180 jaar Boeroes in Suriname – Hindorama.com / Ricardo Loor
Nederlanders van nu – en ook delen van de Surinaamse gemeenschap in Nederland – zijn zich er niet van bewust dat er gedurende de koloniale geschiedenis ook arme Nederlanders naar Suriname werden overgebracht om onder erbarmelijke omstandigheden landbouw te bedrijven. Rond 1840 waren er in Nederland al discussies over de afschaffing van de slavernij in de overzeese koloniën. De vrees was dat na de afschaffing de plantage- economie ineen zou storten. Groot-Brittannië had de slavernij in 1833 afgeschaft en Frankrijk volgde in 1848. Nederland ging er pas in 1863 toe over. Daaraan voorafgaand werden al plannen bedacht hoe de landbouweconomie van Suriname op peil te houden. De contractarbeid van de Chinezen (1853-1874), Brits-Indiërs (1873-1921) en Javanen (1890-1930) bood een oplossing. Maar nog daarvoor waren er in Nederland ook andere initiatieven, namelijk een kolonisatiepoging van Nederlandse boeren (1845-1853) door dominee Arend van den Brandhof.

Eminente Surinaamse historicus André Loor (1931-2013). Foto: Hindorama
Het vertrek van de Nederlandse boeren kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Grote delen van de Nederlandse plattelandsbevolking werden geteisterd door mislukte oogsten, werkloosheid en bittere armoede. Hiernaast was kinderarbeid eerder regel dan uitzondering en als men al werk had, ging men gebukt onder onmenselijk lange werktijden. [….]
Toen de kolonisten arriveerden was dokter Tydeman getuige van hun komst. Deze arts kende Voorzorg goed en hij maande de predikant al meteen om voor voldoende begraafplaatsen te zorgen. Van alle door de regering gedane beloften bleef geen spaan heel. […]
Men begon met het overbrengen van de huishoudens [van Voorzorg] naar Groningen. Daar ging gelukkig alles beter. Er werden huizen gebouwd door de overlevenden en de nieuw aangekomen boeren, met hulp van slaven die het gouvernement aan hen ter beschikking had gesteld. Dit was zeer uniek voor het Suriname van toen, slaven en vrijen die gezamenlijk dezelfde arbeid verrichtten. Er kan gezegd worden dat dit een eerste stap was naar de integratie van de Nederlandse boeren in de Surinaamse samenleving.
(Uit: interview met André Loor in het Surinaamse magazine Parbode, 9 november 2007)
Op vrijdag 20 juni 2025 is het 180 jaar geleden dat de eerste Nederlandse boeren in Suriname arriveerden. De dag is eenmalig uitgeroepen tot een nationale vrije dag. De Stichting Sranan Boeroe (SSB) heeft een grootse herdenking en viering gepland. Er zullen vele activiteiten plaatsvinden in het district Saramacca, waar de boeren werden gevestigd, waaronder een kranslegging, een wandelloop van 5 km, de presentatie van een fotoboek en de overhandiging van een herdenkingsmunt aan de president van Suriname.
In Nederland is de Stichting Boeroe Kon Makandra (BKM) actief. Deze viert dit jaar haar 20-jarig bestaan. Op de website van BKM www.boeroes.nl is uitgebreide informatie over de Nederlandse Boerengemeenschap van Suriname te vinden. Hieronder volgt een korte schets van de geschiedenis van deze bijzondere groep, die zich uit barre omstandigheden heeft omhooggewerkt tot een welvarende gemeenschap in Suriname.
* * *

Het BKM bestuur v.l.n.r. Frank Veldhuizen, Gerbrand van Brussel, Paul Droog, Steven van Ravenswaay en Ricardo Loor (voorzitter) Foto: BKM
1845-1853: DE NEDERLANDSE BOERENKOLONISATIE IN SURINAME
Ricardo Loor
Het initiatief voor de Boerenkolonisatie medio 19e eeuw kwam van de hervormde dominee Arend van den Brandhof (1793-1863). In Nederland heerste grote armoede en hij bedacht dat arme Nederlandse boeren in Suriname landbouw konden gaan bedrijven. De Nederlandse regering stond positief tegenover dit kolonistenproject. Een nieuwe groep van zelfstandige, kleine boeren in Suriname zou kunnen helpen de landbouweconomie in stand te houden. Met steun van de regering in Den Haag emigreerde een aantal families uit hoofdzakelijk Midden-Nederland (Utrecht, Gelderland) naar Suriname. Later kwam er ook een aantal uit Groningen en Friesland bij.
Het project bleek geen succes. Sterker nog, het begin verliep desastreus. Er was van de beloofde voorbereidingen (huizen, vee, gereedschap, deels beplante landbouwgrond) amper iets geregeld. De gekozen locatie Voorzorg aan de Saramaccarivier was voor de opzet ook geen geschikte plek: zeer drassig. In de eerste zes maanden na aankomst overleed de helft van de kolonisten door een uitgebroken epidemie. Men ging toen uit van tyfus. Een veel later onderzoek door prof. dr. J. van Dissel (in 2012 gestart met dr. R. de Vries) heeft echter uitgewezen dat het om bacillaire dysenterie ging, iets wat met voldoende schoon drinkwater te voorkomen was geweest. In 1853 werd de kolonisatie formeel als mislukt bestempeld. Gedurende de achtjarige periode emigreerden er in totaal 393 personen, van wie 63 terugkeerden naar Nederland. De nakomelingen van deze kolonisten worden in Suriname Boeroes genoemd. Zij vormen een van de kleine bevolkingsgroepen. Hun aantal bedraagt momenteel zo’n 1100 personen in Suriname en 3000 in landen als Nederland, Canada en de VS.

Vier kolonisten Foto: BKM
Het plan van dominee Arend van den Brandhof
In 1838 verscheen er een artikel in De Kolonist (een in 1838 opgericht maandelijks Surinaams tijdschrift) van de arts F.H. Hostmann over hoe de “Kolonie uit de Verachterden Staat te Redden”. Daarin pleitte hij voor kolonisatie door Europeanen in Suriname, stellende ‘dat het bestaan der kolonie Suriname, op den duur zonder eene vrije kolonisatie niet eens denkbaar is’. Hij had het over ‘een land, in vruchtbaarheid des bodems slechts met zeer weinige landen te vergelijken’. Dit artikel heeft van den Brandhof waarschijnlijk gemotiveerd om zijn kolonistenproject vorm te geven. Hij vond in twee andere dominees, zijn zwager Dirk Copijn en vriend Jan Betting, medestanders. In 1843 gaf de Nederlandse regering haar goedkeuring aan het project en Betting ging naar Suriname om de voorbereidingen te treffen.
Van den Brandhof was voornemens om de eerste keer met tweehonderd gezinnen naar Suriname te vertrekken. De voorbereidingen daarvoor in Suriname waren echter nog volstrekt onvoldoende. Het kolonistenproject mocht dan wel officieel door de regering in Den Haag zijn goedgekeurd, de lokale Nederlandse vertegenwoordigers zagen er niets in. Sterker, ze zagen het als ondermijning van het prestige en gezag van henzelf en de hele blanke elite als de tot slaaf gemaakten ineens witte Nederlanders zagen zwoegen op het land. Zij verleenden dan ook geen of nauwelijks steun.
De geplande locatie voor de Nederlandse boeren was Voorzorg aan de Saramaccarivier, een voormalige plantage en melaatsenkolonie. De bedoeling was dat Voorzorg gebruiksklaar zou worden gemaakt en dat er vijftig goede woningen zouden worden gebouwd. Kort voor het beoogde vertrek bleek dat er slechts enkele noodwoningen min of meer in elkaar waren getimmerd, dat het land niet was ontgonnen, er geen afwateringsysteem was aangelegd en er geen drinkwaterbron was. Dominee van den Brandhof besloot tegen de adviezen van onder meer Jan Betting in om het emigratieplan toch door te zetten, maar dan met een kleinere groep van vijftig gezinnen. Op 20 juni 1845 legde het schip met de eerste groep kolonisten aan bij Voorzorg.
In 1845 zijn vier schepen aangekomen: De Susanna Maria op 20 Juni, de Noord Holland op 21 Juni, de Antonie en Eugenie op 12 Juli (alle drie te Voorzorg). De Phoenix meerde vanwege de op Voorzorg heersende epidemie bij plantage Mijn Vermaak, ook aan de Saramaccarivier, aan. In 1843 waren de voorbereiders (onder wie dominee Betting en Rijsdijk) op de Wilhelmina aangekomen. Tussen 1846 en 1849 is nog een aantal kolonisten aangekomen.

Op papier zag het er mooi uit.
Traumatische ervaring
Het schip met de eerste kolonisten legde op 20 juni 1845 aan en die datum wordt aangehouden als de Dag van de Boerenkolonisatie. De aankomst in Surinaamse wateren alleen al was een behoorlijk traumatische ervaring. De eerste twee schepen, de Suzanna Maria en de Noord Holland, kwamen al op 11 juni aan voor de kust van Suriname. Er was echter geen loods beschikbaar om de schepen naar de aanlegplaats te leiden. De kolonisten hebben ongeveer tien dagen lang op het schip moeten verblijven alvorens zij konden worden uitgescheept. Na de lange reis nog zo lang in de hitte en felle zon op het schip te moeten wachten, was al een vreselijke ervaring. En daarbovenop kwam de ontgoocheling bij het zien van de plek waar zij, mannen, vrouwen en kinderen, van boord moesten gaan. Onbegaanbaar oerwoud. Moeras. Amper voorzieningen om hen onder te brengen. En dan die muskieten….. Sommigen wilden niet van boord maar hadden geen andere keus dan aan wal te gaan.
Het bleek dat deze eerste groep niet voldeed aan het plan van dominee van den Brandhof. Onder de kolonisten waren weinig boeren en bovendien was de gemiddelde leeftijd vrij hoog. De gedachte was om de kolonisatie te beginnen met jonge gezinnen. Uit onderstaande bevolkingspiramide op datum van aankomst blijkt echter dat de kolonisatie relatief veel oudere personen bevatte en veel kinderen. Ook waren lang niet allemaal bekend met landbouw.
De eerste zorg na aan land gaan was bescherming (onderdak) regelen. Zij gingen daarmee meteen aan de slag met de zeer beperkte middelen die zij hadden. Daarna volgde het klaarmaken van de grond voor het starten van de landbouwonderneming. Ondanks dat de landbouw op een gegeven moment wel wat begon op te leveren, was Voorzorg erg drassig en zeker niet de beste plek daarvoor.

Grafsteen van Anna Sophia Pannekoek Foto: Eric Kastelein
Vanwege de onhygiënische omstandigheden braken er echter al gauw ziektes uit. Binnen drie weken na aankomst was er zelfs een heuse epidemie (bacillaire dysenterie, zoals vrij recent vastgesteld) die binnen zes maanden 184 personen het leven kostte. Gemiddeld 1 persoon per dag. Onder de slachtoffers was ook de vrouw van dominee Van den Brandhof, Anna Sophia Pannekoek. De overgebleven kolonisten trokken langzaamaan van plantage Voorzorg naar Groningen aan de andere kant van de Saramaccarivier, waar ze van de overheid landbouw mochten bedrijven. Daar was tevens veilig bronwater.
Echter, ook Groningen was niet erg geschikt voor landbouw. En als er toch producten konden worden geteeld, was er nauwelijks een afzetmarkt. De enige plaats om producten te kunnen verkopen was Paramaribo, maar dat was twee dagen varen, waardoor de producten niet goed bleven. Ze plantten overwegend bonen (peesjes) maar ook verschillende andere gewassen. De grotere overstap naar Groningen vond na 1848 plaats. De woning die Van den Brandhof voor zichzelf liet bouwen op Groningen, heeft van 1863 tot 2010 dienst gedaan als ambtswoning van de districtscommissaris van Saramacca, maar raakte in verval. Enkele jaren geleden is besloten tot renovatie over te gaan en het pand als museum en exporuimte in te richten.

De renovatie van de voormalige woning van de leider van de Boerenkolonisatie en later ambtstwoning DC Saramacca is bijna voltooid. Foto: Eric Kastelein
In twee aan Van den Brandhof gerichte brieven die op een filatelistische veiling zijn aangekocht door de stichting Boeroe Kon Makandra in Nederland samen met Stichting Sranan Boeroe in Suriname, is te lezen over de gewaagde onderneming. Zo staat in een brief van 1844 vanuit Groningen, waar een voorbereidingsmissie was, naar Nederland: ‘in vele opzigten zal de onderneming bij den aanvang niet meede vallen’. En naderhand in een brief van 1848 vanuit Nederland aan Groningen: ‘Uit de Saramacca luiden de berigten, dat de toestand der kolonisten aldaar minder gunstig is ofschoon de werkzaamheden, althans bij de meesten met vlijt worden doorgezet’. Na het doordrukken van de kolonisatiepoging ondanks alle waarschuwingen (notabene ook door een van de drie initiatiefnemers) en het bekende verloop van de eerste maanden, kan niet anders dan van grove nalatigheid en onverschilligheid voor het leed van de kolonisten worden gesproken. Nadat de kolonisatie in 1853 formeel als mislukt werd bestempeld, keerde een deel van de kolonisten terug naar Nederland, onder wie Van den Brandhof. Degenen die achterbleven wogen de omstandigheden in Suriname af tegen die in Nederland en zagen blijkbaar kansen op een beter bestaan in Suriname.

Melk op een boerenkar Foto: BKM
Trek naar Paramaribo
Dominee Van den Brandhof had bewust gekozen voor een nederzetting ver van Paramaribo. Hij vond de ‘grote’ stad niet geschikt, naar eigen zeggen te losbandig, voor zijn gelovigen. Na de opheffing van het kolonisatieproject op Saramacca trokken de Boeroes gaandeweg richting Paramaribo, waar ze zich in nabijgelegen plaatsen als Kwatta en Uitvlugt vestigden. Zij deden ook daar aan landbouw en, onder meer vanwege de concurrentie die ze ondervonden van Hindostaanse boeren, specialiseerden zij zich vooral in melkvee. Rond deze plekken is hun vroegere aanwezigheid nog duidelijk merkbaar. Bij de nadere ontwikkeling van die gebieden werden de straten vernoemd naar de kinderen van de Boeroes die daar hun boerderij hadden. Ook zijn er straatnamen die anderszins met deze groep in verband kunnen worden gebracht, bijvoorbeeld de Kolonistenweg. Door toenemende scholing waren de Boeroes richting het midden van de 20e eeuw langzaamaan ook steeds meer in andere sectoren dan de landbouw te vinden. Onder de volgende generaties zag men zo vaker Boeroes als bijvoorbeeld leerkracht, militair, arts enzovoorts.

Voetbalclub RIVO Boys (Ren In Voor Overwinning) 1959/1960. Foto: BKM
De Boeroes waren Nederlands Hervormd wat nog steeds voor een groot deel geldt. In het midden van de 20e eeuw was de vereniging VANK (Vereniging van Afstammelingen van de Nederlandse Kolonisten) de plek voor bijeenkomsten, muziek en dans. De Boeroes hielden ook van sport en spel. Voetbal was erg geliefd maar ook spelletjes als kaarten en sjoelen en voor de kinderen knikkeren en zaklopen. Waar de Boeroes in het begin van de twintigste eeuw een redelijk gesloten groep waren, gingen zij met de trek richting Paramaribo al snel op in de grote gemeenschap en vond vermenging met andere bevolkingsgroepen plaats.
Bijdrage aan de samenleving
Ondanks hun kleine aantal hebben de Boeroes in Suriname een cruciale rol vervuld in de landbouw en veeteelt. Na het stopzetten van de proefkolonisatie in 1853 kregen de Boeroes, via de gouverneur van Suriname die zich hun lot aantrok, de kans om aan de rand van Paramaribo een nieuwe start te maken. Hier waren echter ook leningen aan gekoppeld die terugbetaald moesten worden. Ze kregen grond en een boerenwoning in pacht en ontwikkelden zich daar tot een dynamische gemeenschap met gezonde bedrijven, die voor hun agrarische producten in Paramaribo een goede afzetmarkt hadden. In de loop van de 19de eeuw probeerde men enkele keren de agrarische sector in Suriname verder te ontwikkelen, maar in Nederland was het draagvlak daarvoor gering. De eerdere negatieve berichtgeving omtrent de kolonisatie werkte helaas nog steeds door.
Na 1945 breidde Paramaribo zich snel uit met als gevolg dat de boerenbedrijven daar onteigend werden. Maar de ondernemende Boeroes ontwikkelden toen elders in Suriname nieuwe, grotere agrarische bedrijven en begonnen steeds meer een rol te spelen in de maatschappelijke ontwikkelingen van Suriname. Enkele bekende Boeroes zijn: Statenlid R.A. Tammenga, historicus André Loor, ministers Rick van Ravenswaay en Albert van Dijk en vakbondsman Jan Veldema.
De Boeroes hebben een verbondenheid op basis van waarden die van generatie op generatie worden doorgegeven. Volharding, het vertrouwen in eigen kunnen maar zeker ook de kennis van en het respect voor de geschiedenis van de Boeroes zijn factoren die hen verbinden, waar ze ook zijn. En ze blijven het zeggen: ze zijn in de eerste plaats Surinamer. En dan pas een Boeroe. Als teken van waardering voor de Boeroes als volwaardige groep in de Surinaamse samenleving en hun enorme bijdrage daaraan alsmede het verder versterken van de nationale eenheid heeft president Chandrikapersad Santokhi van Suriname op verzoek van de Stichting Sranan Boeroe 20 Juni 2025 als eenmalige nationale feestdag vastgesteld.

Herdenking en viering 75 jaar Boerenkolonisatie Foto: BKM
Herdenking en gedenktekens
In 1920 was er een grote herdenking van 75 jaar Boerenkolonisatie en kregen 48 Boeroes een herdenkingspenning uitgereikt. In datzelfde jaar stuurde het Gouvernement enkele afstammelingen van de boerenkolonisten naar Nederland voor agrarische scholing die naderhand in Suriname in de praktijk werd gebracht. In 1945 is een monument te Groningen onthuld bij de viering van 100 jaar Boerenkolonisatie ter ere van de vastberadenheid en moed van de Boeroes ondanks de zware tijden die zij hebben doorstaan en waaruit zij zich met veel ijver hebben opgewerkt naar een beter bestaan. In 1995 is een rode kabbes (Andira coriacea) als herdenkingsboom geplant op Groningen. Deze boom werd eerder ook op de boerderijen van de Boeroes geplant.

Gedenksteen met de namen van gestorven kolonisten. Foto: BKM
Bij de begraafplaats waar de eerste kolonisten begraven liggen, werd in 2021 bij de viering van 176 jaar Boerenkolonisatie een gedenksteen onthuld met de namen van de kolonisten die in de periode 1845 – 1853 op Voorzorg en Groningen zijn overleden. Tegenover de krant de Ware Tijd benadrukte de voorzitter van de Stichting Sranan Boeroe, Erick Rijsdijk, de noodzaak van zo een gedenkteken: “Als Stichting Sranan Boeroe voelden wij ons hiertoe geroepen. Wij hadden nagelaten om de mensen die hier letterlijk gecrepeerd zijn in de modder een gezicht te geven in de samenleving. Wij zijn trots dat we dit alsnog hebben kunnen realiseren.”
Naast andere activiteiten is er elk jaar op 20 juni op Groningen een kranslegging door de Stichting Sranan Boeroe bij zowel de gedenksteen als het monument. In Nederland organiseert de stichting Boeroe Kon Makandra jaarlijks rond 20 juni een kon makandra, een combinatie van een informatieve dag en een bijeenkomst met als doel het onderhouden en bevorderen van contacten tussen Boeroes en sympathisanten.
Ricardo Loor is voorzitter van de Stichting Boeroe Kon Makandra
(stichtingbkm@gmail.com | www.boeroes.nl)
Lees hier meer over het herinneringserfgoed aan de Boeroes.
Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het
Jnan Adhin Instituut (JAI)
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Suriname
Het herinneringserfgoed aan Nederlandse boeren in Suriname – Eric Kastelein

Eric Kastelein
Op donderdag 20 juni 1845 komt de bark ss Suzanna Maria met aan boord 112 Nederlandse boeren (mannen, vrouwen en kinderen) aan bij Voorzorg aan de Saramaccarivier. De volgende dag arriveert de bark ss Noord Holland met nog eens 90 kolonisten. Kort daarop volgen de Antonia en Eugenie en de Phoenix. In totaal bereiken 367 Nederlandse boeren Suriname, op zoek naar een nieuw bestaan.
De vestigingsplaats Voorzorg was een voormalige leprakolonie, gesticht in 1791 en verlaten in 1823 toen de patiënten werden overgebracht naar Batavia aan de Coppenamerivier. De omstandigheden zijn zo erbarmelijk – moeras, overwoekerde grond, van de 17 woningen waren er negen enigszins bewoonbaar, geen bronwater, geen medische zorg – dat bij het aanzicht ervan de (…) vrouwen en kinderen jammerden en schreiden, de mannen liepen (…) als wanhopenden en woedenden over het dek.
Het is het begin van rampzalige jaren. Hoewel veel kolonisten onderdak vinden in de tegenovergelegen voormalige kazerne Groningen – met veilig bronwater – breekt er een epidemie uit die in deze eeuw wordt vastgesteld als dysenterie. Van de 367 boeren overlijden er binnen een paar maanden 174, waarbij vrouwen en kinderen niet worden ontzien. Acht jaar later zijn er nog 54 mensen over en wordt de kolonie opgeheven.
Het herinneringserfgoed aan deze pioniers is uiteenlopend. Van speciale boeken bij jubilea tot en met de restauratie van de zo belangrijke waterput in Groningen. Een chronologisch overzicht geeft inzicht hoe belangrijk dit erfgoed voor de nazaten en voor Suriname is.
Zilveren jubileum 1870 komt te vroeg
Gesteund door gouverneur Van Raders met grond en soms leningen vertrekken de meeste boeren als snel richting Paramaribo om daar in de omgeving hun landbouwbedrijven te beginnen. Anderen gingen aan de slag als dagloners. Maar van een zekere mate van welvaart was nog geen sprake en het werk was zwaar (…) uitgeput van liggaam en Ziel niets hebbende as een sobere kleding (…). Het zilveren jubileum krijgt geen blijvende herinnering: De wonden waren nog niet geheeld.
1895: Het vijftigjarig jubilé der boeren in Suriname
Geen plaquette, geen standbeeld, geen borstbeeld maar een uniek herinneringsboekje verschijnt bij de herdenking op 21 juni 1895. De auteurs Julius Muller en C. Hoekstra brengen in veertien pagina’s een eeresaluut aan (…) het vijftigjarig werken der wakkeren boeren, die zich door eigen kracht zoo ferm hebben staande gehouden. Het vijftigjarig jubilé der boeren in Suriname 1845 -21 juni-1895 is beschikbaar via Google Books. Een aanrader.
Het grote feest vindt plaats op het land van weduwe Tammenga aan de Eerste Rijweg. Speciaal voor deze gelegenheid is een grote loods met zinken dak gebouwd. Op donderdag 20 juni – een dag eerder omdat de organisatie bang was voor een te grote toeloop uit de stad – verzamelen de oud-kolonisten zich in de feesttent, die van binnen en van buiten versierd is met bloemen en vlaggen. Zij zien hoe onder meer gouverneur Titus van Asch van Wijck en zijn vrouw door de vier commissieleden Van Brussel, Tamminga, Veldhuizen en Copijn worden verwelkomd. Na zijn toespraak overhandigt de gouverneur aan de commissie een krediet van 500 gulden voor het verbeteren van de waterafvoer op de landerijen. De Nieuwe Surinaamsche Courant doet verslag: De dag werd verder in gepaste vrolijkheid doorgebracht (…) met wedstrijden, voorstellingen en Bengaals vuurwerk.
1920: 75 jaar Nederlandsche Kolonisten
Net als in 1895 is de blijvende herinnering in 1920 aan de kolonisten een boek. De groep “Suriname” van het Algemeen Nederlandsch Verbond besluit ‘in een herdenkingsbundel (…) alles wat op den feestdag -21 juni 1920- heeft plaats gehad (…) vast te leggen. Dat schrijft Fred. Oudschans Dentz in het voorwoord van De vestiging van de Nederlandsche Kolonisten in Suriname herdacht uit 1921. De publicatie is beschikbaar op de website van Stichting Boeroe Kon Makandra onder Geschiedenis, Herdenkingen.
Op initiatief van de Vereeniging “De Nederlandsche Kolonist” met als voorzitter de heer H.L. Loor begint 21 juni met een feest op de boerderij van W. van Brussel. Tot grote spijt van alle aanwezigen kan de enige nog in leven zijnde voormalig kolonist, de heer R.A Tammenga, wegens ziekte niet aanwezig zijn. ’s Avonds is er een druk bezochte receptie in het gebouw van Buiten Sociëteit ‘Het Park’ aan de Waterkant. Jozias Leys, hoofd van het Landbouwonderwijs, vraagt in zijn toespraak (…) over een dag die met zwarte koop is aangeteekend (…) Waar zijn uw gedenkteekenen (…) die aanwijst de plek (…) waar uw vaders en grootvaders, uw moeders en grootmoeders, uw broeders en zusters gevallen zijn als slachtoffers van de barbaarschheid van het Nederlandsche Bestuur (…)? Het hoogtepunt is de uitreiking aan alle families van een Gedenkpenning 1845 – 20 juni – 1920 ‘Zaai en hoop op zegen’.
Geen herinneringserfgoed maar wel een ‘monument’ dat genoemd moet worden. De publicatie De mogelijkheid van landbouw -kolonisatie voor blanken in Suriname is de dissertatie van Eline Francoise Verkade-Cartier van Dissel uit 1937. Een gedegen studie over de Nederlandse kolonisten in Suriname. Als motto gaf ze mee Aan de moedigen in eenzaamheid.

Gedenkteken 1945
Eeuwfeest met gedenkteken: 1945
Op zondag 17 juni 1945 (…) door prachtig weer begunstigd (…) onthult gouverneur J.C. Brons op het commissariaatsplein in Groningen het gedenkteken ‘1845-1945 Nederlandse boeren’. Hij doet dit op uitnodiging van voorzitter van het comité Herdenkingsjaar Nederlandse kolonisten J.C. van Brussel en in aanwezigheid van tientallen genodigden, onder wie mr. J. de Niet, professor Stahel, kolonel Van Oosten, dominee Paap en stadscommissaris J. Robles de Medina. Natuurlijk gadegeslagen door ruim honderdtwintig nazaten van de kolonisten.
Het monument is een ontwerp van (de later veel gevraagde) architect J.A. Wiegerinck, die sinds 1943 in dienst is van departement van Openbare Werken. Het brede voetstuk is van cement. Daarop staat een kolom die is opgetrokken uit in Suriname geproduceerde rode bakstenen, symboliserend moed en vastberadenheid. Bovenop is een golvende plaat van smeedijzer aangebracht, het zinnebeeld van het moeilijke begin, de ups en downs. De rijzende zon en de zonnestralen staan voor een beloftevolle toekomst. De plaquette met tekst is vervaardigd door de heer Van Duykeren TER HERDENKING VAN DE KOMST, HET LIJDEN EN DE VOLHARING VAN DE NED. BOEREN IN SURINAME.
Een paar dagen later, op woensdag 20 juni, wordt de herdenking gevierd met een groot feest op het erf en in het gebouw van de R.A. Tammengaschool aan de Tweede Rijweg in Paramaribo. Ook de gouverneur is weer aanwezig. Veel aandacht gaat uit naar de tentoonstelling van voorwerpen die de kolonisten vanaf het begin aan hadden meegenomen uit Nederland. Bijzonder is dat de radio-uitzending door de A.V.R.O.S ook in Nederland is te beluisteren. Het feest duurde tot (…) een tijdstip dat het melken der koeien niet verre meer was (…).
150 jaar “Boeren” kolonisatie
Onder deze titel schrijft historicus André Loor op 19 juni 1995 in de Ware Tijd een pagina groot artikel over de geschiedenis van de boeren die 150 jaar eerder naar Suriname kwamen en hun nazaten. Hij gaat in op hun onmiskenbare bijdrage aan de Surinaamse gemeenschap. Zij zijn (…) trend-setters in de wijze van beoefening van boerenbedrijf (…) door wisselbouw en samengaan van landbouw en veeteelt.

Aan het gedenkteken van 1945 werd het jaartal 1995 toegevoegd.
Een dag later, op dinsdag 20 juni, wordt het herinneringserfgoed uit 1945 ‘gekroond’ met de toevoeging in de zonnestralen van het ‘gietijzeren’ jaar 1995. Op deze eenmalige vrije dag zijn onder meer aanwezig president Ronald Venetiaan, minister van Volksgezondheid Rakhieb Khudabux, voorzitter van DNA Jagernath Laschmon, districtscommissaris van Saramacca Harry Ramlakhan en Elize Henriette van Brussel, een van de oudste afstammelingen.

Medisch Laboratorium geschonken door de Boeroegemeenschap.
Iets later opent president Ronald Venetiaan een nieuw medisch laboratorium, als onderdeel van de Regionale Gezondheid Dienst (RGD). In dit lab kunnen diverse testen (waaronder urine en bloed) worden uitgevoerd. Van groot belang voor de bewoners van Saramacca en Coronie omdat ze voorheen altijd naar Paramaribo moesten. Het Sf 20 miljoen kostende lab is een geschenk van de nazaten van de Nederlandse boeren.
Hier blijft het niet bij. André Loor en Erwin van Brussel schrijven het herinneringsboekje met op het omslag een afbeelding van de kenmerkende boerenkar. Het is een initiatief van het Comité Herdenking 150 jaar Boeren kolonisatie in Suriname dat in Ter geleide schrijft (…) gemeend heeft om als een blijvende herinnering (…) een gedenkboek uit te geven. (150 jaar, uitgave Comite 1995 blz 3). Tot slot planten Herman Floris Veltkamp en Michel van Dijk voor het gebouw van het districtscommissariaat een jonge rode kabbes, een veel voorkomende boomsoort op de erven van de Nederlandse boeren.

De gerestaureerde waterput Bron van hoop
Bron van hoop, 20 juni 2016
De eerste beschrijving over vers drinkwater komt van August Kappler (1815-1887). In Zes jaren in Suriname beschrijft hij zijn bezoek aan de post Groningen en stelt vast dat Het land is tamelijk hoog (…) klippen die bestaan uit gedroogde schelpen. Een bron van ijskoud water stroomt uit deze klippen. In zijn proefschrift uit 1860 over de epidemie onder de Nederlandse boeren noteert dokter Frederik Tijdeman Ook hier was een bron die zuiver water opleverde (…) op Groningen geen gebrek aan drinkwater is. (…) Op Voorzorg ontbrak goed drinkwater geheel (…).
Op de plattegrond van Groningen en Voorzorg die dominee Van de Brandhof – de leider van de kolonisatie – in 1845 heeft getekend bevindt de waterput zich in de nabijheid van de oever van de Saramaccarivier, iets voorbij de landingsplaats met stenen trap.
De waterput, zo belangrijk voor de kolonisten, verliest in de loop van de jaren zijn functie en raakt in verval. Stichting Sranan Boeroe neemt het initiatief om de toendertijd levensbron te restaureren. De eerste steenlegging is op 20 juni 2015 een gezamenlijke inspanning van weduwe mevrouw Judith Loor, districtscommissaris Laksmienarain Doebay, directeur Cultuur Stanley Sidoel en de voorzitter van Sranan Boeroe. Een jaar later wordt de vernieuwde put onthuld door districtscommissaris Ramkhelawan Gopaldew en leden van de stichting.
Hoewel de waterput anno 2025 niet geschikt is voor drinkwater heeft hij nog steeds een functie. Schubert Asmowidjojo, werkzaam op het commissariaat Saramacca, woont in het huis achter de waterput en hij gebruikt de bron om door middel van een motor het water op te pompen om zijn moestuin te besproeien. Het levert hem meerdere keren per jaar een rijke oogst op.
Monument voor de overledenen, 20 juni 2021
Zondag 20 juni 2021 is een belangrijke dag voor de nazaten van de Nederlandse kolonisten. Districtscommissaris, de burgermoeder Sherin Bansi-Durga onthult het monument dat herinnert aan alle kolonisten die tussen 1845 en de opheffing van de kolonisatie in 1853 onder erbarmelijke omstandigheden zijn overleden. Het gedenkteken staat op een ruim stuk grond van de algemene begraafplaats van Groningen en is goed zichtbaar vanaf de Landingsstraat, iets voorbij de Pannekoekstraat.
Erick Rijsdijk, voorzitter van Stichting Sranan Boeroe, benadrukt het belang van de vierkanten zuil. In het zwart graniet zijn in goudkleurige letters de namen gegrafeerd. Hij legt uit aan de ruim tweehonderd aanwezigen Om diegenen die het niet overleefd hebben alsnog te eren (…) voor iedereen zichtbaar (…). Het leed is voelbaar bij het zien van familienamen zoals Wouters, Zweers, Welij, Van Ravenswaay, Roode: gezinnen zijn gedecimeerd. Aan de voet, net boven het grind, de plaquette 1845-1853 EEN ZWARE TOL.
Van de verschrikkelijke gebeurtenissen is een ooggetuigenverslag bewaard gebleven. Frederik Tijdeman is officier van gezondheid derde klas op de plantage Catharina Sophia, ook aan de Saramaccarivier. Hij wordt eind juni 1845 door dominee Dirk Copijn gevraagd om te assisteren bij de patiënten. Zijn ervaringen, bevindingen, ingrepen, diagnoses (tyfus) en meer legt hij vast in het Academisch proefschrift DE EPIDEMIE VAN TYPHUS waarop hij in 1860 promoveert tot doctor in de geneeskunde.
Enkele van zijn observaties geven een beeld van het lijden: (…) de koorts was vrij hevig (…) door hoofdpijn, misselijkheid en braken van olie dikke gal (… ) voorafgegaan. (…) de oogen waren rood geinjicieerd, de Pupil verwijd, de tong beslagen met roode randen. (…) ook hadden velen neusbloedingen (…) constipatie afgewisseld met diarrhoeen (…) onder verschijnselen van uitputting stierf de lijder meestal binnen de 6 a 8 dagen.
Foto’s: Eric Kastelein
Eric Kastelein is auteur van het geschiedenisboek Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed (Sampreshan, Zoetermeer). Met steun van het Cultuurfonds doet hij onderzoek naar het herinneringserfgoed in de districten, waaronder Groningen te Saramacca. Naar verwachting verschijnt dit boek in 2029 bij Sampreshan.
Lees hier over 180 jaar Boeroes in Suriname.
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Suriname
New publication makes history of Hindostanis accessible to global audience HR – SAMPRESHAN
HISTORY OF HINDOSTANIS IS NOW ACCESSIBLE TO GLOBAL AUDIENCE
Recently, an English-language publication on the history of Hindostanis has been released. History of Hindostanis 1873–2023: India-Suriname-The Netherlands by Chan Choenni offers a detailed description and analysis of the immigration of British Indian indentured laborers to Suriname, their development, integration, growth into the largest population group, and the subsequent mass emigration to the Netherlands in the period leading up to Suriname’s independence in 1975.
Chan Choenni is the author of six Dutch-language books on Hindostani immigration. These works are an important source of awareness regarding the historical and cultural legacy of the community. The history of the Hindostanis differs from that of the descendants of British Indian indentured laborers in the British colonies, about which various international publications have appeared. History of Hindostanis now makes the history and development of Hindostanis in Suriname and the Netherlands accessible to a broad international audience.
From May 30 to June 2, 2025, a Global Indian Diaspora Conference will take place in Trinidad as part of the events commemorating 180 years of Indian immigration (Indian Arrival Day). The first British Indian indentured laborers arrived there in 1845. The purpose of the conference is to examine the economic, socio-cultural, religious, and political progress of the Indian diaspora. It will also explore how the diaspora contributes to shaping a dynamic and impactful future. History of Hindostanis 1873-2023 aligns seamlessly with the objectives of this conference.

Ambassador Rajendre Khargi and Chan Choenni
The first copy was presented on April 30, 2025, to the Ambassador of Suriname, Rajendre Khargi, who also wrote the preface. He expressed his appreciation for the publication as a valuable tool to help bring the rich story of Surinamese Hindostanis to a global audience. Their heritage and contributions have been instrumental in the country’s success, and it is essential that their legacy is recognized and celebrated.
This publication has been made possible by:
het Cultuurfonds
Chan E.S. Choenni | History of Hindostanis 1873–2023 India-Suriname-The Netherlands | Sampreshan: Zoetermeer 2025 | ISBN 9789083345178 | Softcover | illustrations | 378 pp. | available via SAMPRESHAN.COM | €35,- Postal charges included within The Netherlands
How to order from abroad?
The price of the hardcover (POD) edition is €45 (shipping costs excluded). You can order History of Hindostanis by sending an e-mail to info@sampreshan.com. You will receive an invoice including shipping costs, and once payment is received, your order will be shipped via Postnl.
Download PRESS RELEASE: HISTORY OF HINDOSTANIS
- Published in BIBLIOTHEEK, Boeken, Migratiegeschiedenis
Nieuwe publicatie maakt geschiedenis van Hindostanen toegankelijk voor wereldwijd publiek – SAMPRESHAN
GESCHIEDENIS VAN HINDOSTANEN IS NU TOEGANKELIJK VOOR WERELDWIJD PUBLIEK
Onlangs is een Engelse publicatie over de geschiedenis van Hindostanen verschenen. History of Hindostanis 1873-2023. India-Suriname-The Netherlands van Chan Choenni is een beschrijving en analyse van de immigratie van Brits-Indische contractarbeiders in Suriname, hun ontwikkeling, integratie, groei tot de grootste bevolkingsgroep en vervolgens de massale emigratie naar Nederland voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname in 1975.
Chan Choenni heeft zes Nederlandstalige boeken over de Hindostaanse immigratie op zijn naam staan. Deze vormen een belangrijke bron van bewustwording van de historische en culturele erfenis. De geschiedenis van de Hindostanen verschilt van die van nakomelingen van Brits-Indische contractarbeiders in Britse kolonies, waarover diverse internationale publicaties zijn verschenen. Met History of Hindostanis worden nu ook de geschiedenis en ontwikkeling van Hindostanen in Suriname en in Nederland toegankelijk voor een groot internationaal publiek.
Van 30 mei – 2 juni 2025 vindt in Trinidad een Global Indian Diaspora Conference plaats als onderdeel van de evenementen ter gelegenheid van 180 jaar Indiase Immigratie (Indian Arrival Day). De eerste Brits-Indische contractarbeiders kwamen daar in 1845 aan.
Doel van de conferentie is om de economische, sociaal-culturele, religieuze en politieke vooruitgang van de Indiase diaspora te bekijken. Tevens zal worden nagegaan op welke wijze de diaspora bijdraagt aan het vormgeven van een dynamische en impactvolle toekomst. History of Hindostanis 1873-2023 sluit naadloos aan bij de doelen van deze conferentie.

Ambassadeur Rajendre Khargi en Chan Choenni
Het eerste exemplaar werd op 30 april 2025 in ontvangst genomen door de Ambassadeur van Suriname, Rajendre Khargi, die ook het voorwoord heeft geschreven. Hij sprak zijn waardering uit voor de publicatie als een waardevol instrument dat helpt om het rijke verhaal van de Surinaamse Hindostanen naar een wereldwijd publiek te brengen. Hun erfgoed en bijdragen zijn van groot belang geweest voor het succes van het land en het is essentieel dat hun nalatenschap wordt erkend en gevierd.
Deze publicatie is mogelijk gemaakt door:
het Cultuurfonds
Chan E.S. Choenni | History of Hindostanis 1873-2023. India-Suriname-The Netherlands| Sampreshan: Zoetermeer 2025 | ISBN 9789083345178 | Softcover | illustraties | pp. 378 | verkrijgbaar via SAMPRESHAN.COM | prijs € 35,- inclusief verzendkosten alléén in Nederland
- Published in BIBLIOTHEEK, Boeken, Migratiegeschiedenis
Contractarbeid uit de schaduw – Hindorama
Al langere tijd bestaat er onvrede in de Surinaams-Nederlandse gemeenschap over de onderbelichting van de contractarbeid in de koloniale geschiedenis. Het gaat hierbij om de contractarbeid van Chinezen, Hindostanen en Javanen. Met dit systeem verzekerden de Nederlandse kolonisatoren zich van zo goedkoop mogelijke arbeid op de plantages, omdat de slavernij onhoudbaar werd. In Suriname werd de slavernij afgeschaft in 1863. Voor elke groep had de contractarbeid zijn eigen kenmerken die het verloop ervan bepaalden. Zo startte de contractarbeid van de Chinezen in 1853 nog voordat de slavernij was afgeschaft, werden de Hindostanen vanaf 1873 op basis van een verdrag met Groot-Brittannië uit de toenmalige Britse kolonie Brits-Indië gehaald en werd in 1890 ook begonnen met de aanvoer van Javanen uit de eigen kolonie Nederlands-Indië. Na de contractperiode bleven de gevolgen ervan doorwerken. De scheiding tussen etnische groepen binnen de Surinaamse samenleving beperkte integratie en versterkte sociaaleconomische ongelijkheden.

Leden van het Collectief Contractarbeid met minister Eppo Bruins. (Foto H. Mingoen)
Uit de schaduw
Thans leven in Nederland grote groepen nakomelingen van deze contractarbeiders en ervaren zowel de Chinese, Hindostaanse als Javaanse gemeenschap uitdagingen rondom identiteit, integratie en erkenning. Het Collectief Contractarbeid, waarin de drie gemeenschappen samenwerken, heeft onlangs een Agenda voor de Toekomst aangeboden aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Eppo Bruins. Deze agenda is het resultaat van de in mei 2024 gehouden conferentie in Den Haag getiteld Contractarbeid uit de schaduw. Deze conferentie had het Collectief in samenwerking met het ministerie van OCW georganiseerd met als doel grotere bewustwording en zichtbaarheid van de geschiedenis van de contractarbeid in Suriname te bewerkstelligen.
Contractarbeid is een wezenlijk onderdeel van het koloniale verleden en verdient dan ook een centrale plaats in:
- het nationale bewustzijn en collectieve geheugen;
- beleidsmaatregelen en financiering gericht op de verwerking van het koloniale verleden;
- projecten die de doorwerking van het kolonialisme adresseren.
Met deze Agenda voor de Toekomst wordt gehoopt dit onderbelichte deel van het koloniale verleden tot een vanzelfsprekend onderdeel van het collectieve verhaal van Nederland te maken. Structurele erkenning van de geschiedenis van de contractarbeid draagt immers bij aan een inclusiever Nederland en een versterking van de gemeenschappen.
De Agenda bevat een viertal aanbevelingen. Deze houden verband met geïnstitutionaliseerd onderzoek, een versterkt narratief, symbolen in de openbare ruimte en erkenning van de doorwerking van de contractarbeid in het heden. Concreet wordt voorgesteld over te gaan tot:
- de oprichting van een kennisinstituut contractarbeid als centrale infrastructuur voor bewustwording en kennisdeling;
- een verhalende canon contractarbeid dat bijdraagt aan structurele zichtbaarheid van de geschiedenis en versterking van gemeenschapsidentiteit;
- een gezamenlijk monument voor contractarbeiders voor gezamenlijke reflectie op de gedeelde geschiedenis en individuele verhalen van contractarbeiders, en
- projecten m.b.t. herkenning en erkenning van de doorwerking van contractarbeid in het heden, waaronder de effecten van intergenerationeel trauma met specifieke aandacht voor identiteitskwesties, mentale gezondheid en sociale kansen.
Schat van kennis benutten
Bij dit alles is het van belang de bij de gemeenschappen aanwezige kennis en kunde te erkennen en te ondersteunen. De drie gemeenschappen beschikken over een schat aan kennis, creativiteit en initiatieven. Er zijn al veel kunst- en cultuurprojecten, educatieve initiatieven en vernieuwende ideeën ontwikkeld. Het is dan ook niet de bedoeling om van de grond af aan te beginnen maar initiatieven samen te brengen. In plaats van nieuwe structuren op te bouwen, is het belangrijk om bestaande projecten samen te brengen en deze meer zichtbaarheid en financiering te geven. Daarnaast kunnen de initiatieven die vaak op persoonlijke basis worden opgezet, veel effectiever zijn als ze structureel ondersteund worden door overheidsinstellingen of culturele organisaties. Structurele financiering draagt bij aan duurzame initiatieven in plaats van tijdelijke projecten. Dit helpt om continuïteit te waarborgen en versnippering te voorkomen.
De Agenda voor de Toekomst biedt aldus een routekaart voor beleidsvorming, onderwijs, cultuur en maatschappelijke initiatieven. Er worden onder meer mogelijkheden gecreëerd voor:
- historisch onderzoek en samenwerking met landen met een vergelijkbare koloniale geschiedenis, zoals Suriname, Indonesië en Maleisië;
- de ontwikkeling van een overstijgend verhaal dat de drie geschiedenissen van contractarbeid verbindt en laat zien hoe ze elkaar beïnvloeden, en
- meer aandacht voor niet alleen de historische context, maar ook de impact op de identiteit van nazaten in het heden.
Voor meer informatie over de Agenda voor de Toekomst kan men zich wenden tot de leden van het Collectief Contractarbeid uit de Schaduw:
Melvin Chang, vertegenwoordiger vanuit de Chinese gemeenschap, melvinchang@gmail.com
Bikram Lalbahadoersing, vertegenwoordiger vanuit de Hindostaanse gemeenschap, bikram.l@dji.minjus.nl
Hariëtte Mingoen, vertegenwoordiger vanuit de Javaanse gemeenschap, hariettemingoen@gmail.com
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis
Suriname tussen hoop en vrees: wat voorafging aan de onafhankelijkheid (1973-1975) – Roy Sankatsing

Beleid & Bestuur
De reden voor het schrijven van dit artikel is, dat naar mijn mening heel veel Surinamers en hun nakomelingen die in Nederland wonen en/of geboren zijn weinig weten over hetgeen plaats heeft gevonden op weg naar de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975 op sociaal-maatschappelijk en politiek gebied.
Waar het moment in andere voormalige koloniën vaak gepaard ging met vlagvertoon en trots, gebeurde in Suriname iets opmerkelijks: tienduizenden mensen verlieten het land, op de vlucht voor wat komen zou. Wat maakte deze onafhankelijkheid zo beladen, dat velen liever hun moederland verlieten dan er te blijven?
Om dat te begrijpen, moeten we terug naar de jaren voor 1975. Die periode laat zich samenvatten als een ingewikkelde mix van etnische spanningen, politieke intriges, sociale onrust en toenemende onzekerheid over de toekomst. Hieronder volgt een terugblik in vogelvlucht.
Spanningen onder de oppervlakte
Suriname kende vanaf de jaren vijftig een zogenoemde verbroederingspolitiek. Politieke partijen die verschillende bevolkingsgroepen vertegenwoordigden – zoals Creolen, Hindostanen, Javanen en anderen – probeerden met elkaar samen te werken. In theorie een mooi idee, maar in de praktijk steeds moeilijker houdbaar. Exponenten van de verbroederingspolitiek waren Johan Adolf Pengel van de Creoolse partij NPS en Jagernath Lachmon van de Hindostaanse VHP. Aan hun samenwerking kwam in 1967 een einde.
Het land had een koloniale bestuurscultuur, waarbij Nederland nog altijd veel macht uitoefende. Maar binnen Suriname groeide de wens om zelfstandig te regeren. Tegelijkertijd begonnen etnische groepen zich steeds meer te organiseren rondom hun eigen belangen. Vooral tussen Creolen (afstammelingen van tot slaaf gemaakten) en Hindostanen (afstammelingen van Brits-Indische contractarbeiders) bestond er rivaliteit en groeide het wantrouwen.
Een reeks gebeurtenissen zorgde ervoor dat de spanning toenam. In 1966 werd het kiesstelsel aangepast, wat gevolgen had voor de machtsverdeling tussen bevolkingsgroepen. Voorheen was de Creoolse bevolkingsgroep altijd in het voordeel; de wijziging bracht een eerlijker systeem van evenredige vertegenwoordiging van de verschillende bevolkingsgroepen tot stand. In 1969 viel de regering van Pengel, na aanhoudende stakingen en economische problemen. Daarna volgde een korte periode van een interim-regering. De verkiezingen van 1969 leverde een overwinning op voor de VHP. VHP-leider Lachmon zag af van het premierschap. Er trad een nieuwe coalitie van de VHP en de Creoolse PNP (een afsplitsing van de NPS) aan onder leiding van Jules Sedney van de PNP.
Hoewel Sedney zelf een Creool was, werd de regering door veel Creolen gezien als een regering die vooral de belangen van de VHP diende. Sedney kreeg onder de Creoolse bevolking al snel de bijnaam Bobo – een term die zoveel betekent als “sufferd” of “naïeveling”. Dit illustreert hoe diep de animositeit zat.
De machtsstrijd achter de schermen
De politieke spanningen draaiden niet alleen om wie er aan de macht was, maar ook om wie er in de toekomst aan de touwtjes zou trekken. De Creolen waren gewend de staatsmacht uit te oefenen en meende dat die ook aan hen voorbehouden was. Hindostanen waren inmiddels in de meerderheid qua bevolkingsaantal en stonden bekend om hun economische discipline en sociale samenhang. Dat boezemde bij veel Creolen angst in: zouden zij straks overheerst worden? Omgekeerd bestond er ook angst bij Hindostanen voor Creoolse overheersing.
Deze angst werd nog gevoed door herinneringen aan etnisch geweld in het naburige Guyana, waar in de jaren zestig spanningen tussen Creolen en Hindostanen uitmondden in bloedige conflicten. Guyanese Hindostanen werden daar het slachtoffer van. Zulke verhalen gingen rond en voedden het wantrouwen in de eigen samenleving.
Intussen groeide ook in Nederland de zorg. De migratie van Surinamers naar Nederland was al jaren aan de gang, maar begon op te lopen. Veel politici, vooral van de PvdA, vreesden dat die migratiestroom uit de hand zou lopen. Tegelijk zagen ze dat het moeilijk was om in Suriname tot een stabiel bestuur te komen zolang het land formeel nog onderdeel was van het Koninkrijk der Nederlanden.
Daarom ontstond aan beide kanten van de oceaan een opvallende coalitie: Nederlandse sociaaldemocraten en Surinaamse Creoolse leiders zoals Henck Arron zagen onafhankelijkheid als een manier om grip te krijgen op de situatie. Voor Nederland zou het betekenen dat Surinamers een eigen nationaliteit kregen en dus niet meer automatisch toegang hadden tot Nederland. Voor sommige Surinaamse leiders bood onafhankelijkheid de kans op “Creoolse” controle over het staatsapparaat.
Een onafhankelijkheid zonder draagvlak
Maar was de bevolking hier klaar voor? Volgens mij en met mij velen, was dit niet het geval. Integendeel, het idee van onafhankelijkheid riep bij velen juist angst op. Suriname had geen lange antikoloniale strijd gekend, zoals Indonesië. Er was ook geen sterke nationale identiteit die alle bevolkingsgroepen bond. In plaats daarvan overheerste het gevoel van onzekerheid: wat gebeurt er als Nederland zich terugtrekt? Krijgen de Hindostanen dan alle macht ? Of juist de Creolen? En wat betekent het voor de economie?
Omdat de politiek geen breed draagvlak had voor onafhankelijkheid, werd er ook geen referendum gehouden. Dat zou waarschijnlijk op een “nee” zijn uitgedraaid. In plaats daarvan werd de datum gewoon vastgesteld door de regering Arron, die er na de verkiezingen van 1973 voor had gekozen geen samenwerking aan te gaan met Hindostaanse partijen. En toen begon het echte drama.

Aankomst in Nederland. Foto: NA – Hans Peters
Massale uittocht
Tussen 1973 en 1975 begon een ware exodus. In eerste instantie waren het vooral Hindostanen die vertrokken. De VHP, hun politieke partij, sprak zich openlijk uit tegen de onafhankelijkheid. Op partijbijeenkomsten werd het publiek gewaarschuwd voor mogelijke vervolging, onderdrukking en chaos. De vrees werd vaak toegelicht in het Nederlands, maar toespraken in het Sarnámi (de Hindostaanse volkstaal) maakten de meeste indruk.
Veel mensen wilden het risico niet nemen. Nederland werd gezien als veiliger, stabieler, en vooral: bekend terrein. De Surinaamse gemeenschap had er al wortel geschoten. Families haalden elkaar over, buren vertrokken samen, en het vertrek van de een leidde tot de angst van de ander: “Als zij weggaan, waarom zou ik dan blijven?”
In korte tijde verlieten tienduizenden mensen het land. In de periode 1974 – 1975 alleen al migreerden 57.601 Surinamers naar Nederland. Meer dan de helft van hen was Hindostaans. Maar naarmate de onafhankelijkheid dichterbij kwam, sloten ook Creolen en Javanen zich aan bij de massale vlucht. Angst werd een collectief verschijnsel, versterkt door media, kerken en buurtpraat.
De regering in Paramaribo kon of wilde die stroom niet tegenhouden. Sommige politici – cynisch of realistisch – dachten zelfs: laat ze maar gaan. Met minder Hindostanen zou het numerieke machtsverschil immers weer verschuiven ten gunste van de Creolen.
Waarom mensen vertrokken
Er is vaak geprobeerd te achterhalen wat de precieze motieven waren van de mensen die wegtrokken. Maar veel Surinamers die in Nederland arriveerden, gaven sociaal wenselijke antwoorden of beschermden hun zelfbeeld. Toch is duidelijk dat de migratie meer was dan zomaar een economische beslissing. Het ging om veiligheid, toekomstzekerheid en wantrouwen tegenover de Surinaamse politiek.
Het is belangrijk te beseffen dat deze migratie, die eerst economisch van aard was, in korte tijd veranderde in een massavlucht. Er was een psychologisch kantelpunt: hoe meer mensen uit een buurt vertrokken, hoe groter de druk op de achterblijvers om hetzelfde te doen. Het idee om achter te blijven in een leeglopend land werkte verlammend.
Ook de massamedia speelden een rol. Met televisie en radio als belangrijkste informatiebronnen werd elke discussie over de onafhankelijkheid breed uitgemeten. De publieke onzekerheid werd zo steeds verder aangewakkerd. Mensen stemden niet in een stemhokje, ze stemden met hun voeten.

Onafhankelijkheid Suriname 25 november 1975 v.l.n.r. Arron, van Genderen, Prinses Beatrix, Ferrier en Lachmon bij de plechtigheid. Foto: NA – Bert Verhoeff
Een bevochten vrijheid?
Op 25 november 1975 was het zover: Suriname werd onafhankelijk. Maar de feestelijkheden in Paramaribo konden het gevoel van verlies en onzekerheid niet volledig maskeren. Veel burgers ervoeren het niet als een bevrijding, maar als het begin van iets onbekends en beangstigends.
De onafhankelijkheid werd uiteindelijk niet gedragen door een brede volksbeweging, maar door een kleine groep politici met uiteenlopende belangen. Aan Nederlandse kant speelde migratiebeperking een grote rol; aan Surinaamse kant de wens om de touwtjes zelf in handen te krijgen, vaak vanuit etnisch-politieke motieven.
Wat resteerde was een jonge republiek met een zwak fundament, een getraumatiseerde samenleving en een enorme diaspora in Nederland. In die zin was Suriname bij de geboorte als natie al verdeeld, niet alleen door etnische grenzen, maar vooral door de vraag: wie hoort erbij en wie vertrekt?
De geschiedenis van Suriname’s onafhankelijkheid is dus zeker niet alleen een verhaal van politieke besluiten, maar vooral ook van emotie, angst, hoop en teleurstelling. Het is een geschiedenis die nog altijd doorwerkt, in de gemeenschappen aan beide kanten van de oceaan.
Tot slot:
Wie vandaag de dag kijkt naar de band tussen Suriname en Nederland, ziet de erfenis van deze haastige breuk nog steeds. De verdeeldheid die in de jaren zeventig zijn kiem vond, werkt nog altijd door – sociaal, cultureel en politiek.
Suriname kreeg formeel vrijheid, maar verloor onderweg iets anders; het vertrouwen van een groot deel van zijn eigen bevolking. Dat zou iedereen die het heden van de postkoloniale verhoudingen wil begrijpen, tot nadenken moeten stemmen.
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Suriname
Documentaire Vals Paradijs – Hindorama.com
“Ooit vertrokken onze voorouders met een droom en ook voor ons zit er nog altijd een zoektocht naar identiteit, aangezien deze vanuit de dubbele migratieachtergrond volledig gemixt is.”

Pavan Marhé en Feroz Amirkhan in Suriname
De afgelopen twee jaar is er in Nederland steeds meer aandacht besteed aan andere delen van de koloniale geschiedenis dan het slavernijverleden. Een daarvan is de contractarbeid van Brits-Indiërs van wie de nakomelingen in Suriname Hindostanen worden genoemd. In andere landen, bijvoorbeeld Guyana en Trinidad, spreekt men van Indo-Guyanezen en Indo-Trinidadianen.

Plantage Frederiksdorp – Suriname
De in Nederland geboren en getogen neven Pavan Marhé en Feroz Amirkhan zorgen nu voor een nieuwe inkijk in dit verleden met hun documentaire Vals Paradijs: Het verborgen verhaal van de Hindostanen. Zij treden in de voetsporen van hun overgrootvader Farkichand Rajvanshi, contractarbeider L1129. Daarmee laten ze de tocht zien die onze voorouders vanuit India aflegden naar het Caribisch gebied in de negentiende en begin twintigste eeuw.

Suikerrietplantage – Nieuw Amsterdam – Guyana
De reis van Pavan en Feroz brengt hen niet alleen naar Suriname waar de contractarbeid duurde van 1873-1920, maar ook naar Guyana en Trinidad. Immers, de geschiedenis van de Hindostanen in Suriname is begonnen nadat hetzelfde systeem in Guyana en Trinidad, ‘’succesvol’’ gestart was. In Guyana begon de contracttijd al in 1838 en in Trinidad in 1845. In deze drie landen wonen grote Hindostaanse gemeenschappen met een soortgelijke gemengde historie en cultuur. Ze bezoeken er historisch relevante plekken, zoals de aankomstplekken van de schepen, monumenten en (suikerriet)plantages waar de Hindostaanse voorouders hebben gezwoegd en gezweet, en nemen een kijkje in oude suikerfabrieken en barakken.

Couva – Trinidad
Om een beter beeld te krijgen van het leven, gaan beide neven zelf ook op een suikerrietveld werken en met arbeiders daar in gesprek. Het grotere verhaal brengen ze ook dicht bij zichzelf door een deel van hun eigen familieverhaal erin te betrekken. Daarnaast nemen ze een kijkje in het dagelijks leven van de Hindostaanse bevolkingsgroep en komen ze culturele elementen tegen die de contractarbeiders uit India hebben meegenomen, zoals volksmuziek en dans. Voorts bespreken ze ook identiteitsvraagstukken als gevolg van de dubbele migratie van Hindostanen: India-Suriname-Nederland.
“Met de documentaire willen we een verhaal laten zien van pijn en leed, en tegelijkertijd ook van vooruitgang, veerkracht en het leunen op sterke schouders, waarvoor wij onze voorouders dankbaar zijn.”
Vals Paradijs is te zien op zondag 19 januari 2025 om 22:10 uur op NPO2
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis
Tweede herdenking in Den Haag van de opstand op plantage Mariënburg – Hindorama.com
Op dinsdag 30 juli 2024 werden in Den Haag door ruim 250 aanwezigen de dodelijke slachtoffers van de opstand op suikerplantage Mariënburg 122 jaar geleden plechtig herdacht. Dit was de tweede herdenking in Nederland georganiseerd door de stichting Eerherstel Mariënburg.
Op woensdag 30 juli 1902 werd door Nederlandse militairen een bloedbad aangericht onder Hindostaanse contractarbeiders die werkzaam waren op Mariënburg. Ruim 200 contractarbeiders wilden hun gearresteerde broeders bevrijden. Deze waren in de ochtend opgepakt en opgesloten in het fabriekscomplex omdat zij ervan werden verdacht de dag ervoor de Schotse plantagedirecteur James Mavor te hebben doodgekapt met houwers. Ongenoegen over machtsmisbruik en onderdrukking door de leidinggevenden, korting op lonen en seksuele intimidatie van vrouwelijke contractarbeiders had tot deze agressieve daad geleid. Bij de opstand waren zowel Hindostaanse als Javaanse contractarbeiders betrokken, maar laatsten trokken zich terug nadat er waarschuwingsschoten waren gelost. Toen er gericht werd geschoten, vielen er 24 doden van wie 16 ter plekke stierven. Hun lijken werden in een massagraf gestort en overgoten met ongebluste kalk zodat de beenderen snel zouden vergaan en er geen herinneringsplek zou ontstaan.
Het massagraf is tot heden niet teruggevonden. Tijdens de herdenkingsplechtigheid werden de namen van de 24 slachtoffers een voor een opgenoemd en werden bloemen gelegd bij het paneel waarop de namen stonden vermeld. De herdenking vond plaats in het gebouw van de VAHON Hindoe Basisschool in Den Haag en ging gepaard met een lezing en poëzievoordrachten. Vanuit Suriname was er een videoboodschap van president Santokhi en een live verbinding met Mariënburg, waar op dat moment een kleine herdenkingsceremonie werd gehouden. In Suriname organiseert men in principe geen jaarlijkse herdenking; in 2022 was er de 120ste herdenking en in 2027 zal een 125ste herdenkingsbijeenkomst plaatsvinden.
De Nederlandse stichting Eerherstel Mariënburg ijvert voor aandacht voor deze zwarte bladzijde in Nederlandse koloniale geschiedenis en streeft in nauwe samenwerking met Surinaamse partners ernaar de overgebleven gebouwen op de plantage te renoveren en een nuttige bestemming te geven. Zo zou de oude directeurswoning kunnen worden ingericht als museum voor contractarbeid in Suriname, contractarbeid van Chinezen, Hindostanen en Javanen, en ook van een kleine groep personen van Caribische eilanden, waaronder Barbados en Sint Lucia. Aangezien de stichting zich hiervoor inzet met vrijwilligers en zeer beperkte financiële middelen, is steun welkom. Zie voor meer informatie: Eerherstel Mariënburg
(eerherstel-marienburg.nl)
Foto’s: Ashwari Akloe en Radjin Thakoerdin
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, NIEUWS
BOEKPRESENTATIE 150 jaar Hindostanen 1873-2023 – Een geschiedenis van twee migraties – Chan Choenni en Kanta Adhin
Op 1 juni 2024 vond in het Nationaal Archief de presentatie plaats van het boek 150 jaar Hindostanen 1873-2023 – Een geschiedenis van twee migraties van Chan Choenni en Kanta Adhin.
Tijdens de 150ste herdenking van de Hindostaanse Immigratie op 5 juni 2023 in Den Haag constateerde Minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap dat de geschiedenis van Hindostanen in Nederland nog te onbekend is. Velen krijgen vroeg of laat de vraag: Waar kom je vandaan? Uit India? “En wat antwoord je dan? Nee, althans, ja, je voorouders komen uit India, maar zelf ben je geboren in Suriname, of in Nederland. Zo’n vraag laat zien dat het verhaal van de Hindostanen nog te onbekend is, misschien ook doordat ze zo geruisloos integreerden in de Nederlandse samenleving”, aldus de minister.
In hun boek geven de auteurs zowel een historisch als een actueel overzicht van de Hindostanen in Suriname en in Nederland en de relaties door de tijd heen met India, het land van de voorouders. Aan bod komen onder meer het wel en wee van de contractarbeiders, burgerschap, integratie, cultuur, religie, politieke participatie, de onderlinge relaties en de ontstane driehoeksrelatie met India. Persoonlijke verhalen en foto’s verlevendigen het beeld. Daarnaast krijgt de lezer een indruk van de samenhang van de verschillende delen van de geschiedenis en de doorwerking naar het heden.
Hindostanen zijn de nakomelingen van de contractarbeiders die vanuit toenmalig Brits-Indië naar Suriname werden overgebracht om er na de afschaffing van de slavernij op de plantages te werken. In 1870 sloot Nederland een overeenkomst met Groot-Brittannië en op grond daarvan arriveerden van 1873 tot 1916 ruim 34.000 arbeiders met een vijfjarig contract in Suriname, de zogenoemde Brits-Indische immigranten die zich later Hindostani noemden. Daartoe gestimuleerd door de koloniale overheid, vestigde ruim twee derde zich in Suriname na afloop van het contract. Begin jaren zeventig van de twintigste eeuw waren Hindostanen de grootste bevolkingsgroep in het multi-etnische Suriname. In het proces naar de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 werden zij echter politiek buitengesloten. Dit leidde tot een tweede migratie uit angst voor de ongewisse toekomst. Voorafgaand aan de onafhankelijkheid arriveerden ongeveer 40.000 Hindostanen in Nederland. Daarna kwamen nog kleinere aantallen. Anno 2023 is het aantal Hindostanen meer dan verviervoudigd en vormen zij de grootse groep onder de Surinamers in Nederland. En toch worden ze vaak niet met het Nederlands-Surinaamse koloniale verleden geassocieerd.
Tijdens de discussie kwamen onder meer verschillen tussen de contractarbeid en slavernij aan de orde, alsook het behoud en de ontwikkeling van de Hindostaanse cultuur en de taal, het Sarnámi, in Nederland. In dit verband memoreerde Chan Choenni dat de website Hindorama.com die in 2019 werd gelanceerd, precies vijf jaar bestaat.
Het eerste exemplaar van 150 jaar Hindostanen werd in ontvangst genomen door burgemeester Jan van Zanen van Den Haag, de stad met het grootste aantal Hindostanen. Namens minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap nam Christianne Mattijssen, directeur Erfgoed en Kunsten, een exemplaar in ontvangst. De minister nam zelf een exemplaar in ontvangst op 5 juni tijdens de herdenkingsbijeenkomst van de Hindostaanse Immigratie op het Hobbemaplein in Den Haag. Daar werd het boek tevens aangeboden aan ambassadeur Rajendre Khargi van Suriname en ambassadeur Reenat Sandhu van India.
Hieronder volgen de inleiding van Kanta Adhin tijdens de boekpresentatie op 1 juni en het dankwoord van burgemeester Jan van Zanen.
Inleiding door KANTA ADHIN bij de presentatie van 150 jaar Hindostanen 1873-2023- een geschiedenis an twee migraties in het Nationaal Archief te Den Haag, 1 juni 2024
Geachte burgemeester en andere aanwezigen, lieve vrienden,
Waarom weer een boek over de Hindostanen en de contractarbeid van de voorouders? Er zijn in de loop der jaren al vele publicaties verschenen. Ook van de heer Chan Choenni. Hij heeft menig lijvig boekwerk geproduceerd. Daarnaast zijn er ook diverse deelstudies en persoonlijke verhalen.
Toch constateerde minister Dijkgraaf vorig jaar dat de geschiedenis van Hindostanen nog te onbekend is, en dat het 150steherdenkingsjaar moest worden aangegrepen om ook aan deze geschiedenis een stem te geven. We besloten daarom de geschiedenis nogmaals voor het voetlicht te brengen.
Niet alleen vanuit het idee frappez-toujours, maar ook om iets meer te brengen. Namelijk een historisch én actueel overzicht over 150 jaar. De drie grote onderdelen van het boek zijn: het systeem van contractarbeid en de contracttijd in Suriname, de vestiging en ontwikkeling van Hindostanen in Suriname en de vestiging en ontwikkeling in Nederland. Daarbij is er onder meer aandacht voor identiteitsontwikkeling, integratie, cultuur, religie, sociale problematiek, vrouwenemancipatie, politieke participatie.
In Nederland worden Hindostanen vaak niet geassocieerd met Suriname. Dat heeft wellicht te maken met de driehoeksrelatie Suriname – Nederland – India waarbij de Indiase cultuur en spiritualiteit altijd een belangrijke rol zijn blijven spelen. Hindostanen in Nederland zijn zowel op Suriname als op India georiënteerd. En er is sprake van een toenemende oriëntatie op India. Vooral bij de niet in Suriname geboren generaties. Ook deze ontwikkeling vormt een onderdeel van het boek.
De laatste tijd zie je toch dat veel meer Hindostanen in Nederland, ook jongeren, zich bezighouden met het lot van hun voorouders die in Suriname als contractarbeider hebben gewerkt op de plantages, nadat de slavernij was afgeschaft. Zij willen ook erkenning van dat deel van de koloniale geschiedenis. En terecht. De contractarbeiders waren uit toenmalig Brits-Indië naar Suriname overgebracht onder een door Groot-Brittannië en Nederland gecreëerd systeem. Zij kwamen als immigranten binnen. Hun navelstreng is dan misschien niet in Suriname begraven, maar hun bloed, zweet en tranen zijn wel degelijk vermengd met de Surinaams aarde.
Alle nakomelingen hebben een eigen persoonlijke geschiedenis. Bij het op zoek gaan spelen er vragen, zoals: Zijn onze voorouders tegen hun wil in geronseld? Hadden zij misschien een bepaalde reden om uit India te vertrekken? Hoe werden zij behandeld? Waarom besloten zij zich in Suriname te vestigen? Allemaal vragen die lang niet altijd te beantwoorden zijn, omdat er vaak niet over werd gesproken. Voor de één kan het gaan om een succesverhaal, voor de ander om een verdrietig verhaal.
Meer bekendheid met de geschiedenis is niet alleen van belang in het kader van de reflectie op het koloniale verleden in Nederland. Ook voor de nakomelingen is het van belang dat zij naast het eigen familieverhaal, kennis hebben van het bredere plaatje. Contractarbeid was zonder meer een systeem van uitbuiting. Maar onze voorouders waren geen willoze slachtoffers. Ze kwamen op voor hun rechten, getuige diverse opstanden waarvan sommige bloedig zijn beëindigd. Daarnaast zagen velen in de contractarbeid ook kansen op een beter bestaan.
De tweede migratie vanuit Suriname naar Nederland begin jaren zeventig is van een andere orde. In Suriname waren Hindostanen op dat moment de grootste bevolkingsgroep; bij de laatste volkstelling in 2012 waren zij dat nog steeds. Hier vormen zij nu ongeveer een procent van de bevolking.
Je ziet wel parallellen in de ontwikkeling, zoals een focus op sociaaleconomische vooruitgang, een sterke gerichtheid op de eigen cultuur. Maar bijvoorbeeld ook het liever niet praten over problemen. Vaak wordt gezegd dat Hindostanen geruisloos zijn geïntegreerd.
Het boek bevat een beschrijving van al deze aspecten met tussendoor korte persoonlijke verhalen en foto’s. Het is gebaseerd op het vele werk dat Chan Choenni eerder heeft verricht. Nu herschreven voor een breder publiek, aangevuld en geactualiseerd, en geplaatst in de bredere discussie over het koloniaal verleden en de doorwerking daarvan.
Wij hebben ook gebruikgemaakt van informatie verkregen via activiteiten van het Jnan Adhin Instituut (JAI) en de website Hindorama.com. JAI bestaat dit jaar 20 jaar. De activiteiten zijn gericht op kennisverzameling en overdracht, met name kennis over de Hindostaanse geschiedenis en cultuur en over de multiculturele samenleving. De website Hindorama.com bestaat nu precies vijf jaar en legt zich toe op informatie over Hindostanen, maar bevat ook bredere informatie over Suriname en andere Surinaamse bevolkingsgroepen.
Met deze publicatie willen wij bijdragen de Hindostaanse geschiedenis een plek te geven in de gezamenlijke geschiedenis. Het gaat ons niet om een beladen plek, maar om een vanzelfsprekende plek. Hindostanen, evenals andere Surinaamse bevolkingsgroepen, zijn immers al zo een 50 jaar deel van de Nederlandse samenleving.
In dit verband citeer ik, tot slot, graag uit een gedicht van Jit Narain die de grootste Sarnámi dichter kan worden genoemd. Sarnámi is een van de talen van Suriname die is voortgekomen uit Indiase streektalen. Jit Narain overleed in februari van dit jaar. Dit fragment komt uit zijn laatste bundel getiteld mijn plek wil wonen die in 2022 verscheen.
dari khojilá jahal ná
khuleám ham rahibe
ná bans ke dar se
ná puráná bhár ke dabáw se
een plek zoek ik, geen gevang
in alle openheid zal ik leven
zonder angst voor mijn komaf
niet onder druk van oude lasten
* * *
Dankwoord door JAN VAN ZANEN bij de boekpresentatie 150 jaar Hindostanen – een geschiedenis van twee migraties, 1 juni 2024
Goedemiddag allemaal,
Geachte Chan Choenni en Kanta Adhin,
Van harte gefeliciteerd met de presentatie van uw nieuwe boek.
Uitgever Thakoerdin, m’n complimenten.
Dank voor dit boek over de geschiedenis van de twee migraties.
Van Brits-Indië naar Suriname, van uitzichtloze armoede naar de contractarbeid na de afschaffing van de slavernij.
Van Suriname tot en met de komst naar Nederland in de jaren zeventig van de vorige eeuw.
Het kan niemand ontgaan zijn dat het afgelopen jaar 150 jaar Hindostaanse immigratie werd herdacht.
We kijken terug op een jaar met diverse succesvolle bijeenkomsten en evenementen.
Het heeft de geschiedenis en het heden van de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap vol in het licht gezet.
Het was de herdenking van een dubbele migratie.
Eerst de migratie naar Suriname die begon met de reis van de eerste contractarbeiders met het schip de Lallah Rookh in 1873.
Honderd jaar later volgde de migratie van grote aantallen Hindostaanse Surinamers naar Nederland en Den Haag in het bijzonder.
Den Haag zou ermee uitgroeien tot hoofdstad van de Hindostaanse gemeenschap in Nederland.
Naar die migratie heeft u beide veel onderzoek gedaan.
U heeft er over geschreven en gesproken. Met het verschijnen van dit boek wordt dit herdenkingsjaar passend afgesloten.
De geschiedenis van de Hindostaanse gemeenschap gaat ondertussen gewoon door.
In Suriname en hier in Den Haag waar de Hindostanen een gewaardeerd onderdeel vormen van de diverse samenleving.
Dank u wel.
Burgemeester Jan van Zanen van Den Haag nam tijdens de boekpresentatie het eerste exemplaar in ontvangst (1 juni 2024, Nationaal Archief Den Haag).
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis
Book launch on 1 June 2024 of 150 years of Hindostani’s 1873-2023 – A history of two migrations – Chan Choenni & Kanta Adhin
On 1 June 2024, the Dutch book 150 years Hindostani’s 1873-2023 – A history of two migrations by authors Chan Choenni and Kanta Adhin was launched in the National Archives in the city of The Hague, The Netherlands.
Hindostani’s are the descendants of the indentured labourers who were brought to Suriname from then British India to work on the plantations after the abolition of slavery in 1863. This occurred on the basis of the 1870 agreement between the Netherlands and Britain ‘concerning the immigration of free workers from British India for the colony of Suriname’, known as the Immigration Treaty or the Coolie Treaty. The first group of 410 indentured labourers arrived in Suriname on 5 June 1873 with the ship Lalla Rookh. Annually, 5 June is commemorated and celebrated as the Day of the Hindostani Immigration.
From 1873 to 1916, over 34,000 workers were brought to Suriname with a five-year contract, the so-called British-Indian immigrants who later called themselves Hindostani’s. After five years they could return to their home country, enter into a new five year contract or stay in Suriname as a free worker. The colonial government was very pleased with their work ethic and encouraged stay in Suriname. As a result, more than two-thirds settled in Suriname after the contract expired. They played a pivotal role in the agricultural economy of Suriname. As immigrants, they and their descendants experienced discrimination and exclusion that continued after they obtained Dutch citizenship in 1927. Even when they were the largest population in multi-ethnic Suriname around 1970 – with a share of about 37 per cent – they were politically excluded during the process towards independence of Suriname in 1975.

Hindostani farmers became major producers of rice in Suriname.
This led to a second migration out of fear of the uncertain future. Prior to independence, about 40,000 Hindostani’s arrived in the Netherlands, with smaller numbers afterwards. Today, the approximately 180,000 Hindostani’s make up about one per cent of the Dutch population and are the largest group among the Surinamese population in the Netherlands. Still many Dutch people are not aware of the Surinamese background of the Hindostani people and their history. They are often directly associated with India.
The book 150 Years of Hindostani’s 1873-2023 – A History of Two Migrations provides insight into indentured labour as a system of exploitation, but also of opportunities. The Hindostani ancestors were not passive victims. They stood up for their rights, as evidenced by several uprisings, some of which ended in bloodshed. Besides, many also saw opportunities for a better life and took initiatives to improve their lot. The book further contains a historical and current overview of Hindostani’s in Suriname and in the Netherlands and their relations through time with India, the land of their ancestors. Topics covered include citizenship, integration, culture, religion, political participation, interrelationships between the Surinamese and the Dutch Hindostani communities and their (increasing) orientation towards India resulting in a triangular relationship between the three countries. Personal stories and photographs contribute to a vivid picture.
Currently, there is an ongoing debate in the Netherlands on colonial history which is dominated by slavery. With this book the authors draw attention to another part of the colonial history, that of indentured labour and developments afterwards. There are some parallels how the communities developed in Suriname and in the Netherlands, such as a strong focus on socio-economic progress, preservation of their culture and their orientation towards India, with Bollywood as an important factor. But also, for example, an inclination not to talk about problems. In the Netherlands, Hindostani’s are often seen as silent migrants.

Tribute by President Murmu of India and President Santokhi of Suriname to the indentured labourers who emigrated from India to Suriname and helped build Suriname (5 June, 2023).
In Suriname, they are still the largest group and currently, besides their dominant socio-economic position in the country, they also possess political power. In 2020 a Hindostani president was elected. On 5 June 2023, president Draupadi Murmu of India attended the 150th commemoration of Hindostani Immigration Day in Suriname. It was her first official visit to a foreign country after her inauguration in 2022.
On 1 June, the first copy of the book was officially presented to mr Jan van Zanen, the Mayor of the Municipality of The Hague that harbors the largest Hindostani population. Further copies were presented that day to ms Padma Ratan-Jipat, an active member of the Hindostani community in The Hague whose activities reflect the triangular relationship Suriname-The Netherlands-India; mr Rabin Baldewsingh, Government Commissioner with the function of National Coordinator against Discrimination and Racism who, as a member of the Hindostani community, is a firm advocate of preserving the Hindostani language (Sarnámi) and culture; mr Krish Gupta, director of the Gandhi Centre which is the cultural wing of the Embassy of India in The Netherlands; and to mr Arjan Agema, representative of the National Archives hosting the book launch.

Immigration celebration in Nijmegen during the 150th Commemoration Year (2023).
During the commemoration of the Day of the Hindostani Immigration on 5 June at the Immigration Monument in The Hague, the authors also presented copies of their book to the Minister of Education, Culture and Science, mr Robbert Dijkgraaf, to the Ambassador of India, Ms Reenat Sandhu and to the Ambassador of Suriname, mr Rajendre Khargi.
Both authors live in The Netherlands. Mr Chan Choenni is a former professor of Hindostani migration to the special Lalla Rookh Chair at the Vrije Universiteit Amsterdam; Kanta Adhin is a former Dutch diplomat and associated with the website Hindorama.com as editor-in-chief and columnist. The authors previously worked together on publications about Hindostani migration and integration in 2003 and 2008.
The book, written in Dutch, is available via the webshop of the publisher www.SAMPRESHAN.com and (online) bookstores in the Netherlands.
Mayor Jan van Zanen of The Hague received the first copy during the book launch (June 1, 2024, National Archives of The Hague).
The authors presented a copy to minister Robbert Dijkgraaf of Education, Culture and Science during the commemoration of the Hindostani Immigration on 5 June 2024 (Hobbemaplein The Hague).
* * *
Chan E.S. Choenni en Kanta Sh. Adhin | Sampreshan: Zoetermeer 2024 | ISBN 9789083199696 | softcover (genaaid gebonden) | ong. 180 illustraties | pp. 280 | €27,50 | Bestel bij SAMPRESHAN.COM
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis