Hindorama

Let's get IN(fo)SPIRED!
  • HOME
  • ACTUEEL
  • CULTUUR
  • COLUMN
  • INTERVIEW
  • JAI
    • JNAN ADHIN INSTITUUT (JAI)
    • BIBLIOTHEEK
      • INFOSITE / EEN OVERZICHT
      • JNAN HANSDEV ADHIN
      • MIGRATIEGESCHIEDENIS
  • OVER ONS
    • CONTACT
    • WEBSHOP Sampreshan.com
    • ADVERTEREN
    • NUTTIGE LINKS | DOWNLOAD
WEBSHOP

Gesprek met pedagogisch adviseur Aisah Manraj-Abdoel – Kanta Adhin

donderdag, 10 juli 2025 by Redactie Hindorama

“Hindostanen doen het goed, maar we moeten het succesverhaal wel nuanceren.”

In de aanloop naar de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975 vertrokken tienduizenden Surinamers naar Nederland uit vrees voor een onzekere toekomst. Het grootste deel vestigde zich in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Ze hadden dan wel hun Nederlandse nationaliteit behouden, maar het leven in Nederland was heel anders dan in het tropische Suriname; ze liepen aan tegen uitdagingen als discriminatie, slechte behuizing en werkloosheid. Daarnaast was er sprake van culturele ont­worteling. De Surinaamse welzijnsorganisaties die vanaf de jaren zeventig in diverse steden ontstonden, boden gerichte ondersteuning. Veel Hindostanen vestigden zich in Den Haag; daar had je de Stichting voor Surinamers en later het Surinaams Regionaal Steunpunt. Anno 2025 vormen Hindostanen zo een 10% van de ruim 560.000 inwoners en zijn daarmee de grootste minderheidsgroep in deze stad. Den Haag wordt tegenwoordig ook de Hindo­staanse hoofdstad van Europa genoemd. Hindo­stanen worden gezien als een dynamische gemeenschap met een stabiele sociaaleconomische positie en een rijk cultureel leven. “Ik ben er trots op dat het goed gaat met onze groep, maar er zijn nog steeds aandachtspunten die niet mogen worden verwaarloosd,” zegt Aisah Manraj-Abdoel, cultureel antropoloog en pedagogisch adviseur, die zich al meer dan dertig jaar bezig­houdt met hulpverlening aan kwetsbare groepen. Zij is van mening dat stellige uitspraken dat Hindostanen succesvol zijn, nuancering verdienen.

Aisah Manraj (Foto: Hindorama)

Veel kracht geput uit pijn en verdriet
In het begin ging het om hulpverlening die specifiek gericht was op Surinamers, in het bijzonder Hindo­sta­nen als grootste groep in Den Haag. Aisah maakte alle her­vor­mingen en re­or­ganisaties van de welzijnssector mee al naar gelang het over­heidsbeleid met betrekking tot de integratie van minder­heden, toegankelijkheid van de hulp, efficiëntie, sturing en verantwoording van subsidies verander­de. Etnisch-specifieke welzijnsorganisaties werden in de jaren negentig samengebracht of vervangen door grotere, professionelere instellingen. Er werd een overstap gemaakt van doel­groepen­beleid (beleid per etnische groep) naar behoefte­beleid (gericht op sectoren als armoede, werkloosheid, huis­vesting, ongeacht afkomst). Aisah heeft zich in dat veranderende veld staande gehouden en is zich blijven bekommeren om de kwetsbaren in de samenleving. “Je kunt je ogen niet dichtdoen voor degenen die nog wel problemen hebben, ook al gaat het als groep nu beter.”

Aisah verhuisde op elfjarige leeftijd uit Paramaribo naar Nederland. Ze arriveerde op Schiphol op 4 juni 1972 samen met haar náni en náná (grootouders van moederszijde). Zelf heeft zij de nodige uitdagingen gekend als kind. Ze werd geboren uit een relatie van haar moeder met een getrouwde hindoeman. Haar moeder vertrok in de jaren zestig naar Nederland en liet haar in Suriname achter bij haar náni en náná. Náni was hindoe, náná was moslim. Aisah draagt de achternaam Abdoel van haar moeder. Toen zij drie maanden was hebben haar grootouders haar laten dopen en draagt zij ook de voornaam Elisabeth. “Toen mijn náni en náná in Suriname gingen trouwen, was dat een heel gedoe. Echt not done dat een hindoe en moslim met elkaar gingen trouwen. Uiteindelijk ben ik in Nederland ook met een hindoeman getrouwd. Dat gaf ook nog wat voeten in de aarde. Het blijft een gevoelige kwestie.”

De driejarige Aisah met haar náná en náni in Suriname

Het begin van de jaren zeventig in Suriname werd geken­merkt door politieke onrust naar aanleiding van de verkiezingen van 1969. Daarbij was de Hindostaanse partij VHP als grootste uit de bus gekomen. De daarop gevormde regering Sedney ondervond veel tegenstand, onder meer vanuit de vakbonden die om het minste en geringste stakingen organiseerden. “Omdat het erg onrustig was in Suriname raadden mijn moeder en haar broer die ook naar Nederland was verhuisd, mijn náni en náná aan naar Nederland te komen. “Wij hadden het goed in Suriname; mijn náná werkte als stratenmaker. Eenmaal in Nederland hebben wij het niet makkelijk gehad met ons te settelen. Ik moest mijn basisschool afmaken en heb twee jaar in Zoetermeer bij mijn oom gewoond. Mijn moeder wilde ten aanzien van mij niet haar moederrol vervullen; zij was inmiddels getrouwd met een Nederlandse man en had kinderen. Ik heb drie halfzussen met wie ik nog nooit contact heb gehad. Ik heb wel kennisgemaakt met de kinderen van mijn vader, maar heb verder ook geen contact met hen. Mijn aanwezigheid confronteert hen te veel met een deel uit het verleden van hun vader dat ze liever willen vergeten.” Na de basisschool ging Aisah in 1974 weer bij haar náni en náná wonen. Deze waren nog altijd erg klein behuisd in Den Haag, bij een hospita. “Ik zal mevrouw Pengel van de Stichting voor Surinamers nooit vergeten. Zij was maat­schappelijk werkster daar en heeft ervoor gezorgd dat wij konden verhuizen naar een huurwoning. Mijn náni stierf op 59-jarige leeftijd in 1979 en mijn náná in 1980. Hij was 65. Zij hadden veel heimwee naar Suriname en hadden een paar maal geboekt om terug te gaan, maar elke keer was het toch geen goeie tijd om terug te gaan.“

Na het overlijden van haar náná moest Aisah uit de woning. Ze woonde toen weer een tijdje bij haar oom. “Ik vond het geen prettige situatie. Jit Baldewsingh was onze huisarts – mijn náni was letterlijk zijn eerste patiënt – en hij bood mij ruimte aan boven zijn net verbouwde praktijk. Ik ben hem daar altijd ontzettend dankbaar voor geweest.” Aisah begon te studeren aan de Bibliotheek- en Documentatieacademie in Den Haag. “De academie was aan de Paramaribostraat. Ik volgde een opleiding tot assistent-bibliothecaris. Baldewsingh noemde mij bij patiënten vaak als voorbeeld van een meisje dat serieus studeerde. Ik heb als kind veel afwijzing gekend, maar uit mijn pijn en verdriet heb ik kracht geput om van mijn leven iets te maken. In mijn derde jaar leerde ik mijn man kennen. Hij studeerde niet-westerse sociologie. Hij begon te werken en maakte zijn studie niet af. Ik stopte bij de academie en begon later aan mijn studie culturele antropologie aan de universiteit in Leiden en studeerde af in 1990. Ik had nooit gedroomd dat ik naar de universiteit zou gaan. Dankzij mijn man heb ik dat kunnen doen. Hij heeft mij door dik en dun gesteund.”

Aisah met Yamina Markai van buurthuis De Mussen tijdens inloopspreekuur voor vrouwen (Foto: De Mussen)

Eigen waarden niet zomaar overboord gooien
Aisah werkte twee jaar bij het Regionaal Centrum Buitenlanders in Den Haag. In 1992 ging ze aan de slag bij het Surinaams Regionaal Steunpunt (SRS). Dat was een tweedelijns welzijnsorganisatie voor Surinamers in Den Haag en omgeving die zich meer met onderzoek en beleid bezighield. De eerstelijns Stichting voor Surinamers was inmiddels opgeheven en het maatschappelijk werk werd gedaan door zelforganisaties als Eekta. Bij SRS werkte Aisah elf jaar als consulent Emancipatie. “We kennen het beeld van de onderdrukte Hindostaanse vrouw. Dat was er, maar Hindostaanse vrouwen bleven niet meer lijdzaam in een slecht huwelijk zitten. Wat je echter ook vaak zag, was dat mannen en vrouwen niet goed met elkaar communi­ceer­den en daardoor snel tot een scheiding kwamen. In Suriname zou zoiets in familieverband worden besproken en misschien werd er ook een pandit bij gehaald. Maar in Nederland zag men dat al gauw als bemoeienis. En deze trend is zich gaan doorzetten. We zijn steeds zakelijker geworden. We zijn agendamensen geworden. De vanzelf­sprekendheid om bij iemand langs te gaan, is er niet. Kan ook niet meer. Zo zijn we meegegaan met de dominante groep. Het is allemaal te verklaren, maar dat maakt het niet minder jammer. Onze waarden moeten we niet zomaar overboord gooien. Je merkt dat ook nu in Nederland. Mantelzorg door familieleden wordt gestimu­leerd. Oppasoma’s en -opa’s zijn onder Neder­landers nu heel gewoon. Vroeger was dat not done. Deze ontwikkeling heeft veel te maken met de hoge kosten van zorg en kinderopvang, maar er zit zeker ook een stukje positieve verandering in van hoe men tegen familierelaties aankijkt.”

Doordat de subsidie van de provincie Zuid-Holland steeds minder werd, volgde er een reorganisatie waarbij SRS werd opgeheven en de medewerkers deels opgingen in Meander in Alphen aan den Rijn. Het doelgroepenbeleid werd ingewisseld voor behoeftebeleid. Aisah werkte daar acht jaar als adviseur onderwijs. Ze gaf onder meer gastcolleges aan de Haagse Hogeschool over de omgang van docenten met diversiteit. Opvoeding in Hindostaanse gezinnen was een van haar aandachtsgebieden. “Ik vond de aanpak per sector wel verrijkend. In het begin toen Surinamers pas in Nederland kwamen, was zo een doelgroepenbeleid wel nodig. Maar gaandeweg was de problematiek niet meer specifiek voor Surinamers, in het bijzonder Hindostanen, en kon je ook veel leren van hoe het bij andere groepen gaat.” Na weer een reorganisatie werden medewerkers van Meander ondergebracht bij de organisatie Jeugd, Samen­leving en Opvoeding in Gouda (JSO). Hier werkte Aisah vier jaar. Toen ging JSO van een door de overheid gesubsi­dieerde welzijnsorganisatie over naar een kleinere gespecialiseerde zelfstandige organisatie. “Ik belandde op mijn 55ste in de uitkering en vroeg me af of ik weer aan de bak zou komen. Ik heb toen mijn eigen stichting You Matter! opgericht en daarmee diverse bijeenkomsten verzorgd over voor Hindostanen gevoelige thema’s, zoals seksuele geaardheid, autisme en eenzaamheid onder ouderen.”

We zijn los van elkaar geraakt
Aisah bleef solliciteren en kreeg nu een kleine acht jaar geleden eerst een aanstelling als sociaal cultureel werker en later als pedagogisch adviseur bij het Opvoedsteunpunt in Den Haag. “Dit wordt ook mijn laatste baan. Eerder heb ik altijd in de hoek van onderzoek en beleid gewerkt en nu ben ik echt in de praktijk bezig om mensen te helpen. Ik sta als het ware met mijn poten in de klei. Ik vind dat een mooie afsluiting van mijn werkzame leven. Het is fijn om mee te werken aan mooie rapporten, maar die verdwijnen helaas te vaak in de la van ambtenaren. Als je met de mensen zelf aan de slag gaat, kun je ze direct helpen. En als je ziet hoe dankbaar iemand kan zijn, dan maakt dat alles goed. Mensen bedanken je soms met tranen in hun ogen.” Bij het Opvoedsteunpunt kunnen ouders terecht met vragen over de opvoeding van hun kinderen. Dat kan van alles zijn. Vragen variëren van ‘Mijn kind wordt moeilijk zindelijk’ tot ‘Hoe moet ik omgaan met mijn puberend kind.’ “Mijn collega’s en ik geven adviezen en tips. Daarnaast houden we ook veel groeps­bijeenkomsten over diverse thema’s. Bijvoorbeeld kind en sociale media, gezonde leefstijl, gebruik van lachgas. Dergelijke bijeenkomsten doen we vaak in samenwerking met scholen. Het gaat bij ons vooral om preventie. De overheid investeert nu veel daarin vanwege de hoogoplopende kosten en lange wachttijden in de (psychische) zorg. Je wil voorkomen dat kinderen zwaar depressief worden of in de criminaliteit belanden.”

Presentatie over eenzaamheid onder ouderen in Vadercentrum Laak

Het werkterrein van Aisah is nu de achter­stands­wijk Laak in Den Haag, die werd geportretteerd in de NPO-film 100 dagen in de vergeten wijk. Daarvoor zat ze in Escamp waar ze veel meer Hindostaanse cliënten had. In Laak wonen bijvoorbeeld veel Polen en Bul­garen. Aisah merkt dat Hindo­sta­nen soms nog moeite hebben om met hun proble­men te komen, maar als ze echt tegen op­­voed­­vragen aanlopen, ko­men ze wel. Het Opvoedsteun­punt maakt geen dossiers; er wordt niets genoteerd en dat vinden de ouders fijn. “Als je je problemen in je eigen netwerk kunt oplossen, is dat natuurlijk het beste. Zo werken wij ook. Ik vraag altijd eerst aan de cliënten, meestal vrouwen, of ze hun ouders of zussen die ook kinderen hebben, hebben geraadpleegd. Een Hindostaanse vrouw zei tegen mij dat de familie niets weet en dat ze ook niet van plan is haar problemen te delen. Ze voelde schaamte. Ik dacht terug aan vroeger in Suriname, toen er nog sprake was van hechte familiebanden en men er voor elkaar was. Als een kind bijvoorbeeld niet goed kon worden verzorgd, dan was er iemand die zei: ‘Larkwa hiya law (Breng het kind hier bij mij).’ Ik ben daar een voorbeeld van.” Aisah ziet ook gedragsproblemen bij Hindostaanse kinderen van gescheiden ouders. De vader die vaak een andere partner met kinderen heeft, is niet beeld en daar lijden kinderen onder. De moeder voelt zich vaak alleen. “Zij wil haar ouders niet om hulp vragen om het verwijt te voorkomen: ’Jij hebt die man toch zelf gekozen?’ Sommige van deze moeders raken in een armoedeval en moeten zelfs bij de daklozenopvang aankloppen.”

In de beginperiode in Nederland, nu zo een 50 jaar geleden, was er nog een stukje hulpvaardigheid naar elkaar toe. Families die elkaar opvingen elkaar hielpen de weg te vinden naar belangrijke instanties in Nederland. Maar er waren ook problemen, bijvoorbeeld: families die opgepakt in kleine huizen verbleven, kinderen naar wie nauwelijks werd omgekeken omdat volwassenen het te druk met elkaar hadden, incest. Als antropoloog is Aisah zich goed bewust van veranderingsprocessen die plaatsvinden bij migrantengroepen in westerse samenlevingen. “Je ziet dat bij heel veel van die niet-westerse gemeenschappen erosie plaatsvindt van familieverhoudingen en onderlinge solidari­teit. Er is sprake van individualisering en een focus op het kerngezin. Er ontstaat steeds meer afstand tussen ooms, tantes, neven, nichten. Een familienetwerk in geval van problemen, is er dan ook nauwelijks meer. Ik schrik daar toch van. Ik begrijp ook wel dat je hier met allerlei regels te maken hebt, en dat je je niet zomaar over andermans kind kan ontfermen, maar een beetje aanspraak binnen je familienetwerk zou al kunnen helpen. Eigenlijk is er bij Hindostanen nauwelijks sprake van een gemeenschap. We zijn in de loop der tijd los van elkaar geraakt.”

Aisah tijdens een paneldiscussie bij vrouwenorganisatie Sarita (2023) (Foto: Radjin Thakoerdin)

 Succes niet alleen bepaald door hoge opleiding
Omdat Hindostanen er als groep sociaaleconomisch op zijn vooruitgegaan, zijn er in de achterstandswijken van Den Haag relatief weinig Hindostanen. Veel zijn inmiddels verhuisd naar aangrenzende gemeenten als Zoetermeer en naar nieuwe wijken als Ypenburg, Leidschenveen en Wateringse Veld. “Dat gedeelte dat in bepaalde wijken in portiekwoningen is blijven wonen, ervaart veel overlast. Zij stemmen op partijen als de PVV, want zeggen zij ‘Wij hebben ook last van die buitenlanders’. Daar kun je niets tegenin brengen, als je dat zou willen, want dan hoor je: ‘Jij hebt makkelijk praten, jij woont niet hier, wij wel.’”

Naast betere huisvesting is scholing iets waar Hindostanen goed op scoren. In Suriname gingen de buurkinderen van Aisah niet naar school. Maar hun kinderen hebben nu hier allemaal HBO-plus gedaan. “Dat maakt me supertrots. Maar ja, er zijn ook negatieve kanten, zoals kinderen die gebukt gaan onder prestatiedruk, of goed opgeleide Hindostanen die betrokken zijn bij corruptie en verdui­stering. Over het algemeen hoor je weinig negatiefs over Hindostanen. Dat is aan de ene kant goed, maar aan de andere kant hebben we de neiging om negatieve zaken onder de tafel te vegen. Als je in groepen over moeilijke dingen gaat praten, bijvoorbeeld, seksueel misbruik, verkrachtingen en dergelijke, roept men al gauw: ‘Nee daar moeten we het niet over hebben, het komt niet veel voor.’ Incest komt nog steeds voor, maar als er niet over wordt gesproken, kun je ook niet weten hoe groot het probleem is. Door alleen maar te zeggen het gaat goed, doe je de ogen dicht voor degenen die nog wel problemen hebben. Ik mis bij Hindostanen de reflex om aan de kwetsbaren te denken. We hebben het graag over succes. Natuurlijk is het zo dat we er flink op zijn vooruitgegaan in vergelijking met onze beginsituatie in Nederland, maar succesvol betekent niet alleen hoge opleidingen of mooie woningen. Ik bewonder bijvoorbeeld de sprong die Marokkanen hebben gemaakt. Zij zijn met een veel grotere achterstand dan wij gestart. En kijk nu: hoge opleidingen, gepromoveerden, hoge posities ook in de politiek, grote namen in de literaire wereld. Dan kun je ook denken: waar blijven wij?”

Aisah en echtgenoot Anoep op vakantie in Zuid-India

Aisah heeft nu ook zorgen over de hin­doe/moslim polarisatie hier. In Nederland zijn hindoes en moslims uit elkaar gegroeid. De polari­satie die in India gaande is, heeft ook invloed hier. “Dat vind ik echt jammer. Ik ben ook erg trots op wat India betekent nu en op het optreden van de premier op internationale fora. Maar in India ben ik tegenwoordig een beetje bang als ik in het hotel mijn paspoort moet laten zien. Abdoel, echtgenote van Manraj.” In Nederland voelt Aisah die angst niet, maar ze zou het echt een grote achteruitgang voor Hindostanen vinden als die polarisatie hier voet aan de grond krijgt.

Zelfvertrouwen van kinderen stimuleren
Iedere generatie wil dat de kinderen het beter doen op materieel gebied dan zijzelf. Behalve de angst voor de onafhankelijkheid van Suriname, speelden betere opleidingsmogelijkheden voor kinderen in Nederland vaak ook een rol bij het besluit om Suriname te verlaten. En daarin is de migratie zeker een succes. “In die drive om vooruit te komen, is het wel belangrijk dat we onze eigen mooie dingen niet verloochenen en tegelijk ook kijken naar de goede dingen in de nieuwe samenleving en naar wat verder nodig is om echt te slagen. The best of both worlds. Dat geef ik ouders mee in onze presentaties over opvoeden in meerdere culturen. Je ziet dat ouders graag vasthouden aan taal, religie en normen als kuisheid bij meisjes, niet ongetrouwd samenwonen. Dat laatste kan soms met een kleine ceremonie vooraf worden gelegitimeerd en iedereen is tevreden. Voor mij is het erg belangrijk dat niet alleen de ouders tevreden of gelukkig zijn, maar dat ze serieus kijken naar wat hun kinderen gelukkig maakt. En dat is niet altijd een academische opleiding. Hindostanen moeten echt hun best doen om ook de creativiteit van hun kinderen te stimuleren. Ze moeten ook het zelfvertrouwen van kinderen stimuleren, de vaardigheid om voor zichzelf op te komen. Dan pas zullen ze met die prachtige studies niet alleen goede posities bereiken, maar echte topposities,” aldus peda­gogisch adviseur Aisah Manraj-Abdoel.

Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het
Jnan Adhin Instituut (JAI)

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW
No Comments

De Veda’s – over leven, dood en spirituele verdieping – Oeroude kennis toegankelijk gemaakt in twee nieuw verschenen boeken – Radjin Thakoerdin

woensdag, 09 juli 2025 by Redactie Hindorama

Pandit Bhasker Rewti onthult vergeten Vedische wijsheid in een tweeluik over sterven, crematie en weder­geboorte.

Wat gebeurt er na de dood? Wat is de werke­lijke betekenis van karma, reïncar­natie en rituelen als crematie en as­uitstrooiing? En hoe onderscheiden we oorspronke­lijke Vedische inzichten van latere religieuze misvattingen? Op deze diepgaande vragen biedt pandit Bhaskerperkash Rewti een helder antwoord in zijn recent verschenen tweeluik De Veda’s.

Deel 1: Cyclus van leven, dood, crematie en wedergeboorte versus mythen, bijge­loof en misleiding

In het eerste deel van deze serie neemt pandit Rewti de lezer mee naar de wortels van de sanātana dharma, de tijdloze Vedische leer. Het boek onderzoekt thema’s als leven en dood, wedergeboorte, rouw, lotsbestemming en bewust­zijn en plaatst deze in de originele Vedische context, vrij van culturele en religieuze vervormingen die volgens Rewti door de eeuwen heen zijn binnengeslopen.

Met een kritische blik beschouwt hij populaire over­tui­gingen uit latere geschriften zoals de Purāṇa’s, die vaak afwijken van de oorspronkelijke Vedische kern. Zo ontstaat een verhelderend onderscheid tussen authentieke spiri­tuele kennis en dogma of bijgeloof. Rewti schrijft niet alleen als pandit, maar ook als leraar en bruggenbouwer. Hij slaagt erin abstracte concepten als mokṣa, karma en de ziel begrijpelijk te maken voor een breed publiek – zonder af te doen aan hun diepgang. Het resultaat is een spiritueel kompas voor waarheidzoekers, ongeacht achtergrond of religie.

Deel 2: Handleiding bij overlijden, crema­tie en asuit­strooiing

Waar het eerste deel zich richt op de filosofische dimensie, biedt het tweede deel een praktische en rituele verdieping. De Veda’s – Handleiding bij overlijden, crematie en as­uitstrooiing is bedoeld als gids voor iedereen die een Vedische uitvaart (de antyēṣṭi saṁskāra) wil begrijpen of op authentieke wijze wil (laten) uitvoeren.

Het boek bevat 121 crematie-mantra’s in het Sanskriet, met vertaling en toelichting in het Nederlands. Ook de symboliek en betekenis van rituelen, zoals de havan (vuur­­­cere­monie) en de uitstrooiing van de as komen uitgebreid aan bod. Pandit Rewti benadrukt dat deze handelingen geen leeg formalisme zijn, maar diepe spirituele betekenis dragen wanneer ze met kennis en toewijding worden uitgevoerd. De lezer krijgt inzicht in hoe deze rituelen lichaam, ziel en kosmos met elkaar verbinden en bijdragen aan een harmonieuze overgang van het aardse naar het kosmische.

Pandit Bhasker Rewti

Een pandit met missie

Bhaskerperkash Rewti werd in 1958 geboren in Suriname en vestigde zich in 1974 in Neder­land. In 1995 werd hij ingewijd tot pandit in India. Sindsdien zet hij zich onver­moei­baar in voor het verspreiden van Vedische kennis – via lezingen, rituelen en nu ook via deze tweedelige publicatie. Met De Veda’s biedt Pandit Rewti meer dan boeken: hij reikt sleutels aan tot inzicht, verdieping en bevrijding. Voor iedereen die bereid is om verder te kijken dan de opper­vlakte, vormen deze werken een onmisbare schat aan kennis en inspiratie.

Naast zijn spirituele werk is hij ook maatschappelijk betrokken en actief in zowel Nederland als Suriname. Voor zijn inzet ontving hij de ridderorde in de Orde van Oranje-Nassau en de Haagse Stadspenning.

Boeklancering op zondag 31 augustus in Den Haag

De officiële presentatie van De Veda’s vindt plaats op zondag 31 augustus 2025 in Zalencentrum Kristal in Den Haag. Het wordt een inspirerende middag met toespraken, live muziek, panelgesprek, vraag-en-antwoordsessie en een gratis vegetarisch diner  met ruimte voor reflectie en ontmoeting. Toegang is gratis; aanmelden kan via brewti@gmail.com.

Praktische informatie over de boeken

Deel 1: De Veda’s – Cyclus van leven, dood, crematie en wedergeboorte versus mythen, bijgeloof en misleiding
Hardcover | Full color | 288 pagina’s | ISBN 9789082710632

Deel 2: De Veda’s – Handleiding bij overlijden, crematie en asuitstrooiing
Softcover | Full color | 96 pagina’s | ISBN 9789082710656

Beide delen zijn verschenen bij de Stichting voor Armen en Wezen in Zoetermeer en zijn thans verkrijgbaar via SAMPRESHAN.COM – met optie achteraf betalen en checkout via Bol.com.

Voor meer informatie: Vedischeboeken.nl

Illustraties/foto uit De Veda’s deel 1 en 2 

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Religie & Levenswijze
No Comments

180 jaar Boeroes in Suriname – Hindorama.com / Ricardo Loor

donderdag, 19 juni 2025 by Redactie Hindorama

Nederlanders van nu – en ook delen van de Surinaamse gemeenschap in Nederland – zijn zich er niet van be­wust dat er gedurende de koloniale geschiedenis ook arme Nederlanders naar Suriname werden overge­bracht om onder erbarmelijke omstandigheden land­bouw te bedrij­ven. Rond 1840 waren er in Nederland al discussies over de afschaffing van de slavernij in de overzeese koloniën. De vrees was dat na de afschaffing de plantage- economie ineen zou storten. Groot-Brit­tannië had de slavernij in 1833 afgeschaft en Frankrijk volgde in 1848. Nederland ging er pas in 1863 toe over. Daaraan vooraf­gaand werden al plannen bedacht hoe de landbouw­economie van Suriname op peil te houden. De contract­arbeid van de Chinezen (1853-1874), Brits-Indiërs (1873-1921) en Javanen (1890-1930) bood een oplossing. Maar nog daarvoor waren er in Nederland ook andere ini­tia­tieven, namelijk een koloni­satie­poging van Neder­landse boeren (1845-1853) door dominee Arend van den Brandhof.

Eminente Surinaamse historicus André Loor (1931-2013). Foto: Hindorama

Het vertrek van de Nederlandse boeren kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Grote delen van de Nederlandse plattelands­bevolking werden geteisterd door mislukte oogsten, werkloos­heid en bittere armoede. Hiernaast was kinderarbeid eerder regel dan uitzondering en als men al werk had, ging men gebukt onder onmenselijk lange werktijden. [….]

Toen de kolonisten arriveerden was dokter Tydeman getuige van hun komst. Deze arts kende Voorzorg goed en hij maande de predikant al meteen om voor voldoende begraafplaatsen te zorgen. Van alle door de regering gedane beloften bleef geen spaan heel. […]

Men begon met het overbrengen van de huishoudens [van Voorzorg] naar Groningen. Daar ging gelukkig alles beter. Er werden huizen gebouwd door de overlevenden en de nieuw aangekomen boeren, met hulp van slaven die het gouvernement aan hen ter beschikking had gesteld. Dit was zeer uniek voor het Suriname van toen, slaven en vrijen die gezamenlijk dezelfde arbeid verrichtten. Er kan gezegd worden dat dit een eerste stap was naar de integratie van de Nederlandse boeren in de Suri­naamse samenleving.

(Uit: interview met André Loor in het Surinaamse magazine Parbode, 9 november 2007)

Op vrijdag 20 juni 2025 is het 180 jaar geleden dat de eerste Nederlandse boeren in Suriname arriveerden. De dag is eenmalig uitgeroepen tot een nationale vrije dag. De Stichting Sranan Boeroe (SSB) heeft een grootse herdenking en viering gepland. Er zullen vele activiteiten plaatsvinden in het district Saramacca, waar de boeren werden gevestigd, waaronder een kranslegging, een wandelloop van 5 km, de presentatie van een fotoboek en de overhandiging van een herdenkingsmunt aan de president van Suriname.

In Nederland is de Stichting Boeroe Kon Makandra (BKM) actief. Deze viert dit jaar haar 20-jarig bestaan. Op de website van BKM www.boeroes.nl is uitgebreide informatie over de Nederlandse Boerengemeenschap van Suriname te vinden. Hieronder volgt een korte schets van de geschiedenis van deze bijzondere groep, die zich uit barre omstandigheden heeft omhooggewerkt tot een welvarende gemeenschap in Suriname.

* * *

Het BKM bestuur v.l.n.r. Frank Veldhuizen, Gerbrand van Brussel, Paul Droog, Steven van Ravenswaay en Ricardo Loor (voorzitter) Foto: BKM

1845-1853: DE NEDERLANDSE BOERENKOLONISATIE IN SURI­NAME

Ricardo Loor

Het initiatief voor de Boerenkolonisatie medio 19e eeuw kwam van de hervormde dominee Arend van den Brandhof (1793-1863). In Nederland heerste grote armoede en hij bedacht dat arme Nederlandse boeren in Suriname landbouw konden gaan bedrijven. De Nederlandse regering stond positief tegenover dit kolonistenproject. Een nieuwe groep van zelfstandige, kleine boeren in Suriname zou kunnen helpen de landbouweconomie in stand te houden. Met steun van de regering in Den Haag emigreerde een aantal families uit hoofdzakelijk Midden-Nederland (Utrecht, Gelderland) naar Suriname. Later kwam er ook een aantal uit Groningen en Friesland bij.

Het project bleek geen succes. Sterker nog, het begin verliep desastreus. Er was van de beloofde voorberei­dingen (huizen, vee, gereedschap, deels beplante landbouwgrond) amper iets geregeld. De gekozen locatie Voorzorg aan de Saramaccarivier was voor de opzet ook geen geschikte plek: zeer drassig. In de eerste zes maanden na aankomst overleed de helft van de kolonisten door een uitgebroken epidemie. Men ging toen uit van tyfus. Een veel later onderzoek door prof. dr. J. van Dissel (in 2012 gestart met dr. R. de Vries) heeft echter uitgewezen dat het om bacillaire dysenterie ging, iets wat met voldoende schoon drinkwater te voorkomen was geweest. In 1853 werd de kolonisatie formeel als mislukt bestempeld. Gedurende de achtjarige periode emi­greer­den er in totaal 393 personen, van wie 63 terugkeerden naar Nederland. De nakomelingen van deze kolonisten worden in Suriname Boeroes genoemd. Zij vormen een van de kleine bevol­kings­groepen. Hun aantal bedraagt momenteel zo’n 1100 personen in Suriname en 3000 in landen als Nederland, Canada en de VS.

Vier kolonisten Foto: BKM

Het plan van dominee Arend van den Brandhof
In 1838 verscheen er een artikel in De Kolonist (een in 1838 opgericht maandelijks Surinaams tijdschrift) van de arts F.H. Hostmann over hoe de “Kolonie uit de Verachterden Staat te Redden”. Daarin pleitte hij voor koloni­satie door Europeanen in Suriname, stellende ‘dat het bestaan der kolonie Suriname, op den duur zonder eene vrije kolonisatie niet eens denkbaar is’. Hij had het over ‘een land, in vruchtbaarheid des bodems slechts met zeer weinige landen te vergelijken’. Dit artikel heeft van den Brandhof waarschijnlijk gemotiveerd om zijn kolonistenproject vorm te geven. Hij vond in twee andere dominees, zijn zwager Dirk Copijn en vriend Jan Betting, medestanders. In 1843 gaf de Nederlandse regering haar goedkeuring aan het project en Betting ging naar Suriname om de voorbereidingen te treffen.

Van den Brandhof was voornemens om de eerste keer met tweehonderd gezinnen naar Suriname te vertrekken. De voorbereidingen daarvoor in Suriname waren echter nog volstrekt onvoldoende. Het kolonistenproject mocht dan wel officieel door de regering in Den Haag zijn goedgekeurd, de lokale Nederlandse vertegenwoordigers zagen er niets in. Sterker, ze zagen het als ondermijning van het prestige en gezag van henzelf en de hele blanke elite als de tot slaaf gemaakten ineens witte Nederlanders zagen zwoegen op het land. Zij verleenden dan ook geen of nauwelijks steun.

De geplande locatie voor de Nederlandse boeren was Voorzorg aan de Saramaccarivier, een voormalige plantage en melaatsenkolonie. De bedoeling was dat Voorzorg gebruiksklaar zou worden gemaakt en dat er vijftig goede woningen zouden worden gebouwd. Kort voor het beoogde vertrek bleek dat er slechts enkele noodwoningen min of meer in elkaar waren getimmerd, dat het land niet was ontgonnen, er geen afwateringsysteem was aangelegd en er geen drinkwaterbron was. Dominee van den Brandhof besloot tegen de adviezen van onder meer Jan Betting in om het emigratieplan toch door te zetten, maar dan met een kleinere groep van vijftig gezinnen. Op 20 juni 1845 legde het schip met de eerste groep kolonisten aan bij Voorzorg.

In 1845 zijn vier schepen aangekomen: De Susanna Maria op 20 Juni, de Noord Holland op 21 Juni, de Antonie en Eugenie op 12 Juli (alle drie te Voorzorg). De Phoenix meerde vanwege de op Voorzorg heersende epidemie bij plantage Mijn Vermaak, ook aan de Saramaccarivier, aan. In 1843 waren de voorbereiders (onder wie dominee Betting en Rijsdijk) op de Wilhelmina aangekomen. Tussen 1846 en 1849 is nog een aantal kolonisten aangekomen.

Op papier zag het er mooi uit.

Traumatische ervaring
Het schip met de eerste kolonisten legde op 20 juni 1845 aan en die datum wordt aangehouden als de Dag van de Boerenkolonisatie. De aankomst in Surinaamse wateren alleen al was een behoorlijk traumatische ervaring. De eerste twee schepen, de Suzanna Maria en de Noord Holland, kwamen al op 11 juni aan voor de kust van Suriname. Er was echter geen loods beschikbaar om de schepen naar de aanlegplaats te leiden. De kolonisten hebben ongeveer tien dagen lang op het schip moeten verblijven alvorens zij konden worden uitgescheept. Na de lange reis nog zo lang in de hitte en felle zon op het schip te moeten wachten, was al een vreselijke ervaring. En daarbovenop kwam de ontgoocheling bij het zien van de plek waar zij, mannen, vrouwen en kinderen, van boord moesten gaan. Onbegaanbaar oerwoud. Moeras. Amper voorzieningen om hen onder te brengen. En dan die muskieten….. Sommigen wilden niet van boord maar hadden geen andere keus dan aan wal te gaan.

Het bleek dat deze eerste groep niet voldeed aan het plan van dominee van den Brandhof. Onder de kolonisten waren weinig boeren en bovendien was de gemiddelde leeftijd vrij hoog. De gedachte was om de kolonisatie te beginnen met jonge gezinnen. Uit onderstaande bevolkings­piramide op datum van aankomst blijkt echter dat de kolonisatie relatief veel oudere personen bevatte en veel kinderen. Ook waren lang niet allemaal bekend met landbouw.

De eerste zorg na aan land gaan was bescherming (onderdak) regelen. Zij gingen daarmee meteen aan de slag met de zeer beperkte middelen die zij hadden. Daarna volgde het klaarmaken van de grond voor het starten van de landbouwonderneming. Ondanks dat de landbouw op een gegeven moment wel wat begon op te leveren, was Voorzorg erg drassig en zeker niet de beste plek daarvoor.

Grafsteen van Anna Sophia Pannekoek Foto: Eric Kastelein

Vanwege de onhy­gië­nische omstandig­heden braken er echter al gauw ziektes uit. Binnen drie weken na aankomst was er zelfs een heuse epidemie (bacillaire dy­sen­te­rie, zoals vrij recent vastgesteld) die binnen zes maanden 184 personen het leven kostte. Gemiddeld 1 persoon per dag. Onder de slachtoffers was ook de vrouw van dominee Van den Brandhof, Anna Sophia Pannekoek. De over­ge­bleven kolonisten trokken langzaamaan van plantage Voorzorg naar Groningen aan de andere kant van de Saramaccarivier, waar ze van de overheid landbouw mochten bedrijven. Daar was tevens veilig bronwater.

Echter, ook Groningen was niet erg geschikt voor landbouw. En als er toch producten konden worden geteeld, was er nauwelijks een afzetmarkt. De enige plaats om producten te kunnen verkopen was Paramaribo, maar dat was twee dagen varen, waardoor de producten niet goed bleven. Ze plantten overwegend bonen (peesjes) maar ook verschillende andere gewassen. De grotere overstap naar Groningen vond na 1848 plaats. De woning die Van den Brandhof voor zichzelf liet bouwen op Groningen, heeft van 1863 tot 2010 dienst gedaan als ambts­woning van de districtscommissaris van Saramacca, maar raakte in verval. Enkele jaren geleden is besloten tot renovatie over te gaan en het pand als museum en exporuimte in te richten.

De renovatie van de voormalige woning van de leider van de Boerenkolonisatie en later ambtstwoning DC Saramacca is bijna voltooid. Foto: Eric Kastelein

In twee aan Van den Brandhof gerichte brieven die op een filatelistische veiling zijn aangekocht door de stichting Boeroe Kon Makandra in Nederland samen met Stichting Sranan Boeroe in Suriname, is te lezen over de gewaagde onderneming. Zo staat in een brief van 1844 vanuit Groningen, waar een voorbereidingsmissie was, naar Nederland: ‘in vele opzigten zal de onderneming bij den aanvang niet meede vallen’. En naderhand in een brief van 1848 vanuit Nederland aan Groningen: ‘Uit de Saramacca luiden de berigten, dat de toestand der kolonisten aldaar minder gunstig is ofschoon de werkzaamheden, althans bij de meesten met vlijt worden doorgezet’. Na het door­drukken van de kolonisatie­poging ondanks alle waar­schuwingen (notabene ook door een van de drie initiatiefnemers) en het bekende verloop van de eerste maanden, kan niet anders dan van grove nalatigheid en onverschilligheid voor het leed van de kolonisten worden gesproken. Nadat de kolonisatie in 1853 formeel als mislukt werd bestempeld, keerde een deel van de kolonisten terug naar Nederland, onder wie Van den Brandhof. Degenen die achterbleven wogen de omstandigheden in Suriname af tegen die in Nederland en zagen blijkbaar kansen op een beter bestaan in Suriname.

Melk op een boerenkar Foto: BKM

Trek naar Paramaribo
Dominee Van den Brandhof had bewust gekozen voor een nederzetting ver van Paramaribo. Hij vond de ‘grote’ stad niet geschikt, naar eigen zeggen te losbandig, voor zijn gelovigen. Na de opheffing van het kolonisatieproject op Saramacca trokken de Boeroes gaandeweg richting Paramaribo, waar ze zich in nabijgelegen plaatsen als Kwatta en Uitvlugt vestigden. Zij deden ook daar aan landbouw en, onder meer vanwege de concurrentie die ze ondervonden van Hindostaanse boeren, specialiseerden zij zich vooral in melkvee. Rond deze plekken is hun vroegere aanwezigheid nog duidelijk merkbaar. Bij de nadere ontwikkeling van die gebieden werden de straten vernoemd naar de kinderen van de Boeroes die daar hun boerderij hadden. Ook zijn er straatnamen die anderszins met deze groep in verband kunnen worden gebracht, bijvoorbeeld de Kolonistenweg. Door toenemende scholing waren de Boeroes richting het midden van de 20e eeuw langzaamaan ook steeds meer in andere sectoren dan de landbouw te vinden. Onder de volgende generaties zag men zo vaker Boeroes als bijvoorbeeld leerkracht, militair, arts enzovoorts.

Voetbalclub RIVO Boys (Ren In Voor Overwinning) 1959/1960. Foto: BKM

De Boeroes waren Nederlands Hervormd wat nog steeds voor een groot deel geldt. In het midden van de 20e eeuw was de vereniging VANK (Vereniging van Afstammelingen van de Nederlandse Kolonisten) de plek voor bijeen­komsten, muziek en dans. De Boeroes hielden ook van sport en spel. Voetbal was erg geliefd maar ook spelletjes als kaarten en sjoelen en voor de kinderen knikkeren en zaklopen. Waar de Boeroes in het begin van de twintigste eeuw een redelijk gesloten groep waren, gingen zij met de trek richting Paramaribo al snel op in de grote gemeen­schap en vond vermenging met andere bevolkings­groepen plaats.

Bijdrage aan de samenleving
Ondanks hun kleine aantal hebben de Boeroes in Suriname een cruciale rol vervuld in de landbouw en veeteelt. Na het stopzetten van de proefkolonisatie in 1853 kregen de Boeroes, via de gouverneur van Suriname die zich hun lot aantrok, de kans om aan de rand van Paramaribo een nieuwe start te maken. Hier waren echter ook leningen aan gekoppeld die terugbetaald moesten worden. Ze kregen grond en een boerenwoning in pacht en ontwikkelden zich daar tot een dynamische gemeenschap met gezonde bedrijven, die voor hun agrarische producten in Paramaribo een goede afzetmarkt hadden. In de loop van de 19de eeuw probeerde men enkele keren de agrarische sector in Suriname verder te ontwikkelen, maar in Nederland was het draagvlak daarvoor gering. De eerdere negatieve berichtgeving omtrent de kolonisatie werkte helaas nog steeds door.

Na 1945 breidde Paramaribo zich snel uit met als gevolg dat de boerenbedrijven daar onteigend werden. Maar de ondernemende Boeroes ontwikkelden toen elders in Suriname nieuwe, grotere agrarische bedrijven en begon­nen steeds meer een rol te spelen in de maatschappelijke ontwikkelingen van Suriname. Enkele bekende Boeroes zijn: Statenlid R.A. Tammenga, historicus André Loor, ministers Rick van Ravenswaay en Albert van Dijk en vakbondsman Jan Veldema.

De Boeroes hebben een verbondenheid op basis van waarden die van generatie op generatie worden door­ge­geven. Volharding, het vertrouwen in eigen kunnen maar zeker ook de kennis van en het respect voor de geschiedenis van de Boeroes zijn factoren die hen verbinden, waar ze ook zijn. En ze blijven het zeggen: ze zijn in de eerste plaats Surinamer. En dan pas een Boeroe. Als teken van waardering voor de Boeroes als volwaardige groep in de Surinaamse samenleving en hun enorme bijdrage daaraan alsmede het verder versterken van de nationale eenheid heeft president Chandrikapersad Santokhi van Suriname op verzoek van de Stichting Sranan Boeroe 20 Juni 2025 als eenmalige nationale feestdag vastgesteld.

Herdenking en viering 75 jaar Boerenkolonisatie Foto: BKM

Herdenking en gedenktekens
In 1920 was er een grote herdenking van 75 jaar Boerenkolonisatie en kregen 48 Boeroes een her­denkings­penning uitgereikt. In datzelfde jaar stuurde het Gouvernement enkele afstammelingen van de boeren­kolonisten naar Nederland voor agrarische scholing die naderhand in Suriname in de praktijk werd gebracht. In 1945 is een monument te Groningen onthuld bij de viering van 100 jaar Boerenkolonisatie ter ere van de vastberadenheid en moed van de Boeroes ondanks de zware tijden die zij hebben doorstaan en waaruit zij zich met veel ijver hebben opgewerkt naar een beter bestaan. In 1995 is een rode kabbes (Andira coriacea) als herdenkingsboom geplant op Groningen. Deze boom werd eerder ook op de boerderijen van de Boeroes geplant.

Gedenksteen met de namen van gestorven kolonisten. Foto: BKM

Bij de begraafplaats waar de eerste kolonisten begraven liggen, werd in 2021 bij de viering van 176 jaar Boeren­kolonisatie een gedenksteen onthuld met de namen van de kolonisten die in de periode 1845 – 1853 op Voorzorg en Groningen zijn overleden. Tegenover de krant de Ware Tijd benadrukte de voorzitter van de Stichting Sranan Boeroe, Erick Rijsdijk, de noodzaak van zo een gedenkteken: “Als Stichting Sranan Boeroe voelden wij ons hiertoe geroepen. Wij hadden nagelaten om de mensen die hier letterlijk gecrepeerd zijn in de modder een gezicht te geven in de samenleving. Wij zijn trots dat we dit alsnog hebben kunnen realiseren.”

Naast andere activiteiten is er elk jaar op 20 juni op Groningen een kranslegging door de Stichting Sranan Boeroe bij zowel de gedenksteen als het monument. In Nederland organiseert de stichting Boeroe Kon Makandra jaarlijks rond 20 juni een kon makandra, een combinatie van een informatieve dag en een bijeenkomst met als doel het onderhouden en bevorderen van contacten tussen Boeroes en sympathisanten.

Ricardo Loor is voorzitter van de Stichting Boeroe Kon Makandra
(stichtingbkm@gmail.com | www.boeroes.nl)

Lees hier meer over het herinneringserfgoed aan de Boeroes.

Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het
Jnan Adhin Instituut (JAI)

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Suriname
No Comments

Het herinneringserfgoed aan Nederlandse boeren in Suriname – Eric Kastelein

donderdag, 19 juni 2025 by Redactie Hindorama

Eric Kastelein

Op donderdag 20 juni 1845 komt de bark ss Suzanna Maria met aan boord 112 Nederlandse boe­ren (mannen, vrou­wen en kin­de­ren) aan bij Voorzorg aan de Sara­mac­ca­rivier. De vol­gen­de dag arriveert de bark ss Noord Holland met nog eens 90 kolonisten. Kort daarop volgen de Antonia en Eugenie en de Phoenix. In totaal bereiken 367 Nederlandse boeren Suriname, op zoek naar een nieuw bestaan.

De vestigingsplaats Voorzorg was een voormalige lepra­kolonie, gesticht in 1791 en verlaten in 1823 toen de patiënten werden overgebracht naar Batavia aan de Coppenamerivier. De omstandigheden zijn zo erbarmelijk – moeras, overwoekerde grond, van de 17 woningen waren er negen enigszins bewoonbaar, geen bronwater, geen medische zorg – dat bij het aanzicht ervan de (…) vrouwen en kinderen jammerden en schreiden, de mannen liepen (…) als wanhopenden en woedenden over het dek.

Het is het begin van rampzalige jaren. Hoewel veel kolo­nisten onderdak vinden in de tegenovergelegen voor­malige kazerne Groningen – met veilig bronwater – breekt er een epidemie uit die in deze eeuw wordt vastgesteld als dysenterie. Van de 367 boeren overlijden er binnen een paar maanden 174, waarbij vrouwen en kinderen niet worden ontzien. Acht jaar later zijn er nog 54 mensen over en wordt de kolonie opgeheven.

Het herinneringserfgoed aan deze pioniers is uiteenlopend. Van speciale boeken bij jubilea tot en met de restauratie van de zo belangrijke waterput in Groningen. Een chro­no­logisch overzicht geeft inzicht hoe belangrijk dit erfgoed voor de nazaten en voor Suriname is.

Zilveren jubileum 1870 komt te vroeg
Gesteund door gouverneur Van Raders met grond en soms leningen vertrekken de meeste boeren als snel richting Paramaribo om daar in de omgeving hun landbouw­bedrijven te beginnen. Anderen gingen aan de slag als dagloners. Maar van een zekere mate van welvaart was nog geen sprake en het werk was zwaar (…) uitgeput van liggaam en Ziel niets hebbende as een sobere kleding (…). Het zilveren jubileum krijgt geen blijvende herinnering: De wonden waren nog niet geheeld.

1895: Het vijftigjarig jubilé der boeren in Suriname
Geen plaquette, geen stand­beeld, geen borst­­­beeld maar een uniek her­inne­rings­boekje verschijnt bij de her­den­king op 21 juni 1895. De auteurs Julius Muller en C. Hoek­stra brengen in veertien pagina’s een eere­saluut aan (…) het vijftigjarig werken der wakkeren boeren, die zich door eigen kracht zoo ferm hebben staande gehouden. Het vijftigjarig jubilé der boeren in Suriname 1845 -21 juni-1895 is beschikbaar via Google Books. Een aanrader.

Het grote feest vindt plaats op het land van weduwe Tammenga aan de Eerste Rijweg. Speciaal voor deze gelegenheid is een grote loods met zinken dak gebouwd. Op donderdag 20 juni – een dag eerder omdat de organisatie bang was voor een te grote toeloop uit de stad – verzamelen de oud-kolonisten zich in de feesttent, die van binnen en van buiten versierd is met bloemen en vlaggen. Zij zien hoe onder meer gouverneur Titus van Asch van Wijck en zijn vrouw door de vier commissieleden Van Brussel, Tamminga, Veldhuizen en Copijn worden verwelkomd. Na zijn toespraak overhandigt de gouverneur aan de commissie een krediet van 500 gulden voor het verbeteren van de waterafvoer op de landerijen. De Nieuwe Surinaamsche Courant doet verslag: De dag werd verder in gepaste vrolijkheid doorgebracht (…) met wedstrijden, voorstellingen en Bengaals vuurwerk.

1920: 75 jaar Nederlandsche Kolonisten
Net als in 1895 is de blijvende herinnering in 1920 aan de kolonisten een boek. De groep “Suriname” van het Algemeen Nederlandsch Verbond besluit ‘in een herdenkingsbundel (…) alles wat op den feestdag -21 juni 1920- heeft plaats gehad (…) vast te leggen. Dat schrijft Fred. Oudschans Dentz in het voorwoord van De vestiging van de Nederlandsche Kolonisten in Suriname herdacht uit 1921. De publicatie is beschikbaar op de website van Stichting Boeroe Kon Makandra onder Geschiedenis, Herdenkingen.

Op initiatief van de Vereeniging “De Nederlandsche Kolonist” met als voorzitter de heer H.L. Loor begint 21 juni met een feest op de boerderij van W. van Brussel. Tot grote spijt van alle aanwezigen kan de enige nog in leven zijnde voormalig kolonist, de heer R.A Tammenga, wegens ziekte niet aanwezig zijn. ’s Avonds is er een druk bezochte receptie in het gebouw van Buiten Sociëteit ‘Het Park’ aan de Waterkant. Jozias Leys, hoofd van het Landbouw­onder­wijs, vraagt in zijn toespraak (…) over een dag die met zwarte koop is aangeteekend (…) Waar zijn uw gedenkteekenen (…) die aanwijst de plek (…) waar uw vaders en grootvaders, uw moeders en grootmoeders, uw broeders en zusters gevallen zijn als slachtoffers van de barbaarschheid van het Nederlandsche Bestuur (…)? Het hoogtepunt is de uitreiking aan alle families van een Gedenkpenning 1845 – 20 juni – 1920 ‘Zaai en hoop op zegen’.

Geen herinneringserfgoed maar wel een ‘monument’ dat genoemd moet worden. De publicatie De mogelijkheid van landbouw -kolonisatie voor blanken in Suriname is de dissertatie van Eline Francoise Verkade-Cartier van Dissel uit 1937. Een gedegen studie over de Nederlandse kolo­nisten in Suriname. Als motto gaf ze mee Aan de moedigen in eenzaamheid.

Gedenkteken 1945

Eeuwfeest met gedenkteken: 1945
Op zondag 17 juni 1945 (…) door prachtig weer begunstigd (…) onthult gouverneur J.C. Brons op het com­mis­sariaats­plein in Groningen het gedenkteken ‘1845-1945 Neder­landse boeren’. Hij doet dit op uitnodiging van voorzitter van het comité Herdenkingsjaar Nederlandse kolonisten J.C. van Brussel en in aanwezigheid van tientallen genodigden, onder wie mr. J. de Niet, professor Stahel, kolonel Van Oosten, dominee Paap en stadscommissaris J. Robles de Medina. Natuurlijk gade­geslagen door ruim honderdtwintig nazaten van de kolonisten.

Het monument is een ontwerp van (de later veel ge­vraag­de) architect J.A. Wiegerinck, die sinds 1943 in dienst is van departement van Openbare Werken. Het brede voetstuk is van cement. Daarop staat een kolom die is opgetrokken uit in Suriname geproduceerde rode bakstenen, symboli­serend moed en vastberadenheid. Bovenop is een golvende plaat van smeedijzer aange­bracht, het zinnebeeld van het moeilijke begin, de ups en downs. De rijzende zon en de zonnestralen staan voor een beloftevolle toekomst. De plaquette met tekst is vervaardigd door de heer Van Duykeren TER HERDENKING VAN DE KOMST, HET LIJDEN EN DE VOLHARING VAN DE NED. BOEREN IN SURINAME.

Een paar dagen later, op woensdag 20 juni, wordt de herdenking gevierd met een groot feest op het erf en in het gebouw van de R.A. Tammengaschool aan de Tweede Rijweg in Paramaribo. Ook de gouverneur is weer aan­wezig. Veel aandacht gaat uit naar de tentoonstelling van voorwerpen die de kolonisten vanaf het begin aan hadden meegenomen uit Nederland. Bijzonder is dat de radio-uitzending door de A.V.R.O.S ook in Nederland is te beluisteren. Het feest duurde tot (…) een tijdstip dat het melken der koeien niet verre meer was (…).

150 jaar “Boeren” kolonisatie
Onder deze titel schrijft historicus André Loor op 19 juni 1995 in de Ware Tijd een pagina groot artikel over de geschiedenis van de boeren die 150 jaar eerder naar Suriname kwamen en hun nazaten. Hij gaat in op hun onmiskenbare bijdrage aan de Surinaamse gemeenschap. Zij zijn (…) trend-setters in de wijze van beoefening van boerenbedrijf (…) door wisselbouw en samengaan van landbouw en veeteelt.

Aan het gedenkteken van 1945 werd het jaartal 1995 toegevoegd.

Een dag later, op dinsdag 20 juni, wordt het herin­nerings­erfgoed uit 1945 ‘gekroond’ met de toevoeging in de zonnestralen van het ‘gietijzeren’ jaar 1995. Op deze eenmalige vrije dag zijn onder meer aanwezig president Ronald Venetiaan, minister van Volksgezondheid Rakhieb Khudabux, voorzitter van DNA Jagernath Laschmon, districtscommissaris van Saramacca Harry Ramlakhan en Elize Henriette van Brussel, een van de oudste afstam­me­lingen.

Medisch Laboratorium geschonken door de Boeroegemeenschap.

Iets later opent president Ronald Venetiaan een nieuw medisch laboratorium, als onderdeel van de Regionale Gezondheid Dienst (RGD). In dit lab kunnen diverse testen (waaronder urine en bloed) worden uitgevoerd. Van groot belang voor de bewoners van Saramacca en Coronie omdat ze voorheen altijd naar Paramaribo moesten. Het Sf 20 miljoen kostende lab is een geschenk van de nazaten van de Nederlandse boeren.

Hier blijft het niet bij. André Loor en Erwin van Brussel schrijven het herin­ne­rings­boek­je met op het omslag een af­beelding van de ken­merkende boerenkar. Het is een initiatief van het Comité Herdenking 150 jaar Boeren kolo­nisatie in Suriname dat in Ter ge­lei­de schrijft (…) ge­meend heeft om als een blijvende herinnering (…) een ge­denk­boek uit te geven. (150 jaar, uitgave Comite 1995 blz 3). Tot slot planten Herman Floris Veltkamp en Michel van Dijk voor het gebouw van het districts­com­missariaat een jonge rode kabbes, een veel voorkomende boomsoort op de erven van de Nederlandse boeren.

De gerestaureerde waterput Bron van hoop

Bron van hoop, 20 juni 2016
De eerste beschrijving over vers drink­water komt van August Kappler (1815-1887). In Zes jaren in Suriname beschrijft hij zijn bezoek aan de post Groningen en stelt vast dat Het land is tamelijk hoog (…) klippen die bestaan uit gedroogde schelpen. Een bron van ijskoud water stroomt uit deze klippen. In zijn proefschrift uit 1860 over de epidemie onder de Nederlandse boeren noteert dokter Frederik Tijdeman Ook hier was een bron die zuiver water opleverde (…) op Groningen geen gebrek aan drinkwater is. (…) Op Voorzorg ontbrak goed drinkwater geheel (…).

Op de plattegrond van Groningen en Voorzorg die dominee Van de Brandhof – de leider van de kolonisatie – in 1845 heeft getekend bevindt de waterput zich in de nabijheid van de oever van de Saramaccarivier, iets voorbij de landingsplaats met stenen trap.

De waterput, zo belangrijk voor de kolonisten, verliest in de loop van de jaren zijn functie en raakt in verval. Stichting Sranan Boeroe neemt het initiatief om de toendertijd levensbron te restaureren. De eerste steenlegging is op 20 juni 2015 een gezamenlijke inspanning van weduwe mevrouw Judith Loor, districtscommissaris Laksmienarain Doebay, directeur Cultuur Stanley Sidoel en de voorzitter van Sranan Boeroe. Een jaar later wordt de vernieuwde put onthuld door districtscommissaris Ramkhelawan Gopaldew en leden van de stichting.

Hoewel de waterput anno 2025 niet geschikt is voor drinkwater heeft hij nog steeds een functie. Schubert Asmowidjojo, werkzaam op het commissariaat Saramacca, woont in het huis achter de waterput en hij gebruikt de bron om door middel van een motor het water op te pompen om zijn moestuin te besproeien. Het levert hem meerdere keren per jaar een rijke oogst op.

Monument voor de overledenen, 20 juni 2021
Zondag 20 juni 2021 is een belangrijke dag voor de nazaten van de Nederlandse kolonisten. Districtscommissaris, de burgermoeder Sherin Bansi-Durga onthult het monument dat herinnert aan alle kolonisten die tussen 1845 en de opheffing van de kolonisatie in 1853 onder erbarmelijke omstandig­heden zijn overleden. Het gedenkteken staat op een ruim stuk grond van de algemene begraafplaats van Groningen en is goed zichtbaar vanaf de Landingsstraat, iets voorbij de Pannekoekstraat.

Erick Rijsdijk, voorzitter van Stichting Sranan Boeroe, bena­drukt het belang van de vierkanten zuil. In het zwart graniet zijn in goudkleurige letters de namen gegrafeerd. Hij legt uit aan de ruim tweehonderd aanwezigen Om diegenen die het niet overleefd hebben alsnog te eren (…) voor iedereen zichtbaar (…). Het leed is voelbaar bij het zien van familienamen zoals Wouters, Zweers, Welij, Van Ravenswaay, Roode: gezinnen zijn gedecimeerd. Aan de voet, net boven het grind, de plaquette 1845-1853 EEN ZWARE TOL.

Van de verschrikkelijke ge­beurtenissen is een oog­getuigenverslag be­­waard gebleven. Frederik Tijde­man is officier van ge­zond­heid derde klas op de plantage Catharina Sophia, ook aan de Sara­mac­ca­rivier. Hij wordt eind juni 1845 door dominee Dirk Copijn ge­vraagd om te assisteren bij de patiënten. Zijn ervaringen, bevindingen, ingrepen, diagnoses (tyfus) en meer legt hij vast in het Academisch proefschrift DE EPIDEMIE VAN TYPHUS waarop hij in 1860 promoveert tot doctor in de geneeskunde.

Enkele van zijn observaties geven een beeld van het lijden: (…) de koorts was vrij hevig (…) door hoofdpijn, misse­lijk­heid en braken van olie dikke gal (… ) voorafgegaan. (…) de oogen waren rood geinjicieerd, de Pupil verwijd, de tong beslagen met roode randen. (…) ook hadden velen neusbloedingen (…) constipatie afgewisseld met dia­rrhoeen (…) onder verschijnselen van uitputting stierf de lijder meestal binnen de 6 a 8 dagen.

Foto’s: Eric Kastelein

Eric Kastelein is auteur van het geschiedenisboek Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinne­rings­erfgoed (Sampreshan, Zoetermeer). Met steun van het Cultuurfonds doet hij onderzoek naar het herinne­rings­erfgoed in de districten, waaronder Groningen te Saramacca. Naar verwachting verschijnt dit boek in 2029 bij Sampreshan.

Lees hier over 180 jaar Boeroes in Suriname.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Suriname
No Comments

Van sitarklanken tot spoken word: hoe LaLaLand India naar Nederland brengt – Hindorama / Sampreshan

donderdag, 12 juni 2025 by Redactie Hindorama

De derde editie van LaLaLand, het festival dat India naar Nederland brengt, vindt dit jaar plaats op zaterdag 5 en zondag 6 juli in Ruigoord Amsterdam. Initiatiefnemers van het festival zijn Lalita van Lamsweerde en Noreen van Holstein. Hindorama sprak met hen.

Noreen van Holstein en Lalita van Lamsweerde-de Goederen

Toen Lalita van Lamsweerde als kind thuis de klanken van de sitar hoorde, wist zij nog niet dat deze muziek veertig jaar later de kern zou vormen van een festival dat zij samen met Noreen van Holstein zou oprichten. Haar vader, Felix van Lamsweerde, was de enthousiaste pionier die in de jaren ’50 klassieke Indiase muziek en dans naar Nederland bracht. Dankzij hem klonk de legendarische sitarspeler Ravi Shankar, de vader van Anoushka Shankar, al in 1957 voor het eerst in Nederland en direct op het belangrijkste podium van het land, namelijk in het Concertgebouw. Nu, ruim zestig jaar later, klinkt diezelfde spirit door op LaLaLand Festival, dat het veelzijdige India naar Amster­dam brengt.

Een leven vol prachtige klanken
Felix van Lamsweerde raakte als veertienjarige gegrepen door Indiase klanken via All India Radio. Later studeerde hij culturele antropologie en vertrok met een beurs naar India. Hij legde later in Nederland voor het Tropenmuseum in Amsterdam de basis voor een afdeling in dit museum met niet-westerse muziek en dans. Tot die tijd had het museum zich vooral gericht op muziek en dans uit Indonesië. Van Lamsweerde organiseerde in de majestueuze zalen van het Koninklijk Instituut voor de Tropen legendarische Indiase concerten van onder andere Dagar brothers (dhrupad), Vilayat Khan (sitar) en Hariprasad Chaurasia (bansuri fluit). Hij stond aan de wieg van de wereldmuziek, een term die hij overigens vreselijk vond. Klassieke Indiase muziek was voor hem net zo belangrijk als klassieke muziek van Mahler of Mozart, voor hem waren er geen verschillen, het ging hem louter en alleen om prachtige en betekenisvolle muziek.

“Thuis in Amsterdam en later in Bloemendaal was zijn passie voelbaar. Onze huiskamer veranderde regelmatig in een concertzaal; bezoekers zaten op kussens op de grond, terwijl topmusici uit India optraden.” De toen nog kleine Lalita was verantwoordelijk voor de kaartverkoop. Felix van Lamsweerde werkte tot aan zijn pensioen in het Tropen­museum. Muziekkenners in het binnen- en buiten­land roemden zijn betekenis als ambassadeur voor en kenner van de Indiase muziek in Nederland en daarbuiten.

* * *

WORKSHOP INDIASE DANSVERHALEN VOOR KINDEREN 

Tijdens LaLaLand 2025 is er ook speciale aandacht voor kinderen. In samenwerking met uitgeverij Sampreshan en infosite Hindorama.com wordt er een inspirerende workshop georganiseerd naar aanleiding van het onlangs verschenen boek Nritya Katha – Indiase dansverhalen voor kinderen. In deze interactieve sessie maken kinderen kennis met Indiase dans en mythologie aan de hand van verhalen en beweging. Het boek biedt een toegankelijke manier om jonge generaties in aanraking te brengen met de rijke vertel- en danstraditie van India. Een waardevolle toevoeging aan het festivalprogramma die de brug slaat tussen educatie, erfgoed en plezier.

* * *

LaLaLand: een droom wordt werkelijkheid op 5 en 6 juli
Na het overlijden van haar vader in 2021 voelde Lalita de behoefte om zijn werk en passie voort te zetten. Zij besprak haar wensen met Noreen van Holstein met wie zij een diepe liefde voor India deelt. Lalita en Noreen kennen elkaar uit de tijd dat zij beiden daar woonachtig waren. Noreen woonde zeventien jaar in India, Lalita acht jaar. Noreen zette al in 2018 op de stranden van Goa in India het festival LaLaLand op. “In de zomer van 2023 brachten wij ‘the Magic of India’ voor het eerst naar Nederland. Wij vonden in Ruigoord Amsterdam de perfecte plek: een vrijplaats met een lange geschiedenis van Indiase inspi­ratie. En nu, anno 2025 vieren wij de derde editie van LaLaLand Festival op 5 en 6 juli.” Wat begon als een droom, is uitgegroeid tot een professioneel festival met meer dan vijftig artiesten, zes podia en duizenden bezoekers.

India voorbij stereotyperingen
“Met LaLaLand willen wij de rijke schakering van het hedendaagse India tonen. En mensen laten kijken voorbij armoede of Bollywood. India is de grootste democratie ter wereld, een technologisch zwaargewicht met een jonge en gedreven bevolking en een spirituele schatkamer. Op LaLaLand staan klassieke musici naast AI-kunstenaars, en spoken word performers naast yogameesters.”

Het festival verwelkomt dit jaar onder andere Saskia Rao-de Haas. De in India woonachtige cello virtuoos die net onderscheiden is met een lintje, treedt op over de hele wereld, van New York tot Australië. Zij heeft al 10 jaar niet in Nederland opgetreden. Andere klassieke topmusici dit jaar zijn fluitist J.A. Jayant, violist Sumanth Manjunath en sarod speler Ranajit Sengupta. Dansgezelschap Kalpanarts, tabla-speler Heiko Dijker en zangeres Tritha keren voor de derde keer terug en andere interessante artiesten zijn bijvoorbeeld AI-performer Hasan Shahrukh, de band Bombay Noir en DJ MOUS. Daarnaast verwelkomt het festival Bollywoodzangeres Hamshika Iyer en de bekende actrice Koel Purie.

Verder is er een extra uitgebreid yogaprogramma. Geïn­spireerd door de levende tradities van India omvatten de sessies ochtendmeditatie, workshops, ademwerk, klank­reizen en vel verschillende yogasessies onder leiding van gerenommeerde gidsen en leraren zoals Afke Reijenga, Tina Rumenović en Esmee Jiskoot. Yoga wordt hier niet gezien als lifestyle, maar als levensfilosofie. Deelnemers kunnen zich onderdompelen in eeuwenoude tradities die ook vandaag nog relevant zijn.

Verbinding met de Hindostaanse gemeenschap
De organisatoren vinden het ook belangrijk dat de Indiase diaspora, in het bijzonder, de Hindostaanse gemeenschap aandacht krijgt. Het is meer dan 150 jaar geleden dat de eerste Hindostanen uit India via contractarbeid naar Suri­name kwamen en vervolgens zijn velen vanuit Suriname naar Nederland gekomen. “Met workshops, gesprekken en optredens wordt uitgebreid aandacht aan de Hindostaanse gemeenschap in Nederland en haar culturele nalatenschap besteed. Er is onder meer een optreden van de populaire Hindostaanse band Diamonds 2000. Het dansproject Wi Mato waarin de verbondenheid tussen India, Suriname en Afrika wordt verbeeld, beleeft zijn première.”

Eenheid in diversiteit
Het LaLaLand Festival biedt met zes podia een compleet spectrum van het hedendaagse India. “Een onmogelijke opgave”, zeggen Lalita en Noreen lachend. Het land met het grootste inwonersaantal ter wereld is volgens beiden extreem divers, zowel geografisch, cultureel als sociaal. “Maar vanuit de diepe spirituele traditie richten veel mensen in India zich in het dagelijks leven op ver­bondenheid, wijsheid en een streven naar eenheid in diversiteit. Dat willen wij graag laten zien tijdens LaLaLand”, aldus Lalita. Het motto van het festival is dan ook: Vasudhaiva Kutumbakam, oftewel De wereld is één familie.

Een festival voor iedereen
LaLaLand is niet alleen een cultureel evenement, maar ook een eerbetoon aan het levenswerk van Felix van Lamsweerde. Zijn nalatenschap leeft voort in de Felix Room. De sfeervolle en prachtige concertzaal op Ruig­oord is voor twee dagen naar hem vernoemd. Topmusici en liefhebbers van Indiase klassieke muziek ontmoeten elkaar daar. Ook symboliseert LaLaLand de hechte banden tussen Nederland en India, tussen oud en nieuw, tussen spiritualiteit en technologie. Het festival is voor iedereen. Voor yogi’s en foodies, muziekliefhebbers en families. Bezoekers dwalen tussen chai-kramen, cricket­velden, danspodia en kunstinstallaties. Of ze nu komen voor de mantra circle of een techno-dj: er is ruimte voor devotie én dans.

Naar de toekomst
De organisatoren dromen ervan LaLaLand verder te laten groeien en nog meer mensen te verbinden. “Zoals Felix van Lamsweerde ooit India naar Nederland bracht, zo brengt het LaLaLand team nu het India van vandaag tot leven op Ruigoord. En op 5 en 6 juli dit jaar ontwaakt India weer in Amsterdam en iedereen kan meegenieten!” Aldus de bevlogen initiatiefnemers Lalita van Lamsweerde en Noreen van Holstein.

Meer informatie en tickets: www.lalalandfestival.nl

Foto’s: Coen Dijkstra

SPECIALE LEZERSAANBIEDING
Voor lezers van Hindorama is er een speciale aanbieding om kennis te maken met het India festival LaLaLand. Met de code ‘HINDOLALA5’ krijg je 5 euro korting op een dagticket (normaal 37,50 euro) of op een weekendpas (normaal 49,50 euro). Bezoek India in Amsterdam op zaterdag of zondag, of beide dagen. Op zaterdag opent de deur om 12 uur en gaat het programma door tot 22 uur. Op zondag starten we al om 9 uur met een prachtig ochtendconcert en yoga en sluiten we LaLa­Land met een grand finale om 20 uur af.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR
No Comments

Natte haren – Kanta Adhin

maandag, 09 juni 2025 by Redactie Hindorama

Kanta Adhin

Weinig dingen zijn zo hard­nekkig als natte haren in de badkamer. Behalve mis­schien poli­tieke ideeën die men liever kwijt dan rijk is.

Er zijn van die huis­houde­lijke ongemakken waar ik me altijd vreselijk aan erger. Daarvan zijn natte haren in de badkamer er een van. Je denkt dat je ze hebt opge­ruimd, maar dan zie je in een hoek, tegen de wand, toch weer een paar slierten opduiken. En het ergste is nog: als je ze wil weggooien, blijven ze aan je hand(schoen) plakken. Het kost de grootste moeite om ze van je af te werpen. Als je langs de rand van de afvalbak wrijft, is de kans groot dat je eerder weggegooide haren weer oppikt. Op zulke momen­ten lijkt het haast een zegen als iedereen in huis kaal zou zijn!

Het ongemak van natte haren schoot direct door mijn hoofd toen de PVV na de verkiezingen in 2023 als grootste partij uit de bus kwam en zich opmaakte voor regerings­verant­woordelijk­heid. We zagen hoe de partijleider ineens bereid was een aantal van zijn meest controversiële plannen ‘in de ijskast’ te zetten om samenwerking met andere partijen mogelijk te maken. Zo verdwenen het verbod op moskeeën en islamitische scholen, het weren van mensen met dubbele nationaliteit uit het openbaar bestuur, en het ontnemen van stemrecht voor mensen met een dubbel paspoort tijdelijk van het toneel. Het grote struikelblok bleef echter de hardnekkige anti-rechts­statelijke houding van de partij. Wilders moest zich committeren aan de ‘Basislijn voor het waarborgen van de Grondwet’ en afstand nemen van standpunten die daar­mee onverenigbaar zijn. Zoals het idee dat de islam geen godsdienst is, maar een gewelddadige totalitaire ideologie. Ook de radicale ideeën over asiel verdroegen zich niet of moeilijk met de basislijn.

Ik bleef me afvragen: lukt het Wilders echt om die stand­punten van zich af te schudden, of blijven ze – zoals die natte haren – hardnekkig aan hem kleven?  Je kunt je natuurlijk ook afvragen of hij überhaupt serieus probeerde ze weg te doen. Oppositiepartijen waren in ieder geval niet overtuigd. Wat de ijskast ingaat, kan er zo weer worden uitgehaald en opgewarmd. Het duurde dan ook niet lang voor de PVV zich via sociale media liet horen met retoriek die tegen de (geest van de) afspraken inging. De premier werd regelmatig in verlegenheid gebracht. En zoals natte haren zich niet makkelijk laten verwijderen, zo blijken ook ingebakken ideeën niet zomaar verdwenen. Of zoals het spreekwoord luidt: De vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken. Niet verwonderlijk dus dat het kabinet Schoof geen lang leven beschoren was.

En dan zien we dat in Suriname bij de recente verkiezingen de NDP  – nipt – de grootste partij is geworden. Een partij die eerder met populistische en anti-rechtsstatelijke hand regeerde, en die het land achterliet met een lege schatkist en uitgeholde instituties. In de verkiezingscampagne beloofde men het ditmaal beter te gaan doen. Andere partijen besloten meteen deze partij hartelijk de hand te schudden, zonder zich af te vragen of deze wel schoon, of tenminste iets schoner dan voorheen, was. Van politieke meelopers die koste wat kost in het machtscentrum willen komen, verwacht je weinig anders. Zeker met de gas&oil-dollartekens in hun ogen. Maar hoe zit het met meer principieel georiënteerde partijen? Gaan deze zich in de coalitie echt inzetten voor betrouwbaarheid en stabiliteit? Het zou een zegen zijn voor Suriname als de natte haren niet van hand tot hand blijven glibberen, maar definitief in de afvalbak belanden. Zodat het land behoed wordt voor weer een politieke kaalslag!

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
No Comments

Sarnámi Bol – Spreek Sarnámi! – Kanta Adhin

zondag, 08 juni 2025 by Redactie Hindorama

Wat vooral opvalt, is hoe enthousiast de huidige generatie grootouders is om iets van de taal aan kleinkinderen door te geven.

V.l.n.r. Zhunaysha Gajadhar, Charla Manohar en Warsha Narain

Je hoort de oudere generatie Hindostanen in Nederland vaak klagen dat de jongeren geen interesse hebben in culturele bijeenkomsten. Het klopt dat het publiek vaak wordt gedomineerd door de in Suriname geboren generatie. Tijdens een studiedag van het Jnan Adhin Instituut in december 2023 gaven jongeren aan dat zij wel met de cultuur bezig zijn, maar op een andere manier en dat ‘bijeenkomsten oude stijl’ vaak niet of onvoldoende zijn afgestemd op hun behoeften. Bovendien hebben sociale media veel mogelijkheden gecreëerd om onderling interesses met elkaar te delen.

Drie in Nederland geboren Hindostaanse vrouwen, behorend tot de generatie Y (geboren tussen 1981 en 1996) bewijzen dat ook onder hun generatie initiatieven worden ondernomen ter behoud van aspecten van de cultuur waar de hele Hindostaanse gemeenschap trots op mag zijn. Zhunaysha Gajadhar, geboren en getogen in Amsterdam, Warsha Narain, geboren en getogen in Utrecht, en Charla Manohar, geboren en getogen in Amersfoort, vormen het team van Sarnámi Bol (Spreek Sarnámi). Via Instagram, Facebook en TikTok zijn zij nu al 5 jaar bezig om het spreken van de Hindostaanse taal te stimuleren en zo een bijdrage te leveren aan het levend houden van de taal en cultuur. Via spelletjes, winacties en interactieve vragen brengen zij op een luchtige manier de taal onder de aandacht.

“Het idee voor Sarnámi Bol ontstond tijdens de Covid-lockdown naar aanleiding van een gesprek over onze roots en cultuur. We vroegen ons af hoe we daar iets meer mee konden doen, en kwamen uit bij het Sarnámi als dé bindende factor binnen de gemeenschap. We hebben allemaal ervaring in de media en wilden die vaardigheden inzetten om iets terug te doen voor de gemeenschap. Sarnámi Bol werd zo niet alleen een creatief project, maar ook een manier om mensen te verbinden en bewust­wording te creëren.” Vanwaar die liefde voor het Sarnámi bij in Nederland opgegroeide en hooggeschoolde vrouwen, die allen een drukke baan hebben. Zhunaysha heeft de lerarenopleiding gedaan en werkt momenteel als docent op een vmbo-school in Amsterdam. Warsha heeft journalistiek gestudeerd. Na een lange periode bij de publieke omroep en wat omzwervingen werkt zij nu als operationeel leidinggevende in de energiesector. Charla heeft Media & Entertainment Management en Film- en Televisie Wetenschappen gedaan en is ook een periode werkzaam geweest bij de publieke omroep. Nu heeft zij een baan als business analist in de logistieke sector.

Vanzelfsprekend en natuurlijk
In hun familie werd veel Sarnámi gesproken, maar de ouders verwachtten niet per se dat de kinderen ook Sarnámi spraken. Warsha: “Mijn ouders hebben tot mijn vierde jaar alleen Sarnámi met mij gesproken. Nederlands heb ik op school geleerd. Ik verstond alles, maar sprak naarmate ik ouder werd, steeds minder Sarnámi terug. Pas rond mijn achttiende ging ik het meer spreken, toen ik meer Hindostaanse vrienden kreeg. Toen ik Zhunaysha en Charla leerde kennen, werd het spreken steeds vanzelf­spreken­der. Nu spreek ik het eigenlijk alleen met hen en bij evenementen waar we als Sarnámi Bol bij zijn. Als ik met mijn man praat, gebruik ik af en toe een paar Sarnámi woordjes tussen het Nederlands in. Hij is niet opgegroeid met het Sarnámi, maar inmiddels spreekt hij ook wel wat woordjes mee. In familieverband ben ik wel strikt in het hanteren van aanspreektitels. Ik ben mausi, mámi, phoewa enzovoort….geen tante!”

Voor Charla is het spreken van het Sarnámi een vanzelf­sprekendheid gebleven. “Het was altijd om me heen en ik begreep het vanzelf. Mijn ouders spraken het ook met mij, maar ik antwoordde vaak in het Nederlands. Op een gegeven moment, toen ik nog klein was, kwam er familie uit Suriname bij ons logeren. Vanaf dat moment begon ik ook Sarnámi te praten. Het was alsof er een knop omging en sindsdien spreek ik de taal met het grootste gemak, vooral thuis, maar ook met familie en vrienden. Het is gewoon de manier waarop we met elkaar communiceren, een soort vanzelfsprekendheid die ons verbindt. De taal is echt een deel van mezelf geworden. Het voelt voor mij heel natuurlijk om bepaalde dingen in het Sarnámi te zeggen, alsof de woorden vanzelf uit mijn mond komen.”

Zhunaysha was ook gewend thuis veel Sarnámi te horen. Het werd met familie en vrienden gesproken en haar ouders spraken het ook onderling. “Door die combinatie ben ik de taal als kind vanzelf gaan begrijpen. Mijn ouders hebben me nooit aangespoord om het actief te spreken. Maar Sarnámi is voor mij de taal van emotie en van verbinding. Met mensen in mijn directe omgeving, zoals mijn vader, schoonouders, mijn broer, en Charla en Warsha, voelt Sarnámi gewoon het meest natuurlijk om te gebruiken. Ik krijg steeds vaker de vraag – meestal met een knipoog – of ik het ook niet met anderen wil spreken, zodat zij kunnen oefenen. Dit laat wel zien dat er een zekere behoefte is om de taal meer te gebruiken en samen levend te houden. En dat motiveert mij weer om het zelf ook vaker bewust in te zetten.”

Herkenning en plezier
Het drietal kent elkaar al zo’n zeventien jaar. Charla en Warsha werkten een tijdje samen bij omroep NTR. Toen ze bij de Organisatie Hindoe Media (OHM) kwamen te werken ontmoetten ze daar Zhunaysha. Bij OHM is hun betrok­ken­heid bij de eigen cultuur versterkt en is hun vriendschap gebleven. Dat is best bijzonder, vinden zijzelf. En nu zetten ze hun kwaliteiten en vaardigheden actief in voor het bevorderen van het Sarnámi. In 2023 brachten ze ter gelegenheid van 150 jaar Hindostaanse Immigratie een kinderboek uit, Lukká-cori (Verstoppertje) en een kwartet­spel om kinderen spelenderwijs Sarnámi woorden bij te brengen. Ze hebben sedertdien ruim 1000 boeken en spelletjes verkocht en zijn daar trots op. “De reacties op onze producten zijn altijd positief.” “Het is geweldig om te zien hoe kinderen voorgelezen worden uit ons boek of hoe het kwartetspel gespeeld wordt op familiefeestjes!”

Ze staan vaak op evenementen en gaan dan graag in gesprek met het publiek. “Wat vooral opvalt, is hoe enthou­siast de huidige generatie grootouders is – vaak geboren in Suriname – om iets van de taal door te geven. Hun kinderen, die hier in Nederland zijn geboren, verstaan het Sarnámi vaak wel, maar spreken het nauwelijks. Juist voor hen is het kwartet of het voorleesmoment met de kleinkinderen een mooie manier om taal en cultuur speels en laagdrempelig levend te houden. En we horen vaak dat ouders en grootouders er zelf ook van leren. Dat geeft een fijn gevoel.” Daarnaast krijgen ze regelmatig berichten via e-mail en sociale media van ouders die de producten van Sarnámi Bol hard nodig vinden voor hun jonge kinderen. ”We horen vaak hoe onze producten voor herken­ning zorgen, bij jong en oud, en hoe er plezier, verbinding en trots ontstaat, vooral tijdens het kwartetspel.”

Gewoon durven spreken
Volgens Sarnámi-experts wordt de taal met uitsterven bedreigd. Zeker in Nederland waar voor velen het Nederlands de moedertaal is, omdat ze die van kleins af thuis en op school meekrijgen. Hoe kijken de Sarnámi-Bol-vrouwen daartegen aan? “Wij zijn geen taalexperts en we begrijpen dat na zo een tweede migratie de taal in de verdrukking raakt. Als ik kijk naar Guyana, Trinidad, Zuid-Afrika en landen als Canada waar zich een grote diaspora bevindt, dan breekt mijn hart. De moedertaal leeft helemaal niet meer en dan denk ik: ‘Laat dat alsjeblieft niet het lot van het ‘Sarnámi zijn.’ Vanuit onze passie doen wij wat wij kunnen om een stukje van onze cultuur te behouden en we zijn natuurlijk erg blij met de aanmoe­diging die wij krijgen,” zegt Zhunaysha en Charla voegt toe: “Je merkt wel eens dat mensen zich schamen om Sarnámi te praten, omdat ze de taal niet goed beheersen of omdat hun uitspraak niet perfect is. Of ze praten het misschien wel in een klein groepje, maar durven het niet in groter verband te praten. Je probeert ze dan ervan te overtuigen dat het helemaal niet erg is als je het niet goed spreekt. Door het steeds vaker en met steeds meer mensen te praten, leer je het.”

Het is best opmerkelijk dat de vrouwen zich zo sterk maken voor een stukje Surinaamse cultuur, terwijl de binding met Suriname aan het afnemen is. Met de familie daar hebben ze wel contact en ze voelen zich wel met de cultuur verbonden. Maar die verbondenheid is er ook met de Indiase cultuur. Ze spreken ook goed Hindi. Ze zien wel dat dit een prestigieuzer taal dan het Sarnámi is. Er is wel een ontwikkeling te zien in Bollywoodfilms. Je hoort daarin tegenwoordig ook talen die verwant zijn aan het Sarnámi. “In de afgelopen tien jaar zijn er veel films verschenen die zich in Noord-India en Centraal-India afspelen, waarin bijvoor­beeld Awadhi en andere regionale talen worden gesproken — talen die verwantschap hebben met het Sarnámi,” vertelt Zhunaysha. “Je herkent dan duidelijk woorden die wij ook in het Sarnámi gebruiken. Soms spreken perso­nages alleen die taal, wat het nóg herkenbaarder maakt.” Laapataa Ladies (2024) en Article 15 (2019) zijn twee van de vele voorbeelden. Deze zijn terug te zien op Netflix. Gezien de populariteit van Bollywoodfilms, zou deze ontwikkeling mogelijk kunnen bijdragen aan het wegnemen van schaamte bij jongeren om het Sarnámi te spreken.

Veelzeggend en veelzijdig
De drie vrouwen roemen het Sarnámi om de veelzeggende lading van de woorden. “Er zijn van die typische uitdruk­kingen die je meteen herkent,” zegt Zhunaysha, “zoals hodde of hedde. Dat soort woorden zegt zó veel met zó weinig. Of ekke dekh, wat iets heeft van “kijk nou toch”. De precieze betekenis hangt echt af van de toon en het moment.” Daar is Charla het helemaal mee eens. “Hodde is wel mijn stopwoordje geworden! Het is zo’n veelzijdig woord – je kunt het gebruiken als een verbaasde “Wauw!” of een dramatisch “Oh nee!” Ik merk dat ik sommige dingen gewoon liever in het Sarnámi zeg, omdat het net die extra lading van emotie meebrengt.” Voor Warsha zit in de vraag Tu khaile? of de aansporing Ja khá le! veel liefde verborgen. “Hindostanen zijn niet gewend om liefde uit te spreken. Maar door te vragen of iemand heeft gegeten of te zeggen dat iemand moet gaan eten, spreek je die liefde op een andere manier uit.”

Sarnámi Bol heeft inmiddels een trouwe en steeds groter wordende groep volgers die Zhunaysha, Warsha en Charla inspireert en aanmoedigt om door te gaan. Ze zijn nu bezig nieuwe producten te ontwikkelen, waar ze hopelijk in het najaar meer over kunnen vertellen. Ze nemen er de tijd voor om alles zorgvuldig uit te werken. Dat doen ze naast hun drukke baan en het duurt daarom wat langer dan zij zelf zouden willen. Maar de motivatie is er, en vooral de liefde voor taal en cultuur. “We hebben buiten verwachting zoveel mooie reacties op onze eerdere producten ont­vangen. Het raakt ons diep dat we met onze creaties een mooie, betekenisvolle bijdrage mogen leveren aan het doorgeven van een rijke taal en cultuur.”

Foto’s: Sarnámi Bol

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW
No Comments

Majoie Hajary: Hindostaans-Surinaamse pianist en componist van wereldformaat – Dr. Chan Choenni

woensdag, 04 juni 2025 by Redactie Hindorama

Dr. Chan Choenni

Op 25 maart 2025 vond in de openbare biblio­theek te Den Haag de presentatie plaats van de biografie van de componist en pianist Majoie Hajary. Deze biografie getiteld Suri­naam­se Rapsodie: ’t leven van Majoie Hajary in zeven muziekstukken is in hardcover uitgegeven door Waanders uitgevers gevestigd te Zwolle. Een rapsodie is een muziekstuk dat bestaat uit tegengestelde gedeelten die ondanks de vrije stijl toch een eenheid vormen. De schrijfster van dit boek, Ellen de Vries, kiest terecht voor de term rapsodie om het indruk­wekkende leven van de in Suriname geboren veelzijdige Hindostaans-Surinaamse vrouw te typeren. Behalve pianist en componist, was zij ook de tekenkunst machtig. Verder vertaalde ze Nederlandse boeken in het Frans. De presentatie van haar biografie vond plaats in aan­­wezig­heid van een zeer geïnteresseerd publiek en werd opgeluisterd door pianomuziek gebaseerd op enkele van haar composities.

Majoie Hajary overleed in 2017 op 96-jarige leeftijd in een voorstad van Parijs, waar zij vrij lang had gewoond. Haar fascinerende leven kende nogal wat tegenstellingen, maar kan ook worden beschouwd als overlevingskunst op het Europese continent tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog. In de periode daarna was ze een internatio­nale glamour diva tot de eenentwintigste eeuw. Toch is deze bijzondere vrouw in brede Surinaamse kring en, in het bijzonder, de Hindostaanse gemeenschap vrijwel onbe­kend gebleven. Dat laatste is opmerkelijk want tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar ook daarna stelde zij haar Indiase (Hindostaanse) identiteit meestal op de voorgrond. Wie was deze bijzonder getalenteerde vrouw en welke verdiensten heeft zij gehad?

Majoie op jonge leeftijd achter de piano.

Indiase afkomst
Majoie Hajary werd op 12 augustus 1921 in Para­maribo geboren in een groot huis aan de Keizerstaat 179. Paramaribo was toen nog een kleine stad met Witten die de macht hadden en een kleine lichtgekleurde elite die de middenklasse vormde. Afro-Surinamers, Hindostanen en Javanen vormden grotendeels de lagere klasse. In het binnenland woonden Marrons en Inheemsen. Haar vader H.N. (Harry) Hajary was een Hindostaan. Haar moeder, Wilhelmina (Mien) Tjong Ayong, was Afro-Chinese. Majoie was dus half Hindostaans, kwart Afro en kwart Chinees; een dogla of moksi zou men in Suriname zeggen.

Vader Harry Hajary (met dank aan dr. Karen Ali)

Eerst zal worden stilge­staan  bij de Indiase afkomst van Majoie Hajary. Zij stelde immers deze identiteit op de voorgrond en etaleerde gedurende haar inter­natio­nale loop­baan na­druk­kelijk haar India­se wortels. Haar vader Harry Hajary was des­tijds een ambtenaar in dienst van het Neder­lands gouverne­ment. Hij behoorde tot de kleine groep vooraanstaande Hindostanen in Paramaribo. Zo maakte hij deel uit van een vierhoofdige delegatie die in 1920 toenmalig Brits-Indië bezocht nadat de emigratie van contractarbeiders in 1917 was stopgezet. De delegatie pleitte – overigens tevergeefs – bij de Indiase verzetsleider M.K. Gandhi ervoor om de emigratie naar Suriname te hervatten. Harry Hajary was in 1891 in Suriname geboren. Zijn ouders kwamen uit India. Zijn vader Jainab Hajary kwam in 1873 met het derde transport (het schip Yorkshire) als contractarbeider in Suriname aan. De ájá (paternale grootvader) van Majoie behoorde dus tot de groep pioniers onder de Brits-Indische contract­arbeiders. Hij werd ‘koelietolk’, toentertijd een voorname functie die goede beheersing van het Nederlands vereiste. Hij ondersteunde de Brits-Indische contract­arbeiders die doorgaans het Nederlands nauwelijks beheersten en hij vertaalde voor de overheid en andere organisaties de voor hen bestemde mededelingen. Tolken speelden toen ook een belangrijke rol tijdens zittingen van de rechtbank in zaken waar Brits-Indiërs bij waren betrokken.

Moeder Mien, de zussen Toetie en Jettie en vader Harry in 1938. Foto gemaakt ter gelegenheid van de verjaardag van Majoie die toen al in Amsterdam woonde. Bron: Boek Ellen de Vries

Majoie Hajary is vernoemd naar haar áji (paternale grootmoeder) die als zevenjarig meisje in 1883 met het schip Sheila I in Suriname aankwam. Zij overleed voor de geboorte van haar kleindochter. Haar in India opgetekende voornaam Majoie was hoogstwaarschijnlijk een verschrij­ving. Tijdens de inschrijving bij het (sub)depot van contractarbeiders door de registratie-ambtenaren in India werden de namen niet altijd correct opgeschreven. Hoogstwaar­schijn­lijk was de voornaam van haar áji Madhavi, hetgeen in het Hindi de zoete, zoetbrengende of de bedwelmende betekent. De naam is afgeleid van madhu dat honing betekent. Hoe dan ook, Majoie Hajary heeft haar voornaam later gekoesterd. Tijdens haar jeugd stond zij bekend als Rieke, maar in Europa waar zij na haar jeugd terechtkwam, merkte zij dat de naam Majoie exotisch en mysterieus klonk. Later werd Majoie soms geassocieerd met ‘zonnestralen’.

Majoie Hajary bleek in muzikaal opzicht bijzonder begaafd te zijn. Al op haar zevende jaar viel haar bijzondere talent op tijdens de pianolessen die door nonnen werden gegeven. Bij haar Surinaamse buurvrouw Elly Fernandes-Benjamins die aan het Amsterdams conservatorium piano had gestudeerd, leerde Majoie ook de eerste beginselen van het componeren. In 1936 behaalde deze intelligente leerling van de Hendrikschool haar Mulodiploma. Zij componeerde toen al muziekstukken. In het hetzelfde jaar trad in Paramaribo het Amsterdamse acteursechtpaar Jan Mulder en Elly van Stekelenberg op. Majoie maakte een optreden mee en componeerde een muziekstuk voor hen getiteld Romanze. Het echtpaar sloot vervolgens vriendschap met de ouders van Majoie en overtuigde hen ervan dat Majoie haar talent verder moest ontplooien in Nederland. Als vijftienjarige vertrok Majoie in 1937 met de boot naar Amsterdam waar ze bij het acteursechtpaar verbleef. Al vrij snel slaagde zij voor het toelatingsexamen tot het conservatorium in Amsterdam.

Majoie Hajary achter de piano. Bron: Boek Ellen de Vries

Overleven in de nazitijd
In Europa werd de dreiging van de Tweede Wereldoorlog steeds voelbaarder. Bovendien vierde de racistische opvatting over het zogeheten Arische ras hoogtij in Nazi-Duitsland. De pleegouders van Majoie sloten zich aan bij de NSB: de Nederlandse partij die gelieerd was aan de Nazipartij van Adolf Hitler. Haar pleegvader vond een oplossing voor de acceptatie van Majoie als gekleurde persoon door haar Indiase verwantschap te benadrukken. De Duitsers hadden toen grote bewondering voor de aloude cultuur van India en de vermeende ‘Arische’ verwantschap tussen Duitsers en hindoes. Dat werd gesuggereerd op grond van de gemeenschappelijke oude Indo-Germaanse taal: het Sanskriet. Ellen de Vries schrijft dat Majoie daarom een ‘Indiase podiumidentiteit’ aannam. Zij benadrukte ’in goud geborduurde sari’s haar exotische afkomst en presenteerde zich als een Indiase podium­artiest’. Terwijl in 1942 Joodse artiesten en kunstenaars in Nederland door de Duitse bezetter tot niet-Ariërs werden verklaard en gemarginaliseerd, kon de ambitieuze Majoie als ‘Indische pianist’ en ‘typisch Oosterschen loop’ vrijelijk optreden als pianist. Zij studeerde op 30 juni 1942 cum laude af aan het Amsterdams conservatorium. Zij maakte daarna onder meer een muziekstuk voor piano en orkest waarmee ze westerse muziek wilde combineren met klanken van het Oosten. Dit stuk was getiteld ‘Hindoustaansche Fantasie (ook wel Hindostaansche of Hindoestaanse Fantasie). Dat werd door Majoie precies zo geschreven. Opmerkelijk is dat zij toen al deze termen gebruikte in Nederland, maar deze blijkbaar niet verder waren doorgedrongen. Toen ruim 30 jaar daarna grote aantallen Hindostanen zich in Nederland vestigden, bleek de grote meerderheid van Nederland de term Hindostanen niet of nauwelijks te kennen.

Links: Portretfoto in bontmantel en bontmuts gekleed. Rechts: Marjorie Hajary in sari gekleed en tiká op het voorhoofd. Bron: Boek Ellen de Vries

In mei 1943 maakte Majoie Hajary een tournee door Nazi-Duitsland en de bezette gebieden. In juli 1943 trad zij op in Berlijn. De Berliner Morgenpost van 31 juli 1943 merkte op dat de: Indische pianiste Majoie het publiek een onver­getelijke avond had bezorgd en dat zij, wat ze ook speelde – Brahms, Liszt of eigen composities in de traditie van Duitse muziek – altijd overtuigde … dat in haar spel een oeroude Indo-Germaansche verwantschap tot leven werd gewekt. Vermeldenswaard is dat Majoie in 1943 in Berlijn ook een concert heeft gegeven dat door radio Azad Hind werd uitgezonden in India. Azad Hind was de vrij­heids­beweging onder leiding van Subhas Chandra Bose die India, in tegenstelling tot Mahatma Gandhi, met geweld wilde bevrijden van de Britse overheersing en daartoe ook samenwerkte met Nazi-Duitsland en Japan. Hij was overigens ook onder een deel van de Hindostaanse gemeenschap in Suriname populair. Op 25 mei 1944 speelde Majoie haar muziekstuk Hindostaansche Fantasie in het concertgebouw van Amsterdam onder leiding van het concertgebouworkest. Onder het publiek was ook aanwezig de Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart, de toenmalige hoogste baas in door Duitsland bezet Nederland. In hoeverre men in Suriname toen iets heeft geweten over deze optredens en haar muziekstuk Hindostaansche Fantasie is niet bekend. Het contact tussen Majoie en haar familie in Suriname was namelijk tijdens de Tweede Wereldoorlog verbroken.

Na de oorlog
Na de Tweede Wereldoorlog volgt een nieuwe episode in haar leven. Majoie vertrok op 21 november 1945 met haar pleegvader Jan Mulder naar Amerika. Zij werd van niet ernstige collaboratie beticht en kreeg wel een voorlopig uitreisvisum. Later zou Majoie zeggen dat ze alleen maar had willen spelen en geen enkel politiek motief had bij haar optredens in Nazi-Duitsland. Zij ontmoette in New York haar ouders die uit Suriname waren gereisd om daar vakantie te vieren. Majoie sloot tevens een contract met een managementbureau, die haar optredens regelde. Ze speelde op piano werken van Chopin, Schubert, Schumann, Brahms, Liszt, Beethoven en eigen composities. Venezuela werd vervolgens haar standplaats en ze componeerde onder meer muziek op bekende gedichten van Helle von Heister: Sommernacht en Der Wanderer. Zij bleef haar Indiase afkomst benadrukken en liet zich neerzetten als een ‘hindu Princess’ die optrad in ‘hindu kostuum’, in sari dus. In Amerika vond de première van haar ’Ballet hindu’ in New York plaats in de prestigieuze Carnegie Hall. Zij reisde door het Caribisch gebied en trad op in Brits-Guyana en de Antillen. In 1948 bezocht ze Suriname en trad in Paramaribo op in het nieuwe theater Tower in aanwezigheid van de toenmalige gouverneur dr. W. Huender. Majoie droeg haar pianostuk Variaties op aan hem. Dit stuk, gebaseerd op het populaire Surinaamse lied Peroen, peroen… mi patron … met een uit de slaventijd stammende tekst, is later Surinaamse Rapsodie gaan heten. Gouverneur Huender gaf haar als dank een beurs om in Parijs verder te studeren.

Huwelijksfoto Majoie Hajary Bron: Boek Ellen de Vries

Huwelijk met Roland Garros
In 1949 vertrok Majoie naar Parijs en studeerde bij de bekende componisten/pedagogen Louis Aubert en Nadia Boulanger. In de Lichtstad ontmoette ze Roland Garros, een neef van de beroemde vliegtuigpionier en oorlogsheld naar wie het grote tennisstadion in Parijs is genoemd. Zij trouwden in 1951. Majoie droeg een sari als bruidskleding. Zij was toen 30 jaar en had al een turbulent leven achter de rug.

Haar echtgenoot kreeg een managementfunctie bij de vliegmaatschappij Air France. Majoie reisde vrijwel de hele wereld rond en behoorde tot de internationale jetset. Zij kreeg met Roland Garros een dochter en een zoon. Zij woonde met haar gezin op verschillende continenten. De muzikale indrukken die ze opdeed tijdens haar verblijf in India, Congo-Brazzaville, Madagaskar, Algerije, Tokio en Turkije inspireerden haar. Majoie deed steeds minder optredens en beperkte zich vooral tot componeren. In haar composities liet ze westerse klassieke muziek versmelten met oosterse klanken en Afrikaanse motieven. Ook maakte ze bijzondere uitstapjes naar blues, jazz en andere genres, zoals het chanson. Ze produceerde eind jaren zestig in Parijs drie elpees: La passion selon Judas, New Sound from India en Requiem pour Mahatma Gandhi. Een requiem is een traditionele, kerkelijke mis die opgedragen wordt aan overleden personen. Deze muzikale compositie voor Gandhi met elementen van verdriet en herdenking componeerde Majoie in 1969 ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Gandhi.

Majoie wilde Indiase klassieke muziek combineren met Europese muziek en de raga leende zich goed hiervoor. In een interview legde ze enthousiast uit: “De raga – van het werkwoord ranj, behagen – raakt de ziel, brengt de mens in een hogere en nobelere staat, kan zelfs een wonder teweegbrengen, als het onder ideale omstandigheden wordt gespeeld, zo wil het Indiase geloof. Het bijzondere aan de raga is, dat het alleen kan worden beluisterd in een kalme, bijna meditatieve sfeer.” In dit verband bracht zij de 33 toeren plaat New sound from India uit. Het voert te ver om andere muziekstukken van Majoie Hajary hier te noemen. Op YouTube zijn verschillende muziekwerken van haar te downloaden. Het requiem voor Gandhi zal overigens binnenkort opnieuw worden uitgebracht.

LP van Majoie Hajary

Al met al was Majoie ondanks haar gezinsleven vrij pro­ductief gebleven. Haar echtgenoot Roland Garros was echter een veeleisende persoon en bovendien overspelig. Na ruim 20 jaar huwelijk scheidde zij in 1972 op 51-jarige leeftijd van hem. Er waren vele echtelijke ruzies en een keer kreeg zij een grove racistische opmerking te horen: ’Ga terug naar je kokosnoten­land.’ Volgens biograaf Ellen de Vries had hij Majoie hiermee ‘dodelijk beledigd’.

Opera’s De gouden traan en Lijdensweek
Als getrouwde vrouw verdiende Majoie al wat, maar als gescheiden vrouw moest zij nu alleen voor haar inkomen zorgen. Ze vertaalde Nederlandse boeken in het Frans (zoals Max Havelaar), trad in dienst bij de Nederlandse ambassade in Parijs als receptioniste en vertaalster en gaf les. Daarnaast werkte ze aan twee grote opera’s. De opera over de geschiedenis van haar Surinaamse voorouders noemde zij La larme d’or (De gouden traan) en zij begon hiermee in 1980. Majoie vond deze opera haar beste werk en was er tot aan haar dood mee bezig. De opera vertelt de geschiedenis van Suriname tijdens de goudkoorts gedurende de eerste twee decennia van de twintigste eeuw (1900 – 1920). De oorspronkelijke bewoners, de Inheem­sen, de koloniale bezetters, zwarte vrijheidsstrijders als Baron en haar Chinese, Indiase en Afrikaanse voorouders die als contractarbeiders en slaafgemaakten naar Suriname kwamen, spelen een rol in deze opera. Zij vatte de uniciteit van Suriname waar westerse, Afrikaanse én oosterse melodieën samenkomen in deze opera samen. Zij liet de Franstalige tekst vertalen in het Engels en Duits en ook in het Sranan (Na gowtu watr’a). Hoogstwaarschijnlijk was deze opera te complex en bovendien kostte de uitvoering heel veel geld. Talloze pogingen om dit werk te voltooien en in volle bezetting uitgevoerd te krijgen, faalden dan ook. Zelfs de Franse President Nicolas Sarkozy wiens zoon een van Majoie’s leerlingen is geweest, kon haar niet helpen om de benodigde financiële middelen te verwerven.

Maternale grootmoeder Carolina Essed (oma Carootje) en Maternale grootvader Willem Tjong Ajong

De Afro-christelijke identiteit van Majoie kreeg aandacht in haar opera-oratorium over de Lijdensweek – Da Pinawiekie in het Sranan. Een oratorium is groot instrumenteel muziekstuk dat meestal in concertvorm zonder decor en acteerwerk wordt uitgevoerd. Majoie: “Da Pinawiekie is een Surinaams Oratorium. De tekst is gekozen uit de 4 evangeliën Matheus-Markus- Lukas- Johannes en uit Da tori (verhaal) vo den apostel.” (zie verder: Majoiehajary.org). Dit oratorium is met eerbied opgedragen aan haar maternale grootmoeder Carolina Essed. In 1974 is dit muziekstuk over het lijden en sterven van Jezus en het verraad van Judas uitgevoerd in Suriname in drie kerken. Daarna trad Majoie in contact met de culturele voorhoede van Suriname om de uitvoering uit te breiden met meer muziek en met klassieke muziek­instru­menten uit andere culturen, zoals uit de Indiase cultuur. Het werd echter een grote teleurstelling, ook omdat de militairen in 1980 de macht hadden overgenomen en grote culturele producties eigenlijk tot 2000 in Suriname nauwelijks aan bod kwamen. Bovendien kon Majoie niet goed overweg met Surinamers die in haar ogen onvoldoende deskundig waren en niet goed in het nakomen van afspraken. Zo had zij, bijvoorbeeld, de muziek in noten uitgeschreven voor het bekende Maranatha koor. Toen zij in Suriname aankwam, merkte zij tot haar verbazing dat de koorleden geen noten konden lezen.

Advertentie uitvoering Pinawiekie in Suriname en titelpagina boek Yoga voor de pianist uit 1987.

Gedegen studie
in de jaren negentig trad Majoie op in Den Haag als pianist gekleed in sari. John Waalring van het Suriname Muziek Collectief en toenmalig ambtenaar van de gemeente Den Haag heeft geprobeerd een vervolg op de opera Pinawiekie te laten componeren en opgevoerd te krijgen. De gemeente Den Haag verstrekte hiervoor een forse subsidie aan Majoie. Zij was echter al op hoge leeftijd en had financiële problemen. Haar gecomponeerde muziekstuk voldeed niet aan de verwachtingen. Niettemin bleef John Waalring contact houden met haar. In 2011 benaderde hij mij en vertelde over de bewonderenswaardige loopbaan van Majoie. Hij vroeg mij om Majoie thuis in de voorstad van Parijs uitgebreid te interviewen. Zij was toen al 90 jaar en bleek niet meer bereid om interviews af te staan. Zij was toen al schuw geworden en voelde zich kwetsbaar, aldus Ellen de Vries.

Het zij gezegd dat Ellen de Vries na het overlijden van Majoie in 2017 een uitstekende en rijk gedocumenteerde biografie heeft kunnen samenstellen. Zij heeft zeer uitgebreid research gedaan en zich verdiept in het klassieke muzikale genre. Haar gedegen studie over het leven en oeuvre van Majoie Hajary is uitgemond in een boek, waarin ook muziekstukken in noten zijn opgenomen alsmede een zeer uitgebreide verantwoording van de bronnen. De journalist Benny Ooft ondervroeg Majoie Hajary in 1972 voor radio Hilversum over de Surinaamse klassieke muziek. Zij stelde, doelend op zichzelf, dat grote artiesten niet tijdens hun leven worden gewaardeerd, maar pas na hun dood. Dit lijkt te kloppen, want zeven jaar na haar dood verscheen haar biografie. Op de Nederlandse televisie werd in twee programma’s aandacht besteed aan Majoie Hajary. Ook in Suriname was er aandacht voor haar biografie en vond in de maand april tijdens de Paasperiode in de kathedraal van Paramaribo de opvoering van Pinawiekie plaats. Het fascinerende leven en vooral de muziekwerken van Majoie Hajary zullen voor het nage­slacht beschikbaar blijven en zij zal als een inter­na­tio­nale muzikale icoon van Suriname worden beschouwd.

Bronnen:
Ellen de Vries (2025), Surinaamse rapsodie, ’t leven van Majoie Hajary in zeven muziekstukken, Zwolle: Uitgeverij Waanders, 288 pagina’s
Majoie Hajary (1987), Yoga voor de pianist, Naarden: Strengholt, 67 pagina’s
Wikipedia: informatie over Majoie Hajary
Https://Majoiehajary.org

Omslag Surinaamse Rapsodie ’t Leven van Majoie Hajary in zeven muziekstukken Auteur: Ellen de Vries

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Suriname
No Comments

Suriname na de verkiezingen van 25 mei 2025: keuze voor ontwikkeling of onderontwikkeling? – Dr. Hans Ramsoedh

woensdag, 28 mei 2025 by Redactie Hindorama

In een democratische samenleving hebben niet politici het laatste woord, maar de kiezers. Met hun stem bij de verkiezingen kiezen zij voor de richting waarin de samenleving zich dient te ontwikkelen. Het betekent dat ontwikkeling of onderontwikkeling een land niet overkomt, maar mede een gevolg is van de keuze van kiezers. Een land krijgt dan ook niet de regering die het verdient, maar die het kiest. De subtitel ‘keuze voor ontwikkeling of onderontwikkeling’ is een variatie op een publicatie van de Surinaamse sociologe Maureen Silos ‘Onderontwikkeling is een keuze’ uit 1991. De rode draad in deze publicatie is dat het magisch denken in de Surinaamse samenleving de oorzaak is van de gebrekkige ontwikkeling van Suriname. Surinamers hopen dat alles door een of andere externe macht vanzelf wel goed komt, in plaats van zelf hun lot ter hand te nemen. Het is het verlosserssyndroom waaraan de Surinaamse bevolking lijdt. Een ander aspect in haar boek is het gedrag van de politieke elite in Suriname die niet in staat is transformatief en evoluerend leiderschap te vertonen en de bevolking een visie op de toekomst te presenteren, aldus Silos. Bij de afgelopen verkiezingen kwam de Nationale Demo­cratische Partij (NDP) van wijlen Desi Bouterse als grootste partij uit de bus. Deze partij heeft een niet al te beste track record als het gaat om het bestuur van het land. In deze bijdrage staat de vraag centraal of Surinaamse kiezers hebben gekozen voor ontwikkeling of onderontwikkeling.

25 mei 2025: Oil & gas verkiezingen
De verkiezingen op 25 mei stonden in het teken van de toekomst van Suriname en werden ook bekend als de oil & gas-verkiezingen: welke partij krijgt het beheer over de miljarden aan inkomsten na 2028 als de olie- en gas­productie op gang komen? Het was duidelijk dat de strijd zou gaan tussen de Vooruitstrevende Hervormings­partij (VHP) onder aanvoering van zittende president Chan Santokhi en de NDP na het overlijden van Desi Bouterse onder aanvoering van Jenny Simons. De VHP ging voor 26 zetels (absolute meerderheid in De Nationale Assemblée), maar de verwachting was dat deze partij met moeite haar huidige twintig zetels zou kunnen behouden. Er was namelijk veel onvrede in de Surinaamse samenleving over het beleid van president Santokhi de afgelopen vijf jaren.

De (serieuze) peilingen voorspelden dat de VHP zou terugvallen van twintig naar zeventien zetels en de NDP zou uitkomen op rond de veertien zetels. De voorlopige resultaten van de afgelopen verkiezing laten zien dat de VHP, zoals in de peilingen voorspeld, zeventien zetels behaalde en de NDP achttien. Daarmee is het haast zeker dat de NDP in het machtscentrum komt met Jenny Simons als (eerste vrouwelijke) president. De NDP heeft inmiddels een intentieverklaring voor politieke samenwerking gete­kend met alle partijen die zetels hebben behaald, met uitzondering van de VHP. Deze samenwerking is echter niet gebaseerd op inhoudelijke overeenkomsten, maar heeft het karakter van een ‘piki pley’ [willekeurige samenstelling] en een Afro-etnische blokvorming gericht tegen de VHP. Deze stap van de NDP betekent niets anders dan een verscherping van de etnische tegenstellingen in Suriname.

Track record NDP 
Het track record van de NDP is dat steeds als zij aan de macht is geweest (1996-2000 en 2010-2020) zij een gerampaneerd land achterliet om vervolgens te profiteren van de onvrede in de samenleving, door de bevolking te mobiliseren. Met Jules Wijdenbosch als president (1996-2000) gingen in mei 1999 naar schatting tussen vijftig- en zeventigduizend mensen, de grootste demonstratie in de geschiedenis van Suriname en getypeerd als de mars der dwaze burgers, de straat op om te protesteren tegen het beleid van zijn regering. Met de NDP in het machtscentrum en Desi Bouterse als president tussen 2010 en 2020 was het niet anders gesteld. Na zijn verkiezingsnederlaag in 2020 drong pas goed door hoezeer het land onder zijn leiding was leeggeroofd. Suriname verkeerde in een complete crisis: een betalingsbalanscrisis, een crisis in de overheidsfinanciën, een schuldencrisis en een crisis bij de Centrale Bank van Suriname (CBvS). De totale schuldenlast van Suriname bedroeg in juli 2020 3.9 miljard USD (exclusief gelden die bij parastatale bedrijven waren weggehaald en vele onbetaalde rekeningen) hetgeen neerkwam op een schuld van achtduizend USD per hoofd van de bevolking en een schuldenlast die 159% van het BBP bedroeg, terwijl wettelijk het schuldenplafond maxi­maal zestig procent van het BBP mag zijn. Het betekende ook dat rentes en aflossingen alleen al veertig procent van de overheidsuitgaven bedroegen.

In internationale onderzoeksrapporten werd Suriname onder president Bouterse bestempeld als een ‘gecrimina­liseerde staat’ met banden met transnationaal georga­niseerde misdaad die zich bezig hield met drugshandel, het witwassen van drugsgeld, illegale goudhandel en groot­schalige corruptie. Hiermee was Suriname verworden tot een schaduwstaat waar macht­hebbers zich boven de wet stelden en was daarnaast, in de ergste traditie van derdewereldlanden, een persoonlijk wingewest geworden van een kliek rond Bouterse binnen de NDP.

In een redactioneel commentaar schreef het dagblad de Ware Tijd in 2020 dat voor de NDP zou moeten gelden: ‘nooit meer aan de macht’ (redactioneel commentaar de Ware Tijd: ‘Verschroeide aarde’, 25 juli 2020). Dit dagblad schreef dit naar aanleiding van de tactiek van de verschroeide aarde en een houding van na-mij-de-zondvloed door de vertrekkende NDP-regering in juli 2020. In de maanden voorafgaand aan de verkiezingen in 2020 werden enkele duizenden ambtenaren in dienst genomen en een verhoging van vijftig procent toegekend aan alle ambtenaren. Op de valreep verhoogde de regering-Bouterse salarissen van ministers, directeuren en onder­directeuren van departementen, vonden er dubbele benoemingen plaats, zijn honderden personen in functies gepromoveerd voor hogere salarissen, zijn op de verschillende ministeries honderden personen benoemd als ‘beleidsmedewerker’ of ‘beleidsadviseur’ en wurg­contracten getekend. Al deze maatregelen waren niet anders dan het plaatsen van een tijdbom onder de nieuwe regering-Santokhi. Zij werd in juli 2020 zelfs geconfronteerd met haast leeggedragen kantoren. Zo was president Santokhi onaangenaam verrast toen hij op de eerste werk­dag op zijn kabinet ontdekte dat er niet eens een computer en printer meer aanwezig waren voor brieven die de deur uit moesten. Op het ministerie van Financiën was er geen enkele administratie te vinden over de besteding van miljoenen gelden. Dit was de situatie die de regering-Santokhi aantrof in 2020.

Jenny Simons op een partijbijeenkomst. Foto NDP

Na de verkiezingsnederlaag in 2020 heeft de NDP nimmer blijk gegeven van reflectie op tien jaar wanbeleid. Jenny Simons, bleef tijdens de afgelopen verkiezingscampagnes bij een ‘verwarrende en leugenachtige voorstelling van zaken’ met betrekking tot het beleid van haar partij tussen 2010 en 2020, zoals de Vereniging van Economisten (VES) in Suriname schreef in haar economisten uitgave (VES-Inzicht) van april 2025 (https://ves.sr/ves_inzicht-61_april-2025/).

Punt van zorg is ook de democratisch rechtsstatelijke opvattingen van de NDP: de veroordeling van Bouterse door de onafhankelijke rechter voor zijn aandeel in de Decembermoorden bestempelde zij als een ‘politiek proces’. Tijdens zijn voortvluchtige periode was gratie­verlening aan Bouterse een belangrijk verkie­zings­punt voor de NDP. Ook verklaarde zij dat gratie zou worden verleend aan de veroordeelde voorvluchtige ex-minister van Financiën (Hoefdraad), de ex-governor van de Centrale Bank van Suriname (Van Trikt) alsmede aan directieleden van de Surinaamse Postspaarbank tegen wie nog processen lopen vanwege de leegroof van beide banken. Met andere woorden, personen die verant­woorde­lijk waren voor grootschalige corruptie onder de NDP-regering in de periode 2010-2020 gaan onder een nieuwe NDP-regering vrijuit.

President Santokhi: mooie woorden en beloftes 
Vanwege de failliete boedel die Santokhi in 2020 aantrof was een gang naar het Internationale Monetaire Fonds (IMF) noodzakelijk. Onder druk van het IMF moesten echter vele subsidies (water, licht, benzine en gas) worden afgeschaft en de overheidsuitgaven drastisch worden verlaagd. Dat Suriname niet helemaal is verdronken in het moeras was vooral te danken aan deze begrotingssteun van het IMF. Met de IMF-steun (572 miljoen USD) konden de meest urgente zaken worden bekostigd, zoals uitbetaling van het ambtenarenapparaat, sociale uitke­ringen en andere kosten. Het moet president Santokhi worden nagegeven dat dankzij de IMF-steunde macro-economische situatie in Suriname in 2025 beter was gesteld dan die hij aantrof in 2020. De economie vertoonde een groei van ongeveer drie procent, de inflatie daalde van zestig (2022-2023) naar onder de zes procent begin 2025, de wisselkoers daalde, de staatsschuld ten opzichte van het Bruto Binnenlands Product (BBP) daalde naar 87% in 2024, de monetaire reserves waren met 1,4 miljard USD in 2024 (na de slechte staat van 528 miljoen USD in 2020) aanzienlijk gestegen en internationale ratingbureaus verhoogden de kredietwaardigheid van Suriname hetgeen betekende dat het land zijn pariastatus op de inter­nationale kredietmarkt van zich kon afwerpen.

President Santokhi tijdens een meeting van zijn partij. Foto VHP

Op micro-economisch niveau schoot het beleid van de regering-Santokhi echter duidelijk te kort. De bevolking betaalde een torenhoge prijs voor het bezuinigingsbeleid tussen 2020 en 2024. Uit diverse onderzoeken van de Wereldbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) kwam naar voren dat in 2022 en 2023 circa twintig procent van de Surinaamse bevolking (ongeveer 110.000 mensen) in armoede leefde. Suriname stond in 2023 op de zesde plek op de armoede wereldranglijst als één van de armste landen in de wereld. Opmerkelijk is dat het uitgerekend het IMF is geweest dat het uitgevoerde sociaal programma van de regering-Santokhi ondermaats en teleurstellend noemde. De regering had te weinig gedaan om de samenleving op te vangen bij het doorvoeren van maatregelen. Het IMF stelde dat de regering-Santokhi van de sociale bescherming een bijzaak had gemaakt en daar te weinig geld voor had vrijgemaakt. De resultaten waren daardoor voor het volk teleurstellend. Het verwijt aan Santokhi was dan ook dat hij niet deed wat hij beloofd had tijdens de verkiezings­campagne in 2020 en dat zijn regering in aloude politieke onhebbelijkheden verviel. Hij werd gezien als een president die vooral grossierde in mooie woorden en valse beloften. Santokhi’s imago als ‘redder van Suriname’ liep dan ook vrij snel een behoorlijke deuk op. Zijn beleid bleek een voortzetting van dat van zijn voorganger: een benoemingsbeleid waarbij gekozen werd voor familie, vrienden en partijloyalisten (nepotisme) in plaats van mensen met kennis en ervaring, ondoorzichtige besluitvormingsprocessen, onbegrijpelijke besluiten, gebrek aan eenheid binnen zijn regeerteam, niet optreden tegen corruptie en gebrek aan communicatie. Bij de bevolking maakte hoop langzamerhand plaats voor vrees; vrees voor een pur bruku, wer bruku–scenario [lood om oud ijzer] of zoals de woordkunstenaar Paul Middellijn het stelde: A srefi kaka, nanga tra frey frey [dezelfde shit, maar nu van andere strontvliegen].

Als reactie op de ontevredenheid binnen de samenleving en de impopulariteit van zijn regering koos Santokhi voor een beleidsombuiging op sociaal terrein. Er kwam koop­krachtversterking voor ambtenaren en gepen­sio­neerden, de algemene oudedagsvoorziening en kinder­bijslag en de financiële bijstand voor zwakke huishoudens werden verhoogd. Al deze maatregelen kwamen te laat en waren te weinig om het tij nog te keren. Als klap op de vuurpijl lanceerde Santokhi één week vóór de verkiezingen zijn ‘Royalty voor Iedereen Programma’ (RVI) met als doel om burgers alvast te laten profiteren van de te verwachten olie-inkomsten. Burgers kregen na registratie een eenmalig certificaat ter waarde van 750 US-dollar met jaarlijks een rente van 7 procent. Deze RVI-belofte van de president is echter een ernstige schending van ethische en democratische normen en kwam neer op stemmenkoperij en onverantwoord financieel beheer. Santokhi kreeg de rekening gepresenteerd op 25 mei jongstleden. Behaalde de VHP bij de verkiezingen in 2020 nog 108.000 stemmen (39 procent van de stemmen), in mei 2025 viel zij terug naar 76.000 stemmen, een terugval van dertig procent. Opmerkelijk is wel dat ondanks de kritiek op Santokhi hij met circa veertigduizend stemmen bij de afgelopen verkiezingen de meeste stemmen heeft behaald, terwijl zijn opponent, Jenny Simons, vieren­dertig­duizend stemmen behaalde. 

Het electoraat en het verlosserssyndroom 
Wat verklaart het huidige vertrouwen in de NDP in 2025 na in 2020 door het Surinaamse electoraat afgestraft te zijn? In 2015 behaalde de NDP nog 118.000 stemmen en 26 zetels (46 procent). Voor haar wanbeleid tussen 2010 en 2020 viel zij bij de verkiezingen in 2020 terug naar 66.000 stemmen, een verlies van 44 procent. Bij de afgelopen verkiezingen in mei 2025 wist de NDP zich enigszins te herstellen en behaalde zij nu 79.000 stemmen, dat is een groei van twintig procent. Het betekent dat ondanks tien jaar wanbeleid tussen 2010- 2020 deze partij in de oppositie tussen 2020-2025 wederom wist te profiteren van de onvrede in de samenleving. Dat delen van het Surinaamse electoraat vertrouwen blijven hebben in een partij als de NDP hangt volgens de oud-journalist en publicist Rudie Kross (Anders maakt het leven je dood, 1987, 52-54) samen met het karakter van Suriname als een parakletische staat. Hiermee bedoelt Kross een land waar generaties lange onderdrukking, armoede en uitzicht­loos­heid een wijdverbreide cultuur van lethargie, het koesteren van slachtofferschap, afhankelijkheid, het schuwen van verantwoordelijkheid heeft voortgebracht. Een land ook, zoals de journalist en schrijver Herman Vuisje schreef (God zij met ons Suriname, 2019, 169-174), waar de bevolking een buitensporige behoefte ontwikkeld aan een verlosserssyndroom, een weldoende verlosser, een ver­zorger, een ‘yepiman’ [manusje van alles dat zaken voor je regelt], een verpersoonlijking van veiligheid biedende macht. Het is met andere woorden het magisch denken dat bij een niet onbelangrijk deel van de NDP-achterban overheerst. Ondanks de endemische corruptie tijdens haar regeerperiode wist de NDP de achterban aan zich te binden door het uitdelen van voedselpakketten. Hierdoor kreeg deze partij bij een belangrijk deel van haar achterban het aureool van verlosser en verzorger. Met het wegvallen van Desi Bouterse richt de hoop zich nu op Jenny Simons. Zo riep iemand tegen haar tijdens een verkiezings­campagne in de binnenstad van Paramaribo enkele dagen vóór de verkiezingen in mei 2025: ‘Yu na a nyun Gado fu Sranan!’ [je bent de nieuwe God van Suriname] (Yu na a nyun Gado fu Sranan, de Ware Tijd, 23 mei 2025).

Ontbreken van visie 
Magisch denken en het verlosserssyndroom kunnen alleen bestaan bij het gebrek aan transformatief leiderschap. Dit gebrek uit zich onder meer in de verkiezingsprogramma’s van de verschillende partijen. Deze zijn inwisselbaar, hebben het karakter van wensenlijstjes (sinterklaaslijstjes) en een prachtig stuk proza. Sinds de verkiezingen in 2015 analyseert de Stichting Projekta in Suriname (het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur –BINI) verkiezingsprogramma’s van politieke partijen. In haar analyse van de verkiezingsprogramma’s van de ver­schil­lende politieke partijen in 2025 (Analyse Partijprogramma’s Verkiezingen 2025) stelt Stichting Projekta dat partijen weinig bekend zijn met de basisprincipes van programmatisch plannen en ontwerpen. Het ontbreekt aan een logische samenhang tussen visie, missie, doelen, strategieën en acties. De kiezer vindt hierin geen concrete uitwerking en een financiële onderbouwing van de plannen Hoewel alle partijen het belang van goed bestuur, rechtsstaat, democratie en mensenrechten erkennen, blijven voorstellen vaak steken in abstracte voornemens, zonder concrete acties. Het algemene beeld is dat verkiezingsprogramma’s wel ambitieus en visionair willen zijn, maar structureel worstelen met uitvoer­baar­heid, samenhang en realiteitszin. Een belangrijke conclusie is ook dat partijen geen duidelijk plan hebben voor het beheer of de besteding van de olie-inkomsten na 2028. Het is dan ook niet ondenkbeeldig dat de olie eerder een vloek dan een zegen zal zijn voor Suriname.

Tot slot: rol van de kiezer 
De rol van kiezers bij de heersende politieke cultuur en de keuze voor ontwikkeling of onderontwikkeling is niet onbelangrijk. Een politieke cultuur kan slechts voort­be­staan dankzij hun steun. Enerzijds hebben veel kiezers in Suriname kritiek op het functioneren van politici, maar anderzijds verwachten zij van hen tegenprestaties (een baan bij de overheid, een vergunning of een stuk grond et cetera) in ruil voor hun stem. Dat diezelfde politici de democratische instituties ondermijnen, wordt kennelijk door de kiezers op de koop toe genomen. Met andere woorden, een politieke cultuur kan niet veranderen zolang politici én het electoraat elkaar in een wurggreep houden bij het in stand houden van een corrupte status quo. Hun stem is een keuze voor ontwikkeling of onderontwikkeling. Of een deel van de Surinaamse kiezers met hun stem op de NDP, die ook bekend staat als de Nyan Dringi, Prisiri partij [eten, drank, en plezier partij], gekozen heeft voor ontwikkeling of onderontwikkeling zal de komende tijd duidelijk worden. Het track record van de NDP geeft vooralsnog weinig reden tot optimisme.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Suriname
No Comments

Beschaving, hoezo? – Kanta Adhin

zondag, 25 mei 2025 by Redactie Hindorama

Kanta Adhin

Vorige week bezocht ik de tentoonstelling In wat voor land leef ik eigenlijk? over Anil Ramdas in West Den Haag en het debat dat er plaatsvond over zijn ge­dach­te­goed. Zijn denken over beschaving kwam veel­vuldig ter sprake. Anil gaf hoog op over de wester­se beschaving. Des te groter was zijn deceptie toen na de millenniumwisseling bleek dat die westerse beschaving niet wars was van rechts-extremistische denkbeelden en dat in Nederland een politieke partij als de PVV de grootste kon worden. Ik woonde destijds niet in Nederland en zijn denken en doen in die tijd zijn aan mij voorbijgegaan, zo ook zijn doem.

Toen ik weer thuis was dacht ik aan mijn ontmoeting met Anil in 1977 in Leiden, waar ik toen studeerde. Hij was net in Nederland aange­komen en was op bezoek bij iemand bij wie ik even langsging om iets af te geven. We kenden elkaar niet echt, maar in Suriname was er wel contact tussen onze families en hij zou trouwen met een nicht van mij. Ik bleef langer dan gepland omdat Anil honderduit begon te babbelen en mij op allerlei punten als het ware ondervroeg. Op een gegeven moment was op de radio het lied Love hurts van Nazareth te horen. Ik begon automatisch mee te neuriën. “Oh, vind je dit lied leuk?”, vroeg hij op een naar mijn gevoel afkeurende wijze. “Dan hou je zeker ook van I am sailing van Rod Stewart”, liet hij er wat betweterig op volgen. Hij noemde nog enkele andere nummers, die ik helemaal niet geweldig vond. Ik zei een beetje geïrriteerd dat hij niet voor mij kan bepalen welke liedjes ik leuk moet vinden. Elk genre heeft leuke, minder leuke tot slechte nummers. Niet omdat je er een leuk vindt, ben je fan van het hele genre.

Dat was eigenlijk de enige keer dat wij met elkaar in discussie waren. Ik kwam hem nog wel eens tegen, maar dan was het gewoon small talk. Ik feliciteerde hem met zijn succes in de jaren negentig. Daarna heb ik hem nauwelijks meer gesproken. Waar er binnen de Hindostaanse ge­meen­schap boosheid over hem was omdat hij zich negatief over de eigen groep uitliet, nam ik het nog wel eens voor hem op. Zelfreflectie is immers een gezonde eigenschap. Maar men vond dat hij doordraafde. Hetzelfde deed hij met PVV-stemmers die hij ‘white trash’ en ‘tokkies’ noemde. Een ongenuanceerde, harde mening.

Nu is het zo dat je juist met ongenuanceerdheid opvalt en het is supermakkelijk als je one-liners via sociale media wil verspreiden. Wie heeft zin in of tijd voor allerlei nuances? Toch zijn die van belang als het over principes gaat. Dan kun je niet tegen mensen zeggen dat als je voorstander van iets bent, je automatisch ook voorstander bent van iets wat ermee te maken heeft. Je kunt voor beperking van immigratie zijn, maar tegen discriminatie van migranten. Je kunt tegen terrorisme met de kreet Allahu Akbar zijn, maar voor vrijheid van godsdienst. Je kunt voor zelfverdediging van Israël zijn, maar tegen het uitmoorden van een hele bevolking. Je kunt tegen het Israëlische nederzet­tingen­beleid zijn, maar geen antisemiet zijn. Je kunt opkomen voor de bevolking in Gaza, maar tegen Hamas zijn. Je kunt tegen – zoals getypeerd door oud-president Wellink van de Centrale Bank- de ‘politiek/economische terrorist’ Trump zijn maar … nou ja, ga zo maar verder.

Hoe groot zou Anil Ramdas’ deceptie zijn nu leiders van zogeheten ‘beschaafde landen’ lak hebben aan alle regels van internationaal recht en er niet voor schromen met chantagepolitiek en ‘terroristische kreten’ als Make America Great Again de hele internationale rechtsorde te onder­mijnen? Welke beschaving moet nu redding brengen? Jammer dat we niet meer in de gelegenheid zijn met iemand van zijn kaliber daarover te discussiëren.

Zie ook Expositie Nalatenschap van Anil Ramdas

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
No Comments
  • 1
  • 2
  • 3

Search

  • EN | Colofon | Adverteren [About us]
  • Gebruikersvoorwaarden
  • Privacy- en cookiebeleid
  • Contact | e-mail: info@hindorama.com
  • Sitemap

Is de Hindostaanse gemeenschap sterk genoeg met elkaar verbonden?

https://youtu.be/1f2v0db5gao
Hindorama

Copyright © 2025 St. Jnan Adhin Instituut (JAI) | Sampreshan

TOP