De Surinaamse schrijver Edgar Cairo (7 mei 1948-november 2000) ken ik hoofdzakelijk van zijn in 1976 gepubliceerde roman Kollektieve schuld (opgenomen in de Derde Spreker-serie van ontwikkelingsorganisatie Novib) en zijn wekelijkse columns in de Volkskrant tussen 1978 en 1981. Hoewel ik incidenteel nog wat van Cairo las verdween hij langzamerhand uit mijn literaire blikveld. Zijn recent heruitgegeven roman Kopzorg. Het verhaal van vader en zoon was voor mij in zekere zin niet alleen een grote literaire verrassing, maar ook een juweel wat betreft de Surinaamse literatuur. Ik heb zelden een roman gelezen waarin het Creoolse leven op de achtererven (het ‘negerschap’ en het ‘negerverdriet’ in de woorden van Cairo) zo treffend en beeldend wordt beschreven. De term ‘Neger’ was trouwens voor Cairo geen scheldwoord maar een geuzennaam, een woord dat voor hem de trots op het zwart-zijn uitschreeuwde.
Kopzorg is de vierde versie die voor het eerst als novelle onder de titel Temekoe door Bureau Volkslectuur in Suriname werd uitgegeven. In 1979 verscheen van Temekoe in Nederland in een langere versie een vertaling én herschrijving in het Surinaams-Nederlands dat kenmerkend was voor Cairo, ook wel het ‘Cairojaans’ genoemd dat wil zeggen een soort Nederlands dat sterk is gekleurd door het Surinaams-Nederlands en verrijkt met talrijke taalvondsten en nieuwvormingen die soms een letterlijke vertaling zijn uit het Sranan. In 1988 verscheen een nieuwe versie van Kopzorg maar nu helemaal omgezet naar het Nederlands met als nieuwe titel Kopzorg. Het verhaal van vader en zoon. Deze roman onderging dus drie taalverschuivingen, van Sranan naar het Surinaams-Nederlands en uiteindelijk naar het Nederlands.
Cairo werd geboren te Paramaribo. Zijn ouders waren Paranen (afkomstig van plantage Vierkinderen in het district Para). Na de middelbare school in Suriname vertrok hij in 1968 naar Nederland om in Amsterdam Nederlands en algemene literatuurwetenschap te studeren. Hij werd in Suriname en in Nederland bekend met zijn bovengenoemde roman Kollektieve schuld die handelt over winti-perikelen in een Creoolse familie. Cairo bouwde een omvangrijke oeuvre in verschillende genres (romans, toneelstukken, columns, poëzie), was ook de eerste zwarte schrijver die een column kreeg in de Volkskrant (1978-1981) en in het weekblad De Groene Amsterdammer (1981). Het waren typisch Cairojaanse columns. In Surinaamse kringen was er echter over het algemeen weinig appreciatie voor het ‘Cairojaans’ omdat het niet als Surinaams-Nederlands herkend werd.
Ondanks zijn ruim veertig publicaties meende Cairo dat hij niet de lof kreeg waar hij recht op dacht te hebben. Hij was in de jaren ’70 en ’80 wellicht zijn tijd te ver vooruit en naar alle waarschijnlijkheid was het literaire klimaat in Nederland nog niet rijp voor een schrijver met zijn eigen taal, zijn eigen woorden en zijn eigen vertelstructuren. Cairo’s boodschappen zouden vandaag de dag in Nederland in veel betere aarde vallen, aldus de recensent Rasit Elibol in De Groene Amsterdammer (9 september 2020).
In zijn laatste boeken eind jaren ’80 openbaarde zich een ernstige psychose. Hij dacht dat hij Jezus was. In 1988 liet hij een advertentie in de Volkskrant plaatsen met de tekst: ‘Wereldnieuws: Jezus terug op aarde. Edgar Cairo, Gods Zoon, spreekt alle talen met Jaweh’s stem en doet grote wonderen’, inclusief telefoonnummer en postbus voor wie een onderonsje wilde met Cairo als Jezus. Cairo raakte in vergetelheid.
Met de heruitgave van Kopzorg in 2024 is er sprake van een herontdekking en wellicht van een herwaardering van Edgar Cairo. Besprekingen van Kopzorg in de Nederlandse boekenrecensies waren lovend: ‘Het heeft als Doornroosje al die decennia liggen wachten op een nieuwe wereld waarin het eindelijk wakker gekust kon worden (Rob Schouten, Trouw, 18 juli 2024). Kopzorg wordt gerekend tot ‘de top van de naoorlogse Nederlandse literatuur’ (Stephan Sanders in De Groene Amsterdammer van 21 augustus 2024). In dezelfde bespreking kwalificeert Sanders Cairo’s roman als ‘Falek goed’ [gevaarlijk goed].
In Kopzorg, het verhaal van vader en zoon vertelt de ik-figuur over zijn vader Nelis in Para. Vader Nelis is al op vrij jonge leeftijd een wees en wordt in huis opgenomen door een kinderloze tante. Van een gelukkige jeugd is echter geen sprake. De tante vond de jonge Nelis een ‘satanskreng’, een ‘oerbosbroedsel’ die zij met haar harde hand trachtte te temmen. Na de zoveelste mishandeling besluit hij zijn geluk te beproeven in de grote stad Paramaribo. Het leven in de stad is zwaar voor hem en hij hopt van baantje naar baantje. We spreken over Paramaribo in de jaren dertig, veertig en vijftig. Nelis krijgt een relatie met een vrouw die al zeven kinderen heeft. Met deze vrouw krijgt hij een kind: dat is de ik-verteller. Nelis vereert zijn zoon, maar die liefde maakt later plaats voor een totale onverschilligheid en een algehele aversie tegenover de wereld en zijn eigen zoon die hij altijd op handen droeg en meer liefhad dan zijn stiefkinderen. Vader Nelis wordt op zijn oude dag een in zichzelf gekeerde man. De zoon probeert de vervreemding tussen hem en zijn vader te doorgronden: ‘Allemaal opgekropte haat! Tegen z’n negerafkomst en de Para, wat al niet! Nelis verkrampt, verkronkeld!’ (pagina 255).
De relatie tussen vader en zoon speelt zich af met het leven van Creolen uit de volksklasse op de achtererven als decor. Cairo beschrijft dat leven niet alleen op een humorvolle en indringende wijze, maar maakt ook duidelijk hoe het slavernijverleden op het leven van leden van de Creoolse volksklasse doorwerkt: onderdanig gedrag tegenover bazen, onderling wantrouwen, zelfhaat, fatalisme, gebrek aan zelfrespect en zelfvertrouwen. Kortom, in de woorden van Cairo het ‘negerverdriet’ in al zijn facetten. Dit maakt Kopzorg dan ook actueel tegen de achtergrond van de huidige discussies over doorwerking van het slavernijverleden in het heden.
Met zijn omvangrijke oeuvre behoort Edgar Cairo tot een van de belangrijkste chroniqueurs van het Creoolse volksleven en de cultuur. Als een van de weinigen slaagde hij erin om met zijn oeuvre het ‘negerschap’ en het ‘negerverdriet’ diepgaand en veelzijdig te analyseren. Kopzorg is een juweel en kan worden gerekend tot een van de klassiekers van de Surinaamse literatuur.
In de Van Lierlezing 2024 gehouden door Charl Landvreugd wordt ingegaan op Cairo’s novelle Temeku en generationeel trauma.
https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/tekst-van-lerlezing-2024-door-charl-landvreugd/
Edgar Cairo, Kopzorg. Het verhaal van vader en zoon. Amsterdam Cossee, 2024, 270 pp. € 22,99
Headerfoto Edgar Cairo: Nationaal Archief (Rob Bogaerts/Anefo)