De voormalige Minister van Suriname Stanley Raghoebarsingh heeft het levensverhaal van zijn familie te boek gesteld. Het is een kroniek geworden van een Hindostaanse familie. Het is dus geen roman, maar het betreft het verhaal van overleden en bestaande personen. Het boek bestrijkt een periode van meer dan 100 jaar en vier generaties. Tegen het decor van economische en politieke ontwikkelingen in Suriname worden de familierelaties en het dagelijks leven geportretteerd. Het boek centreert zich in het bijzonder rond zijn vader Nandoe die geboren is in een groot gezin in het district Saramacca op een plantage aan de rechteroever van de Saramaccarivier. Op eigen houtje vertrekt hij als jongeman in 1939 naar Paramaribo om kleermaker te worden. Dat was net voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Hoewel hij het moeilijk heeft gehad in Paramaribo heeft Nandoe geluk. In 1941 wordt de vraag naar legeruniformen groot en Nandoe kan als kundige kleermaker goed geld verdienen. Baas Nandoe wordt gaandeweg welvarend en koopt een erf en huis aan de Prinsenstraat in het centrum van Paramaribo. Nandoe is Hindoe en krijgt een relatie met Trees die in Paramaribo woont en Rooms Katholiek is. Het is bijzonder dat de vader en de moeder van Raghoebarsingh een liefdesrelatie opbouwen en pas daarna trouwen in een tijd – na de Tweede Wereldoorlog- toen bijna alle Hindostaanse huwelijken werden gearrangeerd. Raghoebarsingh analyseert ook de achtergrond van zijn vader en zijn moeder en hun stamboom vanaf het vertrek van de voorouders uit India.
Vermeldenswaard is dat Nandoe een laaggeschoolde jongeman is die heel sportief is –hij heeft meegedaan aan wielerwedstrijden met zijn racefiets in Paramaribo. Trees is een op emancipatie gerichte vrouw, van wie de ouders vroeg zijn overleden. Ondanks grote armoede, groeit ze op als een zelfstandige bewuste vrouw die hulponderwijzeres wordt. De ontluikende liefde tussen Nandoe en Trees wordt beschreven aan de hand van 56 brieven die zijn vader had bewaard. Nandoe en Trees correspondeerden intensief, toen zij als onderwijzeres van januari 1953 tot begin september 1954 in het ‘verre’ district Nickerie werkte.
Izzat
Terwijl de meeste Hindostaanse vrouwen die uit India kwamen vrij zelfstandig en assertief waren en vaak ook hun dochters, kregen de volgende generaties te maken met de opleving van izzat (de eerbaarheidscultus). Het geëmancipeerde gedrag onder Hindostaanse vrouwen werd teruggedraaid in de jaren dertig. Veel jonge Hindostaanse vrouwen hebben het tussen 1930-1960 dan ook zwaar gehad. Zo ook Trees die het echter lukte door haar ijver en doorzettingsvermogen om onderwijzers te worden. Ze behaalde haar zogeheten hulpakte samen met de bekende –in 2018 overleden- mevrouw Roshni Radhakishun-Ramlakhan, pionier van de Hindostaanse vrouwenemancipatie en directeur-eigenaar van radio Radika in Suriname. Als onderwijzeres vertrok Trees naar de stad Nieuw Nickerie en ging inwonen bij een Creoolse familie; destijds een zeer gewaagde stap voor een Hindostaanse jonge vrouw. Een deel van de brieven die Trees en Nandoe elkaar schreven is gepubliceerd in het boek en dat geeft een sfeerbeeld van de jaren vijftig in Suriname. In het kader van de Hindostaanse vrouwenemancipatie kies ik één brief als voorbeeld. In een brief van 14 augustus 1954 vertelt Nandoe aan Trees over de grote drukte tijdens een huwelijk op Leiding 10 A (kandal) in het toenmalige district Suriname. Hij trad daar als muzikant op en hij vertelde haar dat de drukte te maken had met het optreden van Hindostaanse danseres uit Brits-Guyana. Dit huwelijksfeest vond plaats bij mijn maternale grootouders thuis, de ‘rijke familie Narain’ later eigenaar van Theater Shanti. Mijn nicht Yvonne Binda trouwde met Maurits Manichand, later de eigenaar van het bekende Theater Jasodra in Paramaribo. Het interessante is dat ik drie andere feiten heb meegekregen over dit grote huwelijksfeest. Ten eerste dat de dulha (bruidegom) Manichand op een paard arriveerde en ten tweede dat de conservatieve dorpelingen (van kandal) veel commentaar hadden dat werd toegestaan dat een paturiya (danseres) had gedanst. En ten derde: dat mijn nichten die de vrijpostigheid hadden om te ‘peepen’ (stiekempjes hebben mee gekeken) naar het optreden van de paturiyaflinke klappen van hun nani hebben moeten incasseren. Terwijl mijn nani zelf een dominante, vrijgevochten vrouw was, onderdrukte ze dit verband met de eerdergenoemde izzat haar kleindochters.
Raghoebarsingh snijdt ook dit aspect aan en zijn moeder Trees heeft dan ook haar vrijheid en onafhankelijkheid moeten bevechten. Zo liet Trees haar haren knippen tot ontsteltenis van haar mannelijke familieleden. Er is een mooie foto van Trees uit 1954 in het boek en er zijn ook foto’s van haar op latere leeftijd. Zij is dan ook een pionier geweest met betrekking tot de emancipatie van de Hindostaanse vrouw. Trees was een prachtige, hardwerkende en stijlvolle vrouw die door een jaloers familielid ‘koningin Juliana’ werd genoemd, omdat Nandoe haar met respect behandelde. De politieke ontwikkelingen na de jaren vijftig, de traumatische onafhankelijkheid, de staatsgreep, de decembermoorden, de jaren van pinaren met benzine op de bon en schaarste aan levensmiddelen alsook het herstel van democratie, economie en rechtsstaat komen daarna aan bod. Trees heeft het geluk gehad dat zij een begripvolle, progressieve en hardwerkende echtgenoot heeft. Kortom: zij vormden na hun huwelijk een voorbeeldige Hindostaans gezin. Raghoebarsingh memoreert ook de typische plichten en deugden zoals hard werken, vooruitkomen, verantwoordelijk ouderschap, gastvrijheid en hulpvaardigheid tegenover anderen die in het ouderlijk milieu heerste. Helaas raakte baas Nandoe later aan de drank, hoogstwaarschijnlijk door de stress, hoge prestatiedruk en snelle veranderingen als gevolg van politieke ontwikkelingen. Maar gelukkig werd Nandoe niet zoals veel andere Hindostaanse mannen gewelddadig; hij heeft zijn vrouw en gezin niet mishandeld.
Lezenswaardig is hoe de politieke ontwikkelingen ingrijpen in het dagelijks leven van een Hindostaanse familie in Paramaribo die toentertijd als Hindostanen een minderheidspositie innamen. Ze hebben last gehad van intimidatie door Creolen, maar hebben het overleefd. Veel erger zijn de ingrijpende gevolgen van de politieke ontwikkelingen. Vooral voor de Surinamers i.c. Hindostanen uit Suriname die na 1980 naar Nederland migreerden is het zwaar geweest om een nieuw bestaan op te bouwen in Nederland, want zij hadden doorgaans geen Nederlandse nationaliteit meer. Aangrijpend is vooral de terugkeer uit Nederland van Raghoebarsingh -hij studeerde economie in Nederland- naar Suriname toen hij zijn zieke moeder Trees kwam bezoeken. Helaas: hij arriveerde te laat, want bij aankomst bleek zijn moeder al te zijn overleden! Trouwens: ditzelfde overkwam de Surinaamse volksheld Anton De Kom in 1933; zijn moeder was al overleden toen hij vanuit Nederland in Paramaribo aankwam.
Ik heb dit boek in twee avonden uitgelezen, omdat ik het spannend vond en wilde weten hoe het de familie Raghoebarsingh is vergaan. Ik beveel iedereen aan om dit boek te lezen. Het verhaal is vooral herkenbaar voor Hindostanen en ook andere Surinamers. De auteur heeft de naam Raghoebarsingh niet gebruikt maar gewoon Sing omdat hij -desgevraagd- meent dat autochtone Nederlanders zijn naam niet correct zouden kunnen uitspreken en dat dit alleen maar tot verwarring zou leiden. Hij richt zich namelijk ook op de markt van autochtone Nederlanders. Ik heb zo mijn twijfels of veel autochtone Nederlanders interesse hebben voor Suriname en in het bijzonder Hindostanen. Laten wij hopen van wel. Het is in elk geval moedig en knap van Raghoebarsingh dat hij zijn familiegeschiedenis heeft geëtaleerd en tegelijkertijd is het een grote verdienste in verband met de vastlegging van de Surinaamse i.c. Hindostaanse geschiedenis. Het boek met de mysterieuze titel heeft ook mooie foto’s en is uitgegeven door de uitgeverij Boom. Het kost slechts 20 euro en voor de prijs hoeft men het dus niet te laten liggen. Bovendien is het boek is ook nog zeer toegankelijk, spannend en vlot geschreven.