148 jaar
Hindostaanse Immigratie

Baba en Mai en Algemeen Gemeenschapscentrum

Eric Kastelein

Baba en Mai. 120 jaar Hindostaanse immigratie

Eric Kastelein

Het zonlicht schit­tert op de alu­mi­nium gestal­ten van Baba en Mai. Zij staan symbool voor alle Brits-Indische man­nen en vrou­wen die als contractarbeiders in Suri­name zijn aange­ko­men en van wie de eerste 410 aan boord van het zeilschip Lalla Rookh op 5 juni 1873 voet aan wal hebben gezet. Benjamin Mitrasingh van de Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie en geestelijk vader van het monument, is blij met de onthulling op zaterdag 4 juni 1994. De locatie aan de Kleine Combéweg, langs de Van Sommelsdijcksekreek, is historisch. Het is de plek waar het Immigratiedepot (onder de bevolking beter bekend als het ‘koeliedepot’) stond. In dit gebouw werden de tienduizenden immigranten opgevangen en tijdelijk gehuisvest, in afwachting van het vervoer naar de plantages. Jaarlijks op 5 juni hangen nazaten van de immigranten feestelijke mala’s om de nekken van Baba en Mai.

Baba en Mai

Waar het mij goed gaat, is mijn vaderland

Het beeld van de Surinaamse kunstenaar Krishnapersad Khedoe (1940-2017) is van massief aluminium en weegt 2480 kilo. Bij het vervaardigen van het kleimodel wordt hij geassisteerd door de kunstenaar Patrick Tjon Jaw Cong en vier jonge studenten. De eerste pro­duc­tiepoging door medewerkers van Suralco te Paranam is geen succes. De beide beelden smelten onherkenbaar aan elkaar vast. De tweede keer zijn er geen noemenswaardige problemen en gaat alles goed. Maar de vastgestelde onthullingsdatum van 4 juni 1993 voor de herdenking van 120 jaar immigratie wordt niet gehaald en met een jaar verschoven. Op de plaquette staat de tekst waar het mij goed gaat, is mijn vaderland. Architect ir. H. Mitrasing ontwerpt de sokkel, die door aannemer Hassanmahomed kosteloos wordt gebouwd.

Onder het naambord Baba & Mai plein 5 juni 1873 hangt een vitrine met daarin een lijst met de namen van alle 64 schepen die de 34.304 contractarbeiders van India naar Suriname hebben vervoerd.

Borstbeeld Khedoe

Ontstaansgeschiedenis van het beeld
Krishnapersad Khedoe heeft al jaren eerder, samen met Anand Binda, aan een immigratiemonument gewerkt. De opdracht voor het vervaardigen van het kunstwerk kwam destijds van stichting Eekta. Helaas belandde de vrachtauto met het kleimodel in een sloot en het kunstwerk raakte onherstelbaar beschadigd.

In 1988 werd Stichting Parwasie opgericht, die voort­varend aan de slag ging met een nieuw verzoek voor een gedenkteken. Door onenigheid tussen de stichting en kunstenaar Erwin de Vries over de hoogte van het honorarium liep ook dit project op niets uit.

Nadat een idee voor een abstract monument is afgewezen, krijgt Krishnapersad Khedoe eindelijk de definitieve opdracht. Maar dan gaat het opnieuw mis. Mevrouw de weduwe L. Khedoe-Harman vertelt dat haar man begin 1993 een model van Baba in de auto had geladen om te vervoeren. Op nog geen vijftig meter van het huis viel het van de achterbank waardoor beide armen afbraken. Met maanden vertraging werden de nieuwe modellen bij Suralco afgeleverd.

Oorspronkelijke beeld Baba

Oorspronkelijke beeld Baba is bewaard gebleven
Het bovenstuk van Baba, met de afgebroken armen, heeft meer dan twintig jaar op het voorerf van het huis van de familie Khedoe gestaan, op een verroeste autovelg aan de rand van een trens en onder twee wilde bomen op de hoek van Leiding 8 en de Noordpolderdam in het district Wanica. Sinds de opening op 20 februari 2018 van het Beeldhouwer Krisnapersad Khedoe Museum staat het beeld op een heuphoge sokkel voor de ingang. Het museum geeft een indruk van zijn werk en van het leven van de Brits-Indische contractarbeiders. Is de familie thuis, dan is de ruimte te bezichtigen.

Op 21 juni 2018 plantten president Desi Bouterse en president Ram Nath Kovind van India een arjunaboom aan de voet van het standbeeld van Baba en Mai. De boom staat bekend om zijn geneeskrachtige eigen­schappen en symboliseert de goede relaties tussen beide landen.

***

Algemeen Gemeenschapscentrum. 100 jaar Hindostaanse immigratie, 5 juni 1973

Gebouw
ARCHITECTEN  ir. H. Jankipersadsingh en ir. H. Mitrasing van Bureau Arto, Suriname
AANNEMER  J.O. Johangier, Suriname
INGEBRUIKNAME  13 december 1980
LOCATIE  Lalla Rookhweg 54

Lalla Rookh George Ramjijwansingh

Prachtig geschenk, tomeloos verval en de restauratie  

De ingebruikname van een deel van het Algemeen Gemeenschapscentrum aan de Verlengde Tweede Rijweg (nu Lalla Rookhweg) op zaterdag 13 december 1980 verloopt sober. Om acht uur ’s avonds start een rondleiding door het complex, dat bestaat uit een toneelzaal, een bibliotheek, ruimtes voor vrije expressie en vergaderzalen. Op zondag is er éénmalig een dagmarkt die druk wordt bezocht door belang­stellenden. Maar het oorspronkelijke plan ging uit van een feestelijke opening op 5 juni 1973, tijdens de viering van honderd jaar Hindostaanse immigratie zeven jaar eerder. Wat is er gebeurd?

Geschenk aan de bevolking
De Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie (NSHI) – opgericht op 10 april 1972 – wordt geleid door voorzitter H. Nassy en werkt aan een plan voor de herdenking van honderd jaar Hindostaanse immigratie. Gouverneur Johan Ferrier aanvaardt het beschermheerschap, voor­zitter Jagernath Lachmon van de Staten van Suriname treedt aan als erevoorzitter.

NSHI gebouw. Beeld archief Stichting NSHI

Het dagelijkse bestuur van de stichting organiseert een feestweek van 2 juni tot en met 10 juni en besluit een gemeenschapscentrum aan de bevolking van Suriname te schenken. De overheid geeft voor de realisatie van dat plan een stuk grond van 3,2 ha aan de Verlengde Tweede Rijweg in erfpacht. De architecten ir. H. Jankipersadsingh en ir. H. Mitrasing van Bureau Arto gaan voortvarend aan de slag en maken een ontwerp. Hoewel ook het bedrijfsleven positief reageert, wordt al snel duidelijk dat 5 juni 1973 niet haalbaar is. Wel wordt in het programma een symbolische handeling opgenomen. Op uitnodiging van de stichting plant de heer Ramroep Ramcharan, één van de oudste in leven zijnde Brits-Indische immigranten, een boom op het braakliggende terrein. Goedkeurend gadegeslagen door premier Jules Sedney, Statenvoorzitter Jagernath Lachmon, gouverneur Johan Ferrier en de ministers Jnan Adhin en Frits Mitrasing.

Renovatie van Lalla Rookh Complex

Bouw sleept zich voort
Twee jaar later, op 5 juni 1975, bereikt het centrum een volgende fase. Op het kantoor van de heer drs. E.J. Jonkers, de vertegenwoordiger van Nederland voor Ontwikkelingshulp aan Suriname, wordt in het bijzijn van onder andere de nieuwe voorzitter dr. ir. H.S. Adhin van de NSHI en aannemer J.O. Johangier het bouwcontract getekend. Het centrum zal bestaan uit een complex met onder meer een theater, vergaderzalen, bibliotheek, een ontmoetingsruimte, een zwembad en sport­accom­modaties voor tennis, basketbal en volleybal. De stichting financiert zelf één miljoen gulden, Nederland draagt de benodigde overige drie miljoen gulden bij.

Eind 1977 zijn de twee vleugels bijna klaar en staat de toneeltoren van het theater in de steigers. Maar om onduidelijke redenen vallen de werkzaamheden meer dan zes maanden stil. Gelukkig gaat het na de hervatting van de bouw snel. Op donderdag 10 mei 1979 wordt het bereiken van het hoogste punt gevierd met het hijsen van de Surinaamse vlag en de vlag van bouwbedrijf Johangier. Toespraken zijn er van onder andere voorzitter H.S. Adhin, architect H. Jankipersadsingh en drs. W.A. Erath van de Nederlandse ambassade.

Het afbouwen van gemeenschapscentrum begint op vrijdag 29 juni als directeur drs. A. Brahim van Billiton Maatschappij Suriname aan de stichting een cheque van 25 duizend gulden overhandigt. Van de benodigde één miljoen is nu de helft binnen. Met fancy fairs, carribean nights en wervingsacties onder het bedrijfsleven wordt de rest van het geld binnengehaald. En dat resulteert anderhalf jaar later in de opening op 13 december 1980. Nog niet alles is klaar, maar de deuren staan open.

Verval Dak van de theaterzaal is verdwenen

Verval en het restauratieplan
Lang geniet de bevolking niet van het centrum. Na ruim tien jaar ligt het complex er troosteloos en verlaten bij. Als het dak van de theaterzaal inzakt en verdwijnt, krijgen onkruid en zwerfvuil de vrije hand.

De bouwcommissie van de NSHI stelt in 2002 een driefasenrestauratieplan op. De kern van hun filosofie is dat iedere stap vooraf gefinancierd moet zijn door fundraising en donaties en dat de vernieuwde ruimtes zelf voldoende geld generen – de selfreliancegedachte.

De eerste fase van de restauratie begint op 22 juni 2002 en neemt ongeveer twaalf maanden in beslag. De kosten bedragen 120 duizend euro en dat geld wordt grotendeels met acties onder de Surinaamse bevolking opgehaald. Het resterende bedrag komt van de Vereniging Surinen. Gebouw 1 wordt op 5 juni 2003 – de dag van 130 jaar Hindostaanse immigratie – feestelijk in gebruik genomen. De bestuursleden Rabin Lala, Faried Ketwaru en Soerin Goerdayal onthullen de nieuwe naam van het centrum: Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie. Lalla Rookhcomplex. Beeldend kunstenaar George Ramjiawansingh schenkt een artistieke versie van het zeilschip Lalla Rookh, dat op een schouderhoge sokkel voor de ingang een plaats heeft gevonden.

Lalla Rookh Complex, met Lalla Rookh Museum

Opening Lalla Rookh Museum
De renovatie van Ge­bouw 2 begint in 2006 en wordt in 2012 opge­leverd. Het geld voor het herstel komt uit eigen middelen, van donaties en van fund­raising.

Ruim vier jaar later, op zondag 5 juni 2016, openen waarnemend pre­si­dent Ashwin Adhin en de 98-jarige Rammanorath Kártárám in ditzelfde gebouw het nieuwe Lalla Rookh Museum. In het kleine museum – een bezoek meer dan waard – staat de Indiase diaspora in Suriname centraal. De derde en laatste fase is de renovatie van het theater. Een tijdrovend en duur project.

Foto’s: Eric Kastelein

Eric Kastelein, Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed. Volendam 2020: LM Publishers, ISBN 978940225031, hardcover, 328 pp, prijs € 24,50.

TOP