DE MUZIEK STOPTE De Rijswijkse moorden: smet op de Nederlandse rechtsstaat – Radjin Thakoerdin

Sietske van Putten, zus van Willem van Putten

Brug der Herinnering
Eergisteren, 8 maart, onthulde de burgemeester van Rijswijk een gedenkteken ter nagedachtenis van de slachtoffers van de zogenoemde Rijswijkse moorden. Deze moorden die in de nacht van 7 op 8 maart 1985 plaatsvonden, zijn nooit opgelost. Sterker, ze zijn in mysterie gehuld. Gerechtigheid zal niet meer plaatsvinden, omdat voor 2006 gepleegde moorden na achttien jaar zijn verjaard. (In 2006 is de wet gewijzigd en kunnen ernstige misdrijven niet meer verjaren). Met het gedenkteken op de brug nabij het pand aan de Verrijn Stuartlaan 17 is er veertig jaar na dato wel erkenning voor de slachtoffers en nabestaanden. Onder een strak blauwe lucht en stralende zon werden alle aanwezigen weer meegenomen naar die donkere dagen van veertig jaar geleden toen zich een gruwelijk drama voltrok.

V.l.n.r. Albert Kneefel, Fred Bakker en Willem van Putten
Vijf leden van een Haagse muziekband werden tijdens een repeteerbijeenkomst in een kantoorpand aan de Verrijn Stuartlaan door twee gewapende mannen gedwongen op de vloer te liggen en werden vervolgens door het hoofd geschoten. Twee waren op slag dood en een overleed in het ziekenhuis; twee overleefden de aanslag. Een aanslag die bedoeld was voor leden van de Bevrijdingsraad voor Suriname. Deze was kort na de Decembermoorden van 1982 opgericht en verzette zich onder leiding van voormalig president van Suriname Henk Chin A Sen tegen het dictatoriale regime van legerleider Desi Bouterse. De Raad vergaderde in hetzelfde pand, maar op dat moment waren de leden niet in het gebouw. In hun plaats kwamen Willem van Putten, Albert Kneefel en Fred Bakker om het leven, en werden Jelle de Beer en Cisco Elenbaas zwaar gewond en voor het leven getekend.

De overlevenden Jelle de Beer en Cisco Elenbaas.
De Rijswijkse burgemeester Huri Sahin refereerde aan de term ‘vergismoorden’ waarmee de Rijswijkse moorden ook werden aangeduid, een kille, technische term die geen recht doet aan het leed van de overlevenden en nabestaanden. Zij was er trots op dat de gemeente Rijswijk besloten had dit drama een plek te geven in de lokale geschiedenis. De zus van Willem van Putten, Sietske, verwoordde het verdriet, maar vooral ook het onbegrip over de gang van zaken. Het onderzoek naar de moordpartij werd al vrij snel stopgezet en overlevenden en nabestaanden tasten nog steeds in het duister over het waarom. Welke belangen speelden een rol? Waren die groter dan die van de slachtoffers, overlevenden en nabestaanden? Hun vertrouwen in de rechtsstaat heeft een behoorlijke knauw gekregen. Met de stichting Gerechtigheid en Waarheidsvinding (Het Geheim van Rijswijk) blijven ze strijden om de onderste steen boven te krijgen. “Het gedenkteken is onthuld, nu nog de onthulling van het mysterie”, aldus Sietske van Putten. Cisco die de aanslag overleefde, voerde ook het woord en dat zorgde voor enkele emotionele momenten. Toen daarop Ronald Snijders Hello van Lionel Richie, een van de lievelingsnummers van de band, op zijn dwarsfluit ten gehore bracht, bedekte menig zonnebril de tranende ogen.

De burgemeester van Rijswijk, Huri Sahin en Ambassadeur van Suriname, Rajendre Khargi
De ambassadeur van Suriname, Rajendre Khargi, gaf aan voor zover mogelijk alle medewerking te zullen verlenen aan de stichting in haar streven naar waarheidsvinding. Romeo Hoost van het Comité Herdenking Decembermoorden refereerde aan de lange arm van Desi Bouterse bij andere aanslagen in die periode op personen die bij het verzet betrokken waren, zoals brandstichting bij de woning van de heer Rudolf Janki en een ‘vergis’moordaanslag op de broer van Paul Somohardjo. Tot slot las Henry Does een solidariteitsverklaring voor van voorzitter Sunil Oemrawsingh van de stichting 8 December in Suriname, die een jarenlange strijd heeft gevoerd om gerechtigheid voor de vijftien slachtoffers van de Decembermoorden en hun nabestaanden.
Vanwege de verjaring van de Rijswijkse moorden zullen de overlevenden en nabestaanden geen gerechtigheid zien, maar het gedenkteken op de Brug der Herinnering aan de Verrijn Stuartlaan biedt enige troost. De tekst erop luidt:
Nadat ze samen muziek hadden gemaakt in hun oefenruimte aan de Verrijn Stuartlaan 17, werden op 8 maart 1985 op brute wijze vermoord
Albert Kneefel (26)
Willem van Putten (26)
Fred Bakker (29)
Twee mede bandleden raakten zwaar gewond.
De muziek stopte.
De aanslag bleef onopgelost.
De roep om recht en waarheid blijft.
[ Foto’s: Radjin Thakoerdin en still foto’s HvN ]
- Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS
Internationale Vrouwendag: weinig te vieren – Kanta Adhin

Kanta Adhin
8 maart: Internationale Vrouwendag, een dag die in het teken staat van strijdbaarheid en solidariteit met vrouwen wereldwijd. Overal ter wereld en ook in Nederland worden op deze dag tal van activiteiten georganiseerd die verschillende aspecten benadrukken: de achtergestelde maatschappelijke positie van vrouwen, sterke vrouwen, kwetsbaarheid van vrouwen in conflict, vrouwen in de politiek enzovoorts. In 1977 werd deze dag officieel ingesteld door de Verenigde Naties. Ingehaakt werd op vieringen die al veel eerder plaatsvonden in een aantal landen. In 1995 vond in Beijing de grootste VN-conferentie plaats over de positie en rechten van vrouwen. Deze eindigde in een ambitieuze verklaring en actieplan met het doel gelijkheid tussen mannen en vrouwen en meer autonomie voor vrouwen in de hele wereld te bereiken. Hiertoe werden afspraken gemaakt om actie te ondernemen op twaalf cruciale terreinen: armoede, onderwijs, gezondheid, geweld, gewapende conflicten, economie, deelname aan besluitvorming, instituties, vrouwenrechten, de media en de omgeving van meisjes.
Dertig jaar na dato is het verontrustend dat Secretaris-Generaal Guterres constateert dat niet de erkenning van vrouwenrechten mainstream lijkt te zijn geworden, maar juist vrouwenhaat. Geweld tegen vrouwen, waaronder online geweld is een enorm probleem, ook in Europa en in Nederland. Er zijn politici die dit graag toeschrijven aan de toename van de islam in Europa. Dit is natuurlijk veel te makkelijk. Vrouwonvriendelijke denkbeelden zitten diepgebakken bij witte studentenorganisaties en bij personen die white supremacy aanhangen. Zorgwekkend is ook dat een influencer als Andrew Tate miljoenen volgers heeft waarmee zijn onfrisse denkbeelden over mannelijke dominantie doorsijpelen naar jonge kinderen.
Vrouwenbewegingen in Nederland hebben de afgelopen jaren veel bereikt; juridisch is er veel veranderd om de positie van vrouwen te verbeteren, maar het feit dat iets als de loonkloof nog steeds een issue is, laat zien hoe moeilijk de strijd is. De VN rapporteert anno 2025 dat de rechten van vrouwen en meisjes wereldwijd onder grote druk staan en dat genderdiscriminatie diep verankerd blijft in samenlevingen. Wat blijkbaar maar niet lukt, is een mentaliteitsomslag. Ligt het misschien aan een onevenwichtige benadering door de jaren heen? Ik heb het niet over doorgeschoten ideeën over gelijkheid van man en vrouw, zoals het niet erkennen van biologische verschillen. Deze doen de zaak geen goed en voeden de weerzin die bij sommigen al aanwezig is met betrekking tot gelijke rechten voor mannen en vrouwen.
Het kan zijn dat beleid eenzijdig gericht is geweest op verzelfstandiging van de vrouw en dat de man als het ware gemarginaliseerd werd of niet tegelijk werd gestimuleerd om die verzelfstandiging te accepteren. Op het gebied van onderwijs doen meisjes het nu heel goed, zelfs beter dan jongens. Maar een hardnekkig issue is ook nog steeds dat in een gezin de taken thuis nog voornamelijk bij de vrouw liggen, ook als zij een baan buitenshuis heeft. De campagne in de jaren negentig “Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid” werd niet vergezeld van een andere campagne die jongens moest voorbereiden op hun aandeel in een huishouding. In commerciële tv-reclames zie je al een tijdje een soort overcompensatie door bij alle wasmiddelen en andere huishoudelijke producten een man / vader op te voeren. Voelen jongens van nu zich aangesproken? Je mag het hopen, maar de tv legt het tegenwoordig beslist af tegen sociale media waar influencers als Tate opereren.
Ook in landen als Nederland zijn nog stappen te maken op een aantal van de cruciale terreinen en worden er vele debatten gehouden, onder meer waarom er nog steeds niet genoeg vrouwen deelnemen aan besluitvormingsprocessen op hoog niveau. In landen met grote armoede of waar er een oorlogssituatie heerst, zijn de omstandigheden nog veel schrijnender. Volgens Guterres moet gemeengoed worden het idee dat “When women and girls can rise, we all thrive”. Als de positie van vrouwen en meisjes verbetert, profiteert de hele samenleving ervan. Hiermee wordt de onderlinge verbondenheid van vrouwen met hun omgeving uitgedrukt. Er is geen sprake van hiërarchische rolpatronen, maar van een essentiële functie. In het hindoeïsme kennen we naast het goddelijke mannelijke aspect, het vrouwelijke aspect en samen vormen zij één. Shakti is de goddelijke vrouwelijke energie, de voortstuwende kracht. Met Navratri (‘negen nachten’) wordt dit vrouwelijke aspect vereerd. Navratri vindt tweemaal per jaar plaats, dit jaar van 30 maart – 7 april en van 22 september – 1 oktober.

Godin Parvati in haar vorm van Durga en van Kali.
De viering gaat veelal gepaard met religieuze ceremonies (pujá’s) ter ere van de godinnen Lakshmi, Sarasvati en Parvati. Surinaamse hindoes doen vooral de Durga-puja. Durga-ma is één van de vele verschijningen van Parvati en in deze vorm verpersoonlijkt zij het zachtaardige in de mens. In haar afschrikwekkende verschijning als Kali-ma vernietigt zij kwade krachten. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat zowel zachtaardigheid als het opkomen tegen onrecht aan elke mens is voorbehouden, niet alleen aan vrouwen, niet alleen aan mannen. Uit Navratri valt wellicht spirituele inspiratie te halen voor het bereiken van de noodzakelijke mentaliteitsomslag. Het zou mooi zijn als influencers hiermee aan de slag gaan.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Achter de façade van ‘nationaal’ en ‘multi-etnisch’ in Suriname – Hans Ramsoedh
Wat opvalt in Suriname is dat de begrippen nationaal en multi-etnisch exclusief worden geclaimd door de Afro-Surinaamse groep. Ongeacht de doelen, de bemensing van een organisatie of de aard van de activiteiten, presenteren Afro-Surinaamse groepen zich per definitie als Surinaams en dus nationaal. Het zijn in hun optiek andere bevolkingsgroepen die etnisch handelen en denken.
Ook in de politiek zien we dit verschijnsel terug. Politieke partijen die in Suriname in de naoorlogse periode werden opgericht, waren alle een emancipatiebeweging van een bevolkingsgroep en dus langs etnische lijnen georganiseerd. De NPS vertegenwoordigde de Creoolse groep, de VHP de Hindostaanse en de KTPI de Javaanse. Ondanks haar etnische oriëntatie beschouwde de NPS zich als een nationale partij die opkwam voor alle Surinamers. Dit werd in de Surinaamse politieke arena het algemene beeld: Creoolse partijen zijn per definitie nationaal en streven nationale doelen na, terwijl partijen uit andere etnische groepen etnisch zijn en de belangen van de eigen etnische groep vooropstellen.
Het betekent in de praktijk dat de regeermacht in Suriname het beste in handen is van Creoolse partijen aangezien zij opkomen voor de belangen van alle Surinamers, terwijl met andere etnische partijen in het machtscentrum slechts etnische belangen worden behartigd hetgeen niet in het algemeen of nationaal belang is.
De impliciete aanname binnen de Creoolse groep is dat, aangezien Hindostanen de economische macht in handen hebben, de bestuursmacht Creolen toekomt. De Creoolse groep beschouwt zich, op de inheemsen na, als de oudste groep in Suriname aan wie ook de eerste rechten toekomen, zoals het bestuur van het land na 1949 na het einde van het Nederlands koloniaal bestuur in Suriname. In de Creoolse visie mag dit Creoolse prerogatief niet ter discussie staan. Op sociale media komen we vaak raciaal getinte berichten tegen, niet zelden van personen die gelieerd zijn aan de NDP van wijlen Bouterse, die erop duiden dat na Santokhi er geen tweede Hindostaan president van Suriname mag zijn. Niet zijn beleid wordt bekritiseerd, maar zijn etnische achtergrond.
Politieke partijen en beeldvorming
De beeldvorming dat Creoolse partijen per definitie nationaal zouden zijn is echter onterecht. Ten eerste was het uitgerekend de NPS die pretendeerde een nationale partij te zijn, maar die zich in 1949 keerde tegen de invoering van het algemeen kiesrecht in Suriname. Onder druk van Nederland werd toch het algemeen kiesrecht ingevoerd, maar in combinatie met een kiesstelsel (districten- en een personenmeerderheidsstelsel) dat een kunstmatige Creoolse politieke meerderheid in het parlement creëerde. Dit kiesstelsel was voor Creoolse leiders van de NPS op maat gesneden en zette de Hindostaanse en Javaanse districtsbevolking vele jaren op achterstand. In 1963 werd het kiesstelsel gewijzigd met de gedeeltelijke invoering van de landelijke evenredigheid. Het is met name de NPS als ‘nationale partij’ geweest die zich steeds heeft verzet tegen invoering van landelijke evenredigheid. In augustus 2022 bepaalde het Constitutioneel Hof dat het kiesstelsel indruiste tegen de grondwettelijk vastgelegde participatie en representativiteit. In oktober 2023 werd met algemene stemmen in het parlement (De Nationale Assemblée, DNA) het districtenstelsel vervangen door een landelijk evenredigheidsstelsel. De komende verkiezingen in mei 2025 worden op basis van dit landelijk evenredigheidsstelsel gehouden. Wat ik hiermee wil aangeven is dat partijen die zichzelf als nationaal profileren, zoals de NPS, in feite gefocust waren op etnische en niet op nationale belangen.
Ten tweede is de NPS feitelijk gewoon een Creools etnische partij geweest hetgeen blijkt uit het aantal parlementsleden dat afkomstig was uit de niet-Creoolse groep. In 1950 was de Hindostaan William Juglall het eerste lid dat voor deze partij in het toenmalige parlement (de Staten) werd gekozen, in 1967 gevolgd door Mohamed Ramdjan als het tweede Hindostaanse en George Rakim als het eerste Javaanse Statenlid voor de NPS. Iets dergelijks geldt ook voor de VHP: het eerste niet-Hindostaanse Statenlid voor de VHP was het Creoolse Statenlid Eddy Blackman in 1969 in 1974 gevolgd door de Marron Jarien Gadden in 1974 (door opschuiving). Uit deze voorbeelden kunnen we afleiden dat de claim van ‘nationaal’ door Creoolse partijen misleidend is. Als we kijken naar het track record van zowel de NPS als VHP dan waren beide in hoofdzaak etnisch.
Politieke partijen en multi-etniciteit
De onterechte claim zien we ook bij het begrip multi-etnisch. De NDP profileert zich vanaf haar oprichting als enige multi-etnische partij. Zij is in 1987 opgericht als een politieke tak van het Nationale Leger. Een belangrijk verschil met de traditionele partijen als de NPS, VHP en KTPI is wel dat de NDP niet opgericht is als een emancipatiebeweging van een bevolkingsgroep. Wat echter opvalt is dat het narratief van de NDP een multi-etnische partij te zijn voor zoete koek wordt geslikt, terwijl de VHP van Santokhi in Creoolse optiek nog steeds een exclusief Hindostaanse partij is.
De multi-etnische profilering van de NDP is niet meer dan een mythe. Ter vergelijking is het wellicht goed om naar de achtergrond van de DNA-leden en bestuurssamenstelling van beide partijen te kijken. De NDP telt op dit moment zestien DNA-leden. Van hen hebben zeven een niet-Afro achtergrond: twee Hindostanen, twee Inheemsen, één Chinees en twee Javanen. Het NDP-bestuur telt vierentwintig leden van wie negen met een niet-Creoolse achtergrond. Naast de voorzitter zijn er zeven ondervoorzitters van wie drie met een niet-Creoolse achtergrond. Het dagelijks bestuur (voorzitter, secretaris en penningmeester) bestaat uitsluitend uit personen met een Creoolse achtergrond.
Bij de VHP is het beeld als volgt. Van de twintig DNA-leden hebben negen een niet-Hindostaanse achtergrond (drie Creolen, drie Javanen, één Chinees en twee Marrons). Het VHP-bestuur telt vijfentwintig leden van wie negen met een niet-Hindostaanse achtergrond. Naast de voorzitter zijn er vijf ondervoorzitters van wie twee niet-Hindostanen. Het dagelijks bestuur (voorzitter, secretaris en penningmeester) bestaat uitsluitend uit Hindostanen.
Vergelijken we beide partijen met elkaar dan kunnen we stellen dat feitelijk beide in essentie etnische partijen zijn: De NDP als een overwegend Creoolse volkspartij met een niet-Creools randje en de VHP in hoofdzaak een Hindostaanse partij met een niet-Hindostaans randje.
Racistische politieke campagne: Neks no fout
Het kwalijke wat we de laatste tijd zien, is de racistische politieke campagne van de NDP op sociale media, ondanks de met de mond beleden multi-etnische profilering van de partij. Met name het DNA-lid Cedric van Samson van de VHP moet het bij de NDP-achterban ontgelden. Van Samson schuwt de media niet hetgeen de vele aanvallen op zijn persoon verklaart. Hij wordt regelmatig uitgemaakt voor ‘verrader’ en ‘Redi Musu’ [verrader die ten strijde trekt tegen de eigen groep]. Ik sluit niet uit dat andere Creoolse en Marron DNA-leden van de VHP ook met dit soort verwijten worden geconfronteerd. Personen kiezen om hun moverende reden voor aansluiting bij een politieke partij en dit geldt ook voor de niet-Creoolse personen die zich hebben aangesloten bij de NDP. Hindostanen die zich aansluiten bij de NDP worden echter niet als verraders getypeerd. Personen uitmaken voor ‘verrader’ of ‘Redi Musu’ getuigt van etnisch en dus raciaal denken.
Bonter maakte Stephano Biervliet (Pakittow) het. Hij was de organisator van de acties op 17 februari 2023 toen het parlement werd bekogeld en vernield, en winkels, warenhuizen en tankstations werden geplunderd. Nu heeft hij zich aangesloten bij de NDP. Tijdens een massameeting van de NDP in OCER op zaterdag 22 februari j.l. verklaarde hij op het podium dat het bij het Ministerie van Openbare Werken alleen maar naar ‘kronto olie’ [kokosolie] ruikt, dat wil zeggen ‘naar Hindostanen ruikt’. Dit is onversneden racisme, notabene op een NDP-massabijeenkomst. Geen enkel woord van afkeuring van de zijde van de NDP. Dit geldt ook voor de vele racistisch getinte filmpjes op sociale media door NDP-sympathisanten.
Dat sociale pyromanie (het aanwakkeren van racisme) na de verkiezingsnederlaag in 2020 een beproefd middel is van de NDP bleek al in september 2021 bij de Anton de Kom-lezing in Amsterdam door president Santokhi. Een groep van circa vijfhonderd activisten zwaaiend met NDP-vlaggen had zich voor het gebouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) in Amsterdam verzameld waar de lezing werd gehouden. De president en Surinaams-Hindostaanse bezoekers kregen allerlei racistische opmerkingen naar hun hoofd geslingerd. Ook Creoolse bezoekers moesten het ontgelden. Zij werden uitgemaakt voor landverraders, NSB-ers en Redi Musu’s. Ook toen hulde de NDP zich in zwijgen.

Schilderij Kurt Nahar 2015 (Readytex Art Gallery Suriname)
De racistische politieke campagne van de NDP op sociale media is een reactie op de regering-Santokhi. Toen president Santokhi in 2020 aantrad trof hij een Augiasstal aan: een staatsschuld van bijkans 3.9 miljard USD, een lege staatskas en een leeggeplunderde Centrale Bank van Suriname. Dat Suriname niet helemaal is verdronken in het moeras was te danken aan de begrotingssteun van het Internationale Monetaire Fonds (IMF). IMF-steun betekent in de praktijk het afschaffen van allerlei subsidies (op gas, elektriciteit, water, benzine) en beperking van de overheidsuitgaven. Het betekende voor de bevolking dat de tijd van de overheid als een gudu p’pa [suikeroom], zoals ten tijde van de regering-Bouterse, voorbij was. Het ‘belangrijkste wapenfeit’ van de regering-Bouterse (2010-2020) was namelijk het uitdelen van voedselpakketten om de bevolking zoet te houden in combinatie met het leegroven van de staatskas en een endemische corruptie door NDP-getrouwen. Of zoals oud-DNA-lid en de huidige penningmeester van de NDP, Rossellie Cotino, verklaarde: ‘Den [NDP-regering] ben len’ moni, maar unu ben man lib’ a libi yere. Den ben len’ moni, maar den ben luku den mofinawan yere. Den ben len’ moni, maar unu ben kan nyan yere’ [vert. Ze [de NDP-regering] hebben geld geleend, maar we konden er goed van leven. Zij hebben geld geleend, maar ze zorgden voor de allerarmsten. Ze hebben geld geleend, maar we konden er goed van eten] (geciteerd in Waterkant.net, 28 januari 2025).
Kan na vier jaren Santokhi worden gesproken van succes op monetair-economisch terrein, op micro-economisch niveau schoot zijn beleid duidelijk te kort. De bevolking betaalde een torenhoge prijs voor het bezuinigingsbeleid tussen 2020 en 2024 met een inflatie die in 2020, 2021en 2022 schommelde tussen de vijftig en zestig procent. De verarming van de bevolking was munitie voor de NDP om het regeringsbeleid te bekritiseren. Het is een beproefd middel van deze partij als zij aan de macht is geweest zoals in periode 1996-2000 en 2010-2020: een gerampaneerd land achterlaten en vervolgens de onvrede mobiliseren om weer aan de macht te komen waarbij een racistische campagne niet wordt geschuwd. Voor deze partij geldt nog steeds het adagium: Neks no fout.
Tot slot: Window dressing
Bij de huidige toename van etnische ressentimenten in Suriname gaat ook de VHP van Santokhi niet vrijuit. Santokhi pretendeerde de exclusieve Creoolse claim op nationaal en multi-etniciteit te doorbreken door onder zijn leiding de VHP te transformeren tot een multi-etnische partij met een nationale visie en bromkidyari-filosofie, de filosofie van de veelkleurige bloementuin in de betekenis van de partij openstellen voor verschillende etnische groepen. Echter, de bromkidyari-filosofie van Santokhi is een uiterlijke façade want in zijn veel bekritiseerde family en friends-beleid zien we vooral mensen die op hem lijken. Hiermee is Santokhi evenals de NDP mede verantwoordelijk voor de eruptie van etnische ressentimenten binnen de Surinaamse samenleving.
Van de NDP als oppositiepartij die terug wil naar het machtscentrum na mei 2025 mag worden verwacht dat zij reflecteert op gemaakte fouten in het verleden, afstand neemt van corrupte figuren binnen de eigen gelederen en duidelijk maakt wat zij anders gaat doen dan in de periode 2010-2020 toen zij aan de macht was, in plaats van raciaal gif in de Surinaamse samenleving te verspreiden door al dan niet aan deze partij gelieerde personen.
Wat we dus in de Surinaamse politiek zien is dat begrippen als nationaal en multi-etniciteit slechts fungeren als Window dressing waar achter gewoon etnische politiek schuilgaat en waarbij raciale politiek niet wordt geschuwd.
- Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
Beschermd: Zo berg je je kostbare spullen het veiligst op – De Nederlandse Kluis
- Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
Taalhelden – Kanta Adhin

Kanta Adhin
21 februari is in 1999 door UNESCO uitgeroepen tot de Internationale Dag van de Moedertaal. Hiermee wordt het belang van taalkundige en culturele diversiteit onderstreept met als doel begrip te creëren voor verschillen tussen etnische groepen. Deze dag is een initiatief van Bangladesh dat op 21 februari de slachtoffers van de strijd om erkenning van de Bengaalse taal in het toenmalige Oost-Pakistan herdenkt. Op 21 februari 1952 gingen studenten en mensen uit alle lagen van de bevolking de straat op in Dhaka om te protesteren tegen het besluit van de toenmalige Pakistaanse regering om Urdu (taal in West-Pakistan) als enige officiële taal van Pakistan in te voeren, terwijl de meerderheid (woonachtig in Oost-Pakistan) het Bengaals sprak. Na veel strijd lukte het in 1956 om het Bengaals als nationale taal erkend te krijgen. De taalkwestie was een belangrijke factor in de onafhankelijkheidsstrijd van Bangladesh. Dat het land trots is op deze taalverworvenheid blijkt onder meer uit het monument Shahid Minar in Dhaka ter ere van de dappere taalmartelaren. Van dit monument zijn er replica’s in diverse landen, waaronder Australië, Canada, Frankrijk, India, Japan, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en ook Nederland (onthuld in 2019 in het Zuiderpark, Den Haag). Wereldwijd worden bij het monument op 21 februari herdenkingsceremonies georganiseerd door ambassades van Bangladesh.

Shahid Minar in Zuiderpark Den Haag. Foto Rabin Baldewsingh
Ik hoor velen van u al denken. Bangladesh kan dan misschien trots zijn op de strijd om taaldiversiteit te waarborgen, maar hoe zit het met religieuze diversiteit? Dat is een complex en gevoelig thema in een land dat vrijheid van godsdienst grondwettelijk garandeert, maar waar de islam de staatsgodsdienst is. Hindoes (de grootste religieuze minderheid), boeddhisten en christenen zijn vaker slachtoffer van discriminatie en geweld en recent is weer veel te doen over moorden, verkrachtingen en vernieling van eigendommen. Volgens de regering in Bangladesh gaat het niet zozeer om religieus geweld, als wel om politiek geweld waarbij met name hindoes slachtoffer zijn van hun steun aan de ‘verkeerde partij’, namelijk die van de in augustus 2024 ten val gebrachte en gevluchte ex-premier Sheikh Hasina. Hoe het ook zij, het is duidelijk dat er in Bangladesh dringend maatregelen nodig zijn om religieuze minderheden te beschermen en interreligieuze harmonie te bevorderen.
Anders is dit in Suriname, waar men zich op de borst slaat als het over religieuze harmonie gaat. De moskee en synagoge die vreedzaam naast elkaar staan aan de Keizerstraat vormen hét bewijs. Maar als het gaat om harmonie tussen etnische groepen, is de situatie minder rooskleurig. Omdat Nederlands nog steeds de enige officiële taal is, is de etnische taalstrijd niet heftig. Er zijn wel (onderhuidse) spanningen omdat het Sranantongo de boventoon voert en er vanuit de overheid minder aandacht lijkt te zijn voor andere Surinaamse talen. De taaldiversiteit in Suriname is groot: naast het Sranantongo dat als lingua franca (dagelijkse omgangstaal) geldt, heb je diverse inheemse en Marron talen, het Sarnámi, het Surinaams Javaans, een aantal Chinese talen zoals het Hakka en Mandarijn, en talen van recenter geïmmigreerde groepen (uit Brazilië, Guyana, Haïti).
In Suriname vormen Hindostanen de grootste bevolkingsgroep, maar veel Hindostanen spreken onderling geen Sarnámi, maar Nederlands en Sranantongo. In Nederland is voor veel Hindostanen het Sarnámi niet eens meer de moedertaal. De jongere generatie heeft vaak (groot)ouders die alleen Nederlands spreken; daarmee is Nederlands de moedertaal van de kinderen. Dit is heel anders dan bij andere migrantengroepen, zoals Turken en Marokkanen, waar je jongeren onderling volop hun eigen taal hoort spreken.
Van Hindostanen hier hoeven we naar mijn mening sowieso geen ‘heldhaftige’ taalactiviteiten te verwachten, want ik merk hoe makkelijk ze zijn in het overboord gooien of verkeerd uitspreken van hun taal. Alleen al Hindostaanse namen die door henzelf worden verhaspeld, laat staan door anderen. Zo herkent een Vijay zijn naam niet, als ik geen VJ (à la DJ van disc-jockey) zeg. En een woord als roti (het meest bekende Surinaamse gerecht in Nederland) wordt met het grootste gemak vervangen door ‘plaat’. Als je bij de roti-zaak zegt dat je een roti kip en een extra blanco roti wilt, word je vreemd aangekeken. “Oh u bedoelt een extra plaat.” NEEN, ik bedoel roti en vraag me niet of ik een rotti-rol of gevulde baaraa wil!
Headerfoto: Shahid Minar in Dhaka, Bangladesh. Foto Wikimedia Commons
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Beschermd: Duurzame ontwikkeling van Suriname – 10 voorstellen – Dr. Chan Choenni
- Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
Trumpetgeschal – Kanta Adhin

Kanta Adhin
Het nieuwe jaar is ingeluid met veel lawaai, niet alleen van vuurwerk, maar ook van de luidkeelse voornemens van de nieuwe president van Amerika. Na zijn installatie is hij direct aan de slag gegaan en je kunt van alles zeggen en denken over Donald Trump – hij is niet bepaald my cup of tea – maar hij weet wel wat wakker schudden, choqueren en de wereld op zijn kop zetten is.
“Mijn meest trotse nalatenschap zal die van een vredestichter en vereniger zijn,” zei Trump op 20 januari, de dag van zijn beëdiging. Het staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas in de Gazastrook daags ervoor wordt op zijn conto geschreven en hij zal niet nalaten dat van de daken te schreeuwen. Maar of dit zal beklijven, is de vraag. Trump staat bekend als een onvoorwaardelijke vriend van Israël dat alweer druk bezig is met aanvallen in de Westelijke Jordaanoever. Trump en Netanyahu zitten op een lijn als het gaat om annexatie van gebieden om de veiligheid van hun land te garanderen. Maar Trump denkt groter: Make America great again is zijn slogan. Hij heeft zijn zinnen gezet op het strategisch gelegen Groenland en wil zo nodig ook Canada annexeren als die de grenzen met de VS niet beter bewaakt en illegale migratie tegengaat. Plannen heeft hij ook met het Panamakanaal en de Golf van Mexico die volgens hem Golf van Amerika moet heten. En met mensen als Elon Musk die nu met hem samen aan de knoppen zit, zal het hele planetenstelsel eraan moeten geloven.
Vroeger zouden we misschien lacherig doen, maar inmiddels is Europa goed wakker geschud. Hun Big Brother vaart een eigen koers enkel gericht op eigen belang, met lak aan internationale afspraken om de wereld te verbeteren en zonder schroom voor een nieuwe ronde van landjepik. Eeuwen geleden waren het Europese landen die overal ter wereld met geweld gebieden koloniseerden. Ze proberen nu juist met dat verleden in het reine te komen. Daarenboven zucht Europa nu onder het imperialisme van de Russische president Poetin en speelt Trump hem en zijn aspiraties in de kaart.
Om Amerika weer great te maken, wil Trump zijn land beschermen tegen ongewenste vreemdelingen, Amerikaanse producten beschermen tegen importproducten, maar wel over grondstoffen van andere landen beschikken voor technologische producten. Hij wil Groenland niet alleen vanwege een aantal belangrijke vaarroutes van de VS, maar ook vanwege belangrijke grondstoffen als uranium en ijzer die door het smelten van de ijskappen steeds meer beschikbaar komen. Verder zal hij bedrijven van Amerikaanse techmiljardairs niets in de weg leggen om lustig en listig door te gaan met het vergaren van bodemschatten uit landen die hij niet tot Amerikaans grondgebied wil maken. Rwanda en Congo, bijvoorbeeld vanwaar grondstoffen voor batterijen in mobiele telefoons en elektrische auto’s komen. Deze worden zeer zeker niet op een nette manier verkregen. De ‘rebellen’ die recent Goma hebben veroverd zijn poppen in het grotere spel. Of we het willen of niet, velen van ons zullen wel telefoons of auto’s met ‘bloedbatterijen’ hebben.
Met zijn optreden zet Trump Europa en de NAVO voor schut. Nu staat de NAVO onder leiding van de Nederlander Mark Rutte, die zijn premierschap lachend vervulde en alle schandalen van zich kon laten afglijden. Dit jaar zal een cruciale NAVO-top in Den Haag plaatsvinden, de Stad van Vrede en Recht en ook de stad van Rutte. Wie zal als vredestichter en vereniger uit de bus komen? Donald Trump die met zijn geschal als een olifant door een porseleinkast gaat? Of Mark Rutte met zijn verbindende lach en zijn huid als een gladde aal? Ik bedenk me nu dat vandaag het Chinese nieuwjaar wordt ingeluid: het jaar van de slang. De slang staat voor wijsheid, pragmatisme en het goed kunnen omgaan met onverwachte gebeurtenissen. Op wie zou China inzetten?
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Nritya Katha: Indiase dansverhalen voor kinderen
Dans door India met Krishna, Lola, Aadi, Tishya, Tarini, Ananya, Anoushka, Saanvi, Shankar en Angela, en beleef de magie van de Indiase klassieke dansen: van de verfijnde kleuren en kostuums tot de betoverende tempels en sculpturen die de dans inspireren!
Vang een glimp op van de magnifieke dansfestivals in Khajuraho, Chidambaram en van het unieke leven van de satra’s in Assam. Ontdek het leven in Indiase dorpen en steden, beleef hechte vriendschappen en nieuwe ontdekkingen! Dit alles door de ogen van een nieuwsgierig kind dat samen met een liefdevolle ouder wordt geïntroduceerd in de wereld van dans.
Jaya Mehta’s Nritya Katha: Het Boek over Indiase Dansverhalen voor Kinderen is een verzameling verhalen over de kleurrijke wereld van Indiase dansen. India is het danscentrum van de wereld, met acht klassieke dansen en honderden regionale dansen. Door de intieme en magische reis van een kind onthullen de verhalen de fascinerende contexten van elke dansvorm: de kunst, architectuur, kostuums en ambachten.
De dansverhalen en prachtige illustraties nemen ons mee door de wereld van kinderen van nu: een achtbaan van vakanties, verhuizingen, voorstellingen kijken, nieuwe kunstvormen leren en ontdekken hoe technologie en cultuur samenkomen. Verken India als nooit tevoren: via haar ongelooflijke dansvormen!
Auteur Jaya Mehta is een internationaal befaamde odissi-danseres, dichter, docent, talkshowhost en moeder van twee kinderen. Ze heeft haar dansgedichten gepubliceerd en opgevoerd, innovatieve dansworkshops voor kinderen gegeven, op festivals wereldwijd opgetreden en geeft odissi-les aan jonge, veelbelovende dansers.
De omslag en paginagrote illustraties in dit boek zijn de creaties van Suruba Natalia uit Moldavië.
Nritya Katha – Indiase dansverhalen voor kinderen • Jaya Mehta • Illustraties Suruba Natalia • Sampreshan: Zoetermeer 2025 • ISBN 9789083345116 • hardcover • 80 pagina’s
(Oorspronkelijk: Nritya Katha – Indian Dance Stories for Children – 1e editie 2022, National Book Trust, India)
Meer informatie over dit boek kunt u vinden op de website van de auteur: https://jayamehta.in/nrityakatha/
© 2025 Illustraties/foto: Sampreshan/Jaya Mehta
* * *
BOEKPRESENTATIE en WORKSHOPS van de auteur Jaya Mehta (13 – 24 juni 2025)
Datum en plaats worden nader bekendgemaakt. Wilt u dit event bijwonen en/of geïnformeerd blijven? Geef uw naam en mobielnummer door via info@sampreshan.com; u wordt dan door de uitgever opgenomen in de speciaal aangemaakte whatsappverzendlijst Indian Dance Stories.
Speciaal voor DANSSCHOLEN: als u deze publicatie wilt sponsoren (opname naam en logo in het boek) kunt u contact opnemen met de uitgever Radjin Thakoerdin (info@sampreshan.com).
- Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
Nritya Katha: Indian Dance Stories for Children
Dance through India with Krishna, Lola, Aadi, Tishya, Tarini, Ananya, Anoushka, Saanvi, Shankar, and Angela, and experience the magic of India’s classical dances: from the refined colors and costumes to the enchanting temples and sculptures that inspire these dances!
Catch a glimpse of the magnificent dance festivals in Khajuraho and Chidambaram, as well as the unique life of the Sattras in Assam. Discover life in Indian villages and cities, cherish close friendships, and embark on new discoveries! All seen through the eyes of a curious child introduced to the world of dance alongside a loving parent.
Jaya Mehta’s Nritya Katha: The Book of Indian Dance Stories for Children is a collection of tales about the vibrant world of Indian dances. India is the dance capital of the world, with eight classical dance forms and hundreds of regional styles. Through the intimate and magical journey of a child, the stories reveal the fascinating contexts of each dance form: its art, architecture, costumes, and crafts.
The dance stories and beautiful illustrations immerse us in the world of today’s children: a whirlwind of vacations, relocations, watching performances, learning new art forms, and discovering how technology and culture come together. Explore India like never before—through its incredible dance traditions!
Jaya Mehta is an internationally renowned Odissi dancer, poet, educator, chat show host, and mother of two. She has published and performed her dance poems, conducted innovative dance workshops for children, performed at festivals around the world, and teaches Odissi to young, promising dancers.
The cover and full-page illustrations in this book are creations by Suruba Natalia from Moldova.
Nritya Katha – Indiase dansverhalen voor kinderen • Jaya Mehta • Illustrations by Suruba Natalia • Sampreshan: Zoetermeer 2025 • ISBN 9789083345116 • hardcover • 80 pages
(Originally published as Nritya Katha – Indian Dance Stories for Children, 1st edition 2022, National Book Trust, India)
For more information about this book, visit the author’s website: https://jayamehta.in/nrityakatha/
© 2025 Illustrations/Photos: Sampreshan/Jaya Mehta
* * *
Book Presentation and Dance Performance by the Author Jaya Mehta (13-23 June 2025)
Date and location to be announced. Would you like to attend this event and/or stay informed? Please share your name and mobile number via info@sampreshan.com; the publisher will add you to the specially created WhatsApp broadcast list Indian Dance Stories.
Special for Dance Schools: If you would like to sponsor this publication (with your name and logo included in the book), please contact the publisher Radjin Thakoerdin (info@sampreshan.com).
- Published in BIBLIOTHEEK, Taal & Literatuur
Prof. dr. Rahmat Ali: de eerste Hindostaanse Geneeskundige en alom geprezen vrouwenarts – Dr. Chan Choenni
Zo een vijftig jaar geleden overleed de eerste Hindostaanse geneeskundige en alom geprezen vouwenarts Rahmat Ali (1912-1975). In de jaren vijftig en zestig was hij vooral onder Hindostaanse vrouwen een begrip in Suriname. Velen werden vaak al op jonge leeftijd zwanger en baarden toentertijd verhoudingsgewijs een relatief groot aantal kinderen. Gezinnen van meer dan tien kinderen waren toen geen uitzondering. Het geboortecijfer onder de Hindostaanse bevolkingsgroep was toen heel hoog en leidde tot een verdubbeling van de Hindostaanse bevolking van 65.000 in 1950 tot 138.000 in 1972. Een deel van de vrouwen had echter te kampen met ziekten aan hun geslachtsorganen alsook last van uitputting. Voorbehoedsmiddelen werden toen meestal niet gebruikt, maar sterilisatie en ‘verwijdering van de baarmoeder’ (bekend als ‘operatie’) werden toegepast. “Laat dokter Ali haar opereren’’ (dokter Ali se operatie kar wade) was een veel voorkomend advies dat werd gegeven aan Hindostaanse vrouwen. Door zijn dienstbare opstelling is Rahmat Ali een voorbeeld geweest voor veel artsen en heeft hij bijgedragen aan de uitstekende reputatie die artsen toen hadden in Suriname.
In dit artikel wordt stilgestaan bij de familieachtergrond en loopbaan van Rahmat Ali alsook zijn onbaatzuchtige houding en verdiensten. Wij plaatsen hem in de bredere context van de diversiteit en emancipatie van de Hindostaanse bevolking in de twintigste eeuw en, in het bijzonder, van de groep van Hindostaanse moslims.

Dr. Rahmat Ali (rechts) tijdens een operatie.
Hindostaanse moslims
Rahmat Ali behoorde tot de kleine groep Hindostaanse moslims. Deze vormde ongeveer 17,5% van de Hindostaanse contractarbeiders. Naar schatting bedroeg het aantal ongeveer 6.000 op de ruim 34.000 Hindostaanse immigranten. Moslimvrouwen die in pardá/purdah (gesluierd en afgezonderd van het openbare leven) leefden werden niet geselecteerd voor emigratie uit India. Men moest immers gedurende het emigratietraject maandenlang de openbare ruimte delen met (vreemde) mannen. Wel is er een klein aantal moslimechtparen gemigreerd naar Suriname. Veel moslimmannen trouwden tijdens de contracttijd met hindoevrouwen die vervolgens werden bekeerd tot de islam. Er bestaan echter geen betrouwbare cijfers van het aantal hindoe-moslim huwelijken en bekeringen. In 1971 waren er naar schatting bijna 25.000 Hindostaanse moslims (17,5% van de 138.000 Hindostanen). Volgens de (laatste) volkstelling uit 2012 was het aandeel van Hindostaanse moslims onder de 148.443 Hindostanen in Suriname gedaald tot 13 procent; dat komt neer op ongeveer 20.000 Hindostaanse moslims.
De verhoudingen tussen hindoes en moslims waren tot de jaren dertig van de twintigste eeuw in Suriname goed. Men leefde als ‘broeders en zusters’ met elkaar samen. Begin jaren dertig ontstond echter een verwijdering tussen beide gemeenschappen, onder meer vanwege pogingen van enkele hindoevoormannen tot bekering van moslims tot hindoes (de zogeheten shuddhi). Ook begonnen enkele moslims koeien te slachten tijdens het islamitische offerfeest. Uit respect voor hindoes voor wie koeien heilige dieren zijn, werden tot en met de jaren twintig in Suriname geen koeien geslacht door Hindostaanse moslims. Er was zelfs sprake van een boycot door hindoes van moslims. In 1943 normaliseerden de verhoudingen met af en toe wat rivaliteit. Over het algemeen kan worden gesteld dat tot op heden de relaties tussen hindoes en moslims binnen de Hindostaanse gemeenschap harmonieus zijn gebleven in Suriname.
Emancipatoire rol
Na de contracttijd heeft deze groep Hindostanen op drie terreinen een belangrijke rol gespeeld bij de inburgering en vooruitgang van Hindostanen. Vooral na de Tweede Wereldoorlog waren veel Hindostaanse moslims actief in het zakenleven, in het bijzonder de handel. Bekend waren bijvoorbeeld de grote (textiel) winkels als Khan Bros en winkel Oemar. Maar zij waren ook actief in bedrijven bij wegenbouw en infrastructurele werken, zoals het bedrijf Baitali (dat nog steeds bestaat) en de bedrijven van de gebroeders Sahoer en Jahoer Dahoe. Op politiek terrein waren de gebroeders Asgar en Ashruf Karamat Ali zeer actief. Zij werden echter in verband gebracht met corruptie en mede daardoor was de reputatie van politici van Hindostaanse moslimhuize minder florissant. Niettemin hadden Hindostaanse moslims toen gezien hun geringere getalsmatige omvang verhoudingsgewijs veel politieke invloed.
De medische sector is de derde sector waar Hindostaanse moslims verhoudingsgewijs een bijzondere rol hebben gespeeld. De reputatie van Hindostaanse moslims werkzaam in de medische sector was toentertijd zeer positief. Zij stonden te boek als zeer gerespecteerde en onbaatzuchtige medici Vooraanstaand was natuurlijk dr. Rahmat Ali, maar genoemd kunnen bijvoorbeeld ook worden de artsen Samuel Kafiluddi, gebroeders Jamaludin en later Khalil Ghafoerkhan en John Sadiek. Ook de jongste broer Karamat Ali (Hanief) had een uitstekende reputatie als arts en later hoogleraar.
Het was vóór de Tweede Wereldoorlog voor Hindostanen vrij lastig om door te dringen tot de hogere beroepen. Om notaris, advocaat (toen praktizijn), hoofdonderwijzer of landmeter te worden werd een mondeling eindexamen afgenomen. Witte mannen en degenen behorend tot lichtgekleurde elite bepaalden in feite wie slaagde. Uit ervaringen van vooraanstaande personen als C.R. Biswamitre, dr. ir. F. Essed en Mr. A. Saheblal bleek dat Afro-Surinamers en Hindostanen werden gediscrimineerd.
Voor toelating tot de Geneeskundige School gold een schriftelijk examen met een examennummer voor kandidaten. Dat was een eerlijker selectiesysteem dan een mondeling examen. Met een toenmalig mulodiploma kon men het zware toelatingsexamen afleggen voor de Geneeskundige School. Er werd slechts een beperkt aantal kandidaten toegelaten. De afgestudeerden waren officieel Geneeskundige, in de volksmond dokter genoemd. Behalve het schoolgeld voor de mulo, moest ook voor de opleiding aan de Geneeskundige School een fors bedrag worden betaald. Het was dus ook in financieel opzicht voor een kleine groep weggelegd om destijds Geneeskundige te worden.
Grootouders en moeder
Rahmat Ali werd geboren op 8 november 1912 en behoorde tot de derde generatie Hindostanen in Suriname. Zijn grootouders waren afkomstig uit India; zij behoorden tot de zogeheten pioniersgeneratie, de eerste generatie Hindostaanse immigranten die als contractarbeiders tussen 1873 tot 1890 arriveerden in Suriname. Vergeleken met de Hindostaanse immigranten die daarna arriveerden had de pioniersgeneratie een zwaarder bestaan op de plantages. Omdat Rahmat Ali was geboren tijdens de contracttijd (1873-1920) kende hij de situatie van Hindostaanse contractarbeiders goed. Zijn familie was echter toen al voornaam en bemiddeld. Het schoolgeld voor zijn opleiding kon worden betaald.

Náná van dr. Rahmat Ali: de bemiddelde immigrant en zakenman Khoonj Behary Singh.
Rahmat Ali groeide op in het district Commewijne op de gouvernementsplaats Nieuw Amsterdam. Hij heeft zijn grootouders gekend. Zijn náná (maternale grootvader) was de bekende zakenman Khoonj Behary Singh uit India. Meer specifieke gegevens over hem zijn niet gevonden in de Hindostaanse database van het Nationaal Archief. Wel is bekend dat hij in 1933 Nederland heeft bezocht. Hij vertrok met het schip Rensselaer en kwam terug met het schip Oranje Nassau. Hij was hindoe en zijn vrouw Booleah (ingeschreven in het algemeen register van immigranten uit Brits-Indië, onder nummer 41/L) was moslim. Hun dochter Bathoolum (Batoelan) was de moeder van Rahmat Ali. Zijn náná en nánivormden dus een gemengd hindoe-moslim echtpaar. Rahmat Ali werd door zijn moeder als moslim opgevoed. Hij groeide zonder zijn vader op en had ook later geen contact met hem. Zijn náná Khoonj Behary Singh heeft als het ware de vaderrol vervuld en gezorgd voor het inkomen en zijn schoolgeld.
Vader Hajary
De vader van Rahmat Ali was de toentertijd bekende ambtenaar H.N. (Harjali Najaralie) Hajary, die werkte op het Immigratiedepartement in Paramaribo. Hij was op 20 oktober 1892 in het district Nickerie geboren. Zijn ouders waren de immigrant mevrouw Majoie (contractnummer 372/L) en de heer Hajary (contractnummer 1215/B), die in augustus 1873 met het schip Yorkshire (het derde transport) in Suriname aankwam. Hij behoorde tot het eerste contingent Hindostaanse contractarbeiders in Suriname en werd later tolk in het district Nickerie. Zijn zoon H.N. Hajary (de vader van dokter Ali) was een van de vier leden van de delegatie die in 1921 naar India ging om (tevergeefs) de heropening van de immigratie van Hindostanen te bepleiten bij onder andere Mahatma Gandhi. H.N. Hajary werd in 1948 lid van het College van Algemeen Bestuur met onder meer de portefeuille Volksgezondheid. Dat was te vergelijken met de functie van een minister. Dr. Karen Ali (psycholoog), dochter van Rahmat Ali, vertelt over haar grootouders:
Mijn vaders moeder Batoelan was uitgehuwelijkt. Het was een islamitisch huwelijk met Harry Hajary, die toen 20 jaar oud was. Hun huwelijk was niet geregistreerd bij de Burgerlijke Stand. Mijn grootmoeder woonde bij de familie van mijn grootvader toen mijn vader werd geboren. Zij hield het daar niet lang vol. Toen mijn vader nog een peuter was keerde zij met hem terug naar het huis van haar ouders op Nieuw Amsterdam in het district Commewijne.
De relatie tussen Rahmat en zijn vader H.N. Hajary was niet al te best. Bekend is het verhaal over de gekozen geslachtsnaam Ali. Dochter Karen Ali:
Het verhaal wil (dat is aan mij verteld door mijn moeder) dat Paake (dat was de roepnaam van Hajary) voorgesteld had dat mijn vader, toen hij was afgestudeerd, voor de geslachtsnaam Hajary moest kiezen. Daar heeft mijn vader niet voor gekozen. Hij is niet door zijn natuurlijke vader opgevoed, maar grootgebracht door zijn grootvader van moeders kant, de heer Koonj Behary Singh.
Verschillende informanten vertelden mij dat toen Rahmat afstudeerde als Geneeskundige op het voorstel van zijn vader Hajary reageerde met de opmerking: Ali raha, Ali rahe jai, Hajary na hoi (Het was Ali en zal Ali blijven, het wordt geen Hajary). Hij had de voornaam Rahmatali en heeft bij de inschrijving Ali als geslachtsnaam gekozen en Rahmat als voornaam.
Vermeldenswaard is dat de vader van Ali samen met zijn toenmalige vrouw in 1948 de Moeder Majoie Stichting oprichtte met als doel: het verlenen van medische verzorging en voorlichting aan zwangere vrouwen in Suriname. Een bescheiden kliniek van deze stichting werd opgezet te Tijgerkreek in het district Saramacca.
Halfzus
H.N. Hajary trouwde opnieuw in 1921 met Philippine Wilhelmina Albertine Tjong Ajong. Een dochter uit dit huwelijk was de bekende pianiste/componiste Majoie Hajary, een halfzus van Rahmat Ali. Zij werd vernoemd naar haar áji (paternale grootmoeder). De getalenteerde Majoie (1921 – 2017) was geboren in Paramaribo en vertrok al op 15-jarige leeftijd naar Europa voor verdere muzikale studie. Zij trouwde met Roland Garros, een telg behorende tot de Franse elite. Zij woonde tot haar dood op 96-jarige leeftijd in Frankrijk (in Parijs). Zij schreef onder meer een requiem voor Mahatma Gandhi. De schrijfster Ellen De Vries brengt in 2025 een biografie over haar leven en werk uit.

De pianiste /componiste Majoie Hajary. Bron: Haags gemeentearchief/erven Hajary

Dr. Rahmat Ali met zijn echtgenote Alice Biswamitre.
Huwelijk
Rahmat Ali trouwde met een dochter van de eerste Hindostaanse advocaat en bekende politicus, C.R. Biswamitre (1898-1980). Zijn echtgenote Alice Biswamitre was rooms-katholiek. Zij mocht haar geloof behouden, want Rahmat Ali was in religieus opzicht een liberale man. Zijn echtgenote Alice overleed echter al in 1966.
Studie en loopbaan
Rahmat Ali startte zijn studie aan de Geneeskundige School in 1930 en studeerde op 15 juli 1938 af. De afgestudeerden (geneeskundigen) werden destijds in Suriname dokter genoemd, hoewel deze opleiding geen volwaardige medische opleiding was en niet gelijkgesteld was aan een Nederlandse artsenopleiding. Zij stonden niettemin in zeer hoog aanzien bij de Surinaamse bevolking. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Rahmat Ali gedetacheerd in het district Nickerie als Officier van Gezondheid tussen 1942-1946. Daarna was hij tot 1948 Gouvernements-geneesheer/directeur van het ziekenhuis te Margarethenburg, in het district Nickerie. Bij zijn vertrek uit Nickerie werd hij geëerd door patiënten voor zijn kundige chirurgische operaties; enkelen kwamen zelfs uit Guyana. Zijn naam en kundigheid waren goed bekend in het toenmalige Brits-Guyana.
Rahmat Ali was ijverig en ambitieus, maar stond ook bekend als een bescheiden, humaan en onbaatzuchtig persoon. Hij vertrok in januari 1949 naar Nederland en werd (gediplomeerd) arts. Hij specialiseerde zich daarna in de gynaecologie en promoveerde in 1952 in Leiden. De titel van zijn proefschrift luidt: Obstetrische Shock; een clinische studie. Het behandelt de shock die kan optreden voorafgaand aan de bevalling. Zijn proefschrift heeft hij opgedragen aan zijn grootouders (ter nagedachtenis) en aan zijn moeder. In Nederland volgde hij tevens verschillende cursussen en oriënteerde zich breed op medisch gebied.
Na terugkeer oefende hij in Paramaribo zijn praktijk uit als vrouwenarts. Hij werkte in het ‘s Landshospitaal en later in het Academisch Ziekenhuis. Rahmat Ali heeft ook verschillende artikelen gepubliceerd en zich beziggehouden met voorlichting over gezondheid. Hij gaf ook college aan de Geneeskundige School en later de Universiteit in Suriname, waar hij vanaf 1971 verbonden was als hoogleraar in de leer der Verloskunde en Vrouwenziekten. Hij heeft een belangrijke rol gehad bij de totstandkoming van de medische faculteit.

Promotie dr. Rahmat Ali aan Universiteit van Leiden in 1952. Van links naar rechts: dr.ir. Frank Essed, dr. Rahmat Ali en dr. Samuel Kafiluddi.
Voorts was Rahmat Ali bestuurslid van de Surinaamse Islamitische Vereniging (SIV) die de grote moskee aan de Keizerstaat in Paramaribo heeft. De SIV behoort tot de Ahmadiyya stroming onder Hindostaanse moslims. De SIV heeft een belangrijke rol gespeeld met betrekking tot het imago van de islam in Suriname. Er is mede onder invloed van de SIV geen radicale of extremistische islam ontstaan in Suriname. De SIV moskee gevestigd naast de synagoge aan de Keizerstraat in Paramaribo, wordt beschouwd als hét bewijs van religieuze verdraagzaamheid in Suriname.

Zittend v.l.n.r.: moulvi Sheikh Ahmadali, hadji Abdoel Sovan, moulvi Ameer Ali (uit Trinidad), Sardar Karamat Ali, Asgar Ali. Staand v.l.n.r.: Abdoel Sakoer Joemanbaks, Ashruf Karamat Ali, Asgar Karamat Ali, Rahmat Ali, (met stropdas), Sheik Mohamed Jamaludin , Mamadeus, Soekroellah.
Dienstbare en onbaatzuchtige instelling
Rahmat Ali was een arts met een dienstbare instelling en hij stelde zich niet hooghartig op tegenover zijn patiënten. De meeste Hindostaanse vrouwen beheersten het Nederlands toentertijd onvoldoende en communiceerden het liefst in het Sarnami. Rahmat Ali was opgegroeid in het district Commewijne in een tijd dat er nog veel Hindostaanse immigranten leefden in Suriname; hij kende de situatie van Hindostaanse contractarbeiders goed en beheerste het Sarnámi uitstekend. Daardoor kon hij zich goed inleven in de situatie van zijn patiënten, met hen communiceren en een vertrouwensband opbouwen. Het kan als bijzonder worden beschouwd dat Rahmat Ali zich specialiseerde in gynaecologie, een in die tijd nog gevoelig vakgebied omdat het zich bezighoudt met (geslachts)organen en ziekten die specifiek zijn voor vrouwen.
Hij zag de grote Hindostaanse gezinnen, het leed van het baren van veel kinderen, de spanningen in de gezinnen en vooral de moeilijke omstandigheden voor veel Hindostaanse vrouwen. Hij voelde zich kennelijk geroepen om daar iets aan te doen. Ondanks schaamtegevoelens bij veel Hindostaanse vrouwen met betrekking tot hun geslachtsorganen voelden deze vrouwen zich veilig bij dokter Ali die hen respectvol behandelde. Rahmat Ali sprak ook vaak met de Hindostaanse mannen om hen te overtuigen van het laten steriliseren van hun echtgenote of het laten verwijderen van de baarmoeder. Daarbij verleende hij medische diensten aan menige Hindostaanse familie zonder daarvoor een passende financiële vergoeding te vragen. In die tijd hadden veel Hindostaanse landbouwers weinig geld. Vaak accepteerde dokter Ali landbouwproducten als betaling, zoals een kip, groenten en/of fruit. Zijn dochter Aisha Ali:
Ik herinner mij dat mijn vader terugkwam van zijn werk en zei: ‘Ik heb vandaag tien eieren als betaling ontvangen, maar ik ben blij dat ik iemand heb geholpen’.
Verschillende Hindostaanse vrouwen van 80 jaar en ouder die ik ruim tien jaar geleden had geïnterviewd in verband met de reconstructie van de immigratiegeschiedenis van Hindostanen, memoreerden de verdiensten van dokter Ali. Mooi datrá rahá of acchá datrá rahá (hij was een goede dokter), merkten zij op. Ik heb toen echter niet doorgevraagd. In het kader van dit artikel heb ik bij vier informanten van 80 jaar en ouder informatie gevraagd. De 80-jarige mevrouw Kiertie Autar vertelde:
Mijn vader bracht mijn moeder regelmatig naar dokter Ali voor controle. Ik ging als oudste dochter vaak mee naar het ‘s Lands Hospitaal. Nee Bhai, zij is niet geopereerd door dokter Ali. Mijn moeder heeft twaalf kinderen gekregen. Zij sprak altijd met respect over deze dokter. Dat ving ik uit gesprekken op. Wij spraken als kinderen vroeger natuurlijk niet over hoe kinderen werden geboren en zeker niet met volwassenen.
De 84-jarige ondernemer Jozef Hassanmohamed heeft dokter Ali niet persoonlijk gekend, maar herinnert zich dat zijn moeder soms over hem sprak. Zij was door hem geopereerd. Ook hij memoreert dat destijds niet over zulke intieme kwesties werd gesproken. De 88-jarige filmmaker Ramdjan Abdoelrahman vertelde dat dokter Ali zeer populair was en ‘een begrip onder Hindostaanse vrouwen’.
De 86-jarige oogarts Frank Pultoo:
Dr. Ali was een van mijn docenten op de Geneeskundige School. Hij had altijd een schrift met aantekeningen bij zich. Hij gaf college en sprak dan op zachte toon. Andere docenten spraken luid en gedroegen zich vaak hooghartig. Dr. Ali was een rustige man en hij is in dit opzicht wel een voorbeeld voor mij geweest.
Voor zijn verdiensten heeft Rahmat Ali verschillende oorkondes ontvangen en werd gedecoreerd als Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Op 25 november 1975 werd het voormalig ziekenhuis in Nickerie dat later een kazerne werd, naar hem vernoemd (prof. dr. Ali kazerne).
Overlijden
Rahmat Ali bereikte geen hoge leeftijd. Hij overleed op 16 september 1975 op 63-jarige leeftijd. Dochter Karen Ali:
Mijn vader had een vergroot hart en heeft tijdens zijn middagslaap een hartinfarct gekregen dat hem fataal is geworden. Het was de tweede keer dat hij een hartinfarct kreeg; bij beide was ik aanwezig. De eerste keer heeft hij het overleefd; de tweede keer helaas niet. Hij was zich vanuit zijn eigen deskundigheid volledig bewust van zijn kwetsbaarheid gerelateerd aan zijn hartconditie en heeft dat zelfs met mij besproken.
Prof. dr. Hanief Karamat Ali typeerde zijn collega Rahmat Ali na zijn overlijden als volgt:
Hij was een man die de persoonlijke waardigheid van de patiënt eerbiedigde en ervoor op de bres stond. In persoonlijke gesprekken heeft hij weleens tegen me gezegd dat wij, artsen in de eerste plaats dienaren zijn van onze patiënten en pas door hen in dienst staan van de wetenschap. Wetenschapsbeoefening, zo betoogde hij, is in ons vak geen doel op zichzelf, maar zij krijgt pas reliëf wanneer zij in de context geplaatst wordt van de patiëntenzorg. Iedereen die dit vak van ons kiest, moet van tevoren beseffen dat hij zich voor 100% aan de patiënt moet geven. Wie dit niet kan, is niet voor dit beroep in de wieg gelegd. Wanneer wij honderd patiënten achter elkaar volgens een bepaalde methode opereren en er gaat slechts een daarvan dood, dan zeggen wij de mortaliteit van de toegepaste operatiemethode 1% is. Voor ons is het 1%, maar voor de nabestaanden van de patiënt is het 100%. Voor de man die zijn vrouw verliest voor de kinderen die hun moeder verliezen, is het verlies immers totaal. Hierom en ook omdat onze patiënten ons voor 100% vertrouwen schenken, kunnen en mogen wij niet anders dan ons voor de volle honderd procent inzetten en zulks niet alleen tijdens de operatie maar in alle fasen die aan de operatie voorafgaan (Al Haq, januari 1976).
De nobelheid waarmee Prof. dr. Rahmat Ali zijn beroep uitoefende, maakt dat hij terecht als een parel van de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap kan worden beschouwd.
Bronnen
Voor dit artikel heb ik zowel geschreven (zie onder) als persoonlijke bronnen gebruikt. Ik dank de dochters Aisha (Suriname) en Karen (Nederland) voor hun adviezen. Tevens dank ik Henk Moeniralam, Jane Arifa Badoella en Eric Kastelein voor de verstrekte achtergrondinformatie.
Literatuur
Ali, R. (1952), Obstetrische shock, een clinische studie, Proefschrift, Leiden: Stenfert Kroese.
Ali, R. (geen jaartal). Waak over uw gezondheid: voorlichting over zwangerschap en baring, Paramaribo.
Ali, R. (1971), Enkele aspecten over de ontwikkeling van het geslacht, Oratie, Paramaribo: Universiteit van Suriname.
Ali, R. (1972), Moeilijkheden tijdens de baring na de geboorte van het hoofd en de schouders, Overdruk uit Faculteitsnieuws, jrg. 1, no.6, Paramaribo.
Ali, R. (1972), Experiences with the lippes loop, Overdruk uit Faculteitsnieuws, jrg.1, no.7, Paramaribo.
Ali, R. (1972), Vergevorderde Extra-Uriene Graviditeit, Overdruk uit Faculteitsnieuws, jrg.1, no.8, Paramaribo.
Ali, R. (1972), Een ‘mammoet ’gezwel van het ovarium, Overdruk uit Faculteitsnieuws, jrg.1, no.9, Paramaribo.
Ali, R. (1975), Enkele verloskundige aantekeningen, Paramaribo.
Ali, R. (1975), Waak over uw lichaam, waak over buik en borst, Universiteit van Suriname, Paramaribo.
Badoella, Jane Arifa (2020), De Prof.dr. Ali Kazerne te Nickerie in Suriname, in: Trisblad, oktober 200, Zwijndrecht.
Choenni, C. & Adhin K. (2024), 150 jaar Hindostanen: geschiedenis van twee migraties, Zoetermeer: Sampreshan.
Gedenkboek, 70 jaar Imdadia Isha’at Islam, 16 augustus 1934 – 16 augustus 2004
Digitale archieven, Delpher.nl; gahetna.nl
Hira, S (redactie) (2003), Het dagboek Munshi Rahman Khan, Den Haag/Paramaribo: Uitgeverij Amrit/NSHI
Karamat Ali, Hanief (1976), In memoriam Prof. dr. Ali, in: Al Haq, no. 51, jrg.5, Paramaribo.
Makdoembaks, Nizaar (2022), Lachmon en de Hindostaanse godfathers in Suriname, Utrecht: Uitgeverij de Woordenwinkel.
Sadiek, John (2020), Mijn levensverhaal kinderarts, dammer, Paramaribo.
Saheblal, André (2006), GESLACHT Saheblal de laatste van de eerste generatie, Paramaribo: de West.
- Published in BIBLIOTHEEK, Suriname