Racisme in Nederland en het slavernijverleden – Prof. Chan Choenni

Mama Baranka (Moeder Rots) Standbeeld voor verdraagzaamheid in het Vondelpark in Amsterdam ter herdenking van de racistische moord op Kerwin Duinmeijer.
Eindelijk lijkt het in Nederland opnieuw door te dringen dat racisme een ernstig probleem is in ons land. Over het algemeen wordt racisme van oudsher in Nederland veroordeeld. Vervolgens wordt snel vanuit het heersende besef dat iedereen gelijkwaardig is, ten onrechte geconcludeerd dat racisme niet zo frequent voorkomt in Nederland. De ervaring van veel mensen met een zogeheten migratieachtergrond was en is echter meestal anders. Recent -op 25 mei 2020- heeft de vreselijke en onmenselijke moord op de Afro-Amerikaan George Floyd door een witte politieman het alledaags racisme in de Verenigde Staten nogmaals zichtbaar gemaakt voor de hele wereld. De beelden zijn wereldwijd gedeeld. Dat heeft geleid tot grote consternatie en terechte afwijzing van dit racistisch optreden. Er zijn talrijke demonstraties geweest. Ondanks de beperkende corona maatregelen zijn ook in Nederland velen de straat opgegaan om te demonsteren tegen racisme. Borden met de tekst Black Lives Matter (BLM), maar ook ‘geen racisme in Nederland’, ‘racisme is onmenselijk’ getuigden ervan dat ook in Nederland nog steeds sprake is van racisme. Vooral veel jongeren -zowel zwarte als witte- lieten blijken dat racisme nog steeds een serieus probleem is in ons land. Het klimaat om racisme aan de kaak te stellen lijkt, vergeleken met 30-40 jaar (1980-1990) geleden toen sprake was van een zogeheten eerste antiracisme golf in Nederland, weer gunstig te zijn. Maar of er ook effectieve maatregelen zullen worden getroffen is nog een open vraag.
Tegenwoordig worden berichten en beelden wereldwijd gedeeld door de mogelijkheden van de sociale media, zoals via YouTube, WhatsApp en Facebook. Ook kan men tegenwoordig alles filmen met de mobiele telefoon en over de hele wereld delen alsmede geestverwanten oproepen om te demonstreren en om acties te ondernemen. Mede daardoor is in 2020 sprake van een zogenoemde tweede anti-racisme golf in Nederland. Het besef dat racisme ongewenst is en bestreden moet worden staat dus weer op de politieke agenda. Terzijde: wij gebruiken voor autochtonen in dit kader de term Witten en witte mensen in plaats van de term Blanken en blanke mensen, omdat deze termen tegenwoordig geaccepteerd zijn als eigentijdse aanduidingen. Voorts focussen wij ons in dit artikel vooral op Surinamers in Nederland en de relatie met Suriname.

Zwarte Pieten discussie (beeld: Trouw)
Smalle en brede definitie
Er lijkt sprake te zijn van een historisch kantelpunt. Minister President Mark Rutte wijzigde onlangs zijn standpunt met betrekking tot de figuur van Zwarte Piet. Hij wijst nu Zwarte Piet af, omdat hij heeft gemerkt dat het kwetsend is voor zijn gekleurde en zwarte medeburgers. Maar hij stelt nog steeds dat hij de figuur van Zwarte Piet niet racistisch vind. Dit standpunt heeft te maken met de definitie die men hanteert met betrekking tot het concept racisme. Over het concept racisme is veel discussie en er bestaan verschillende definities. Dat heeft te maken met wat men noemt ‘definitiemacht’. Wie het probleem definieert bepaalt ook de reikwijdte ervan. Ruwweg kunnen wij een onderscheid maken tussen een smalle en een brede definitie. Degenen die een smalle definitie voorstaan menen dat racisme een opvatting of ideologie is, die stelt dat mensen behorende tot een bepaald ras superieur zouden zijn ten opzichte van mensen van een ander ras. Doorgaans wordt daarbij verondersteld dat het witte ras superieur zou zijn aan het zwarte ras. Men kan mensen discrimineren op grond van ras en dat heet dan rassendiscriminatie. De smalle definitie heeft als nadeel dat het vaak lastig is om te bewijzen dat er sprake is geweest van racisme. Want de dader kan stellen dat hij/zij geen racistische opvattingen huldigt en bijvoorbeeld vindt dat ieder mens gelijkwaardig is. Maar het gaat er niet zozeer om of men wel of geen racistische opvattingen heeft of een racistische ideologie huldigt, maar wat het gevolg is van de bejegening of het handelen. Als de gevolgen racistisch zijn, dan is er sprake van racisme los van de opvatting of ideologie van de dader. Bovendien wordt racisme beperkt tot een individuele daad. Racisme is echter een breder verschijnsel en het betreft ook institutionele praktijken. Dat is dan ook de kern van de brede definitie van racisme.
Ik ben een voorstander van een brede definitie. Ik definieer racisme als een ideologie of opvatting alsmede handelingen, bejegeningen en institutionele praktijken die tot gevolg hebben dat bepaalde groepen mensen en individuen worden achtergesteld en/of geïnferioriseerd op grond van hun vermeende raskenmerken.
Eén menselijk ras
Voor alle duidelijkheid: volgens recente wetenschappelijke inzichten bestaan er geen menselijke rassen. Er is maar één menselijk ras; er zijn wel zogeheten etnische groepen die een aantal kenmerken met elkaar delen. Vaak wordt ook de term bevolkingsgroepen gebruikt. Vroeger werden ten onrechte groepen mensen in rassen onderscheiden en aan de zogenaamde verschillende rassen werden meestal onveranderlijke kenmerken toegekend. Er was bijvoorbeeld een driedeling, namelijk het blanke (witte) ras, het gele ras en het zwarte ras. De huidskleur werd als een onderscheidend kenmerk opgevoerd en vervolgens werd andere kenmerken, zoals intelligentie gekoppeld aan deze ‘rassen’. Het onderscheid in menselijke ‘rassen’ werd echter vanaf de jaren zestig ook als racisme bestempeld. Racisme werd ook gebruikt om bijvoorbeeld de slavernij in Suriname te legitimeren. Zo werd de zwarte of donkere huidskleur als kenmerk van inferioriteit en lelijkheid beschouwd. Hoe lichter gekleurd des te beschaafder en intelligenter men was, zo werd betoogd. Vooral de positie van Zwarte Afrikanen was toentertijd bar slecht en dat werd als bewijs van hun inferioriteit aangevoerd. Dat was eigenlijk tot eind jaren vijftig van de twintigste eeuw het geval. De koppeling tussen intelligentie en huidskleur klopte echter toen al niet helemaal. In India bleek bijvoorbeeld dat in het Zuiden waar de mensen donkerder gekleurd zijn dan in het Noorden, zij gemiddeld even -zo niet intelligenter- waren de mensen in het Noorden.
Cultureel archief
Vooral de nakomelingen van de Zwarte Afrikanen (de slaafgemaakten), namelijk de Afro-Surinamers en Marrons hadden veel last van vooroordelen en negatieve beelden die waren ontstaan door de tijd heen. En met name onder veel witte mensen, maar ook bij leden van andere etnische groepen zijn deze negatieve beelden blijven beklijven en generaties lang doorgegeven. Het feit dat sommige Afro-Surinamers zelf anderen discrimineren en racistisch behandelen doet niks af aan het feit dat zij veel meer last en pijn ervaren van racisme. Daarom reageren zij doorgaans vaak feller op racisme. Dat heeft ook te maken met het slavernijverleden. De Surinaamse cultureel antropologe Gloria Wekker noemde dit het cultureel archief; er bestaan nu eenmaal historisch gefundeerde negatieve beelden die niet snel veranderen. Vooral wanneer de betreffende groep in een inferieure positie blijft, worden deze negatieve beelden niet gecorrigeerd. Pas wanneer bijvoorbeeld een zwarte man als Barack Obama President wordt van Amerika worden door zijn intelligentie en evenwichtig optreden negatieve beelden over zwarte mensen langzamerhand bijgesteld. Beelden over de inferioriteit en gemiddeld lagere intelligentie van Zwarten -dit wordt ook wel biologisch racisme genoemd- zijn door de tijd heen langzamerhand grotendeels gecorrigeerd. Ook beelden over schoonheid in relatie tot de zwarte huidskleur beginnen in de eenentwintigste eeuw te wankelen, doordat bijvoorbeeld Michelle Obama first lady werd. De koppeling tussen zwarte huidskleur en lelijkheid wordt steeds meer betwist en dat heeft ook te maken met emancipatie van Zwarten die vaker machtsposities beginnen te bekleden en in de sport en modebladen figureren.
In dit verband worden ook de zogeheten vooroordelen ontmaskerd. Een vooroordeel is meestal een mening over iemand of een groep mensen. Het gaat bijvoorbeeld over één kenmerk van een stereotype. Een stereotype is een overdreven beeld van een groep mensen dat vaak niet overeenkomt met de werkelijkheid. Het is vaak een vooroordeel of negatief denkbeeld en wordt meestal gebruikt als rechtvaardiging van een bepaalde discriminerende opvatting of actie. Een vooroordeel kan gezien worden als een veelvoorkomende menselijke fout in het denken, redeneren of het nemen van beslissingen. Vooroordelen zijn een menselijk hulpmiddel om een grote stroom aan informatie in pakketten op te slaan in het geheugen. Het is onmogelijk om alle informatie die tot iemand komt individueel te verwerken, daarom worden groepen vaak aan één kenmerk gekoppeld. Daar heeft men een moeilijk woord voor generalisatie. Er wordt bijvoorbeeld als het om racisme gaat dus meestal gegeneraliseerd over zwarte mensen.
Institutioneel racisme
Volgens de brede definitie van racisme bestaan er verschillende vormen van racisme. Wij gaan hier niet verder in op de verschillende vormen. Wij beperken ons tot het noemen van twee vormen van racisme, namelijk het alledaags racisme en het institutioneel of systemisch racisme. Met alledaags racisme wordt bedoeld het racisme dat men ervaart in de alledaagse omgang. Namelijk de racistische bejegening en behandeling die mensen behorende tot een etnische groep ondergaan van de zijde van degenen die menen te behoren tot een superieure etnische groep. Bijvoorbeeld witte verkopers die zwarte klanten vaker verdenken van (neiging tot) diefstal -dat is dus een vooroordeel- en hen extra in de gaten houden. Of een recent voorbeeld: de rapper Akwassi van Ghanese afkomst uitmaken voor Zwarte Piet en vervolgens stellen dat het een grapje was. Terwijl de figuur van Zwarte Piet historisch beschouwd racistische associaties (bijvoorbeeld met een zwarte slaafgemaakte) oproept, wordt gesteld dat de opmerking niet racistisch was bedoeld. Vaak wordt gesteld dat men te overgevoelig reageert op een grapje.
Het zogeheten institutioneel racisme staat voor praktijken, vanzelfsprekendheden en ingesleten gewoonten die tot gevolg hebben dat mensen behorende tot bepaalde etnische groepen in een slechte positie terechtkomen en blijven, maar ook drempels en belemmeringen ervaren om in te stromen en door te stromen in instituties. De manier waarop bijvoorbeeld provincies werven en het principe van degenen die laatst instromen in de arbeidsorganisaties en het eerst weer uitstromen bij bezuinigingen. Deze praktijken zijn niet vanwege racistische opvattingen ontworpen, maar hebben wel het effect dat mensen met een migratieachtergrond worden achtergesteld. Deze instituties moeten worden aangepast aan de verander(en)de samenstelling van de Nederlandse bevolking. Indien dat niet gebeurt dan zal het gevolg zijn dat zijn dat cruciale instituties nog steeds grotendeels wit blijven terwijl omringende samenleving is verkleurd. In het kader van het voorkomen en bestrijden van institutioneel racisme moet dan ook worden gestreefd naar een zo groot mogelijk afspiegeling van de divers samengestelde bevolking. Gedacht kan worden aan het politieapparaat, besturen van belangrijke instellingen, zoals de Tweede Kamer tot bijvoorbeeld het personeel van de provincies.
De multiculturele samenleving
Waarom is in Nederland in 2020 sprake van een historisch kantelpunt met betrekking tot de erkenning van racisme oftewel een tweede antiracismegolf? De Nederlandse samenleving en vooral de grote steden zijn namelijk van kleur veranderd. Volgens de recente gegevens van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) had per 1 juni 2020 bijna een kwart (24,3%) van de Nederlandse bevolking een zogeheten migratieachtergrond –volgens de oude definitie hebben zij een allochtone afkomst. Hierbij zijn geteld degenen die in het buitenland (de eerste generatie) zijn geboren of waarvan tenminste een van de ouders in het buitenland is geboren (de tweede generatie). Dit betekent dus dat de derde generatie -de kleinkinderen- niet worden meegeteld als personen met een migratieachtergrond; zij worden als autochtonen beschouwd. Terwijl velen vanwege hun fysieke kenmerken, zoals huidskleur toch worden onderscheiden en ook gediscrimineerd. Deze zogeheten derde generatie zal in aantal blijven toenemen. Wij kunnen dus stellen –als wij de derde generatie meetellen- dat minstens een kwart van de Nederlanders niet meer tot de categorie witte Nederlanders behoort. Volgens voorspellingen zal het aantal mensen met een migratieachtergrond alleen maar toenemen en het aantal witte Nederlanders afnemen en vergrijzen in Nederland. Bijna een op zeven (13,8%) heeft in 2020 een zogenoemde niet-westerse afkomst; zeg maar een zwarte en gekleurde (niet-witte) afkomst. De mensen met een migratieachtergrond wonen vooral in de grote steden. Er is de laatste tijd meer vermenging tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Witte en zwarte jongeren hebben allerlei relaties en vriendschappen variërend van de muziekscene tot in de sportwereld. Nederland is dus feitelijk een multiculturele samenleving geworden en bestrijding van racisme staat nu prominent op de politieke agenda. Alvorens in te gaan op welke maateregelen nodig zijn om racisme te voorkomen te bestrijden is een korte historische analyse nodig.
Eerste antiracisme golf
Tot en met begin jaren zeventig waren de aantallen mensen met een niet-westerse i.c. Surinaamse migratieachtergrond vrij klein in Nederland. Surinamers werden toentertijd vaak aangeduid als landgenoten uit de West, omdat Suriname op grond van het zogeheten Statuut sinds 1954 een Rijksdeel was geworden van het Koninkrijk der Nederlanden. Vaak werden zij als Rijksgenoten vriendelijk bejegend. Veel Surinamers in Nederland waren toen goed geschoold en er woonde ook een groep verpleegkundigen en studenten. Er was ook een kleine groep arbeiders, muzikanten en werklozen. Sommigen waren ook actief in de criminaliteit of in de prostitutie. Er was toen ook al racisme in Nederland en af en toe werden er racistische opmerkingen gemaakt over Zwarten. Maar vanaf 1973 toen de immigratie van Suriname in Nederland begon aan te zwellen kwam het racisme veel meer in beeld. Surinamers concentreerden zich in de grote steden en werden steeds meer zichtbaar in het straatbeeld. Raciale discriminatie bij huisvesting, op de arbeidsmarkt en in discotheken, maar ook in de dagelijkse omgang (alledaags racisme) nam toe. Er werden grappen gemaakt over de luie Surinamers en WW (profiteurs van werkloosheidsuitkeringen), het Surinaams accent werd geïmiteerd en racistische statements gedeeld, zoals bijvoorbeeld ”stuur de Surinamers in een lekkende schuit de Noordzee op”. De politicus Joop Glimmerveen wilde de Nederlandse straten ‘blank houden’ en de immigratie uit Suriname stoppen.
Wakamans
Een deel van de Surinaamse jongemannen waren drugsverslaafd en hielden zich vaak op luidruchtige wijze op voor de tropische winkels en uitgangscentra in de grote steden. Meestal waren het zogeheten wakamans die niet wilden werken, maar liefst ‘hosselden’. Dat wil zeggen op (semi) illegale wijze inkomsten verwierven, zoals het handelen in drugs en ’helen’(verkopen van gestolen goederen). Deze jongemannen veroorzaakten veel maatschappelijke overlast en bepaalden grotendeels het negatieve imago van Surinamers. Eind jaren tachtig verdween een groot deel deze groep wakamans uit beeld en het imago van Surinamers begon daarna te verbeteren. De Surinaamse voetballers en entertainers hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld.
Tegen het heersende racisme werd door activisten al in de jaren zeventig stelling genomen. Vooral in de jaren tachtig waren er demonstraties en acties tegen het weigeren van Surinamers en andere Gekleurden bijvoorbeeld bij de ingang van discotheken. Racisme en discriminatie werden bespreekbaar gemaakt. Zoals eerder gezegd kwam toen de eerste antiracisme golf in Nederland op gang. Vermeldenswaard is de racistische moord die in 1983 plaatsvond.
Kerwin Duinmeijer was een Nederlandse tiener van Antilliaanse afkomst die werd vermoord bij zinloos geweld. In de nacht van 20 op 21 augustus 1983 vond in de Damstraat in Amsterdam een steekpartij plaats. De 15-jarige Antilliaan Kerwin Duinmeijer raakte daarbij ernstig gewond. Hij overleed enkele uren later in een ziekenhuis aan bloedverlies. De dader was de 16-jarige skinhead Nico Bodemeijer. Omdat tijdens het incident door Bodemeijer racistische taal werd geuit, werd er door activisten verondersteld dat racisme een rol heeft gespeeld. Niettemin stelde de rechter in haar vonnis dat het niet aannemelijk is geworden dat racisme het wezenlijk motief voor de daad is geweest. Hoewel het nog steeds een twistpunt is, wordt algemeen aangenomen dat racisme een grote rol speelde bij zijn moord.
Vermeldenswaard is dat In de jaren tachtig de Nederlandse politieke elite bereid was veel geld te investeren om de positie van Surinamers en andere niet-westerse groepen te verbeteren. Er kwam een zogeheten minderhedenbeleid tot stand. Organisaties van Surinamers en zogeheten welzijnsinstellingen floreerden als gevolg van subsidies die ze van de overheid ontvingen. Er werden ook functies gecreëerd om het (etnische) minderhedenbeleid te coördineren in de verschillende steden.
Ik heb toentertijd een rol gespeeld als activist en onderzoeker. Ik werd gediscrimineerd in 1983 door de gemeente Amsterdam bij mijn sollicitatie als beleidsmedewerker Etnische Minderheden. De toenmalige Amsterdamse wethouder R. Walraven heeft na het onderzoek naar ‘het geval Choenni’ het personeelsbeleid gewijzigd.(zie: Meindert Fennema, Rectificatie van achterstand of rectificatie van achterstelling in: Tijdschrift Komma, nummer 1, 1985). Ik heb echter later geen baan bij de gemeente Amsterdam aanvaard, maar er konden daarna wel etnische minderheden instromen en doorstromen op hogere functies bij de gemeente Amsterdam.
De Rijksoverheid bleek ook bereid te zijn om racisme aan te pakken en een Landelijk Bureau te subsidiëren om racisme te voorkomen en te bestrijden. Op lokaal niveau werden ook zogeheten anti-discriminatie bureaus (ADB’s) opgericht, die werden gesubsidieerd.

LBR Bulletin
Landelijk Bureau Racismebestrijding
In 1985 werd het Landelijk Bureau Racismebestrijding (LBR) opgericht, dat gesubsidieerd werd door het Ministerie van Justitie Het LBR was klein bureau bestaande uit een directeur, enkele juristen, twee voorlichters en wetenschappelijk onderzoeker.
Ik werd aangesteld als de wetenschappelijk onderzoeker. In december 1991 verliet ik het LBR om te promoveren aan de Universiteit van Utrecht op een onderzoek naar dienstplichtigen in de Nederlandse krijgsmacht. In mijn periode bij het LBR heb ik ondermeer een geruchtmakend onderzoek samen met prof. Frank Bovenkerk en Rogier Den Uyl (ja, een zoon van voormalig Minister President Joop Den Uyl) verricht naar discriminatie bij uitzendbureaus. Ik werd geïnterviewd op de Nederlandse televisie en schreef samen met anderen de eerste anti-discriminatie code. Later werden ook anti-discriminatiecodes voor verschillende branches opgesteld. Er waren ook onderzoeken, die niet werden gepubliceerd, zoals bij winkelbedrijven. Samen met het filiaal voor grote winkelbedrijven werden de cijfers inzake ondervertegenwoordiging gebruikt om een beleid te voeren om meer etnisch divers personeel aan te stellen. Dat gebeurde ook naar aanleiding van klachten bij bijvoorbeeld vliegtuigmaatschappijen. Een aansprekend project was het opstellen van richtlijnen bij het toepassen van psychologische tests die nadelig bleken uit te pakken voor allochtonen.
Het LBR heeft verschillende onderzoeken gedaan, zoals ook bij gemeenten en maatregelen voorgesteld. Er zijn ook juridische maatregelen voorgesteld, zoals een wettelijk regeling voor rapportage over het personeelsbestand van arbeidsorganisaties en een plan voor 60.000 banen voor allochtonen. Veel van deze voorstellen zijn gerealiseerd, zij het in afgezwakte vorm, zoals de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen (WET BEAA). Sommige maatregelen bleken effectief te zijn en andere minder. Uitgebreide informatie hierover te vinden in het tijdschrift LBR bulletin, periode1985-1995.
Hij zij ook vermeld dat als gevolg van zogenoemde EMO (Etnische Minderheden bij de Overheid) plannen het personeelsbestand van de verschillende ministeries etnisch divers werd. Er moest jaarlijks worden gerapporteerd aan de hand van streefcijfers hoe groot het aandeel etnische minderheden was. Ook in bepaalde gemeenten was gaandeweg sprake van een etnisch divers personeelsbestand. Provincies en andere overheidsaanstellingen, zoals Waterschappen bleven echter grotendeels een wit personeelsbestand behouden. De politie voerde met vallen en opstaan een intercultureel c.q. diversiteitsbeleid. Er ontstonden bureaus voor Intercultureel Management (ICM) en multiculturele management (MCM). En er waren voorlichtingsacties om tolerantie te bevorderen en racisme te voorkomen.

Minister Rita Verdonk stond voor een streng integratiebeleid. Imam El Moumni weigerde haar een hand tegen vanwege zijn religieuze opvattingen. (beeld: Volkskrant)
Multicultureel drama?
Het concept multiculturele samenleving als ideaal in de betekenis dat de verschillende culturen een verrijking zijn voor de Nederlandse samenleving en culturele diversiteit moest worden weerspiegeld in de instituties van samenleving werd toen gepromoot. Maar er ontstond weerstand tegen dit ideaal en tegen de getroffen maatregelen bij een deel van witte bevolking die zich bedreigd voelde. Er werd gezegd dat er sprake was van ‘witte terugslag’ of een ‘conservatieve tegenreactie’ aan het eind van twintigste eeuw. Ook de latere Minister President Mark Rutte bleek geen voorstander te zijn van de multiculturele samenleving als ideaal. Er ontstond vooral veel weerstand, omdat sommige activisten wilden dat de overheden het behoud van culturele eigenheid moest ondersteunen en zelfs moest subsidiëren. Voorts wezen de critici er op dat vanwege culturele diversiteit in verschillende landen etnische spanningen waren en soms zelfs burgeroorlogen. Er werd daarom sterk gepleit voor meer aanpassing, gemeenschappelijkheid en het overnemen van de dominante waarden. Op sommige punten had men wel gelijk. De gelijkwaardigheid van man en vrouw, geen discriminatie van homoseksuelen en de scheiding van kerk en staat moest worden gerespecteerd. Want bepaalde radicale moslims stelden zich intolerant op en hun imams predikten haat tegen de in hun ogen ongelovigen (kafirs). Er was ook sprake van een oververtegenwoordiging van allochtone jongeren in de criminaliteit en de onderwijsprestaties van allochtone leerlingen lieten te wensen over. De publicist Paul Scheffer schetste in het jaar 2000 daarom een somber beeld in een geruchtmakend essay getiteld multicultureel drama. In de krant NRC stelde hij ondermeer:
Want waarom wordt er niet in veel dwingender termen gesproken over het achterblijven van hele generaties allochtonen en over de vorming van een etnische onderklasse? Zo energiek als `de sociale kwestie’ van weleer te lijf is gegaan, zo aarzelend wordt nu omgegaan met het multiculturele drama dat zich onder onze ogen voltrekt.
Scheffer stelde verder dat het huidige beleid van ruime toelating en beperkte integratie de ongelijkheid vergroot en bijdraagt tot een gevoel van vervreemding in de samenleving. De tolerantie kreunt onder de last van achterstallig onderhoud en Scheffer concludeerde dat het multiculturele drama dat zich voltrekt de grootste bedreiging voor de maatschappelijke vrede in Nederland was.
Verschillende maatregelen werden teruggedraaid en het LBR kreeg een andere naam, namelijk Artikel 1. Later werd het opgeheven en de taak van racismebestrijding werd opgenomen in een Commissie Gelijke Behandeling (CBG) dat zetelde in Utrecht. Tegenwoordig heet dat Commissie Mensenrechten (CRM), maar deze Commissie heeft nauwelijks racisme bestreden. Ook de regionale antidiscriminatiebureaus (ADB’s) die bestonden werden opgeheven. In de gepolariseerde sfeer rond de eeuwwisseling werd racisme in Nederland nauwelijks meer aan de orde gesteld.

Aanslag op 11 september 2001 Twin Towers in New York.
Islamitisch extremisme
Op de koop toe vonden grote terroristische aanslagen plaats op 11 september 2001 (9/11) in New York, gepleegd door moslimextremisten. Vervolgens werd ook in Nederland het maatschappelijk debat gedomineerd door de opkomst van de radicale politieke Islam en de angst voor terrorisme. Dit werd als het ware de doodsteek aan het landelijke integratiebeleid gericht was op positieverbetering en bestrijding van racisme. Het ideaal van de multiculturele samenleving was al opgegeven. De integratie moest nu worden omgebogen naar aanpassing en verplichte inburgering. Religieuze polarisatie stak de kop. De dood van de criticus van de radicale Islam, Pim Fortuin in 2002 en de dood van de filmer Theo Van Gogh in 2004 door een moslim extremist, vergrootte nog meer de angst voor de extremistische Islam. In 2006 kwam de Partij Voor de Vrijheid (PVV) op en de doodbedreigingen aan het adres van PVV leider Geert Wilders verscherpte de etnische tegenstellingen. Wilders zelf gooide olie op het vuur door de Islam als een intolerante ideologie te portretteren en de Koran als een fascistisch boek te beschouwen. Door de terroristische aanslagen die daarna werden gepleegd in naam van de Islam op verschillende plekken in de wereld bleef ook in Nederland de focus op problematisering van de multiculturele samenleving. De oververtegenwoordiging van Marokkaanse en Antilliaanse jongeren in de criminaliteit en het islamitische extremisme bleven de belangrijkste thema’s. Het besef groeide dat men te toegeeflijk was geweest tegenover radicale imams. De invloed van de zogeheten salafistische stroming die mensen wil dwingen om zich te bekeren tot de Islam en een parallelle islamitische samenleving voorstaat met eigen wetten (de sharia) baarde zorgen.

De brute moord op de politicus Pim Fortuyn schokte heel Nederland.
Gelukkig vonden in Nederland echter geen grote terroristische aanslagen plaats mede dankzij de alertheid van de AIVD (Algemene Informatie en Veiligheidsdienst). De laatste jaren lijkt de angst voor terreur afgenomen. De discussie over racisme werd evenwel op de achtergrond gedrongen niet alleen door angst voor de radicale Islam, maar ook de zorgen over voortgaande immigratie. Recentelijk is de partij Forum voor Democratie (FvD) opgekomen als anti-immigratiepartij die met quasi-racistische opvattingen over het redden van de Borealen (Noorderlingen) de verdere verkleuring van Nederland tot staan probeert te brengen. Al met al zijn partijen die tegen voortgaande immigratie zijn, sterker geworden in Nederland. Het zal daarom lastiger worden om vergeleken met 30 -40 jaar gelden effectieve maatregelen tegen racisme in te voeren.
Historische omslag in 2020
Tegelijkertijd moeten wij vaststellen dat op enkele terreinen er sprake is van vooruitgang op het terrein van integratie. De onderwijsprestaties van leerlingen van niet-westerse afkomst zijn aanzienlijk verbeterd en ook het gemiddeld opleidingsniveau is verhoogd. In verschillende sectoren en in het bijzonder in het bedrijfsleven is er nu meer etnische diversiteit. Ook wat betreft het samenleven, gaat het relatief goed en er zijn geen zwarte getto’s ontstaan, zoals werd gevreesd. Evenmin zijn er rassenrelen geweest en er bestaat geen grote etnische onderklasse. Er zijn nog steeds problemen met een groep overlast veroorzakende Marokkaanse jongemannen en hun overmatige vertegenwoordiging in de criminaliteit, maar de grote groep Marokkanen is op verschillende terreinen succesvol, zoals in de politiek en in de culturele sector. Al met al blijkt dus dat na 20 jaar de voorspelling van Scheffer te somber was; er is geen sprake is van een multicultureel drama in Nederland. Nederland is een diverse samenleving geworden, waar er sprake van is culturele diversiteit. Ondanks afwijzing van de multiculturele samenleving als ideaal heeft de multiculturele samenleving de afgelopen samenleving toch vorm gekregen. Niet alleen in getalsmatig opzicht -dus in feitelijke zin- maar ook in cultureel opzicht.
Ruim 30 jaar geleden was de verantwoordelijke politieke elite van Nederland wel bereid om maatregelen te treffen om racisme te voorkomen en te bestrijden. Er zijn nu commissies ingesteld die volgend jaar moeten rapporteren hoe racisme te bestrijden. Het gaat zowel om alledaags racisme als institutioneel racisme. Racisme in de sport, zoals witte toeschouwers die apengeluiden maken tijdens voetbalwedstrijden doelend op zwarte voetballers dienst bijvoorbeeld zwaar bestraft te worden. Het geven van hoge straffen en boetes voor racistisch optreden, zoals dat in de Verenigde Staten gebeurt, blijkt effectief te zijn. Het bewijzen van racisme blijkt echter heel lastig vanwege de verschillende definities die gebruikt worden. In de Verenigde Staten wordt de bewijslast omgekeerd: de beklaagde/beschuldigde moet bewijzen dat er geen sprake was van racistische discriminatie. De maatregelen die in de jaren tachtig en negentig zijn getroffen en die wel succes hebben gehad zouden opnieuw moeten worden ingevoerd. Natuurlijk in een eigentijdse vorm. Het zou jammer zijn deze maatregelen te negeren en pogen opnieuw het wiel uit te vinden. Maar het politieke klimaat is nu veranderd en er wordt sterk rekening gehouden met de anti-immigratiepartijen, zoal de PVV en Forum voor Democratie. Het is dus de vraag of de politieke elite genegen zal zijn om effectieve maatregelen in te voeren.
Relatie met slavernijverleden
Op het terrein van racisme en racismebestrijding in Nederland is echter nog een bijzondere dimensie waar rekening mee moet worden gehouden. Dat is het slavernijverleden van Nederland in relatie tot Suriname en Antillen. De nazaten van de Surinaamse en Antilliaanse slavernij wonen in grote aantallen in Nederland. Zij vragen terecht om een effectieve aanpak van racisme. Voor hen is racisme juist extra pijnlijk ook vanwege de gevolgen van deze slavernij en in het bijzonder ook de negatieve beelden over Zwarten die tot op de dag van vandaag een rol spelen. De UNESCO, een organisatie van Verenigde Naties heeft mede daarom de periode 2015-2024 uitgeroepen tot het decade van mensen van Afrikaanse afkomst. Er wordt speciale aandacht gericht op de afstammelingen/nazaten van de zogeheten trans-Atlantische slavernij. De afstammelingen wonen in Noord-Amerika, het Caribisch gebied en Zuid-Amerika, maar bijvoorbeeld ook in Groot Brittanië en in Nederland. De Unesco stimuleert de regeringen van deze landen om financiële middelen ter beschikking te stellen en aandacht te besteden aan deze groepen ter verbetering van hun positie. In Nederland is bijvoorbeeld in 2017 onderzoek gedaan naar Afro-Surinamers en de zogeheten Afrofobie, namelijk specifiek het racisme tegen mensen van Zwarte Afrikaanse afkomst.
Excuses en ereschuld
Tenslotte verdient in dit kader de relatie met Suriname ook aandacht. Suriname is een creatie van Nederland. Na de verovering in 1667 werd Suriname in 1683 bezit van de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname bestaande uit de Stad Amsterdam, de West-Indische Compagnie en de rijke Zeeuwse familie Van Sommelsdijck. Later werd Suriname bezit van de Nederlandse Staat. De stad Amsterdam heeft geld verdiend aan Suriname en aan de slavernij. De gemeente Amsterdam zal een slavernijmuseum inrichten en is voornemens wel excuses aan te bieden voor de slavernij. Maar de Nederlandse Staat heeft weliswaar spijt betuigd, maar weigert nog steeds bij monde van Minister President Rutte om excuses aan te bieden. Wel is aangekondigd dat 2023 als het 160 jaar geleden zal zijn dat de slavernij in Suriname en op Antillen werd afgeschaft een herdenkingsjaar zal zijn. Het is te hopen dat dan wel excuses zullen worden aangeboden. Trouwens veel West-Afrikanen waren destijds slavenhalers, in het bijzonder de lokale vorsten en vooral degenen behorende tot de stam Ashanti (in Ghana). Zij verkochten en/of ruilden krijgsgevangen en roofden Afrikanen voor geweren, kruit, spiegels en kralen. Net zoals de huidige witte Nederlanders zijn ook de huidige West Afrikanen niet persoonlijk verantwoordelijk voor de slavernij. Maar de Staten zijn dat wel. Het zou goed zijn dat Ghana en andere West-Afrikaanse Staten ook hun excuses aanbieden.
Tot slot moet worden vastgesteld dat Nederland richting Suriname een ereschuld heeft en dat compensatie nodig is. Nu in Suriname een nieuwe regering zetelt en de verhoudingen zullen worden genormaliseerd en geïntensiveerd, biedt dat goede mogelijkheden om de ereschuld in te lossen. Juist op terreinen waar Nederland in uitblinkt, kan Suriname ondersteuning worden geboden. Nederland is wereldberoemd om waterbeheer. Bring The Dutch in, zegt men als er overstromingen en waterbeheer problemen zijn. Welaan: in Suriname zijn in het bijzonder in Groot Paramaribo zijn nog steeds grote en hardnekkige problemen met waterstaat en waterbeheer. Nederland kan om te beginnen een onderhoudsarm waterbeheersysteem opzetten en renovatie van het gebouwde erfgoed in Paramaribo ter hand nemen om de gedeelde geschiedenis met Suriname te conserveren.
Chan Choenni werkte van 1985 -1990 bij het Landelijk Bureau Racismebestrijding (LBR) en was vanaf 1999 ruim 11 jaar beleidsambtenaar Integratiebeleid bij de Rijksoverheid.
Eerder verschenen in Dreamz World, september 2020 (licht herziene versie)
Prof. dr. Chan Choenni ontving voor zijn strijd tegen racisme en voor integratie alsmede voor zijn werkzaamheden als vrijwilliger in besturen en adviesraden op 27 april 2020 de onderscheiding Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

Ramon Ramsodit die de decoratievoordracht deed, spreekt Chan Choenni in de Grote kerk te Haarlem na de plechtigheid.
Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.
- Published in BIBLIOTHEEK, Nederland
‘Er was meer dan alleen slavernij’ – Ruben Gowricharn
Het debat over racisme en discriminatie vernauwt zich te veel tot zwarte Nederlanders. Daarbij worden andere etnische groepen vergeten, vindt bijzonder hoogleraar Hindostaanse diasporastudies Ruben Gowricharn.
In een opiniestuk in dagblad Trouw maakt u bezwaar tegen het voornemen om in het hele jaar 2023 de afschaffing van de slavernij te herdenken. Waarom? “Omdat het in dat jaar ook 150 jaar geleden is dat de eerste contractarbeiders uit Brits-Indië in Suriname aankwamen. Op 5 juni 1873 was dat, met het schip de Lalla Rookh. Zij zijn de overgrootouders van de Hindostaanse Surinamers. Die zijn nu al bezig met de voorbereidingen om dat groots te vieren.”
Geldt dat voor Hindostaanse Surinamers en Nederlanders eigenlijk als een heuglijk feit, dat hun voorouders naar Suriname werden gehaald? “Ze zijn in het algemeen positief over de migratie naar Suriname want, zo redeneren ze, anders zouden we nog in dezelfde kommervolle omstandigheden leven van veel Indiërs op het platteland nu. Ik denk er anders over, want de tijd heeft ook in India niet stilgestaan, veel Indiërs zijn naar de steden of het buitenland verhuisd om een beter leven op te bouwen. En ook in Suriname hebben Hindostaanse contractarbeiders barre omstandigheden gekend. Binnen vijf jaar naar aankomst is één op de zes migranten in Suriname overleden, dat is een hoog sterftegetal.”
‘Ook in Suriname hebben Hindostaanse contractarbeiders barre omstandigheden gekend’
Nu dreigt de 150ste verjaardag van de aankomst van de Lalla Rookh overschaduwd te worden door de herdenking van de afschaffing van de slavernij. “Inderdaad, Rutte heeft dat toegezegd, niet wetende dat de slavernij niet in 1873, maar al in 1863 is afgeschaft.”
Maar na de officiële afschaffing waren de voormalige slaven verplicht nog tien jaar door te werken voor hun voormalige eigenaar. Ze kregen weliswaar betaald, karig, maar ze waren nog steeds niet vrij. Dan ben je toch nog steeds een slaaf? “Ze hadden wel degelijk bewegingsvrijheid en mochten gaan werken voor wie ze wilden. Ze moesten werken voor hun kostje, maar dat moest iedereen. Dat gold ook voor de contractarbeiders uit Brits-Indië. Dat heette gebonden arbeid. Overigens waren de meeste gebonden arbeiders blanken uit Europa, die naar Amerika gingen en naar allerlei andere koloniën.”
Wat hield gebonden arbeid dan precies in? “Dat ze contractueel verplicht waren een aantal jaren voor iemand te werken tegen een bepaald loon en recht hadden op kost en inwoning en vergoeding van de terugreis en dat soort zaken.”
Daar zullen ze uit armoede toe zijn gedwongen, maar de blanke Europeanen en ook de Britse Indiërs tekenden zo’n contract toch uit eigen vrije wil? “Er zijn bronnen die suggereren dat er sprake was van ronseling, maar over het algemeen wordt aangenomen dat iedereen uit vrije wil zo’n contract ondertekende. Het belangrijkste verschil tussen een slaaf en een al dan niet vrije arbeider is dat de eerstgenoemde koopwaar was die verhandeld kon worden. Aan die situatie was in 1863 een einde gekomen.”
‘Het gaat erom dat het leed van de slavernij erkend wordt’
Dat gold toch niet voor de voormalige slaven? Die konden Suriname niet uit, om bijvoorbeeld hun geluk te beproeven in Brazilië. “Dat was geografisch gezien sowieso bijna onmogelijk, want dan moest je de Surinaamse wildernis door, en bovendien hadden ze het geld niet voor zo’n onderneming. Naar Europa konden ze ook niet, dat was het blanke continent. Veel voormalige slaven werden trouwens vóór de afschaffing van de slavernij door hun meesters aan de kant gezet en aan hun lot overgelaten omdat ze overtollig waren geworden. Dat laat zien dat ze vrij waren om te gaan en staan waar ze wilden.”
Volgens u is het dus niet juist om 2023 aan te wijzen als herdenkingsjaar voor de afschaffing van de slavernij. Hebt u een alternatief? “Het is niet nodig om die claim te leggen op 2023. Vanuit de zwarte gemeenschap is wel behoefte aan excuses. Maar Rutte heeft al gezegd dat dat niet gaat gebeuren. Het maakt geen donder uit of de afschaffing 150 of 160 jaar geleden was, het gaat erom dat het leed erkend wordt en een plaats krijgt in de Nederlandse geschiedschrijving. Daarbij moet er dan wel aandacht zijn voor alle andere facetten van de koloniale geschiedenis, zoals het lot van de Hindostaanse contractarbeiders, en niet alleen voor de slavernij. Er is meer geweest dan alleen slavernij.”
In Trouw schreef u dat het debat over racisme en discriminatie ten onrechte vernauwd wordt tot een zwart probleem. “Iedereen heeft last van discriminatie, niet alleen de zwarte Nederlanders. Dat het toch vooral over anti-zwartracisme gaat, vind ik een groot minpunt aan de discussie. Ik denk ook dat het huidige racisme en de discriminatie weinig te maken hebben met de slavernij. Toen werd gedacht dat zwarte mensen dichterbij de dieren stonden, maar die tijd van schedelmeten is echt voorbij.”
‘Iedereen heeft last van discriminatie, niet alleen de zwarte Nederlanders’
Nou, als je Baudet soms hoort, dat gaat toch weer aardig de kant van het schedelmeten op, er is toch een zekere rechte lijn van het racisme van toen naar het racisme van nu. “Maar betekent dat dan dat het racisme dat ten grondslag lag aan de slavernij, ook de basis vormt voor de discriminatie en uitsluiting in de huidige maatschappij? Nee toch?! Dit is een ander soort racisme.”
De architecten van onze huidige democratische rechtsstaat waren mensen die slavernij en kolonialisme legitimeerden met racistisch gedachtegoed. “Maar in Afrika bestond al slavernij voordat de Europeanen er kwamen.”
Alle beschavingen hadden slavernij, maar alleen de Transatlantische slavenhandel had die racistische component die mensen reduceerde tot goederen die je kon verhandelen. “Dat had je in Azië en Afrika ook al. Ik denk dat de koppeling van het huidige racisme met de geschiedenis niet relevant is. Interessant misschien, maar je lost er niets mee op. Daarvoor moeten de huidige instituties tegen het licht worden gehouden: de politie, de belastingdienst, de media, de arbeidsmarkt en het onderwijs. Overal leiden vormen van geringschatting ertoe dat mensen van kleur worden uitgesloten. Daar heb je geen geschiedenis bij nodig, want het zijn actuele vraagstukken waar iedereen mee worstelt.”
Maar dan is het toch nodig de oorzaken van die uitsluiting bloot te leggen? “De vraag is wat je ervoor koopt. Wat kun je ermee? Ik ben meer van het medische denken: het maakt niet uit hoe je ziek bent geworden, ik moet je gewoon beter maken. En als je racisme wilt bestrijden, moet je iets aan de cultuur binnen bijvoorbeeld de politie doen, waarin racistische incidenten worden afgedaan als interne gelegenheid en collega’s elkaar afdekken als ze de fout ingaan. Daardoor blijft racisme voortbestaan, dus daar moet je iets tegen doen.”
Bron: AD VALVAS / BEELD VU, 4 september 2020
Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, Nederland, NIEUWS
Ganesha Chaturthi: grootse viering in Nederland
Op 22 augustus was er een grootse en unieke viering van Ganesha Chaturthi, een feestdag ter ere van de geboorte van hindoegod Ganesha. In samenwerking met tal van vrijwilligers hadden Aroen Bridjmohan en Radjni Alakhramsing van de organisatie IBCC1473 het Indian Business & Culture Centre (IBCC) te Rijswijk voor de gelegenheid omgetoverd in een aan Ganesha gewijde ruimte met tal van beelden. De viering was te zien op de Nederlandse tv, maar was ook via een live-verbinding voor belangstellenden over de hele wereld te volgen. Zo een 200.000 personen wereldwijd hebben van de gelegenheid gebruikgemaakt; zij hebben kunnen aanschouwen hoe de hindoegemeenschap in Nederland deze feestdag beleeft. God Ganesha staat symbool voor voorspoed en wijsheid. Hij neemt obstakels weg die de mens op zijn levenspad tegenkomt. In zijn lezing stond pandit Shri Purushottam Rob Sitaldin vooral stil bij de overstijgende symboliek die geen onderscheid naar ras, kleur, religie, geslacht of andere status kent. Hij vindt het belangrijk om de werkelijkheid van het hindoeïsme te verkondigen en misverstanden de wereld uit te helpen.
In het IBCC was het vanaf 12.00 ‘s middags een komen en gaan van mensen die zich spiritueel kwamen opladen en de beeldengalerij van circa 1500m2 konden bewonderen. Mensen die waren geweest deelden hun enthousiasme via sociale media, waardoor zij weer anderen aanmoedigden zelf een kijkje te nemen. Ondanks de beperkende coronamaatregelen werd op deze wijze een groot gezelschap geaccommodeerd. Het was een unieke beleving waar ook aan werd deelgenomen door een Indiaas team dat live naar India uitzond. De viering haalde daar ook de voorpagina van een grote krant in de deelstaat Maharashtra.
Aroen en Radjni kijken met voldoening en dankbaarheid terug. “Wij hebben de viering van deze voor hindoes belangrijke feestdag inhoud en zichtbaarheid kunnen geven. Het is onze bedoeling om ook andere feestdagen, zoals Nauratri, Divali en Mahashivratri op deze wijze te vieren.”
Bekijk de fotogalerie door te klikken op 1 van de foto’s (Hindorama).
Bekijk de TV-beelden [2:27:40]: Ganesha Chaturthi za. 22 aug. ’20 IBCC1473 Rijswijk
Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze
Hindostaanse radio en televisie in Nederland – Roy Khemradj
Allereerst feliciteer ik Hindorama met de eerste verjaardag van het online platform. Ik zie dat er steeds meer content gepubliceerd wordt en ik juich dit uiteraard toe. Ik mis wel een reactiemogelijkheid op gepubliceerde bijdragen, die volgens mij nodig is voor de interactie met bezoekers. De redactie publiceert de bijdragen ook op Facebook maar op dit platform komen nauwelijks reacties binnen. Dit komt omdat de Facebook-bezoeker voor het lezen van de hele bijdrage wordt doorgestuurd naar de website; daar moet dus die reactiemogelijkheid komen.
Hindorama heeft mij gevraagd een bijdrage te leveren aan deze studiemiddag met een beschouwing op Hindostaanse radio en televisie in Nederland. Ik doe dit graag omdat ik uw aandacht wil vragen voor fouten, slordigheden en gerommel op onze Hindostaanse radiostations en die nu eens eindelijk geadresseerd moeten worden. Anders verandert niets en blijven de radiostations de loftrompet over zichzelf steken. Maar laat ik eerst positief van wal steken om niet uitsluitend over de slechte dingen op de radio te praten. Bovendien moet ik in de mij toegemeten tijd ook een beeld schetsen van het huidig Hindostaanse televisie landschap.
Diasporamedia
Ik denk dat wij met z’n allen er best trots op mogen zijn dat de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland beschikt over zes radiostations, die via de meeste outlets – ether (FM), kabel, internet en tegenwoordig zelfs via Digital Audio Broadcasting, DAB, te beluisteren zijn. De bekendste stations zijn Amor FM en Sunrise FM in Rotterdam, Vahon FM in Den Haag, Ujala Radio in Amsterdam en Radio SBS in Utrecht. Minder bekend is de kleine omroep Radio Sangam, die alleen op de kabel in Den Haag en omgeving uitzendt en uiteraard 24/7 op internet te volgen is. Radio Sangam, met als stuwende kracht Mohamed Sharif Izaak, is echter wel op een na de oudste Hindostaanse radiozender in Nederland, opgericht in de zogenoemde ‘piratentijd’ in de jaren ’80. De Hindostanen in Den Haag konden op bepaalde tijden, meestal in het weekend, luisteren naar de populaire Indiase filmmuziek. Sangam was toen erg populair. Met de komst van radio en televisie-uitzendingen via de kabel in Den Haag, werd ook toegangsomroep voor etnische groepen gerealiseerd. Zo kwam Radio Sangam uit de illegaliteit en werd een officiële Hindostaanse radio-omroep – ‘still going strong!’. Eenzelfde ontwikkeling deed zich ook voor in Amsterdam waar Radio Sargaam, de allereerste Hindostaanse piratenradiozender in Nederland werd, opgericht in de tweede helft van de jaren ’70. Vrij snel hierna volgden verschillende andere piratenzenders zoals Radio Paigaam die tot het kabelnetwerk werd toegelaten.
Het tweede punt is, dat twee van deze stations – Amor FM en Sunrise FM – zusterstations in Suriname hebben gevestigd, een gedurfde financiële investering en een prijzenswaardig initiatief. Zo’n gelijknamig station in Suriname is belangrijk vanuit diasporaperspectief en voor de familieband met ‘thuis’ waar wij vandaan komen. Denkt u aan verzoekplaatjes bij bijzondere verjaardagen voor iemand in Suriname of iemand die vanuit daar een verzoekplaat aanvraagt voor een jarige familielid in Nederland, er wordt veel over en weer gebeld in de uitzending, overlijdensberichten, nieuwsuitwisselingen enz.
Ik meen zelfs, en dat is mijn derde punt, dat er nergens anders waar toenmalige Brits-Indiërs zijn neergestreken (Guyana, Trinidad, Barbados, Mauritius, Fiji enz.) een dergelijk ‘twee landen, één gevoel’ – radio van de grond is gekomen, naar een slogan die in de markt is gezet door het Surinaamse telecommunicatiebedrijf Telesur, bij de introductie van een speciale simkaart waarmee je zowel in Suriname als in Nederland kunt bellen. Het zou te gek zijn als een Hindostaanse radiostation in Nederland, ook in het land van onze eerste migratie, bijvoorbeeld in het Bhojpuri taalgebied, een Sarnámi- Hindustani radiostation from Holland zou kunnen vestigen, voor interactie op het gebied van gedeelde taal, cultuur, muziek en geschiedenis. Dit is misschien te hoog gegrepen qua investering, maar een digitale partnerrelatie met een radiostation uit dat gebied is niet alleen mogelijk maar zou ook heel vernieuwd zijn in ons Hindostaanse radiolandschap. Ik kom op dit idee omdat ik toevallig denk aan een gedurfd initiatief van de overbekende Rotishop Roopram in Suriname, om onze Surinaams-Hindostaanse roti te internationaliseren met vestigingen in Nederland, Trinidad en in India. Ik meen te weten dat het experiment in Trinidad in en India mislukt is.
Alvorens de televisie-ontwikkelingen te bespreken merk ik op dat wij voor wat betreft de traditionele media, de printmedia niet moeten vergeten, zoals de glossy uitgave van het blad Hindorama en de vroegere bladen van de Hindostaanse welzijnsinstellingen als Aisha Samachar en Lalla Rookh. Na het wegvallen van de ook door Hindostanen veel gelezen gratis maandkrant Pleasure, door de opkomst van digitale en sociale media, is vanuit de Hindostaande gemeenschap, eerst de gratis maandkrant en nu een gratis glossy Dreamz World met succes in de markt gezet. Hoewel het blad zicht richt op de hele Surinaamse community in Nederland en in Suriname, wordt er ook veel gepubliceerd over Hindostanen in de diaspora, zelfs met speciale thema-uitgaven, over onze immigratiegeschiedenis, over onze onafhankelijkheid en over 1 juli, keti koti, de afschaffing van de slavernij. Waarom lukt het al meer dan 10 jaar Dreamz World in de lucht te houden? De adverteerders – dat zijn een paar grote bedrijven –, zorgen voor druk- en distributiekosten, de content wordt vrijwillig aangeleverd en het blad is vooral ook een podium voor de jongere generatie Hindostanen om zich onder meer met columns te presenteren. Dreamz World is een succesconcept en maakt nu zelfs elke avond op sociale media een Good Night Show dat bezig is uit de luiers te komen. Met een eigen YouTube-kanaal en een website waar alle uitgebrachte nummers digitaal te lezen zijn, kan door de inhoud over geschiedenis, muziek en cultuur over Suriname, Dreamz World ook een diasporaglossy genoemd worden.
Televisie
Voor wat de traditionele televisie betreft hebben we op landelijk niveau sinds 2015 niets eigens meer, omdat de zogenoemde levensbeschouwelijke omroepen toen werden afgeschaft, via een wijzing van de mediawet. De bestuurders van de OHM die dit al in 2010 wisten, hebben nagelaten het Hindoeïstische gedachtengoed in het landelijke medialandschap veilig te stellen. De Humanisten deden dit wel en vonden onderdak bij de VPRO en de Joodse omroep bij de EO. In 2013 werd ik gevraagd de radioredactie van de OHM te leiden en gebruik makend van mijn ervaring en netwerk in Hilversum had ik de directeur een plan voorgelegd om de toekomst te borgen, want ik zat er met mijn neus bovenop en wist van anderen hoe ze schaakten. Jammer genoeg werd alleen al mijn aanwezigheid op de werkvloer gezien als een potentieel gevaar voor de positie van de directeur, die dacht dat ik uit was op zijn stoel, en omdat ik niet door hem was aangenomen werd ik op het eind van het jaar van mijn ‘contractarbeid’ bij de OHM bedankt. Daarna is er niets meer gebeurd, dan dat de NTR van de NPO de taak kregen opgelegd op gezette tijden aandacht te besteden aan het Hindoeïstische gedachtengoed. Hiervoor komt in het najaar een onafhankelijke klankbordgroep bijeen voor een brainstormsessie – ik ben daar lid van.
Tot eind 2020 kunnen in Hilversum nieuwe aanvragen worden ingediend voor de komende concessieperiode 2021/2026, om in aanmerking te komen voor een aspirant-status bij de NPO, op de titel van een onvoldoende gerepresenteerde maatschappelijke stroming in het publieke bestel. Dus niet meer op levensbeschouwing. Tot nu toe zijn er 11 nieuwe aanvragen bij het Commissariaat voor de Media binnengekomen. Daartussen zit niets vanuit de Hindostaanse samenleving, wel twee aanvragen die op de brede Surinaamse dan wel multiculturele samenleving zijn gericht. Er zijn ook twee aanvragen vanuit de Marokkaanse samenleving.

Prim Girjasing, Sita Khemradj en Hans Ramsoedh
Youtube video
Voor eigentijdse Hindostaanse televisie zijn we al jaren aangewezen op YouTube als informatiebron over de Hindostaanse samenleving, zowel in Nederland als in Suriname, met een rijk aanbod van cultuur en muziekproducties. Afgaande op de data die de kanalen vermelden, is Sarnámi TV met ruim 4000 abonnees en 196 video’s, de grootste. De nummer 2 is Natraj TV met ruim 2000 abonnees en 208 video’s en als nummer 3 zie ik HID TV verschijnen – Hindostanen in Den Haag – met 1900 abonnees en weinig video’s, maar die geven wel een kleurrijk beeld van het Hindostaanse sociale, culturele en maatschappelijk leven in Den Haag. Het overlijden van Sudesh Kienno in januari 2019, de initiatiefnemer en drijvende kracht, luidde kort daarna ook het eind in van HID TV. Dan doet zich een merkwaardig verschijnsel voor met Saraswati Art TV, (bekend van een uitgeverij van boeken en muziekoptredens in het Bijlmerpark Theater) die geen kanaal heeft aangemaakt op YouTube, maar wel veel video’s heeft gepost die alleen op trefwoord ‘Saraswati Art’ verschijnen. Niet zo handig dus. Directeur Frank Kishna – dit is zijn officiële familienaam – heeft wel onder de naam Frank Krishna een kanaal aangemaakt. Maar de 33 video’s die hij geüpload heeft gaan niet over het Hindoeïsme of over de God Krishna. Dit verklaart misschien waarom hij blijft hangen op 6 abonnees. Ook niet zo handig dus. Met uitzondering van Natraj TV en Sarnámi TV, wordt er weinig gebruik gemaakt van Facebook om de content op YouTube te promoten of voor interactie met de bezoekers.
Hindostaanse radio
En nu dan mijn verhaal over rommel op de Hindostaanse Radio. Let wel: ik zeg niet dat Hindostaanse Radio rommel is, integendeel, maar ik vind als journalist en radiomaker wel dat er veel niet in de haak zit. Mijn grootste zorg is, en daar vraag ik uw aandacht voor: de jonge Hindostaanse kinderen, die thuis met niets anders dan met Amor of Sunrise opgroeien, omdat hun ouders fanatieke luisteraars zijn. Dit is schadelijk voor de ontwikkeling van hun Nederlandse spreekvaardigheid. Want te pas en te onpas worden op deze twee zenders, vooral in reclameteksten, maar ook tijdens de gewone presentatiediensten, verkeerde klemtonen gelegd, lidwoordfouten gemaakt, en zinnen uitgesproken die grammaticaal niet kloppen – het onderwerp is enkelvoud en het werkwoord meervoud en ga zo door. Amor kent sinds jaar en dag ook nog een vaste schreeuwerige stem bij de commercial breaks op elk uur, waardoor die fouten even schreeuwerig de huiskamer binnendringen in de oren van de kinderen. Toen ik mij jaren geleden mateloos ergerde aan een Amor-presentator met een aardappel in de keel, die je gek genoeg alleen hoort als hij Nederlands spreekt en niet in het Hindi, die het telkens had over “In SURIMARIBO” is het nu vier uur en het regent daar…”, heb ik de goede man in de uitzending gebeld en hem gevraagd: over welk land hij het toch heeft, want ik ken het niet. Wel het land Suriname met als hoofdstad Paramaribo. Mijn actie had resultaat, helaas niet voor lang want andere presentatoren gingen dit na-apen – ik kom straks terug op het woord ‘na-apen’.
Te oordelen aan de mensen die bellen om een plaatje aan te vragen voor hun ‘some one special’, gaat het om eenvoudige en soms ook leuke mensen met een verhaal. Dat merk je pas als de presentator vaardig is in het voeren van een goed gesprek met de beller. Deze luisteraars staan misschien laag op de sociaal-maatschappelijke ladder en voor hun is radio een onmisbare vriend in de huiskamer die zorgt voor ontspanning, heimwee, amusement, noem maar op. Hen valt het niet eens op dat er fouten worden gemaakt, dus ze gaan echt niet reageren via Facebook en WhatsApp waarover alle stations beschikken. Maar ook voor deze luisteraars, het gewone volk, vind ik dat er goed verzorgde radio moet worden gemaakt en dat de programmamakers hun werk goed moeten uitvoeren, althans, voor alles dat ik in het Nederlands kan volgen want van het Hindi heb ik geen verstand.
Amor FM, de op een na de oudste zender opgericht in 1996, bestaat volgend jaar 25 jaar en heeft een netwerk van 27000 volgers op Facebook opgebouwd; daarna werd Vahon FM opgericht in 1998, met ruim 1000, de minste volgers; in 2002 kwam Ujala Radio in de lucht met ondertussen 20.000 volgers van hun Facebookpagina die actief wordt onderhouden met vooral nieuws uit de Indiase film- en muziekindustrie – Ujala is vooral op jongeren gericht en noemt zich daarom de Bollywood zender. Als laatste station werd een paar jaar geleden, Sunrise FM opgericht met 6000 volgers en een slapende website. Het oudste Hindostaanse radiostation, Sangam in Den Haag heeft ruim 750 volgers op hun Facebookpagina die actief wordt onderhouden. De best verzorgde website is die van Ujala Radio. De nieuwste radio’s, thuis en in de auto zijn voorzien van DAB, digitale ontvangst, en alle Hindostaanse zenders worden in de randstad uitstekend ontvangen. Daarbuiten en ook in Suriname wordt natuurlijk via het internet geluisterd. In elk verspreidingsgebied van het Radio-en Televisie kabelnetwerk in Nederland zit vaak ook een Hindostaanse zender in radiokanaal van het televisie-abonnement. Veel mensen weten dit niet, maar voor het bereikt maakt dit niets uit.

Roy Khemradj en Rabin Baldewsingh
Informatieve programma’s
Hoewel ik door de week een zware consument van NPO Radio 1 ben, luister ik, als ik in de auto onderweg ben, afwisselend naar alle Hindostaanse zenders – sinds kort is nu ook Sunrise op DAB – vooral in de avond als ‘Hilversum’ niet zoveel interessants te bieden heeft. Thuis doe ik dit alleen in het weekend, en wel voor de beleving van mijn eigen Hindostaanse identiteit op een ontspannende manier. Ik weet nauwelijks iets van Bollywood, heb niets met Indiase muziek, spreek en versta geen Hindi, wel het eenvoudige Sarnámi, maar met Amor of Sunrise op zaterdagmorgen begint mijn weekend, in de late namiddag zap ik weer even en op zondag tussen 13:00 en 15:00 uur luister ik vaak naar Kries Bandhoe, die een transfer heeft gemaakt van Amor naar Sunrise; ik weet alleen niet hoeveel voor hem betaald is, maar dit terzijde. Op dit station neemt hij in het programma Sunfo als een schoolmeester (hij komt uit het onderwijs) plaats achter de microfoon en met zijn openingstune als hinderlijke muzikaal bedje, vertelt hij wat volgens hem het belangrijkste nieuws uit Suriname is geweest, de afgelopen week, en met welke VHP-er hij daarover in het tweede uur gaat bellen. En als de journalist Bandhoe, zo noemt hij zich, een zin uit een nieuwsbericht, twee keer voorleest, met de aanloop: ‘nogmaals luisteraars’ of ‘u hoort het goed luisteraars’, dan weet ik dat ik, de voorgelezen zin goed in de oren moet knopen, alsof we een stelletje infantiele luisteraars zijn die nog belerend moeten worden toegesproken.
Ik erger me kapot maar ik verzeker u, ik beleef een vermakelijke zondagmiddag, want twee uur later stem ik om vijf uur af op Kiran van Amor waar ene Bobby Doerga, ons een samenvatting van het belangrijkste nieuws uit Suriname voorleest, afgewisseld met muziek en gesponsord door de SLM. Vorig jaar, tijdens een verblijf in Suriname, hoorde ik dezelfde Bobby Doerga op Apintie een programma van de NDP presenteren, waarin de verdiensten van de partij werden uitvergroot. Nu is het aardige: Amor gebruikt nog steeds de herkenningsmelodie, de openingstune dus, die Bandhoe bij zijn transfer naar SUNRISE heeft meegenomen – hij was de geestelijke vader van Kiran. In onze Hindostaanse radiolandschap is er nu niet alleen sprak van: ‘twee landen, één gevoel’, maar ook van ‘twee stations, één gevoel’, want die tune hoort bij Bandhoe en is geen eigendom van Amor.
U zult nu denken: waarom laat ik mij zo kastijden? Zap dan weg. Ik kan dat niet. Radio luisteren – ik heb ook kritiek op inhoud en formats in Hilversum – is een belangrijk deel van mijn leven geworden. Ik trotseer rommel en ergernissen, omdat ik als journalist wil weten wat er in onze Hindostaanse gemeenschap op sociaal-maatschappelijk vlak gebeurt. Wie is er overleden; wie trouwt er; hoeveel verzoekplaten worden per familie aangevraagd voor het bruidspaar; muziekaanvragen ter gelegenheid van een moeran; welke shows van Indiase artiesten komen naar Nederland en wie beconcurreert de ander met deze shows; wat kost een VIP-kaart en niet te vergeten de prijzen en aanbiedingen van de Surinaamse winkels, van levende kwie kwies tot aan 3 kilo gele peper voor slecht 5 ero, ook zo’n foute uitspraak op Amor. Tussendoor geniet ik natuurlijk van de muziek, vooral bij vermais want dan hoor je vaak de mooiste en beste nummers die je in ontspannende stemming brengen.
Na-apers
Tussen de muziek hebben alle radiostations er een mode van gemaakt de zendtijd te vullen met het voorlezen van het nieuws op het internet. Of het nu Surinaams, Nederlands of internationaal nieuws is, het deert niet. Maar dit voorlezen van soms onlogisch geselecteerde berichten is een kunst. De man die het overbrengen van het nieuws tot een kunst heeft verheven, omdat hij niet leest, maar vertelt en ook nog zijn eigen draai aan de inhoud geeft, is: ‘lieve, lieve, lieve mensen’, Fred Kartaram, dé stem van Vahon. Eigenlijk zou ik van Radio Kartaram moeten spreken, want hij maakt dagelijks, zulke lange uren achter de microfoon, met programma’s als Mann ki baath waarbij hij een thema, stelling of actuele nieuwsontwikkeling in de groep gooit, waarop luisteraars kunnen reageren. Uitstekend programma! Het valt mij alleen op dat bij veel opbelprogramma’s telkens weer dezelfde mensen hun zegje doen, want ze worden altijd als goede bekende begroet, alleen al bij het horen van de stem, terwijl de goede man of vrouw nog niet eens zijn of haar naam heeft genoemd. Maar ik waardeer de maatschappelijke betrokkenheid van Fred Kartaram want Vahon Hindustani Radio, dat is de officiële naam, onderscheidt zich wat mij betreft als de meest informatieve Hindostaanse zender in Nederland.
Jammer dat er bij geen van de radiostations, spin-off is op sociale media, zoals Frans Pinas van Radio Stanvaste in Rotterdam dat doet, door zijn belangwekkende interviews op een YouTube-kanaal te publiceren. Zijn spraakmakende interviews met Dilip Sardjoe en met Rachid Doekhie in de aanloop naar de verkiezingen in Suriname, zijn inmiddels tussen de 20 en 30.000 keer beluisterd. Soms sturen programmamakers een WhatsApp dat ze op een bepaalde tijd gaan bellen met een belangrijke persoon uit Suriname. Maar als je niet kunt luisteren, is er geen aanbod van terugluisteren.
Zeker 30 jaar geleden schreef ik in de gratis uitgaanskrant Pleasure de column: ‘Na-apers in het oerwoud’ over het gebrek aan creativiteit in de Hindipop in Nederland. Nu is er sprake van gebrek aan creativiteit bij de Hindostaanse radiostations in Nederland die elkaar na-apen met onder meer: het lezen van berichten op Nu.nl, Starnieuws en De Ware Tijd, interactie met luisteraars over een stelling bij Amor, omdat Vahon dagelijks Mann ki baath heeft, omdat Vahon en Ujala een betaald nieuwsbulletin hebben op het uur, heeft Amor een tijd lang, gewoon het NOS-televisiejournaal op elk uur doorgeprikt en wat ik erg vind is dat er station calls – reclame voor het eigen station – worden uitgezonden, gemaakt door autochtone Nederlanders. Het ontzag voor de radiostem van de blanke man op onze Hindostaanse zenders zit kennelijk nog zo diep in ons, dat ik niet aan de indruk ontkom dat men dit kennelijk nodig heeft als legitimering een professioneel radiostation te zijn, net zoals met de vasthoudendheid om in het Hindi of wat daarvoor doorgaat, op de radio te communiceren, minachting wordt bevestigd van onze eigen prachtige Sarnámi, waarin ik mijn Hindostaans zijn zo herken.
Foto’s: Hindorama – Iftegaar Joemmanbaks
Uw REACTIE kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, NIEUWS, Traditie
Geslaagde Studiemiddag Een jaar Hindorama.com

Dagvz. prof. Chan Choenni en Radjin Thakoerdin (dir. Hindorama)
De studiemiddag Een jaar Hindorama.com – Eigentijdse communicatie binnen de Hindostaanse gemeenschap die op 16 augustus plaatsvond was zeer geslaagd. Met verschillende sprekers werd teruggeblikt op een jaar Hindorama en ook gekeken naar de toekomst van eigentijdse communicatiemedia binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland. Waar jongeren intensieve contacten onderhouden via sociale media, is er nog steeds een grote groep ouderen die geniet van de verschillende programma’s aangeboden door Surinaams-Hindostaanse radiozenders. Aan de hand van de centrale vraag of eigentijdse communicatiemedia bijdragen tot cohesie in de Hindostaanse gemeenschap kon het volgende worden geconcludeerd: de eigentijdse communicatie leidt niet tot afname van sociale cohesie. Integendeel lijkt er sprake van intensivering van contacten zij het tussen bepaalde communities/groepen. In de bredere Hindostaanse gemeenschap wordt de cohesie minder; een landelijke organisatie ontbreekt en er is een gat ontstaan door het wegvallen van de landelijke tv zender OHM. Hindorama.com positioneert zich als een baken van informatie en inspiratie in een in beweging zijnd medialandschap. De studiemiddag leverde een mooie gelegenheid om hierop te reflecteren en de eigen inspanningen te toetsen. Er was veel waardering voor wat de website na en jaar al heeft bereikt. Een mooie, kleurrijke website met degelijke informatie. Er zal verder worden gewerkt aan diversificatie om nog meer mensen te bereiken zowel onder de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap als daarbuiten. Er was veel enthousiasme onder de aanwezigen om daar hun steentje aan bij te dragen. De luchtige ambiance op het dakterras van het Indian Business & Culture Centre in Rijswijk, zorgde voor een ontspannen sfeer, opgeluisterd met mooie Sarnámi gedichten. Zoals het een Surinaams event betaamt, ontbrak de muziek niet. Voordat de regen met bakken uit de lucht kwam vallen, waren de meeste deelnemers al veilig vertrokken en de laatblijvers konden nog gezellig napraten en meezingen.
Bekijk de inleiding van JASWINA BIHARI-ELAHI over digitale Hindostaanse media: https://youtu.be/SKFoF4-iM4o
Lees de inleiding van ROY KHEMRADJ over Hindostaanse radio en televisie: https://www.hindorama.com/hindostaanse-radio-en-televisie-in-nederland-roy-khemradj/
Bekijk de video van filmmaker Raoul Alimahomed: https://youtu.be/1f2v0db5gao
Bekijk afleveringen 1 en 2 een terugblik door Saraswati Art TV uitgezonden via Salto Amsterdam: https://www.salto.nl/programma/saraswati-art-tv/4Ab91ZGnI4iWAomUYAWyOI/
Bekijk de fotogalerie door te klikken op 1 van de foto’s. (Foto’s: Iftegaar Joemmanbaks en Ranjan Akloe)
Uw REACTIE kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Traditie
De onterechte claim op 1873 – Hans Ramsoedh
Naar aanleiding van de vele demonstraties tegen racisme en discriminatie in Nederland verklaarde premier Rutte tijdens een debat in de Tweede Kamer op 1 juli jl. geen voorstander te zijn van het bieden van excuses voor het Nederlandse slavernijverleden. Volgens hem zouden excuses polariseren. Mensen die vandaag leven kun je namelijk niet verantwoordelijk houden voor het verleden. Dat kunnen anderen weer als pijnlijk ervaren, aldus de premier. Eerder hadden D66 en Groen Links gevraagd om 2023 als herdenkingsjaar van de afschaffing van slavernij uit te roepen. In dat jaar zou het dan honderdvijftig jaar geleden zijn dat de slavernij in Suriname (en op de Nederlandse Antillen) werd afgeschaft. Een bigi yari [kroonjaar] dus die niet ongemerkt voorbij mag gaan zullen ze bij beide politieke partijen hebben gedacht. Buigzaam als Rutte sinds kort is noemde hij het voorstel van D66 en Groen Links een ‘goed idee’. Het betekent dat we in 2023 allerlei activiteiten/festiviteiten tegemoet kunnen zien in verband met honderdvijftig jaar herdenking van de afschaffing van slavernij.
Punt is echter dat er opeens door verschillende groepen het jaar 1873 ten onrechte wordt geclaimd: Afro-Surinaamse groepen die opeens 1 juli 1873 als het jaar beschouwen waarin slavernij in Suriname definitief werd afgeschaft en bepaalde personen in de Hindostaanse gemeenschap die vinden dat 1873 specifiek gekoppeld is aan hun geschiedenis. Op 5 juni 1873 kwamen namelijk de eerste Brits-Indische contractarbeiders in Suriname aan om te werken op de plantages.
1 juli 1873 beschouwen als het jaar waarin de slavernij definitief werd afgeschaft is historisch onjuist. De slavernij werd namelijk in Suriname op 1 juli 1863 afgeschaft. De vrijgemaakten waren echter nog verplicht tien jaar plantage-arbeid te verrichten door het sluiten van arbeidscontracten op een plantage naar keuze. De contracten konden voor één, twee of drie jaar worden vastgelegd en golden voor alle vrijgemaakten tussen de vijftien en zestig jaar. Zij ontvingen loon voor hun werkzaamheden. De periode 1863-1873 staat bekend als het Staatstoezicht. Het was bedoeld om te voorkomen dat de planters zonder arbeidskrachten zouden komen te zitten en deze vrijgemaakten zouden gaan rondzwerven. Dit zou voor de autoriteiten tot een onbeheersbaar probleem kunnen leiden wat het moeilijk zou maken om het doen en laten van de vrijgemaakten te controleren.
Veel van de vrijgemaakten bleven op de plantages wonen en werken vanwege de verbondenheid die zij voelden met hun geboortegrond. Van een gedwongen verblijf en arbeid op de plantages was dus geen sprake. Zo bestond aan het eind van het Staatstoezicht in 1873 maar liefst vijfenzeventig procent van de arbeiders op de plantages nog uit vrijgemaakten. In 1890 was dit percentage zelfs nog rond de vijfenzestig procent. Vooral jonge vrijgemaakten verlieten de plantages om nieuwe plaatsen te verkennen en wilden laten zien dat zij geen tot slaafgemaakten meer waren. Veel vrijgemaakten maakten dan ook veelvuldig gebruik van het recht tot verhuizen. Er gold in de periode van het Staatstoezicht geen pasjescontrole ten aanzien van de vrijgemaakten. Met andere woorden, de suggestie dat de periode van het Staatstoezicht nog als slavernij gold is historisch onjuist. In 2023 is het dus niet honderdvijftig jaar geleden dat de slavernij werd afgeschaft maar honderdzestig jaar.
Ik sluit niet uit dat de reden om 1873 te beschouwen als het jaar waarin slavernij werd afgeschaft is ingegeven door het streven om munt te slaan uit de brede aandacht voor racisme, discriminatie en slavernijverleden. Nederland is nu eenmaal gevoelig voor bigi yari-herdenkingen. Vijftig, vijfenzeventig, honderd, honderdvijftig, tweehonderd jaar herdenking zijn bigi yari’s en dus beter ‘uit te munten’ dan veertig, honderdtien of honderdzestig jaar. Er is terecht veel aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden. Echter stellen dat de slavernij in 1873 in plaats van 1863 werd afgeschaft vind ik op gespannen voet staan met de historische werkelijkheid.
Naast mijn bezwaar tegen 1 juli 1873 als jaar waarin de slavernij werd afgeschaft ben ik ook verbaasd over reacties in bepaalde Hindostaanse kring op deze claim van Afro-Surinaamse organisaties. Voor Hindostanen is 1873 exclusief gekoppeld aan de Hindostaanse immigratie in Suriname. De suggestie wordt gewekt alsof Afro-Surinaamse groepen in Nederland bezig zijn 1873 van Hindostanen te ‘kapen’. Een nogal vreemde opstelling aangezien geen enkele groep patent heeft op welk jaar dan ook. Het heeft er veel van weg alsof Hindostanen vrezen dat hun eigen bigi jari in 2023 (150 jaar herdenking Hindostaanse immigratie) overschaduwd zal worden door de te verwachten grote aandacht in Nederland voor de afschaffing van de slavernij in Suriname.
Het zijn twee herdenkingen met hun eigen bijzonder karakter: de ene herdenking betreft de beëindiging van de slavernij, een inhumaan systeem dat op een VN-conferentie tegen racisme in 2001 in Durban werd bestempeld als een der misdrijven tegen de menselijkheid en de andere herdenking betreft de komst van Brits-Indische contractarbeiders in Suriname. Twee historische gebeurtenissen met hun eigen karakter en gevolgen voor de groepen die het betreft.
Slavernij in Suriname betrof specifiek de Afro-Surinamers, zoals contractarbeid specifiek Hindostanen en Javanen betrof. De Surinaamse geschiedenis is echter meer dan alleen een optelsom van de geschiedenis van de verschillende bevolkingsgroepen. De geschiedenis van de verschillende bevolkingsroepen behoort tot onze gemeenschappelijke Surinaamse geschiedenis en ons collectief geheugen. Het streven van de Afro-Surinaamse gemeenschap in Nederland naar erkenning van de Nederlandse rol bij slavernij in Suriname verdient daarom ons aller steun. Daarbij is het van belang dat historische feiten correct worden weergegeven en dat een jaar als bijvoorbeeld 1873 niet als prerogatief wordt beschouwd van welke groep dan ook, dus ook niet van Hindostanen.
Uw REACTIE kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.
- Published in BIBLIOTHEEK, Nederland, NIEUWS
Koppeling tussen slavernij en discriminatie leidt tot blikvernauwing – Ruben Gowricharn
In het debat over slavernijverleden en etnische discriminatie worden andere etnische groepen dan de zwarte bevolking algauw vergeten. Ruben Gowricharn, hoogleraar Hindostaanse diaspora studies aan de Vrije Universiteit, pleit ervoor om de focus op vrijheid en gelijkwaardigheid te leggen.
De Tweede Kamer discussieerde begin deze maand over de betekenis van de slavernij in het voormalig Caraïbisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, maar wat die precieze betekenis van de slavernij was, kwam niet uit de verf. Het gevoel was algemeen dat de zwarte bevolking onderhevig is aan sociale uitsluiting, dus racisme en discriminatie door het witte deel. Het was een van de weinige momenten waarop het Nederlandse parlement stilstond bij een donkere kant van de geschiedenis. Deze openheid stond niet los van de achterliggende deining over racisme en discriminatie die uit de Verenigde Staten is komen overwaaien, al moet erbij gezegd worden dat veel Caraïbische Creolen dit gevoel al langer hebben.
Premier Rutte omarmde het idee om in 2023 het hele jaar door te herdenken zijn dat de slavernij op 1 juli 1873, dus 150 jaar geleden, is afgeschaft. Deze toezegging roept enkele bezwaren op.
Dat de Creoolse bevolking, in Nederland vooral bestaande uit Surinamers en voormalige Antillianen, opkomt voor erkenning van het slavernijverleden is een goede zaak die alleen toegejuicht kan worden. Ook het feit dat het parlement deze kwestie erkent, mag tot tevredenheid stemmen. Maar het is onjuist om het slavernijverleden te verbinden met de huidige problemen in Nederland van racisme en discriminatie tegen de zwarte bevolking. Want dat zou betekenen dat de Creoolse bevolking aanzienlijk meer last heeft in haar streven naar integratie in de Nederlandse samenleving, wat bijvoorbeeld tot uiting zou moeten komen in een slechtere positie vergeleken met andere etnische groepen.
Daar zijn geen aanwijzingen voor. Alle indicatoren van integratie wijzen erop dat de Creoolse bevolking het goed heeft gedaan. Dat wil niet zeggen dat zij vrij is van sociale problemen, dus geen onderkant heeft, maar dat hebben alle groepen, ook de autochtone bevolking.
Zwart probleem
Het probleem van racisme en discriminatie is in deze discussie ten onrechte vernauwd tot een letterlijk en figuurlijk zwart probleem. Maar alle etnische groepen hebben daar last van: op de banenmarkt, in het onderwijs, de bedrijven, de gezondheidszorg, op de woningmarkt, in de media, het sociale verkeer. Het gaat niet alleen om botte vormen van uitsluiting. Wat vaker voorkomt en minder bediscussieerd wordt, is dat leden van etnische minderheden wel toegang krijgen tot functies en voorzieningen, maar meer moeten presteren om als gelijkwaardig te worden behandeld. Deze geringschatting tast het principe van gelijkwaardigheid aan. Dat is de spagaat waarin Nederland is beland: aan migranten vragen om actief te zijn en zich hier thuis te voelen, maar hen als tweederangsburgers blijven behandelen.
Afgeschaft
Afgezien van de onterechte koppeling van achterstelling en slavernijverleden, en de eveneens onjuiste vernauwing van racisme en discriminatie tot het exclusieve probleem van de Creoolse bevolking, is er nog een punt een punt van aandacht. De slavernij is in het Nederlands deel van het Caraïbisch gebied afgeschaft op 1 juli 1863. De vrijverklaarde slaven dienden wel nog tien jaar als loonarbeiders op plantages van eigen keuze te werken, het zogenoemde Staatstoezicht. In die periode waren zij dus geen slaven meer, al was hun behandeling en betaling nog zo erbarmelijk.
De historicus David Northrup, die een vergelijking maakte van verschillende vormen van gebonden arbeid, wijst erop dat jonge blanke mannen uit Europa, Chinezen, Brits Indiërs, vrijverklaarde slaven, Indianen, Japanners en tal van andere groepen deze vorm van arbeid hebben gekend. Het is geen exclusief verschijnsel dat ex-slaven kenmerkt.
Hindostanen
De oprekking van de slavernijperiode van 1863 tot 1873 kent nog een bezwaar. In het laatstgenoemde jaar begon de immigratie van Brits-Indiërs, later bekend als Hindostanen, in Suriname. In 2023 is hun immigratiedag 150 jaar geleden. Dat wringt met de toezegging van premier Rutte om 2023 te vieren als het 150ste jaar van de afschaffing van de slavernij. Op het ronde getal van 150 jaar wordt de claim gelegd dat het een speciaal moment is om iets te herdenken of te vieren. Dat is niet alleen onterecht, het zegt ook hoe weinig de Nederlandse politieke elite weet heeft van haar eigen geschiedenis.
In Suriname is deze exclusiviteit van de Creoolse bevolking elegant opgelost. 1 juli is omgedoopt van afschaffing van de slavernij tot de dag der vrijheden. Daarmee is de associatie met de afschaffing van de slavernij niet verdwenen, maar is de deur naar andere groepen wel opengezet. Alle groepen die hun vrijheid willen vieren of herdenken zijn vertegenwoordigd in deze symbolische weergave van de natie. Het is een model dat in Nederland navolging verdient.
Bron: Trouw, 17 juli 2020
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, Nederland, NIEUWS
Traditie, integratie en persoonlijkheidsvorming – Shiwdatt Ramdhari
Do not follow where the path may lead
Go instead where there is no path
and leave a trail (N.N.)
Wereldtraditie
In 1975 verhuisde ons gezin naar Nederland. Reden was de onzekerheid over de richting die het nieuwe Suriname zou inslaan. Ik kwam in Den Haag op een scholengemeenschap te zitten. Met een bepaalde klasgenoot kon ik het al heel gauw goed vinden. Hij bleek heel geïnteresseerd in India en bracht mij op grond van mijn uiterlijk met de bakermat van het hindoeïsme in verband. Het kon niet uitblijven. Hij stelde van die lastige vragen over mijn culturele achtergrond waar ik niet eerder over had nagedacht en waar ik regelmatig over moest peinzen. Daarop besloot ik mij te verdiepen in het Indiase erfgoed en begreep spoedig waarom India sinds eeuwen tot de verbeelding van de rest van de wereld heeft gesproken. Hier was een humanistische traditie ontstaan van het mooiste soort. Een traditie die uitgaat van de mens en de Hindoe aanspoort om zijn leven zelf richting en inhoud te geven, en wel op een geheel persoonlijke wijze. Het geschreven en gesproken woord, de gewijde traditie zogezegd, fungeert hierbij als bron van inspiratie, niet als een systeem van geboden en verboden die de Hindoe in zijn ontplooiing belemmert.
De vragen
Rond 1980-85 zou een vereniging van hindoejongeren – de naam is mij nu ontschoten – mij uitnodigen om van gedachten te wisselen over een brandende kwestie. Inmiddels had ik na intensieve studie een redelijk goed inzicht gekregen in de traditie van mijn voorouders. De gedachtewisseling zou gaan over de vraag of het mogelijk was om als Hindoe in Nederland te integreren met behoud van je culturele identiteit. Mijn antwoord was een stellige bevestiging van de vraag. Ik hield mijn gesprekspartners voor dat behoud van identiteit zelfs noodzakelijk was, maar niet voldoende. “De Hindoe diende ook te streven naar verdere ontwikkeling van die identiteit”, was mijn devies. Omdat ik gemerkt heb dat die vraag van toen nog steeds veel Hindoes bezig houdt, wil ik de bovengenoemde kwestie, in dit essay nogmaals aan de orde stellen. Het volgende verhaal is opgebouwd rond de volgende 3 vragen. Waarom zou een Hindoe zijn culturele identiteit willen behouden, of juist niet? Wat is eigenlijk die identiteit waar we over spreken; hoe kun je die typeren? Hoe moet je je de ontwikkeling hiervan voorstellen? Deze vragen zijn deelvragen die ik van de eerste, de hoofdvraag, heb afgeleid.
Intercultureel contact
Iemand wordt zich pas goed bewust van zijn (culturele) identiteit in het interculturele contact. Dit kan het geval zijn bij migratie of verhuizing. Bijvoorbeeld van India naar Suriname of van Suriname naar Nederland. Maar de confrontatie met de eigen identiteit kan zich ook voordoen als iemand in een hindoegezin in Nederland wordt geboren en later als kind gaat beseffen dat de waarden en normen in het gezin wezenlijk verschillen van die daarbuiten. Laten we de omgeving buiten de hindoesferen voor het gemak de Nederlandse samenleving noemen. Dan is deze de drager van de Nederlandse cultuur, zullen we maar zeggen. Omdat deze maatschappij de uitgebreide omgeving is waarbinnen de kleine groep van Hindoes woont, stel ik voor om de Nederlandse cultuur verder de meerderheidscultuur te noemen. Welnu, een probleem wordt die culturele identiteit wanneer je merkt dat ze een belemmering zou kunnen vormen voor een succesvolle deelname aan de Nederlandse samenleving. Laat ik dit met een klassiek voorbeeld verduidelijken. In de hindoegemeenschap wordt bescheidenheid erg positief gewaardeerd. Maar vrijwel alle handvatten voor interculturele communicatie die allochtone wetenschappers de laatste jaren hebben geschreven, wijzen er echter op dat bescheidenheid in de Nederlandse context (bijvoorbeeld op het werk) nagenoeg altijd verkeerd wordt begrepen. Dit ondanks de meetbare kwaliteit van de personen in kwestie (adequate opleiding, werkervaring, e.d.). Bescheidenheid krijgt in de Nederlandse cultuur meestal niet die positieve waardering en vermindert succes bij sollicitaties, of belemmert stijging op de bekende maatschappelijke ladder. Wie handboeken voor aankomende sollicitanten raadpleegt – geschreven door autochtoon-Nederlandse deskundigen – zal hierin een bevestiging vinden van het bovenstaande.
Assimilatie
Bij integratie, waar het mij hier om te doen is, gaat het om het proces waarbij individuele personen – of groepen van personen – worden opgenomen in de Nederlandse samenleving zonder dat ze daarbij hun culturele identiteit opgeven. Voor de goede orde moeten we echter eerst een ander begrip in beschouwing nemen dat in een adem hiermee wordt genoemd: assimilatie. Dit houdt in dat de persoon zijn identiteit, zijn culturele identiteit wel te verstaan, zijn waarden en normen die hij van huis uit heeft meegekregen, opgeeft. Doel hiervan is om zo goed mogelijk deel te worden van de Nederlandse samenleving. Wanneer iemand besluit tot assimilatie, al dan niet onder invloed van krachten uit de meerderheidscultuur, kan dat maar één doel dienen: niet onnodig (veel) opvallen in de Nederlandse samenleving. Concrete voorbeelden zijn het proberen weg te werken van het exotische accent, het afzweren van typische kook- en eetgewoonten, overwaardering van het monotheïsme (één God, vergelijk de christelijke godsopvatting van de meerderheidscultuur) ten nadele van het polytheïsme (veel-godendom), van het rationele in vergelijking met het spiritueel-religieuze. Het is duidelijk, alleen dan kan een individu assimileren als hij niet alleen zijn cultureel bepaalde ‘eigen-aardigheden’ loslaat, maar als hij ook in uiterlijk opzicht niet meer opvalt in de meerderheidscultuur. Zolang dit niet gerealiseerd is, kan hij “allochtoon” worden genoemd. Al is het hem gelukt om in alle andere opzichten zijn oorspronkelijke culturele bagage weg te werken. De identiteit van iemand heeft dus niet alleen een culturele maar ook een etnische kant.
Integratie
Bij integratie echter gaat het erom dat de persoon zijn identiteit niet verloochent, niet ontkent. In ieder geval zich er niet voor schaamt. Hij gebruikt deze juist om op een gezonde wijze deel te nemen aan en functioneren in de samenleving. Zonder dat hij in de meerderheidscultuur opgaat. Hij kiest niet voor de gemakkelijke weg om zijn culturele eigenheid op te geven voor een hoger doel: “volwaardig” lid van de maatschappij te worden, integendeel. Hij put uit de eigen cultuur voor de vorming van een positief zelfbeeld (de manier waarop hij tegen zichzelf aankijkt) en een unieke en sterke persoonlijkheid. Dit zijn de voorwaarden om als gelijkwaardige partij de andere mens tegemoet te treden. Hij is ervan overtuigd dat de samenleving niets heeft aan gelijksoortige mensen met eensoortige opvattingen. Een fundamenteel uitgangspunt van de hindoelevensvisie is immers: geen uniformiteit maar diversiteit. Anders gesteld: eenheid in verscheidenheid. Hij beseft dat de ontwikkeling van de mensheid slechts mogelijk is gemaakt door diegenen die – omdat ze ergens van overtuigd waren – durfden andere wegen in te slaan dan de grote meerderheid die slechts platgetreden paden durft te bewandelen. Dit geldt dwars door alle culturen heen voor alle cultuurprovinciën² (wetenschap, geloof, kunst en dergelijke).
Degene die weigert zijn eigenheid, zijn culturele bagage, te ontkennen en te minachten, heeft niet te vrezen van vragen over zijn eigen-aardigheden. Die zijn voor hem een waardevol gegeven, zijn vertrekpunt. Integratie is voor hem een opgave waarbij hij zichzelf tot taak stelt om zijn eigen waarden en normen te relativeren, ze niet als de beste te zien. Hij vergelijkt ze met die van de omgeving. Beide waarden- en normenpatronen³ probeert hij zodanig te hanteren dat hij zowel in de eigen cultuur als in de omringende zijn mannetje kan staan. Laat ik dit wat concreter maken door een voorbeeld. Ik zag eens op de televisie een Chinese computerdeskundige. Hij vertelde dat als hij onder Chinezen was, hij nooit sprak over zijn expertise en de functie die hij uitoefende. Als reden gaf hij de eerder genoemde bescheidenheid op, die Chinezen volgens hem waardevol vinden. Maar als leidinggevende in een Nederlands bedrijf stelde hij zich extrovert op en deed hij niet de minste moeite om zijn deskundigheid te verbergen, integendeel. Weer onder Chinezen paste hij zich aan. Hij bewoog zich in beide culturen met gemak en hanteerde gepaste waarden en normen afhankelijk van de context, de situatie, de culturele omgeving.
Persoonlijkheidsvorming
Bij assimilatie kiest iemand voor de weg van de minste weerstand om op te gaan in de meerderheidscultuur. Deze heeft hij feitelijk tot norm verheven en vormt voor hem het uitgangspunt bij gedrag, gedachte, handel en wandel. Ik hoef mij wellicht niet nader te verklaren als ik stel dat het gevolg hiervan een labiele persoonlijkheid is. Uiterlijke kenmerken staan immers een volledige assimilatie in de weg. Zo iemand kan altijd worden aangesproken op precies datgene wat hij probeert te verbergen. Een simpele opmerking van een autochtone landgenoot dat hij “toch anders” is en niet behoort tot de gezetenen, de autochtonen (al is hij hier geboren) kan zo iemand uit zijn evenwicht halen. De vrees voor deze situatie kan zich bij assimilatie permanent voordoen.
Bij integratie accepteert de Hindoe dat hij een andere achtergrond heeft. Besef van de belangrijke rol die de Indiase cultuur in de geschiedenis van de mensheid heeft gespeeld (en nog speelt) zal hem trots maken op deze achtergrond. Hij ziet dan zowel de meerderheidscultuur als de eigen cultuur als bron van waarden en normen, en probeert een dubbel waarden- en normensysteem te hanteren om op volwaardige wijze te kunnen functioneren in beide culturele contexten. Een systeem van waarden en normen fungeert als basis voor zijn etnische en culturele identiteit. Het andere stel van waarden en normen heeft een functionele betekenis. Het stelt de Hindoe in staat om binnen de meerderheidscultuur te functioneren op de terreinen van arbeid, onderwijs, maatschappelijke betrokkenheid, etc. Het behoeft wellicht geen nadere uitleg als ik stel dat de persoonlijkheid die hierbij hoort een stabiele en dynamische is. Wat betekent dit nu voor integratie van de Hindoe met behoud van zijn culturele identiteit? Hiervoor is het nodig om na te gaan wat de waarden en normen van het hindoeïsme zijn. Althans, hoe deze kunnen worden gekarakteriseerd.
Geen uniforme visie
De culturele identiteit ontleent de Hindoe aan zijn culturele erfgoed, het hindoeïsme, de hindoedharm. De vraag is echter of alle Hindoes op gelijke wijze tegen het hindoeïsme aankijken als bron van waarden en normen. Immers, als alle Hindoes het erover eens zijn wat onder de hindoedharm moet worden verstaan en het ook eens zijn over de waarden en normen die hierin zijn vervat, dan zou het eigenlijk erg eenvoudig zijn om op basis hiervan een mens- en wereldbeeld te ontwerpen. Een levensvisie die dan kan worden gespiegeld aan het mens- en wereldbeeld van de meerderheidscultuur, om hiervan de sterke en zwakke kanten vast te stellen. Welnu, er is niet een vast Nederlands mens- en wereldbeeld omdat de verschillen binnen de Nederlandse culturele werkelijkheid heel groot zijn. Dit geldt in veel sterkere mate voor het hindoeïsme die ervoor pleit dat iedere volgeling zijn unieke mens- en wereldbeeld ontwerpt.
De meest uiteenlopende wetenschappen hebben zich gestort op het complexe sociaal-culturele systeem dat we (de traditie van het) hindoeïsme noemen. Er is echter nog steeds geen overeenstemming bereikt over wat de karakteristieke, kenmerkende waarden en normen zijn van deze traditie. Elk van de wetenschappers wordt immers beperkt door de zienswijze van zijn vak. Zo kijkt de antropoloog anders tegen het hindoeïsme aan dan de godsdienstwetenschapper. En de socioloog anders dan de filosoof. Zelfs binnen een bepaalde groep van geleerden, bijvoorbeeld de godsdienstwetenschappers, kunnen de opvattingen over en beschrijvingen van het hindoeïsme (sterk) uiteenlopen. Ze zijn het in grote lijnen wel met elkaar eens. Evenals de meeste swami’s die elk een persoonlijke visie op het hindoeïsme hebben, maar elkaars levensvisies toch waardevolle benaderingen van de werkelijkheid vinden.
Voor een deel hebben de verschillende interpretaties te maken met een eeuwenoud probleem. Het probleem van de hermeneutiek. Niet twee mensen kijken op dezelfde wijze tegen een tekst aan, zeker niet omdat veel van die teksten zeer cryptisch zijn geformuleerd (bijv. de Brahmasutra’s). Bovendien gaat het om teksten van goddelijke oorsprong, zoals de traditie wil, maar die toch door mensen zijn vastgelegd en becommentarieerd. De gehele teksttraditie van India wordt getypeerd door commentaar op commentaar, uitleg op uitleg van zowel het geschreven al het gesproken woord, sinds de tijd van de Veda’s. Er is dus niet één zienswijze of visie op de dharm. Wat ik tot nu toe (en in het hierna volgende) ‘het’ hindoeïsme genoemd heb, moet daarom eigenlijk genuanceerd worden opgevat.
Actieve en creatieve opstelling
Wat lijkt vast te staan is het gegeven dat alle swami’s, hindoefilosofen en geleerden het op één punt eens zijn. Het hindoeïsme moet men opvatten als een groot reservoir van ideeën, opvattingen, gebruiken, rituelen en dergelijke. Hieruit kan iedere Hindoe naar behoefte en in alle vrijheid putten voor de vorming van een (persoonlijk) mens- en wereldbeeld dat ook nog aan verandering onderhevig is naarmate men ouder wordt.
Om het anders te zeggen; iedere Hindoe haalt uit het reservoir die elementen die bij zijn karakter, persoonlijkheid, opleiding, inzicht, e.d. passen en waarmee hij een eigen, maar zo sluitend mogelijk (coherent) mens- en wereldbeeld kan scheppen. Sluitend wil in dit verband zeggen dat in deze levensopvatting geen interne tegenspraken voorkomen, althans zo min mogelijk. De plicht tot de ontwikkeling van een persoonlijke levensfilosofie is misschien wel een van de weinige eisen die de traditie aan de Hindoe stelt. Hieraan gaat een overdenking van zijn menselijke bestaanswijze vooraf. Een persoonlijke levensbeschouwing geeft inhoud en richting aan het leven van de Hindoe. Tevreden zijn met de wetenschap dat je als Hindoe bent opgenomen in een van de wereldstromen maakt het leven niet zinvol, leidt slechts tot ongefundeerde en valse trots. Deze levensvisie moet de Hindoe in staat stellen om de werkelijkheid, waarvan hij deel uitmaakt (zowel de hindoe- als de Nederlandse cultuur), te begrijpen; in ieder geval op hoofdlijnen.
Diverse wegen van inzicht
Het bouwen van een mens- en wereldbeeld waarmee de Hindoe de werkelijkheid kan begrijpen (zoals die zich aan hem voordoet, zoals hij die dus ziet), gebeurt voor een groot deel op rationele wijze. Dus via de hersenen en de rede/ratio. Voor een ander deel gebeurt dit buiten het bewustzijn om. Bepaalde dingen begrijpen sommige mensen immers onmiddellijk, buiten de hersenen en het verstand om. Als bij wijze van een bijzonder inzicht. Zonder dat men een en ander onder woorden kan brengen of kan beargumenteren. Hooguit achteraf. Denk in dit verband bijvoorbeeld aan het directe contact dat iemand met een kunstwerk (muziek, schilderij, beeldhouwwerk) kan hebben. Waarom een bepaald kunstwerk ons aanspreekt kunnen we vaak niet aangeven. We weten wel dat muziek of een schilderij ons diep van binnen kan raken. Niet alles is dus met de rede te bevatten. Dit niet-rationele weten, in India religieuze ervaring genoemd, is in het hindoeïsme een veel belangrijker kenmiddel (een middel om de werkelijkheid te kennen, te benaderen) dan de ratio, het verstand. Deze is op zijn beurt weer veel belangrijker dan iets klakkeloos aannemen en geloven. Voor de duidelijkheid: in het Indiase denken onderscheidt men tussen godsdienst, filosofie en religie. Bij godsdienst gaat het om het geloof in God met inbegrip van een dienst ter ere van een van zijn of haar persoonlijke verschijningsvormen. Bij filosofie moet men denken aan het begrijpen van de werkelijkheid met behulp van de hersenen en het verstand (de rede/ratio). Bij religie of religieuze ervaring speelt de eredienst geen rol. Ook niet het geanalyseer van de werkelijkheid door middel van de ratio. Het gaat hier om het diepgevoelde besef dat de mens deel uitmaakt van een groter organisch geheel, een kosmisch plan waarin alle onderdelen met elkaar samenhangen. Hierin zijn mens, dier, plant en al het andere in de natuur en kosmos doordrongen van ‘het goddelijke’ en hebben gelijke bestaansrecht. De mens is in deze ervaring één met God. Mens en God zijn slechts manifestaties van een en hetzelfde abstracte principe dat geen vorm en andere kwaliteiten (kenmerken) heeft, geen begin en geen eind, altijd heeft bestaan.
We stelden het al. Het hindoeïsme zet aan tot een actieve houding van de Hindoe in de wijze waarop hij richting en vorm geeft aan zijn leven. Door serieuze studie en dialoog krijgt hij langzaam maar zeker grip op de grondbeginselen van zijn cultuur, tenminste zoals hij die ziet. Gaandeweg bouwt hij een levensfilosofie uit waarin alle onderdelen een ‘logisch’- organisch of samenhangend geheel vormen. Voor een groot deel zal deze ‘mededeelbaar’ zijn vanwege de rationele kant van de levensvisie. Voor wat betreft het intuïtieve, het gevoels- en geloofsaspect misschien niet. De levensfilosofie is een persoonlijke aangelegenheid en hoeft niet op alle onderdelen te worden beargumenteerd en uitgelegd aan een ander. Voor de persoon in kwestie is wel een gevoel noodzakelijk dat alles innerlijk samenhangt.
Als de Hindoe zich van deze opgave bewust wordt en deze uitdaging aanvaardt, zal hij spoedig begrijpen dat een van de kenmerken van zijn erfgoed is: bescheidenheid. En wel in die zin dat het zeer moeilijk is om de visie van een andere Hindoe over de traditie te bekritiseren. Die zienswijze is immers langs een andere, zeer persoonlijke weg tot stand gekomen. Een andere Hindoe winnen voor je eigen, persoonlijke (hindoe-) levensopvatting is uit den boze omdat het indruist tegen een van haar meest fundamentele uitgangspunten, de vrijheid en noodzaak van een persoonlijke levensfilosofie. Reden waarom het hindoeïsme een traditie wordt genoemd waarin de dialoog centraal staat en niet de overtuiging en bekering, zowel de dialoog binnen de eigen traditie (intra-culturele dialoog) als die met de omgeving (interculturele dialoog). In de persoonlijke invulling van de levensvisie schuilt de kracht maar tegelijkertijd ook de zwakte van de hindoedharm. Voor degenen die het aandurven is er alle ruimte voor de ontwikkeling van een eigen way of life, levenswijze. Degenen die niet vertrouwen op de eigen vermogens en hadden gehoopt op een ‘handboek des levens’, met hierin de oplossing van alle levensvragen van alle tijd, zullen teleurgesteld zijn. Hen rest het volgen van de creatieve voorhoede. Of overstappen naar een andere traditie die meer concrete houvast biedt.
Dynamische traditie
Het mens- en wereldbeeld van de individuele Hindoe is aan verandering onderhevig. Voor een deel omdat ieder mens een persoonlijke groei doormaakt, waardoor zijn inzichten en levenservaring toenemen. Voor een ander deel door de ontwikkeling van de grote ongrijpbare traditie van het hindoeïsme zelf, die niet alleen in de tijd, maar ook van plaats tot plaats, van dorp tot dorp, van persoon tot persoon veranderen. De Hindoe is dus nooit ‘af’. Hij is eigenlijk ‘in wording’. Manur bhava “word mens” zegt een van de heilige geschriften. Put hij uit het reservoir van de eigen traditie, dan zal zijn levensvisie voornamelijk hindoeïstisch van aard zijn. Maar hindoefilosofen en swami’s hebben nooit alleen naar het eigen erfgoed gekeken. Ze hebben zich ook laten inspireren door andere opvattingen uit Oost en West. Een voorbeeld zijn de zeer geleerde swami’s van de Ramakrishna Mission. Ze getuigen in hun publicaties van een even goede vertrouwdheid met het christendom als met het hindoeïsme. Vergelijking van levensidealen kan leiden tot overname van uitheemse elementen. Hiermee kan het persoonlijke mens- en wereldbeeld worden uitgebouwd. Maar vergelijking kan ook leiden tot herinterpretatie van het eigen erfgoed. Dit is een van de kenmerken van het hindoeïsme. Op een creatieve wijze herinterpreteren van de traditie naar plaats en behoefte en in de tijd is iets wat de creatieve hindoevoorhoede sinds de tijd van de Rig Veda heeft gedaan. En dit proces van overname, aan- en inpassing in de bestaande structuren (de traditie) zal voortduren. Slaagt de Hindoe niet in dit laatste en is hij aangewezen op overname van exotische elementen dan mag dit, gezien het voorgaande, uiteraard geen belemmering zijn. Door overname van exotische cultuurelementen wordt men niet minder Hindoe. Ook hier geldt overigens dat de Hindoe bij zowel herinterpretatie als overname streeft naar een zo sluitend mogelijke filosofie. Mijn persoonlijke ervaring met de literatuur over het onderzoek van het hindoe-erfgoed heeft mij ervan overtuigd dat overname van elementen van buiten tot een minimum beperkt kan blijven. Want de wijdte en diepgang die de hindoeïsme inmiddels heeft bereikt, biedt ruimte aan de meest uiteenlopende opvattingen. In ieder geval biedt het een ruim kader waarbinnen een verdere en persoonlijke ontwikkeling mogelijk is. Daarom is het aan te bevelen om binnen deze kaders te werken aan verdere ontwikkeling van de dharm als geheel en van binnenuit eventuele misstanden aan de kaak te stellen.
Interculturele samenleving
Ieder Hindoe dient zich in te spannen om deel te nemen aan de samenleving. Op welke wijze ook. Hij moet er voor waken om niet aan de rand van de maatschappij terecht te komen. Ten tweede moet hij naar vermogen bijdragen aan de vooruitgang van de samenleving. In dit geval de Nederlandse. Een van zijn plichten in deze is de meerderheidscultuur een spiegel voor te houden. Door de meerderheidscultuur te confronteren met waarden en normen uit het hindoeïsme kunnen de bestaande denkbeelden worden gerelativeerd en eventueel worden verbeterd door inzichten uit de hindoedharm. Denk bijvoorbeeld aan hindoe-opvattingen over het omgaan met ouderen, emoties, de natuur en intermenselijke betrekkingen.
Maar integratie is een tweezijdig gebeuren. Hierin hebben de individuele persoon of groep en de meerderheidscultuur een gelijke inspanning te verrichten. Anders is een succesvolle integratie uitgesloten.
De eigen bijdrage van de Hindoe bestaat in de eerste plaats in het verwerven van inzicht in zijn eigen traditie. Dit is noodzakelijk voor de vorming van een positief zelfbeeld en stabiele persoonlijkheid, het fundament van waaruit hij vertrekt om de andere mens te ontmoeten. Ten tweede zal hij zich moeten verdiepen in de traditie van de meerderheidscultuur. Beide acties kunnen tegelijk worden ondernomen. Uiteindelijk moet dit leiden tot het hanteren van een dubbele waarden- en normenpatroon. Een systeem van waarden en normen vormt de basis voor de culturele identiteit van de Hindoe. Het andere stel heeft een functionele waarde. Het stelt de persoon in kwestie om op een volwaardige wijze aan de meerderheidscultuur deel te nemen op de terreinen van arbeid, onderwijs, maatschappelijke betrokkenheid e.d.
In de Nederlandse samenleving bestaan meerdere culturele tradities naast en met elkaar. De wederzijdse beïnvloeding is zo intensief dat de benaming interculturele samenleving gerechtvaardigd is. In zo’n samenleving zal de Hindoe niet een dubbel maar een meervoudig waarden- en normenpatroon moeten leren hanteren. De uitdaging is in deze situatie extra zwaar. Toch sluit het aan bij de hindoe-opvatting van levenslang leren en werken aan de totale ontplooiing van alle verborgen vermogens van de mens. Dit met als doel om zowel de innerlijke wereld (persoonlijke identiteit) als de uiterlijke (maatschappij) met elkaar in evenwicht te brengen.
De antwoorden
Laat ons nu terugkeren naar de drie vragen die ik aan het begin van mijn betoog formuleerde en deze bij wijze van samenvatting van het voorgaande beantwoorden.
Ad 1. Zolang de Hindoe in uiterlijk opzicht nog opvalt binnen de meerderheidscultuur zal hij stelling moeten nemen. De praktijk, zijn persoonlijkheid en wijsheid zullen bepalen welke keuze hij uiteindelijk zal maken. Hij kiest, als het goed is, op een gegeven moment voor de Hindostaanse identiteit (de etnische dimensie). Hij kan ook kiezen voor de hindoe-identiteit (de culturele dimensie). Ontkennen van die exotische identiteit zal leiden tot een labiele persoonlijkheidsontwikkeling. Acceptatie en waardering van de eigen identiteit kan het begin zijn van een stabiele persoonlijkheidsontwikkeling.
Integreren en het leveren van een waardevolle bijdrage aan de Nederlandse samenleving is slechts in het tweede geval mogelijk.
Ad 2. Het hindoeïsme kunnen we typeren als een traditie waarin de individuele Hindoe wordt aangespoord om een zeer persoonlijke levensfilosofie te ontwikkelen. Deze way of life vraagt om een dynamische en actieve instelling met als doel het vinden van juiste verhoudingen tussen individu en samenleving opdat hij als een stabiele partij aan de verdere ontwikkeling van de (Nederlandse) samenleving kan bijdragen.
Ad 3. Ontplooiing van de etnische en culturele identiteit kan men bereiken door het onderzoeken van de waarden en normen van het hindoeïsme en deze in vergelijkend perspectief te bezien. Het begint met het verwerven van inzicht in de grote lijnen van de hindoe-traditie. Deze worden op een creatieve manier in overeenstemming gebracht met de eigen persoonlijkheid, karakter , ontwikkeling, e.d.
In het proces van levenslang leren daalt de Hindoe af van het niveau van de grote lijnen naar het niveau van de details. Het verdient hierbij aanbeveling zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij het hindoe-erfgoed. Zo nodig moet de Hindoe zonder schroom elementen aan het persoonlijke mens- en wereldbeeld toevoegen die niet kunnen worden herleid uit de eigen traditie. Integratie met behoud van de eigen identiteit in welke samenleving dan ook komt dus neer op het ontwikkelen en op gepaste wijze hanteren van een meervoudig en dynamisch waarden- en normencomplex.
Noten:
1*) Dit opstel is een bewerking van een essay dat eerder in de papieren Hindorama ruim 20 jaar geleden verscheen onder de titel ‘Behoud van de hindoe-identiteit na 125 jaar’. Omdat mijn ideeën over het onderwerp toen al uitgekristalliseerd waren betreft de aanpassing hooguit 1 % van de oorspronkelijke tekst. Deze versie draag ik op aan pandits Munshi Rahman Khan en Jnan Adhin die ons veel moois hebben nagelaten.
2) De term cultuurprovinciën heb ik van de Utrechtse indoloog Jan Gonda.
3) In plurale samenlevingen hebben we met meer dan twee waarden- en normenststemen te maken waar we naar believen uit kunnen putten, aangenomen dat de elementen met elkaar in evenwicht worden gebracht.
Foto’s: Pexels, Pixabay en SanskritiMagazine e.a.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Religie & Levenswijze, Traditie
Black Lives Matter en de antiracisme-golf – Hans Ramsoedh
De politiemoord op de 46-jarige Afro-Amerikaan George Floyd in Minneapolis in de VS op 25 mei j.l. heeft wereldwijd geleid tot een golf van anti-racismeprotesten. Behalve in veel Amerikaanse steden gingen ook in andere steden buiten de VS demonstranten de straat op om te protesteren tegen racisme en discriminatie. Sociale media spelen een belangrijke rol bij deze mondiale protesten. Op filmbeelden die viraal gingen is te zien hoe een blanke agent acht minuten en 46 seconden lang zijn knie in de nek van Floyd drukte, dit ondanks dat het geboeide slachtoffer riep I can’t breathe en omstanders tevergeefs vloekend en scheldend de agent tot de orde probeerden te roepen. Deze moord op Floyd staat niet op zichzelf, maar past in patroon van structureel racistisch politiegeweld in de VS jegens Afro-Amerikanen. Terwijl ik dit schrijf (zondagavond 14 juni) wordt op het journaal melding gemaakt van het doodschieten van een ongewapende 27-jarige Afro-Amerikaan door een blanke agent in Atlanta, de zoveelste in een rij. Nee, het houdt niet op in de VS!

George Floyd
Anti-racismeprotesten en beeldenstorm in de VS
Deze moord leidde behalve tot massale protesten in veel Amerikaanse steden ook tot een beeldstorm in dit land. Veel standbeelden van leiders en generaals tijdens de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) van de zuidelijke staten werden neergehaald die symbool staan voor de slavernij in de VS. Die woede bij deze beeldenstorm in de VS is begrijpelijk aangezien het idee van blanke suprematie in de zuidelijke staten van de VS met de beëindiging van de burgeroorlog niet is verdwenen. Hier domineren standbeelden van zuidelijke legerleiders (zoals Robert E. Lee) en op veel overheidsgebouwen wappert nog steeds de confederatievlag (vlag van de zuidelijke staten tijdens de burgeroorlog). De strijd tussen blank en zwart is nooit opgehouden en de blanke suprematie is nog steeds springlevend. Tot midden jaren zestig golden in veel staten in de VS wetten (Jim Crow-wetten) die rassenscheiding oplegden. Ondanks de afschaffing van deze wetten is het institutioneel racisme (rassendiscriminatie door overheden, bedrijven, onderwijsinstellingen en andere grote organisaties) in de VS springlevend gebleven en met name in het optreden van de politie jegens Afro-Amerikanen. Jonge Afro-Amerikanen krijgen van huis uit het advies in een omgeving waar de politie aanwezig is niet te gaan rennen omdat de kans groot is dat zij door een politiekogel worden getroffen.
Als reactie op het racistische politiegeweld in de VS richtten Afro-Amerikaanse activisten Black Lives matter op in 2013 om daarmee het politieoptreden aan de kaak te stellen.
Ik kan mij heel goed voorstellen dat na de moord op George Floyd de aandacht zich nu ook richt op symbolen van blanke suprematie en racisme in de Amerikaanse samenleving. De aandacht richt zich daarbij nu ook op het Capitool in Washington D.C. waarin zowel de Senaat als het Congres is gevestigd. In het Capitool is ook de National Statuary Hall te vinden waarbij alle Amerikaanse staten twee beelden hebben geleverd voor de zuilengalerij. In deze galerij domineren voor de zuidelijke staten beelden van personen die voorstanders waren van handhaving van de slavernij. Een bezoek aan deze zuilengalerij is dan ook een confrontatie met blanke suprematie in de VS.
Anti-racismegolf
Het politieoptreden in de VS gaf ook een boost aan de anti-racisme-beweging in West-Europa. Ook hier gingen in veel steden demonstranten de straat op om te protesteren tegen racisme en discriminatie. Op Tweede Pinksterdag (1 juni) vond in Amsterdam een grote manifestatie plaats die gevolgd werd door protestmanifestaties in andere steden in Nederland. Leiders van deze manifestaties zijn actief binnen de Anti-Zwarte Piet-Beweging. Zij zien Zwarte Piet als een uiting van racisme en pleiten al jaren voor uitbanning van dit racistische verschijnsel. Het debat over Zwarte Piet heeft geleid tot een polarisatie in de Nederlandse samenleving. Met de tragische dood van George Floyd kreeg de Anti-Zwarte Piet-beweging in Nederland de wind in de rug mee, want waar het eerder niet lukte om duizenden op straat te krijgen om te demonstreren tegen racisme en discriminatie, lukte het nu wel. Ook in de media ontstond brede aandacht voor racisme en discriminatie in de Nederlandse samenleving. Het nieuws, de actualiteitenrubrieken op radio en tv en de kranten hebben inmiddels volop aandacht voor dit thema.
Ook premier Rutte begint langzamerhand tot inkeer te komen. Daar waar hij aanvankelijk over Zwarte Piet zei dat deze nu eenmaal zwart is en daar niets aan kan doen, verklaarde hij kortgeleden tijdens een debat in de Tweede kamer naar aanleiding van de anti-racismedemonstraties in Nederland inmiddels nu meer begrip te hebben voor mensen die zich gediscrimineerd voelen door de geschminkte hulp van Sinterklaas. Volgens hem is Zwarte Piet echter geen staatsaangelegenheid. Hij is er wel van overtuigd dat over een aantal jaren er bijna geen Pieten meer zwart zullen zijn. Ruttes onverwachte ontboezeming wordt beschouwd als historisch. Dat was het ook toen Rutte erkende dat niet alleen in de VS sprake is van racisme en discriminatie, maar dat ook in Nederland mensen aan den lijve ervaren dat zij niet worden beoordeeld op hun toekomst maar op hun verleden, niet als individu worden aangesproken maar op de groep waar ze uit voortkomen, niet op hun gedrag maar op hun geloof. Alleen had Rutte het niet over institutioneel racisme, maar over systemische problemen in de Nederlandse samenleving. What’s in a name zou ik zeggen, als we maar hetzelfde bedoelen.

Anti-racismedemonstratie op de Dam in Amsterdam
Omgaan met een schaamtevolle herinnering
Naast de vele protestdemonstraties werden ook in West-Europa (Engeland, Frankrijk, België) beelden neergehaald of beklad van personen die worden geassocieerd met slavenhandel en racisme. Ook in Nederland moesten standbeelden het ontgelden, onder andere Jan Pieterszoon Coen (1587-1629), Piet Hein (1577-1629) en generaal Van Heutz (1851-1924). Deze standbeelden zijn al enige tijd omstreden omdat ze in links activistische kringen worden beschouwd als symbolen van een besmette koloniale erfenis.
Hoewel ik begrip heb voor beeldenstorm in het zuiden van de Verenigde Staten aangezien het daar gaat om symbolen van blanke suprematie, onderdrukking en rassenhaat, ben ik geen voorstander van een beeldenstorm in Nederland. Nederland is namelijk geen Verenigde Staten en kent geen grootse traditie van monumenten en standbeelden als symbolen van blanke suprematie. Veel standbeelden zijn in de negentiende eeuw en in de eerste helft van de twintigste eeuw neergezet met als doel een nationaal besef en zelfbeeld te creëren.

Demonstratie tegen racisme en discriminatie
Met een beeldenstorm herschrijven we de geschiedenis niet. Bovendien worden in de euforie iedere discussie en nuance overboord gegooid. Zijn in de Verenigde Staten deze standbeelden symbool van nog steeds bestaande rassenhaat, Nederlandse standbeelden zoals van J.P. Coen en generaal Van Heutz staan voor mij symbool voor een schaamteloos Nederlands koloniaal verleden. Met de verwijdering van hun standbeelden verdwijnt daarmee niet ook de donkere bladzijde in de Nederlandse geschiedenis. Door het weghalen van deze standbeelden uit de openbare ruimte zijn we (onbewust) bezig de minder florissante aspecten uit de Nederlandse geschiedenis uit het collectieve bewustzijn weg te poetsen, alsof we daarmee verlost worden van de pijnlijke kanten van de Nederlandse koloniale geschiedenis. Iconoclasme (verwijdering of vernietiging van beelden) roept bij mij associaties met blinde woede, niet voor rede vatbaar en fundamentalisme, zoals de vernietiging van de boeddhabeelden in Bamyan in Afghanistan door de Taliban in 2008 of de vernietiging van archeologisch cultureel erfgoed door Islamitische fundamentalisten in Irak en Syrië. Fundamentalisme is per definitie onverdraagzaam, wijst dialoog af en daarmee eindigt ook elke dialoog. Ik geef de voorkeur aan historische disclaimers bij standbeelden die het hele verhaal vertellen: een plaquette met tekst toevoegen bij bijvoorbeeld het standbeeld van generaal Van Heutz waarop zijn verantwoordelijkheid voor zijn koelbloedig optreden in Atjeh waarbij duizenden doden vielen wordt vermeld of dat J.P. Coen behalve de stichter is van Batavia (het huidige Jakarta) op de Banda-eilanden meer dan duizenden mensen liet vermoorden.

Bekladding standbeeld Piet Hein in Rotterdam
Nederlands somatisch normbeeld
Zoals Gloria Wekker schrijft (Witte onschuld 2017) beschouwde Nederland zich lange tijd in velerlei opzichten als een gidsland voor andere volken en naties: een ethische natie, kleurenblind en vrij van racisme. Racisme kwam voor in Zuid-Afrika tijdens het blanke apartheidsregime en in de VS, niet hier. Dit is het Nederlandse zelfbeeld of de Nederlandse zelfrepresentatie. De praktijk is echter een andere: allochtone kinderen krijgen op de basisschool in vergelijking met autochtone kinderen structureel een lager doorstroomadvies, allochtone studenten kunnen geen stageplek vinden, er is discriminatie bij sollicitaties en op de arbeidsmarkt, politie en belastingdienst doen aan etnisch profileren. Dit is institutioneel of verticaal racisme. Ook alledaags of horizontaal racisme is voor veel allochtonen een realiteit. In dit verband wil ik wijzen op het Nederlands somatisch normbeeld met betrekking tot het Nederlander-zijn (dit concept ontleen ik aan de Utrechtse sociologie hoogleraar Harrie Hoetink die het gebruikte in zijn analyse van de Curaçaose samenleving). Somatisch normbeeld verwijst naar het beeld dat door leden van een groep als norm en ideaal wordt beschouwd. Het blank-zijn is de maatstaf voor mooi en de sleutel tot sociale waardering. Het functioneert in het sociaal verkeer voorts als een sorteermachine en fungeert als criterium voor in- en uitsluiting. De bekende autochtone Nederlandse vraag aan mensen met een kleur ‘waar kom je vandaan’ vaak gevolgd door ‘waar kom je echt vandaan’ hangt in mijn optiek samen met het somatisch normbeeld van autochtone Nederlanders: een Nederlander is BLANK (en BLOND en heeft BLAUWE OGEN). Een ieder die niet aan dit beeld voldoet is dus per definitie geen gevestigde maar een buitenstaander. Ook de derde en vierde generatie Nederlander die niet blank is zal voortdurend met de vraag geconfronteerd worden: ‘Waar kom je echt vandaan?’ Het betekent dat als we racisme en discriminatie willen bestrijden het belangrijk is dat we erkennen dat er inmiddels Nederlanders zijn in allerlei ‘geuren en kleuren’.

Erkenning in plaats van ontkenning
Hoopgevend bij alle protestdemonstraties is het gezamenlijk protest van blank en gekleurd. Deze demonstraties betekenen een kantelpunt met betrekking tot het verschijnsel racisme en discriminatie in de Nederlandse samenleving. Ik sluit niet uit dat het gezamenlijke en massale protest bij premier Rutte geleid heeft tot zijn ommekeer: eindelijk erkenning door de premier dat we ook in Nederland te maken met alledaags en systemisch (institutioneel) racisme. Ik ben dan ook voorzichtig optimistisch over de aanpak van racisme en discriminatie in Nederland. Zolang we racisme en discriminatie beschouwen als ‘rotte appels en verder is er niets aan de hand’ komen we geen stap verder. Een structurele aanpak begint echter met erkenning en herkenning van het probleem in plaats van ontkenning zoals tot voor kort het geval is geweest. Met een erkenning kan ook het gesprek beginnen en gezamenlijk worden gezocht naar oplossingen. De afgelopen massale protestdemonstraties beschouw ik dan ook als een klaroenstoot.
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, Nederland, NIEUWS
5 juni 2020: 147 jaar Hindostaanse immigratie – Prof. Chan E.S. Choenni
5 juni 2020 is het precies 147 jaar geleden dat Hindostanen vanuit India voet aan land zetten in Suriname. Het zeilschip Lalla Rookh vertrok op woensdag 26 februari 1873 uit de havenstad Calcutta en arriveerde na een reis van ruim drie maanden op woensdag 4 juni 1873 in Suriname. De Lalla Rookh bleef echter voor anker liggen op de Surinamerivier bij Fort Nieuw Amsterdam. De Lalla Rookh was namelijk een ijzeren zeilschip van 1.277 ton (het draagvermogen/de inhoud van het schip) en had een te grote diepgang. Daarom kon het niet doorvaren naar de haven in Paramaribo. De 410 Hindostaanse immigranten werden pas op donderdag 5 juni 1873 ontscheept met kleine boten en opgevangen in het Fort Nieuw Amsterdam gelegen aan de rechteroever van de Surinamerivier. Daarom is niet 4 juni, maar 5 juni de datum voor de herdenking en viering van de Hindostaanse immigratie. Vanuit Nieuw Amsterdam werden zij vervolgens toegedeeld aan de plantages van de eigenaren die hen hadden besteld. De eerste zending Hindostaanse immigranten is dus niet opgevangen in het zogeheten Koeliedepot te Paramaribo gelegen aan de linkeroever van Surinamerivier, de plek waar het immigratiemonument Mai en Baba staat. De meeste immigranten die daarna in Suriname aankwamen werden wel in het depot opgevangen. De Lalla Rookh (betekent de tulpenwangige) werd de icoon van de Hindostaanse immigratie. In Engelstalige landen staat de dag van eerste aankomst van Indiase immigranten bekend als Indian Arrival Day. Vermeldenswaard is dat ook de jonge vrouw Dhunputteea met de Lalla Rookh arriveerde. Zij was de áji (paternale grootmoeder) van dr. J. Ferrier, de eerste President van Suriname.
Traditiegetrouw zijn er op en rondom de jaarlijkse Hindostaanse immigratiedag herdenkingen en vieringen. Vaak worden er lezingen, studiedagen en/of feesten georganiseerd. Vroeger werden er ook optochten georganiseerd in Suriname. Tevens werden soms brochures en boeken uitgegeven. Helaas zijn vanwege de zogeheten coronapandemie en het risico van verspreiding van de dodelijke COVID-19 alle Hindostaanse immigratie-activiteiten afgeblazen. Toch heeft Hindorama besloten om de 147-ste Hindostaanse Immigratiedag niet ongemerkt voorbij te laten gaan en ondanks allerlei beperkingen ter gelegenheid van deze dag een boekje met veel foto’s uit te geven. Met enthousiaste ondersteuning van Radjin Thakoerdin (uitgever Sampreshan | Hindorama) en Kanta Adhin (redacteur Hindorama.com) heb ik dit kleurrijk werk samengesteld over de Hindostaanse geschiedenis die de periode 1873-2015 bestrijkt. Het beslaat 52 pagina‘s in A5 formaat en is getiteld Hindostaanse migratiegeschiedenis in kort bestek (1873-2015). Dit handzaam boekje dat in 5 hoofdstukken de immigratie uit India, vestiging en integratie in Suriname, alsmede de integratie in Nederland behandelt, is te BESTELLEN via Hindorama.com. De prijs is 5 euro exclusief verzendkosten.
Historische foto’s
Het boekje is rijk geïllustreerd met foto’s. Er zijn mooie historische foto’s opgenomen die een sfeerbeeld geven van de ontwikkeling van de Hindostaanse gemeenschap door de tijd heen. Dit maakt deel uit van een project historische foto’s met als doel de visuele documentatie van de Hindostaanse geschiedenis. U kunt hieraan bijdragen door historische foto’s in te zenden. Het uitgebrachte boekje toont op handzame wijze de fascinerende geschiedenis van een bijzondere bevolkingsgroep. Hindostanen zijn zowel in Suriname als in Nederland na verloop van tijd erin geslaagd in sociaal–economisch opzicht succesvol te zijn. Ook is hun cultuur in grote mate behouden. In politiek opzicht zijn ze minder succesvol geweest; een groot deel is gedwongen van Suriname naar Nederland gemigreerd. Maar tegen de achtergrond van hun emigratie uit India, de uitbuiting en ontberingen in de contractperiode is dit succes opmerkelijk. De ruim 34.000 Hindostaanse contractarbeiders (bijna een derde keerde terug naar India) en de circa 3.000 Hindostanen uit de omringende Caribische landen die tussen 1865-1920 naar Suriname migreerden, hebben gaandeweg een Hindostaanse gemeenschap gevormd. Het geeft de kracht weer van een gemeenschap die het heeft gered ondanks alle tegenslagen, waarbij ook velen zijn bezweken aan uitbuiting en ontberingen. Hen gedenken wij vandaag, maar wij vieren tegelijkertijd het succes van de Hindostaanse gemeenschap. Door ijver, doorzettingsvermogen en geloof in vooruitgang hebben de overlevers hun nakomelingen de weg gewezen. Wij zijn hun dankbaar en zijn trots op wat wij naar vermogen hebben bereikt. Hun geschiedenis en onze geschiedenis mag niet verloren gaan. Integendeel: deze geschiedenis moet worden gedocumenteerd en doorgegeven aan de huidige en volgende generaties. Mede voor dit doel is vorig jaar juni Hindorama.com als website van start gegaan. Dit portal van en over de Hindostanen geeft ook actuele informatie zowel in Nederland als in Suriname. Hindorama.com bestaat nu één jaar en is een succesvolle website met een digitale bibliotheek geworden, beheerd door vrijwilligers. Helaas is de viering van één jaar Hindorama.com thans niet mogelijk in verband met de coronapandemie. Wij hopen echter in augustus 2020 alsnog een viering te houden in de vorm van een studiedag. Het boekje over de Hindostaanse geschiedenis zal daar ter plekke verkrijgbaar zijn. Nadere informatie daarover volgt te zijner tijd. Lees het verslag van een Geslaagde Studiemiddag Een jaar Hindorama.com op zondag 16 augustus 2020.
De prijs van het boekje bedraagt €5,- + €3,64 verzendkosten. Houdt u er rekening mee dat in verband met de coronacrisis de bezorging vertraging kan oplopen.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname