Bouterse en first lady Ingrid Bouterse-Waldring onthullen op 25 november 2015 de plaquette 40 jaar Staatkundige Onafhankelijkheid, die met vier bouten aan een granietblok is bevestigd. Het aandenken aan srefidensi ligt recht tegenover het Presidentieel paleis op het Onafhankelijkheidsplein. Het is de plek waar in 1904 het borstbeeld van oud-gouverneur T.A.J. van Asch van Wijck stond en waar van 31 augustus 1923 tot 22 november 1975 het standbeeld van koningin Wilhelmina de omgeving domineerde.
Voorzitter Henk Herrenberg van de Nationale Commissie ter Herdenking van 40 jaar Staatkundige Onafhankelijkheid legt in zijn toespraak de nadruk op herdenken en bezinnen. Het programma van deze dag bestaat uit saluutschoten in de ochtend, een bijzondere vergadering van De Nationale Assemblée, de onthulling van het gedenkteken, een parade en een afsluitende volksreceptie. Schrijver en oud-vakbondsleider Jan Haakmat overhandigt aan Bouterse het eerste exemplaar van Gedenkboek. Ter herinnering aan de onafhankelijkheid van Suriname 25 november 1975. Het Nationaal Leger geeft in het drukbezette André Kamperveenstadion meerdere demonstraties. De kosten van deze feestelijkheden bedragen 1,8 miljoen SRD.
Statuutboom, Wilhelmina, Jagernath Lachmon, Henck Arron, Trefossa
Het eerste signaal van een naderende onafhankelijkheid is de afkondiging op 29 december 1954 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden. De overzeese gebiedsdelen, waaronder Suriname, krijgen meer zelfstandigheid en bepalen voortaan het binnenlandse beleid en de financiën. Een gelijkwaardig rijksdeel, een oud-kolonie maar nog niet onafhankelijk. De Statuutboom, een groenhart, die herinnert aan die gebeurtenis staat in de Mr. Dr. J.C. de Mirandastraat.
In de nacht van vrijdag op zaterdag 22 november 1975 wordt het acht ton wegende beeld van Wilhelmina weggetakeld en overgebracht naar het Prins Bernhard Kampement. Dat niet iedereen het eens is met die actie vertelt dagblad Trouw met de kop Surinamers boos over weghalen beeld Wilhelmina. Het standbeeld staat sinds 31 augustus 1976 bij Fort Zeelandia, langs de oever van de Surinamerivier. Jagernath Lachmon en Henck Arron zijn de politieke hoofdrolspelers bij de onafhankelijkheid. Hun handdruk en brasa maken 25 november mogelijk. Het beeld van Lachmon (2002) bevindt zich op het Onafhankelijkheidsplein.
Het standbeeld van Henck Arron (2008) staat 200 meter verderop, aan de Kleine Combéweg, bij de ingang van de Palmentuin. Het borstbeeld van Trefossa (2012) – van wie het woord srefidensi komt – heeft op een steenworp afstand zijn plek gevonden, op de hoek van de Kleine Combéweg en het Onafhankelijkheidsplein. De laatste drie werken zijn van de Surinaamse kunstenaar Erwin de Vries.
In mei 2020 verscheen Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed. Historicus Eric kastelein reconstrueert meer dan honderd vaak vergeten geschiedenissen over bijzondere mensen en gebeurtenissen die in de afgelopen 250 jaar in Paramaribo een gedenkteken hebben gekregen. Bovenstaand verhaal is op het boek gebaseerd. De oplage van 1.000 exemplaren is vrijwel uitverkocht. Boekwinkel de Vries van Stockum Den Haag (online) heeft nog enkele exemplaren.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Interview met kunstenares Fezila William
“Ik zie goud en diamant als symbool voor het menselijke karakter en de waarde die daaraan wordt gegeven.”
Fezila William staat op de MASTERS EXPO die van 18 tot en met 22 november 2021 in de Amsterdamse RAI wordt gehouden. Deze beurs is een vervolg op de succesvolle beurzen Masters of LXRY en de Miljonair Fair. Op MASTERS EXPO komt het meest bijzondere aanbod op het gebied van luxury en business samen. “Het was even spannend of de beurs met de aanscherping van de coronomaatregelen zou doorgaan, maar het mag. Ik kwam elk jaar als gast op de beurs. Nu mag ik er mijn eigen kunst tentoonstellen.” Fezila is er terecht trots op dat ze deze kans heeft gekregen. Zij werkt er ook hard voor. “Het is een aparte wereld. Je moet mensen kennen en mensen moeten je wat gunnen. Het is ook veel meer een eliteclub dan ik dacht. Je hoort vaak over het doorbreken van glazen plafonds. Als Surinaamse Hindostaan voel ik me echt een pionier. Terwijl wij uit een Indiaas/Perzische cultuur komen waar prachtige kunst is voortgebracht, ook schitterende gebouwen en kleding, is dat in Suriname niet gecultiveerd. Niet dat er geen talent was, maar het werd niet gestimuleerd. In Nederland kun je als niet-blanke wel in de sport, entertainment en literatuur doorbreken, maar de andere branches zijn nog een behoorlijk gesloten bolwerk.”
In het buitenland is Fezila geen onbekende. Haar werk is onder andere te bezichtigen in galeries in Zwitserland, Frankrijk, Engeland, Israël en Mallorca. Binnenkort neemt ze deel aan de Art Basel, een van de grootste en meest prestigieuze kunstevenementen ter wereld die sedert 1969 jaarlijks afwisselend in Basel, Hong Kong en Miami wordt gehouden. Van 4 tot en met 8 december zal een geselecteerde groep kunstenaars die naast fysieke kunstwerken ook cryptokunst aanbieden in South Beach, Miami hun werk tonen. Haar werk zal onder meer te zien zijn op een mega groot billIboard in South Beach en door de stad heen op digitale billboards.
Popart met goud en diamant
De kunststroming waarbinnen Fezila werkt is popart, een kleurrijke stroming in de moderne kunst die in de jaren zestig van de vorige eeuw grote bekendheid verwierf. Van alledaagse dingen begon men kunst te maken. Bekend zijn de voorbeelden van soepblikken, spaghettiverpakkingen, colaflessen en andere supermarktproducten. Maar ook bekende personen als Elvis Presley en Marilyn Monroe werden als kunstwerk uitgebeeld. “Ik heb daar een eigen draai aan gegeven door met luxer materiaal te werken, zoals diamantslijpsel, kleine (geplette) diamantjes en bladgoud. In mijn schilderijen zie je daarom heel vaak goud en glitter op de verf.” Het werken met diamant en goud heeft voor Fezila ook een diepere betekenis, naast gewoon glitter and glamour. “Ik zie goud en diamant als natuurproducten die na bewerking steeds mooier worden en in waarde stijgen. Dat is ook een proces dat je als mens doormaakt. Je maakt heel veel mee tijdens je leven en de keuzes die je maakt, vormen je als mens. Wat wil je van jezelf laten zien, hoe wil je in de maatschappij staan, hoe wil je dat anderen naar je kijken? Ik zie goud en diamant dan ook als symbool voor het menselijke karakter en de waarde die daaraan wordt gegeven.”
Met haar kunstwerken geeft Fezila ook graag een boodschap af. Een van haar eerste werken, The Social Game, draagt uit: ‘We leven in een digitale wereld, waar het sociale spel zonder enige genade wordt gespeeld. Likes worden verward met liefde. Dingen worden interessanter als we aardig gevonden worden en minder waardevol als we niet aardig gevonden worden. De nieuwe levensstandaard, kan je goud maken of je in tranen doen uitbarsten.’ Dit kunstwerk was te zien in een galerie in Tel Aviv en is door een Amerikaan gekocht. De boodschap achter de Chanelbag sculptuur is: ‘Het is niet het uiterlijk, het is de essentie. Het is niet het geld, het is de opleiding. Het zijn niet de kleren, het is de stijl.’
Tijdens de MASTERS EXPO in RAI zijn enkele van haar nieuwere werken te zien, zoals Lollipop life. “Dit is een schilderij in 3 D met diamantslijpsel. En LIFE magazine logo is een veelgebruikt onderdeel in popart, maar hier gebruik ik het als knipoog: het leven is zo voorbij, wees er zuinig op,” zo legt Fezila uit. Verder zijn te zien: What happened in Vegas,een schilderij met Marilyn Monroe, Audrey Hepburn en Brigitte Bardot vervaardigd met diamantsnippers en edelstenen zoals topaas en geslepen emerald, en Heart of Haring. “Dit is een wandsculptuur geïnspireerd door popartist Keith Haring maar dan met mijn lippen en woorden erbij.”
IJzererts, make-up en kleding
Fezila was anderhalf toen zij met haar ouders en broer in 1975 vanuit Suriname naar Nederland verhuisde. “Het was de tijd van de grote trek vanuit Suriname vanwege de aankomende onafhankelijkheid. We werden door familie opgevangen en daarna verhuisden we naar Voorhout (Bollenstreek).” Fezila is altijd in die omgeving blijven wonen. Na haar middelbare school deed zij grafische vormgeving en de Kunstacademie. Zij had altijd een drang om creatief bezig te zijn, maar na de Kunstacademie had ze nog geen goed beeld wat ze echt kon doen. En zoals vaker speelde een rol dat met kunst geen geld te verdienen is. Ze besloot daarom via een uitzendbureau te gaan werken en kwam als assistent salesmanager terecht bij een Braziliaans bedrijf dat ijzererts verkoopt. Zij bleek daar goede resultaten te boeken (‘You can even sell a fridge to a penguin,’ aldus haar leidinggevende) en werd gepromoveerd tot salesmanager en quality controller. “Met ijzererts had ik niets, maar het was een interessante baan waar ik veel voor heb gereisd en op internationale beurzen kon ik veel contacten leggen.”
Gedurende die periode bleef ze zich creatief ontplooien in make-up, kleding en werd veel gevraagd voor het opmaken van bruiden. Zelfs door families in Dubai en Hong Kong die bij haar terechtkwamen via connecties van de internationale beurzen. Voor het tweemaandelijkse tijdschrift Hindorama dat van 2000-2004 uitkwam, deed zij de rubriek Khubsurat over mode, gezondheid en uitstraling en op verzoek liet ze vrouwen door geheel andere kleding, make-up en haardracht een metamorfose ondergaan.Zij bekwaamde zich ook in binnenhuisarchitectuur en studeerde filosofie van de menselijke natuur. In 2017 besloot zij de stap te wagen en zich volledig op kunst toe te leggen. “Mensen die ik sprak zeiden dat ik in Nederland met mijn creaties op de zogenoemde miljonairs fair moet staan. Door de coronapandemie gingen de galeries in het buitenland dicht en eigenlijk ben ik toen pas begonnen mij in Nederland te oriënteren. Mijn buitenlandse ervaring was daarbij wel belangrijk. In Nederland is het wereldje erg klein en kom je er niet makkelijk bij.”
Kunst op maat
Volgens Fezila is Nederland niet echt een land waar de doorsnee burger kunst een must vindt in het interieur. Er wordt zelden werk van een kunstenaar betrokken. “Het is mij opgevallen dat in andere landen bij de inrichting van het huis naast een mooie keuken, een mooi bankstel ook direct naar een mooi kunstwerk wordt gekeken. De laatste tijd lijkt hier wel verandering in te komen, ook onder Surinaamse Nederlanders. Ik maak ook op bestelling kunstwerken. Er zijn stellen van wie de man, bijvoorbeeld, van de stijl van Picasso houdt en de vrouw van Dali. Ik kan dan een mix maken. Voordat ik mijn werk aflever kijk ik met de klanten via een rendering, dat is een digitale afbeelding van hun interieur, of het stuk goed past. Passen de kleuren goed, of zijn ze misschien te fel? Zo kan ik werk op maat leveren.”
Lippen als handelsmerk
Fezila heeft haar lippen tot haar handelsmerk gemaakt. “Als kind ben ik gepest met mijn grote lippen. Binnen de Hindostaanse gemeenschap werd ik vaker uitgemaakt voor “kafarni” (Afro-Surinaamse). Ook in Nederland en andere westerse landen werden grote lippen niet als schoonheidsideaal gezien en vaak juist belachelijk gemaakt. Daar is gaandeweg verandering in gekomen. Angelina Jolie is een ideaal voorbeeld waar veel vrouwen op willen lijken. Met Kim Kardashian worden de laatste tien jaar kunstmatig grote lippen erg gepromoot en zijn daardoor voor iedereen bereikbaar.” Fezila heeft 3D scans van haar eigen lippen gemaakt en gebruikt die regelmatig als basis voor haar kunst. “Voor mij is het nu een grote gok om op de MASTERS EXPO te gaan staan, maar de kans deed zich voor en die heb ik gepakt. Ik merk wel dat het veel inspanning vereist. Ik ben blij dat mijn ouders mij hebben bijgebracht dat je nooit moet opgeven. Zij zijn nu ook trots op mij.”
Tot slot vroegen we Fezila ter karakterisering nog het volgende.
Wat is je lievelingseten?
Surinaams-Javaans eten. Ik ben dol op saoto soep en pisang goreng.
Wat is je favoriete vakantiebestemming?
Japan. Ik ben er ongeveer 10 jaar geleden voor het eerst geweest voor projecten en behalve dat ik het een bijzonder mooi land vind, vind ik het indrukwekkend hoe modern en (extreem) traditioneel zonder probleem naast elkaar bestaan. Niets lijkt elkaar te bijten.
Wat is je favoriete activiteit om te ontspannen?
Languit op de bank liggen en naar een film kijken of in bad met chocolade en muziek.
Welk boek ligt op je nachtkastje?
Contagious – Why things catch on? van Jonah Berger, waarin principes worden uitgelegd die ideeën of producten aanstekelijk maken. Waarom krijgen sommige producten meer mond-op-mondreclame dan andere? Waarom gaat sommige online content viraal?
We is jouw inspiratiebron?
Mijn ouders. Zij hebben mij geleerd nooit op te geven; met de middelen die je hebt het beste ervan te maken; doorbijten, voortgaan, niet achteromkijken.
Wat is het beste advies dat je ooit hebt gekregen?
Dat zijn er twee. Van mijn moeder: ‘Het maakt niet uit wat er gebeurt, wat mensen zeggen, hou je rug recht!’ En van mijn Nani (oma van moederskant) die nu 92 is: ‘Als je ergens in gelooft en het lukt niet, betekent het niet dat je volledig hebt gefaald. Leer ervan, maar laat je leven niet door mislukkingen beheersen; er zijn ook altijd goede dingen.’
House of Art – House of Art (byfez.com)
Instagram House of Art by Fez https://instagram.com/house.of.art.by.fez
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, INTERVIEW, Khubsurat, Korte berichten, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS
Kunnen Hindostanen de historische last van zich afschudden? – SHON
Martin Sitalsing, hoofdcommissaris van de Regionale Politie Eenheid Midden-Nederland, heeft tijdens de Divali-lezing 2021 de Hindostaanse gemeenschap opgeroepen, om hun groepsidentiteit en ambities in te zetten, om radicalisering en polarisatie in de Nederlandse samenleving te bestrijden.
Groot is hij niet terwijl hij op het podium staat van het nieuwe Theater Amare in Den Haag. Maar in zijn politiepak en daarbij schouderstukken met een blaadje, een wapen en een kroon, maken zijn woorden veel indruk. “Kunnen we vanuit onze kracht, talent en ambitie, een stap naar voren zetten om de brugfunctie te vervullen in een samenleving waarin velen met een migratieachtergrond achtergesteld worden of zich achtergesteld voelen?”
“Er zijn drie grote veiligheidsvraagstukken die zich in de duisternis voltrekken en de samenleving ernstig destabiliseren”, zegt Sitalsing. “Het gaat om de digitale onveiligheid, zoals fraude, fake nieuws en bedreigingen. Maar het gaat ook om de zware, georganiseerde criminaliteit, waarin extreem geweld plaatsvindt en aan de waarden van de rechtsstaat wordt getornd. En natuurlijk ook om polarisatie en radicalisering waarin verschillen worden uitvergroot en meningen boven feiten gaan.”
Bij de opening van de lezing met een gebed door Kolonel Pandit Komal Bisseswar, het nieuwe hoofd van de Dienst Hindoe Geestelijke verzorging (DHGV) bij de Nederlandse krijgsmacht, heeft het goede al het kwade vermoedelijk al uit de theaterzaal geleidt. Maar wie brengt daarbuiten het licht in de duisternis? Het koor van de bekende zanger Lucky Singh, met jongens en meisjes van de Shri Vishnu basisschool in kleurrijke traditionele Indiase kleding, zou een goede poging kunnen doen. Hun stemmen klinken tijdens deze lezing namelijk net zo mooi als een nachtegaal.
Maar voor Sitalsing is dat blijkbaar niet genoeg om de kwade geesten weg te jagen en het licht te brengen op alle plekken waar de duisternis heerst. De ambitie van de Hindostanen in Nederland richt zich, volgens hem, teveel op de eigen ontwikkeling. “Op zich niet verkeerd, maar er is meer”, benadrukt hij. “We kennen vanuit onze Indiase roots het kastenstelsel, de spanningen tussen hindoes en moslims en de tegenstelling tussen laag en hoog opgeleid. Kunnen wij als Hindostanen in de westerse wereld deze historische last van ons afschudden en met onze ambitie een bijdrage leveren om de samenleving naar een hoger niveau te tillen?”
Je kunt bijna een speld horen vallen als hij besluit met het gedicht ‘Nabij het lichtschip’ van zijn oom Martinus Lutchman, meer bekend als Shrinivasi. “Ik sta voor uw deur, laat mij niet zonder loods een hopeloze strijd voeren.”
Kijk hieronder de lezing van Martin Sitalsing terug. De divali lezing wordt jaarlijks georganiseerd door Stichting Hindoe Onderwijs Nederland (SHON) en Sanatan Hindoe Parishad Nederland (SHPN) samen met Amare als onderdeel van de Nationale Divali viering.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
Vrouwenorganisatie Sarita heeft nog altijd een stromende missie
Vrouwenorganisatie Sarita vierde onlangs haar 25-jarig jubileum. De organisatie zet zich in voor positieverbetering van vrouwen in de multiculturele samenleving in het algemeen en in het bijzonder in de Haagse samenleving waar er thans ook meer dan 170 nationaliteiten aanwezig zijn. De activiteiten van de organisatie richten zich onder meer op het ontwikkelen van een positief zelfbeeld van vrouwen en hen te stimuleren actief deel te nemen aan het maatschappelijke en economische leven. Zo worden er, bijvoorbeeld educatieve, sociale en culturele bijeenkomsten georganiseerd, alsook kadertrainingen en bewustwordingsactiviteiten gegeven. Het Hindi woord Sarita betekent een snelstromende rivier. Zoals een rivier mensen, dieren en planten van water voorziet, zo heeft de stichting als missie om aan eenieder die dat nodig heeft hulp te bieden.
Geen vrouwenemancipatie zonder mannen
Begonnen in de jaren ’90 van de vorige eeuw als een organisatie voor sociaal-maatschappelijke begeleiding van Hindostaanse vrouwen, heeft Sarita zich door de jaren heen ontwikkeld tot een volwaardige partnerorganisatie in Den Haag die zich op de kaart heeft gezet door onder meer trendzetter te zijn in het bespreekbaar maken van taboe-onderwerpen als huiselijk geweld (inclusief tegen mannen), mannenemancipatie, seksuele diversiteit (LHBTI) en empowerment van senioren. Vanaf het begin realiseerde Sarita zich dat er geen sprake kan zijn van vrouwenemancipatie zonder ook de mannen te betrekken. Deze zijn dan ook altijd bewust uitgenodigd mee te doen. Ook zijn er in toenemende mate contacten met andere culturele groepen om van elkaar te leren. In 2017 ontving Sarita een eervolle vermelding van de jury van de Kartiniprijs vanwege de bijzondere bijdrage aan de bevordering van een gelijkwaardige positie en een gelijkwaardige participatie van mannen en vrouwen in Den Haag. Voor de inclusieve aanpak werd de voorzitter van Sarita als bruggenbouwer naar diverse culturen in 2010 genomineerd voor de Humanistische Prijs Haaglanden. Ook ontving de organisatie tweemaal het Haags Keurmerk voor Vrijwilligersorganisaties. Dit is een erkenning dat het vrijwilligersbeleid op orde is en dat vrijwilligers hun taken met enthousiasme uitvoeren en dat hun inzet zodoende optimaal wordt benut.
Hoe het begon
De motor achter Sarita is voorzitter Henna Mathura-Dewkinandan die in de afgelopen periode voor haar inzet diverse prijzen heeft mogen ontvangen, zoals de Bijzondere Haagse Speld, de Hilda van Suylenburg prijs, Shakti Award, en ook koninklijk werd onderscheiden tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Zij zag de grote achterstanden van Hindostanen die in de jaren ‘70 van de vorige eeuw tijdens de grote verhuizing uit Suriname naar Nederland in Den Haag terechtkwamen. Vooral degenen die vanaf het Surinaamse platteland kwamen, waren nauwelijks gealfabetiseerd en moesten sociaal-maatschappelijk begeleid worden. Ze moesten de Nederlandse taal leren spreken en lezen en wegwijs worden gemaakt in de regelgeving en de normen en waarden van het nieuwe thuisland. Mathura werkte in die periode in de Haagse Schilderswijk als lerares, vertrouwenspersoon en schoolcontactpersoon voor Surinaamse en Antilliaanse kinderen. De ouders, met name de moeders kwamen op het spreekuur met hun eigen problemen: financiële problemen, problemen met de opvoeding van de kinderen, de cultuurschok waarmee zij te maken hadden. De kinderen kregen daardoor niet de nodige aandacht, waardoor zij niet goed konden meedoen in de klas.
Mathura ontwikkelde programma’s voor de kinderen en de ouders, zodat zij op eigen niveau aan de slag konden. Ook werden ze geïnformeerd over het onderwijssysteem, ouderraad en medezeggenschapsraad en gemotiveerd tot actieve deelname. Daarnaast organiseerde zij voor de ouders trainingen over opvoeding van basisschoolkinderen, assertiviteit, taallessen en huiswerkbegeleiding. Zij en een aantal vriendinnen besloten samen een werkgroep voor vrouwen te beginnen en binnen een paar weken waren er vijftien vrouwen in begeleiding. Naar aanleiding van de gesprekken met de vrouwen organiseerde de werkgroep bijeenkomsten over sociaal-maatschappelijke en educatieve thema’s, zoals opvoeden in twee culturen, communicatie in het gezin, seksuele intimidatie, partnerkeuze, huiselijk geweld (lichamelijk en psychisch). Er werden ook educatieve uitstapjes gemaakt naar de gemeentelijke instellingen, musea en bioscoop. En door korte reizen met de trein, tram en bus werd geleerd hoe het openbaar vervoer werkte. Samen met een agoog werden verdere programma’s en trainingen ontwikkeld.
Na een half jaar liep het contract van de agoog af, maar voor hij vertrok wilde hij een naam voor de werkgroep en vroeg iedereen om een toepasselijke naam te bedenken. Mathura herinnerde zich een dialoog tijdens haar Hindi lessen tussen Sar en Sarita, waarbij Sar opmerkte dat Sarita – als snelstromende rivier – altijd is voorzien van water en nooit stil staat. ‘Je doet goed werk, want je voorziet eenieder en alles van water. Ik kan dat niet, want als ik droogloop, kan ik niets meer betekenen.’ Toen Mathura de naam Sarita opperde met de uitleg erbij vond iedereen van de werkgroep dat de juiste naam. Om Sarita beter te kunnen organiseren, volgden de leden van de werkgroep bestuurstrainingen en trainingen over het verschil tussen stichting en vereniging, taken van bestuur en vrijwilligers etcetera. Zo is Vrouwenorganisatie Sarita ontstaan in 1990 en in 1994 officieel als stichting geregistreerd met als bestuursleden Henna Mathura-Dewkinandan (voorzitter), Dharmawatie Ghisai (secretaris), Sarodjenie Ramkisorsing (penningmeester) en Santa Garib (lid). De viering van het 25-jarig jubileum kon wegens omstandigheden niet in 2019 plaatsvinden en vond uiteindelijk op 31 oktober 2021 plaats. Mathura en Garib zijn nog steeds als voorzitter en secretaris pijlers van de organisatie.
Nieuwe uitdagingen
In de afgelopen periode is er veel bereikt. Inmiddels heeft de Hindostaanse gemeenschap ook een behoorlijke ontwikkeling doorgemaakt. Dat wil niet zeggen dat alle problemen zijn opgelost en dat vrouwen geen begeleiding meer nodig hebben. Denk aan huiselijk geweld, veiligheid, lage lonen en overbelasting. Elke vrouw ontwikkelt zich op haar eigen manier en investeert op eigen tempo in de vaardigheden waar ze interesse in heeft. Sarita zal daarom blijven investeren in de kracht van de vrouw. Vrouwen- en mannenemancipatie hebben blijvende aandacht nodig. Met de opkomst van digitale en sociale media heeft Sarita zich ingezet om senioren te leren omgaan met internet, e-mail, tablet en smartphone, facebook, WhatsApp, video- gesprekken en dergelijke. Hierdoor gaat een wereld voor hen open met virtuele vrienden, terwijl ze ook regelmatig contact kunnen hebben met de kinderen en kleinkinderen. In deze tijd van corona is het extra belangrijk dat ouderen niet geïsoleerd raken. Sarita zal de komende periode meer aandacht besteden aan nieuwe thema’s zoals klimaatverandering en duurzaamheid, in het bijzonder energietransitie, van het gas af en gebruikmaken van andere energiebronnen. Daarnaast blijven diversiteit en inclusie belangrijke aandachtsgebieden.
Stichting Sarita
Regentesselaan 148 • Den Haag
info@stichtingsarita.nl • www.stichtingsarita.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS
Sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap – Chan Choenni
Inleiding
Een van de opvallende kenmerken binnen de Hindostaanse gemeenschap is de dynamiek met betrekking tot het ontstaan en al dan niet voortbestaan van sociale verschillen. Voorafgaand aan de migratie vanuit India naar Suriname waren er sociale verschillen tussen de contractarbeiders. Deze verschillen waren gebaseerd op kenmerken zoals kaste-achtergrond, religieuze achtergrond, beroep, regionale herkomst en huidskleur. In India waren deze verschillen relevant. Tijdens het verblijf in de zogeheten depots (opvangcentra) en de overtocht naar Suriname alsook tijdens de contracttijd (1873-1920) werd het belang en de betekenis van deze sociale verschillen ondergraven. Nieuwe banden werden gesmeed tussen depotgenoten (dipu bhai en dipu bahin) en scheepsgenoten (jaháji bhai en jaháji bahin) en in Suriname tussen dorpsgenoten (gánv ké nátá). Deze banden overstegen meestal de kaste-achtergrond, religieuze achtergrond (hindoe en moslim) alsook de regionale (Indiase) verschillen. De aantallen per scheepstransport waren immers relatief klein en men moest lief en leed met elkaar delen. Allen werden Kantraki en Kalkatiyá tijdens de contracttijd, omdat zij gebonden waren aan een contract en waren vertrokken uit de havenstad Calcutta. Deze nieuwe identiteit werd belangrijker dan de vroegere verschillen. Gelukkig duurde het harde bestaan in de contractperiode slechts vijf jaar. Na vijf jaar was men vrij en kon een eigen leven inrichten. Een derde koos vrijwillig voor een hercontract en ontving een premie van honderd gulden; zij hadden dus een contract van tien jaar. Van de ruim 34.000 Hindostaanse contractarbeiders is meer dan een kwart voorgoed teruggekeerd naar India. Bij de terugkeerders werden ten onrechte ook de in Suriname geboren kinderen die werden meegenomen opgeteld. Hun aantal moet worden afgetrokken van de ruim 12.000 terugkeerders. Onder de terugkeerders waren er personen die spijt kregen van deze stap. Onder hen waren er velen die het lukte om weer terug te gaan naar Suriname. Overigens hebben terugkeerders ook kinderen -vaak baby’s- achtergelaten voor hun familie in Suriname. Deze kinderen zijn stamouders worden van Hindostaanse families. Bij de 25.500 die zich vestigden in Suriname moeten 3.000 Hindostanen die zich tussen 1869-1920 uit het Caribisch gebied naar Suriname migreerden worden opgeteld.
Opmerkelijk is dat een groep van ongeveer 28.500 Hindostanen zich in ruim honderd jaar heeft vertienvoudigd tot een ruim 300.000 tellende Hindostaanse gemeenschap. Er wonen ongeveer 175.000 Hindostanen in Nederland, 150.000 in Suriname en enkele duizenden onder meer op de Antillen, in de Verenigde Staten en in België. Deze Hindostanen zijn dus nakomelingen van een relatief kleine groep Hindostanen. Bij de enorme bevolkingsgroei moeten wij ook in ogenschouw nemen dat de vrouwen een minderheid (van een derde) vormden onder de contractarbeiders. Er zijn overigens verhoudingsgewijs minder vrouwen naar India teruggekeerd dan mannen. De Hindostaanse vrouwen die zich vestigden in Suriname en vooral hun (klein)dochters hebben veel kinderen gekregen. Door de beschikbaarheid van gezond voedsel en goede gezondheidszorg voor Hindostanen was er een relatief lage kindersterfte.
Vestigingsplaatsen voor Hindostanen
Nadat de Hindostaanse contractarbeiders hun contractperiode van vijf of tien jaar hadden uitgediend, besloten de meesten zich permanent te vestigen in Suriname. De Surinaamse overheid had besloten om Hindostanen in te schakelen in de zogeheten kleinlandbouw. Zij konden een belangrijke bijdrage leveren aan de voedselvoorziening; vooral ten behoeve van de bevolking in Paramaribo. Na 1895 werden voor hen zogeheten (gouvernements) vestigingsplaatsen ingericht. Verschillende plantages en ‘buitens’ (Boiti’s) werden gekocht van particulieren en ‘op lozing gebracht’. Er werden wegen aangelegd en het land werd in landerijen/percelen verdeeld. Overigens waren plaatsen als Domburg al na de afschaffing van de slavernij aangekocht en ingericht als vestigingsplaats om vrijverklaarde slaafgemaakten te huisvesten. De uitgediende Hindostaanse contractarbeiders kregen op de vestigingsplaatsen 1,5 tot 2,5 hectare in bezit (domeingrond) met vrijstelling van grondhuur voor de eerste zes jaar. Enkele vestigingsplaatsen die werden ingericht voor Hindostanen waren bijvoorbeeld Paradise in het district Nickerie in 1998 (286 hectare), Laarwijk (Lálwiki) in het district Beneden Para in 1901 (238 hectare), Meerzorg (Hansu) in het district Commewijne in 1915 (1.238 hectare) en Groningen in het district Saramacca in 1914 (164 hectare). Eén van de grootste vestigingsplaatsen was de zogeheten Saramaccapolder (Kandál) nu gelegen in het district Wanica dat werd ingericht in 1906 (2.160 hectare).
Gouverneur T. Van Asch van Wijk heeft zich sterk gemaakt voor de totstandkoming van de zogeheten Saramaccapolder. Hij heeft 3 miljoen gulden losgekregen van de Nederlandse regering. Deze gouverneur heeft grote verdiensten gehad voor Suriname en is de enige gouverneur die een borstbeeld heeft in Suriname. In de Saramaccapolder werden zogeheten waterwegen / kanalen (de zogeheten Leidingen) aangelegd aan weerszijden van het Saramaccakanaal en deze werden genummerd, bijvoorbeeld Leiding 10, Leiding 10A, Leiding 11 enzovoorts. Vervolgens vestigden zich daar Hindostaanse kleinlandbouwers. Na verloop van tijd verlieten velen de vestigingsplaatsen en vestigden zich in de nieuwe gebieden die werden verkaveld en later op landerijen van landbouwprojecten die werden opgezet, zoals Lelydorp, Santo Boma en Jarikaba. Veel Hindostanen hadden overigens zelf landerijen (de zogeheten wilde gronden) verworven die zij zelf hebben ontgonnen; dat werden eigendomsgronden. Anderen hebben landerijen gekocht van de opgedoekte plantages en van Afro-Surinamers die zich steeds meer vestigden in Paramaribo.
Nieuwe sociale verschillen
Door de grote bevolkingsgroei en ook toename van het percentage vrouwen in de jaren dertig begonnen binnen de Hindostaanse groep bepaalde kenmerken, zoals kaste-achtergrond, inkomen, religie en huidskleur een belangrijke rol te spelen. Men had nu meer keuze bij het vinden van een partner en sociale verschillen werden relevant. Sterker nog: na de Tweede Wereldoorlog toen de vestiging van Hindostanen in Paramaribo een vlucht nam, begon gaandeweg het verschil tussen Paramaribo en de zogeheten districten (‘het platteland’) eveneens een rol te spelen in de onderlinge verhoudingen. Veel Hindostanen uit Paramaribo en vooral degenen die werden geboren in Paramaribo, begonnen zich meerderwaardig te voelen tegenover de Hindostanen die in de districten woonden. De laatsten werden soms denigrerend ‘Boiti-koelies’ genoemd door de Sahariyá’s of Saharwálá’s, namelijk de Hindostanen van Paramaribo. Velen waren verwesterd en ‘gecreoliseerd’; sommigen waren Christen (geworden). Een deel beheerste het Sarnami niet of nauwelijks, maar dat werd toen niet als een gemis ervaren. Ook het bereikte opleidingsniveau, een hoger inkomen en de levensstijl begonnen steeds meer een rol te spelen in de onderlinge verhoudingen. Er vond ook elitevorming plaats. Maar binnen families bleef variatie bestaan; vaak was er een rijke en een arme tak binnen de grote families. Binnen grote gezinnen kwamen verschillen voor in opleidingsniveau; de ene broer werd bijvoorbeeld academicus en andere broer ontbeerde een hogere opleiding.
Er was tussen 1950-1980 sprake van vorming van sociale klassen binnen de Hindostaanse gemeenschap. Opvallend was echter dat de instroom in de middenklasse en hogere klasse niet was geblokkeerd. Door het verwerven een hoog inkomen en/of een hogere opleiding was sociale stijging binnen de Hindostaanse gemeenschap in een tijdsbestek van één of twee generaties mogelijk. Bovendien was er ook sprake van sociale daling; sommige rijke families raakten verarmd door faillissementen. Door onderlinge huwelijken binnen de Hindostaanse gemeenschap werden ook verschillen overbrugd. Kortom: de sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap voorkwam de bestendiging van sociale verschillen. Overigens: de Hindostanen in het westelijk gelegen district Nickerie die sterk waren beïnvloed door het nabijgelegen buurland Guyana werden als een aparte categorie beschouwd en onderlinge sociale verschillen waren daar niet groot.
Afkalving
De massale emigratie van Hindostanen naar Nederland en ontwikkelingen na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 zorgden voor een verdere afkalving van de ontstane sociale verschillen. Enerzijds kwamen voor de Hindostanen behorend tot de lagere klasse en van de districten nu meer ruimte en kansen in Suriname. Velen kochten de huizen en landerijen voor een spotprijs van degenen die Suriname verlieten. Anderen ‘pasten’ op deze bezittingen of kregen deze gratis. Dit leidde tot verhoging van inkomens en vergroting van hun bezit. Ook geldzendingen en goederen van familie uit Nederland droegen bij aan hun vooruitgang. Het opleidingsniveau steeg en sociale verschillen wat betreft opleidingsniveaus, inkomen en verschil tussen stad en districten werden minder relevant.
Anderzijds werden ook de onderlinge sociale verschillen tussen Hindostanen in Nederland minder relevant. Hindostanen van Paramaribo, de districten en ook van Nickerie kwamen bij elkaar in een stadswijk of dorp te wonen. Door de (onderwijs)mogelijkheden in Nederland was de sociale mobiliteit binnen de Hindostaanse groep heel hoog. Vooral de kinderen die in Nederland werden geboren pakten de kansen. Kinderen van Hindostaanse ouders die laaggeschoold waren, werden academici. Onderzoek van P. Liem uit 2000 toonde aan dat de zogeheten intergenerationele mobiliteit onder Hindostanen hoger was dan onder Creolen (zie: P. Liem (2000), Stapvoets voorwaarts; maatschappelijke status van Surinamers in Nederland). Kinderen van bijvoorbeeld Creoolse moeders die onderwijzeres waren, bereikten een mavoniveau, terwijl kinderen van Hindostaanse moeders met slechts de lagere school een hoog opleidingsniveau behaalden. Er werd beweerd in de eenentwintigste eeuw dat elke Hindostaanse familie een of meerdere academici telde. Al met al werden de ontstane sociale verschillen uit Suriname in Nederland minder relevant. Ook het verschil in huidskleur werd minder belangrijk, ook omdat een deel van de Hindostanen met Witten trouwde en gemengde kinderen kreeg. Bovendien werd binnen de tweede en derde generatie Hindostanen andere kenmerken, zoals communicatievaardigheden en persoonlijkheid veel belangrijker bij de partnerkeuze. Kortom: de sociale verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap kalfden af in de eenentwintigste eeuw zowel in Nederland als in Suriname.
Boiti
Ik zal nu dieper ingaan op één verschil in Suriname dat ontstond en na verloop van tijd vooral door externe omstandigheden weer teniet werd gedaan. Het betreft het toenmalige verschil tussen Sahar en Boiti. De grootste vestigingsplaats voor Hindostanen was het Pad van Wanica/Parapassi die liefst 3.668 hectare groot was. Pad van Wanica werd ingericht in 1904. Veel Hindostanen vestigden zich aan de zijwegen die aan weerszijden van het Pad van Wanica liggen. Deze kregen in de volksmond vaak de naam Boiti. Deze zijwegen werden doorgetrokken en werden door de tijd heen kilometerslange zijstraten. De Hindostaanse bewoners deden aan landbouw en vaak tevens aan veeteelt. Het woord Boiti (in het Sranantongo) is als leenwoord in het Sarnámi ingeburgerd en zeer waarschijnlijk een verbastering van de Nederlandse term ‘buiten’ (buitenplaats, landgoed). Daarmee werd een gebied dat buiten de stad Paramaribo (Sahar) lag, aangeduid. Het woord Boiti heeft eigenlijk een specifiek geografische betekenis gekregen: het heeft betrekking op een vroeger agrarisch ingericht gebied in het huidige district Wanica, gelegen tussen de hoofdstad Paramaribo en Lelydorp (zie: Brish Mahabier 2018 op www.Caribisch blog).
In 1905 werd het eerste deel van de zogeheten Lawaspoorweg aangelegd. Deze in 1960 opgeheven oude spoorlijn verbond het centrum van Paramaribo met Lelydorp. De spoorlijn eindigde richting Zuidoosten van Suriname in Dam; dat was 137 kilometer verwijderd van Paramaribo. Deze spoorlijn werd aangelegd omdat er toen heel grote verwachtingen waren over de goudvoorraad en de goudexploitatie in het Lawagebied, gelegen ten Zuidoosten van Suriname. Er heerste destijds een goudkoorts in Suriname. Hoewel er relatief veel goud is gewonnen, werden de hoge verwachtingen niet waargemaakt. Maar door deze spoorlijn werd het omliggende gebied ontsloten. De plaats Kofidjompo werd omgedoopt in Lelydorp, naar Ir. C. Lely, die tussen 1902-1905 Gouverneur was van Suriname. Hij heeft het eerste gedeelte van de spoorlijn laten aanleggen.
Hij heeft overigens Hindostaanse contractarbeiders die werkloos werden op de cacaoplantages ingeschakeld bij de aanleg van de spoorlijn. Zij hebben het Tout luit faut kanaal gegraven, dat nodig was voor de afwatering van het Pad van Wanica waarlangs de spoorlijn werd aangelegd. De schrijver en voormalig contractarbeider Munshi Rahman vond dat uit dank daarvoor de naam van gouverneur Lely met ‘vergulde letters’ moest worden geschreven. Veel cacaoplantages gingen toentertijd failliet als gevolg van de heersende krullotenziekte. Rahman Khan was sardár (opzichter) op een cacaoplantage. De verbinding met Paramaribo werd onderhouden door de trein die vanuit het district Para naar Paramaribo vertrok en vice versa. Langs het eerste deel van de spoorlijn lag het Pad van Wanica, de hoofdweg naar Lelydorp. Deze weg werd in de volksmond Párápási genoemd en werd later het omgedoopt tot Indira Gandhiweg.
Vroeger hadden rijke Surinamers, en in het bijzonder van Joodse afkomst, wonende in Paramaribo een zogeheten buitenplaats; afgekort als buiten. Deze buitenplaatsen waren meestal gelegen aan weerszijden aan het Pad van Wanica. Toen waren er smalle zandwegen haaks gelegen aan dit Pad van Wanica. De term buiten komt bijvoorbeeld nog voor in de naam Pontbuiten -nu de zuidelijke wijk Paramaribo. Zo had bijvoorbeeld de rijke Joodse plantersfamilie De la Parra een aantal ‘buiten’s. De buiten Vredeslustweg werd bijvoorbeeld Laparra Boiti genoemd. De verder gelegen Abigaelslustweg ook bekend als Basawboiti was ook een ‘buiten’ en werd genoemd naar een dochter uit deze familie genaamd Abigael. De term Lust werd ook gebruikt voor een buitenplaats, zoals Hanna’s lust oftewel het lustoord van Hanna. Soms werd alleen de naam van een echtgenote of dochter gebruikt, zoals Helena Christina, onder Hindostanen ook bekend als Linakastina.
De smalle paden werden later verbrede zandwegen. Op de landerijen/percelen gelegen aan deze zandwegen die zich aan weerszijden het Pad van Wanica bevonden, vestigden zich vooral Hindostanen. Gemakshalve noemen wij de wegen oostelijk gelegen van het Pad van Wanica de oostelijke Boiti’s en de westelijke gelegen wegen de westelijke Boiti’s. Er was in deze Boiti’s toen geen sprake van een centraal gelegen plein of andere centrale plek vanwege de lintbebouwing. Toch was er een collectief gevoel en gaandeweg sprake van een lokale gemeenschap. Men vroeg vroeger vaak aan Hindostanen die in dit gebied woonden: van welke Boiti ben je (tu kon Boiti ké baté)? Sterker nog: de term Boiti werd zelfs dikwijls een Sarnámi benaming voor het platteland en fungeerde als tegenhanger van Sahar. Er werd onderscheid gemaakt tussen Saharwálá (Hindostanen van de stad) en Boitiwálá (plattelands Hindostanen). De termen parnási (voor plantage) en polder bleven naast de term Boiti bestaan. Vanaf de jaren zeventig hebben deze Boiti’s een zodanige transformatie ondergaan in velerlei opzicht dat de Boiti onder meer als landbouwgebied en primair verblijfsplaats van Hindostanen eigenlijk niet meer bestaat in de eenentwintigste eeuw. Bijna al deze wegen werden geasfalteerd. Mede hierdoor ondergingen deze Boiti’s een zodanige transformatie dat de Boiti’s in de oude betekenis van de twintigste eeuw niet meer bestaan: ab Boiti na hai (Boiti bestaat niet meer).
Vier perioden
Deze veranderingen kunnen worden ingedeeld in vier fasen van transformatie aan de hand van drie factoren, die in grote mate door de tijd heen het lot van de Boiti’s hebben bepaald. Het betreft de wijze van verwerving van de bestaansmiddelen, verandering van de bevolkingssamenstelling en van het landschap, met name de infrastructuur, die de karakteristiek van de Boiti’s bepaalden. De drie factoren hebben niet in evenredige mate in elke periode een rol gespeeld in het transformatieproces. Het gaat slechts om een schets van de veranderingen door de tijd heen. De vier perioden zijn: de periode van bloei, de periode van desintegratie, de periode van overgang en de periode van teloorgang.
1. Bloeitijd 1930-1960
In deze periode hadden zich al kleine lokale Hindostaanse gemeenschappen gevormd in deze Boiti’s. Er was toen sprake van een grote bevolkingsgroei onder Hindostanen. Velen leefden nog in het zogeheten jointfamilieverband. De getrouwde zonen woonden met hun echtgenoten en kinderen bij hun ouders. In veel gevallen woonden ook nog de in leven zijnde grootouders op de landerij; soms in aparte huisjes. Vermeldenswaard is dat in de Boiti’s de Hindostanen toen grotendeels zelfvoorzienend waren. De levensomstandigheden waren zwaar in de zin dat men hard werkte om de eindjes aan elkaar te knopen. Men spaarde ijverig; onder meer om later een betere woning te bouwen. Vaak waren de woningen toen nog van prasara (geplette palmboomstammen) met een pinadak en een lemen vloer. De ‘rijkere’ landbouwers hadden echter al huizen van planken met een zinken dak.
Men leefde toentertijd nog volgens de seizoenen en was grotendeels afhankelijk van het weer: de regentijd en de droge tijd. De groene rijstvelden tijdens de groeitijd, in het bijzonder in de grote regentijd in juni/juli, en de bruingele padi-aren in de grote droge tijd in september/oktober waren kenmerkend voor het toenmalige landschap. Na de padi-oogst in oktober was het spannend om vast te stellen hoeveel zakken rijst uiteindelijk waren geoogst. Was het genoeg om de hele familie het komende jaar te voeden? Belangrijker nog: was er een overschot? Dat kon dan worden verkocht aan de rijstopkopers en zo waren er voor de jointfamilie dan extra inkomsten. De volwassen geworden dochters trouwden en verlieten doorgaans hun Boiti om in te trekken bij hun schoonfamilie elders. Sommige bewoners verhuisden naar de stad Paramaribo. Maar over het algemeen was in deze periode nog sprake van een vrij stabiele Hindostaanse Boiti-gemeenschap.
De infrastructuur was toen nog slecht. Er waren ‘rulle’ zandwegen en al lopende werden de ‘lange kilometers’ afgelegd vaak in de felle zon en in de regen om de hoofdweg Pad van Wanica te bereiken. Sommigen hadden wel een fiets, maar bromfietsen en auto’s waren toen nauwelijks in het bezit van de Boitiwálá. Op de hoofdweg Pad van Wanica reed de stoomtrein. Men kon per trein Paramaribo-Centrum bereiken, maar de treinkaart was nogal prijzig voor velen. Er waren slechts enkele autobussen die op de hoofdweg reden. Daar stapte men in om Paramaribo te bereiken, waar vrijwel alle belangrijke voorzieningen waren. Voorts kon men voor de westelijke Boiti’s het noordelijk gelegen Saramaccakanaal gebruiken als waterweg. Voor de oostelijk gelegen Boiti’s was de toen nog bevaarbare Parakreek een verkeersader. Met de boot kon men Poelepantje of Paramaribo en andere plaatsen bereiken, bezoeken afleggen en boodschappen doen in Sahar. Vermeldenswaard is dat in 1956 het zogeheten vestigingsgebied Houttuin (groot: 885 hectare) werd ingericht aan de rechterkant van het Pad van Wanica. Daar vestigden zich veel Hindostanen.
De communicatie met de groter wordende Hindostaanse gemeenschap vond vaak nog via boodschappen (sanesá) plaats. Men bracht de boodschappen en wetenswaardigheden, zoals overlijden en huwelijksfeesten, via familieleden, kennissen en vrienden over. Er was in deze periode sprake van grote wederzijdse afhankelijkheid en solidariteit. Er was wel radio, maar de zenders Avros en later Rapar en Apintie zonden slechts enkele uren Hindostaanse programma’s uit. Televisie was er nog niet en slechts weinigen beschikten over een telefoon; vaak moest men naar een politiepost om te telefoneren. De grote bioscopen, De Paarl en Jasodra, werden in de jaren vijftig opgericht. Degenen die het zich konden permitteren konden Indiase films zien en liederen beluisteren via de grammofoon. Toch was er een bloeiend cultureel leven met huwelijksfeesten, herdenkingen en religieuze diensten. Al met al was in deze periode het leven op de Boiti’s vrij sober, maar er was sprake van een Boiti- gemeenschapsgevoel en cultureel leven.
2. Desintegratie 1961-1980
In de tweede periode begon de desintegratie van de Boiti-gemeenschappen. De levensomstandigheden verbeterden. Veel Hindostanen vonden werk buiten de landbouw. De rijstteelt op de eigen landerij werd minder en verdween gaandeweg. Het landschap in de Boiti’s veranderde hierdoor; er waren nog maar weinig rijstvelden en ook was er minder vee te ontwaren. Rijst werd namelijk op grote schaal efficiënter geproduceerd. Men kon rijst kopen, want dat was goedkoper dan zelf produceren. De prasara woningen met pinadak werden vervangen, tenzij deze fungeerden als schuur. Er kwamen steeds meer houten huizen met daken van zinkplaten. Veel Hindostanen namen ook de ambachten over van Afro-Surinamers en werden timmerlieden, metselaars, schilders, kleermakers, monteurs, etc. Er waren veel bouwactiviteiten. Hindostanen werden ook aannemers. Velen verhuisden naar Paramaribo.
Begin jaren zeventig ontstond etnische polarisatie op politiek niveau. Dat mondde uit in een traumatisch verloop van het leven van veel Hindostanen. Voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 emigreerden veel Hindostanen uit de Boiti’s naar Nederland; vaak hele families tegelijk. Bezittingen werden overhaast en dikwijls voor een appel en ei verkocht, waaronder ook landerijen. Families die achterbleven kregen ook landerijen en woningen in beheer. Soms werd de woning geschonken of onbeheerd achtergelaten. Er was sprake van enige ontvolking van de Boiti’s. Grootgrondbezitters verkavelden delen van hun landerijen. Vermeldenswaard is dat achter de westelijke Boiti’s het grote Santo Boma landbouwproject startte. Ook werd de Santo Boma gevangenis daar gevestigd. Dit leidde ertoe dat ook andere bevolkingsgroepen deze gebieden bezochten.
Toegenomen mobiliteit
De desintegratie van de lokale gemeenschappen in de Boiti’s werd ook versneld door de toegenomen mobiliteit als gevolg van de verbetering van de infrastructuur. Omstreeks 1960 werd de spoorbaan opgeheven en het reizen met de trein vervangen door steeds meer (wilde) PL (Paramaribo-Lelydorp) bussen. Er kwamen steeds meer auto’s en bromfietsen. Boiti-kinderen die de middelbare school in Paramaribo bezochten reisden dagelijks op en neer. Het Pad van Wanica werd omgedoopt in Indira Gandhiweg en werd verbreed en beter geasfalteerd. Het werd een verkeersader door de opening van de Van Hogerhuistraat en de Saramaccadoorsteekbrug in 1962. Overigens zorgde de aanleg van het Saramaccadoorsteekkanaal vanaf het begin van het Pad van Wanica naar de Surinamerivier voor een nieuwe barrière tussen de Boiti’s en Paramaribo. Midden jaren zestig zorgde de aanleg van de zogeheten highway (Maarten Luther King weg) vanaf de Saramaccadoorsteekbrug naar de bauxietstad Paranam dwars door de oostelijke Boiti’s voor ontsluiting van deze gebieden. Boiti’s als Vredenburg (Farijambhog) en Houttuin (Oitan) waren nu binnen een uur bereikbaar vanuit Paramaribo, terwijl men voorheen uren kwijt was om deze Boiti’s te bereiken (Ekdam bithar mé). Niettemin waren vrijwel alle Boiti’s in deze periode gelegen aan zandwegen. Vermeldenswaard is dat westelijke Boiti’s werden verbonden met Kandál (Leidingen) via de zogeheten kameelbrug over het Magentakanaal dat als het ware de oostelijke grens vormde van deze Boiti’s.
Ook de communicatiemogelijkheden verbeterden aanzienlijk. De Hindostaanse radiozender Radika kwam op, maar ook de zendtijd van Rapar werd uitgebreid. De lokale Hindostaanse gemeenschap werd nu veel beter en sneller op de hoogte gebracht over het wel en wee van de brede Hindostaanse gemeenschap. Ook televisie werd geïntroduceerd en er kwamen steeds meer bioscopen. De relatieve isolatie van de Boiti’s werd opgeheven en tegelijkertijd vond desintegratie plaats, doordat er veel meer interactie was met de brede Hindostaanse gemeenschap en de culturele oriëntatie werd verbreed. Ook de telefoon die nu breder beschikbaar was, speelde daarbij een rol.
3. Neergang 1981-2000
In de jaren tachtig en negentig voltrokken zich grote politieke en economische veranderingen die hebben geleld tot neergang van de Boiti’s en. de lokale Hindostaanse gemeenschappen. De militaire heerschappij en de opkomst van en machtsverwerving door de NDP (Nationale Democratische partij) onder leiding van D. Bouterse leidden enerzijds tot soberheid en schaarste. Anderzijds kwamen er mogelijkheden voor mensen die voorheen minder kansen hadden om vooruit te komen. Er werd beweerd dat vroeger alleen bepaalde Hindostanen met bekende familienamen en degenen die allerlei netwerken hadden -vooral Saharwálá’s– vergunningen kregen om zaken te doen en bijvoorbeeld landbouwproducten mochten exporteren. Veel Boiti-Hindostanen kregen echter in deze periode vergunningen en ook het aantal Hindostaanse ondernemers groeide. Er werd geld verdiend aan export van bijvoorbeeld hout en goud alsook export van groenten, zoals kool. Er werd ook gesignaleerd dat geld werd verdiend met cocaïnetransporten. Tevens werd verteld dat er cocaïne werd verstopt in groenten, zoals kool, en naar Europa getransporteerd. Een bekende stelling was dat er een coalitie was tussen de militaire leiders -en later de leiding van de NDP- en de nieuwe Hindostaanse ondernemers. Hoe dan ook: er ontstond zichtbare welvaart onder de Hindostaanse groep. Er werden nieuwe woningen gebouwd meestal van steen en deze huizen waren groter. Het Boiti-landschap veranderde langzamerhand ook in dit opzicht. Er was steeds meer Amerikaanse invloed te merken in de huizenbouw, maar ook veel meer import van bouwmaterialen. De bekende witte plastic stoelen in woningen en zalen waren exemplarisch voor deze ontwikkeling.
In de derde periode raakten steeds meer Boiti’s gaandeweg verstedelijkt. Sommige bewoners verhuisden naar Paramaribo en andere gebieden, terwijl anderen zich in de Boiti’s vestigden. Marrons vestigden zich in de jaren negentig -als gevolg van de binnenlandse oorlog- en ook Chinezen in de typische Hindostaanse woongebieden. Er werden steeds meer gebieden ontsloten en landerijen verkaveld waarop woningen werden gebouwd. Nieuwe bewoners vestigden zich. Het aantal Hindostaanse winkels nam af en werden vervangen door Chinese winkels.
Ondersteuning uit Nederland
Vermeldenswaard is dat de zichtbare welvaart of beter gezegd de ‘toegenomen bestedingsruimte’ onder veel Hindostanen ook verband hield met de ondersteuning uit Nederland door familie, vrienden en kennissen. Men stuurde geld en zogeheten pakketten met levensmiddelen en luxeartikelen. Velen konden het zich nu -mede daardoor- permitteren om een auto te kopen; meestal een tweedehands auto tegen relatief gunstige prijzen in Suriname. Dit verhoogde de mobiliteit. De infrastructuur verbeterde ook omdat er nieuwe wegen werden aangelegd. De Boiti’s gelegen aan de rand van Paramaribo raakten verstedelijkt en de Indira Gandhiweg werd een zeer drukke verkeersader. De invloed van de Hindostaanse gemeenschap in Nederland was ook merkbaar op cultureel gebied. Er werd veel gecommuniceerd met familie in Nederland; de telefoontarieven werden lager. Velen uit Nederland gingen met vakantie naar Suriname en/of familiebezoek; vaak in verband met begrafenissen of crematies en rouwverwerking. Door deze interactie werd de culturele oriëntatie van de Boiti-Hindostanen breder. Familieleden uit Nederland waren ’modern’ geworden. Hindostaanse vrouwen -ook van Boiti– begonnen in het openbaar te dansen. Het bezoek aan bioscopen liep terug door de introductie van videobanden. Bollywoodfilms konden nu thuis worden bekeken. Ook nieuwe radiozenders en de Hindostaanse televisie kwamen op. De verschillen tussen Hindostanen begonnen te vervagen, zoals het verschil tussen Boiti en Sahar. De vraag doemde op of er überhaupt nog sprake was van Boiti-Hindostanen. De nieuwe generatie Hindostanen was mobieler en breder georiënteerd dan de vorige generaties.
4. Teloorgang 2001-2021
In de laatste periode verbeterden de levensomstandigheden aanzienlijk. Suriname had zelfs een economische groei en de welvaart werd steeds zichtbaarder. De handel in goud, hout, geld uit Nederland en toerisme brachten geld in het laatje. De bevolkingssamenstelling veranderde in de zin dat de Marrongroep enorm toenam door een hoger geboortecijfer in deze bevolkingsgroep. Er waren ook steeds meer Chinezen, Brazilianen, Guyanezen en Haïtianen in Suriname. Velen vestigde zich op de voormalige Boiti’s. Er verrezen ook steeds meer moderne, grote woningen en sommige witgeverfde woningen van Hindostanen werden Bollywoodpaleizen (soms ook ‘Koeliepaleizen’) genoemd. Welhaast alle wegen van de Boiti’s werden geasfalteerd en nieuwe wegen werden aangelegd. Binnen een half en maximaal een uur was men vanuit Paramaribo in de voormalige Boiti’s. De nieuwe bruggen over het Saramaccakanaal zorgden ervoor dat de Boiti’s gemakkelijk bereikbaar werden. Sterker nog: vanuit de brug bij de Leysweg (vlakbij Kandál) werden als het ware de achterkant van de westelijke Boiti’s bereikbaar via de geasfalteerde Magentakanaalweg. En via de Helena Christinaweg kon men Lelydorp bereiken en daarna Zanderij en de Pengel luchthaven. Er kwam ook een oostelijke route via de zogeheten Highway, Tout lui Fautweg (Tilfo), Pandit Paltan Tewariweg, of Tjon A Kietweg en daarna Sumatraweg naar Lelydorp. Beide dienen om de files op de India Gandhiweg en de Highway te vermijden.
De verstedelijking van de Boiti’s grenzend aan Paramaribo was zodanig gevorderd dat bepaalde Boiti’s zoals Pontbuiten en Livorno werden geannexeerd door Paramaribo. Pontbuiten werd een zogeheten ressort en slokte enkele Boiti’s op. Dit gebied kreeg een steeds groter wordende Afro-Surinaamse en Marron bevolking en er werden rotondes aangelegd. Er kwamen ook nieuwe bedrijfsterreinen. Door de bebouwing en het drukke verkeer bestaat Boiti inderdaad niet meer.
De penetratie van Bollywood in de Hindostaanse huiskamers door de satelliettelevisie veranderde de culturele oriëntatie van veel Hindostanen. Er was nu consumentensoevereiniteit en vrijwel iedereen kon in zijn eigen culturele ‘bubbel’ leven. In de eenentwintigste eeuw werd de fysieke nabijheid minder belangrijk voor onderlinge communicatie door de beschikbaarheid van nieuwe communicatiemiddelen zoals de mobiele telefonie, internet en met name sociale media. Fysieke nabijheid garandeerde niet meer een onderlinge lokale of regionale oriëntatie en verbondenheid. Al met hebben vooral de verbetering van infrastructuur en penetratie van de moderne communicatie de teloorgang van de Boiti’s tot gevolg gehad alsook het verschil tussen Sahar en Boiti ondergraven.
Conclusie
Er bestonden in India sociale verschillen tussen de Hindostaanse contractarbeiders. Deze verschillen werden minder relevant tijdens het verblijf in de depots, de overtocht en de contracttijd in Suriname. Er ontstonden nieuwe banden en gaandeweg een Hindostaanse gemeenschap. Vanaf de jaren dertig werden echter bepaalde kenmerken als inkomen, religieuze achtergrond, huidskleur, opleiding en tot op zekere hoogte kaste-achtergrond weer relevant bij de partnerkeuze. De Hindostaanse groep was in aantal enorm gegroeid en het vrouwentekort werd gaandeweg opgeheven. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werden sociale verschillen belangrijker. In het bijzonder was het verschil tussen Hindostanen van Sahar en Boiti opvallend. Ook andere verschillen zoals in opleidingsniveau en inkomen speelden een rol in de onderlinge verhoudingen. Er vond weliswaar elitevorming plaats, maar er was geen sprake van rigide klassen, omdat de mogelijkheden voor sociale mobiliteit groot waren. De massale emigratie en vestiging in Nederland in de jaren zeventig hebben bovendien de basis voor sociale verschillen ondergraven. In Suriname kwamen meer kansen voor mobiliteit onder Hindostanen van Boiti en de lagere klasse. Bijzonder is dat de regionale verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap als gevolg van sterk verbeterde infrastructuur en digitale communicatie afkalfde. In het egalitaire Nederland was de sociale mobiliteit onder Hindostanen hoog en de ontstane sociale verschillen uit Suriname werden irrelevant. Al met al kunnen wij concluderen dat er door de tijd heen sprake geweest van een grote sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie