De representatie van gekleurd Nederland op de televisie – Dr. Hans Ramsoedh

Dr. Hans Ramsoedh
(historicus en publicist)
In deze bijdrage bespreek ik de wijze waarop gekleurd Nederland op de televisie en met name in de televisiereclames wordt gepresenteerd als reactie op de protesten tegen racisme en discriminatie sinds vorig jaar. Deze protesten hingen samen met het racistische politieoptreden tegen de zwarte bevolking in de Verenigde Staten. Het leidde wereldwijd tot een golf van antiracisme-protesten. Ook in de Nederlandse media was er veel aandacht voor racisme en discriminatie en in juni 2020 gingen in veel steden duizenden demonstranten (zwart, gekleurd en blank) de straat op om hiertegen te protesteren. Premier Rutte kon er niet omheen door te erkennen dat er ook in Nederland sprake is van racisme en discriminatie. Hij sprak echter niet over institutioneel racisme maar over systemische problemen in de Nederlandse samenleving. Als reactie op de protestdemonstraties nodigde Rutte leiders van de anti-Zwarte Piet-beweging in het Torentje uit om te praten over racisme en discriminatie in Nederland. Eindelijk van hogerhand erkenning van dit verschijnsel zou je denken, want bestrijding van een probleem begint met een erkenning van het probleem waar groepen in de Nederlandse samenleving dagelijks mee geconfronteerd worden. Lange tijd werd hier volgehouden dat racisme en discriminatie iets is dat elders voorkomt en niet in Nederland. ‘We letten niet op kleur’ is een veelgehoorde opmerking. De realiteit is echter anders. De Toeslagenaffaire bij de belastingdienst waarbij meer dan dertigduizend mensen van kleur ten onrechte werden weggezet als fraudeurs; discriminatie bij de politie waarbij agenten die zich hieraan hebben schuldig gemaakt wegkomen met slechts een schriftelijke berisping; etnisch profileren; discriminatie door uitzendbureaus en allochtone studenten die moeilijk aan een stageplek kunnen komen zijn slechts enkele symptomen die duidelijk maken dat racisme en discriminatie niet een ‘systeemfout’ zijn maar institutioneel.
We moeten echter niet de illusie hebben dat het probleem van racisme en discriminatie uitgebannen is met de protestdemonstraties en premier Ruttes erkenning dat ook in Nederland mensen aan den lijve ervaren dat zij niet worden beoordeeld op hun toekomst maar op hun verleden, niet als individu worden aangesproken maar op de groep waar ze uit voortkomen en niet op hun gedrag maar op hun geloof. Van deze premier weten we inmiddels dat hij geregeld geen ‘actieve herinnering’ meer heeft aan allerlei uitspraken en toezeggingen die hij in het verleden heeft gedaan. Bestrijding van racisme en discriminatie vereist een cultuur- en mentaliteitsverandering en is een kwestie van lange adem en pas op de lange termijn merkbaar.
Er zijn twee sectoren die naar aanleiding van de protestdemonstraties tegen racisme en discriminatie een omslag hebben gemaakt, te weten de praat- en actualiteitenprogramma’s op de televisie en de reclamewereld.
Tot voor kort zagen we slechts bij de commerciële televisie gekleurde presentatoren bij nieuws- en actualiteitenrubrieken. Bij de publieke omroepen was het aandeel van gekleurde presentatoren op één hand te tellen. In het verleden hadden we Noraly Beyer als nieuwslezer bij het achtuurjournaal (1985-2008), gevolgd door Simone Weimans die sinds 2011 dit journaal presenteert. Daarnaast zijn bekend van de televisie Anil Ramdas die samen met Stephan Sanders tussen 1997-2000 voor de VPRO het tv- programma Het blauwe licht presenteerde, Jörgen Raymann met zijn amusementsprogramma (Raymann is laat), Humberto Tan in het verleden als tv sportverslaggever en thans als presentator van een praatprogramma, Prem Radhakishun als tafelgast bij De Wereld Draait Door (DWDD) en Sheila Sitalsing als columnist bij het actualiteitenprogramma Buitenhof op de zondag.
Met de huidige aandacht voor inclusie en diversiteit volgend op de antiracisme demonstraties gingen uiteindelijk ook de publieke omroepen overstag. Bij praat- en actualiteitenprogramma’s als De Vooravond, EenVandaag (volgend op het journaal om 18.00 uur) en Op1, Nieuwsuur (in de avonduren) is duidelijk sprake van verkleuring.

Noraly Beyer (beeld IKON)
Een andere sector die eveneens overstag ging is de wereld van de televisiereclame.
Wie op dit moment de reclames op de televisie bekijkt zal niet aan de indruk ontkomen dat de Nederlandse samenleving gekleurd is. Zij lijken één grote ode te zijn aan gekleurd Nederland. Tot voor kort waren gekleurde Nederlanders nauwelijks zichtbaar in de reclames. In een onderzoek naar stereotypering en diversiteit in Sterreclames op de televisie uit 2019 door de Nederlandse vereniging van communicatiebureaus (VEA) komt naar voren dat hoewel in 56% van reclames mensen met kleur te zien waren zij meestal een figurantenrol vervulden. Mensen met kleur kregen ook minder beeld- en spreektijd dan blanke mensen. Ook werden in slechts vijf procent van de reclames gekleurde Nederlanders getoond zonder een witte Nederlander aan hun zijde. Kortom: Nederlanders met kleur kwamen vaak voor in reclames, maar de rol die ze speelden was vaak van ondergeschikt belang (VEA, Representatie en stereotypering in Nederlandse TV reclames, juni 2020).

Schilderij Op het terras
Terwijl Nederland langzaam verkleurde, ontging het reclamemakers dat wat ze maakten geen reële afspiegeling was van de Nederlandse samenleving. De focus lag op de dominante norm die voornamelijk mannelijk en wit was. Op zich is dit niet verwonderlijk aangezien lange tijd in de (Amerikaanse) filmindustrie en de reclamewereld het idee bestond van black doesn’t sell. Het betekent dat er nauwelijks sprake was van het casten van zwarte mensen voor belangrijke filmrollen en reclames in de veronderstelling dat dit zou leiden tot minder verkoopsucces. Ik moet hierbij terugdenken aan een van de meeste bekende schilderijen van Nola Hatterman (1899-1984) Op het terras uit 1930: een deftige, zwarte heer die zich laaft aan koel Amstelbier. Dit schilderij is een portret van de Surinaamse trompettist Louis Drenthe (1903-1990) dat oorspronkelijk bedoeld was als opdracht van Amstelbrouwerij om een deftige heer te schilderen die op een terras een glas Amstelbier drinkt. Hatterman schilderde een deftige, zwarte heer. Dat was echter niet de bedoeling! Geschrokken zag Amstelbrouwerij vervolgens af van de aankoop vanwege de zwarte huidskleur van het model. Via allerlei omwegen kwam dit portret uiteindelijk terecht in de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. Het wordt nu beschouwd als topstuk van dit museum en is er permanent te zien.
Na de protestdemonstraties vorig jaar in Nederland werd voor reclamemakers duidelijk dat diversiteit inmiddels een selling point was. Waarschijnlijk is het primair winstoogmerk dat leidde tot deze omslag in plaats van ideële doelen. Ieder commercieel bedrijf heeft er sinds vorig jaar belang bij dat het inclusie en diversiteit hoog in het vaandel heeft, want dat is uiteraard goed voor de verkoopcijfers. Het resultaat is dat de gekleurde Nederlander in de reclame is doorgebroken.
Wat daarbij echter opvalt is de nogal eenzijdige representatie van gekleurd Nederland in de tv-reclames. In enkele gevallen gaat het om een compleet zwart/gekleurd gezin, maar in de meeste gevallen om gemengde stellen met gemengde kinderen: meestal is de man blank, vrouw heeft een afro en een lichte tint evenals de kinderen. Met andere woorden, hoewel er in de reclame sinds kort meer diversiteit te zien is er sprake van één overheersend type: de meest lichte variant. In de NRC werd hiervoor de term allochtoon-light gebruikt (Een afro en een lichte tint: je bent geknipt voor de reclame!, 21 juni 2019). De term allochtoon-light vind ik niet toepasselijk, want we hebben het inmiddels over de derde of vierde generatie personen met roots die slechts gedeeltelijk buiten Nederland liggen. Hoezo allochtoon?

Reclame Haribo
De oververtegenwoordiging van dit bepaalde type gekleurde Nederlander in de reclame is opvallend. Zijn het vooral de gekleurde Nederlanders en in de meest lichte variant die zich aanmelden voor casting bureaus of blijft voor de reclamewereld wit nog steeds de dominante norm in de selectie van personen voor reclames? Het idee black doesn’t sell is in de reclamewereld nog steeds hardnekkig. Te donker voelt in de reclamewereld nog steeds onwennig, is commercieel riskant en volkomen blank wordt beschouwd als niet meer van deze tijd, aldus een reclameman (geciteerd in het eerder aangehaalde artikel in de NRC). Door hun focus echter op de gekleurde Nederlander en in de meest lichte variant blijft wit nog steeds de norm in de reclame. Reclame speelt graag op safe en bedrijven willen de autochtone doelgroep niet van zich vervreemden. Het betekent dan ook dat in de reclamewereld de omgang met diversiteit en inclusie nog steeds aan de voorzichtige kant is. Door de gekleurde Nederlander te reduceren tot de afro met de meest lichte tint geven reclamemakers er blijk van zich nauwelijks te hebben verdiept in de verscheidenheid van gekleurd Nederland. Het gaat in gekleurd Nederland niet alleen om blank en zwart maar ook om de vele tinten daartussen.

Reclame Eyewish
De omslag in de media en in de reclamewereld is een eerste voorzichtige stap als reactie op de protestdemonstraties tegen racisme en discriminatie. Ik ontkom echter niet aan de indruk dat de problematiek van inclusie en diversiteit gefaseerd wordt aangepakt: gekleurd Nederland in de meest lichte vorm wordt eerst gepromoot om de autochtone bevolking te laten wennen aan het idee van gekleurd Nederland en op termijn volgt de rest. De aanwezigheid van gekleurde Nederlanders in de reclame moeten we beschouwen als een cosmetische aanpassing. Waar het echter om gaat is de echte omslag: het actief tegengaan van institutioneel racisme. Dit vereist een cultuuromslag in Nederland.
Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam en het artikel waar u op reageert.
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, Nederland, NIEUWS
Holi (Phagwá) – beleving op de Algemene Hindoe Basisschool, VAHON, Den Haag

Soelin Biharie (waarnemend directeur) en Dhroeh Nankoe (zanger)
29 maart was het Holi oftewel Phagwá (lente- en nieuwjaarsfeest). Zoals gebruikelijk werd dit op 28 maart voorafgegaan door Holika Dahan (verbranding van het negatieve). Dit werd wereldwijd gevierd. Wij kennen allen het verhaal van Prahlad, zoon van koning Hiranyakashipu. Deze koning waande zich god en kon niet verdragen dat zijn zoon een bhakt (devoteling) was van Ram, incarnatie van God Vishnu. Toen zijn pogingen om Prahlad van zijn devotie af te brengen mislukten, riep hij de hulp van zijn zus Holika in om Prahlad de vuurdood te laten sterven. Ook dit mislukte en in plaats van Prahlad kwam zijn phuá (tante) Holika zelf om in de vlammen. Prahlad werd vanwege zijn sterke geloof gered. Dit staat symbool voor de overwinning van het goede op het kwade, van het positieve op het negatieve.
De Algemene Hindoe Basisschool, VAHON, gevestigd te Den Haag, heeft dit jaarlijkse festival ingeluid met een Hawandienst, waarbij er extra is gebeden voor welvaart en gezondheid van de leerlingen en leerkrachten in verband met de Covid-19 pandemie. De leerkrachten hebben allen meegedaan aan de dienst met daaropvolgend de Holikaverbranding op het terrein van de school. De aangepaste brandstapel, de Holika, werd met de nodige ceremonies en onder het zingen van chautál liederen en kabirs in brand gestoken. Er werd prasád geofferd en gezamenlijk een vegetarische maaltijd genuttigd, die zelf door de leerkrachten op school werd bereid.
Met inachtneming van de coronaprotocollen hebben alle groepen van de school op 29 maart hun eigen culturele opvoering gedaan, die zij enkele dagen tevoren in plezierige sfeer al hadden geoefend. Elke groep deed een opvoering in de aula en deze was in alle klassen te zien via streaming op de smartboard. De docent Dharma (godsdienst) liet ook een heel leuk toneelstuk over Prahlad, Holika, Koning Hiranyakashipu en Narad Moeni opvoeren. Hierna mochten de leerlingen een uurtje met gekleurde phagwá poeder spelen op het schoolerf. Binnen de mogelijkheden die er waren hebben ze het Holifeest op vreugdevolle wijze gevierd.
Algemene Hindoe Basisschool: www.vahon.nl
Bekijk ook op youtube een video-opname van deze holi-viering (met dank aan: Ranjan Akloe).
Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.
Bekijk de fotogalerie door te klikken op 1 van de foto’s (Ranjan Akloe).
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Traditie
Beveiligd: Kauai Hindu Monastery – Where Heaven Meets Earth & Hinduism Meets Its Future! – Rajiv Malik
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, LIFESTYLE, NIEUWS, Religie & Levenswijze
GEDICHTEN op HINDORAMA
De rotsen
Ik bewonder rotsen
omdat ze hun hardheid
niet verschuilen
achter huichelachtige praatjes.
Ik bewonder rotsen
omdat ze manmoedig huilen
als ze onbeschut trotseren
onbeschofte tropische stortbuien.
Ik bewonder rotsen
omdat ze niet wegrollen,
niet huiveren, zich niet verstoppen
voor duivelse tropenzon.
Bovenal bewonder ik rotsen,
door zon geblaakte rotsen,
omdat ze niet buigen
voor de passaat
zoals anderen zonder ruggengraat.
Walter Palm (1951)
Uit: Sierlijke golven krullen van plezier, Uitgeverij In de Knipscheer, ISBN 9789062656448 (2009)
***
Ájá
Gelegen in de hangmat, ogen open dan weer dicht,
lijkt het of hij denkt te gaan spreken.
Wie wie is bereikt hem niet meer.
Of wéét hij wat hij doet, rest hem niets meer te zeggen?
Wie weet niet dat hier gewacht moet worden,
dat de dood veel tijd heeft,
veel meer tijd dan de tijd.
Toen het eigen vreemd werd, moest het touw wel breken,
alsof, uit de hangmat gegooid,
de pijn van mijn gretige liefde mij trof;
alsof nu pas mijn ogen opengingen dat ik ben dankzij hem.
Nu is de vraag wie in wiens geest leeft,
wie in eigen geest.
Wie je ’t ook vraagt zegt: al in het begin,
in de stappen der contractanten,
is de geest gevormd.
Met spijt overladen blijf ik achter,
geen contractant kan ik nog vragen.
Op sommige vragen vind ik antwoord in mijn eigen leven,
voor vele ben ik de gescheurde bladen van de geschiedenis
nog aan het plakken.
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
Uit: Dal Bhat Chatni (1977)
***
Paul Middellijn (1949)
***
Verstoot mij niet.
Zend mij niet heen.
Tot wie zou ik mij moeten wenden.
Neen, verstoot mij niet,
Maar neem mij op,
En laat mij
Tussen je lippen rusten.
Sluimeren in je adem.
Slapen in je ogen.
Neen, zend mij niet heen.
Laat mij je schaduw zijn.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall (1935-2018)
***
Suriname
Dit land
heb ik gekozen
hier geplant
in het getij van
de dagen en nachten
mijn leven,
bij de schrokkige zee
die het strand
van mijn hart
aanvreet en
stuk slaat
op gezette tijden,
maar in een vergevingsgebaar
legt tussen de wortels
van wanhoop
kust voor latere geslachten.
Shrinivási (1926-2019)
***
Over pijn zingen
Ik heb horen zeggen dat pijn,
die ontredderende, etterende zweer,
pas dan verdwijnt als jij als je er niet
over peinst het te verdringen,
maar juist over zingt.
In parlando.
Liefst nog in duet
met een feeërieke muze.
Dan wordt wat ongehoord is,
ineens gehoord,
zelfs beluisterd, besproken.
Dus zing ik over dat mateloos
zeurende gezwel in nog meer
kleuren dan de regenboog,
alsof het een lied is.
Een extatisch, orgastisch,
feilloos veinzend liefdeslied.
Mala Kishoendajal (1959)
Uit: Pijn in parlando (2009)
***
din ke lacchan ghari-anusár hai
ghar men sáj ke áwáj
halká se hawá hai
aur khusi chaile já hai
anjor andhiyár ke chipá dei
anet ke hár hoi
de klok bepaalt de aard van de dag
in het huis klinkt muziek
er waait een lichte wind
de voldoening verbreidt zich
het licht zal het donker bedekken
het onrecht zal verliezen
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
Uit: Natraj – De dans van Shiwa (2020)
***
khali pyala
(een leeg glas)
Ik ben een glas – leeg –
dat staat te wachten
op een tafel,
in een onbewoond vertrek.
Ik heb geen verlangen,
maar ben tevreden,
als ik ooit
iemand laven mag.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall (1935-2018)
Uit: Vindu (1982)
***
Toen realiseerde hij zich
dat de rivier
toch maar één oever had
waarop hij stond
en naar de verte keek
waarin een beeld
uit vroegere dagen
langzaam maar zeker
was opgelost
zodat er toekomst
noch verleden was
verlangen niet
en eindelijk geen verdriet.
Tab use anubhav huá
ki nadi ká sirph
ek hi kinárá thá
jahán khare hokar bite dinon ki
kahin dur talak dekhtá
jádon men dhul gayí
átmiya cchabi dikhti
aur jiske bád
nákoi bhavishya thá
na atit
na icchá
aur na antim shok.
Shrinivási (1926-2019)
Nieuw Amsterdam (1983), Suriname
***
Antahin icchá
Rát ke andherá ke gahirái men
ham sunilá
cánd ke ghunghat parlai howe.
Joti ke ákhari pad
andherá men gunjanái ját hai.
E dard jaun ke pyár kahal já hai,
le já hamme ek bár aur i andherá men.
Ham ohi rastá se mile mángilá
jahán ham uthái saki:
joti ke.
Eindeloos verlangen
In de plooien van de nacht
hoor ik
de enkelbanden van de maan verloren gaan.
De laatste stappen van het licht
galmen steeds verder het duister in.
O pijn die liefde mag heten,
draag mij nog een keer het duister in.
Ik wil de weg vinden
waar ik het oprapen kan:
het licht.
Rabin S. Baldewsingh
Uit: Man ke muni / In de stilte van de ziel (2013)
***
Diyá Satura
Het bescheiden klein stil lichtje
Verbrandt zichzelf stillekens
En verspreidt een weinig licht …
Volg niet het dwaallicht van uw intellect
En uw deugd zal geen gevaar lopen …
Shyam Adhin (1954-2005)
Uit de verzameling: ÁPAS KE BÁT, Uitgave St. Rishi Foundation (2017)
***
Welke gedaante keert het tij
wolk na wolk barst tot bui
naar wie snakt het oog zonder
wiens stem voel ik mij alleen
ooit volop in vreugde
tot meer geluk niet in staat
is in welke scheiding vandaag
wat nog restte weer vergaan
vriendinnen noch de wereld begrepen
bij wie open ik dit gekluisde hart
die ik liefheb meer dan mezelf begreep
hoe zou dan een vreemde begrijpen
wie deelt mijn zonderling verhaal
wie neem ik in vertrouwen
wie weet verwelkt mijn jeugd
als een offerbloem
hoe schreeuwt dit verlangen
wie vertel ik, hoe
die niet begreep het ongesproken woord
verstaat hij de taal van liefde?
Badal ke bhens bhi lautal mausam
badal ke bádal barse hai
keke dekhe ke tarse ánkhi
kekar boli bin suná man
kabhi khusi rahali, rahá sukh etná
ki sah sakti aur ketná
áj baki jon báki rahge
bahge kaun judái sanghe
saheliyan ná samjhin ná samjhis samáj
ab kholi kahán ápan dil ke tajori
samjhis baki ná jon ján se pyárá
phir samjhe kaise paráyá
kese kahi ápan kathin kaháni
keke lei bharose men
kahin jhurdái na jái, ke jáne jawáni
pujá ke phul jaise
ham boli kese boli kaise
anbolal bát jon samjhis ná
u prem ke bhásá samjhe kaise
Raj Ramdas
Uit: KAHÁN HAI U – WAAR IS ZIJ, Uitgeverij Maya (2003)
***
een spa blauw
Kelken vol zomerlicht
verspat op bladgouden ranken
bemint zij de eerste de beste
een azuren zee waadt
door het hazenpad
koersloos deinen
schelle refreinen
het einde een begin
van vroeger rest mij
altijd hetzelfde nu
zelfverschimmend in zicht
wanneer ik jou ontmoeten wil
ontbloeit de schemering
herrijs jij
adem ik
een tafel verder
Chitra Gajadin
Uit: Schoorvoetige tijden, Uitgeverij Maya (2000)
***
het gebeurt elke dag weer
het gebeurt elke dag weer
hij is er zo gewoon aan geraakt
ontelbare beelden
voegen zich tot één
hij kijkt en schouwt zelfs
in kleurrijke kostuums
wordt aan één stuk doorgedanst
vlinder en pauw
vloeien in elkaar over
veren dwarrelen, bladeren vallen
de dans is één en al souplesse
in iedere golf
laat zich hetzelfde patroon zien
roj-roj ke honi hai
roj-roj ke honi hai
haito bán par gail
bahute se cehrá
sab ekke men samá hai
parkhe hai i aur niháre bhi
rang-birang pauság men
nacá rahal hai ek sur
ekke men miljá hai
titli aur mor
pakhná ure, pattá gire
nác ke lacak apne men bhine
lacak ke har halfá pe
ekkehin suratiyá dikhe
Jit Narain
Uit: Natraj – De dans van Shiwa (2020)
***
het bestaan
dit bestaan wil ik niet haastig leven
geelwortel niet overijld
laten smeren op mijn lichaam
laat mij maar zachtjes
gaar worden op traag vuur
rustig rijpen op een tak
voor jou
ja, voor jou
met handen gestoken in de zakken
mijn hoofd opgeheven, nog niet bescheiden
wandel ik en dans
op krediet van vreugde en genot
laat mij rusten voor de deur van zoete dromen
triomferen
na alles eerst te verliezen
voor jou
ja, voor jou
leg mij neer naast mijn eigen schaduw
in alle rust in de bries van een open raam
laat de tedere stuifregen spelen met mij
al zou het buiten de maat
en ver van zuivere tonen
laat mij schallen op de snaren van het bestaan
schommelen op de snijvlak van een melodie
voor jou
ja, voor jou
i jingi
ham na mángila jaldi jaldi
jiye jingi
ham na mángila lage jaldi
denhi men hardi
hamme churende madhim ánch pe
pakkende astile dár pe
tor khátir
han tor khátir
jebi men háth dár ke
abbe tanko na moor gár ke
tahrilá ghoomilá náchilá
mauj ke udhár pe
hamme baithende sapná ke dwár pe
jeetende sab kuchh hár ke
tor khátir
han tor khátir
dusar ke na baki
hamme hamár parchháheen ke bagle letáde
tim se ego khulal khirki ke hawá men letende
khoob khelende
barkhá ke madhim bauchhár ke ham se
tál ke báhar cháhe sur se door
hamme bajende jingi ke tár pe
jhoolende geet je dhár pe
tor khátir
han tor khátir
Raj Mohan
Uit: Bapauti/Erfenis, Uitgeverij In de Knipscheer (2008)
***
Geschenk
Ach, mijn liefste, welk van mijn geschenken zal ik je dit keer geven,
bij het aanbreken van de dag?
Een ochtendlied?
Maar zo lang duurt de ochtend niet –
de hitte van de zon doet hem verwelken als een bloem
en liedjes die vervelen, gaan voorbij.
Ach vriend, wanneer je in de schemer langskomt aan mijn poort,
wat is het dat je vraagt?
Wat is het dat ik je kan geven?
Een licht?
Een lamp uit één van de afgelegen hoeken van mijn stille huis?
Maar wil je die meenemen de drukke straat in?
Helaas,
de wind zal hem doen uitgaan.
Welke geschenken ik ook bij machte ben je te geven,
of het nou bloemen zijn
of parels voor om je hals,
hoe kunnen ze je behagen,
als ze na verloop van tijd zeker zullen vergaan,
barsten, hun aantrekking verliezen?
Alles wat mijn handen in de jouwe kunnen leggen
zal door je vingers glippen
en in vergetelheid vallen in het stof
om tot stof te worden.
Veel beter is het,
wanneer je in de lente vrijelijk ronddwaalt door mijn tuin,
en een onbekende verborgen bloem
je in plotselinge verbazing op doet schrikken
door haar geur;
laat dan dat plots opkomend moment mijn geschenk zijn.
Of, wanneer je een schaduwrijke laan aftuurt
en een neerkomend huiverend spatje van het ondergaand licht
van het rijkelijk bijeen vergaard zweem van de avond,
je plots stil doet staan
en je dagdromen omzet in goud;
laat dat licht een simpel geschenk zijn.
Het meest waardevolle is van korte duur;
het schittert slechts even, dan gaat het weg.
Het laat zich niet verklaren –
het laat ons pad trillen door haar melodie;
haar dans lost op bij het getinkel van een enkelband.
Ik weet niet hoe er grip op te hebben –
geen hand, geen woord heeft er vat op.
Vriend, alles wat je daar zelf van kunt bemachtigen,
zonder te vragen, zonder te weten,
laat dat van jou zijn.
Alles wat ik je kan geven heeft weinig betekenis,
of het nu een bloem is of een lied.
Rabindrenath Tagore, Dān uit Balākā, 1916
Video: Daan van Rabindranath Tagore
Uit: Rabindrenath Tagore – een drieluik
***
De liefde danst in een dronken bui
De liefde danst in een dronken bui
op de rimpels van mijn ziel
en jij snakt naar adem.
Het geluid van de schellen rond jouw enkel
dringt diep door in mijn geest;
ik kan het niet meer aan.
Voorzichtig oh danseres
beheers je,
demp dit verleidelijke gerinkel.
De angst overdondert mijn lichaam,
de vlammen zijn onbeheersbaar:
straks wordt de schellensymfonie nog mijn galg, oh lief.
Pyár nasá men náce hai
Pyár nasá men náce hai
hamár man par cahar ke
sáns lewe dam toke ná.
Ghunghru ke awáj
chanke hai nas nas men;
dabal hai, káte khun ná.
Husiyár raho, káncani debi.
Bas men rakh
apan awáj ke jará.
Dar badan men
bige áge:
ghunghru bane ná phási hamár.
Rabin S. Baldewsingh
Video: Pyár nasá men náce hai
Uit: Hindorama, Gedichten in het Sarnámi
***
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief.
De aarden oven getooid met gebladerde droogte.
De liefde opgeslokt door rook herkent jouw gedaante niet eens.
In deze gloed plaats ik mijn huwelijkstempel wachtend op jou.
Bedwelmd door de muziek die liefde verwelkomen mag, lijkt de herinnering een gebed en de droom een verlangen.
Gebukt ga ik onder jouw naakte liefde; vertwijfeld of ik mij nog schuil kan houden in de schaduw van jouw dromen waar voor mij geen zetel rest.
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief. Het geknetter van het vuur is de melodie van mijn verdriet. Mijn hoop, ga maar op in deze versierde oven. Het vuur is nu de bruidsstoel van mijn liefde.
Dil men pyár sulge hai, sáthi
Dil men pyár sulge hai, sáthi.
Darárá men sajáwal culhá men.
Dhuwán men sanáil pyár hamár
najar ná lage sakal tor kahán.
Ehi sulgal dil men sajá deli máro apan
torhi intejár men.
Dubal hai ham sahanái ke nasá men,
jahán yád hai mantar sapaná hai khwáhis.
Jhukal hai tor pyár ke bas men;
málum ná chupal rahi
tor sapaná ke ánre men
jahán hamare liye koi pirhá ná báki.
Dil men pyár sulge hai, sáthi.
Cailá ke rág hai ab dard ke kaháni.
Bhasam ho já tu i sajáwal culhá men, bharosá.
Agni hai doli pyár ke hamár.
Rabin S. Baldewsingh
Video: Dil men pyár sulge hai, sáthi
Uit: Hindorama, Gedichten in het Sarnámi
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR
De eeuwenlange uitdaging van etnische en religieuze diversiteit – Walter Palm
Drie mogelijke beleidsmatige antwoorden

Paradesi synagoge in Kochi (India)
Jaren geleden maakte ik samen met mijn lieve vrouw Orchida een indrukwekkende reis naar India. Haar familie komt daar oorspronkelijk ook vandaan. We bezochten onder meer Mumbai, Goa en Kochi (vroeger bekend als Cochin). Ik was diep onder de indruk van Goa, want de oude wijk van deze stad, de Fontainhas Quarter, herinnerde mij met zijn pastelkleurige huizen aan de schilderachtige wijk Otrobanda op mijn geboorte-eiland Curaçao. Kochi dat nu het decor is van de populaire BBC-serie The Real Marigold Hotel, staat bekend om zijn lucratieve specerijenhandel. Het was deze stad die Columbus (1451-1506) wou bereiken toen hij de Atlantische Oceaan overstak en abusievelijk Amerika aanzag voor India.
Kochi is sinds 562 v.Chr. ook een van de oudste centra van de Joodse diaspora. De synagoge in deze stad speelt een belangrijke rol speelt in een van mijn favoriete romans namelijk De laatste zucht van de moor (1995) van de Indiase auteur Salman Rushdie. Een andere prachtige roman van deze auteur is ook Middernachtskinderen (1989) over de bloedige scheiding van India en Pakistan op 15 augustus 1947 om klokslag twaalf uur. India bleef overwegend hindoe maar met de grootste islamitische bevolking ter wereld met 172 miljoen moslims, en Pakistan werd een islamitische staat. Omgang met etnische en religieuze diversiteit is al eeuwenlang een uitdaging, maar het is ook een bijzonder actueel onderwerp want in de huidige geglobaliseerde wereld is niet één land dat geen grote etnische of religieuze diversiteit kent. Suriname kan er ook over meepraten.
Op basis van mijn jarenlange ervaring op het terrein van integratiebeleid, waardoor ik zelfs de eretitel van ‘Mister Integratie’ verwierf, zie ik drie mogelijke beleidsmatige antwoorden op etnische en religieuze diversiteit, namelijk: streven naar etnische en religieuze homogeniteit; onderdrukken van etnische en religieuze minderheden en bruggen slaan naar etnische en religieuze minderheden. Mijn voorkeur gaat uit naar de laatste variant.
Streven naar etnische en religieuze homogeniteit
Een barbaarse ‘oplossing’ is het streven naar etnische homogeniteit. Dit eindigt vaak in een bloedbad zoals de burgeroorlog in Rwanda in 1994, de ‘etnische zuivering’ in 1995 in Srebrenica, de Rohingya Genocide in Myanmar van oktober 2016 tot januari 2017 en uiteraard de Holocaust in de Tweede Wereldoorlog.
Als etnische homogeniteit een perverse reactie is op etnische diversiteit, dan is het streven naar een monoreligieuze samenleving een krampachtig antwoord op een samenleving die religieus divers is. Het realiseren van een monoreligieuze samenleving is een eeuwenoud idee. Koning Philips de Tweede (1556-1598) wou in de zestiende eeuw het katholicisme opleggen aan Nederland wat leidde tot de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Een eeuw later zegde in 1685 Koning Lodewijk de Veertiende (1643-1715) het Edict van Nantes op, wat betekende dat in Frankrijk maar één religie werd toegestaan, namelijk het katholicisme.
Mijn voorouders die Hugenoten waren, zagen zich na de intrekking van het Edict van Nantes, genoodzaakt om Frankrijk te ontvluchten en zij hebben zich eerst in Nederland en daarna op Curaçao gevestigd. Overigens zijn de hoofdfiguren in de bekende roman De stille plantage (1931) van Albert Helman, uit Frankrijk gevluchte Hugenoten die een plantage stichten in Suriname.
Onderdrukken van etnische en religieuze minderheden
Een andere minder extreme reactie op etnische en religieuze diversiteit is onderdrukking van etnische en religieuze minderheden. In mijn essay Het sluipend gif van islamofobie, 1989-2019 (Uitgeverij In de Knipscheer; ISBN 978 90 6265 769 8) (2019) beschrijf ik uitvoerig het fenomeen van politieke islamofobie binnen de Nederlandse politiek. Politieke islamofobie wil zeggen dat politieke partijen de angst voor ‘de islam’ en ‘de moslim’ om electoraal opportunistische redenen inzetten in verkiezingscampagnes. Het fenomeen van politieke islamofobie is naar mijn waarneming, in 2002 ontstaan toen de islamofobe LPF ruim een half jaar na de dramatische Al Qaida aanslagen in de Verenigde Staten, bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 15 mei 2002 zo maar uit het niets 26 Kamerzetels behaalde met een islamofobe insteek. De angst voor ‘de islam’ en ‘de moslim’ werd na 11 september 2001 verder aangewakkerd met de eindeloze rij intimiderende aanslagen ‘in naam van de islam’.
Toen mijn vrouw en ik in Mumbai waren hebben wij het imponerende Taj Mahal Hotel bezocht dat op 26 november 2008 doelwit was van een aanslag door islamitische terroristen. Terroristische aanslagen kwamen voor mij heel dichtbij toen op 22 maart 2016 aanhangers van de Islamitische Staat een bloedige aanslag pleegden op metrostation Maalbeek in Brussel. Het was een metrostation dat ik vaak frequenteerde als ik voor mijn werk bij de Europese Commissie moest zijn. Met andere woorden. Ik had ook slachtoffer kunnen zijn
Politieke islamofobie hoort helaas tot de werkelijkheid. De islamofobe PVV, die moskeeën wil verbieden, is het beste voorbeeld van een politieke partij die vanuit een opportunistische electorale strategie de angst voor ‘de islam’ en ‘de moslim’ inzet voor winst bij de stembus.
Andere politieke partijen distantieerden zich na 11 september 2001 nadrukkelijk van minderheden. Het afstand nemen van minderheden was het meest duidelijk zichtbaar bij de PvdA, de partij waar traditioneel veel minderheden op stemden. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart 2006, waarbij minderheden in overgrote meerderheid op deze partij gestemd hadden, en daarmee een belangrijke bijdrage hadden geleverd in het eclatante electorale succes van deze partij, maakte de toenmalige partijleider Wouter Bos een onverwachte wending toen hij zich publiekelijk grote zorgen maakte dat de PvdA de ‘Partij van de Allochtonen’ zou worden. In plaats van zich te verheugen op de electorale steun die hij gekregen had van minderheden, leek hij het te betreuren. Minderheden voelden zich in de steek gelaten en verraden door de PvdA.
Politieke islamofobie is geen marginaal verschijnsel in het Nederlandse politieke landschap. Integendeel het is een significant fenomeen. De islamofobe PVV is na de verkiezingen op 17 maart 2021 de derde grootste politieke partij in Nederland. Na de verkiezingen op 17 maart 2017 was het zelfs de tweede grote politieke partij in Nederland. Andere politieke partijen pikken, de uitzonderingen daargelaten, graag een graantje mee van dit electorale succes waardoor politieke islamofobie in de Nederlandse politiek besmettelijker is dan de Braziliaanse variant van Covid-19. Het gevolg van deze politieke islamofobie is dat de politiek in algemene zin niet meer opkomt voor belangen van minderheden, waardoor er wetten tot stand komen die de religieuze vrijheden van de islamitische minderheid in Nederland beperken zoals bijvoorbeeld het omstreden boerkaverbod dan wel bedreigen zoals het voorgenomen verbod op ritueel slachten.
Amerika is een goed voorbeeld van onderdrukking van etnische minderheden, meer in het bijzonder de zwarte bevolking. De dood van George Floyd op 25 mei 2020 als gevolg van zijn arrestatie is nog vers in ons geheugen, net als de Black Lives Matter demonstraties. In Amerika moest er een burgeroorlog (1861-1865) aan te pas komen om de slavernij af te schaffen. Na de afschaffing van de slavernij was er vanaf 1877 in het Zuiden van de Verenigde Staten de Jim Crow wetgeving van kracht die feitelijk een soort apartheid inhield. Dit hield stand tot in 1964 de Civil Rights Act in werking trad.
Hebben we in Nederland politieke islamofobie, in de Verenigde Staten weigerde oud-president Trump om electorale redenen afstand te nemen van white supremacy bewegingen als neonazi’s, Proud Boys, Oathkeepers en Klu Klux Klan. Na de Unite-the-Right Rally in Charlottesville op 11 en 12 augustus 2017 waarbij door toedoen van een extreemrechtse betoger een tegendemonstrant omkwam, nam hij geen afstand van neonazi’s, neoconfederalen en blanke racisten. Toen hij in september 2020 in een verkiezingsdebat door zijn tegenkandidaat Joe Biden werd gevraagd wat zijn boodschap was voor de rechtsextremistische Proud Boys antwoordde hij ‘Stand back and stand by’. Op 6 januari 2021 bestormden aanhangers van toenmalig President Trump het Capitool. Ik keek er met ontzetting naar. De bestorming van het Capitool illustreerde hoe kwetsbaar democratie is. Ook daar weet Suriname alles van, na de militaire coup op 25 februari 1980 in Suriname.

Mahatma Gandhi
De consequenties van een onverdraagzame samenleving kunnen onvoorzien zijn. In 1893 werd Mahatma Gandhi (1869-1948) uit de trein van Durban naar Pretoria gezet omdat hij als niet-blanke plaats had genomen in een wagon die uitsluitend bestemd was voor blanken. Hij had een treinkaartje voor de eerste klas en daarom weigerde hij om in de derde klas te gaan zitten. Als gevolg van dit racistisch incident radicaliseerde Mahatma Gandhi en in 1947 verloor onder zijn leiding het Britse Rijk zijn kroonjuweel.
Bruggen slaan naar etnische en religieuze minderheden
Op 1 augustus 1982 had ik het voorrecht om aan te mogen treden bij de directie minderhedenbeleid van het prestigieuze ministerie van Binnenlandse Zaken. De eerste opdracht van de directie was om een beleidsmatig antwoord te formuleren op de etnische en religieuze diversiteit van de Nederlandse samenleving als gevolg van vier migratiestromen. Drie van deze migratiestromen vloeiden voort uit het koloniaal verleden van Nederland, namelijk de stroom personen uit de Molukken, uit voormalig Nederlandse Indië en uit Suriname. De vierde migratiestroom was het gevolg van arbeidsmigratie uit eerst de Noordelijke helft van de Middellandse Zee (Spanje, Portugal, Italië en Joegoslavië) en vervolgens arbeidsmigranten uit de Zuidelijke en Oostelijke helft van de Middellandse Zee (Turkije, Marokko en Tunesië).
De eerste Minderhedennota verscheen op 15 september 1983 en het sloeg op drie manieren een brug naar minderheden, namelijk (1) bestrijding van maatschappelijke achterstanden van minderheden op drie cruciale beleidsterreinen, namelijk onderwijs, arbeidsmarkt en huisvesting; (2) bestrijding van achterstelling van minderheden; (3) bevordering dialoog van de overheid met minderheden. Binnen de directie minderhedenbeleid werd ik projectleider van de Wet overleg minderhedenbeleid. In 1997 had ik tot mijn trots het wetgevingsproces succesvol afgerond met de publicatie in het Staatsblad van de Wet overleg minderhedenbeleid (Staatsblad 1997, 335). Helaas werd vijftien jaar later deze uitstekend functionerende wet om politieke redenen ingetrokken (Staatsblad 2013, 299). Politiek vandalisme dus in optima forma.
De Minderhedennota is na bijna veertig jaar nog verrassend actueel. Het heeft de tand des tijds uitstekend doorstaan en het is een classic geworden. Neem de eerste beleidsprioriteit uit de Minderhedennota. Ik vrees dat als de gevolgen van de Covid-19 pandemie zichtbaar worden, dat het dan meer dan ooit, noodzakelijk is om de maatschappelijke ongelijkheid van minderheden op onderwijs, arbeidsmarkt en huisvesting te bestrijden. Met de opkomst van de Black Lives Matter in 2019 werd de roep om diversiteit luider in de zin dat minderheden niet automatisch worden overgeslagen voor banen en stageplekken. Instellingen moeten een evenwichtig personeelsbestand hebben. Sinds enige tijd is er Diversiteit in bedrijf een project gericht op het bevorderen van diversiteit en inclusie op de werkvloer. Het maakt deel uit van een infrastructuur bij de Sociaal Economische Raad die bedrijven actief helpt bij het opzetten, uitvoeren en monitoren van hun diversiteitsplannen.
Bestrijding van racisme, de tweede beleidsprioriteit in de Minderhedennota, is meer dan ooit actueel met zowel horizontaal racisme (tussen mensen onderling bijvoorbeeld racistische uitingen op social media) als verticaal racisme (door instituties, bijvoorbeeld in het politieoptreden). Na de dramatische toeslagenaffaire waarbij levens van onschuldige burgers zijn geruïneerd door de overheid, is er een duidelijke roep om de relatie tussen de burger en de overheid te verbeteren. Ik zou het toejuichen als conform de derde beleidsprioriteit in de Minderhedennota, er opnieuw een gemoderniseerde vorm van overleg van het kabinet met minderheden in het leven geroepen zou worden.
In de huidige Nederlandse multi-etnische en multireligieuze samenleving moet de overheid ook bruggen slaan naar het koloniaal en het gastarbeiders- en slavernijverleden want de Nederlandse multi-etnische en multireligieuze samenleving is een product van de eeuwenlange slavenhandel, het koloniaal verleden en van de wervingsverdragen gericht op het verwerven van gastarbeiders. ‘We are here because You were there’.
Aangezien de Nederlandse overheid zowel bij de wervingsverdragen, de slavenhandel als het koloniaal verleden nauw betrokken was, heeft zij daarom een bijzondere verantwoordelijkheid bij het bevorderen dat deze multi-etnische en multireligieuze samenleving die door hun optreden is ontstaan, vreedzaam verloopt. Dat betekent bruggen slaan en dit verleden niet langer te ontkennen.

Walter Palm, voormalig Rijksambtenaar Minderhedenbeleid
Dus vind ik dat de overheid haar excuses moet aanbieden voor haar rol in het schandalige slavernijverleden. En in het verlengde hiervan vind ik ook dat Nederlandse overheid haar excuses moet aanbieden voor de behandeling die contractarbeiders ten deel viel op de plantages. Ook vind ik dat het kabinet excuses moet aanbieden aan de Molukse gemeenschap voor hun kille ontvangst in Nederland zeventig jaar geleden. Bij aankomst kregen de Molukse militairen te horen dat ze collectief ontslagen waren uit militaire dienst waardoor de Nederlandse overheid hen op botte wijze hun eer en waardigheid ontnam. Het moet een ijskoude douche zijn geweest voor deze loyale militairen die aan Nederlandse zijde hadden gevochten tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië.
Je hoeft geen hogere wiskunde gestudeerd te hebben om uit te kunnen rekenen dat de substantiële migratiegolven in de jaren zeventig, decennia later een ingrijpende demografische verandering als consequentie zouden hebben. Deze drastische demografische verandering heeft niet alleen gevolgen voor de overheid. Het heeft ook consequenties voor instellingen. Zorg-, jeugd- en onderwijsinstellingen die een lelieblank bestuur en personeelssamenstelling hebben zijn natuurlijk niet meer van deze tijd. Deze instellingen moeten zowel qua samenstelling van hun bestuur als van hun personeel een afspiegeling zijn van de etnische en religieuze diversiteit, willen ze de boot niet missen. Maar ook niet door de overheid gesubsidieerde instellingen doen er wijs aan om zorg te dragen voor etnische en religieuze diversiteit in hun bestuur en personeel. De tijden veranderen. Het proces van grotere etnische en religieuze diversiteit is met de globalisering onontkoombaar. Instellingen die niet tijdig de bakens verzetten lopen kans om in de toekomst naar ademsnakkende dinosaurussen te worden die verdwaald ronddwalen in een etnisch en religieus diverse samenleving.
Rajendre Khargi, de Surinaamse ambassadeur in Nederland, attendeerde mij op een indrukwekkende toespraak van dr. Shashi Tharoor over diversiteit en nationalisme bij de Jawaharlal Nehru University in Delhi op 21 maart 2016. Shashi Tharoor besloot zijn toespraak met de mooie parabel van een goeroe die aan zijn leerlingen vroeg wanneer de nacht is geëindigd. De leerling uit het tropische Zuiden van India antwoordde dat de dageraad begint als de zon begint te schitteren op de palmtakken van de palmbomen. De goeroe vond dat niet het goede antwoord. De leerling uit Noordelijk India zei dat de nacht voor hem geëindigd is als de zon uitsteekt boven de Himalaya. Ook dat vond de goeroe niet het goede antwoord. Hij zei dat de nacht geëindigd is als twee volstrekte vreemdelingen zich bij dageraad realiseren dat ze onder dezelfde hemel hebben geslapen en dat ze mensenbroeders zijn.
Foto’s Walter Palm: Jeroen van der Meyde (header) en Yvette Wolterinck (zittend)
Walter Palm, Het sluipend gif van islamofobie, 1989-2019. In de Knipscheer (2019). ISBN 9789062657698, 230 pp, €19,50.
Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, NIEUWS, Taal & Literatuur
The age-old challenge of ethnic and religious diversity – Walter Palm
Three possible policy responses

Paradesi synagogue in Kochi (India)
Years ago, together with my dear wife Orchida, I made an impressive trip to India. Her family is originally from there as well. We visited Mumbai, Goa and Kochi (formerly known as Cochin) among others. I was deeply impressed by Goa, because the old quarter of this city, the Fontainhas Quarter, with its pastel-coloured houses, reminded me of the picturesque Otrobanda district on my native island of Curaçao. Kochi, which is now the setting for the popular BBC series The Real Marigold Hotel, is known for its lucrative spice trade. It was this city that Columbus (1451-1506) wanted to reach when he crossed the Atlantic and mistook America for India.
Kochi has also been one of the oldest centres of the Jewish Diaspora since 562 BC. The synagogue in this city plays an important role in one of my favourite novels, The Moor’s Last Sigh (1995) by Indian author Salman Rushdie. Another wonderful novel by this author is Midnight’s Children (1981) about the bloody separation of India and Pakistan on 15 August 1947 at the stroke of midnight. India remained predominantly Hindu but with the largest Muslim population in the world at 172 million Muslims, and Pakistan became an Islamic state. Dealing with ethnic and religious diversity has been a challenge for centuries, but it is also a particularly topical subject because in today’s globalised world, there is not one country that does not have great ethnic or religious diversity. Suriname also has something to say about this.
Based on my years of experience in the field of integration policy, which even earned me the honorary title of ‘Mister Integration’, I see three possible policy responses to ethnic and religious diversity, namely: striving for ethnic and religious homogeneity; suppressing ethnic and religious minorities; and building bridges to ethnic and religious minorities. My preference is for the last variant.
Striving for ethnic and religious homogeneity
A barbaric ‘solution’ is to strive for ethnic homogeneity. This often ends in a bloodbath like the civil war in Rwanda in 1994, the ‘ethnic cleansing’ in Srebrenica in 1995, the Rohingya Genocide in Myanmar from October 2016 to January 2017 and, of course, the Holocaust in World War II.
If ethnic homogeneity is a perverse response to ethnic diversity, then the pursuit of a mono-religious society is a knee-jerk response to a society that is religiously diverse. The realisation of a mono-religious society is an ancient idea. In the 16th century, King Philip the Second (1556-1598) wanted to impose Catholicism on the Netherlands, which led to the Eighty Years’ War (1568-1648). A century later, in 1685, King Louis the Fourteenth (1643-1715) cancelled the Edict of Nantes, which meant that only one religion was permitted in France, namely Catholicism.
My Huguenot ancestors were forced to flee France after the repeal of the Edict of Nantes, and they settled first in the Netherlands and then in Curaçao. Incidentally, the main characters in Albert Helman’s famous novel De Stille Plantage (The Silent Plantation) (1931) are Huguenots who fled from France and set up a plantation in Surinam.
Oppression of ethnic and religious minorities
Another less extreme reaction to ethnic and religious diversity is suppression of ethnic and religious minorities. In my essay Het sluipend gif van Islamofobie,1989-2019 (The creeping poison of Islamophobia, 1989-2019) (In de Knipscheer Publishers; ISBN 978 90 6265 769 8) (2019), I describe in detail the phenomenon of political Islamophobia within Dutch politics. Political Islamophobia means that political parties deploy the fear of ‘Islam’ and ‘the Muslim’ for electorally opportunistic reasons in election campaigns. The phenomenon of political Islamophobia arose in 2002 when, more than half a year after the dramatic Al-Qaeda attacks in the United States, the Islamophobic LPF suddenly, out of the blue, won 26 seats in parliament in the elections for the Lower House on 15 May 2002, with an Islamophobic approach. The fear of ‘Islam’ and ‘the Muslim’ was further fuelled after 11 September 2001 by the endless series of intimidating attacks ‘in the name of Islam’.
When my wife and I were in Mumbai, we visited the imposing Taj Mahal Hotel which was the target of an attack by Islamic terrorists on 26 November 2008. Terrorist attacks came very close for me when on 22 March 2016 supporters of Islamic State carried out a bloody attack at Maelbeek metro station in Brussels. It was a metro station that I often frequented when I had to be at the European Commission for work. In other words. I could have been a victim too
Political Islamophobia is unfortunately part of reality. The Islamophobic PVV, which wants to ban mosques, is the best example of a political party that, based on an opportunistic electoral strategy, uses the fear of ‘Islam’ and ‘the Muslim’ to win at the ballot box.
Other political parties emphatically distanced themselves from minorities after 11 September 2001. This distancing of minorities was most clearly visible in the PvdA, the party that traditionally attracted many minorities. After the municipal elections of 7 March 2006, in which minorities had voted overwhelmingly for the party, thus making a significant contribution to its resounding electoral success, the party leader at the time, Wouter Bos, took an unexpected turn when he publicly expressed deep concern that the PvdA would become the ‘Party of the Ethnic Minorities’. Instead of rejoicing in the electoral support he had received from minorities, he seemed to regret it. Minorities felt abandoned and betrayed by the PvdA.
Political Islamophobia is not a marginal phenomenon in the Dutch political landscape. On the contrary, it is a significant phenomenon. The Islamophobic PVV is the third largest political party in the Netherlands after the elections on 17 March 2021. After the elections on 17 March 2017, it was even the second largest political party in the Netherlands. Other political parties, with the exceptions, are happy to take a slice of this electoral success, making political Islamophobia in Dutch politics more contagious than the Brazilian variant of Covid-19. The consequence of this political Islamophobia is that politics in a general sense no longer stands up for the interests of minorities, as a result of which laws are enacted that restrict the religious freedoms of the Islamic minority in the Netherlands, such as the controversial burka ban or threaten them, such as the proposed ban on ritual slaughter.
America is a good example of oppression of ethnic minorities, more specifically the black population. The death of George Floyd on 25 May 2020 as a result of his arrest is still fresh in our minds, as are the Black Lives Matter demonstrations. In America, it took a civil war (1861-1865) to abolish slavery. After the abolition of slavery, Jim Crow legislation was in force in the Southern United States from 1877 onwards, which effectively constituted a kind of apartheid. This lasted until the Civil Rights Act of 1964.
While in the Netherlands we have political Islamophobia, in the United States former President Trump refused for electoral reasons to distance himself from white supremacy movements such as neo-Nazis, Proud Boys, Oathkeepers and Klu Klux Klan. After the Unite-the-Right Rally in Charlottesville on 11 and 12 August 2017 in which a counter-demonstrator was killed by a far-right protester, he did not distance himself from neo-Nazis, neo-Confederates and white racists. When asked in an election debate in September 2020 by his opposing candidate Joe Biden what his message was for the right-wing extremist Proud Boys, he replied ‘Stand back and stand by’. On 6 January 2021, supporters of then President Trump stormed the Capitol. I watched it with dismay. The storming of the Capitol illustrated how vulnerable democracy is. Suriname knows all about that too, after the military coup on 25 February 1980 in Suriname.

Mahatma Gandhi
The consequences of an intolerant society can be unforeseen. In 1893, Mahatma Gandhi (1869-1948) was expelled from the train from Durban to Pretoria because, as a non-white, he had taken a seat in a carriage reserved exclusively for white people. He had a first class train ticket and therefore refused to sit in third class. As a result of this racist incident, Mahatma Gandhi became radicalised and in 1947, under his leadership, the British Empire lost its crown jewel.
Building bridges to ethnic and religious minorities
On 1 August 1982, I had the privilege of joining the Minorities Policy Directorate of the prestigious Dutch Ministry of Home Affairs. The first assignment of the Directorate was to formulate a policy response to the ethnic and religious diversity of Dutch society as a result of four migration flows. Three of these migration flows resulted from the colonial past of the Netherlands, namely the flow of people from the Moluccas, from the former Dutch East Indies and from Suriname. The fourth migration flow was the result of labour migration from first the Northern half of the Mediterranean Sea (Spain, Portugal, Italy and Yugoslavia) and then labour migration from the Southern and Eastern half of the Mediterranean Sea (Turkey, Morocco and Tunisia).
The first white paper on minorities policy was published on the 15th of September of 1983 and it addressed minorities in three ways, namely (1) combating social disadvantages of minorities in three crucial policy areas, namely education, labour market and housing; (2) combating disadvantages of minorities; (3) promoting dialogue of the government with minorities. Within the minorities policy department, I became project leader of the Minorities Policy Consultation Act. To my pride, I had successfully completed the legislative process in 1997 with the publication in the Bulletin of Acts and Decrees of the Minorities Policy Consultation Act (Bulletin of Acts and Decrees 1997, 335). Unfortunately, fifteen years later this excellent law was repealed for political reasons (Bulletin of Acts and Decrees 2013, 299). Political vandalism at its best.
After almost forty years, the first white paper on minorities policy is still surprisingly topical. It has stood the test of time very well and has become a classic. Take the first policy priority from the first white paper on minorities policy. I fear that when the consequences of the Covid-19 pandemic become visible, it will be more necessary than ever to combat the social inequality of minorities in education, employment and housing. With the rise of Black Lives Matter in 2019, the call for diversity became louder in the sense that minorities are not automatically passed over for jobs and internships. Institutions should have a balanced workforce. For some time now, there has been Diversity in Business a project aimed at promoting diversity and inclusion in the workplace. It is part of an infrastructure at the Social and Economic Council that actively helps companies to set up, implement and monitor their diversity plans.
Fighting racism, the second policy priority in the first white paper on minorities policy, is more topical than ever with both horizontal racism (between people, for example racist statements on social media) and vertical racism (by institutions, for example in police action). After the dramatic benefits affair in which the lives of innocent citizens were ruined by the government, there is a clear call to improve the relationship between citizens and the government. I would welcome it if, in accordance with the third policy priority in the first white paper on minorities policy,, a modernised form of consultation between the government and minorities would be re-established.
In the present-day Dutch multi-ethnic and multi-religious society, the government should also build bridges to the colonial and guest worker and slavery past, because the Dutch multi-ethnic and multi-religious society is a product of the centuries-old slave trade, the colonial past and the recruitment treaties aimed at acquiring guest workers. We are here because you were there’.
Since the Dutch government was closely involved in the recruitment treaties, the slave trade and the colonial past, it therefore has a special responsibility to promote the peaceful development of this multi-ethnic and multi-religious society that was created by their actions. That means building bridges and no longer denying this past.

Walter Palm, former government official on minority policy
So I think the government should apologise for its role in the shameful history of slavery. And by extension, I also think that the Dutch government should apologise for the treatment meted out to contract workers on the plantations. I also think that the government should apologise to the Moluccan community for their cold reception in the Netherlands seventy years ago. Upon arrival, the Moluccan soldiers were told that they had been collectively discharged from military service, which meant that the Dutch government brutally deprived them of their honour and dignity. It must have been an ice-cold shower for these loyal soldiers who had fought on the Dutch side during the Indonesian war of independence.
You do not need to have studied higher mathematics to be able to calculate that the substantial migration waves in the 1970s, decades later, would have a drastic demographic change as a consequence. This drastic demographic change does not only have consequences for the government. It also has consequences for institutions. Health care, youth and educational institutions with a lily-white management and staff composition are obviously a thing of the past. These institutions must reflect ethnic and religious diversity in the composition of their board and staff if they are not to miss the boat. But even institutions that are not subsidised by the government would be wise to ensure ethnic and religious diversity in their management and staff. Times are changing. With globalisation, the process of greater ethnic and religious diversity is inescapable. Institutions that do not change course in time run the risk of becoming breathing dinosaurs in the future, wandering around lost in an ethnically and religiously diverse society.
Rajendre Khargi, the Surinamese Ambassador to the Netherlands, drew my attention to an impressive speech by Dr Shashi Tharoor on diversity and nationalism at the Jawaharlal Nehru University in Delhi on 21 March 2016. Shashi Tharoor concluded his speech with the beautiful parable of a guru who asked his disciples when the night ended. The disciple from the tropical South of India replied that dawn begins when the sun starts shining on the palm branches of the palm trees. The Guru did not consider that the right answer. The disciple from Northern India said that for him, the night has ended when the sun rises above the Himalayas. The Guru did not think that was the right answer either. He said that night is ended when two complete strangers realise at dawn that they have slept under the same sky and that they are brothers in human beings.
Photos Walter Palm: Jeroen van der Meyde (header) and Yvette Wolterinck (seated)
Walter Palm, Het sluipend gif van islamofobie, 1989-2019. In de Knipscheer (2019). ISBN 9789062657698, 230 pp, €19,50.
You can send your comments HERE, stating your name and the article to which you are responding.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, NIEUWS, Taal & Literatuur
Beveiligd: Mr. André Jainundun Saheblal 94 jaar! Een zeer ijverige en vooral zachtmoedige persoonlijkheid – Prof. Chan E.S. Choenni
- Published in BIBLIOTHEEK, Suriname
Literair actueel
Prijs der Nederlandse Letteren voor Astrid Roemer
De Surinaamse schrijfster Astrid Roemer (1947) ontvangt dit najaar uit handen van de Belgische koning de Prijs der Nederlandse Letteren 2021. Deze prijs heeft als doel de Nederlandstalige cultuur binnen en buiten het taalgebied onder de aandacht te brengen. De prijs wordt om de drie jaar toegekend en wordt afwisselend uitgereikt door de Nederlandse en de Belgische koning. Aan de prijs is een geldbedrag verbonden van €40.000.
Volgens de jury slaagt Roemer erin ‘thema’s uit de recente grote geschiedenis, zoals corruptie, spanning, schuld, kolonisatie en dekolonisatie, te verbinden met de kleine geschiedenis, het verhaal op mensenmaat’. Met haar romans, toneelteksten en gedichten bekleedt Astrid Roemer een unieke positie in het Nederlandstalige literatuurlandschap’. Haar werk is onconventioneel, poëtisch en doorleefd’, aldus de jury.

Astrid Roemer bij de uitreiking van P.C. Hooftprijs in 2016
In 2016 ontving Roemer al de prestigieuze P.C. Hooft-prijs, een oeuvreprijs en een van de belangrijkste literaire prijzen van Nederland waaraan een bedrag is verbonden van €60.000.
Roemers belangrijkste werken zijn haar Surinaamse ‘dekolonisatieromans’ en trilogie Gewaagd Leven (1996), Lijken op Liefde (1997) en Was Getekend (1999) die in 2001 in één band onder de titel Het onmogelijke moederland verscheen. Deze trilogie handelt over de militaire dictatuur van het regime-Bouterse. In 2019 publiceerde zij haar roman Gebroken Wit. Astrid Roemer is de eerste auteur van Caraïbische oorsprong die zowel de P.C. Hooftprijs als de Prijs der Nederlandse Letteren heeft ontvangen.
8e editie van standaardwerk over Suriname: De geschiedenis van Suriname
Van De geschiedenis van Suriname van Hans Buddingh’ is inmiddels de 8e editie recentelijk verschenen. De eerste druk verscheen in 1995. Deze 8e editie is een herziene en geactualiseerde pocketuitgave. In de oudere hoofdstukken onder meer over slavernij , de koloniale samenleving en de koloniale economie zijn er aanpassingen gedaan waarbij gebruik is gemaakt van nieuw onderzoek en nieuw verschenen publicaties. Daarnaast zijn in deze editie de ontwikkelingen in Suriname tot 2021 verwerkt.
In deze publicatie beschrijft de auteur vier eeuwen geschiedenis van Suriname: sinds de eerste kolonisatie aan het begin van de zeventiende eeuw tot de verkiezing van Santokhi als president in juli 2020. De vier eeuwen komen in zeventien hoofdstukken aan de orde en de aanpak is chronologisch-thematisch. Wat betreft de koloniale periode (1600-1863) bespreekt de auteur de volgende thema’s: oorspronkelijke bewoners en de eerste kolonisatie, de Geoctroyeerde Sociëteit, schets van de blanke koloniale samenleving, slavernij, marronage, bewoners van het binnenland, emancipatie van de slaven en de economie tussen 1651-1863). Aan de post-slavernijperiode (1863-1942) wijdt de auteur twee hoofdstukken: transformatie van de koloniale maatschappij (1863-1942), transformatie van de plantage-economie. Wat betreft de moderne geschiedenis van Suriname zijn de thema’s: naar autonomie en onafhankelijkheid, economische ontwikkeling (1945-1980), het militaire bewind (1980-1987), terugkeer naar een burgerbewind, contouren van informele macht en narcocratie en Suriname in de 21e eeuw. Het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 17) is een slothoofdstuk waarin de auteur reflecteert op een aantal ontwikkelingen in Suriname na de onafhankelijkheid zoals etnische sentimenten, de etnische consensus democratie, politiek leiderschap, het politiek activisme van jongeren et cetera. De auteur beschrijft heel treffend dat de zeden van nu in Suriname niets anders zijn dan een voortzetting van de zeden van toen onder het Nederlandse bewind. In Suriname ligt het vredige en het wrede altijd vlak naast elkaar. Achter de façade van Suriname als Switi Sranan gaat volgens de auteur een andere werkelijkheid schuil.
Baseert de auteur zich voor de ontwikkelingen tot 1980 primair op secundaire bronnen, voor de periode na 1980 put hij vooral uit eigen journalistieke waarneming. Voor geïnteresseerden in moeizame processen van natievorming, de pijnlijke naweeën van dekolonisatie en de persistentie van de Surinaams-Nederlandse omstrengeling is De Geschiedenis van Suriname een vlot en inzichtelijk boek en daarmee ook voor een breed publiek toegankelijk. Deze publicatie geldt nog steeds als een standaardwerk over Suriname en is daarmee tevens een van de beste boeken over de geschiedenis van Suriname. Hans Buddingh’ is in het dagelijks leven eindredacteur bij NRC Handelsblad en geldt als een Suriname-kenner bij uitstek. Van deze publicatie verschijnt eind dit jaar een Engelstalige versie.
Hans Buddingh’, De geschiedenis van Suriname. Amsterdam 2021: Rainbow. ISBN 9789041712516, 604 pp, €12.
Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam, woonplaats en e-mailadres.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Suriname, Taal & Literatuur
‘No gi mi soso fisi, leri mi uku’: Liefdadigheid en politiek cliëntelisme in Suriname – Dr. Hans Ramsoedh
De Israëlische filosoof en vredesactivist Avishai Margalit schreef in zijn publicatie De fatsoenlijke samenleving (2001) dat in een beschaafde en fatsoenlijke samenleving mensen niet worden vernederd. Hij onderscheidt hierbij twee verschillende idealen die zich op twee verschillende niveaus manifesteren. Bij de beschaafde samenleving gaat het om het handelen van mensen op microniveau. We spreken van een beschaafde samenleving als burgers elkaar niet vernederen. De fatsoenlijke samenleving is een begrip op institutioneel niveau, dat wil zeggen op macroniveau. In een fatsoenlijke samenleving vernederen instituties mensen niet. De toeslagenaffaire bij de Nederlandse belastingdienst waarbij (tienduizenden) mensen vooral van kleur ten onrechte werden weggezet als fraudeurs is illustratief voor de vernedering van mensen door instituties. We spreken volgens Margalit van vernedering wanneer de schending van de menselijke waardigheid en eer in het geding is, want waardigheid en eer zijn zaken die aan alle mensen in gelijke mate toekomen. Mensen kunnen namelijk niet alleen fysieke pijn ervaren, maar ook pijn als gevolg van symbolisch geladen handelingen. Vernedering wordt in dit verband door Margalit gedefinieerd als mentale wreedheid waarvoor de mens gevoelig is.
Er zijn ontwikkelingen in de Surinaamse samenleving die aanleiding geven om van vernedering van mensen en dan met name van de mofina wan [de allerarmsten] te spreken. In deze bijdrage heb ik het over liefdadigheid van politici en presidentsvrouwe. Deze vorm van liefdadigheid zie ik als onderdeel van de Surinaamse politieke cultuur van cliëntelisme.

Olieverfschilderij Tassen vol armoede (1982) van de kunstenaar Ramon Bunsee (1935-2005)
Bij cliëntelisme gaat het om een mechanisme waarmee politieke partijen en politici gunsten en of diensten vergeven in ruil voor politieke (electorale) steun. De politicus koopt als het ware de stem van burgers door zijn gunsten en diensten aan te bieden. In Suriname wordt een baan bij lanti, een vergunning of de verstrekking van grond onder meer gebruikt als politiek betaalmiddel. Alle politieke partijen die aan de macht zijn, maken zich schuldig aan bevoorrechting van partijgenoten, familie en vrienden. Dit systeem staat ook bekend als het voor-wat-hoort-wat systeem.
Premier Pengel (1963-1969) kan worden beschouwd als de geestesvader van de clientèleverhouding tussen politiek leider en zijn achterban. Het ging daarbij om overheidsbanen, verklaringen van on- en minvermogen die recht gaven op gratis medische zorg ongeacht of de persoon daarvoor wel of niet in aanmerking kwam, verstrekking van maandelijkse voedselpakketten aan ouderen op kosten van de overheid, studiebeurzen om in Nederland te studeren, percelen die in erfpacht werden gegeven, vergunningen et cetera. Tai hori libi dé [vrij vertaald: houd vast, er valt wat te halen] was een bekende leuze van Pengel en zijn Nationale Partij Suriname (NPS) om de achterban aan zich te binden. Deze door Pengel geïntroduceerde politiek van cliëntelisme is inmiddels binnen politiek Suriname gemeengoed geworden.
President Bouterse maakte het verstrekken van voedselpakketten tot speerpunt van zijn beleid. In navolging van president Maduro in Venezuela was het belangrijkste ‘wapenfeit’ van de regering Bouterse in aanloop naar de verkiezingen in mei 2020 de beschamende verstrekking van voedselpakketten aan het armste deel van de bevolking. Het was een wanhoop politiek op staatskosten om mensen in de volkswijken ertoe te bewegen om op zijn partij (NDP) te stemmen. Als tegenprestatie moesten de ontvangers van voedselpakketten wel een NDP-vlag voor hun huis plaatsen. De pakketten werden doorgaans verdeeld met de boodschap dat het een cadeautje van lanti [overheid] was.
Voor andere partijen zoals Pertjajah Luhur van Paul Somohardjo vormt het verstrekken van voedselpakketten aan sociaalzwakkeren, aan tehuizen en moskeeën een belangrijk onderdeel van haar politiek van cliëntelisme.

Bedelaar in straatbeeld van Paramaribo
Met Ronnie Brunswijk (ex-rebellenleider en thans vice-president) komen we het verschijnsel cliëntelisme en de politicus als gudu p’pa [weldoener] in extremere vorm tegen: geld verdelen onder zijn volgelingen als systeem. Vóór het optreden van de Amerikaanse rapper Rick Ross in het André Kamperveenstadion in april 2013 deelde hij biljetten van US 100 dollar uit aan vrouwen die in zijn buurt waren. In 2018 strooide hij vanuit een helikopter met geld boven zijn geboortedorp Moengo Tapoe. Volgens hem was het geen politieke stunt maar wilde hij slechts een ‘beetje sfeer’ maken om de droevige stemming na het overlijden van een neef van hem weg te nemen. Een andere keer strooide hij met geld vanuit zijn rijdende auto naar een groep mensen. Ook schoot hij Surinaamse studenten in het buitenland financieel te hulp die vanwege corona in financiële problemen waren geraakt. De familie Brunswijk heeft inmiddels een eigen stichting opgericht voor sociale doelen, de Stichting Ronnie Brunswijk, voor groei en ontwikkeling met zijn vrouw als voorzitter en zijn kinderen als bestuursleden. De financiële middelen van de stichting zijn afkomstig uit zijn (illegale) goudconcessies. Brunswijk beloofde aanzienlijke bedragen uit zijn goudconcessies te zullen doneren aan de stichting. Brunswijk heeft de ambitie om president van Suriname te worden. Zijn ‘sociale activiteiten’ in dit verband moeten dan ook niet los worden gezien van de realisering van die ambitie.
Naast bovenvermelde praktijken gericht op politieke binding door politieke leiders zien we sinds 2010 een nieuw element in dit systeem van cliëntelisme in Suriname: de presidentsvrouwe als gudu m’ma [weldoenster] voor de armen.
Over de functie van de presidentsvrouwe zijn er geen bepalingen in de Surinaamse grondwet opgenomen. In de praktijk kwam haar functie neer op liefdadigheidswerk, het ondersteunen van goede doelen en het vergezellen van haar echtgenoot bij officiële gelegenheden. In 2011 kondigde ex-president Bouterse een presidentieel besluit af inzake de instelling van het Instituut First Lady. In dit besluit werd de presidentsvrouwe een spilpositie toegekend in het sociale maatschappelijke verkeer ter ondersteuning van de grondwettelijke taken van de president. Bij dit presidentiële besluit werd ook bepaald dat de First Lady in aanmerking kwam voor een schadeloosstelling gelijk aan die van een lid van De Nationale Assemblée (DNA). Eerder kregen echtgenotes van presidenten in Suriname geen salaris of schadeloosstelling. De First Lady kreeg haar eigen bureau met een secretariaat met vaste medewerkers. Het bureau van de First Lady werd een ondersteunende eenheid van het Kabinet van de President. Zij werd tevens ook de belangrijkste adviseur van de president en beschouwd als zijn ogen en de oren. Haar belangrijkste functie in de praktijk is vooral het sociaal gezicht van de regering laten zien.
Beperkte Liesbeth Venetiaan-Vanenburg zich in haar functioneren als presidentsvrouwe (1991-1996 en 2000-2010) tot het ondersteunen van goede doelen en het vergezellen van haar echtgenoot bij officiële gelegenheden, de ‘sociale’ activiteiten van de presidentsvrouwen na haar hielden geen enkel verband met liefdadigheidswerk. Deze activiteiten hebben alles te maken met politiek cliëntelisme en de presidentsvrouwe als gudu m’ma voor de allerarmsten.

Ex-presidentsvrouwe Ingrid Bouterse deelt schoolpakketten uit
Ingrid Bouterse-Waldring (2010-2020) liet bij haar aanstelling optekenen dat ze elke maand sociaal zwakkeren blij zou maken. Al vanaf het begin was er in de samenleving veel kritiek op haar inspanningen om arme gezinnen en schoolkinderen met sociale giften bij te staan (ik verwijs hier onder meer naar ingezonden stukken van Roy Harpal in 2017 in Starnieuws en Idris Naipal in 2019 in SR Herald). Over het uitdelen van enkele duizenden schooltassen schreef Abop-parlementariër en ex-Justitieminister Edwart Belfort: ‘schaamteloos, verwerpelijk, belachelijk, onsmakelijke grap en een politieke show’ (geciteerd in Dagblad Suriname, 6 augustus 2018). De fakkel van First Lady werd na mei 2020 overgenomen door Melissa Santokhi-Seenacherry. Zij koos voor een actieve rol binnen het Kabinet van de President. Melissa Santokhi werd door haar echtgenoot, president Santokhi, benoemd als algemeen directeur van zijn kabinet, de hoogste administratieve functie op het Kabinet van de President. Op sociaal vlak is zij hard bezig haar voorgangster Ingrid Bouterse-Waldring te overtreffen door donatie van voedselpakketten aan bejaardenhuizen en het verstrekken van waardebonnen (SRD 500) aan behoeftige burgers in verschillende wijken in Paramaribo en in de districten.
Het sinterklazerij-gedrag van deze politici en de presidentsvrouwe respectievelijk in hun rol als gudu p’pa en gudu m’ma houdt een vernedering in van de mofina wan in de Surinaamse samenleving en staat haaks op een beschaafde en fatsoenlijke Surinaamse samenleving. Onze inspanning als samenleving dient gericht te zijn op duurzame ontwikkeling die ook de mofina wan perspectief biedt op welzijn en welvaart in plaats van armenzorg als onderdeel van cliëntelistische liefdadigheid. Uiteraard is ook overheidshulp aan armen vernederend, maar die is in ieder geval minder vernederend dan bij liefdadigheid door politici. Ook het arme deel van de bevolking heeft recht op waardigheid en eer. No gi mi soso fisi, leri mi uku [geef mij niet alleen vis, maar leer mij ook hengelen], zoals ook door het Surinaamse Ministerie van Sociale Zaken en Volkshuisvesting (in theorie) gepropageerd (zie foto hiernaast), zou ook voor deze politici en de presidentsvrouwe het devies moeten zijn in hun sociale activiteiten om arme gezinnen bij te staan. In een beschaafd en fatsoenlijk land vernederen we mensen niet, zoals Margalit schrijft!
Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam en het artikel waar u op reageert.
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Verlaten verleden. Memoires van Shardhanand Harinandan Singh
Familieverhalen dragen bij aan een zelfbewustere integratie
Waarom is het belangrijk dat de oudere generatie migranten hun persoonlijke verhalen en familiegeschiedenis delen met de jongere generatie? Omdat deze echte verhalen kinderen en jongeren helpen in het zelfbewuster participeren in de samenleving. Shardhanand Harinandan Singh (76), hierna auteur, bracht onlangs de 2e druk van zijn boek Verlaten verleden uit. Het zijn memoires die hij opschreef dankzij de inspiratie van zijn kleinkinderen die opgroeien in de diasporasamenleving in Nederland.

Ouderlijke woning Bombay te Saramacca
(Groot-)ouders inspireren in de overdracht
De aanleiding voor de tweede druk van het boek en de brede bekendmaking ervan, ligt in de groeiende roep onder jongeren om een duidelijke identiteit binnen diaspora samenlevingen. Nog steeds worden zij geconfronteerd met onprettige ervaringen op het gebied van integratie, inburgering, identiteit, inclusie en uitsluiting in hun directe omgeving. Zij vallen dan terug op de migratieachtergrond van hun eigen ouders. Vaak kunnen de ouders niet voldoende vragen van de kinderen hierover beantwoorden. Terwijl juist dat heel belangrijk is voor de worteling in de (nieuwe) samenleving, stelt de auteur. Met het boek wil de auteur (groot-)ouders inspireren tot het (laten) opschrijven van hun migratieachtergrond voor de nakomelingen.

Voorzitter Harinandan Singh (VHPSN) met loopkruk samen met de bestuursleden Radjin Thakoerdin (m) en drs. Albert Ramdin (2e van links)
Bewust blijven van je identiteit
De auteur pleit voor het actief delen van persoonlijke ervaringen. In zijn boek met de titel Verlaten verleden neemt hij de lezer mee in zijn reis van het (her)vinden van zijn weg in een nieuw land. Hij laat zien hoe je als mens wendbaar wordt in het meebewegen tussen verschillende culturen en tegelijkertijd je bewust blijft van je eigen identiteit. De auteur beschrijft actuele thema’s als inclusie en integratie vanuit een historisch, maatschappelijk, hedendaags, wetenschappelijk en persoonlijk perspectief.
“Met het verhaal van je (over-)grootouders krijg je de worteling met je eigen geschiedenis. Het is de basis voor een bewustere identiteit van wie je bent en dat zorgt voor een stabielere aarding in de samenleving”, aldus de auteur.

Leerkracht Harinandan Singh Rotterdam (1978)
Integratie, inclusie en uitsluiting
Als 23-jarige leerkracht kwam Shardhanand in het najaar 1967 voor zijn verdere studie naar Rotterdam. Na het behalen van de hoofdakte studeerde hij pedagogische en andragogische wetenschappen aan de Universiteit van Leiden. In Nederland werd hij geconfronteerd met allerlei vraagstukken over integratie, inclusie en uitsluiting van burgers met een migratieachtergrond. Zijn kennis en ervaringen met deze onderwerpen zorgden ervoor dat hij actief deelnam aan de ontwikkeling van het landelijke integratiebeleid in de periode 1975 – 2000 in Nederland. Hij pleitte voor integratie en duurzame inclusie van burgers met een migratieachtergrond. Als onderwijspedagoog en welzijnswerker leverde hij een actieve bijdrage aan beleidsvisies gericht op de duurzame ontwikkeling van de multiculturele samenleving.

Als pensionado in Lisabon aan de Taag (2017)
Persoonlijke levensgeschiedenis
In september 2019 presenteerde de auteur in familieverband het boek Verlaten verleden, waarin hij zijn memoires aan zijn (klein-)kinderen aanbood. In het boek beschrijft hij de migratieachtergrond van zijn ouders en voorouders uit India en deelt hij zijn persoonlijke levensgeschiedenis in Suriname en Nederland. Ook neemt hij de lezer mee in de persoonlijke en professionele worstelingen met integratie, inclusie en uitsluiting. Na zijn pensionering als onderwijsbegeleider in multicultureel Rotterdam vertrok de auteur naar Portugal. In dat land kreeg hij de tijd en rust om zijn memoires op te schrijven.
Het boek Verlaten verleden wordt ingeleid door professor Dr. Sharda Nandram, hoogleraar Hindoe-spiritualiteit en Samenleving aan de VU te Amsterdam.
Voor meer informatie: telefoonnummer 06 24705279 of e-mail: singhs@hetnet.nl
Verlaten verleden. Memoires van Shardhanand Harinandan Singh • ISBN 9789403611044 • Rotterdam (2021) • paperback 336 pp en staand 170 x 240 mm • Prijs: €24,- excl. verzendkosten. Bestellink:https://www.mijnbestseller.nl/site/index.php?r=userwebsite/index&id=shardhanandharinandansingh
Voor o.a. zijn boek Verlaten verleden. Memoires van Shardhanand Harinandan Singh kreeg de auteur op 17 maart 2021 een erespeld opgespeld door minister Albert Ramdin (BIBIS) in het bijzijn van ambassadeur Rajendre Khargi (Den Haag).
Uw reactie kunt u HIER naar toe sturen o.v.v. uw naam en het artikel waar u op reageert.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Taal & Literatuur