Anton de Kom: Gedeporteerd, doodgezwegen en gerehabiliteerd

Hans Ramsoedh

Een veel gehoorde klacht in Nederland van onder meer academici en politici is dat te weinig Nederlanders de eigen geschiedenis kennen. Deze klacht hangt voor een belangrijk deel samen met hedendaagse verschijnselen als globalisering, migratie, Europese eenwording en de ervaren ‘dreiging’ van de islam. Naast het gebrek aan kennis van de eigen geschiedenis wordt het gevoel van solidariteit en saamhorigheid op basis van gedeelde waarden (sociale cohesie), het besef van een gedeeld verleden en een gedeelde toekomst (goed burgerschap) en van het besef van een nationale identiteit steeds minder en wel (volgens sommigen) door de aanwezigheid van meer dan een miljoen migranten in de Nederlandse samenleving. Ook het geschied­enis­onderwijs wordt als oorzaak gezien voor de teloorgang van sociale cohesie en burgerschap in de Nederlandse samenleving. Het zou te weinig kennis bijbrengen en teveel aandacht hebben voor vaardigheden. Jongeren zouden geen weet meer hebben van historische gebeurtenissen en basale kennis ontberen van de Nederlandse geschiedenis.

Geschiedeniscanon

In opdracht van de Nederlandse regering werd voor het geschiedenisonderwijs in 2006 de geschiedeniscanon van Nederland samengesteld. Aan de hand van vijftig vensters werd bepaald welke zaken Nederlanders in elk geval zouden moeten weten van de geschiedenis en cultuur van Nederland. De vijftig vensters bevatten een serie belangrijke historische gebeurtenissen, personen, teksten, kunstwerken en voorwerpen uit de Nederlandse geschiedenis. Deze canon moest richting geven aan het geschiedenisonderwijs in het basisonderwijs en de eerste twee klassen van het voortgezet onderwijs. Vijf van de vijftig vensters hadden betrekking op de Nederlandse koloniale geschiedenis: De Verenigde Oostindische Compagnie (VOC), Slavernij, Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen vanaf 1945.

In juni 2020 werd de herziene canongeschiedenis gepresenteerd met opnieuw vijftig vensters, waarvan tien nieuwe. De bedoeling is dat er nu om de tien jaar een herijking zal plaatsvinden van de geschie­deniscanon. Achterliggende gedachte hierbij is dat de canon niet statisch is maar de maatschappelijke realiteit van dat moment moet weerspiegelen. De tien nieuwe vensters in de canon van 2020 hebben vooral te maken met de aandacht voor vrouwen, diversiteit en regionale spreiding. Daarnaast vond de minister van Onderwijs dat er meer aandacht moest komen voor de ‘schaduwkanten’ van de Nederlandse geschiedenis. De tijdgeest heeft dan ook een stempel gedrukt op de samenstelling van deze herziene canon. Al jaren strijden actiegroepen voor meer aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden in het onderwijs. In combinatie met de huidige brede aandacht voor racisme en discriminatie in de Nederlandse samenleving is het dan ook niet geheel verrassend dat de Surinaamse activist Anton de Kom een plek kreeg in de bijgestelde canon. Hij is hiermee de eerste Surinamer die een plek heeft gekregen in de Nederlandse geschiedeniscanon. In deze bijdrage ga ik in op de achtergrond van de persoon Anton de Kom, zijn gedachtegoed en de lange weg van zijn rehabilitatie.

Anton de Kom

Over Anton de Kom (1898-1945) is een lijvige en lezenswaardige biografie verschenen (zie verder lezen). Ik volsta dan ook met een korte schets. De Kom werd op 22 februari 1898 geboren in Para­maribo als oudste van zes kinderen van een goud­delver die nog als slaaf was geboren. Anton de Kom rondde de mulo af en behaalde het diploma boekhouden. In 1920 vertrok hij naar Nederland. Hij werkte in Nederland onder meer als vertegenwoordiger bij een koffie-, thee- en tabakshandel in Den Haag. Rond 1926 kwam De Kom in linkse kringen terecht. Zijn politieke denken kreeg een belangrijke impuls door zijn contacten met de nationalistische beweging van Indonesische studenten in Nederland. Veelal onder de naam Adek schreef hij artikelen voor verschillende linkse bladen. Hij stond ook in contact met leiders van de gepolitiseerde arbeidersbeweging in Suriname aan het begin van de jaren dertig.

Anton de Kom met zijn gezin

Eind 1932 vertrok De Kom naar Suriname met zijn vier kinderen tellende gezin. Zijn terugkeer wekte sensatie die voor een niet gering deel was toe te schrijven aan de strenge maatregelen die tegen hem genomen werden. Hij werd namelijk door Nederland en de koloniale autoriteiten in Suriname vanwege zijn linkse imago beschouwd als een potentieel gevaar voor de orde en rust in de kolonie. Bij zijn aankomst werd hij opgewacht door een grote politiemacht. De woning waarin hij vertoefde werd continu bewaakt en hij kon geen voet verzetten zonder dat enkele politieagenten hem volgden. Het werd hem verboden lezingen te houden. Hierop reageerde hij met het openen van een advies- en informatiebureau dat bezocht werd door veel personen uit de onderklasse van de Surinaamse samenleving. Velen van hen zagen in hem een Zwarte Messias. Vanwege de grote toeloop naar dit adviesbureau greep het Koloniaal Bestuur in. Op 31 januari 1933 werd De Kom gearresteerd wegens ‘poging tot misdrijf tegen de veiligheid van de staat’. Het bericht ging als een lopend vuurtje door de stad. Duizenden arbeiders uit de verschillende bevolkingsgroepen stroomden de stad binnen en eisten zijn vrijlating. Bij die acties begin februari vielen twee doden en 23 gewonden. Na ruim drie maanden in gevangenschap (10 mei 1933) werd De Kom zonder proces met zijn gezin naar Nederland gedeporteerd.

Door de grote werkloosheid en vanwege zijn radicale imago kon hij echter geen werk vinden in Nederland. Hij belandde in de steun. Intussen bleef hij schrijven. Behalve stukken voor de communistische pers schreef De Kom gedichten die postuum zouden worden uitgegeven. Eind 1939 werd Anton de Kom – tegen zijn zin – enkele maanden opgenomen in een psychiatrische kliniek. Hij was overspannen en door zijn echtgenote opgegeven voor gedwongen opname. Over zijn verblijf in de psychiatrische inrichting schreef de schrijfster Karin Amatmoekrim de roman De man van veel  (2013) waarin zij De Kom als romanpersonage opnieuw tot leven brengt en hem in zijn kwetsbaarheid laat zien. Tijdens de Duitse bezetting van Nederland was De Kom actief in het verzet.

Wij slaven van Suriname

In Nederland voltooide De Kom in 1934 zijn Wij slaven van Suriname. De Nederlandse Centrale Inlichtingen Dienst (CID) heeft nog geprobeerd de publicatie te voorkomen omdat de Nederlandse regering vreesde voor negatieve gevolgen in Suriname als het boek zou verschijnen. Dit boek is opgebouwd uit drie delen: het tijdperk der slavernij, het tijdperk der ‘vrijheid’ en De Koms weerzien met en afscheid van Suriname. Voor het tijdperk van de slavernij verrichtte De Kom geen origineel bronnenonderzoek. Hij baseerde zich hoofdzakelijk op een aantal bekende naslagwerken over Suriname en deels ook op verhalen van zijn grootmoeder die de slavernij nog had meegemaakt. In dit eerste deel trekt De Kom fel van leer tegen het koloniale geschiedenisonderwijs in Suriname dat in het teken stond van de heldendaden van Piet Hein, Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp. Het koloniaal onderwijssysteem bewees volgens De Kom zijn nut: er was volgens hem geen beter middel om het minderwaardigheidsgevoel bij een ‘ras’ aan te kweken dan dit geschiedenisonderwijs waarbij uitsluitend de zonen van een ander volk worden genoemd en geprezen. Het had lang geduurd voordat De Kom, zoals hij in dit deel beschrijft, zich geheel van de obsessie had bevrijd dat een ‘neger’ altijd en onvoorwaardelijk de mindere moest zijn van een blanke. In het tweede deel beschrijft De Kom de proletarisering van de voormalige slaven en de (ex-)contractarbeiders. De Kom was zijn tijd ver vooruit door ook oog te hebben voor Hindostanen en Javanen. Zijn hoogste ideaal was eenheid en samenwerking tussen de arme Creolen, Hindostanen en Javanen. Hij roept op tot proletarische eenheid. Hierover schrijft hij:

‘Misschien zal ik er in slagen iets van die ver­deeld­heid uit de weg te ruimen die de zwakte was dezer gekleurden, misschien zal het niet geheel onmogelijk zijn om negers en Hindostani, Javanen en Indianen te doen verstaan hoe slechts de solidariteit alle zonen van moeder Sranang kan verenigen in hun strijd voor een menswaardig leven’.

Zelfbewustzijn en zelfrespect

De betekenis van Wij slaven van Suriname ligt in een uitvoerige beschrijving van de Surinaamse geschiedenis gezien door de ogen van een revolutionair. Hij maakt duidelijk dat de slavernij, hoewel in 1863 officieel afgeschaft, vanwege de ellendige omstandigheden waaronder de lagere klassen leefden, tot het begin van de jaren dertig van de twintigste eeuw feitelijk nog voortduurde.  Wij slaven van Suriname is een mengeling van een historische studie, egodocument en politiek manifest. In zijn geschiedschrijving combineerde De Kom een weergave van historische feiten met persoonlijke waardeoordelen die neerkomen op een felle aanklacht tegen het koloniaal systeem van uitbuiting. Door het heden te koppelen aan het verleden stijgt het boek ver uit boven de beschrijving van de harde historische feiten zodat het tot op de dag van vandaag de lezer raakt. Michiel van Kempen (Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur; Deel 1, Breda. 2003, p. 600-604) spreekt in dit verband van een tweeledig historisch boek: het gaat over de geschiedenis én is zelf van bijzondere historische betekenis.

Daarnaast is het belang van Wij slaven van Suriname dat het vanwege zijn radicale breuk met de koloniale penvoering een cesuur markeert in de ge­schied­schrijving over Suriname. Het was namelijk de eerste keer dat de Surinaamse geschiedenis werd geschreven vanuit het antikoloniale, radicale gezichtspunt van de onderdrukten. Hiermee is dit boek een soort ‘contrageschiedenis’ van Suriname die de ellendige belevenissen van de slaven, hun afstammelingen en (ex)contractarbeiders centraal stelt. Met dit boek wilde De Kom de Surinamer zijn trots teruggeven. Zwart zelfbewustzijn, zelfrespect, orga­ni­satie en proletarische eenheid zijn kernbegrippen in dit boek. De Kom richtte zich niet alleen tegen de economische en politieke aspecten van het kolonialisme, maar vooral ook tegen de psychologische dimensie ervan:

‘Geen volk kan tot volle wasdom komen dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft.
Daarom wil dit boek trachten het zelfrespect der Surinamers op te wekken’.

In 1936 verscheen van Wij slaven van Suriname een Duitse vertaling Wir Sklaven von Surinam en in 1981 in Cuba een Spaanse Nosotros, esclavos de Surinam. Een Engelse vertaling was eind jaren tachtig in voorbereiding en is om onduidelijke reden nimmer verschenen. In het voorjaar van 2021 zal Wij slaven van Suriname opnieuw in het Duits worden uitgebracht. De vertaalrechten zijn verkocht aan de Duitse uitgeverij Transit Verlag. Met Wij slaven van Suriname staat Anton de Kom aan het begin van een traditie van aanklachten tegen slavernij en kolonialisme in het Caraïbisch gebied. Door de taal­kundige kloof bleef hij echter een tamelijk onbekende schrijver en activist.

Oproerkraaier

De koloniale geschiedenis zou De Kom na 1934 doodzwijgen of hem hooguit aanduiden als een ‘oproerkraaier’. Niet verwonderlijk is dan ook de voorzichtige manier waarop Surinaamse nationalisten  in de jaren vijftig en zestig zouden omgaan met de persoon De Kom en zijn gedachtegoed. Hoewel zijn boek in deze kringen ijverig werd bestudeerd, zou, onder invloed van de Koude Oorlog, in het openbaar nimmer gerefereerd worden aan de persoon van Anton de Kom en zijn denkbeelden. De Koms activiteiten werden namelijk geassocieerd met het communisme en in die hoek wensten de  nationalisten niet gezet te worden. Wij slaven van Suriname werd in deze periode op de middelbare school in Suriname bestempeld (niet alleen door Nederlandse, ook door Surinaamse docenten) als ‘verderfelijke lectuur van een gevaarlijke communist’, die men maar beter niet kon lezen. De Leidse hoogleraar Rudolf van Lier heeft in de naoorlogse periode een groot stempel gedrukt op de beeldvorming over Anton de Kom en Wij slaven van Suriname. In Samenleving in een grensgebied  (1e druk 1949), dat lange tijd gold als hét standaardwerk over Suriname, schreef Van Lier dat het enige belang van dit boek was om de ‘pathetische gesteldheid en rancune’ van Surinamers uit de lagere klassen te leren kennen (3e druk 1977, p. 279). Van Lier schreef dit in een tijd toen de neo-koloniale mindset ook bij Surinaamse wetenschappers dominant was.

Herontdekking

Het zou tot 1971 duren voordat een herdruk verscheen. Tussen de 1e en de 2e druk verschenen verschillende roofdrukken. Het waren linkse Surinaamse studenten in Nederland die eind jaren zestig in De Kom een Surinaamse Che Guevara of Frantz Fanon zagen en die Wij slaven van Suriname herontdekten als manifest en inspiratiebron voor hun ontluikende politieke bewustzijn. Deze herontdekking viel samen met de linkse tijdgeest onder studenten in Nederland en elders in West-Europa in de tweede helft van de jaren zestig die zich kenmerkte door studentenrevoltes, demonstraties tegen de oorlog in Vietnam en protesten tegen de neokoloniale uitbuiting van de Derde Wereld. Mede als gevolg van deze herontdekking door Surinaamse studenten vond Wij slaven van Suriname na 1971 brede ingang onder een Surinaams en Nederlands lezerspubliek. In februari 2020 verscheen inmiddels de 16e editie.

De invloed was het duidelijkst op de generatie van vlak vóór de onafhankelijkheid van Suriname. Een grove annexatie van De Kom en zijn gedachtegoed was door de coupplegers onder aanvoering van Desi Bouterse in 1980. De ‘erkenning’ voor De Kom in Suriname volgde in 1983, toen de militaire regering, na de December­moorden in 1982 en het daaropvolgende internationale isolement, een nationalistische – en kortstondig een socialistische – koers ging varen. De militaire regering gaf aan het proces van natievorming hoge prioriteit en beschouwde De Kom als een pionier en voorloper van een Surinaams nationalisme en socialisme. Hiermee werd De Kom voor het militaire regime een icoon van het ‘revolutionaire’ Suriname. De tragiek van deze ideologische inlijving was echter dat De Kom postuum diende als banier voor een militair regime dat zich kenmerkte door moordpartijen, repressie en drugshandel. In oktober 1983 werd de universiteit van Suriname omgedoopt tot de Anton de Kom Universiteit (in de volksmond afgekort met ADEK). Zijn beeltenis verschijnt ook op in die jaren gedrukte Surinaamse bankbiljetten. Voor zijn voormalige woning in Paramaribo  staat een plaquette. Het huis zelf verkeert al lange tijd in verwaarloosde staat. De straat waar zijn geboortehuis staat is naar hem vernoemd (voorheen Pontewerfstraat).

Zoals eerder aangegeven was De Kom tijdens de bezettingsjaren in Nederland actief in het verzet . Hij werd hij op 7 augustus 1944 door de Duitsers gearresteerd, vervolgens getransporteerd naar het concentratiekamp Neuengamme en ten slotte naar Sandbostel waar hij omstreeks 24 april 1945 overleed. Zijn stoffelijke resten werden in 1960 bijgezet op de erebegraafplaats te Loenen. In maart 1982 kreeg De Kom postuum van de Nederlandse regering het Verzetsherdenkingskruis. In april 2004 werd het plein bij het stadsdeelkantoor Amsterdam Zuidoost (Bijlmer) omgedoopt tot het Anton de Komplein. 61 jaar na zijn dood, op 24 april 2006, werd eveneens in Amsterdam Zuidoost een bronzen standbeeld van hem onthuld.

Standbeeld van Anton de Kom in Amsterdam Zuidoost

Er was al direct veel kritiek op dit beeld. Het toont hem namelijk met ontbloot bovenlijf (bijna naakt) terwijl De Kom een uiterst fijn gevoel voor mode bezat (vilten hoed, fraai pak en opgetrokken kraag). Voor de (Nederlandse) kunstenares symboliseerde de naaktheid van het standbeeld De Koms eerlijkheid en kwets­baarheid, terwijl tegenstanders daarentegen zijn naaktheid zagen als een vernedering die reminiscenties opriep aan de slaventijd. De kunstenares Hedy Tjin schilderde in september 2020 op een muur in Amsterdam Zuidoost niet ver van ‘Poortje’ een portret van De Kom, wellicht als reactie op diens naakte standbeeld. Sinds 2007 organiseren het Verzetsmuseum Amsterdam en het dagblad Trouw jaarlijks de Anton de Kom-lezing. De lezing vraagt aandacht voor de strijd tegen intolerantie en discriminatie en voor de geschiedenis van minderheidsgroepen en hun positie in de Nederlandse samenleving.

De Kom als inspiratiebron

De Koms gedachtegoed blijft nog steeds velen inspireren en vormt een belangrijk oriëntatiepunt in het zoeken naar een eigen Surinaamse identiteit. In oktober 2015 hield Ernst Hirsch Ballin, Nederlandse oud-minister van Justitie, de Anton de Kom-lezing (opgenomen in de bundel Tegen de stroom. Over mensen en ideeën die hoop geven in benarde tijden 2016). Daarbij zei hij over De Kom dat deze in de directe confrontatie met gewelddadig onrecht (het kolonialisme in Suriname en het nationaal-socialisme in Nederland) iets liet zien van echte universaliteit die verder reikt dan welke verschillen dan ook. De Koms opname in de geschiedeniscanon van Nederland kan worden beschouwd als een belangrijke erkenning van zijn strijd tegen kolonialisme, onder­drukking en onrecht in Suriname en in Nederland. Over het leven van Anton de Kom is inmiddels een speelfilm in voorbereiding door de Amsterdamse filmproducent Moving Dreams.

Verder lezen:

  • Themanummer OSO. 75 jaar Wij slaven van Suriname. De turbulente biografie van een boek. 2010, jrg. 29, nr. 1 (193 pp.). Digitaal te raadplegen dbnl.nl > Oso
  • R. Woortman & A. Boots, Anton de Kom. Biografie. Amsterdam 2009: uitgeverij Contact (546 pp.)
  • Karin Amatmoekrim, De man van veel. Amsterdam 2013: Prometheus
  • Anton de Kom, Wij slaven van Suriname, Amsterdam 2020: uitgeverij Atlas Contact (16e druk). Met een voorwoord van Tessa Leuwsha, Duco van Oostrum en Mitchell Esajas.

Foto’s: Wij slaven van Suriname (1), Stichting Anton de Kom (2) en auteur (4 en 5)

TOP