Column Kanta Adhin:

Zwaaien met titels

Onder Hindostanen zijn er veel goed- tot hoogopgeleiden. En er is niets mis als je er trots op bent dat je een academische titel hebt behaald. Je hebt er immers voor moeten werken. Storend is het wel als mensen hun titel te pas en te onpas gebruiken, ook in de privésfeer bijvoorbeeld bij het versturen van divali– of kerstwensen naar vrienden. Helemaal gortig wordt het als ze zichzelf op een feestje met titel en al aan anderen voorstellen. Waar zou deze drang uit voortkomen? Opschepperij (djafferij zoals dat in Suriname wordt gezegd) of het idee dat ze, nu eenmaal in het bezit van de (felbegeerde) titel, onaf zijn als ze die niet noemen? Voor hen is het dan wellicht teleurstellend te ontdekken dat zij volgens het hindoeïsme met alle mogelijke academische titels op zak nog niet ‘af’ zijn. Voor het verwerven van kennis op de weg naar menswording is echt meer nodig dan een titel.

Het komt vaak voor dat we door familie, vrienden of anderen uitgebreid worden geïnformeerd over wie waarin is afgestudeerd of gepromoveerd. Mooi, denk ik dan. Een goede opleiding is immers belangrijk voor het bereiken van een goede maatschappelijke positie en voor het onderhouden van een gezin of andere familie. En het is mooi als de verkregen kennis ook kan worden ingezet voor maatschappelijke doelen. Dat is namelijk inherent aan een hindoeïstische levenswijze. Deze onderscheidt altijd twee aspecten, namelijk die van de individuele ontplooiing als mens en de relatie van het individu tot medemens en maatschappij.

Zo is de hindoeïstische gedragscode vervat in de zogeheten yama’s en niyama’s, richtlijnen voor het bereiken van harmonie met de omringende omgeving en van innerlijke harmonie. De yama’s omvatten beginselen van zelfbeheersing, zoals geweldloosheid, mededogen, toegevendheid en eerlijkheid, voor een harmonische relatie met de buitenwereld. De niyama’s beogen het persoonlijke leven vredig te maken. Hiertoe behoren onder meer tevredenheid, gulheid, vroomheid, matigheid en intellectuele ontwikkeling.

Deze yama’s en niyama’s zijn de rode draad in de ontwikkeling van de mens in elk van de vier fasen die in het hindoeïsme worden onderscheiden.  De eerste fase is die van opvoeding en onderwijs (brahmachariya = leerling-, studentschap), de tweede heeft betrekking op de sociale verantwoordelijkheid (grihasth = huishouder), de derde is de fase van onhechtheid en vrijheid (vánprasth = terugtrekking uit het sociale leven om zich geleidelijk los te maken van materieel bezit en genot) en de slotfase is die van de spirituele mens (sanyás) die overal rust en vrede, licht en geluk verspreidt.

Kennisverwerving, met inbegrip van het doorlopen van een academische opleiding, is een integraal onderdeel van dit hele plaatje met als einddoel: zelfverwerkelijking. Kennis om er alleen zelf materieel beter van te worden, past hier niet in. Evenmin het zwaaien met een diploma om anderen te willen imponeren. Uit zulk gedrag zou kunnen worden afgeleid dat je slechts als een robot bezig bent geweest met het vergaren van (boeken)kennis zonder je persoonlijkheid en kijk op de omringende omgeving verder te ontwikkelen. Anderen die zulk gedrag met toegeeflijkheid laten passeren, verkeren wellicht in een hogere fase. En, je raadt het al, daar hebben ze geen academische titel voor nodig.

Meer over de menselijke ontwikkeling volgens het hindoeïsme is te lezen in ”Dharm-Karm – Inleidende Ethische Beschouwingen” van de heer Jnan Adhin (in 1978 verschenen in het tijdschrift Dharm-Prakash). De 4e druk is in 1996 uitgegeven door Communicatiebureau Sampreshan in samenwerking met de Wereld Hindu Federatie Nederland.

Lees meer over Yama’s en Niyama’s

TOP