Wil de ‘echte’ Nederlander opstaan? – Hans Ramsoedh
Regelmatig maken mensen van kleur in Nederland mee dat hun door witte Nederlanders wordt gevraagd waar ze van vandaan komen. Dit wordt niet zelden steevast gevolgd door de vraag ‘waar ze echt vandaan komen’. In Nederland maken we nog steeds onderscheid tussen (autochtone of witte) Nederlanders en allochtonen of mensen met een migratieachtergrond. Met andere woorden, het gaat om een onderscheid tussen gevestigden en buitenstaanders. Gevestigden zijn de ‘echte’ Nederlanders (wit, blond haar, blauwe ogen) en buitenstaanders zijn de ‘niet echte’ Nederlanders (gekleurd, veelal met een niet-Nederlandse naam), ondanks dat zij inmiddels de tweede of derde generatie (zoals bij Surinamers) vormen die in Nederland geboren zijn. Uiteraard is het de vraag wanneer mensen geen migrant of allochtoon meer zijn, maar gewoon Nederlander. Bestaat er zoiets als de ‘echte’ Nederlander?
Nederlands somatisch normbeeld
Het onderscheid tussen ‘echte’ Nederlanders en allochtonen hangt voor een belangrijk deel samen met het Nederlandse somatische normbeeld. Hiermee wordt bedoeld het beeld dat Nederlanders van dé Nederlander hebben. Dit is, zoals eerder gesteld, wit, blond en heeft blauwe ogen en een Nederlands klinkende naam. Wie hier niet aan voldoet, wordt niet beschouwd als een ‘echte’ Nederlander. Dit wordt in de literatuur ook wel het Nederlands zelfbeeld en zelfpresentatie genoemd. Ook politieke partijen in Nederland, zoals de PVV en Forum voor Democratie (FVD), dragen bij aan het onderscheid tussen ‘echte’ Nederlanders en degenen die dat niet zijn. Zo stelt de PVV op te komen voor de ‘hardwerkende of gewone Nederlander’ met Henk en Ingrid als archetypes die symbool staan voor de doorsnee Nederlander. Daartegenover zet zij de fictieve namen van ‘Ahmed en Fatima’, die symbool staan voor islamitische Nederlanders. FVD op haar beurt ziet migranten en personen met een migratieachtergrond als ‘gevaarlijke anderen’ die niet bij ‘ons’ (witte Nederlanders) passen. Dit Nederlands somatisch normbeeld bepaalt in belangrijke mate in- en uitsluiting van (gekleurde) groepen in de Nederlandse samenleving en verklaart voor een belangrijk deel het onderscheid tussen ‘echte’ Nederlanders en ‘niet echte’ Nederlanders. Dit zelfbeeld en deze zelfpresentatie worden impliciet en/of expliciet door socialisatieprocessen (opvoeding, onderwijs, media, boeken etc.) overgedragen.
Mensen van kleur en het Nederlanderschap
Naast het Nederlands somatisch normbeeld is een belangrijke vraag in dit verband in hoeverre leden van migrantengroepen zich beschouwen als een integraal onderdeel van de Nederlandse gemeenschap: omarmen zij het Nederlanderschap en kiezen zij daarmee voor een meervoudige identiteit of houden zij juist vast aan een identiteit die gerelateerd is aan het vroegere thuisland?
Veel witte Nederlandse ouderen hebben beelden bij ‘echte’ Nederlanders. Welk beeld hebben jonge kinderen hierbij? Uit een recent onderzoek van een drietal Nederlandse onderzoeksters (Ymke de Bruijn, Yiran Yang, Judi Mesman)‘Dutch’according to children and mothers: Nationality stereotypes and citizenship representation (European Journal of Social Psychology, Februari 2024) blijkt dat jonge kinderen al een stereotiep beeld hebben over wie Nederlander is. Aan kinderen (witte, Turks-Nederlandse, Chinees-Nederlandse en zwarte kinderen tussen zes en dertien jaar) werd de vraag gesteld om op foto’s hun Nederlandse leeftijdsgenoten met verschillende etnische achtergronden en huidskleuren aan te wijzen. De witte kinderen op de foto’s werden aangewezen als Nederlands. Opvallend in dit onderzoek is dat ook kinderen van kleur witte kinderen op de foto’s als ‘echte’ Nederlander aanwezen. Ook uit eerder Amerikaans onderzoek bleek dat kinderen vanaf jonge leeftijd het nationaliteitsstereotype onderschrijven, waarbij Amerikaan zijn gelijk wordt gesteld aan blank zijn. Dergelijke nationaliteitsstereotypen die al op vrij jonge leeftijd ontstaan beperken uiteraard de mogelijkheid om op nationaliteit gebaseerde gemeenschappelijke identiteiten te ontwikkelen die gunstig zijn voor intergroepsrelaties.
In het Nederlandse onderzoek onderzochten de auteurs onder meer ook hoe moeders het concept van het Nederlanderschap meenemen in de opvoeding van hun kinderen. De witte, zwarte en Chinese moeders vonden dat het Nederlands zijn niets te maken heeft met afkomst en culturele achtergrond. Burgerschap werd niet gekoppeld etniciteit. Een meerderheid van de Turks-Nederlandse moeders daarentegen geeft aan het Nederlandse staatsburgerschap niet bewust mee te nemen in de opvoeding van hun kinderen. Zij gaven aan dat hun kind geen Nederlander/Nederlandse is, maar een moslimkind waarbij de eigen cultuur op de eerste plaats komt.
Opmerkelijk is dat, alhoewel de opvattingen over het staatsburgerschap van witte moeders migrantengroepen niet uitsluiten, hun kinderen desalniettemin de neiging hebben nationaliteitsstereotypering te vertonen waarbij het Nederlanderschap gelijk wordt gesteld aan wit zijn. Volgens de onderzoekers zou dit te wijten zijn aan het feit dat witte moeders niet expliciet met hun kinderen praten over wie zij als Nederlander zouden moeten zien, maar niettemin vaak impliciet het nationaliteitsstereotype bevestigen. Op basis van onbewust subtiele boodschappen van moeders en andere bronnen, resulteert dit wel duidelijk in een stereotiep beeld. Volgens de onderzoeksters is er geen verband tussen het gedachtegoed van de witte ouder (de moeder wel te verstaan) en de mate waarin een kind inclusiever denkt over het Nederlanderschap. Zij stellen dat maatschappelijke normen mogelijk op een andere manier overgedragen worden, zoals via de televisie of boeken.
Bij deze onderzoeksresultaten kunnen enkele kanttekeningen worden geplaatst. In dit onderzoek zijn uitsluitend moeders onderzocht en niet andere (socialisatie-)actoren die mede het nationaliteitsstereotype van kinderen bevestigen, zoals vaders, grootouders, leeftijdsgenoten et cetera. Voorts is dit onderzoek uitgevoerd in de Randstad, onder hoogopgeleide moeders met een gezinsinkomen van boven het nationale gemiddelde (hoger dan € 40.000). Onderzoek onder een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking zou wellicht tot andere uitkomsten hebben geleid. Het betekent dan ook dat, zoals de onderzoekers terecht opmerken, verder onderzoek nodig is om na te gaan hoe het stereotype beeld van de nationaliteit van kinderen kan worden tegengegaan. Bepaalde migrantengroepen (zoals de Turkse moeders in dit onderzoek) zullen moeten inzien dat zij ook een verantwoordelijkheid hebben in het tegengaan van het stereotype beeld van dé Nederlander. Ook hun kinderen zijn Nederlanders. Het ontwikkelen van een meervoudige identiteit betekent niet het verloochenen van de Turkse afkomst. Hierdoor kan een meer inclusieve kijk op nationaliteit worden bereikt zodat alle mensen die zich Nederlander voelen ook daadwerkelijk als zodanig worden gezien.
Wat we wel uit dit onderzoek kunnen afleiden, is hoe hardnekkig etnische en raciale stereotypen zijn en dat al op jonge leeftijd. Dat het Nederlands somatisch normbeeld aan een herijking toe is, behoeft geen betoog. Het wordt hoog tijd dat Nederlanders van kleur niet meer de vraag voorgelegd krijgen ‘waar ze echt vandaan komen’. Nederlanders heb je inmiddels in allerlei ‘geuren en kleuren’.
Ter afsluiting
Toepasselijk in dit verband is de single getiteld ‘Een echte Nederlander’ van de Nederlands-Surinaamse zanger Dwight Dissels (bekend van zijn optreden in The Voice of Holland in 2016 en The Passion in 2017). Hij bracht deze in 2020 uit naar aanleiding van de Black Lives Matter-protesten en wil hiermee de veelkleurigheid laten zien van onze Nederlandse maatschappij.
Songtekst ‘Een Echte Nederlander’
‘k Ben geboren en getogen
In het noorden van Zaandam
Op zo’n 5 minuten lopen
Van de Zaanse Schans
En ik zag vanuit van mijn zolder
Dat was het penthouse bij ons thuis
Hoe het licht scheen door de wieken
van de molen op ons huis
Ik speelde voetbal in de straten
Met de kinderen uit de buurt
En we droomden van de toekomst
In een fel oranje shirt
En m’n moeder kookte ‘s avonds
Gewoon om half 6
Met de smaak van Suriname
Een oer-Hollands gerecht
Van het verhaal zoals het mijne
Zijn er 17 miljoen
En voor jou is dat van mij misschien wat vreemd of onbekend
Maar je ziet aan hoe ik deel
En hoe ik omga met mijn buren
Dat ik een echte Nederlander ben
Ik heb mijn zussen moeten leren
Als ze op straat werd gepest
Je bent geen millimeter minder
Maar ook niet beter dan de rest
Je zult de waarheid moeten vinden
In een zee van meningen en shows
Maar tegelijk ook respecteren
Waar een ander in gelooft
En soms vecht je voor je plekje
Heel even ondergaan
En soms geef je mensen voorrang
‘Wilt u zitten, ik kan staan’
Ik kan werken of studeren
Ik kan worden wat ik wil
We zijn hetzelfde hoe ik ook van jou verschil
Van het verhaal zoals het mijne
Zijn er 17 miljoen
En voor jou is dat van mij misschien wat vreemd of onbekend
Maar je ziet aan hoe ik meeleef
Hoe ik zorg draag voor mijn naaste
Dat ik een echte Nederlander ben
Van het verhaal zoals het mijne
zijn er 17 miljoen
En voor jou is dat van mij misschien wat vreemd of onbekend
Maar je ziet aan hoe ik deel
hoe ik omga met mijn buren
Dat ik een echte Nederlander ben
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, LIFESTYLE
Hindoes en kleurrijke berichtgeving – Kanta Adhin
Afgelopen week was het weer Holi, het nieuwjaars-en lentefeest van hindoes. Het was goed te zien dat dit weer uitgebreid is gevierd op een aantal plaatsen met gekleurde poeders en de bijpassende vrolijke chautal muziek. Ook de Holika-verbranding de avond ervoor is een happening, meestal voor een kleiner publiek. Daar wordt, in de gedaante van de heks Holika, het kwade verbrand. Dit berust op een verhaal van de boze koning Hiranyakashipu en zijn zoon Prahlad die toegewijd was aan God Vishnu. Dit tot grote ergernis van de koning die zichzelf tot God had verklaard. Het lukte hem maar niet zijn zoon af te houden van Vishnu en schakelde daarom zijn zus, de kwaadaardige heks Holika, in om Prahlad te lokken en hem vervolgens de vuurdood te laten sterven. Echter, Prahlad wordt gered vanwege zijn sterke geloof en Holika komt om in de vlammen. Het is goed om deze traditie te verduidelijken, omdat in de huidige tijd al gauw vraagtekens kunnen worden geplaatst bij het feit dat het kwade wordt voorgesteld door een vrouw. Dit kan dan een eigen leven gaan leiden en zo de traditie in een negatief daglicht plaatsen. Je merkt vaak dat hier niet veel voor nodig is.
Beelden van Holi-vierende mensen in India gingen de wereld rond en ik zag berichtgeving met als kop ‘Hindoes besmeuren elkaar met gekleurd poeder’. Dit leidde tot een aantal reacties, waaronder ‘Ik ga liever een paar maanden in een mijn werken dan deze troep op mijn gezicht.’ Er waren ook reacties die zich richtten op het woord ‘besmeuren’ (vies maken). Waarom zo een negatief woord voor iets vrolijks? Daaraan zou je nog kunnen toevoegen dat het feest als het ware juist bedoeld is als zelfreiniging. Immers het kwade wordt afgeworpen en Holi is ook een feest van gelijkheid. Op deze dag tellen onderlinge verschillen niet. Door iedereen te kleuren, is iedereen gelijk. Dit soort – soms onbedoelde – negatieve kleuring van andere culturen in de media krijg je als er onvoldoende kennis van die cultuur is.
Dit brengt me op de berichtgeving rond de opening van de Ram Mandir in Ayodhya twee maanden geleden. In een artikel op deze website gaf de auteur, Mahesvari Autar, blijk van boosheid over de negatieve berichtgeving in de Nederlandse pers. Deze stond niet in het teken van alom heersende vreugde onder hindoes over de hele wereld, maar had het over politieke manipulaties van de Indiase premier Modi. Zij liet het niet daarbij zitten, maar nam het initiatief om een gesprek te organiseren over de beeldvorming van hindoes in de media. Dit zal nu plaatsvinden op 24 april aanstaande en via een oproep op de website van de Nederlandse Vereniging van Journalisten kunnen Nederlandse journalisten en mediamakers zich aanmelden (https://www.villamedia.nl/artikel/hindoes-in-de-media). Voor een integere journalist of mediamaker die zich bezighoudt met berichtgeving over andere culturen, lijkt dit een mooie gelegenheid tot kennisverrijking met het oog op evenwichtige berichtgeving.
Helaas schuilt het probleem vaak juist in het woord ‘evenwicht’, oftewel ‘het midden’. Dat vinden media saai. En op basis van ‘wat de boer niet weet, de boer niet eet’, wordt er vanuit een gebrek aan kennis een negatief beeld ‘uitgespuugd’. Meer kennis over het Holi-feest, bijvoorbeeld, zou wellicht ook koppen kunnen opleveren als ‘Hindoes vieren het feest van de gelijkheid’, of ‘Hindoes luidden de lente kleurrijk in’. Echter, als het om een bewuste verkeerde voorstelling van zaken gaat, helpt meer kennis niet. Dan zijn er andere motieven die helaas niet mooier kunnen worden ingekleurd.
Slider- en headerfoto Ranjan Akloe
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Mathoora, Ramjanee en Raygaroo: symbolen van verzet en strijd tegen uitbuiting – Motilal Marhé en Eric Kastelein
Op zaterdagmiddag 5 juni – Ápravási Divas of Áparwási Din – 2023 is het met meer dan driehonderd belangstellenden druk rond de Fort Zeelandiaweg. De menigte heeft zich verzameld op het terrein tussen Gebouw 1790 en de Staatsraad, vlakbij het kunstwerk I love SU van de Surinaamse kunstenaar George Struikelblok voor de onthulling van een beeld van drie Brits-Indische contractarbeiders, gemaakt door de jonge kunstenaar Ajay Permaul. President Chandrikapersad Santokhi verhaalt in een toespraak over de strijd van de Mathoora (J/165), Ramjanee (J/159) en Raygaroo (M/344) tegen uitbuiting en voor rechtvaardigheid.
Een poging in 2021 om de beeldengroep te plaatsen naast Baba en Mai op het Baba en Mai-plein mislukte. De benodigde toestemming aan de initiatiefnemer Stichting Hindostaanse Immigratie werd niet verstrekt door het directoraat Cultuur van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur en andere erfgoedinstanties. Die vergunning is nodig omdat het gebied deel uitmaakt van het Unesco Werelderfgoed in Paramaribo. En Unesco stelt strenge eisen aan het aanbrengen van wijzigingen in de gebouwde omgeving.
De president onthult tegelijkertijd op deze plek het monument Met een anker zijn we verankerd, een herinnering aan 150 jaar Hindostaanse immigratie 1873-2023. Dit gedenkteken is een creatie van Anielkumar Manurat en een initiatief van de Culturele Unie Suriname. Het bestaat uit de kaart van Suriname, een anker en zeven kolommen. Het anker symboliseert de verbondenheid met het land. De kolommen gaan van klein naar groot, verbeeldend het verhaal van hechting, groei, ontwikkeling en toekomst van de Hindostanen.
Fundament
Het figuurlijke fundament voor de beelden van de drie verzetsstrijders dateert van 1978, meer dan veertig jaar geleden. De oud-schoolvrienden Benjamin Mitrasingh en Motilal Marhé constateerden dat er veel aandacht was voor de geschiedenis van tot slaaf gemaakten en Marrons. Tegelijkertijd stelden ze vast dat de belangstelling ontbrak voor de strijd van de Brits-Indische contractarbeiders (1873-1920) tegen uitbuiting door de koloniale overheid en plantage-eigenaren met hun gezagvoerders, en voor een rechtvaardiger bestaan. Op verzoek van de toenmalige Stichting voor Surinamers Den Haag doken ze in het verleden en constateerden een tabula rasa, een grote leegte. Omdat er geen tijd was voor diepgravend archiefonderzoek, begonnen ze met het doornemen van de Koloniale Verslagen. Zo’n verslag is een verhandeling over het beheer en de staat van de koloniën van Nederland : Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao. Vanaf 1850 (over 1849) tot en met 1923. Daarna wordt deze verantwoording voortgezet onder Verslag van Bestuur (1924-1930) en Surinaamsch Verslag (1933-1954).
Verzwegen verhalen of het eenzijdig Koloniaal Verslag
Langzaam groeide er een beeld uit de duizenden pagina’s, merendeels gortdroge opsommingen en overrompelende tabellen over onderwerpen zoals delfstoffen, scheepsbewegingen, onderwijs, politie en medische zorg. De inleidende tekst over het jaar 1884 maakt duidelijk dat alleen uit Nederland afkomstige koloniale ambtenaren de pen hanteerden: (…) onder de Britsch-Indische immigranten, werkzaam op de plantages Zoelen en Zorg en Hoop, vond feitelijk verzet plaats tegen de openbare macht (…). En het vervolg maakt de vooringenomenheid duidelijk: (…) de kwade geest onder koelies (..) de onruststokers heimelijk waren blijven voortwoelen om het gezag te ondermijnen. Het eerste geval van openbaar verzet had plaats op de plantage Zoelen. Het verslag stelt vast: Het bleek dat hunne klachten meerendeels ongegrond en overdreven waren (…).
De beide onderzoekers destilleerden uit de koloniale teksten de namen Mathoora, Ramjanee en Raygaroo (…) gevaarlijkste onruststokers (…) en een anonieme vrouw die op plantage Zorg en Hoop, Commewijne op 26 september 1884 werd doodgeschoten. Dit pionierswerk waaruit blijkt dat de drie vochten voor menswaardige behandeling van de contractarbeiders en geen ‘belhamels’ waren, is gepubliceerd op 5 juni 1978 in de uitgave Mathura, Ramjanee en Raygaroo. Verzet tegen uitbuiting en onderdrukking in Suriname (MM: de namen zijn naar de Sarnami-spelling). Hierna volgden meer onderzoekers en historici die de geschiedenis van Hindostaanse immigratie en de werkelijke gang van zaken van uitbuiting en onderdrukking op de plantages hebben onderzocht en beschreven. Dankzij het voorbereidende en invloedrijke werk van Mitrasingh en Marhé en de publicaties daarna van onder andere Radjinder Bhagwanbali, Chan Choenni, Ruben Gowricharn, Sandew Hira en Oedayrajsingh Varma, is duidelijk geworden wat er zich werkelijk heeft afgespeeld. De verzwegen verhalen uit de Koloniale Verslagen.
Poenale sanctie
De contractarbeiders en plantage-eigenaren of hun vertegenwoordigers sloten een arbeidscontract voor vijf jaar met rechten en plichten aan beide kanten. Voor de onderlinge (wan)verhouding is het belangrijk te weten dat het contract strafrechtelijk gesanctioneerd was. Hieraan verbonden was de poenale sanctie. Dit betekende dat als de arbeiders niet werkten volgens de overeenkomst, zij dwangmaatregelen opgelegd kregen. Het niet nakomen van werktaken, protesteren, ongehoorzaamheid aan de het heersende gezag, het niet hebben van een verlofpas, vermeende luiheid, beledigingen, dronkenschap werden strafrechtelijk aangepakt en leidde tot gevangenisstraf, dwangarbeid, inhouden van loon en/of een geldboete.
De koloniale ommegaande rechters (voor snelle rechtspraak) hoorden de klachten van de plantage-eigenaren of hun vertegenwoordigers aan en oordeelden bijna altijd in hun voordeel. Werd een gevangenisstraf opgelegd van bijvoorbeeld twee jaar, dan eindigde het contract niet na vijf maar na zeven jaar. Met deze poenale sanctie in de hand werden de contractarbeiders onder maximale controle gehouden.
Omgekeerd konden ook de plantage-eigenaren of hun vertegenwoordigers worden gestraft als ze contractbreuk pleegden; die straffen werden zeer zelden opgelegd.
Database
Voor iedereen die de geschiedenis van de Brits-Indische contractarbeiders onderzoekt, is de database Hindostaanse contractarbeiders in Suriname 1873-1916 een figuurlijke goudmijn. De persoonsgegevens van de immigranten werden in de vertrekhaven Calcutta in India in de scheepsregisters genoteerd, in Paramaribo aangevuld en door ambtenaren overgenomen in de immigratieregisters. En die informatie – 25 % is verloren gegaan of onleesbaar door de slechte staat – is sinds eind jaren negentig van de vorige eeuw online beschikbaar.
Kiem van rechtvaardigheid
Onderzoek in deze database naar Ajoodha Mathoora, contractnummer J/165, en Challo Ramjanee, contactnummer J/159, levert direct interessante informatie op. Zij zijn beiden op donderdag 16 december 1880 aan boord van het zeilschip British Statesman uit Calcutta vertrokken en komen in Suriname aan op maandag 14 maart 1881. Tijdens de drie maanden durende overtocht ontstond tussen de 428 immigranten een grote mate van solidariteit. Dit leidde tot een sterke gemeenschappelijke band en vriendschappen voor het leven: jaháji bhái (mannen) en jaháji bahin (vrouwen). Mathoora en Ramjanee hebben ongetwijfeld met elkaar gesproken, en niet in de laatste plaats over de slechte omstandigheden aan boord die hebben geleid tot 29 doden en ruim 80 zieken door vooral dysenterie. Daar moet de kiem van hun gevoel voor rechtvaardigheid gelegd zijn.
Mathoora en plantage Zoelen 1884
Direct na de ontscheping en medische keuring wordt Mathoora voor zijn contract van vijf jaar op 14 maart 1881 doorgestuurd naar de suikerplantage Zoelen aan de linkeroever van de Commewijnerivier in het district Commewijne. Door de slechte leef- en werkomstandigheden is het daar al lange onrustig. De eigenaar, de Nederlandse Handels Maatschappij, leeft het overeengekomen Immigratietraktaat uit 1870 tussen Engeland en Nederland niet na en houdt de kosten zo laag mogelijk (en de winst maximaal). De werktaken worden met opzet zo zwaar gemaakt dat het onmogelijk is binnen een bepaalde tijd daaraan te voldoen. Met als resultaat: het korten op het loon van 0,60 cent per dag (vrouwen 0.40 cent). Op de verplichte medische voorzieningen wordt bezuinigd : (…) 24 patiënten (…). Zij lagen allen op den blooten vloer zonder eenig bedden goed hoegenaamd. Verlofpassen die nodig zijn om klachten in te dienen bij de districtscommissaris worden stelselmatig geweigerd. De Britse consul Annesley in Suriname kaart de wantoestanden bij de koloniale overheid aan maar die kijkt weg.
Zeven jaar gevangenisstraf voor het opkomen voor rechtvaardigheid
Na verschillende incidenten – Mathoora protesteert tegen het geweld door gezagvoerder Catz en wordt in kromsluiting geboeid – komt het op 2 september 1884 tot een climax tegen de uitbuiting en de slechte behandeling. Als een groep arbeiders onder leiding van de 27-jarige Mathoora – hij is 1.74 en groot vergeleken met andere mannen – weer geen gehoor vindt met hun klachten bij districtscommissaris Jessurun, molesteren ze uit onmacht en frustratie hem en gezagvoerder Catz. Diezelfde dag arriveren 24 militairen om (..) de rust en orde zooveel mogelijk te helpen te herstellen. In totaal worden negentien (…) belhamels of opruiers(…) opgepakt. Naar de jarenlang herhaalde noodkreet van de contractarbeiders over de erbarmelijke omstandigheden op de plantage wordt niet geluisterd want (…) de eigenlijke oorzaak van muiterij (…) is pogingen tot ondermijning van het gezag (…). Mathoora wordt gezien als aanvoerder en wordt na de rechtzaak door het Hof van Justitie op 9 mei 1885 zwaar gestraft. Hij krijgt zeven jaar gevangenisstraf met dwangarbeid, waarvan de eerste twee jaar geboeid. Op 19 augustus 1905 gaat hij, ongetwijfeld gedesillusioneerd, via Demerara terug naar India.
Ramjanee en Janey Tetary, plantage Zorg en Hoop 1884
De 24-jarige Ramjanee, de jaháji bhái van Mathoora en net zo lang, heeft per 14 maart 1881 een vijfjarig contract op de suikerplantage Zorg en Hoop aan de rechteroever van de Commewijnerivier, niet ver van Zoelen. Vanwege ziekte – hij wordt na aankomst opgenomen in het Militair Hospitaal – arriveert hij daar een maand later, op 6 april.
De werk- en leefomstandigheden in Sri Ram Tapu zijn zwaar en hij leert mogelijk al snel Janey Tetary (contractnummer I/491) kennen. Zij is vier maanden eerder op 26 november 1880 gearriveerd, samen met haar eenjarige dochtertje Boodhoo Burfasun (I/492). Uit recent bronnenonderzoek blijkt haar grote sociale betrokkenheid, haar strijd tegen koloniale onderdrukking en uitbuiting en haar leiderschap.
Gezagvoerder A.G. Knott, verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken op de plantage, betaalde (…) gedurende eenige jaren aan immigranten voor sommige werken (…) minder loon, dan waarop zij volgens hun contract en het opgemeld tarief regt hadden. Deze uitbuiting werd verklaard met (…) die koelie (…) is in den regel vrij lui, onbetrouwbaar, onverschillig (…). Om de arbeiders te intimideren zorgde Knott door valse beschuldigingen ervoor dat velen zwaar werden gestraft met, bijvoorbeeld, dwangarbeid, boetes en (nog) minder loon. Ook weigerde hij de woonomstandigheden te verbeteren. De kleine, houten woningen stonden op laaggelegen en vochtige grond: Des avonds is het (…) niet uit te houden door de zwermen muskieten en mompieren en is aan geen slaap te denken.
50 gewapende militairen en 7 doden
Het onvermijdelijke gebeurt op 24 september 1884. Als Knott de opgeleverde werktaken afkeurt, ontploft de ingehouden jarenlange frustratie: de gezagvoerder wordt door vier arbeiders, waaronder Ramjanee gestompt en geslagen en in een trens gewond achtergelaten. Omdat het niet lukt de daders direct op te pakken stuurt gouverneur baron Van Heerdt tot Eversberg op 26 september een detachement van vijftig militairen onder leiding van luitenant Van Pesch naar de plantage. Ruim honderd arbeiders, waaronder veel vrouwen die op verzoek van Ramjanee door Janey Tetary zijn gemobiliseerd, staan met stokken klaar om tegenstand te bieden. Op bevel van de luitenant rukken de militairen op, maar ondervinden zoveel tegenstand – (…) bekogeld met stenen, flessen en droge stukken aarde (…) – dat wordt geschoten. Zeven Brits-Indische contractarbeiders worden dodelijk getroffen, waaronder de 28-jarige Janey Tetary. Dertig arbeiders worden gearresteerd en veroordeeld. Ramjanee krijgt voor zijn aandeel twee gevangenisstraf en een geldboete van fl. 12.
Ter herinnering aan Janey Tetary, haar strijd en haar ultieme offer, staat er sinds 2017 een standbeeld van haar op de hoek van de Grote Combéstraat en de Henck Arronstraat, op tweehonderd meter afstand van het monument voor Mathoora, Ramjanee en Raygaroo.
Jumpa Raygaroo en plantage Alliance 1902
De 18-jarige Raygaroo begint op 8 februari 1884 als veldarbeider op Zorg en Hoop, Commewijne. Hij komt daar ongetwijfeld Ramjanee en Janey Tetary tegen en moet met ze hebben gepraat over onder andere de slechte arbeidsomstandigheden. Een half jaar later is hij ooggetuige van de opstand en het bloedbad op 26 september. Of hij zelf heeft deelgenomen aan het protest is niet duidelijk. Hoewel de gebeurtenissen hem ongetwijfeld gevormd hebben, weerhoudt het hem niet om nog twee keer een contract van vijf jaar aan te gaan.
Zijn laatste contract is van 16 september 1897 op de suikerplantage Alliance. Nadat gezagvoerder Shedden voor verlof naar Europa is vertrokken, worden er door de waarnemend leidinggevende (…) aanmerkelijke verlaging der loonen (..) doorgevoerd. Dit leidt samen met de mishandelingen van de arbeiders door onder andere opzichter Abdoolah op 28 juni 1902 tot een massaal protest van 137 contractarbeiders die zonder toestemming van de gezagvoerder met hun klachten naar districtscommissaris op Frederiksdorp gaan. Na terugkeer wordt Raygaroo (…) hoofdopruier van de werkstaking (…) door politiemensen gearresteerd en vastgebonden. Als de arbeiders hem proberen te bevrijden, worden er zes schoten gelost. Dit escaleert tot een oproer met geweld naar onder anderen districtscommissaris Kremer en de waarnemend gezagvoerder. Het detachement van 26 militairen dat de volgende dag arriveert, houdt zich afzijdig en na bemiddeling is de werkstaking voorbij. De lonen worden iets verhoogd en er komt een andere gezagvoerder. Desalniettemin veroordeelt het Hof van Justitie Raygaroo voor (…) weerspannigheid door aantasting van een ambtenaar (…) tot zes maanden gevangenis.
Iconisch beeld Baba en Mai
Samen met Mathoora, Ramjanee, Raygaroo en Janey Tetary hebben alle Brits-Indische contractarbeiders gestreden voor en gewerkt aan een beter bestaan. Het beeld Baba en Mai (1994) op het Baba en Mai-plein aan de Kleine Combéweg – gemaakt door Krisnapersad Khedoe en de geuzennamen midden jaren zestig bedacht en op een kladje genoteerd door Moti Marhé – vertegenwoordigt hen allen, mannen en vrouwen.
In de loop van de jaren is Baba en Mai uitgegroeid tot hét immigratiemonument voor Hindostanen, het symbool van verzet, strijd, respect en dankbaarheid. In Kolkata (voorheen Calcutta), India staat sinds 2015 een Baba en Mai-monument, een initiatief van Aashna Kanhai, destijds ambassadeur van Suriname in India. Ook in Nieuw-Nickerie (2017), Nieuw-Amsterdam (2019) en Groningen (2023) prijkt Baba en Mai. En binnen afzienbare tijd volgt Den Haag met het iconische beeld.
Motilal Marhé (1943) is taalwetenschapper, neerlandicus, Sarnami- en Hindi-deskundige en kenner van de Surinaamse taalsituatie.
Eric Kastelein (1954) is historicus en auteur van het boek Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed (Sampreshan, 2023, 2de druk). Hij geeft lezingen in Nederland en Suriname en schrijft regelmatig voor de Ware Tijd, Parbode Surinaams Magazine, Hindorama en Dreamz World.
Foto’s: Eric Kastelein en Moti Marhé
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis
GEDICHTEN op HINDORAMA
hárewálan apan tem agore hain
aur pichár le hain apaneke
barká tálá aur kamári ke ánre men
ham thuk-thukáilá aur thará hai bicárhin
tákilá apan kamári ke
kamariyá bande raih já hai
ham ghum parilá
aur tákilá dur alang
verliezers beiden hun tijd
en trekken zich terug
achter grote sloten en deuren
ik klop aan en sta gedachteloos
naar mijn deur te kijken
de deur blijft dicht
ik keer me om
en kijk naar de verte
Jit Narain pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948-2024)
Uit hamár dari mánge hai rahe – mijn plek wil wonen • Uitgeverij Surinen (2022)
***
apaneke nawákahe se
puráná herá ná já hai
gai se dosti ke kám ná
ki toke mitá dewe
gair bhásá bole se
apanwálá kho ná já hai
ham sagaro ho aili
ná koike bas men
ná koike apane bas men
dari khojilá ab
malicchkhoran dharam aur matdán coran se dur
jahán parkirti carhe hai
aur sanskirti pichare hai
nieuwe takken bladeren de oude stam
om je nieuw te noemen
gaat het oude niet teloor
vrienden zijn met vreemden
hoeft jou niet te wissen
om vreemde talen te spreken
gaat de eigen niet verloren
ik ben overal geweest
in niemands macht
met niemand in mijn macht
een plek zoek ik nu
weg van vervuilers, geloofs- en stemdieven
waar de natuur wast
en de cultuur terugtreedt
Jit Narain pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948-2024)
Uit hamár dari mánge hai rahe – mijn plek wil wonen • Uitgeverij Surinen (2022)
***
Málá ke moti es rákhi jhalke,
buni jes.
Yád ke guthe khát bát men ched kare ke hoi,
bát ke bartáw ke bháw kare ke hai.
Als parels in een snoer schittert de as,
als druppels.
Om de herinneringen te rijgen
moeten in de zinnen ogen worden gemaakt
en wat het gebruik van woorden waard is,
moet worden bepaald.
Jit Narain pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948-2024)
Uit: Gedichtenbundel Een mensenkind in niemandsland, Uitgeverij In de Knipscheer ISBN 9789493214231 (2021) [Agni ke yád – yád ke rákhi / Ter herinnering aan Agni – de as van de herinnering (1991)]
***
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Payals
My Indianness
manifests itself
in many forms.
My love
for singing,
and hitting high notes
like Lata.
My passion
for dancing
my payals,|
ringing
around my ankles.
My golden silk sari
draped around me,
softly rustling,
like I was Ashwarya.
My connection
to that Indian zest
gives me pride
and confidence.
Payals
Mijn Indiase essentie
manifesteert
zich in veel vormen.
Mijn liefde
voor zingen
en hoge noten halen
als Lata.
Mijn passie
voor dansen,
met payals
rinkelend
aan mijn enkels.
Mijn zijdegouden sari,
om me heen gedrapeerd,
zacht ruisend,
als was ik Ashwarya.
Mijn verbinding
met die Indiase zest
geeft me trots
en zelfvertrouwen.
Divali
Reis naar binnen
als je op zoek bent
naar licht in duistere tijden.
Gezeteld in een dia in jouw hart
schittert een hemelse vonk
ontsloten voor het oog
geduldig wachtend
om te worden opgepookt
door jouw liefde
om duisternis te verdrijven.
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Portaal
Geworteld.
Ontbrekende stukjes
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Silly me
Often
I don’t know
who I am
where I belong to.
I don’t know
who you are.
But I do know
that without you
there wouldn’t be,
silly me.
Without you
no inheritance
of golden opportunities.
Maffe ik
Vaak
voel ik me verloren
weet ik niet
wie ik ben
of waar ik bij hoor.
Ik weet niet
wie jullie zijn.
Maar ik weet wel
dat zonder jullie,
maffe ik,
er niet zou zijn.
Zonder jullie
geen nalatenschap
vol gouden kansen.
* * * * *
Wings
Fifteen year old sassy rebel.
Speaking words
sharp as a cutlass.
Breaking all the rules.
That’s what they say of me.
It’s my eyes that betray
the champion of insecurity.
Insecure of my choices
Not knowing what I’m good at.
or what I should become later.
I wish I could ask my ancestors:
was there a movie star
or a president in our family?
Did you possess a talent
that I am unaware of
that could give me wings
and embrace my future
with confidence.
Vleugels
Vijftienjarige sassy rebel.
Haar woorden scherp
als een houwer.
Breekster van alle regels.
Dat is wat ze zeggen over mij.
Alleen mijn ogen verraden
de kampioen in onzekerheid.
Onzeker over mijn keuzes.
Niet weten waar ik goed in ben
of wat ik wil worden later.
Kon ik mijn voorouders maar vragen:
was er een filmster in onze familie,
misschien een president, of
een ander verborgen talent
dat me nu vleugels kan geven
om mijn toekomst
vol vertrouwen
tegemoet te vliegen.
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
on my dreams.Cheerleaders
Mooie vreemdelingen.
Geliefde voorouders.
Springlevend in mijn bloed.
Fluisteren woorden
die ik niet kan ontcijferen.
Onzichtbare cheerleaders
die me aanmoedigen
om nooit te stoppen
mezelf te ontwikkelen.
Om nooit mijn dromen
op te geven
***
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Salty lips
Sometimes salt
stings my eyes
when I contemplete
the many sacrifices
my ancestors made
on Dutch plantations.
Their lips salty
from struggeling
underneath
the whipping sun.
Their minds fixed
upon Divine source
to let happiness flow
in Sri Ram,
the promised land.
Gezouten lippen
Soms prikt zout
in mijn ogen
als ik denk aan
talloze offers
van mijn voorouders
op Nederlandse plantages.
Hun lippen gezouten
door het zwoegen
onder
geselende zon.
Hun geest gefixeerd
op Goddelijke bron
om geluk te laten stromen
in Sri Ram,
het beloofde land.
***
Kaise bhule unko
Kaise bhule unko
jinki jaano ki qurbani ho
Rota hai dil jar jar agar abhi bhi sunani ho
thhe wo Hindustani
thhe wo Hindustani
jinse hai wajud hamara
Gunje Har juban pe apne purkho ki kahani ho
Vertaling (Ishata Rostamkhan)
Hoe kunnen wij hen vergeten die hun leven hebben opgeofferd.
Terwijl we luisteren naar hun verdriet huilt ons hart.
Zij waren de Hindostanen, waar ons bestaan vandaan komt.
Het verhaal van onze voorouders zou bij ieder bekend moeten zijn.
Rakesh Mithaulia (dichter/schrijver), Kolkata, India
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Humming
A dense veil
divides our worlds.
Hides faces
of Indian ancestors
the dreams they chased
the songs they hummed
on the boat to Surinam
and on plantations
with lofty names
and a dark past.
Neuriën
Een ondoordringbare sluier
scheidt onze werelden.
Houdt voor mij verborgen
gezichten van Indiase voorouders
de dromen die ze najoegen
de liederen die zij neurieden
op de boot naar Suriname
en op Nederlandse plantages
met verheven namen
en een duister verleden.
***
nieuwe takken bladeren de oude stam
om je nieuw te noemen
gaat het oude niet teloor
vrienden zijn met vreemden
hoeft jou niet te wisselen
om vreemde talen te spreken
gaat de eigen niet verloren
ik ben overal geweest
in niemands macht
met niemand in mijn macht
een plek zoek ik nu
weg van vervuilers, geloofs- en stemdieven
waar de natuur wast
en de cultuur terugtreedt
nawá dánri puráná jar ke pattiyáwe hai
apaneke nawákahe se
puráná herá ná já hai
gai se dosti ke kám ná
ki toke mitá dewe
gair bhásá bole se
apanwálá kho ná já hai
ham sagaro ho aili
ná koike bas men
ná koike apane bas men
dari khojilá ab
malicchkhoran dharam aur matdán coran se dur
jahán parkirti carhe hai
aur sanskirti pichare hai
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
Uit hamár dari mánge hai rahe – mijn plek wil wonen • Uitgeverij Surinen (2022)
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Painting faces
Fly me away
to June 5, 1873.
To ancestors
I want to meet.
Our differences
and similarities
I want to explore.
Painting a face
to the faceless
is what I want.
Gezichtsloos
Voer me mee
naar 5 juni 1873
naar voorouders
die ik wil ontmoeten.
Onze verschillen
en overeenkomsten
wil ik ontdekken.
Gezichten schilderen
op gezichtsloze voorouders
wil ik.
***
Bábá aur Mái
Bari dur se ailo hai,
kisim kisim ka bojh…
uthailo hai!Bábá aur Mái
Bháge bhagania es…
chor chandál se, bhukh se,
pyár se, biswás se!
Aur…
Bábá aur Mái
Áj se, bihán se…
purá hai ye safar?
Nahin, nahin…purá hai ye safar.
Bábá aur Mái
Kahin to kahin se…
asmán se dekho hai,
ye larkan…
Bábá aur Mái
Ye larkan…
Bháge bhagania es,
chor chandál se, bhukh se,
pyár se, biswás se!
Aur…purá áp se, purá áp se, purá áp se.
Papa en Mama
Van heinde en verre gekomen,
verschillende lasten dragend…
hoog oplopend!
Papa en Mama
Vluchtend zoals vluchten maar kan…
uit de criminaliteit, van de honger, voor de liefde, uit geloofsovertuiging!
En meer…
Papa en Mama
Vandaag, morgen…
is het reizen nu voltooid?
Nee, nee… het reizen is niet voltooid.
Papa en Mama
Op de één of andere manier…
Vanuit de hemel kijkend, deze kinderen…
Papa en Mama
Deze kinderen…
vluchtend zoals vluchten maar kan, uit de criminaliteit, van de honger, voor de liefde, uit geloofsovertuiging!
En meer…vluchtend van jullie, vluchtend van jullie, vluchtend van jullie.
Uit De dans – Verhalenbundel • Sampreshan (2022)
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Seeds of freedom
When my Indian ancestors
as indenture labourers
were ploughing rice fields
cutting sugarcane
growing coffee
on Dutch plantations
underneath the brutal sun,
I already lived
within their hearts.
Seeds of freedom
they planted for me.
So I could reach
unreachable stars.
Toen Indiase voorouders
als contractarbeiders
op Nederlandse plantages
rijstvelden omploegden
suikerriet sneden
koffie verbouwden
onder een brandende zon,
leefde ik al in hun harten.
Zaadjes van vrijheid
plantten zij voor mij.
Zodat ik kon reiken
naar voor hen
onbereikbare sterren.
***
Kerstmis
Die zilveren lokroep
die eens per jaar tegen Kersttijd klinkt.
Die zilveren lokroep
uit een onbezoedeld verleden
toen het leven nog geen droevig
vertoeven was aan de oevers van de dood.
En met Kerstmis,
verdoezelen we Kaïn en Abel,
bloeit weer even op het onbezoedelde,
overspoelt gemoedelijkheid alles,
worden tegenstellingen verzoend,
vloeit de mensheid even, heel even samen
tot een harmonieus lied,
het ontroerende, gouden lied van Kerstmis.
Walter Palm (1951)
Uit De vele gezichten van mijn pen / In de Knipscheer (2022)
***
Zoet dromen aan de oevers van de
gemoedelijk stromende Surinamerivier
(Suriname)
Hoe zoet is het dromen
aan de oevers van de gemoedelijk
stromende Suriname rivier.
Hoe zoet is het dromen
dat je kunt ontsnappen aan de lome hitte
in de schaduw van bomen bij de Waterkant.
Hoe zoet is het dromen
van die vurig rode fayalobi’s
die eeuwig een ode brengen aan de liefde.
Ach, hoe zoet is het dromen
en die grote, boze vogel even te vergeten.
Die grote, boze vogel
met ogen als kogels.
Die grote, boze vogel
die de Dood heet.
Ai, die ijskoude windvlaag,
de doodsboodschapsvogel, de yorkafowru.
Hoe zoet is het dromen
dat ik verdriet kan begraven
in een stalen met tranen versierde kist.
Hoe zoet is het dromen
van windvlagen
die wegblazen alle plagen.
Hoe zoet is het dromen
van eenheid, van
Wan Pipel en Wan Bon.
Hoe zoet is het dromen
van verfrissende regenbui
die verdrijft verstikkende hitte.
Hoe zoet is het dromen
van woeste wolkbreuk die voorgoed
wegspoelt elk mogelijke tegenspoed.
Hoe zoet is het dromen
van een liefde voor altijd,
eeuwig als deze stromende rivier.
Hoe zoet is het dromen
aan de oevers van de gemoedelijk
stromende Suriname rivier.
Walter Palm (1951)
Uit De vele gezichten van mijn pen / In de Knipscheer (2022)
Met dank aan Caraïbisch Uitzicht: Noot van de auteur
Het schrille contrast tussen de gemoedelijk stromende Suriname rivier en de afschuwelijke gebeurtenissen die in dit land hebben plaats gevonden, dát heeft mij geïnspireerd tot dit gedicht. Betreurenswaardige zaken zoals het wrede slavernijverleden dat tot 1 juli 1863 heeft geduurd, het gewelddadige neerslaan van de opstand in plantage Mariënburg in 1902, de brute moorden op politieke tegenstanders op acht december 1982 en de gruwelijke bloedbaden Moiwana in 1986 en Pokigron in 1987. Het zijn de twee gezichten van Suriname: honingzoete Sweetie Sranan en tegelijkertijd een bikkelharde samenleving. Net als The Strange Case of Dr. Jekill and Mr. Hyde(1886) van Robert Stevenson.
***
Het verdriet dijt uit, maar we zijn
goed in het dichten van gaten
die dreigen te lekken.
Mondje dicht! Zo deden de slaven.
Zo deden de contractanten.
Mondje dicht!
Als geslagen honden scharrelen we
onbeholpen achter ons leven aan.
Sindsdien slaan wij in de lucht
verjagen schimmen en fantomen.
Asha Radjkoemar / Cándani / Saya Yasmine Amores
(8 maart 1965 – 4 augustus 2021)
Een gedicht over de donkere dagen van de Decembermoorden
uit de bundel Geef mij het land dat in jou woont / Uitgeverij Conserve (2004)
***
Heden is de wereld waanzinnig van haat,
conflicten zijn wreed en gaan voort in angst,
haar paden kronkelend, verward haar hebzuchtige banden.
Alle schepselen roepen om uw nieuwe geboorte.
Gij van grenzeloos leven,
red hen, verhef uw eeuwige stem van hoop,
laat de lotus der Liefde
met haar onuitputtelijke schat aan honing
haar kelk openen in uw licht.
Zo sereen, zo vrij,
veeg in uw onmetelijke genade en goedheid
alle donkere vlekken weg uit het hart dezer aarde.
Gij schenker van onsterfelijke geschenken,
geef ons kracht tot verzaking
en doe een oproep op onze trots.
Laat in een stralend nieuwe zonsopkomst van wijsheid
de blinden hun zicht terugkrijgen
en laat leven komen tot zielen die dood zijn.
Zo sereen, zo vrij,
veeg in uw onmetelijke genade en goedheid
alle donkere vlekken weg uit het hart dezer aarde.
De mens z’n hart lijdt vanwege een koorts van onrust,
het gif van zelfzucht,
en een dorst die geen einde kent.
Landen wijd en zijd pronken op hun voorhoofd
het bloedrode teken van haat.
Raak hen met uw juiste hand,
maak hen één in geest,
breng harmonie in hun leven,
breng een ritmiek aan schoonheid.
Zo sereen, zo vrij,
veeg in uw onmetelijke genade en goedheid
alle donkere vlekken weg uit het hart dezer aarde.
1927, Rabindranath Tagore (7 mei 1861-7 augustus 1941) – vertaald uit het Engels (hieronder) door Liesbeth Meyer
The world today is wild with the delirium of hatred,
the conflicts are cruel and unceasing in anguish,
crooked are its paths, tangled its bonds of greed.
All creatures are crying for a new birth
of thine,
O, Thou of boundless life,
save them, rose thine eternal voice of hope,
let Love’s lotus with its inexhaustible treasure
of honey
open its petals in thy light.
O Serene, O Free,
in thine immeasurable mercy and goodness
wipe away all dark stains from the heart
of this earth.
Thou giver of immortal gifts
give us the power of renunciation
and claim from us our pride.
In the splendour of a new sunrise of
wisdom
let the blind gain their sight
and let life come to the souls that are
dead.
O Serene, O Free,
in thine immeasurable mercy and goodness
wipe away all dark stains from the heart
of this earth.
Man’s heart is anguished with the fever
of unrest,
with the poison of self-seeking,
with the thirst that knows no end.
Countries far and wide flaunt on their
foreheads
The blood-red mark of hatred.
Touch them with thy right hand,
make them one I spirit,
bring harmony into their life,
bring rhythm of beauty.
O Serene, O Free,
in thine immeasurable mercy and goodness
wipe away all dark stains from the heart
of this earth.
1927, Rabindranath Tagore (7 mei 1861-7 augustus 1941), eigen vertaling uit het Bengaals.
Uit de bundel Tagore-Gedichten (februari 2022), een verzameling van 106 Engelstalige gedichten van Tagore met de Nederlandse vertaling van Liesbeth Meyer (www.its-tagore.nl)
***
Bij de vijver
Vanaf het raam op de eerste verdieping kunnen ogen
een hoek zien van de vijver
die midden in augustus vol is tot aan de rand.
Bomen, diep reflecterend, trillen in het water
met de glans van groene zijde.
Groepen van kolmi en heloncho groeien op de randen.
Op de hellende oever kijken areca’s naar elkaar.
Aan deze kant staan oleanders, witte rongons, een shiuli;
twee veronachtzaamde tuberozen laten povere knoppen zien.
Een heg van hennep versterkt met bamboe,
daarachter, boomgaarden van banaan, guava en kokosnoot.
Verder weg, tussen bomen, het dakterras van een huis
waar een sari hangt.
Een dikke man met ontbloot bovenlijf, natte doek om zijn hoofd,
zit op de geplaveide trap van de aanlegsteiger, zijn werphengel uitgeworpen.
Uur na uur gaat voorbij.
De dag loopt ten einde.
Een door de regen schoongewassen hemel.
Zelf verloochenende bleekheid in afnemend licht.
Een langzame bries komt op,
die het water van de vijver doet rimpelen;
pompelmoesbladeren trillen en glinsteren.
Ik kijk, en het komt mij voor
dat dit de bleke reflectie is van een andere dag,
die mij, door de gaten in het hek van de moderne tijd,
het beeld brengt van iemand uit een ver verleden tijd.
Haar aanraking is teder, haar stem zacht,
haar zwarte ogen zijn betoverend en simpel.
De rode wijde rand van haar witte sari
valt rondom haar voeten.
Zij spreidt een kleed uit voor haar gast om te zitten op het erf,
zij veegt het stof weg met het eind van haar sari,
zij haalt water in de schaduw van mangobomen –
dan roept de ekster vanaf de shajina-tak
en de zwarte zangvogel zwiept zijn staart tussen dadelbomen.
Wanneer ik haar vaarwel zeg en weg ga,
kan ze nauwelijks iets zeggen –
laat alleen de deur op een kier staan
en staat daar, de weg afturend
met doffe ogen.
Een bewerking van Tagore door Liesbeth Meyer
Uit: Groene Mango’s, www.boekenbestellen.nl, ISBN 978-94-6345-050-8
Origineel: Punashcha (1932)
***
Het was nacht en donker.
De Kathedraal trilde op haar grondvesten.
Jan Klaassen woonde daar allang niet meer
en Paramaribo verloor haar karakter.
Een schot in je borst.
De stilte valt uiteen!
Bloed, je laatste drank, sijpelde uit alle poriën.
Geen vezel van je dronk er niet van.
Eén voor één laat je
alles en iedereen los.
Je volk.
Je familie.
Je kameraden.
Je huis.
Je spullen.
Je kleren.
Je schoenen.
In de donkere kou lig je.
In je graf heb je geen wachten.
Dat uur is voorbij.
Je littekens
tekenen op je gelaat
zullen in het donker
een geheim blijven.
…. een glimlach.
Stil slaapt
de tijd
de dood
en het leven
in jou.
Je trek naar een andere einder
weg
ge
val
len
uit
de
tijd.
Asha Radjkoemar / Cándani / Saya Yasmine Amores
(8 maart 1965 – 4 augustus 2021)
Uit: Cándani Geef mij het land dat in jou woont, Uitgeverij Conserve (2004)
***
Kahān?
sapnā
jagāike
herāi gaile
samay daure
jingi gujre
aise
heraile
ki lautke
nā aile
sapnā
jagāike
kahān herāi gaile?
Waar?
dromen
strooide je in de ogen
toen verdween je
de tijd vlucht
het leven verstrijkt
onthutst
verdween je
en je kwam
niet meer terug
dromen
strooide je in de ogen
waar ben je toen
verloren geraakt?
Asha Radjkoemar / Cándani / Saya Yasmine Amores
(8 maart 1965 – 4 augustus 2021)
Uit: Bánsuri ke gam/Het verdriet van de fluit, Uitgeverij In de Knipscheer (2020)
***
Alleen de stilte
Is hoorbaar.
Elk teken
Van de dag
Is dood.
Ginds ligt
De horizon.
Nog verder
Licht de kim.
Slechts het zwijgen
Van de stilte
Spreekt
Nog luider
Dan de dag.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall (1935-2018)
***
Freedom
Freedom from fear is the freedom
I claim for you my motherland!
Freedom from the burden of the ages, bending your head,
breaking your back, blinding your eyes to the beckoning
call of the future;
Freedom from the shackles of slumber wherewith
you fasten yourself in night’s stillness,
mistrusting the star that speaks of truth’s adventurous paths;
Freedom from the anarchy of destiny
whole sails are weakly yielded to the blind uncertain winds,
and the helm to a hand ever rigid and cold as death.
Freedom from the insult of dwelling in a puppet’s world,
where movements are started through brainless wires,
repeated through mindless habits,
where figures wait with patience and obedience for the
master of show,
to be stirred into a mimicry of life.
Vrijheid*
Vrijheid van angst is de vrijheid
die ik eis voor u mijn moederland!
Vrijheid van de last der eeuwen, die uw hoofd buigt,
uw rug breekt, uw ogen verblindt voor de wenkende
roep van de toekomst;
Vrijheid van de ketenen van de slaap waarmee
u zichzelf vastzet in de stilte van de nacht
en u wantrouwt de ster die spreekt over de avontuurlijke paden van de waarheid;
Vrijheid van de anarchie van het lot
hele zeilen zijn zwakjes overgeleverd aan de blinde onzekere winden,
en het roer aan een hand stijf en koud als de dood.
Vrijheid van de belediging te leven in een marionettenwereld,
waar bewegingen worden gestart door hersenloze draden,
herhaald door hersenloze gewoonten,
waar figuren geduldig en gehoorzaam wachten op de
meester van de show,
om aangezet te worden tot een imitatie van het leven.
(*niet officiële vertaling)
Rabindranath Tagore (7 mei 1861-7 augustus 1941)
(Kolkata, 1901)
***
Ingesproken gedicht
Klik op de afbeelding om het te beluisteren!
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
LP plaat: Haryári (1978) Stem: Jit Narain
***
Mijn odyssee
Door de dunne muren van de tijd
wenken wensen mij als sirenen.
Roerloos drijf ik
naar hun bedrieglijke lokroep.
Elk verweer stolt
tot een lavende smeltkroes van dromen.
Elk van hun beloftes zwelt zwaarder aan,
voordat zij mij neuriënd ontglippen.
Maar de ontgoocheling duurt nooit lang.
Dorstend naar een windspil,
die houvast kan bieden in mijn
buitelingen van pijn naar pijnloos,
dobber ik op een zee van zilte zeges
en milde tegenspoed.
Koersloos verstrengeld in een touw
van veroordeling en erkenning.
Alleen de toeschouwer ziet,
Dichter,
dat de wolken onbezonnen vlekken
vegen op de zon.
Het gouden rad van tijden wentelt
Zilverspuwend door.
Trekt zich niets aan van gezichtsbedrog.
Mala Kishoendajal
***
De rotsen
Ik bewonder rotsen
omdat ze hun hardheid
niet verschuilen
achter huichelachtige praatjes.
Ik bewonder rotsen
omdat ze manmoedig huilen
als ze onbeschut trotseren
onbeschofte tropische stortbuien.
Ik bewonder rotsen
omdat ze niet wegrollen,
niet huiveren, zich niet verstoppen
voor duivelse tropenzon.
Bovenal bewonder ik rotsen,
door zon geblaakte rotsen,
omdat ze niet buigen
voor de passaat
zoals anderen zonder ruggengraat.
Walter Palm (1951)
Uit: Sierlijke golven krullen van plezier, Uitgeverij In de Knipscheer, ISBN 9789062656448 (2009)
***
Ájá
Gelegen in de hangmat, ogen open dan weer dicht,
lijkt het of hij denkt te gaan spreken.
Wie wie is bereikt hem niet meer.
Of wéét hij wat hij doet, rest hem niets meer te zeggen?
Wie weet niet dat hier gewacht moet worden,
dat de dood veel tijd heeft,
veel meer tijd dan de tijd.
Toen het eigen vreemd werd, moest het touw wel breken,
alsof, uit de hangmat gegooid,
de pijn van mijn gretige liefde mij trof;
alsof nu pas mijn ogen opengingen dat ik ben dankzij hem.
Nu is de vraag wie in wiens geest leeft,
wie in eigen geest.
Wie je ’t ook vraagt zegt: al in het begin,
in de stappen der contractanten,
is de geest gevormd.
Met spijt overladen blijf ik achter,
geen contractant kan ik nog vragen.
Op sommige vragen vind ik antwoord in mijn eigen leven,
voor vele ben ik de gescheurde bladen van de geschiedenis
nog aan het plakken.
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
Uit: Dal Bhat Chatni (1977)
***
Paul Middellijn (1949)
***
Verstoot mij niet.
Zend mij niet heen.
Tot wie zou ik mij moeten wenden.
Neen, verstoot mij niet,
Maar neem mij op,
En laat mij
Tussen je lippen rusten.
Sluimeren in je adem.
Slapen in je ogen.
Neen, zend mij niet heen.
Laat mij je schaduw zijn.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall (1935-2018)
***
Suriname
Dit land
heb ik gekozen
hier geplant
in het getij van
de dagen en nachten
mijn leven,
bij de schrokkige zee
die het strand
van mijn hart
aanvreet en
stuk slaat
op gezette tijden,
maar in een vergevingsgebaar
legt tussen de wortels
van wanhoop
kust voor latere geslachten.
Shrinivási (1926-2019)
***
Over pijn zingen
Ik heb horen zeggen dat pijn,
die ontredderende, etterende zweer,
pas dan verdwijnt als jij als je er niet
over peinst het te verdringen,
maar juist over zingt.
In parlando.
Liefst nog in duet
met een feeërieke muze.
Dan wordt wat ongehoord is,
ineens gehoord,
zelfs beluisterd, besproken.
Dus zing ik over dat mateloos
zeurende gezwel in nog meer
kleuren dan de regenboog,
alsof het een lied is.
Een extatisch, orgastisch,
feilloos veinzend liefdeslied.
Mala Kishoendajal (1959)
Uit: Pijn in parlando (2009)
***
din ke lacchan ghari-anusár hai
ghar men sáj ke áwáj
halká se hawá hai
aur khusi chaile já hai
anjor andhiyár ke chipá dei
anet ke hár hoi
de klok bepaalt de aard van de dag
in het huis klinkt muziek
er waait een lichte wind
de voldoening verbreidt zich
het licht zal het donker bedekken
het onrecht zal verliezen
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
Uit: Natraj – De dans van Shiwa (2020)
***
khali pyala
(een leeg glas)
Ik ben een glas – leeg –
dat staat te wachten
op een tafel,
in een onbewoond vertrek.
Ik heb geen verlangen,
maar ben tevreden,
als ik ooit
iemand laven mag.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall (1935-2018)
Uit: Vindu (1982)
***
Toen realiseerde hij zich
dat de rivier
toch maar één oever had
waarop hij stond
en naar de verte keek
waarin een beeld
uit vroegere dagen
langzaam maar zeker
was opgelost
zodat er toekomst
noch verleden was
verlangen niet
en eindelijk geen verdriet.
Tab use anubhav huá
ki nadi ká sirph
ek hi kinárá thá
jahán khare hokar bite dinon ki
kahin dur talak dekhtá
jádon men dhul gayí
átmiya cchabi dikhti
aur jiske bád
nákoi bhavishya thá
na atit
na icchá
aur na antim shok.
Shrinivási (1926-2019)
Nieuw Amsterdam (1983), Suriname
***
Antahin icchá
Rát ke andherá ke gahirái men
ham sunilá
cánd ke ghunghat parlai howe.
Joti ke ákhari pad
andherá men gunjanái ját hai.
E dard jaun ke pyár kahal já hai,
le já hamme ek bár aur i andherá men.
Ham ohi rastá se mile mángilá
jahán ham uthái saki:
joti ke.
Eindeloos verlangen
In de plooien van de nacht
hoor ik
de enkelbanden van de maan verloren gaan.
De laatste stappen van het licht
galmen steeds verder het duister in.
O pijn die liefde mag heten,
draag mij nog een keer het duister in.
Ik wil de weg vinden
waar ik het oprapen kan:
het licht.
Rabin S. Baldewsingh
Uit: Man ke muni / In de stilte van de ziel (2013)
***
Diyá Satura
Het bescheiden klein stil lichtje
Verbrandt zichzelf stillekens
En verspreidt een weinig licht …
Volg niet het dwaallicht van uw intellect
En uw deugd zal geen gevaar lopen …
Shyam Adhin (1954-2005)
Uit de verzameling: ÁPAS KE BÁT, Uitgave St. Rishi Foundation (2017)
***
Welke gedaante keert het tij
wolk na wolk barst tot bui
naar wie snakt het oog zonder
wiens stem voel ik mij alleen
ooit volop in vreugde
tot meer geluk niet in staat
is in welke scheiding vandaag
wat nog restte weer vergaan
vriendinnen noch de wereld begrepen
bij wie open ik dit gekluisde hart
die ik liefheb meer dan mezelf begreep
hoe zou dan een vreemde begrijpen
wie deelt mijn zonderling verhaal
wie neem ik in vertrouwen
wie weet verwelkt mijn jeugd
als een offerbloem
hoe schreeuwt dit verlangen
wie vertel ik, hoe
die niet begreep het ongesproken woord
verstaat hij de taal van liefde?
Badal ke bhens bhi lautal mausam
badal ke bádal barse hai
keke dekhe ke tarse ánkhi
kekar boli bin suná man
kabhi khusi rahali, rahá sukh etná
ki sah sakti aur ketná
áj baki jon báki rahge
bahge kaun judái sanghe
saheliyan ná samjhin ná samjhis samáj
ab kholi kahán ápan dil ke tajori
samjhis baki ná jon ján se pyárá
phir samjhe kaise paráyá
kese kahi ápan kathin kaháni
keke lei bharose men
kahin jhurdái na jái, ke jáne jawáni
pujá ke phul jaise
ham boli kese boli kaise
anbolal bát jon samjhis ná
u prem ke bhásá samjhe kaise
Raj Ramdas
Uit: KAHÁN HAI U – WAAR IS ZIJ, Uitgeverij Maya (2003)
***
een spa blauw
Kelken vol zomerlicht
verspat op bladgouden ranken
bemint zij de eerste de beste
een azuren zee waadt
door het hazenpad
koersloos deinen
schelle refreinen
het einde een begin
van vroeger rest mij
altijd hetzelfde nu
zelfverschimmend in zicht
wanneer ik jou ontmoeten wil
ontbloeit de schemering
herrijs jij
adem ik
een tafel verder
Chitra Gajadin
Uit: Schoorvoetige tijden, Uitgeverij Maya (2000)
***
het gebeurt elke dag weer
het gebeurt elke dag weer
hij is er zo gewoon aan geraakt
ontelbare beelden
voegen zich tot één
hij kijkt en schouwt zelfs
in kleurrijke kostuums
wordt aan één stuk doorgedanst
vlinder en pauw
vloeien in elkaar over
veren dwarrelen, bladeren vallen
de dans is één en al souplesse
in iedere golf
laat zich hetzelfde patroon zien
roj-roj ke honi hai
roj-roj ke honi hai
haito bán par gail
bahute se cehrá
sab ekke men samá hai
parkhe hai i aur niháre bhi
rang-birang pauság men
nacá rahal hai ek sur
ekke men miljá hai
titli aur mor
pakhná ure, pattá gire
nác ke lacak apne men bhine
lacak ke har halfá pe
ekkehin suratiyá dikhe
Jit Narain
Uit: Natraj – De dans van Shiwa (2020)
***
het bestaan
dit bestaan wil ik niet haastig leven
geelwortel niet overijld
laten smeren op mijn lichaam
laat mij maar zachtjes
gaar worden op traag vuur
rustig rijpen op een tak
voor jou
ja, voor jou
met handen gestoken in de zakken
mijn hoofd opgeheven, nog niet bescheiden
wandel ik en dans
op krediet van vreugde en genot
laat mij rusten voor de deur van zoete dromen
triomferen
na alles eerst te verliezen
voor jou
ja, voor jou
leg mij neer naast mijn eigen schaduw
in alle rust in de bries van een open raam
laat de tedere stuifregen spelen met mij
al zou het buiten de maat
en ver van zuivere tonen
laat mij schallen op de snaren van het bestaan
schommelen op de snijvlak van een melodie
voor jou
ja, voor jou
i jingi
ham na mángila jaldi jaldi
jiye jingi
ham na mángila lage jaldi
denhi men hardi
hamme churende madhim ánch pe
pakkende astile dár pe
tor khátir
han tor khátir
jebi men háth dár ke
abbe tanko na moor gár ke
tahrilá ghoomilá náchilá
mauj ke udhár pe
hamme baithende sapná ke dwár pe
jeetende sab kuchh hár ke
tor khátir
han tor khátir
dusar ke na baki
hamme hamár parchháheen ke bagle letáde
tim se ego khulal khirki ke hawá men letende
khoob khelende
barkhá ke madhim bauchhár ke ham se
tál ke báhar cháhe sur se door
hamme bajende jingi ke tár pe
jhoolende geet je dhár pe
tor khátir
han tor khátir
Raj Mohan
Uit: Bapauti/Erfenis, Uitgeverij In de Knipscheer (2008)
***
Geschenk
Ach, mijn liefste, welk van mijn geschenken zal ik je dit keer geven,
bij het aanbreken van de dag?
Een ochtendlied?
Maar zo lang duurt de ochtend niet –
de hitte van de zon doet hem verwelken als een bloem
en liedjes die vervelen, gaan voorbij.
Ach vriend, wanneer je in de schemer langskomt aan mijn poort,
wat is het dat je vraagt?
Wat is het dat ik je kan geven?
Een licht?
Een lamp uit één van de afgelegen hoeken van mijn stille huis?
Maar wil je die meenemen de drukke straat in?
Helaas,
de wind zal hem doen uitgaan.
Welke geschenken ik ook bij machte ben je te geven,
of het nou bloemen zijn
of parels voor om je hals,
hoe kunnen ze je behagen,
als ze na verloop van tijd zeker zullen vergaan,
barsten, hun aantrekking verliezen?
Alles wat mijn handen in de jouwe kunnen leggen
zal door je vingers glippen
en in vergetelheid vallen in het stof
om tot stof te worden.
Veel beter is het,
wanneer je in de lente vrijelijk ronddwaalt door mijn tuin,
en een onbekende verborgen bloem
je in plotselinge verbazing op doet schrikken
door haar geur;
laat dan dat plots opkomend moment mijn geschenk zijn.
Of, wanneer je een schaduwrijke laan aftuurt
en een neerkomend huiverend spatje van het ondergaand licht
van het rijkelijk bijeen vergaard zweem van de avond,
je plots stil doet staan
en je dagdromen omzet in goud;
laat dat licht een simpel geschenk zijn.
Het meest waardevolle is van korte duur;
het schittert slechts even, dan gaat het weg.
Het laat zich niet verklaren –
het laat ons pad trillen door haar melodie;
haar dans lost op bij het getinkel van een enkelband.
Ik weet niet hoe er grip op te hebben –
geen hand, geen woord heeft er vat op.
Vriend, alles wat je daar zelf van kunt bemachtigen,
zonder te vragen, zonder te weten,
laat dat van jou zijn.
Alles wat ik je kan geven heeft weinig betekenis,
of het nu een bloem is of een lied.
Rabindrenath Tagore, Dān uit Balākā, 1916
Video: Daan van Rabindranath Tagore
Uit: Rabindrenath Tagore – een drieluik
***
De liefde danst in een dronken bui
De liefde danst in een dronken bui
op de rimpels van mijn ziel
en jij snakt naar adem.
Het geluid van de schellen rond jouw enkel
dringt diep door in mijn geest;
ik kan het niet meer aan.
Voorzichtig oh danseres
beheers je,
demp dit verleidelijke gerinkel.
De angst overdondert mijn lichaam,
de vlammen zijn onbeheersbaar:
straks wordt de schellensymfonie nog mijn galg, oh lief.
Pyár nasá men náce hai
Pyár nasá men náce hai
hamár man par cahar ke
sáns lewe dam toke ná.
Ghunghru ke awáj
chanke hai nas nas men;
dabal hai, káte khun ná.
Husiyár raho, káncani debi.
Bas men rakh
apan awáj ke jará.
Dar badan men
bige áge:
ghunghru bane ná phási hamár.
Rabin S. Baldewsingh
Video: Pyár nasá men náce hai
Uit: Hindorama, Gedichten in het Sarnámi
***
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief.
De aarden oven getooid met gebladerde droogte.
De liefde opgeslokt door rook herkent jouw gedaante niet eens.
In deze gloed plaats ik mijn huwelijkstempel wachtend op jou.
Bedwelmd door de muziek die liefde verwelkomen mag, lijkt de herinnering een gebed en de droom een verlangen.
Gebukt ga ik onder jouw naakte liefde; vertwijfeld of ik mij nog schuil kan houden in de schaduw van jouw dromen waar voor mij geen zetel rest.
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief. Het geknetter van het vuur is de melodie van mijn verdriet. Mijn hoop, ga maar op in deze versierde oven. Het vuur is nu de bruidsstoel van mijn liefde.
Dil men pyár sulge hai, sáthi
Dil men pyár sulge hai, sáthi.
Darárá men sajáwal culhá men.
Dhuwán men sanáil pyár hamár
najar ná lage sakal tor kahán.
Ehi sulgal dil men sajá deli máro apan
torhi intejár men.
Dubal hai ham sahanái ke nasá men,
jahán yád hai mantar sapaná hai khwáhis.
Jhukal hai tor pyár ke bas men;
málum ná chupal rahi
tor sapaná ke ánre men
jahán hamare liye koi pirhá ná báki.
Dil men pyár sulge hai, sáthi.
Cailá ke rág hai ab dard ke kaháni.
Bhasam ho já tu i sajáwal culhá men, bharosá.
Agni hai doli pyár ke hamár.
Rabin S. Baldewsingh
Video: Dil men pyár sulge hai, sáthi
Uit: Hindorama, Gedichten in het Sarnámi
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
Ram Mandir als symbool van vrede – Kanta Adhin
Enkele dagen geleden werd in India de prestigieuze Ram Mandir in Ayodhya geïnaugureerd. Deze hindoetempel is gebouwd op de plek waar Ram zou zijn geboren (Ram Janma Bhúmi). Voor hindoegelovigen een zeer heilige plek, waar enkele eeuwen geleden tijdens de moslimoverheersing van India een moskee werd gebouwd, de Babri Masjid. Bij de inauguratie zei premier Modi dat de nieuwe tempel een symbool is van vrede, geduld, harmonie en vriendschap. De geschiedenis van deze nieuwe tempel is echter verre van vredig en harmonieus en het is de vraag of deze nu kan worden toegedekt met pracht en praal.
Er zijn verschillende uiteenzettingen over deze specifieke plek in Ayodhya en of de Babri moskee zou zijn gebouwd na (bewuste) vernietiging door de moslimheersers van een bestaande hindoetempel ter ere van Ram. Ruzies hierover tussen hindoes en moslims door de tijd heen culmineerden in 1992 in het afbreken van de moskee door fanatieke hindoes. Deze actie had hevige rellen tot gevolg, waarbij enkele duizenden doden vielen. In 2019 bepaalde het Indiase Hooggerechtshof dat de plek aan de hindoes toekwam om daar de Ram Mandir te bouwen. Aan de moslims moest een ander stuk land ter beschikking worden gesteld voor de bouw van een moskee.
De Ram Mandir is nog niet af, maar de plaatsing van het beeld van een jonge Ram (Ram Lalla) werd als een geschikt moment geacht om de tempel alvast in gebruik te nemen. Aan de duizenden verzamelde gelovigen zei premier Modi: “Onze Ram is in Ayodhya aangekomen na eeuwen van wachten, geduld en offers.” ”Ram Lalla zal niet meer in een tent verblijven. Ram Lalla zal nu in een schitterende tempel verblijven.”
Deze woorden brachten mij terug naar mijn eerste herinnering aan het verhaal van Ram, Ramayana. Als kind gingen mijn broer en ik met onze áji (oma van vaderszijde) – op instructie van onze vader – naar de film Ramayana die draaide in theater De Paarl in Paramaribo. Het was nog de tijd van de oude filmprojector. De film was al letterlijk stuk gedraaid, want de strook met het beeldmateriaal brak in het begin elke keer af, zodat we de eerste tien minuten van de film wel vier keer te zien kregen. De lol was er al bijna van af toen het verhaal eindelijk doorliep. Toen ontvouwde zich een aangrijpend en spannend verhaal dat het haperende begin helemaal deed vergeten. Thuis aangekomen begon mijn vader ons te overhoren. Mijn broer glipte weg, dus moest ik de proef alleen doorstaan. Wat had ik gezien, wat had ik geleerd? Ik had een heleboel gezien en het duizelde me nog.
In ieder geval had ik een hele sympathieke, dienstbare, dappere, opofferingsgezinde en rechtschapen Ram gezien. Iemand die zonder morren afstand doet van de troon en in ballingschap gaat, zodat zijn vader een ooit gedane belofte aan een van zijn echtgenoten (niet de moeder van Ram) kan nakomen. Deze echtgenote wil haar eigen zoon Bharat op de troon, maar die is trouw aan Ram en wil geen koning worden. Uiteindelijk doet hij het, maar in naam van Ram en totdat Ram na veertien jaar terugkeert. Tijdens zijn ballingschap leeft Ram heel sober. Hij komt in aanraking met volkeren van andere koninkrijken. Met zijn broer Lachmon en de sterke Hanuman helpt hij onrecht te bestrijden. Als zijn vrouw Sita wordt ontvoerd, gaat hij de strijd aan met de bijna onoverwinnelijke demonenkoning Ravan van Lanka (thans Sri Lanka). Nooit denkt hij eraan zelf te gaan heersen in de koninkrijken waar hij wint, maar laat die voor een rechtschapen familielid van de overwonnen heerser. Tja, wat had ik geleerd? Eigenlijk dat het verhaal van Ram een universeel verhaal is van liefde, trouw, opoffering, rechtvaardigheid en geen enge grenzen kent van ras, kleur, godsdienst, afkomst en dergelijke.
In zijn inauguratierede verwees premier Modi naar de controverse rond de bouw van de tempel. Hij was het oneens met critici die meenden dat de Ram Mandir aanleiding zou zijn tot een oplaaiend vuur in het land. “Ram is geen vuur maar energie, Ram is geen geschil maar oplossing, Ram is niet alleen van ons maar van iedereen en Ram is niet alleen het heden maar ook eeuwig,” aldus de premier. Dit is precies wat ik uit het levensverhaal van Ram heb geleerd en waar ik mij dus in kan vinden.
Waar ik mij niet in kan vinden is de suggestie dat Ram zo een schitterende tempel heeft gewild om naar Ayodhya terug te keren. Soberheid en opoffering behoren tot de eigenschappen van Ram. Hij wordt als godheid vereerd en het lijkt mij dan ook ongepast om aan hem typisch menselijke eigenschappen van uiterlijk vertoon toe te schrijven. Ram verblijft graag in een tent om zijn volk te dienen. De tempel is er dan ook niet voor Ram, maar voor de mensen die hem willen vereren. Zij moeten bijdragen aan vrede, harmonie en vriendschap in de Indiase samenleving en dat kan volgens mij alleen als Ram in hun hart verblijft.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Ram Mandir en berichtgeving in Nederlandse media – Mahesvari Autar
Nederlandse media kiezen bij de verslaggeving over de hindoetempel in de Indiase stad Ayodhya voor de framing hindoes-tegen-moslims.
Voor miljoenen hindoes was de feestelijke inauguratie van de hindoetempel Ram Mandir in de Indiase stad Ayodhya een ongekend groot festijn. Na ruim 500 jaar ontheemd te zijn geweest, heeft het beeld van de hindoegod Ram, in de gedaante van een jong kind, zijn geboorteplek weer teruggekregen. Dit vreugdevolle feit is niet alleen in India groots gevierd; de feestvreugde was ook in ons land sterk aanwezig. Nederlandse hindoetempels deden mee en openden op maandagochtend 22 januari vroeg hun deuren.
Ik volgde de historische viering op het YouTube-kanaal van de Indiase premier Narendra Modi, waar ik de grootsheid van alle festiviteiten op afstand meekreeg. In de namiddag stroomden mijn Facebook en Instagram vol met zingende en dansende mensen en het beeld van Ram, dat werd gedeeld door feestvierders uit alle windstreken. Ook op iconische plekken, zoals Times Square in New York, was de feestvreugde volop te zien. Ik deed hier ook aan mee!
Alle denkbare kunstdisciplines zijn ingezet als expressiemiddel om blijdschap met elkaar te delen. Dit stond in sterk contrast met de negatieve berichtgeving in de Nederlandse media. Het heeft ertoe geleid dat Nederlandse hindoes een petitie zijn gestart omdat ze zich zorgen maken over de gevolgen van de framing van hindoes en mogelijke onderlinge spanningen in ons land. De media kozen namelijk voor een wij-zij-sentiment: hindoes tegen moslims. Daarnaast werden feitelijke onjuistheden ruim verspreid en werden essentiële nieuwsfeiten klein weggezet.
In zekere zin is er sprake van geschiedvervalsing door historische feiten onder het tapijt te vegen of onvoldoende te belichten. Om een feit aan te stippen: de hindoes van nu hebben een eeuwenlange genocide en gedwongen bekeringen overleefd, waarvoor de Mughal-invasie (1500) en de Britse kolonisatie (1700) verantwoordelijk zijn. Het oude India was ooit een bakermat van een pluriforme samenleving waarin talrijke natuur- en polytheïstische stromingen naast elkaar leefden. Dit veranderde sterk door de komst van bovengenoemde overheersers. Eeuwenoude literatuur is doelbewust verbrand. Dit kan niet meer worden hersteld of gereproduceerd. Ook de gedwongen bekeringen en ontberingen kunnen niet ongedaan worden gemaakt. De pijn zit dus veel dieper dan enkel het vernietigen van heiligdommen van hindoes door de eeuwen heen. De bouw van de hindoetempel wordt ten onrechte bestempeld als controversieel, omdat journalisten de feiten niet volledig kennen of willen weergeven.
Het belangrijkste feit is dat het Indiase hooggerechtshof heeft beslist dat het gebied waar nu de mandir staat, rechtmatig toebehoort aan hindoes. De Babri moskee was gebouwd op een bestaande tempelconstructie die voor hindoes al een bedevaartsoord was, omdat Ram daar was geboren. Journalisten hebben te weinig stilgestaan bij de waarom-vraag. Waarom moest de geboorteplek van Ram in eerste instantie onder de grond verdwijnen? Waarom werden hindoeheiligdommen door de eeuwen heen stelselmatig afgebroken? Waarom bleven hindoes de afgebroken heiligdommen steeds weer opnieuw op dezelfde plek herbouwen? Waarom kozen hindoes ervoor om de strijd niet op te geven? Dit soort vragen helpen om de bredere context van deze gevoelige kwestie te begrijpen.
Hindoes hebben de juridische strijd gewonnen met een feitenrelaas gebaseerd op literaire en archeologische bronnen, waarmee ze onafhankelijke rechters hebben overtuigd van hun gelijk. Hier is meer informatie over beschikbaar. Er is sprake geweest van goed wetenschappelijk bronnenonderzoek. Ook dit is door de media nauwelijks aangestipt. In het grootste democratische land ter wereld heeft het recht gezegevierd, en dat is een goed teken. Koning Ram, die wordt gezien als een goddelijke manifestatie van Vishnu, keert na eeuwenlange ballingschap weer terug naar huis. Dit had dus het feitelijke nieuws moeten zijn en niet dat de Indiase premier Modi versneld een tempel laat openen een paar maanden voor de verkiezingen. Dit is te simplistisch gedacht en doet afbreuk aan het autonome denken van ruim 1,4 miljard Indiase burgers. Ze zijn niet allemaal hindoes.
Het bijwonen van een tempelopening is niet voldoende om voor de derde keer leider te worden van een groot, complex en pluriform land als India. Wat Modi eerder aan een overwinning zal helpen, is zijn politieke visie voor het land, wat journalisten gretig bestempelen als ‘hindoe-nationalistisch’. Als we in Nederland ook toegewijde politieke leiders hadden, zouden we nu niet te maken hebben met het toeslagen- en Groningen-schandaal of een woningtekort. De eigen-volk-eerst-mentaliteit (alle inwoners van India!) helpt Modi om aan de macht te blijven en niet dat hij elf dagen heeft gevast voor Ram. En dit zeg ik met alle respect.
De Ram mandir is als heiligdom na eeuwen weer in ere hersteld. De tempel staat symbool voor bevrijding en heling, het verbreken van koloniale ketens en het verwelkomen van een nieuw tijdperk. Dit geldt niet alleen voor hindoes, maar voor iedereen die waarde hecht aan het in stand houden van eeuwenoude beschavingen.
Mahesvari Autar is oprichter van Cultuurplatform DesiYUP
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis
Ram Mandir as a symbol of peace – Kanta Adhin
A few days ago, the prestigious Ram Mandir was inaugurated in Ayodhya, India. This Hindu temple is built on the spot where Ram is said to have been born (Ram Janma Bhúmi). For Hindus this is a very sacred site, where several centuries ago during India’s Muslim rule a mosque was built, the Babri Masjid. At the inauguration ceremony, Prime Minister Modi said the new temple is a symbol of peace, patience, harmony and amity. However, the history of this new temple is far from peaceful and harmonious and one can wonder whether this can now be covered up by pure splendour.
There are various accounts about this particular site in Ayodhya and whether the Babri mosque would have been built after (deliberate) destruction by Muslim rulers of an existing Hindu temple in Ram’s honour. Quarrels about this between Hindus and Muslims over time culminated in the demolition of the mosque by fanatical Hindus in 1992. This action resulted in violent riots that left several thousand dead. In 2019, India’s Supreme Court ruled that the site belonged to the Hindus to build the Ram Mandir there. Another piece of land was to be made available to the Muslims for the construction of a mosque.
The Ram Mandir is not yet completed, but the installation of the statue of a young Ram (Ram Lalla) was deemed an appropriate moment to inaugurate the temple ahead of time. Addressing the thousands of gathered believers, Prime Minister Modi said “Our Ram has arrived in Ayodhya after centuries of waiting, patience and sacrifices.” “Our Ram Lalla will no longer live in a tent. Our Ram Lalla will stay in a magnificent temple.”
These words brought me back to my first memory of the story of Ram, Ramayana. As a child, my brother and I went with our áji (paternal grandmother) – on our father’s instruction – to see the movie Ramayana that was playing at theatre De Paarl in Paramaribo, Suriname. It was still the time of the old film projector. The film had been shown so many times that the worn out strip with the footage broke off every time in the beginning. So we had to see the first ten minutes of the film four times. The fun was almost gone when the film finally moved on. Then a gripping and exciting story unfolded that made us forget the faltering beginning altogether. Back home, my father started to quiz us. My brother slipped away, so I had to go through the test alone. What had I seen, what had I learnt? I had seen a lot and I was boggled by all the images.
In any case, I had seen a very likeable, serviceable, brave, sacrificial and righteous Ram. One who renounces the throne without grumbling and goes into exile so that his father can fulfil a promise once made to one of his wives (not Ram’s mother). This wife wants her own son Bharat on the throne, but he is loyal to Ram and does not want to become king. Eventually he does, but in Ram’s name and until Ram returns after 14 years. During his exile, Ram leads a sober life. He comes into contact with peoples of other kingdoms. With his brother Lachmon and the strong Hanuman, he helps fight injustice. When his wife Sita is abducted, he battles the almost invincible demon king Ravan of Lanka (now Sri Lanka). Never thinking of ruling himself in the kingdoms where he wins, he leaves them for a righteous relative of the vanquished ruler. Well, what had I learnt? Actually that the story of Ram is a universal story of love, loyalty, sacrifice, justice and knows no narrow boundaries of race, colour, religion, origin and the like.
In his inauguration speech, Prime Minister Modi referred to the controversy surrounding the construction of the temple. He disagreed with critics who felt that the Ram Mandir would set off a fire in the country. “Ram is not fire but energy, Ram is not dispute but solution, Ram is not just ours but everyone’s and Ram is not just the present but eternal,” the prime minister said. This is exactly what I learnt from Ram’s life story, so I agree.
What I cannot agree with is the suggestion that Ram desired a magnificent temple to return to Ayodhya. Austerity and sacrifice are among Ram’s attributes. He is worshipped as a deity and it therefore seems inappropriate to attribute to him typically human traits of ostentation. Ram would happily stay in a tent to serve his people. Therefore, the temple is not there for Ram, but for the people who want to worship him. They should contribute to peace, harmony and friendship in Indian society and, in my opinion, this can only be done if Ram resides in their hearts.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Beknopte geschiedenis van Hindostanen – Chan Choenni
Inleiding
Na de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 in Suriname nam de behoefte toe aan nieuwe arbeidskrachten op de plantages. Er werd verondersteld dat de voormalige tot slaafgemaakten in mindere mate bereid zouden zijn, al was het tegen een loon, om op de Surinaamse plantages te blijven werken. In 1873 zou het zogeheten tienjarig Staatstoezicht verlopen en de vrijverklaarde slaafgemaakten waren daarna niet meer verplicht om op de plantages te werken. In 1870 sloot de Nederlandse regering daarom een zogeheten traktaat met de Britse regering – die toen de heerschappij had over India – om Hindostaanse contractarbeiders te werven voor Suriname. Hindostanen werden daarom toentertijd Brits(ch)–Indiërs genoemd, maar zij kozen ervoor om zichzelf aan te duiden als Hindostanen. Hindostan is een van de oude namen voor India. De Hindostanen zouden voor 5 jaar te werk worden gesteld met recht op gratis terugkeer daarna naar India. Op 5 juni 1873 ontscheepte de eerste lichting Hindostaanse contractarbeiders die arriveerden met het schip Lalla Rookh in Suriname. Na dit transport zijn er nog 63 scheepstransporten met verschillende schepen geweest. Er zijn in totaal ruim 34.000 Hindostaanse contractarbeiders in de periode 1873-1916 aangevoerd. De contractarbeiders moesten sterk zijn en gezond blijven om gedurende vijf jaar het zware werk uit te voeren. Daarom werd er streng geselecteerd in India. Bijna een derde van degenen die naar Suriname wilden emigreren werd naderhand toch afgekeurd. Er waren respectabele redenen om het eigen land te verlaten en in Suriname te gaan werken, zoals hongersnood, uitbraak van besmettelijke ziekten, onderdrukking en uitbuiting door zamindárs (grootgrondbezitters), discriminatie op grond van kaste en weduwschap, familieproblemen en uiteraard vaak grote armoede. Bovendien was het (dag)loon dat zij in Suriname zouden verdienen vele malen hoger dan in India: namelijk voor mannen 60 cent per dag en voor vouwen 40 cent. De reis naar Suriname en het verblijf was gratis. Er werd verondersteld dat men de helft van het loon kon sparen en na vijf jaar kon terugkeren naar india met het gespaarde bedrag.
Kenmerken
Bijna een derde van Hindostaanse contractarbeiders was vrouw. Van hen was een derde getrouwd en tweederde alleenstaand. De alleenstaande vrouwen waren vaak weduwen, vrouwen die vanwege familieproblemen waren weggelopen of verstoten. Ongeveer 10% van de emigranten was kind. Het grootste deel was man en de meerderheid van de mannen was alleenstaand. De meerderheid had een leeftijd tussen de 18 en 35 jaar. Ongeveer 17% was moslim en de rest was hindoe. De relatie tussen de hindoes en moslims was in Suriname gedurende de contracttijd (1873-1920) vrij harmonieus. Er waren onderlinge huwelijken. De Hindostaanse contractarbeiders behoorden tot de verschillende zogeheten kasten in India, hoewel men primair op zoek was naar landarbeiders. De leden van verschillende kasten hebben zich gaandeweg grotendeels vermengd in Suriname. Nadat de Hindostaanse contractarbeiders verschillende keuringen hadden ondergaan vertrokken zijn van de havenstad Calcutta (tegenwoordig Kolkata) naar Suriname.
Intensieve banden en zware omstandigheden
De lange zeereis was zwaar; de meeste transporten waren met zeilschepen en duurden ongeveer drie maanden. De overige transporten waren met stoomschepen en de overtocht duurde ruim een maand. Tijdens de zeereis werden de onderlinge banden intensiever en allerlei verschillen minder relevant. Hindostanen van één scheepstransport beschouwden elkaar als jaháji bhái en jaháji bahin (scheepsbroeder en scheepszuster). Deze jaháji band is in Suriname lange tijd intact gebleven; men zocht elkaar regelmatig op en hielp elkaar. Men was een soort familie geworden, omdat de meesten –als eenlingen– geen familie hadden in Suriname. Anderen werden ook tot familie gemaakt om elkaar te ondersteunen en bepaalde rituelen uit te voeren. Ondanks de zware reisomstandigheden is er gemiddeld genomen over de 64 transporten een relatief lage sterfte geweest, namelijk 2,1%. Op de zeilschepen lag het sterftecijfer hoger (2,6%) dan op de stoomschepen, die korter onderweg waren (1,2%). Bijna eendere keerde terug naar India. Als wij echter de in Suriname geboren kinderen aftrekken die zijn meegenomen en weer terug zijn gekomen naar Suriname dat is het ruim een kwart.
De meerderheid van de Hindostanen vestigde zich in Suriname, omdat zij een betere toekomst zagen in hun nieuwe vaderland. Daarnaast hebben ongeveer 3.000 Hindostanen uit andere delen van het Caribisch gebied zich gevestigd in Suriname tussen 1865 en 1920 onder meer omdat men land gratis kreeg of tegen heel lage kosten land kon huren. De meeste Hindostaanse contractarbeiders hebben ook zeer zuinig geleefd. In de beginperiode was bijna een vijfde van de Hindostaanse contractarbeiders in Suriname bezweken als gevolg van de zware arbeid. Door verbetering van de medische voorzieningen en huisvesting was het aantal doden als gevolg van zware arbeid daarna aanzienlijk teruggelopen. Omdat de Nederlandse regering en de plantage-eigenaren van te voren geld hadden geïnvesteerd in elke contractarbeider -gemiddeld 400 gulden- werd niet-nakoming van de verplichtingen uit het arbeidscontract zwaar bestraft. Tijdens de contractperiode zijn veel Hindostaanse contractarbeiders zwaar gestraft om werkweigering. Er was regelmatig onenigheid over (de uitvoering) van de werktaken en de betaling; vooral op de suikerplantages. Er zijn veertig kleine en grote opstanden uitgebroken over de arbeidsomstandigheden, waarvan enkele bloedig zijn beëindigd. Tijdens een grote opstand in 1902 op de grootste suikerplantage Mariënburg zijn 24 Hindostaanse opstandelingen door Nederlandse militairen doodgeschoten.
Integratie in Suriname
De Hindostanen werden na 1920 gaandeweg een onmisbaar deel van de Surinaamse samenleving. Langzamerhand werden zij vooral succesvol op sociaaleconomisch terrein. Zij waren als zogenoemde kleinlandbouwers producenten van vooral landbouwproducten. De grote meerderheid was tot na de Tweede Wereldoorlog nog steeds werkzaam in de zogeheten kleinlandbouw. Vrijwel allen hadden rijstvelden, pluimvee, teelden groenten en beschikten over fruitbomen op hun landerijen. Zij waren in grote mate zelfvoorzienend en konden hun (groot)familie voeden. Tegelijkertijd konden de vele kinderen meehelpen in de landbouw. Een deel van de oogst kon men verkopen en men kon sparen om zich op te bouwen. Zij behielden zoals gezegd deels de Indiase cultuur, maar ontwikkelden ook een eigen Sarnámi cultuur. Op cultureel terrein bleven zij relatief geïsoleerd van de brede samenleving; ook omdat de meerderheid gescheiden van de Creoolse bevolking woonde in de districten.
Er voltrok een enorme bevolkingsgroei onder de Hindostaanse bevolkingsgroep. Uit bovenstaande grafiek blijkt de enorme groei na 1930. In 1965 streefde de Hindostaanse bevolkingsgroep, met een omvang van 121.162 personen de Creoolse bevolkingsgroep voorbij, die toen 120.065 personen telde. En in 1970 was de Hindostaanse groep met 40% aandeel (142.049) van de totale bevolking (349.736) de grootste bevolkingsgroep in Suriname. Er werd voorspeld dat Hindostanen weleens de meerderheid van de Surinaamse bevolking zouden gaan uitmaken.
Economische vooruitgang
Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verhuisden veel Hindostaanse jongemannen naar Paramaribo om in het leger te dienen en andere urbane werkgelegenheid. Er heerste ook een relatieve welvaart in Paramaribo door de hoge inkomsten uit de bauxietindustrie. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog bleven velen in Paramaribo wonen en lieten hun familie overkomen. Door allerlei netwerken werd de urbanisatie van Hindostanen versterkt in de jaren vijftig en zestig. Veel Hindostanen verlieten de landbouw omdat zij in Paramaribo meer geld konden verdienen dan in de landbouw. Maar ook omdat bijna alle vervolgonderwijsvoorzieningen in Paramaribo waren gevestigd. Veel Hindostanen begonnen in te zien dat onderwijs een belangrijk vehikel was voor verdere vooruitgang in Suriname. Onderwijs aan Hindostaanse jongens werd aangemoedigd maar steeds meer ook aan Hindostaanse meisjes. De onderwijsprestaties van Hindostanen werden beter alsook de beheersing van de Nederlandse taal. Veel beroepen die werden uitgeoefend door Creolen, zoals timmerman, vervoerder en modistes werden overgenomen door Hindostanen. In de jaren vijftig en vooral in de jaren zestig waren Hindostanen in vrijwel alle beroepssectoren doorgedrongen. En mede door hun toegenomen aantal in de bevolking werden concurrenten van Creolen op de arbeidsmarkt. Daarnaast werden Hindostanen steeds meer zichtbaar in Paramaribo, terwijl hun bloeiende cultuur intact bleef.
Politieke polarisatie
De toename en urbanisatie van Hindostanen evenals hun opmars op sociaaleconomisch terrein leidde op politiek niveau na de Tweede Wereldoorlog tot 1969 echter niet tot etnische polarisatie. Dit had te maken met hun politieke integratie en in het bijzonder de verbroederingspolitiek die de Hindostaanse leider Jagernath Lachmon en de Afro-Surinaamse leider Johan Pengel hebben gevoerd. Zij waren het erover eens dat samenwerking tussen de belangrijkste bevolkingsgroepen nodig was voor een harmonieuze toekomst van Suriname. En tevens dat de verschillende bevolkingsgroepen hun eigen cultuur konden behouden. Bij de verkiezingen in 1969 won de Hindostaanse partijcombinatie 19 van de 39 parlementszetels. Dat was bijna de helft van het totaal, omdat het Hindostaanse bevolkingsaandeel enorm was toegenomen. Er werd – zoals gezegd – voorspeld dat de Hindostanen de meerderheid van de bevolking zouden gaan vormen. Dit is niet gebeurd, mede omdat een grote groep Hindostanen, onder wie vooral personen in de vruchtbare levensfase, naar Nederland emigreerden na 1973. Er ontstond een etnisch gepolariseerde sfeer in Suriname.
Emigratie naar Nederland
In 1973 ging de grote Creoolse partij onder leiding van Henck Arron, die Pengel had opgevolgd een verbond aan met een belangrijke Javaanse partij onder leiding van Salam Somohardjo en won de verkiezingen. Een regering werd gevormd zonder Hindostaanse vertegenwoordiging en Premier Arron verklaarde begin 1974 dat Suriname onafhankelijk zou worden en wel voor eind 1975. Dat riep een angstbeeld op bij veel Hindostanen die vreesden voor Creoolse overheersing en wanbestuur. Er brak als de ware paniek uit en een grote groep Hindostanen wachtte de onafhankelijkheid niet af. Zij vluchtten, vaak na verkoop van hun landerijen en huizen voor een appel en ei, naar Nederland. Zowel in het parlement als buiten het parlement was er grote tegenstand. Er dreigde zelfs een raciale burgeroorlog en er werden branden gesticht. Hoewel er op het laatste moment een brasa (omhelzing) tot stand kwam tussen Lachmon en Arron werd de onafhankelijkheid vooral als een ‘Creools gebeuren’ beschouwd. Na de onafhankelijkheid kwam Arron zijn aan Lachmon gedane beloften niet na. Zo weigerde Arron nieuwe verkiezingen te houden en een beleid te voeren om meer Hindostanen op te nemen in het leger. Veel Hindostanen hadden echter geen geloof in de toekomst van Suriname en emigreerden alsnog naar Nederland, voordat in 1980 de regeling voor vrije vestiging in Nederland zou ophouden te bestaan.
Opvang
De massale emigratie van Hindostanen naar Nederland die eind 1973 op gang kwam zwol tussen 1974-1975 aan. En ook tussen 1979-1980 was er een grote emigratie van Hindostanen. Tussen 1970 en 1980 emigreerden in totaal 120.000 Surinamers naar Nederland; de meerderheid bestond uit Hindostanen. Deze Hindostanen werden opgevangen door hun familie of kennissen en een deel door de Nederlandse overheid. Sommige Hindostanen zijn geëmigreerd met gespaard geld; zij werden als een soort verkenner naar Nederland gestuurd. Zij moesten huisvesting vinden, een bestaan opbouwen en daarna de andere familieleden over laten komen. De groep emigrerende Hindostanen bestond nauwelijks uit ouderen (60-plussers), maar vooral uit gezinnen en jongvolwassen. Dat verklaart ook de snelle groei daarna van de Hindostaanse bevolking in Nederland. De gezinsvorming onder de laatste groep vond in Nederland plaats. Niet alleen het aantal Hindostaanse kinderen geboren in Nederland (de tweede generatie) nam toe, maar later ook kinderen van deze in Nederland geboren Hindostanen: de derde generatie. Van meet af aan kozen veel Hindostanen ervoor om zich vooral in Den Haag te vestigen. Het was een ‘rustige stad’ en de koningin (de Maharáni) woonde er. Hindostanen zijn koningsgezind en omdat Creolen vaker in Amsterdam en Rotterdam terechtkwamen.
Vaak hielpen familieleden elkaar bij de opvang en vooral in de gemeente Den Haag begon zich een concentratie van Hindostanen te formeren als gevolg van deze kettingmigratie. Velen konden dan ook direct na aankomst in Nederland aan de slag en een redelijk bestaan opbouwen. Daardoor werd Den Haag de stad met de meeste Hindostanen. De Hindostaanse emigranten die ten tijde van de massale emigratie in Nederland arriveerden werden grotendeels opgevangen door de ondertussen ‘gevestigde’ Hindostaanse gemeenschap die als het ware een pioniersfunctie heeft vervuld. Familie, vrienden en kennissen zorgden voor de huisvesting en maakten hen wegwijs in de brede samenleving. Een deel van de emigranten werd opgevangen door de Nederlandse overheid gefaciliteerde opvang in pensions en opvangcentra verspreid over Nederland. De opvang in Nederland betrof niet alleen huisvesting maar ook opvang in culturele zin. Er was immers een culturele infrastructuur opgebouwd. Indiase films werden vertoond, tropische toko’s verkochten naast tropische voedingswaren ook langspeelplaten (lp’s) en cassettebanden met Indiase liederen. Er waren feesten en muziekoptredens en ook actieve Hindostaanse (voetbal)verenigingen. Naar schatting wonen er ruim 40.000 Hindostanen in Den Haag en vormen zijn een tiende van de Haagse bevolking.
Vooral tussen 1990–2000 toen de economie groeide ontstond mobiliteit binnen de Hindostaanse gemeenschap. Er was sprake van daling van de werkloosheid en grote mobiliteit op de arbeidsmarkt. Ook de woningnood werd min of meer opgelost en veel Hindostanen gingen ruimer wonen. Velen verhuisden naar zogeheten eengezinswoningen in sub-urbane gebieden en randgemeenten zoals Zoetermeer. Ook de onderwijsprestaties namen toe en opgerichte Hindoe- en Hindostaanse moslimscholen droegen daar ook hun steentje aan bij. In de eenentwintigste eeuw heeft de succesvolle integratie van Hindostanen op sociaal–economisch terrein zich doorgezet. Op basis van een indeling naar onderwijsniveau, namelijk primair, secundair en tertiair onderwijs (hoger beroeps- en universitair onderwijs) is het beeld van prestaties van de Hindostaanse groep in Nederland als volgt. Een analyse naar onderwijstypen van dezelfde leeftijdsgroepen bevestigt de reeds waargenomen trend dat verhoudingsgewijs jongere volwassen Hindostanen in 2008 vaker een hoger opleidingsniveau hebben bereikt dan Creolen. Twee op de vijf (39,7%) jongere volwassen Hindostanen tegenover een derde van de Creolen (32,9%) heeft een tertiair onderwijsniveau (in 2008). De participatie van Hindostanen aan het tertiair (hoger) onderwijs is even hoog als onder autochtone Nederlandse leeftijdsgenoten, namelijk 40%.
Demografische ontwikkelingen
Er hebben zich enkele belangrijke demografische ontwikkelingen voltrokken binnen de Hindostaanse gemeenschap in Nederland. Allereerst was sprake van een groeiversnelling door de immigratiegolven in de perioden 1973 – 1975 en 1979 – 1980. Het aandeel Hindostanen in deze immigratieperiode nam aanzienlijk toe en Hindostanen vormden de grootste groep onder de Surinaamse immigranten. In de eenentwintigste eeuw is de Hindostaanse groep met 45% aandeel de grootste bevolkingsgroep onder de Surinamers geworden in Nederland.
Ten tweede is sprake van gezinsverdunning; dat wil zeggen daling van het aantal kinderen per gezin. Aangenomen wordt dat het gemiddelde Surinaamse vruchtbaarheidscijfer ook voor de Hindostaanse vrouwen geldt, want het gemiddeld kindertal per Surinaams gezin was drastisch teruggelopen. De gezinsverdunning heeft tevens culturele gevolgen gehad voor het familieleven waarbij wederzijdse verplichtingen een belangrijke rol spelen. Ook de gemiddelde leeftijd waarop de Surinaamse vrouwen een kind krijgen is gestegen. In 1990 was de gemiddelde leeftijd 25,7 jaar.
Ten derde is sprake van een groei van het aantal eenoudergezinnen onder Hindostanen, onder meer veroorzaakt door echtscheidingen of paren die samenwonen en na een tijdje uit elkaar gaan. Er is onder Hindostanen sprake van bewust ongehuwde moeders (BOM- vrouwen).
Ten vierde is een andere trend onder Hindostanen dat een deel van de volwassenen niet meer (wettelijk) trouwt, maar gaat samenwonen. Soms huwt men wel op hindoe- of moslimwijze. Dat wil zeggen dat enkele huwelijksrituelen worden voltrokken en/of een huwelijksfeest wordt gegeven, maar dat er geen wettelijk huwelijk plaatsvindt; zij worden dus niet geregistreerd als gehuwden.
Ten vijfde is de opkomst van de tweede generatie een belangrijke demografische ontwikkeling. De Hindostanen die in Suriname zijn geboren vormden lange tijd de meerderheid van de Hindostaanse gemeenschap. Maar de laatste jaren zijn de Hindostanen die in Nederland zijn geboren, de tweede generatie en hun kinderen –de derde generatie– de meerderheid geworden.
Diasporagemeenschap
Hindostanen hadden gebruikgemaakt van de geboden kansen om vooruit te komen en tegelijkertijd hebben zij ondanks de geleidelijke afbouw van culturele voorzieningen een eigen culturele infrastructuur grotendeels behouden. De eigen culturele voorzieningen en religieuze voorzieningen waaronder mandirs en moskeeën werden steeds meer uit eigen middelen gefinancierd. Veel Hindostaanse organisaties werden ‘online’ organisaties. Op eigen kracht ontwikkelde de Hindostaanse groep zich verder en ook een eigen hulpverleningsnetwerk voor Hindostaanse ouderen (NEHOB) werd opgezet. Hindostaanse radiozenders worden goed beluisterd en twintig jaar lang (1994-2014) heeft de Organisatie Hindoe Media (OHM) Hindostaanse televisieprogramma’s uitgezonden. Het opleidingsniveau en de arbeidsparticipatie zijn toegenomen en blijven ondanks het gepolariseerde klimaat en afwijzing van het multiculturalisme relatief goed.
In Nederland voltrok zich een etnisering onder veel Hindostanen. Vooral onder de meerderheid van de tweede en derde generatie trad een versterking van de etnische identiteit op die verbonden is met het cultureel erfgoed van India, het land van hun voorouders. Zodoende ontwikkelde de Hindostaanse gemeenschap zich in de richting van een Indiase diasporagemeenschap. Een andere opmerkelijke ontwikkeling is dat zowel in Suriname als in Nederland de jongere generatie Hindostaanse vrouwen gemiddeld beschouwd hoger is opgeleid dan de Hindostaanse mannen. Er zijn daardoor knelpunten in de partnervorming onder Hindostanen. Want de norm is nauwelijks veranderd, namelijk dat de Hindostaanse mannelijke partner hoger of op zijn minst gelijkwaardig moet zijn opgeleid. Veel hoogopgeleide Hindostaanse vrouwen blijven bij gebrek aan een passende partner dan ook vrijgezel. Een klein deel kiest om die reden voor een autochtone partner in Nederland of een partner van gemengde afkomst in Suriname. Deze trend zal hoogstwaarschijnlijk toenemen.
Er is sprake ook van individualisme en men wil niet inschikken om een relatie aan te gaan, zoals dat meestal bij hun ouders wel het geval was. Vaak zijn de eisen hoog en veel Hindostaanse vrouwen kiezen voor hun carrière. Dat kunnen zij moeilijk combineren met een gezinsleven. Temeer daar velen menen dat veel Hindostaanse mannen de zorgplicht ten opzichte van hun kinderen neigen te verzaken waardoor zij overbelast zullen raken en waarschijnlijk hun carrière zullen moeten opgeven. In Nederland heeft ongeveer een vijfde van de tweede generatie al een autochtone partner en dit aandeel zal toenemen. Hindostanen kiezen liever niet voor lucratieve beroepen zoals in de media en sport, maar die zijn wel bepalend voor zichtbaarheid van een immigrantengroep. Ook het teren op de Indiase cultuur, met name Bollywood, leidt ertoe dat men minder gericht is op de mainstream en de brede amusementswereld. De opstelling van veel Hindostanen om zich niet sterk te profileren en zich vooral te richten op de eigen groep en de Indiase cultuur heeft een prijs: Hindostanen zijn minder zichtbaar ook in relatie tot hun aandeel in de Nederlandse en Surinaamse bevolking.
De Hindostaanse bevolkingsgroep groeide vrij snel in Nederland. De Hindostaanse bevolking in Nederland was in 2013 toegenomen tot 175.000 personen; de Hindostaanse bevolking van Suriname had een omvang van 148.000 personen in 2012. De Hindostaanse bevolking heeft zich dus binnen honderd jaar vertienvoudigd van ongeveer 30.000 in 1913 tot ruim 300.000 in 2013.
Literatuur
De Klerk, Cornelis J.M. (1953), De immigratie der Hindostanen in Suriname, Urbi et Orbi: Amsterdam.
Choenni Gharietje G. & Choenni, Chan.E.S. (2012), Sarnami Hindostani 1920-1960, Amsterdam: KIT Publishers.
Choenni, Chan E.S. (2014), Hindostaanse Surinamers in Nederland 1973-2013, Arnhem: LM Publishers.
Choenni, Chan E.S. (2020), Hindostaanse geschiedenis in kort bestek, Zoetermeer: Sampreshan
Choenni, Chan E.S. (2021), Hindostaanse contractarbeidsters, Zoetermeer: Sampreshan
Choenni, Chan E.S. (2021), Geschiedenis van Hindostanen 1873-2015. Zoetermeer: Sampreshan.
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis
Oud en nieuw – Kanta Adhin
“Al het oude is niet noodzakelijk goed, al het nieuwe is niet noodzakelijk slecht.” Dit is een uitspraak die wordt toegeschreven aan de Indiase dichter Kálidás die in het begin van de christelijke jaartelling zou hebben geleefd. In deze uitspraak ligt een aanmoediging om je open te stellen voor vernieuwing en niet krampachtig vast te houden aan oude gewoonten en tradities.
Het afgelopen jaar stond in het teken van 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname en de tweede migratie zo een 50 jaar geleden naar Nederland. Tijdens de vele activiteiten die hier werden georganiseerd kwamen onder meer kwesties aan de orde als integratie van Hindostanen in de Nederlandse samenleving en behoud van de Hindostaanse cultuur. Welnu, volgens mij biedt de uitspraak van Kálidás een heel nuttig handvat. Cultuurbehoud moet dan niet worden gezien in de zin van verstarring, maar in de zin van ontwikkeling. Cultuur ontwikkelt zich, maar belangrijke elementen blijven herkenbaar, zoals bepaalde tradities, taal, muziek, zang en dans. In Nederland worden hindoehuwelijken en andere ceremonies, zoals muran (scheren van het hoofdhaar van een baby/klein kind), nog veelal op traditionele wijze voltrokken. Daaromheen heeft zich in de loop der jaren een scene ontwikkeld van Bollywoodkleding en -dans die inmiddels ook tot de Hindostaanse cultuur wordt gerekend. Persoonlijk ben ik niet zo geporteerd van al dat Bollywoodgedoe, omdat het meer glitter en glamour is dan betekenisvolle cultuur.
Meer in het algemeen hebben Hindostanen een enorme feest- en danscultuur ontwikkeld, iets waar vroeger in Suriname bij Creolen met afkeuring naar werd gekeken. Inmiddels is deze leefstijl, alsook overmatig consumeren ingebed geraakt. En men showt dit ook graag, getuige beelden op sociale media van dans- en eetpartijen, (cruise)vakanties enzovoort. Het is eenieder gegund om plezier te hebben, maar aan de andere kant hoor je binnen de gemeenschap toch ook wel de klacht dat Hindostanen zo weinig betrokken zijn bij maatschappelijke issues. De klimaatdiscussie is bij uitstek een kwestie die de hedendaagse levensstijl betreft en die er volgens mij – naast allerlei technische hoogstandjes – op neerkomt dat we na decennia van overdreven consumptie weer terug moeten naar een soberdere levensstijl; dat het niet alleen maar draait om sociaaleconomische vooruitgang, maar dat ook liefde voor de (natuurlijke) omgeving van belang is. Wat mij betreft zou de uitspraak van Kálidás ook kunnen worden gelezen als: ‘Al het oude is niet noodzakelijk slecht, al het nieuwe is niet noodzakelijk goed’. Met andere woorden, we moeten ons niet blindstaren op het heden, maar ook met kennis van het verleden de toekomst vormgeven.
En dat is precies waar het 150ste gedenkjaar van de Hindostaanse immigratie goed voor is geweest. Er waren diverse activiteiten, waaronder lezingen, debatten, film- en theaterproducties, storytelling en tentoonstellingen. We, zowel ouderen als jongeren, zijn terug gedoken in de geschiedenis van onze voorouders die met enkele bezittingen, gebonden in een katoenen zak (gathari), vanuit India in Suriname arriveerden om er als contractarbeiders te werken. Het was een hard bestaan. Er was saamhorigheid en onderlinge steun. Een deel voelde zich misleid door de wervers die een gouden toekomst hadden beloofd. Maar velen maakten een bewuste keuze, onder wie vooral vrouwen die zich wilden ontworstelen aan een leven in India dat ze niet wilde leiden. Hun schaarse materiële bezittingen zaten in de gathari, maar wat de contractarbeiders vooral bij zich hadden was een spirit. Een spirit van durf, van ijver, van doorzetting, van weerbaarheid. Alles wat wij nu nog steeds nodig hebben om in hedendaagse samenlevingen keuzes te maken, onze plek te vinden en die verder uit bouwen in de komende jaren.
Ik wens iedereen een nieuw jaar toe gevuld met mooie en moedige momenten.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN
Geschiedenis van Afro-Surinamers 1863-1963 – Prof. dr. Chan E.S. Choenni
Chan E.S. Choenni | Sampreshan: Zoetermeer 2023 | ISBN 9789083199689 | hardcover | pp. 688 pag. | prijs €39,95 | verkrijgbaar in alle (online) boekhandels | Suriname: boekhandel Vaco
Afro-Surinamers zijn de vrijverklaarde slaafgemaakten en hun nakomelingen. In deze publicatie gaat Chan Choenni na hoe het Afro-Surinamers is vergaan na de afschaffing van de slavernij in 1863 tot en met 1963. Hij geeft een levendig beeld van deze periode op basis van uitgebreid historisch onderzoek naar hun integratie in Suriname. Het heeft honderd jaar geduurd alvorens Afro-Surinamers politiek volwaardige burgers werden in Suriname. Hij stelt vast dat de Afro-Surinaamse groep na de Tweede Wereldoorlog op politiek niveau succesvol is geïntegreerd. Dit was in mindere mate het geval op cultureel niveau waar men in 1963 nog niet volledig tot de mainstream was doorgedrongen. Op sociaaleconomisch terrein bleef de ontwikkeling achter. Er formeerde zich weliswaar een middenklasse, maar de meerderheid bleef behoren tot de lagere klasse en de onderklasse. Deze succesvolle politieke integratie en relatief succesvolle culturele integratie gepaard gaande met een minder succesvolle sociaaleconomische integratie typeert hij als Integratie Afro-Surinaamse stijl. De auteur betoogt dat deze integratiestijl gedurende de honderdjarige periode in grote mate het gevolg is geweest van de negatieve gevolgen van de wrede slavernij in Suriname. Hij analyseert en verklaart uitgebreid de doorwerking van de slavernij op de integratiestijl van Afro-Surinamers in de toenmalige Surinaamse samenleving.
… een monumentale studie.
Prof. dr. Humphrey E. Lamur
Prof. dr. Chandersen E.S. Choenni (Paramaribo, 1953) werd geboren in Suriname waar hij opgroeide in een Afro-Surinaamse buurt. Hij studeerde Politicologie en Wetenschapsfilosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde in 1995 in de Sociale wetenschappen. Hij kwalificeerde zich ook als sociaal onderzoeker en historicus. Van 2010 – 2016 was hij bijzonder hoogleraar Hindostaanse migratie op de Lalla Rookh Leerstoel aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Daarvoor was hij beleidsambtenaar Integratiebeleid op verschillende ministeries. Chan Choenni publiceerde vijf boeken en vele artikelen over de geschiedenis van Hindostanen alsook artikelen over de verschillende andere bevolkingsgroepen van Suriname. Tevens heeft hij gepubliceerd over etnische verhoudingen, racisme, integratiebeleid, burgerschap en is hij auteur van het boek De Vedische Dharma. Momenteel doet hij onderzoek naar de geschiedenis van Javanen.
Download INHOUDSOPGAVE
Bestel bij SAMPRESHAN.COM
- Published in BIBLIOTHEEK, Boeken, Suriname