Prof. dr. Rahmat Ali: de eerste Hindostaanse Geneeskundige en alom geprezen vrouwenarts – Dr. Chan Choenni
Zo een vijftig jaar geleden overleed de eerste Hindostaanse geneeskundige en alom geprezen vouwenarts Rahmat Ali (1912-1975). In de jaren vijftig en zestig was hij vooral onder Hindostaanse vrouwen een begrip in Suriname. Velen werden vaak al op jonge leeftijd zwanger en baarden toentertijd verhoudingsgewijs een relatief groot aantal kinderen. Gezinnen van meer dan tien kinderen waren toen geen uitzondering. Het geboortecijfer onder de Hindostaanse bevolkingsgroep was toen heel hoog en leidde tot een verdubbeling van de Hindostaanse bevolking van 65.000 in 1950 tot 138.000 in 1972. Een deel van de vrouwen had echter te kampen met ziekten aan hun geslachtsorganen alsook last van uitputting. Voorbehoedsmiddelen werden toen meestal niet gebruikt, maar sterilisatie en ‘verwijdering van de baarmoeder’ (bekend als ‘operatie’) werden toegepast. “Laat dokter Ali haar opereren’’ (dokter Ali se operatie kar wade) was een veel voorkomend advies dat werd gegeven aan Hindostaanse vrouwen. Door zijn dienstbare opstelling is Rahmat Ali een voorbeeld geweest voor veel artsen en heeft hij bijgedragen aan de uitstekende reputatie die artsen toen hadden in Suriname.
In dit artikel wordt stilgestaan bij de familieachtergrond en loopbaan van Rahmat Ali alsook zijn onbaatzuchtige houding en verdiensten. Wij plaatsen hem in de bredere context van de diversiteit en emancipatie van de Hindostaanse bevolking in de twintigste eeuw en, in het bijzonder, van de groep van Hindostaanse moslims.
Hindostaanse moslims
Rahmat Ali behoorde tot de kleine groep Hindostaanse moslims. Deze vormde ongeveer 17,5% van de Hindostaanse contractarbeiders. Naar schatting bedroeg het aantal ongeveer 6.000 op de ruim 34.000 Hindostaanse immigranten. Moslimvrouwen die in pardá/purdah (gesluierd en afgezonderd van het openbare leven) leefden werden niet geselecteerd voor emigratie uit India. Men moest immers gedurende het emigratietraject maandenlang de openbare ruimte delen met (vreemde) mannen. Wel is er een klein aantal moslimechtparen gemigreerd naar Suriname. Veel moslimmannen trouwden tijdens de contracttijd met hindoevrouwen die vervolgens werden bekeerd tot de islam. Er bestaan echter geen betrouwbare cijfers van het aantal hindoe-moslim huwelijken en bekeringen. In 1971 waren er naar schatting bijna 25.000 Hindostaanse moslims (17,5% van de 138.000 Hindostanen). Volgens de (laatste) volkstelling uit 2012 was het aandeel van Hindostaanse moslims onder de 148.443 Hindostanen in Suriname gedaald tot 13 procent; dat komt neer op ongeveer 20.000 Hindostaanse moslims.
De verhoudingen tussen hindoes en moslims waren tot de jaren dertig van de twintigste eeuw in Suriname goed. Men leefde als ‘broeders en zusters’ met elkaar samen. Begin jaren dertig ontstond echter een verwijdering tussen beide gemeenschappen, onder meer vanwege pogingen van enkele hindoevoormannen tot bekering van moslims tot hindoes (de zogeheten shuddhi). Ook begonnen enkele moslims koeien te slachten tijdens het islamitische offerfeest. Uit respect voor hindoes voor wie koeien heilige dieren zijn, werden tot en met de jaren twintig in Suriname geen koeien geslacht door Hindostaanse moslims. Er was zelfs sprake van een boycot door hindoes van moslims. In 1943 normaliseerden de verhoudingen met af en toe wat rivaliteit. Over het algemeen kan worden gesteld dat tot op heden de relaties tussen hindoes en moslims binnen de Hindostaanse gemeenschap harmonieus zijn gebleven in Suriname.
Emancipatoire rol
Na de contracttijd heeft deze groep Hindostanen op drie terreinen een belangrijke rol gespeeld bij de inburgering en vooruitgang van Hindostanen. Vooral na de Tweede Wereldoorlog waren veel Hindostaanse moslims actief in het zakenleven, in het bijzonder de handel. Bekend waren bijvoorbeeld de grote (textiel) winkels als Khan Bros en winkel Oemar. Maar zij waren ook actief in bedrijven bij wegenbouw en infrastructurele werken, zoals het bedrijf Baitali (dat nog steeds bestaat) en de bedrijven van de gebroeders Sahoer en Jahoer Dahoe. Op politiek terrein waren de gebroeders Asgar en Ashruf Karamat Ali zeer actief. Zij werden echter in verband gebracht met corruptie en mede daardoor was de reputatie van politici van Hindostaanse moslimhuize minder florissant. Niettemin hadden Hindostaanse moslims toen gezien hun geringere getalsmatige omvang verhoudingsgewijs veel politieke invloed.
De medische sector is de derde sector waar Hindostaanse moslims verhoudingsgewijs een bijzondere rol hebben gespeeld. De reputatie van Hindostaanse moslims werkzaam in de medische sector was toentertijd zeer positief. Zij stonden te boek als zeer gerespecteerde en onbaatzuchtige medici Vooraanstaand was natuurlijk dr. Rahmat Ali, maar genoemd kunnen bijvoorbeeld ook worden de artsen Samuel Kafiluddi, gebroeders Jamaludin en later Khalil Ghafoerkhan en John Sadiek. Ook de jongste broer Karamat Ali (Hanief) had een uitstekende reputatie als arts en later hoogleraar.
Het was vóór de Tweede Wereldoorlog voor Hindostanen vrij lastig om door te dringen tot de hogere beroepen. Om notaris, advocaat (toen praktizijn), hoofdonderwijzer of landmeter te worden werd een mondeling eindexamen afgenomen. Witte mannen en degenen behorend tot lichtgekleurde elite bepaalden in feite wie slaagde. Uit ervaringen van vooraanstaande personen als C.R. Biswamitre, dr. ir. F. Essed en Mr. A. Saheblal bleek dat Afro-Surinamers en Hindostanen werden gediscrimineerd.
Voor toelating tot de Geneeskundige School gold een schriftelijk examen met een examennummer voor kandidaten. Dat was een eerlijker selectiesysteem dan een mondeling examen. Met een toenmalig mulodiploma kon men het zware toelatingsexamen afleggen voor de Geneeskundige School. Er werd slechts een beperkt aantal kandidaten toegelaten. De afgestudeerden waren officieel Geneeskundige, in de volksmond dokter genoemd. Behalve het schoolgeld voor de mulo, moest ook voor de opleiding aan de Geneeskundige School een fors bedrag worden betaald. Het was dus ook in financieel opzicht voor een kleine groep weggelegd om destijds Geneeskundige te worden.
Grootouders en moeder
Rahmat Ali werd geboren op 8 november 1912 en behoorde tot de derde generatie Hindostanen in Suriname. Zijn grootouders waren afkomstig uit India; zij behoorden tot de zogeheten pioniersgeneratie, de eerste generatie Hindostaanse immigranten die als contractarbeiders tussen 1873 tot 1890 arriveerden in Suriname. Vergeleken met de Hindostaanse immigranten die daarna arriveerden had de pioniersgeneratie een zwaarder bestaan op de plantages. Omdat Rahmat Ali was geboren tijdens de contracttijd (1873-1920) kende hij de situatie van Hindostaanse contractarbeiders goed. Zijn familie was echter toen al voornaam en bemiddeld. Het schoolgeld voor zijn opleiding kon worden betaald.
Rahmat Ali groeide op in het district Commewijne op de gouvernementsplaats Nieuw Amsterdam. Hij heeft zijn grootouders gekend. Zijn náná (maternale grootvader) was de bekende zakenman Khoonj Behary Singh uit India. Meer specifieke gegevens over hem zijn niet gevonden in de Hindostaanse database van het Nationaal Archief. Wel is bekend dat hij in 1933 Nederland heeft bezocht. Hij vertrok met het schip Rensselaer en kwam terug met het schip Oranje Nassau. Hij was hindoe en zijn vrouw Booleah (ingeschreven in het algemeen register van immigranten uit Brits-Indië, onder nummer 41/L) was moslim. Hun dochter Bathoolum (Batoelan) was de moeder van Rahmat Ali. Zijn náná en nánivormden dus een gemengd hindoe-moslim echtpaar. Rahmat Ali werd door zijn moeder als moslim opgevoed. Hij groeide zonder zijn vader op en had ook later geen contact met hem. Zijn náná Khoonj Behary Singh heeft als het ware de vaderrol vervuld en gezorgd voor het inkomen en zijn schoolgeld.
Vader Hajary
De vader van Rahmat Ali was de toentertijd bekende ambtenaar H.N. (Harjali Najaralie) Hajary, die werkte op het Immigratiedepartement in Paramaribo. Hij was op 20 oktober 1892 in het district Nickerie geboren. Zijn ouders waren de immigrant mevrouw Majoie (contractnummer 372/L) en de heer Hajary (contractnummer 1215/B), die in augustus 1873 met het schip Yorkshire (het derde transport) in Suriname aankwam. Hij behoorde tot het eerste contingent Hindostaanse contractarbeiders in Suriname en werd later tolk in het district Nickerie. Zijn zoon H.N. Hajary (de vader van dokter Ali) was een van de vier leden van de delegatie die in 1921 naar India ging om (tevergeefs) de heropening van de immigratie van Hindostanen te bepleiten bij onder andere Mahatma Gandhi. H.N. Hajary werd in 1948 lid van het College van Algemeen Bestuur met onder meer de portefeuille Volksgezondheid. Dat was te vergelijken met de functie van een minister. Dr. Karen Ali (psycholoog), dochter van Rahmat Ali, vertelt over haar grootouders:
Mijn vaders moeder Batoelan was uitgehuwelijkt. Het was een islamitisch huwelijk met Harry Hajary, die toen 20 jaar oud was. Hun huwelijk was niet geregistreerd bij de Burgerlijke Stand. Mijn grootmoeder woonde bij de familie van mijn grootvader toen mijn vader werd geboren. Zij hield het daar niet lang vol. Toen mijn vader nog een peuter was keerde zij met hem terug naar het huis van haar ouders op Nieuw Amsterdam in het district Commewijne.
De relatie tussen Rahmat en zijn vader H.N. Hajary was niet al te best. Bekend is het verhaal over de gekozen geslachtsnaam Ali. Dochter Karen Ali:
Het verhaal wil (dat is aan mij verteld door mijn moeder) dat Paake (dat was de roepnaam van Hajary) voorgesteld had dat mijn vader, toen hij was afgestudeerd, voor de geslachtsnaam Hajary moest kiezen. Daar heeft mijn vader niet voor gekozen. Hij is niet door zijn natuurlijke vader opgevoed, maar grootgebracht door zijn grootvader van moeders kant, de heer Koonj Behary Singh.
Verschillende informanten vertelden mij dat toen Rahmat afstudeerde als Geneeskundige op het voorstel van zijn vader Hajary reageerde met de opmerking: Ali raha, Ali rahe jai, Hajary na hoi (Het was Ali en zal Ali blijven, het wordt geen Hajary). Hij had de voornaam Rahmatali en heeft bij de inschrijving Ali als geslachtsnaam gekozen en Rahmat als voornaam.
Vermeldenswaard is dat de vader van Ali samen met zijn toenmalige vrouw in 1948 de Moeder Majoie Stichting oprichtte met als doel: het verlenen van medische verzorging en voorlichting aan zwangere vrouwen in Suriname. Een bescheiden kliniek van deze stichting werd opgezet te Tijgerkreek in het district Saramacca.
Halfzus
H.N. Hajary trouwde opnieuw in 1921 met Philippine Wilhelmina Albertine Tjong Ajong. Een dochter uit dit huwelijk was de bekende pianiste/componiste Majoie Hajary, een halfzus van Rahmat Ali. Zij werd vernoemd naar haar áji (paternale grootmoeder). De getalenteerde Majoie (1921 – 2017) was geboren in Paramaribo en vertrok al op 15-jarige leeftijd naar Europa voor verdere muzikale studie. Zij trouwde met Roland Garros, een telg behorende tot de Franse elite. Zij woonde tot haar dood op 96-jarige leeftijd in Frankrijk (in Parijs). Zij schreef onder meer een requiem voor Mahatma Gandhi. De schrijfster Ellen De Vries brengt in 2025 een biografie over haar leven en werk uit.
Huwelijk
Rahmat Ali trouwde met een dochter van de eerste Hindostaanse advocaat en bekende politicus, C.R. Biswamitre (1898-1980). Zijn echtgenote Alice Biswamitre was rooms-katholiek. Zij mocht haar geloof behouden, want Rahmat Ali was in religieus opzicht een liberale man. Zijn echtgenote Alice overleed echter al in 1966.
Studie en loopbaan
Rahmat Ali startte zijn studie aan de Geneeskundige School in 1930 en studeerde op 15 juli 1938 af. De afgestudeerden (geneeskundigen) werden destijds in Suriname dokter genoemd, hoewel deze opleiding geen volwaardige medische opleiding was en niet gelijkgesteld was aan een Nederlandse artsenopleiding. Zij stonden niettemin in zeer hoog aanzien bij de Surinaamse bevolking. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Rahmat Ali gedetacheerd in het district Nickerie als Officier van Gezondheid tussen 1942-1946. Daarna was hij tot 1948 Gouvernements-geneesheer/directeur van het ziekenhuis te Margarethenburg, in het district Nickerie. Bij zijn vertrek uit Nickerie werd hij geëerd door patiënten voor zijn kundige chirurgische operaties; enkelen kwamen zelfs uit Guyana. Zijn naam en kundigheid waren goed bekend in het toenmalige Brits-Guyana.
Rahmat Ali was ijverig en ambitieus, maar stond ook bekend als een bescheiden, humaan en onbaatzuchtig persoon. Hij vertrok in januari 1949 naar Nederland en werd (gediplomeerd) arts. Hij specialiseerde zich daarna in de gynaecologie en promoveerde in 1952 in Leiden. De titel van zijn proefschrift luidt: Obstetrische Shock; een clinische studie. Het behandelt de shock die kan optreden voorafgaand aan de bevalling. Zijn proefschrift heeft hij opgedragen aan zijn grootouders (ter nagedachtenis) en aan zijn moeder. In Nederland volgde hij tevens verschillende cursussen en oriënteerde zich breed op medisch gebied.
Na terugkeer oefende hij in Paramaribo zijn praktijk uit als vrouwenarts. Hij werkte in het ‘s Landshospitaal en later in het Academisch Ziekenhuis. Rahmat Ali heeft ook verschillende artikelen gepubliceerd en zich beziggehouden met voorlichting over gezondheid. Hij gaf ook college aan de Geneeskundige School en later de Universiteit in Suriname, waar hij vanaf 1971 verbonden was als hoogleraar in de leer der Verloskunde en Vrouwenziekten. Hij heeft een belangrijke rol gehad bij de totstandkoming van de medische faculteit.
Voorts was Rahmat Ali bestuurslid van de Surinaamse Islamitische Vereniging (SIV) die de grote moskee aan de Keizerstaat in Paramaribo heeft. De SIV behoort tot de Ahmadiyya stroming onder Hindostaanse moslims. De SIV heeft een belangrijke rol gespeeld met betrekking tot het imago van de islam in Suriname. Er is mede onder invloed van de SIV geen radicale of extremistische islam ontstaan in Suriname. De SIV moskee gevestigd naast de synagoge aan de Keizerstraat in Paramaribo, wordt beschouwd als hét bewijs van religieuze verdraagzaamheid in Suriname.
Dienstbare en onbaatzuchtige instelling
Rahmat Ali was een arts met een dienstbare instelling en hij stelde zich niet hooghartig op tegenover zijn patiënten. De meeste Hindostaanse vrouwen beheersten het Nederlands toentertijd onvoldoende en communiceerden het liefst in het Sarnami. Rahmat Ali was opgegroeid in het district Commewijne in een tijd dat er nog veel Hindostaanse immigranten leefden in Suriname; hij kende de situatie van Hindostaanse contractarbeiders goed en beheerste het Sarnámi uitstekend. Daardoor kon hij zich goed inleven in de situatie van zijn patiënten, met hen communiceren en een vertrouwensband opbouwen. Het kan als bijzonder worden beschouwd dat Rahmat Ali zich specialiseerde in gynaecologie, een in die tijd nog gevoelig vakgebied omdat het zich bezighoudt met (geslachts)organen en ziekten die specifiek zijn voor vrouwen.
Hij zag de grote Hindostaanse gezinnen, het leed van het baren van veel kinderen, de spanningen in de gezinnen en vooral de moeilijke omstandigheden voor veel Hindostaanse vrouwen. Hij voelde zich kennelijk geroepen om daar iets aan te doen. Ondanks schaamtegevoelens bij veel Hindostaanse vrouwen met betrekking tot hun geslachtsorganen voelden deze vrouwen zich veilig bij dokter Ali die hen respectvol behandelde. Rahmat Ali sprak ook vaak met de Hindostaanse mannen om hen te overtuigen van het laten steriliseren van hun echtgenote of het laten verwijderen van de baarmoeder. Daarbij verleende hij medische diensten aan menige Hindostaanse familie zonder daarvoor een passende financiële vergoeding te vragen. In die tijd hadden veel Hindostaanse landbouwers weinig geld. Vaak accepteerde dokter Ali landbouwproducten als betaling, zoals een kip, groenten en/of fruit. Zijn dochter Aisha Ali:
Ik herinner mij dat mijn vader terugkwam van zijn werk en zei: ‘Ik heb vandaag tien eieren als betaling ontvangen, maar ik ben blij dat ik iemand heb geholpen’.
Verschillende Hindostaanse vrouwen van 80 jaar en ouder die ik ruim tien jaar geleden had geïnterviewd in verband met de reconstructie van de immigratiegeschiedenis van Hindostanen, memoreerden de verdiensten van dokter Ali. Mooi datrá rahá of acchá datrá rahá (hij was een goede dokter), merkten zij op. Ik heb toen echter niet doorgevraagd. In het kader van dit artikel heb ik bij vier informanten van 80 jaar en ouder informatie gevraagd. De 80-jarige mevrouw Kiertie Autar vertelde:
Mijn vader bracht mijn moeder regelmatig naar dokter Ali voor controle. Ik ging als oudste dochter vaak mee naar het ‘s Lands Hospitaal. Nee Bhai, zij is niet geopereerd door dokter Ali. Mijn moeder heeft twaalf kinderen gekregen. Zij sprak altijd met respect over deze dokter. Dat ving ik uit gesprekken op. Wij spraken als kinderen vroeger natuurlijk niet over hoe kinderen werden geboren en zeker niet met volwassenen.
De 84-jarige ondernemer Jozef Hassanmohamed heeft dokter Ali niet persoonlijk gekend, maar herinnert zich dat zijn moeder soms over hem sprak. Zij was door hem geopereerd. Ook hij memoreert dat destijds niet over zulke intieme kwesties werd gesproken. De 88-jarige filmmaker Ramdjan Abdoelrahman vertelde dat dokter Ali zeer populair was en ‘een begrip onder Hindostaanse vrouwen’.
De 86-jarige oogarts Frank Pultoo:
Dr. Ali was een van mijn docenten op de Geneeskundige School. Hij had altijd een schrift met aantekeningen bij zich. Hij gaf college en sprak dan op zachte toon. Andere docenten spraken luid en gedroegen zich vaak hooghartig. Dr. Ali was een rustige man en hij is in dit opzicht wel een voorbeeld voor mij geweest.
Voor zijn verdiensten heeft Rahmat Ali verschillende oorkondes ontvangen en werd gedecoreerd als Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Op 25 november 1975 werd het voormalig ziekenhuis in Nickerie dat later een kazerne werd, naar hem vernoemd (prof. dr. Ali kazerne).
Overlijden
Rahmat Ali bereikte geen hoge leeftijd. Hij overleed op 16 september 1975 op 63-jarige leeftijd. Dochter Karen Ali:
Mijn vader had een vergroot hart en heeft tijdens zijn middagslaap een hartinfarct gekregen dat hem fataal is geworden. Het was de tweede keer dat hij een hartinfarct kreeg; bij beide was ik aanwezig. De eerste keer heeft hij het overleefd; de tweede keer helaas niet. Hij was zich vanuit zijn eigen deskundigheid volledig bewust van zijn kwetsbaarheid gerelateerd aan zijn hartconditie en heeft dat zelfs met mij besproken.
Prof. dr. Hanief Karamat Ali typeerde zijn collega Rahmat Ali na zijn overlijden als volgt:
Hij was een man die de persoonlijke waardigheid van de patiënt eerbiedigde en ervoor op de bres stond. In persoonlijke gesprekken heeft hij weleens tegen me gezegd dat wij, artsen in de eerste plaats dienaren zijn van onze patiënten en pas door hen in dienst staan van de wetenschap. Wetenschapsbeoefening, zo betoogde hij, is in ons vak geen doel op zichzelf, maar zij krijgt pas reliëf wanneer zij in de context geplaatst wordt van de patiëntenzorg. Iedereen die dit vak van ons kiest, moet van tevoren beseffen dat hij zich voor 100% aan de patiënt moet geven. Wie dit niet kan, is niet voor dit beroep in de wieg gelegd. Wanneer wij honderd patiënten achter elkaar volgens een bepaalde methode opereren en er gaat slechts een daarvan dood, dan zeggen wij de mortaliteit van de toegepaste operatiemethode 1% is. Voor ons is het 1%, maar voor de nabestaanden van de patiënt is het 100%. Voor de man die zijn vrouw verliest voor de kinderen die hun moeder verliezen, is het verlies immers totaal. Hierom en ook omdat onze patiënten ons voor 100% vertrouwen schenken, kunnen en mogen wij niet anders dan ons voor de volle honderd procent inzetten en zulks niet alleen tijdens de operatie maar in alle fasen die aan de operatie voorafgaan (Al Haq, januari 1976).
De nobelheid waarmee Prof. dr. Rahmat Ali zijn beroep uitoefende, maakt dat hij terecht als een parel van de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap kan worden beschouwd.
Bronnen
Voor dit artikel heb ik zowel geschreven (zie onder) als persoonlijke bronnen gebruikt. Ik dank de dochters Aisha (Suriname) en Karen (Nederland) voor hun adviezen. Tevens dank ik Henk Moeniralam, Jane Arifa Badoella en Eric Kastelein voor de verstrekte achtergrondinformatie.
Literatuur
Ali, R. (1952), Obstetrische shock, een clinische studie, Proefschrift, Leiden: Stenfert Kroese.
Ali, R. (geen jaartal). Waak over uw gezondheid: voorlichting over zwangerschap en baring, Paramaribo.
Ali, R. (1971), Enkele aspecten over de ontwikkeling van het geslacht, Oratie, Paramaribo: Universiteit van Suriname.
Ali, R. (1972), Moeilijkheden tijdens de baring na de geboorte van het hoofd en de schouders, Overdruk uit Faculteitsnieuws, jrg. 1, no.6, Paramaribo.
Ali, R. (1972), Experiences with the lippes loop, Overdruk uit Faculteitsnieuws, jrg.1, no.7, Paramaribo.
Ali, R. (1972), Vergevorderde Extra-Uriene Graviditeit, Overdruk uit Faculteitsnieuws, jrg.1, no.8, Paramaribo.
Ali, R. (1972), Een ‘mammoet ’gezwel van het ovarium, Overdruk uit Faculteitsnieuws, jrg.1, no.9, Paramaribo.
Ali, R. (1975), Enkele verloskundige aantekeningen, Paramaribo.
Ali, R. (1975), Waak over uw lichaam, waak over buik en borst, Universiteit van Suriname, Paramaribo.
Badoella, Jane Arifa (2020), De Prof.dr. Ali Kazerne te Nickerie in Suriname, in: Trisblad, oktober 200, Zwijndrecht.
Choenni, C. & Adhin K. (2024), 150 jaar Hindostanen: geschiedenis van twee migraties, Zoetermeer: Sampreshan.
Gedenkboek, 70 jaar Imdadia Isha’at Islam, 16 augustus 1934 – 16 augustus 2004
Digitale archieven, Delpher.nl; gahetna.nl
Hira, S (redactie) (2003), Het dagboek Munshi Rahman Khan, Den Haag/Paramaribo: Uitgeverij Amrit/NSHI
Karamat Ali, Hanief (1976), In memoriam Prof. dr. Ali, in: Al Haq, no. 51, jrg.5, Paramaribo.
Makdoembaks, Nizaar (2022), Lachmon en de Hindostaanse godfathers in Suriname, Utrecht: Uitgeverij de Woordenwinkel.
Sadiek, John (2020), Mijn levensverhaal kinderarts, dammer, Paramaribo.
Saheblal, André (2006), GESLACHT Saheblal de laatste van de eerste generatie, Paramaribo: de West.
- Published in BIBLIOTHEEK, Suriname
Documentaire Vals Paradijs – Hindorama.com
“Ooit vertrokken onze voorouders met een droom en ook voor ons zit er nog altijd een zoektocht naar identiteit, aangezien deze vanuit de dubbele migratieachtergrond volledig gemixt is.”
De afgelopen twee jaar is er in Nederland steeds meer aandacht besteed aan andere delen van de koloniale geschiedenis dan het slavernijverleden. Een daarvan is de contractarbeid van Brits-Indiërs van wie de nakomelingen in Suriname Hindostanen worden genoemd. In andere landen, bijvoorbeeld Guyana en Trinidad, spreekt men van Indo-Guyanezen en Indo-Trinidadianen.
De in Nederland geboren en getogen neven Pavan Marhé en Feroz Amirkhan zorgen nu voor een nieuwe inkijk in dit verleden met hun documentaire Vals Paradijs: Het verborgen verhaal van de Hindostanen. Zij treden in de voetsporen van hun overgrootvader Farkichand Rajvanshi, contractarbeider L1129. Daarmee laten ze de tocht zien die onze voorouders vanuit India aflegden naar het Caribisch gebied in de negentiende en begin twintigste eeuw.
De reis van Pavan en Feroz brengt hen niet alleen naar Suriname waar de contractarbeid duurde van 1873-1920, maar ook naar Guyana en Trinidad. Immers, de geschiedenis van de Hindostanen in Suriname is begonnen nadat hetzelfde systeem in Guyana en Trinidad, ‘’succesvol’’ gestart was. In Guyana begon de contracttijd al in 1838 en in Trinidad in 1845. In deze drie landen wonen grote Hindostaanse gemeenschappen met een soortgelijke gemengde historie en cultuur. Ze bezoeken er historisch relevante plekken, zoals de aankomstplekken van de schepen, monumenten en (suikerriet)plantages waar de Hindostaanse voorouders hebben gezwoegd en gezweet, en nemen een kijkje in oude suikerfabrieken en barakken.
Om een beter beeld te krijgen van het leven, gaan beide neven zelf ook op een suikerrietveld werken en met arbeiders daar in gesprek. Het grotere verhaal brengen ze ook dicht bij zichzelf door een deel van hun eigen familieverhaal erin te betrekken. Daarnaast nemen ze een kijkje in het dagelijks leven van de Hindostaanse bevolkingsgroep en komen ze culturele elementen tegen die de contractarbeiders uit India hebben meegenomen, zoals volksmuziek en dans. Voorts bespreken ze ook identiteitsvraagstukken als gevolg van de dubbele migratie van Hindostanen: India-Suriname-Nederland.
“Met de documentaire willen we een verhaal laten zien van pijn en leed, en tegelijkertijd ook van vooruitgang, veerkracht en het leunen op sterke schouders, waarvoor wij onze voorouders dankbaar zijn.”
De première van Vals Paradijs: Het verborgen verhaal van de Hindostanen is op 13 januari 2025 in het AFAS Theater, Leusden
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis
2025: Een (terug)keerpunt? – Kanta Adhin
Elk jaar hopen we weer op goede en gunstige ontwikkelingen in ons leven. Maar we kunnen niet voorspellen wat er gaat gebeuren en welke wending dingen nemen. Drie jaar geleden hadden we niet gedacht dat er oorlog in Europa zou uitbreken en nog minder dat die zolang zou duren. In zijn nieuwe functie als secretaris-generaal van de NAVO heeft Mark Rutte een alarmerende boodschap afgegeven, namelijk dat we ons geestelijk moeten voorbereiden op oorlog en dat er offers zullen moeten worden gebracht. Er zal meer geld naar defensie moeten waardoor er minder voor andere zaken beschikbaar is. En dat in een tijd dat in Nederland gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting onder druk staan, en wereldwijd het klimaat. Bovendien is migratie al een tijd een hot issue. De grote aantallen migranten zouden veel overlast veroorzaken en de druk op de voorzieningen vergroten. Bij de laatste verkiezingen werd een antimigratie partij de grootste en in 2024 werd voor het eerst een regering gevormd met deelname van deze partij. Niet autochtone Nederlanders voelen zich niet meer op hun gemak.
Veel Surinamers trokken naar Nederland voorafgaand aan de onafhankelijkheid in 1975. Vroeger werd wel eens gegrapt dat Surinamers weer naar hun land zullen vertrekken als hier oorlog uitbreekt. Een oudere Surinaamse man die nu al meer dan vijftig jaar in Nederland woont, zei tegen mij: “Wat denk je? Zullen zij bereid zijn voor de ‘Nederlandse leeuw’ te sterven? Er zijn weinig Surinamers die het Nederlands volkslied uit het hoofd kennen, laat staan uit volle borst zingen.” Nu is dat lied met vijftien coupletten wel erg lang, maar doorgaans wordt alleen het eerste couplet gezongen, soms gevolgd door het zesde couplet. “Je moet begrijpen,’’ vervolgde hij, “dat woorden als ‘van Duitse bloed’ en ‘de Koning van Hispanje’ in het eerste couplet ook geen gepassioneerde verbondenheid met het land oproepen. Je hoort nergens ‘Nederland’ of ‘Holland’. Je kunt je voorstellen dat de woorden van Rutte mensen aan het denken zetten. En dat is nog niet alles! Tegenwoordig moet je oppassen als je ruzie hebt met iemand. Die plaatst zo een vuurwerkbom bij je voordeur. Het is niet alleen oorlog met Rusland die dreigt.”
Ja, dat is ook zo. We zien de laatste tijd een toenemende trend van explosieve conflicten, letterlijk en figuurlijk. De gedachte dat vuurwerkbommen alleen in het criminele milieu worden gebruikt, klopt niet. Volgens de politie gaat het in meer dan de helft van de gevallen om ‘huis-tuin-en-keuken-conflicten’. Een dramatisch dieptepunt was de explosie in Den Haag op 7 december die ook mensenlevens eiste. “Weet je dat er in 2024 meer dan duizend incidenten met explosieven zijn geweest, dat is meer dan twee per dag! Kan je voorstellen! En dan hebben ze het over veiligheid in Suriname. Ja er zijn berovingen, maar niemand plaatst zomaar een bom bij je deur.”
Nog even over de grap van vroeger: zullen veel mensen nu geneigd zijn naar Suriname te vertrekken? Met de olievondsten zijn er goede vooruitzichten voor economische groei en kunnen er investeringen worden gedaan voor verbetering van de diverse voorzieningen. Er zal menskracht nodig zijn. Volgens mijn gesprekspartner zal het niet zo een vaart lopen, maar het jaar 2025 zou wel een turning point kunnen markeren. “Kijk, ik ga vaker naar Suriname, maar ik ben nu een oude man en wordt niet gezien als concurrent voor een baan. Maar als je komt om het land te helpen opbouwen, word je met achterdocht bekeken en, als het even kan, weggepest. Jouw kennis en kunde kan je in je broekzak stoppen. Anderen daar die hun broekzakken met geld uit de staatskas vullen, mogen blijven. Je moet daar ook niet gaan om iedereen de les te lezen of meteen een ministers- of ambassadeurspost te eisen. Oudere mensen zullen misschien wel gaan, maar de generatie die hier is opgegroeid, zie ik nog niet zo gauw massaal hun boeltje pakken. Misschien pas als de situatie hier echt dreigend wordt. Maar meisje, je kent die Surinamers. Als je dan teruggaat, zullen ze je niet sparen met opmerkingen dat je met de staart tussen de benen bent teruggekomen nu Nederland niet meer veilig voelt.”
Sowieso zal 2025 voor Suriname een gedenkwaardig jaar worden. Behalve dat het 50 jaar onafhankelijkheid markeert, is het land met het overlijden van een couppleger/ex-president/veroordeelde meervoudige moordenaar/voortvluchtige crimineel fysiek bevrijd van de meest omstreden figuur in de recente Surinaamse geschiedenis. Welke impact dat zal hebben op de verkiezingen in mei 2025 en de koers van Suriname zal nog moeten blijken.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Het afscheid van professor Michiel van Kempen – Hans Ramsoedh
Als er één iemand is geweest die de Caraïbische literatuur in Nederland op de literaire kaart heeft gezet dan is het wel Michiel van Kempen. Op vrijdag 31 januari 2025 houdt hij zijn afscheidscollege aan de Universiteit van Amsterdam onder de titel ‘Zwarte pracht: Caraïbische cultuur in tijden van transitie’ waarin hij zal ingaan op de verschuivingen in de Surinaamse en Nederlands-Caraïbische cultuur.
Van Kempen studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Radboud Universiteit). Na zijn afstuderen werkte hij tussen 1980 en 1982 als leraar Nederlands aan het Stedelijk Gymnasium in Nijmegen. Het was een tijdelijke baan. Aangezien het in die jaren moeilijk was om een vaste aanstelling in het onderwijs te krijgen, besloten hij en zijn echtgenote (die ook docente Nederlands was) in 1983, kort na de Decembermoorden, te solliciteren op een advertentie voor docenten Nederlands in Suriname. Na het sollicitatiegesprek moesten hij en zijn vrouw voor een medische keuring naar Scheveningen. Twee Surinaamse artsen op leeftijd stelden hun enkele routinevragen; een trok er aan het elastiek van de onderbroek van zijn vrouw, liet het terugpetsen en zei: ‘Dat ziet er goed uit’. En ze waren goedgekeurd, zoals Michiel mij hierover mailde.
Zes weken na het sollicitatiegesprek zaten ze in Suriname. Tussen 1983 en 1987 was hij in verschillende functies werkzaam daar: als docent Nederlands, als docent literatuurwetenschap en ‘creative writing’ aan de Academie voor Hoger Kunst- en Cultuuronderwijs en als coördinator van de Sectie Literatuur, van de afdeling Algemene Culturele Zaken van het Ministerie van Onderwijs en Cultuur. Omdat in Suriname het literatuuronderwijs bizar genoeg nog zowat helemaal op Nederland was gericht met schrijvers als Gerard Reve en Willem Frederik Hermans, begon hij zelf met het samenstellen van een Surinaamse literatuurgeschiedenis. Hij leerde al gauw veel Surinaamse schrijvers kennen en begon in Suriname hun werk gepubliceerd te krijgen. In Suriname nam hij in 1986 het initiatief tot het oprichten van De Ware Tijd Literair, een wekelijkse literaire pagina waarvan hij de eerste redacteur werd. Tot dan werd er mondjesmaat in de Surinaamse pers over literatuur geschreven.
Terug in Nederland werd Van Kempen ambassadeur en de grote promotor van de Caraïbische literatuur. Van 1991 tot 1995 was hij de coördinator van het Suriname-project aan de Bibliotheek van de Universiteit Amsterdam dat (samen met Kees van Doorne) resulteerde in de Suriname-catalogus (1995) waarin bijkans 8.000 titels zijn opgenomen van in deze bibliotheek aanwezige werken.
Van Kempen promoveerde op 5 juni 2002 aan de Universiteit van Amsterdam op een vijfdelig proefschrift Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Hij heeft twintig jaar gewerkt aan deze imposante studie. In 2003 verscheen een tweedelige handelseditie van dit proefschrift waarin hij in maar liefst 1.400 pagina’s de orale en geschreven literatuur van Suriname tussen 1596 en 2000 beschrijft. Van Kempens proefschrift is echter meer dan een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, het is eigenlijk een geschiedenis van de Surinaamse cultuur. Hij beschrijft hierin namelijk niet alleen de literatuur en de literaire infrastructuur, maar bijvoorbeeld ook het genootschapsleven, het toneelwezen, kranten en periodieken, het nationalisme. Met andere woorden, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur is een monumentale studie die niet snel overtroffen zal worden en een onmisbare bron voor onze kennis van de Surinaamse geschiedenis en cultuur. Belangwekkend is ook zijn biografie (863 pp.!) over Albert Helman in 2016 (Rusteloos en overal. Het leven van Albert Helman), de nestor van de Surinaamse literatuur.
Daarnaast verschenen van zijn hand tal van artikelen in de bekende Nederlandse literaire tijdschriften (zoals Maatstaf, De Gids, Ons Erfdeel), kwaliteitskranten (de Volkskrant, NRC Handelsblad) en weekbladen (Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer). Ook publiceerde hij verscheidene wetenschappelijke studies over de Caraïbische literatuur. Het literaire werk van Van Kempen omvat romans, dichtbundels, kinderboeken en verschillende verhalenbundels. Hij was of is voorts redacteur van verschillende tijdschriften. Op 1 september 2006 werd Van Kempen benoemd tot bijzonder hoogleraar Nederlands-Caraïbische Letteren aan de Universiteit van Amsterdam; hij was de eerste die deze post bekleedde. Als hoogleraar was hij promotor van een aantal promovendi, onder wie Karin Amatmoekrim die een biografie schreef over de publicist Anil Ramdas waarmee zij de Nederlandse Biografieprijs in 2024 won. Geïnteresseerden in Van Kempens literaire activiteiten en oeuvre verwijs ik naar https://nl.wikipedia.org/wiki/Michiel_van_Kempen
Voor zijn verdiensten voor de Surinaamse/Caraïbische letteren ontving Van Kempen diverse prijzen waaronder in 1987 de Rahmān Khān-prijs (een Surinaamse literatuurprijs vernoemd naar de eerste Surinaams-Hindostaanse dichter) en in 2009 de Gaanman Gazon Matodja Award voor de aandacht aan de literatuur van de Marrons. In 2005 werd hij bij de 30ste verjaardag van de Surinaamse onafhankelijkheid benoemd tot Officier in de Ere-Orde van de Gele Ster. In 2007 werd hij in Nederland benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In juni 2023 ontving hij een Erepenning van de Universiteit van Amsterdam wegens zijn bijzondere inzet voor diversiteit binnen de universiteit, het introduceren van zwarte literatuur binnen het curriculum en het slaan van bruggen tussen samenleving en universiteit. Hij ontving ook wel eens een prijs waarvan hij het bestaan niet eens wist zoals hij mij appte naar aanleiding van mijn felicitatie toen hij in 2024 de Everwinus Wassenbergh Penning ontving voor zijn niet aflatende inzet om de Nederlands-Caraïbische letteren grotere bekendheid te geven binnen de Nederlandse neerlandistiek.
Michiel staat bekend als iemand die wars is van omfloerst taalgebruik. In zijn bespreking van publicaties is hij heel direct, draait hij nooit om de hete brij heen en pent hij neer wat hij ervan vindt. Het leverde hem in het verleden weleens het verwijt op van de ‘arrogante bakra’ [Nederlander]. In Surinaamse kring is het hebben van ‘lange tenen’ een niet ongebruikelijke kwaal waarbij een kritische bespreking niet zelden wordt opgevat als een persoonlijke aanval. Ik denk echter niet dat Van Kempen daarvan onder de indruk was. Met zijn onvermoeibare literaire arbeidsdrift heeft hij in Nederland de weg geplaveid voor Caraïbische schrijvers in Nederland. Niet minder dan veel lof voor deze Brabantse professor uit Oirschot, gelegen in de zanderige streek Kempen (vroeger Kempenland), die van de literaire verbeelding van Surinamers en schrijvers uit de Caraïben met een grote betrokkenheid en passie zijn levenswerk heeft gemaakt.
Afscheidscollege van Michiel van Kempen
Datum: vrijdag 31 januari 2025
Tijd: 16:30 uur exact
Locatie: Aula – Lutherse kerk,
Singel 411, 1012 WN Amsterdam
Toegang vrij
- Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
Schrijver Amitav Ghosh over doorwerking van koloniale geschiedenis – Radjin Thakoerdin
Afgelopen weekend waren mijn vrouw en ik naar Hoorn aan het Markermeer. De regio daar heet West-Friesland, maar ligt in de provincie Noord-Holland. De aanleiding om daar naar toe te gaan was een bijeenkomst met de winnaar van de Erasmusprijs 2024, Amitav Ghosh. Hij is een Indiase schrijver die zich in allerlei historische aspecten van de klimaatcrisis heeft verdiept en de huidige crisis verklaart uit de koloniale politiek van uitbuiting. Uitbuiting van mensen en van de aarde. De bijeenkomst Echo’s uit het verleden, visies op de toekomst: Amitav Ghosh in gesprek met Margot Dijkgraaf was georganiseerd door de Stichting van de Erasmusprijs, het Westfries Museum, de gemeente Hoorn en Writers Unlimited.
Hoorn is een oude stad en vanwege de ligging aan de vroegere Zuiderzee een belangrijke handelsstad vanwaaruit de Verenigde Oost-Indische Compagnie opereerde. De stad vertoont nog veel tekenen van de rijkdom die in Gouden Eeuw werd vergaard. Hoorn is ook de geboortestad van Jan Pieterszoon Coen (1587-1629) die begin 17e eeuw Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië was. Zijn standbeeld domineert het plein De Roode Steen, het historische handelscentrum.
Het hotel dat we hadden geboekt, lag in het centrum. Wel handig zo, dachten we, als we al wandelend de historische monumenten willen bekijken. Het was nog een hele toer om daar te komen via allerlei smalle straatjes. De navigatie bracht ons naar de plaats van bestemming, maar het hotel was niet te zien. Elke keer kwamen we uit bij een grote kerk, totdat het begon te dagen: het hotel was in de kerk. Ja, Heavens Hotel, we hadden het kunnen weten! Ik appte aan een goede vriendin in Frankrijk, die dol is op kerken bezichtigen, dat ik in een kerk verbleef. Zij had dat niet eerder gezien, een hotel in een kerk. “Nou”, appte ze terug, “je zult wel slapen als een engeltje.” Een wandeling langs het Markermeer was niet zo prettig die zaterdag. Het regende en waaide, maar toch trotseerden we het weer, omdat je niet in Hoorn kan verblijven zonder ook langs het meer te hebben gelopen. Daarna zijn we relaxt gaan rijden op de Zuiderdijk langs verschillende kleine plaatsen tot aan Medemblik, de oudste stad van West-Friesland. Zondag was het weer stukken prettiger en gingen we de binnenstad verkennen.
Gewelddadig monopolie op handel in nootmuskaat
Om drie uur ’s middags zou de bijeenkomst met Ghosh beginnen, een interview met hem over zijn werk en dan vooral over zijn boek The Nutmeg’s Curse. Parables for a Planet in Crisis. In 2023 verscheen hiervan de Nederlandse vertaling: De vloek van de nootmuskaat. Boodschap aan een planeet in crisis. Hoorn was een goede plek om daarover te praten vanwege de rol van Jan Pieterszoon Coen. Hij richtte op de Molukse Banda-eilanden een bloedbad onder de bevolking aan. Ghosh vertelde dat hij Banda in 2016 bezocht en zich toen helemaal niet bewust was van deze gruwelijke gebeurtenis. Hij hoorde er pas van toen hij daar was; hij aanschouwde een zeer eenvoudig monument naast een put. In het voorwoord schrijft hij: “Hierin werden de uiteengereten lichamen van zo’n vierenveertig Bandanese oudsten gegooid, nadat een Nederlandse vloot onder leiding van Jan Pieterszoon Coen in 1621 de eilandengroep was binnengevallen en had veroverd. Daarbij werd bijna de gehele inheemse bevolking van de eilanden, zo’n vijftienduizend mensen, uitgeroeid – velen werden gedood, sommigen stierven van de honger, sommigen werden tot slaaf gemaakt, en een paar honderd wisten te ontsnappen naar naburige eilanden. Coen wilde met zijn verovering het monopolie op de handel in de producten van de nootmuskaatboom voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie veiligstellen, en daarin is hij ruimschoots geslaagd.”
Het contrast viel mij direct op: een eenvoudig monument voor zoveel slachtoffers in Banda en een groot pronkerig beeld van de dader in Hoorn. Het standbeeld dat in 1893 werd onthuld is al heel lang aan kritiek onderhevig. Ook voor de onthulling in 1893 werd door critici gewezen op zijn gewelddadige acties. Vanuit de Molukse gemeenschap zijn er ook protesten geweest. Toen het beeld in 2011 door een ongeluk met een kraanwagen werd beschadigd, werd discussie gevoerd over het al dan niet terugplaatsen ervan. Na een publiek debat is toen in 2012 een informatiebord op de sokkel geplaatst. Daarop is naast zijn hedendaden ook informatie te lezen over zijn gewelddadig optreden bij het verwerven van handelsmonopolies. Er wordt tevens vermeld: “Onomstreden is het standbeeld niet. Volgens critici verdient Coens gewelddadige handelspolitiek in de Indische archipel geen eerbetoon.” Ik sprak met een gemeenteambtenaar en zij vertelde dat er nog stadsgesprekken in de planning staan over wat er uiteindelijk met het beeld moet gebeuren. Het is een slepende kwestie. Het lijkt niet voorhanden dat het beeld verwijderd zal worden.
Het interview van Margot Dijkgraaf met Amitav Ghosh vond plaats in een volle zaal in de Noorderkerk. Zij probeerde van hem een uitspraak te ontlokken over wat er met het standbeeld zou moeten gebeuren. Hij liet zich er niet over uit, maar verwonderde zich over de hang naar grote protserige standbeelden. Hij merkte op dat het geweld van Coen op Banda ook in die tijd niet door de beugel kon en dat hij daar formeel op was aangesproken. Het beeld kwam na meer dan twee en een halve eeuw na zijn dood. Toen was er blijkbaar alleen oog voor zijn bijdrage aan de rijkdom van Nederland.
Crimineel handelsimperium in opium
Ghosh staat bekend om zijn scherpe, kritische benadering van de hedendaagse wereld. Volgens hem is de moderne wereldorde gebaseerd op vier principes: white supremacy, genocide, oorlog en handel. De zucht naar grondstoffen en de handel erin hebben geleid tot genocide en ecocide. In zijn in 2023 uitgebrachte Smoke and Ashes schrijft hij over de geschiedenis van opium. Hoe de Nederlanders als eerste de handelswaarde van opium zagen en hoe de Britten opiumteelt door boeren in India afdwongen – ten koste van de teelt van voedselproducten – om handel met China te kunnen drijven. En dat terwijl China helemaal geen opium wilde, maar via oorlogen ertoe werd gedwongen. Ghosh meent dat de opiumhandel van de Britten niets anders was dan het opzetten van een crimineel netwerk waar de wereld nu nog de negatieve gevolgen van ondervindt. De Nederlandse vertaling Rook en As – De verborgen geschiedenis van opium verscheen in 2024. Ghosh merkte op dat de noordelijke regio’s in India waar de gedwongen opiumteelt plaatsvond nog steeds tot de armste in India behoren. Voor mij was dat ook een link met de contractarbeiders die naar Suriname vertrokken; de meesten kwamen uit die regio’s (Bihar en Uttar Pradesh).
Scherp en rustig
Voor wat betreft de klimaatcrisis merkte hij onder meer het volgende op: “Zwarte en bruine mensen hebben het meest te lijden van de klimaatcrisis. Er zijn witte politici die het bestaan ervan ontkennen, of het niet nodig vinden iets eraan te doen. Dat is omdat zij menen dat zwarte en bruine mensen misbaar zijn. Ze zeggen het misschien niet hardop, maar ze denken het wel.” Dat Aziatische landen weer belangrijker worden op het wereldtoneel ziet Ghosh als een “restoration of the balance of power in time”.
Ik vond het een indrukwekkend interview en was aangenaam verrast door de scherpe opmerkingen van Ghosh, maar de zeer rustige manier waarop hij deze maakte. In de zaal zat er overwegend wit publiek; er waren enkele personen van Molukse afkomst, een enkele Indiër en een paar Surinamers.
Foto’s: Radjin Thakoerdin
- Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
Frank Essed. De mobilisatie van het eigene. Biografie van een Surinaamse visionair – Hans Ramsoedh
Politiek Suriname is als sinds enige jaren in de ban van de miljarden aan olie- en gasinkomsten na 2028. Het betekent ook dat de verkiezingen in mei 2025 in het teken zullen staan van het ‘beheer en besteding’ van deze gelden. Er is echter nog steeds geen ontwikkelingsplan over hoe deze gelden aangewend zullen worden om Suriname tot ontwikkeling te brengen. Juist nu wordt iemand als Frank Essed gemist, de visionair en denker, iemand wiens gehele werkzame leven dag en nacht in het teken stond van de ontwikkeling van land en volk. Roy Khemradj, oud-journalist bij de Wereldomroep en destijds eindredacteur van het programma Zorg en Hoop bij NOS-radio, schreef over Essed een lijvige biografie van wel 590 pp.: Frank Essed. De mobilisatie van het eigene. Biografie van een Surinaamse visionair. Hieronder bespreek ik eerst Esseds politieke carrière, gevolgd door zijn betekenis voor de economische ontwikkeling van Suriname.
Politieke carrière
Na de mulo volgde Essed in Suriname de opleiding tot landmeter waarna hij op 21-jarige leeftijd in dienst trad van de overheid als gouvernementslandmeter. In 1950 vertrok hij met een studieopdracht naar Wageningen om aan de landbouwhogeschool bosbouwkunde te studeren. In 1955 studeerde hij cum laude af. Aan deze universiteit promoveerde hij twee jaar later ook cum laude. Gelijk na zijn promotie jaar keerde hij terug naar Suriname waar hij een aanstelling kreeg als Houtvester (iemand die waakt over het bos en zorgt voor duurzaam beheer). Zijn terugkeer naar Suriname in 1957 viel samen met die van andere afgestudeerde Surinaamse bursalen. Door de politieke partijen werd getrokken aan deze intellectuelen met wie zij goede sier konden maken. Essed koos voor de NPS van Jopie Pengel, een partij die in zijn optiek de volksklasse representeerde. In het kabinet-Emanuels (1958-1963) werd Essed minister van Opbouw. Na de verkiezingen in 1963 (met Pengel nu als premier) keerde Essed niet terug als minister. Hij werd vervolgens directeur van het Planbureau van 1963 tot 1967.
In 1967 kwam er breuk binnen de NPS. Pengel werd in de samenleving en binnen zijn partij gezien als een autoritaire leider met een attitude van l’ état, c’est moi [de staat, dat ben ik]. De dissidenten binnen de NPS, onder wie Essed en Jules Sedney, scheidden zich af van de NPS en richtten de Progressieve Nationale Partij (PNP) op.
Na de verkiezingen in 1969 was hij weer in beeld voor een politieke functie. De VHP-PNP-regering (ook wel genoemd de regering-Lachmon-zonder Lachmon) trad aan. Voor Lachmon was Essed de beoogde premier, maar door allerlei intriges binnen de PNP werd niet hij, maar Jules Sedney premier. Essed werd in deze regering wederom de minister van Opbouw. Bij de verkiezingen 1973 kwam de NPK-coalitie (NPS, PNR, PSV en de KTPI) als winnaar uit de bus. Essed werd door premier Arron benoemd tot regeringsadviseur voor de ontwikkelingssamenwerking met Nederland. Voor Arron was Essed geen controversiële persoon aangezien hij zich na zijn breuk met de NPS nimmer had bezondigd aan moddergooien naar deze partij. Na de onafhankelijkheid werd de Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland Suriname (CONS) opgericht die tot taak had te toetsen of de projectvoorstellen die zij van de Surinaamse regering ter goedkeuring voorgesteld kreeg, voldeden aan de voorwaarden die Nederland daaraan stelde. Essed werd in 1975 voorzitter van de Surinaamse sectie binnen de CONS.
Bij de militaire staatsgreep in februari 1980 werd Essed samen met andere politieke kopstukken gearresteerd. De coupplegers wilden hiermee vooral bewijzen dat de staatsgreep gerechtvaardigd was door een eind te maken te maken aan grootschalige corruptie. Hij bracht twee keer in gevangenschap door (in totaal negen maanden in 1980 en 1981). Het corruptieonderzoek had overigens niets opgeleverd en de beschuldiging tegen hem werd uiteindelijk in 1983 geseponeerd. Na de herdemocratisering in 1987 werd Essed wederom benoemd als regeringsadviseur.
Ontwikkelingsvisie
Er zijn twee projecten waaraan ontegenzeggelijk de naam van Frank Essed is verbonden: Operatie Sprinkhaan en het West-Surinameplan. Een van zijn eerste daden als minister van Opbouw in 1957 was de systematische inventarisatie van de natuurlijke productiebronnen in Suriname. Er was tot dan weinig bekend over het uitgestrekte achterland. Een expeditie naar het zuiden van Suriname via de rivieren was een kwestie van maanden. Om dat probleem op te lossen werden zeven airstrips in het binnenland aangelegd van waaruit de exploratie ter hand kon worden genomen. Deze Operatie Sprinkhaan gaf een belangrijke impuls aan de exploratie van grondstoffen in de Surinaamse bodem. Door de aanleg van de airstrip te Kabalebo en de exploratie van de omgeving daar kwam het bauxietpotentieel in het Bakhuisgebied in beeld.
Operatie Sprinkhaan leidde in 1965 tot Esseds driedelig Nationaal Ontwikkelingsplan Suriname (NOP) waarin hij zijn gedachten uitte over de ontwikkelingsmogelijkheden in het westen van Suriname. Het was het eerste door Suriname zelf opgesteld nationale ontwikkelingsplan. Een belangrijk doel in het NOP was spreiding van economische activiteiten over het hele land om daarmee de inefficiënte geografische spreiding van de economische en demografische activiteiten tegen te gaan.
Uitvoering van het West-Surinameplan was hiertoe volgens Essed een belangrijke stap: winning van bauxiet in het Bakhuisgebied, bouw van twee waterkrachtwerken in de Kabaleborivier, aanleg van een 72 km lang spoorbaan van het Bakhuisgebergte naar Apoera, vestiging te Apoera van een aluinaardefabriek en een aluminiumsmelter, aanleg van een nieuwe stad te Apoera voor circa vijftigduizend inwoners. Bij dit plan hoorden ook landbouw-, bosbouw- en veeteeltprojecten. Het zou nog een decennium duren alvorens Esseds droom van West-Suriname ter hand zou worden genomen.
Begin jaren zeventig werd de kwestie van de onafhankelijkheid van Suriname steeds actueler. Essed die zich bewust was van de tijdgeest, publiceerde vervolgens in 1973 zijn zelfstandigheidsplan Een volk op weg naar Zelfstandigheid. Deze publicatie is een momentopname van Suriname op economisch, politiek en maatschappelijk gebied aan het begin van de jaren zeventig met daarbij de vraag naar de uitdagingen voor de toekomst. Deze publicatie beschouwde Essed als ‘een hoogtepunt in zijn loopbaan’. Met de onafhankelijkheid in zicht zag Essed kansen voor realisatie van zijn West-Surinameplan. De Surinaamse regering stelde een Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP) op, waarin plannen waren opgenomen voor de sociaaleconomische ontwikkeling van Suriname gefinancierd uit de Nederlandse hulpgelden van Nf 3,5 miljard (€ 1.6 miljard) verkregen bij de onafhankelijkheid. Esseds West-Surinameplan werd in 1974 als bijlage opgenomen in het MOP met als titel De Mobilisatie van het Eigene. Een ruimtelijke-fysieke bijdrage aan de Integrale Planning. In de Mobilisatie van het Eigene werden acht concentratiegebieden onderscheiden voor ontwikkeling.
Essed kreeg voor het West-Surinameplan Nf 400 miljoen toegekend voor diverse infrastructurele projecten waaronder de aanleg van de spoorlijn naar Apoera. Over de aangelegde spoorlijn heeft echter nimmer een trein gereden waarvoor het uiteindelijk bedoeld was. Deze spoorlijn (‘een spoorlijn van ergens naar nergens’) werd hét symbool van verspilling van Nederlands ontwikkelingshulpgeld. De regering-Arron legde infrastructuur aan terwijl er op dat moment geen buitenlandse bauxietmaatschappij (meer) was met interesse. Voor de Surinaamse regering was echter doorslaggevend dat de Nederlandse ontwikkelingshulp niet waardevast was, reden voor Essed en Arron om te werken aan een voortvarende uitvoering van de ontwikkelingsplannen. Het West-Surinameplan werd steeds meer gezien als één grote mislukking. Na de staatsgreep in 1980 koos de regering-Chin A Sen voor een radicale koerswijziging in het ontwikkelingsbeleid. Het West-Surinameplan werd afgeserveerd.
Het failliet van het West-Surinameplan wordt in de beeldvorming gekoppeld aan Essed. Er was ook veel kritiek op dit plan: een megalomaan project met een marginale impact op de werkgelegenheid. Deze kritiek kwam vooral van Surinaamse oud-studenten die in de jaren zeventig in een andere tijdgeest in Wageningen hadden gestudeerd en ook een andere visie hadden op ontwikkeling. Hun focus lag op onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg, kleinschalige economische projecten et cetera. Essed had echter weinig op met deze jonge academici en stond niet open voor het debat over nieuwe trends in het denken over economische ontwikkeling, de rol van multinationals in de Derde Wereld en ontwikkelingssamenwerking, zoals Khemradj schrijft (p. 512). Leek na 1980 het West-Surinameplan definitief afgeschreven te zijn, de regering-Santokhi trachtte na 2020 investeerders te interesseren voor exploratie van de bauxiet in het Bakhuisgebergte. Op 25 november jl. maakte de regering-Santokhi bekend dat er een overeenkomst getekend zal worden met Chinalco, een bauxietgigant uit China, om het bauxietproject West-Suriname in ontwikkeling te brengen.
Frank Essed heeft ontegenzeggelijk zijn stempel gedrukt op het ontwikkelingsdenken in Suriname tussen 1958 en 1980; hij was een langetermijnplanner en een persoon die wel erg technocratisch dacht. Hoewel hij tweemaal minister van Opbouw was, was Essed geen raspoliticus in de zin van de eigen politieke carrière veilig stellen. De politiek was, zoals oud-journalist Wilfred Lionarons hem typeerde, voor hem een instrument om zijn ontwikkelingsvisie te realiseren. Hans Lim A Po citerend schrijft Khemradj: ‘Er zijn weinig ministers in de actieve politiek die zoveel gepresteerd hebben als minister Frank Essed. Er zijn weinig in de actieve politiek die zoveel hebben nagedacht over onze ontwikkeling en zoveel constructieve ideeën en plannen hebben geformuleerd en uitgewerkt’ (p. 533).
Maatschappelijke betrokkenheid
Naast zijn werk was Essed maatschappelijk een zeer betrokken persoon. Elke vereniging of sociaal-maatschappelijke organisatie wilde pronken met Essed als bestuurslid, aldus Khemradj (p. 428). Hierover schreef de eerdergenoemde Lionarons in 1975 met het hem kenmerkend sarcasme: ‘Het schijnt dat geen enkele kommissie of bestuur in Suriname mogelijk is zonder dat Dr. Ir. Frank Essed erbij is. Wat zullen we beginnen als onze Frank, die alles weet eens zou doodgaan? .. de hele ontwikkeling van het land klapt in elkaar. Grote duisternis over Suriname, want ons eeuwig licht is gedoofd’ (geciteerd op p. 427-8). Essed overleed op 22 december 1988 bij een tragisch verkeersongeval bij het verlaten van de kerstviering van de NPS aan de Wanicastraat (thans J.A. Pengelstraat). Op zijn grafsteen kwam te staan: Heri lebi te na dede. A ben feti gi Sranan [Tot aan de dood heeft hij zijn hele leven lang gevochten voor Suriname]. In 1995 kreeg het Regeringsgebouw, waar het Planbureau en het Kabinet van de vice-president zijn gevestigd, Esseds naam (Dr. Ir. Frank Essed Regeringsgebouw). Tegelijkertijd werd er op het plein voor dit gebouw een borstbeeld op een sokkel van hem geplaatst. In 1988 werd daarnaast het voetbalstadion aan de Jagernath Lachmonstraat naar hem vernoemd (Frank Essed Stadion). Essed was van 1964 tot 1974 voorzitter van de Surinaamse voetbalbond (SVB).
Tot slot
Aan het verzoek van de echtgenote van Frank Essed (Eva Essed-Fruin) om een ‘leesbaar boek’ te schrijven over wat haar man heeft betekend voor de ontwikkeling van het land heeft Khemradj ruim voldaan. Deze biografie is een uitvoerige studie over Frank Essed als visionair en denker van formaat. Daarnaast is het een goede aanvulling op onze kennis van de economische en politieke geschiedenis van Suriname tussen 1958 en 1980. Roy Khemradj verdient veel lof met deze biografie die een breed lezerspubliek verdient.
Roy Khemradj, Frank Essed. De mobilisatie van het eigene. Biografie van een Surinaamse visionair. Volendam 2025: LM Publishers, 590 pp. € 34,50
- Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
Excuses – Kanta Adhin
Suriname viert volgende week zijn 50ste Onafhankelijkheidsdag. Op 25 november 1975 werd de staatkundige band met Nederland verbroken. Volgend jaar is het dus 50 jaar geleden dat het land onafhankelijk werd, maar omdat de dag voor het eerst in 1975 werd gevierd, zal dit op 25 november 2024 voor de 50ste keer gebeuren. Dat is ook een goed moment voor reflectie. Echt onafhankelijk is geen enkel land. Economisch is de hele wereld van elkaar afhankelijk, het ene land meer dan het andere. Sommige, zoals Suriname, hebben het IMF-infuus nodig om orde op zaken te kunnen stellen, omdat ze dat zelfstandig niet voor elkaar krijgen. Voor Suriname was er wel enige hoop op een redelijk ontwikkelingsniveau gezien het bedrag van ruim vier miljard gulden dat bij de start werd meegegeven door Nederland. Zoals de toenmalige premier Arron placht te zeggen ”Moni de” (Geld is er). Helaas ontbrak het aan de mentaliteit om er dingen mee te doen die de hele bevolking ten goede zouden komen en een duurzame basis voor verdere ontwikkeling zouden leggen.
Sterker, het ontbrak indertijd ook aan een mentaliteit van inclusie: het gezamenlijk bouwen aan een samenleving van en voor iedereen. Immers, bij het proces naar de onafhankelijkheidsverklaring werd de op dat moment grootste bevolkingsgroep in Suriname, de Hindostanen, bewust politiek buitengesloten. In plaats van een zo belangrijke stap in de ontwikkeling van een land in een vertrouwenwekkende sfeer te laten plaatsvinden, werd gekozen voor uitsluiting en polarisatie. Het gevolg: een massale uitstroom uit Suriname van kader dat het land goed had kunnen gebruiken. Het waren zeker niet alleen Hindostanen die geen vertrouwen hadden in wat hun te wachten stond na 25 november 1975. Ook een grote groep Creolen verliet het land, alsook kleinere aantallen van andere Surinaamse bevolkingsgroepen.
In de discussies over het koloniale verleden hoor je veel over trauma’s waar huidige generaties nog steeds last van hebben. In navolging van excuses voor het slavernijverleden hebben enkele personen recent ook excuses van de koning geëist voor de contractarbeid van Brits-Indiërs. De schadelijke gevolgen daarvan zouden nog steeds doorwerken op de Hindostaanse nakomelingen in Nederland. Ik weet niet precies op welk onderzoek dit is gebaseerd en om welke schadelijke gevolgen het gaat die nu nog steeds een rol spelen. Verder vraag ik me af of ook breder wordt gekeken naar de impact van de contractarbeid op huidige generaties van nakomelingen met name in het Verenigd Koninkrijk. Dit land is immers de grote boosdoener met landen als Nederland en Frankrijk als meelifters.
In Suriname werd en wordt de dag van de Hindostaanse Immigratie gevierd als een feestelijk gebeuren. Er wordt ook stilgestaan bij de bijdrage van Hindostanen aan de ontwikkeling van Suriname. Velen hadden zich willen blijven inzetten voor het land, ware het niet dat zij zich door het etnisch gepolariseerde klimaat rondom de onafhankelijkheid niet meer veilig voelden. Een heleboel families die in Suriname een goed bestaan hadden opgebouwd, verkochten hun bezittingen vaak voor een appel en ei of lieten die in beheer van anderen achter om zo snel mogelijk het land te kunnen verlaten. Eenmaal in Nederland moesten zij opnieuw beginnen in een koud klimaat, opgesloten in vaak oude tochtige huizen, zich een weg zoekend in een totaal andere samenleving. Eén waarin hun tradities niet werden omarmd en waar de brandweer werd gebeld als er een pujá werd gehouden; waar zij niet meer even bij familie en vrienden konden langsgaan zoals ze voorheen gewend waren: gewoon lekker even langsrijden en kijken of er iemand onder het huis of op balkon zit; waar het spreidingsbeleid van de regering zorgde voor verwijdering van elkaar en mensen terechtkwamen in plaatsen als Beerta, Lutjebroek, Tietjerksteradeel, waar geen Surinamer ooit van had gehoord.
Thans worden Hindostanen in Nederland wel als een goed geïntegreerde groep gezien. Maar velen denken terug aan wat ze hebben achtergelaten en wat ze in Nederland ervoor terug hebben gekregen. In economische zin zijn velen erop vooruitgegaan; er waren ook goede scholingsmogelijkheden voor de kinderen. Maar wat niet altijd zichtbaar is, is dat mensen klimatologische, sociaalmaatschappelijke, ruimtelijke omstandigheden hebben verdragen (in het Sarnámi: sahe) en zich hebben ingezet om vooruit te komen. In Nederland ben je vaak een nummertje, terwijl in Suriname je bijdrage al gauw zichtbaar is. Door sommigen wordt dat gemis met veel opschepperij (gedjaf) gecompenseerd. Voor anderen is er een gemis aan het gevoel van innerlijke trots dat ze daadwerkelijk een verschil maken.
Dat Surinamers in groten getale in Nederland aanwezig zijn en discriminatie en andere vernederingen ervaren, is een direct gevolg van de wijze waarop de onafhankelijkheid van Suriname tot stand is gekomen. Als we het hebben over de doorwerking van het koloniale verleden – het slavernijverleden en de contractarbeid – laten we op de 50ste Onafhankelijkheidsdag vooral niet vergeten de trauma’s van de doorbreking van de koloniale banden. Van wie willen we daarvoor excuses?
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Kindernomie: speelse financiële educatie – Sampreshan.com
In de Surinaams-Nederlandse gemeenschap bestaat vaak een bijzondere relatie met geld, die zowel cultureel als maatschappelijk verankerd is. Binnen de verschillende Surinaamse groepen is er namelijk regelmatig sprake van een mate van financiële afhankelijkheid in gezins- of familieverband. Daarnaast tonen deze groepen een ondernemende geest. Er is dus een zekere bewustheid op financieel gebied, maar toch is er ruimte voor een positieve stimulans in de opvoeding van kinderen. Om dit te bevorderen heeft Archie Groenewoud het project Kindernomie ontwikkeld. Hiermee worden kinderen al op jonge leeftijd geholpen om na te denken over de keuzes die ze maken met geld. Archie is ervan overtuigd dat financiële educatie al vroeg moet beginnen. Deze vroege kennismaking draagt namelijk bij aan de vorming van volwaardige burgers, die niet alleen beter met hun eigen financiën kunnen omgaan, maar ook bewuster in de maatschappij staan. Financiële zelfredzaamheid is immers een van de pijlers van welzijn en welvaart, en Kindernomie is ontworpen om deze pijler te versterken.
Archie Groenewoud is een gedreven community developer met een unieke achtergrond als Bachelor of Laws en brede ervaring als ondernemer, reclasseringswerker, gedragstrainer, bewindvoerder en schuldstabilisator. Financiële educatie en community empowerment vormen de kern van zijn werk en projecten. Door jarenlange ervaring in het ondersteunen en versterken van anderen heeft Archie diepgaande kennis opgebouwd in community development, waarbij zijn focus steeds weer ligt op de kracht van economische en financiële bewustwording op microniveau. Met het door hem opgerichte platform New Dutch Net streeft hij ernaar mensen in hun kracht te zetten op allerlei vlakken. Hieruit ontstond het project Kindernomie.
Avontuurlijk
Kindernomie maakt kinderen vanaf acht jaar op een speelse, maar educatieve manier bekend met basisprincipes van het maken van keuzes met het geld dat ze beschikbaar hebben. In het project staan de hoofdfiguren Ibad en Uzo centraal. Zij gaan samen met hun vader op ontdekkingsreis in de wereld van geld, keuzes en economische principes. Via hun avonturen maken kinderen kennis met die wereld. De verhalen zijn gebaseerd op waargebeurde verhalen van kinderen en ouders en geïnspireerd op de kinderen van Archie. De avonturen van Ibad en Uzo zijn uitgewerkt in twee kinderboeken: Kindernomie, De Economische Avonturen van Ibad en Uzo – deel 1 en deel 2. Samen verkennen ze concepten als sparen, rente, investeringen en zelfs cultureel gebonden economische waarden. Door het project op deze manier op te zetten, leren kinderen niet alleen de waarde van geld, maar ook de impact van hun keuzes op de langere termijn.
In deel 1 maken Ibad en Uzo op een laagdrempelige manier kennis met de basis van economie. In gesprekken met hun vader ontdekken ze wat een bedrijf is, wat het verschil is tussen goederen en diensten, en leren ze over sparen, rente en ondernemingsplannen. Dit gebeurt op een interactieve en verhalende wijze, waarbij de kinderen telkens uitgedaagd worden om mee te denken en eigen keuzes te maken. Deel 2 gaat dieper in op complexe onderwerpen als beleggen, investeren, belastingen en culturele aspecten van economie. Ook thema’s als persoonlijke vaardigheden, doelen stellen en eigendom komen aan bod. Deze worden op een speelse en aansprekende manier behandeld. Door Ibad en Uzo kennis te laten maken met deze begrippen, biedt Kindernomie aan kinderen een compleet en cultureel afgestemd kader van economische basisprincipes.
Uitgebreide, speciale editie
In samenwerking met uitgeverij Sampreshan verschijnt binnenkort een uitgebreide, speciale editie waarin de twee afzonderlijke delen van Kindernomie zijn gebundeld. De auteur vindt de samenwerking met Sampreshan erg waardevol. “Sampreshan heeft een sterke connectie met de Surinaams-Nederlandse gemeenschap en begrijpt de culturele context waarin Kindernomie opereert. Dankzij hun uitgebreide netwerk en ervaring in het uitgeven van cultureel relevante werken, kan Sampreshan, Kindernomie helpen om een breder en specifiek publiek te bereiken. Door deze samenwerking kan Kindernomie worden verspreid binnen gemeenschappen die traditioneel minder aandacht krijgen op het gebied van financiële educatie. Het project kan zo nog meer impact hebben en bijdragen aan het welzijn en de welvaart van kinderen en hun ouders, in het bijzonder Surinaams-Nederlandse kinderen en hun ouders.”
Het samengestelde boek biedt een complete beleving en maakt het voor ouders en kinderen nog makkelijker om de verhalen op een toegankelijke manier te doorlopen. De speciale uitgave bevat bovendien enkele aanpassingen en aanvullingen, waarmee de auteur de educatieve waarde van Kindernomie heeft vergroot. “Met de speciale editie van Kindernomie, De Economische Avonturen van Ibad en Uzo, hopen we ouders en kinderen nog beter in staat te stellen om samen op ontdekkingsreis te gaan in de wereld van economie – een reis die niet alleen nuttig, maar ook plezierig is.” Aldus de auteur die met onuitputtelijke inzet en plezier werkt aan het bouwen van een gemeenschap rond Kindernomie waar financiële educatie toegankelijk en boeiend wordt gemaakt.
Toekomstgericht
Kindernomie is meer dan alleen een project; het is een investering in de toekomst van de Surinaams-Nederlandse gemeenschap. Door kinderen te inspireren tot financiële zelfredzaamheid, wordt bijgedragen aan de opbouw van een generatie die verstandige financiële beslissingen kan nemen en waarde hecht aan een solide financiële basis en welzijn.
Kindernomie Deel 1 & 2 speciale editie • Archie Groenewoud • Illustraties Jennefer Kempenaar en Rossel Chaslie • Sampreshan: Zoetermeer 2024 • ISBN 9789083345123 • hardcover • 64 pagina’s • Verkrijgbaar in alle (online) boekhandels BOL
Boekpresentatie (gratis toegang)
Datum: zaterdag 1 februari 2025
Tijd: vanaf 15:30
Locatie: Oba, Bijlmerplein 393
Plaats: Amsterdam
Boekpresentatie (gratis toegang)
Datum: …
Tijd: …
Locatie: …
Plaats: Zaandam
Andere data en steden worden nog bekend gemaakt.
Website: https://kindernomie.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
In de schaduw van de niemboom – Kanta Adhin
Onlangs was ik na lange tijd in Suriname voor een kort verblijf. Het was hartverwarmend om na lange tijd weer familie en vrienden te zien. Uiteraard kwamen er herinneringen op, leuke en minder leuke. Er waren ook nieuwe ervaringen, leuke en minder leuke. En dan waren er natuurlijk de vele verhalen over het reilen en zeilen in Suriname.
Pas ben ik thuis nog erg bezig geweest met het laten snoeien van de haag voor ons huis. Deze was erg groot geworden en begon naar mijn mening te veel over het trottoir te komen. Daarom viel het mij op, dat het in Suriname heel normaal is dat iedereen op de berm voor zijn huis bomen of struikjes kan planten. Als je vruchtenbomen hebt geplant, kun je niet vreemd opkijken dat de rijpe vruchten zijn geplukt door voorbijgangers voordat je er zelf de kans toe hebt gehad. Maar dat is all in the game. Waar ik logeerde, was er een niemboom geplant. In de hitte – want heet was het de afgelopen periode – zag ik voetgangers en bromfietsers even in de schaduw rusten alvorens hun weg te vervolgen. Ook auto’s stopten er soms, wellicht omdat de bestuurder even wilde bellen of appen en dat op een beschut plekje wilde doen.
Sowieso moeten bewoners de stukken overheidsgrond voor hun huis zelf onderhouden, want er komt echt niemand om dit te doen ondanks het feit dat er bij de plantsoenendienst legio mensen werken. Bij een zware regenbui zijn grote delen van Paramaribo en daarbuiten onder water omdat het de overheid niet boeit kreken, sloten, goten en trenzen regelmatig te laten ophalen. Als je iemand bij de overheid kent, kan die misschien regelen dat dit in jouw buurt wel gebeurt.
Het enorme ambtenarenapparaat biedt altijd gespreksstof. Bijna 60 procent van de Surinaamse beroepsbevolking is in overheidsdienst. Een groot deel functioneert niet of nauwelijks. De tijd die mensen kwijt zijn aan balies bij overheidskantoren! Er zijn vaak genoeg ambtenaren aanwezig, maar allen met iets anders bezig dan hun werk: een privételefoongesprek, de krant lezen of een broodje eten. Het lijkt er soms op dat de competentie klantvriendelijkheid nog moet worden uitgevonden. Daarentegen is de competentie assertiviteit – voor zichzelf opkomen – bij klantonvriendelijken en de ondermaats presteerenden niet zelden goed ontwikkeld (“Zie je niet dat ik eet; je moet wachten!”). Als er overuren kunnen worden geclaimd, staan ze in de voorste rij; bij acties om salarisverhoging roepen zij het hardst.
Uiteraard wil ik degenen die hun werk serieus nemen niet te kort doen. Want zulke mensen zijn er zeker ook. Ik zag tijdens een evenement personen van een aantal overheidsdiensten die voorlichting gaven onder meer over onderwijs, bosbeheer en de aankomende verkiezingen (in mei 2025). Zij waren erg vriendelijk en geduldig en wisten waar ze het over hadden. Het is dan ook jammer dat goedwillenden die hun werk serieus doen en resultaten willen neerzetten, moeten verkeren tussen personen die door deze of gene politicus zijn geregeld en van wie verder niet wordt verwacht dat ze het werk doen waar ze zogenaamd voor zijn aangenomen. Sterker, deze laatsten zitten de goedwillenden in de weg. Ze creëren een enorme blubber of organiseren chaos waar serieuze mensen zich dagelijks doorheen moeten ploeteren. Sommigen gaan stug door; anderen taaien af naar het bedrijfsleven of naar het buitenland. Een deel valt echter ten prooi aan de blubber en chaos en gaat uit zelfbehoud daaraan meedoen.
Suriname is een land met veel potentie vergeleken met menig ander land. Het is gezegend met vruchtbare grond, met waardevolle grondstoffen, met een tropisch regenwoud en is vrij van natuurrampen. Met een bevolking van iets meer dan een half miljoen mensen zou in theorie iedereen een goed bestaan kunnen hebben. Echter, door de jaren heen is door opeenvolgende regeringen een bestuurscultuur gecreëerd waardoor een groot deel van de bevolking denkt dat je alleen maar via de politiek of het ambtenarenapparaat een graantje (soms kilo’s granen!) welvaart kan meepikken. De olievondsten stemmen in dat opzicht dan ook niet tot optimisme. In welke zakken zullen de opbrengsten verdwijnen, is de vraag die menigeen bezighoudt. De bestuurders van het land zouden echt even de tijd moeten nemen om in de schaduw van een niemboom te verpozen om vervolgens een goede weg in te slaan. De niemboom wordt ook wel wonderboom genoemd vanwege de vele medicinale toepassingen. Surinamers zeggen vaker: “Bij God en in Suriname is alles mogelijk.” Laten we hopen dat in Suriname de wonderen de wereld nog niet uit zijn.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Warm bad – Kanta Adhin
“Bent u een Trisser?” werd mij een paar keer gevraagd toen ik een maand geleden in de Johannes Postkazerne in Havelte (provincie Drenthe) was. Op 30 augustus vond daar een reünie plaats van Nederlanders die in de periode 1945-1975 hun militaire dienstplicht in Suriname vervulden bij de Nederlandse Troepenmacht in Suriname (TRIS). Er waren wel zeker tegen de 800 mensen aanwezig. Met de vraag aan mij werd beoogd vast te stellen of ik bij een oud-Trisser hoorde. “Nee, nee”, riep ik gauw. “Ik vergezel iemand van de pers.” Daarmee liep ik wel een paar gadgets mis. De oud-Trissers werden namelijk vergast op speldjes, armbandjes en als klap op de vuurpijl een kepie met een mooi embleem. Iets wat ze nooit hadden gekregen toen ze in dienst waren. Waarom, was niet duidelijk, maar nu werd dat goedgemaakt. De organisator Ad van Wingerden van de Stichting TRIS Kontakten was trots op de mooie bijeenkomst die in stijl plaatsvond, en met de nodige nostalgie.
Tijdens gesprekken met verschillende oudgedienden, allemaal (ruim) over de zeventig, een enkele net daaronder, viel het op met hoeveel warmte zij aan hun tijd in Suriname terugdachten. Een dacht met veel liefde terug aan zijn bijdrage aan de bouw van een ziekenpost in het binnenland. Ik dacht toen: Ja, Surinamers zelf waren vaak niet bereid in het binnenland te werken. En ook nu is de stichting van Ad van Wingerden druk met projecten in Suriname. Nog steeds is er een drive om een bijdrage aan de opbouw van Suriname te leveren.
Net een dag ervoor had ik een gesprek met een kennis die met zijn familie terug was van een vakantie in Suriname. De negativiteit waar hij me mee overlaadde! Niets was goed in dat land. Ik had gewoon geen zin meer om te luisteren. Ik woon in Nederland en heb vanwege de Decembermoorden een beladen relatie met Suriname, maar ik kan niet tegen zo een zielloze betrokkenheid met je land van herkomst. Die gesprekken met de oud-Trissers voelden in vergelijking daarmee als een warm bad. Er zullen vast mensen zijn die nu denken dat ik nog vastzit in een koloniale mentaliteit. Maar ach, ook met dat soort mensen heb ik niets, want het is hun zogenaamde gedekoloniseerde geest die vanaf 1975 voor veel ellende heeft gezorgd, waardoor Suriname zich ondanks het aanwezige potentieel, niet heeft kunnen optrekken naar een redelijk economisch niveau.
Het viel me op dat in de brochure van de Stichting TRIS Kontakten die ter gelegenheid van de reünie is uitgegeven, ook een item is gewijd aan de snelle ontwikkeling van Singapore. Ik zou Suriname zeker niet willen vergelijken met deze staat die op een oppervlakte van 716 km² ruim zes miljoen inwoners herbergt, terwijl Suriname met een oppervlak van meer dan tweehonderd keer zo groot nog maar net meer dan een half miljoen inwoners telt. Er zijn nog tal van andere verschillen te bedenken. Maar ik zag wel wat men duidelijk wilde maken: Singapore heeft er indertijd werk van gemaakt om op zoek te gaan naar kennis en ervaring in het buitenland om het ontwikkelingsniveau van het land te verhogen. Ook Nederlanders hebben een bijdrage geleverd. Een hint dus aan Suriname om zich ook open te stellen voor kennis en ervaring van buitenaf.
Een andere factor voor de economische groei van Singapore is het door de overheid ontwikkelde sterke arbeidsethos gecombineerd met weinig corruptie. Van de 180 gemeten landen op de index van Transparency International stond Singapore in 2023 op de 5e plaats van minst corrupte landen; Suriname op de 87ste plaats. Ook hier dus werk aan de winkel voor Suriname, want los van welke vergelijking met welk land dan ook zijn arbeidsethos en een integere overheid waarden waarnaar elk land moet streven. En dan zien we liever geen mensen die alleen maar negativiteit uitstralen, maar mensen die het land een warm hart toedragen en blij en trots zijn als ze na jaren een kepie krijgen die hun weer met Suriname verbindt.
Foto’s: Radjin Thakoerdin
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN